de architectuur voorbij nummer 38 5e jaargang dec ’10/jan ’11 — € 13,75
Architectenweb Magazine Ruimtelijk verhaal Kossmann.dejong Geïntegreerd Zonnepanelen Interview Maxwan Stedelijke verdichting Cité Public Relations Website-ontwerp Gewoon De Hessenberg Economie Henk Ovink Integraal Smart Treefrog
KoraSun efficiëntie en vormgeving in één
Innovatie in duurzaamheid, de KoraSun zonnepanelen van Wienerberger. Speciaal op maat gemaakt voor de keramische dakpan. Het innovatieve polyurethaankader, de ultramoderne multikristallijne-zonnecellen in combinatie met het unieke magnetisch bevestingssysteem, maakt van KoraSun zonnepanelen het snelste en eenvoudigste installatiesysteem op de markt. De volledig geïntegreerde zonnepanelen hebben een mooie vormgeving waardoor ze niet alleen duurzaam, maar ook esthetisch verantwoord zijn. Wienerberger biedt met KoraSun een efficiënte oplossing voor elk dak.
www.goodvalues.nl
Wienerberger B.V. Postbus 144, 5300 AC Zaltbommel T 0418 - 59 71 11, www.wienerberger.nl
Leverbaar voor de dakpanmodellen Koramic Actua, Mega, Jura Nova en TdN44.
Architecturale zonwering
DucoSun is een permanent extern zonweringsysteem. Het laat een maximum aan zonlicht binnen en houdt de hitte buiten. Duco zonweringen zorgen voor privacy en handhaven het zicht naar buiten toe. Ze leveren een belangrijke esthetische bijdrage aan de gevel van een gebouw. In combinatie met Zomerventilatie (Nachtkoeling) zorgt DucoSun zonwering voor een aangenaam thermisch comfort om in te wonen en te werken. Zonder daarbij energie te verbruiken. De toepassing van externe zonwering kan leiden tot een daling van 30% op de koellast van een gebouw.
We inspire at www.duco.eu info@duco.eu - Bedrijvenlaan 2 - 8630 Veurne - Belgium - tel +32 58 33 00 66 - fax +32 58 33 00 67
EVERY BUILDING NEEDS DUCO
DucoSun /
Bunker 599 De Nieuwe Hollandse Waterlinie liep van Muiden tot Gorinchem. Als onderdeel van de verdedigingslinie zijn honderden betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Een van de nog overgebleven bunkers langs de A2 hebben Rietveld Landscape en Atelier de Lyon door midden laten zagen om zijn binnenste zichtbaar te maken. Het ontwerp stelt ook de monumentenzorg ter discussie.Welke andere monumenten zouden doorgezaagd kunnen worden? FotograďŹ e Rietveld Landscape | Atelier de Lyon
In dit nummer
6 — AWM 38
38
Colofon AWM Architectenweb Magazine #38 AWM verschijnt acht maal per jaar ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 394 1400 AJ Bussum tel 035 692 08 74 fax 035 692 26 78 info@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Jeroen van Oostveen jvo@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert Muis rm@architectenweb.nl Ronnie Weessies rw@architectenweb.nl Linda Zenger lz@architectenweb.nl Eindredactie Paul Poley Medewerkers aan dit nummer Lujzika Adema van Kooten, Toine Bullens, Roel Griffioen, Bas van der Horst, Mariana Idiarte, RobertJan de Kort, Jurjen Ophuis, Sjoerd Reitsma, Karin Roelofse en Leonie van der Velden Basisontwerp Solar Initiative, Amsterdam Vormgeving David Llamas Drukkerij Tesink, Zutphen Advertenties Martijn Postmus, Guido Mensink tel 035 69 20 874 sales@architectenweb.nl
Abonnementen Losse nummers € 13,75 Jaarabonnement (8 nummers) € 96,– Nabestellingen € 15,90 per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb.nl, minimaal vier weken voor de verschijningsdatum van het laatste nummer van uw abonnement. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand. Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook.
A
Architectuur
16-19 Korte berichten 20-25 Cité Tangram Architekten 26-27 Ornament 28-29 Onthaalpaviljoen Begraafplaats Blankenberge hansteerds architectuur 30-33 De Hessenberg biq stadsontwerp
PM
Product en Materiaal
© 2010 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V.
38-43 Korte berichten
Coverfoto Rob ‘t Hart
48-49 Branchevreemd
44-47 Kantoorinrichting
Cultuur en
CM Maatschappij 56-59 Korte berichten
7 — AWM 38
66—71 Maxwan Denken op de lange termijn
20—25 Cité Tangram Architekten
60-63 Binnenstedelijke openbare ruimte 64-65 Interview Kossmann.dejong
I
Interview
66-71 Maxwan
D
76-79 Smart Treefrog Splitterwerk
T
80-83 Integratie van PV-systemen
96-97 Korte berichten
EP
Economie en Praktijk
Korte berichten
Duurzaamheid
72-75 Korte berichten
86-87 Interview Henk Ovink 88-91 Website-ontwerp
Techniek
98-99 Balancing Barn MVRDV 100-103 Kantoortoren KfW Bankengruppe Sauerbruch Hutton 104-105 Centre Pompidou-Metz Shigeru Ban Architects 106-109 Sportpaviljoen Zestienhoven MoederscheimMoonen Architects
BOUWEN MET BETON 2010/11 Vraag nu gratis aan Bouwen met beton is een tijdschrift voor architectuur met inter nationale voorbeelden van eigentijds bouwen met beton. Met bijdragen van: Claus en Kaan Noa Architecten Boltshauser architekten Sluijmer en van Leeuwen StĂŠphane Beel Baier Bischofberger Alber to Campo Baeza Eduardo Souto de Moura
T. 073 640 12 31 E. info@cementenbeton.nl
maandag 7 februari maandag februari zaterdag 12 >> zaterdag 12 februari februari Jaarbeurs Utrecht Jaarbeurs Utrecht www.bouwbeurs.nl www.bouwbeurs.nl
Bouwen doen we samen > Compleet aanbod > Uitgebreid inhoudelijk programma > Greenbuild > Material Xperience > Bouw & ICT > Aandacht voor duurzaamheid, renovatie, energieprestatie & energielabel en meer Kijk voor meer informatie op www.bouwbeurs.nl
8 t/m 10 februari
7 t/m 11 februari
K WALITEIT ME T K AR A
KWALITEIT MET KARAKTER Sealwood is een FSC-gecertificeerde massief houten gevelbekleding met alle positieve eigenschappen die u van hout kent. Door de speciale behandeling van het hout krijgt u 15 jaar garantie op Sealwood. Daarnaast is Sealwood in alle mogelijke kleuren verkrijgbaar. Dat maakt uw keuze voor een gevelbekleding van Sealwood heel gemakkelijk.
Beka produceert Sealwood compleet in eigen beheer. Wij hebben 20 jaar ervaring op het gebied van hout en met name gevelbekleding. Hierdoor zijn wij in staat om zo’n innovatief product als Sealwood te ontwikkelen. Het product is dan ook op maat gemaakt voor het Nederlandse klimaat.
Beka Houtprodukten B.V.
0524 561541
www.bekahout.nl
BUILDING INSPIRATIONS ramen, deuren, vliesgevels en zonwering
Reynaers ontwikkelt aluminium raam-, deur- en vliesgevelsystemen in nauwe samenwerking met architecten, projectontwikkelaars en gevelbouwers. Een mooi voorbeeld hiervan is het Centrum voor Levenswetenschappen in Groningen van Rudy Uytenhaak Architectenbureau, Amsterdam. Reynaers ontwikkelde een speciale klikverbinding waardoor de ruim 1.200 aluminium gevelelementen eenvoudig van buitenaf te plaatsen waren in de composietgevel. Interesse voor een profilering op maat? Neem contact op met de architectenadviseurs van Reynaers. Kijk op www.reynaers.nl of bel 0492 - 56 10 20
YOUR CONNECTION WITH ARCHITECTURE
A new renaissance is taking form, the globalisation of architecture. Archello is embracing it, by connecting people with experience in the built environment. This open platform allows you to extend your network, learn from the stories of professionals and discover great projects, products and materials. Contribute your projects today and show the world your connection with architecture.
www.archello.com
CVJUFO
(SFBU ++
LVOTU 1SPKFDU %FTJHO -JHIUJOH #7
5
3JOHWFTUF %% )PVUFO
'
JOGP!QEMJHIUJOH DPN XXX QEMJHIUJOH DPN
FalcoMax; Ideaal als containeroverkapping, maar ook als carport of loopoverkapping. Flexibel, want de standaardelementen zijn eenvoudig te koppelen.
FalcoRoller; Als rolstoelen, rollators of kinderwagens droog moeten staan. Met optionele verkrijgbare buis voor veilig stallen. Diverse zijwand- en dakopties mogelijk.
FalcoGrand; Een grootse overkapping voor kleine voertuigen, scooters, motoren of als grote fietsen-overkapping. Ook als afsluitbare berging verkrijgbaar.
;[d ^[[b ]WccW WWd ce][b_`a^[Z[d W De FalcoGamma is een fietsoverkapping met een natuurlijke gratie. De centrale draagkolom en de uitgekiende boogoverkapping van polycarbonaat geven de FalcoGamma een open en transparant karakter, waardoor de overkapping in elke urbane omgeving past. Ook prettig: de sociale controle is maximaal. Verkrijgbaar als FalcoGamma Hi (inloop-hoogte 210 cm) en FALCOGAMMA
FalcoGamma Lo (inloophoogte 168 cm)
C;;H M;J;D5 LH77= >;J *&& F7=?D7ÊI :?AA; <7B9E =HEJ; 8K?J;D8E;A 77D$ 8;B &+*, ++ ** ** E< A?@A EF MMM$<7B9E$DB
Haal buiten naar binnen
htkoepels
ratie lic Vaculux SkyGLAsS dĂŠ nieuwe gene ++
ESIGN
TRENDSETTEND IN DAGLIGHTD
daglicht; in de winter taat uit een juiste hoeveelheid Een optimaal binnenklimaat bes e buitenhouden laten en in de zomer juist de warmt ten bui kou en en hal nen bin te zonnewarm hoogste punt van een staat. En natuurlijk, ventilatie op het ont aat klim nen bin l koe een at zod lass ruimte. Daarom Vaculux SkyG er daglichtadvies.
Kijk op www.skyglass.nl voor me
16 — AWM 38
A
Architectuur
AMSTERDAM
Nieuw leven voor tramremise De oude tramremise in Amsterdam West staat al vijftien jaar leeg. Bij de renovatie door denieuwegeneratie en Dok architecten wordt het gebouw, dat een overvloed aan ruimte biedt, met een divers programma nieuw leven ingeblazen. De tramremise in Amsterdam West stamt uit 1901. Als stalling en werkplaats voor trams heeft het gebouw een langwerpige plattegrond, hoge deuren en vooral heel veel ruimte. Bij de herontwikkeling van de tramremise hebben denieuwegeneratie en Dok architecten de openheid en de monumentaliteit van het gebouw zoveel mogelijk bewaard. De oude functie is hierdoor herkenbaar gebleven. Bij de renovatie worden twee nieuwe bouwvolumes toegevoegd, die volgens de architectenbureaus als infuus voor het monument fungeren. In de nieuwbouw komt het beddenhuis van het hotel. De nieuwe bouwdelen blazen de oudbouw ook letterlijk nieuw leven in, doordat ze energie opwekken voor de rest van het gebouw. In het ontwerp voor de herinrichting is in het bijzonder rekening gehouden met hoe licht, lucht en mensen het complex binnentreden. Het interieur kenmerkt zich door openheid. Door
middel van een openbare passage en drie groene hoven wordt de stad als het ware naar binnen getrokken, wordt de stad zelfs het dak opgetrokken: bovenop een van de nieuwe bouwvolumes wordt een schooltuin aangelegd. Voor de gerenoveerde tramremise heeft ontwikkelaar Lingotto een gemengd programma in gedachte. Zo zijn er langs de passage en de hoven een bibliotheek, een hotel, een grand café, een televisiestudio en kleinschalige buurtfuncties gepland. In de monumentale hallen komen werkplaatsen voor mode, interi-
eur, design en glas. Doordat de werkruimte is opgedeeld met kleine volumes kunnen meerdere gebruikers samen de grote hallen gebruiken zonder dat de monumentaliteit van het pand verloren gaat. Denieuwegeneratie en Dok architecten hebben een flexibele structuur ontworpen om toekomstige functiewisselingen gemakkelijk realiseerbaar te maken. Daarmee krijgt het gebouw niet alleen nu een tweede leven, maar is tevens de mogelijkheid ontstaan voor een derde, vierde of vijfde leven. (LAvK)
17 — AWM 38
TIEL
Samen In Tiel is een door OIII architecten ontworpen complex met seniorenwoningen gerealiseerd. In het halfronde gebouw, toepasselijk De Ronding geheten, zijn 34 appartementen ondergebracht. Senioren kunnen er samen en privé van de natuur genieten. Het ontwerp van de seniorenwoning moet voldoen aan ogenschijnlijk tegenstrijdige eisen: vanuit hun woningen moeten de bewoners de gemeenschap kunnen ervaren en daarin participeren, maar tegelijkertijd moeten de bewoners zich ook kunnen terugtrekken in hun
privédomein. Architecten Eric Paardekooper Overman van OIII architecten en Jeroen Spee hebben naar eigen zeggen met deze tweedeling rekening gehouden. Aan de binnenzijde van het halfronde complex in Tiel is een gemeenschappelijke galerij te vinden met privéterrassen. Aan de buitenzijde van het complex hebben bewoners een ‘open hoek’ gekregen die doet denken aan een serre. Zo kan elke bewoner zijn buren treffen op de galerij, maar zich ook terugtrekken in de privésfeer met uitzicht op het park. Elke woning heeft een rechthoekige plattegrond. Doordat de woningen ten opzichte van elkaar zijn verdraaid, is een kartelvorm ontstaan. Door deze verdraaiing heeft het terras aan de galerijzijde meer privacy gekregen en is de open hoek aan de andere zijde voorzien van een weidser uitzicht. De door de ver-
Thea van den Heuvel/DAPh
Thea van den Heuvel/DAPh
A
Architectuur Korte berichten
schuiving ontstane kartelvorm komt op een lager schaalniveau terug in de gevelbekleding met geprofileerde staalplaat. Horizontale betonnen banden, met het rode staal van de gevel en de verdiepingshoge puien ertussen, zorgen voor een continue lijn en daarmee voor rust en eenheid in het ontwerp. (LAvK)
18 — AWM 38
BOEK
Cemeteries of the Great War by Sir Edwin Lutyens 967, zoveel begraafplaatsen realiseerde Groot-Brittannië op het Europese vasteland voor Britse soldaten die in de Eerste Wereldoorlog sneuvelden. De begraafplaatsen werden ontworpen door een team van Britse architecten. Jeroen Geurst deed onderzoek naar de ontwerpen van een van die architecten: Sir Edwin Lutyens.De studie van Geurst bestaat uit twee delen. In het eerste deel gaat de auteur in op de ontstaansgeschiedenis van het Britse begraafplaatsprogramma. Interessant daarbij zijn de discussies tussen de architecten die bij het project worden betrokken. De discussies
GENK
Cultuurmijn In Genk heeft architectenbureau 51N4E een oud mijngebouw getransformeerd tot cultuurgebouw: C-Mine. Het oude gebouw is door het Brusselse bureau uitgebreid met twee nieuwe vleugels met een eigentijdse industriële architectuur.
Stijn Bollaert
Sinds 2005 wordt er in het Belgische Genk gewerkt aan de herbestemming van het grootschalige industriegebied in het
over de compositie, stijl en ontwerpelementen zijn bepalend voor de ‘grammatica’ van de uiteindelijk gerealiseerde begraafplaatsen. Geurst betoogt dat het Lutyens’ ideaal was om een begraafplaats vorm te geven als kerk, met bomen als kolommen en de hemel als koepel. Centraal in de compositie stond de War Stone, een massieve steen, en het Cross of Sacrifice, een hoog kruis. Elke begraafplaats werd individueel ontwerpen op basis van de locatie. De zorgvuldigheid waarmee de ontwerpen zijn gemaakt, noteert Geurst, is bijna een eeuw later nog steeds opvallend. Het tweede deel van het boek documenteert een selectie van de begraafplaatsen die Lutyens ontwierp. De kort typeringen van de verschillende begraafplaatsen maken dit deel van het boek bij uitstek geschikt om als gids te dienen voor wie de begraafplaatsen zelf willen bezoeken. Het boek zet daar toe aan. (MvR)
stadsdeel Winterslag. In de gebouwen, opgericht in de periode 1912-1925, wordt een divers cultureel programma ondergebracht. Daarbij is bewust gekozen voor een relatief lichte restauratie, waardoor de gebouwen zoveel mogelijk intact blijven ‘als uitzonderlijke getuigen van het mijnverleden’. In het ontwerp van C-Mine is 51N4E uitgegaan van de bestaande bebouwing. Deze bestaat uit een vijf meter hoge betonnen funderingssokkel met daarop een aantal machinezalen. Deze sokkel heeft het architectenbureau doorgetrokken in de nieuwbouw. Op de sokkel is een verhoogd maaiveld gecre-
Jeroen Geurst – 010 Publishers – 2010 – Hardcover – 472 pagina’s – 24x17 cm – ISBN 9879064507151 – € 39,50 – Engels
eerd, dat bestraat is in hetzelfde roodwitte tegelpatroon als in het interieur van de oudbouw te vinden is. Het oude mijngebouw wordt gekenmerkt door een T-vormige plattegrond. Hierin zijn een designcentrum, een restaurant en een zaal voor evenementen ondergebracht. De ‘oksels’ van de T-vorm zijn aan weerszijden opgevuld met nieuwbouw. Hierin zijn een theaterzaal, een kleinere kamermuziekzaal, meerdere expositieruimtes en facilitaire functies te vinden. De nieuwbouw neemt een ambigue houding aan tegenover de oudbouw. De roodbruine betonnen plint sluit aan bij de roodbruine bakstenen van het oude pand. De zilvergrijze stalen bekleding van de bovenbouw van de nieuwbouw verwijst met zijn geïntegreerde stalen rolluiken echter naar de hedendaagse industriële architectuur en zoekt echter het contrast op met de oudbouw. De lichte kleur en abstracte vorm van deze bouwdelen benadrukken dat nog eens. De C-Mine komt naast de nieuwe Media & Design Academie van VBMarchitects te staan (zie AWM 31). Het stadsbestuur van Genk zegt te hopen dat Winterslag door deze culturele impuls in plaats van steenkool voortaan creativiteit zal bovenhalen. (LAvK)
19 — AWM 38
Architectenbureau Sluijmer en Van Leeuwen
A
Architectuur Korte berichten
UTRECHT
Kubuseiland In Leidsche Rijn heeft het stedenbouwkundig bureau BFAS een wijk ontworpen waar enkel kubusvormige woningen gebouwd kunnen worden. Voor de bebouwing op het zogenaamde Kubuseiland gelden enkele regels om de kubusvorm te waarborgen. Een eiland met een eigen karakter, waar het vrijstaande woonhuis geherdefinieerd wordt en waar het stedenbouwkundige plan uitnodigt tot innovatieve architectonische oplossingen. Kubuseiland, eerder bekend als Eiland 8, is gelegen in Leidsche Rijn, Utrecht en bestaat straks uit enkel kubusvormige woningen. De 43 woningen op de vrije kavels mogen minimaal 9x9x9 meter en maximaal 10x10x10 meter groot worden. Verschillende eisen moeten ervoor zorgen dat de woningen herkenbaar zijn
als kubus en dat de buurt architectonisch een eenheid vormt. De woningen mogen uitsluitend platte daken hebben. Balkons, serres, erkers en andere vormen van uitbouw dienen binnen de bouwenveloppe te vallen. Er mogen ‘happen’ uit de kubus worden gehaald, zolang de woning haar vierkante vorm behoudt. Een andere vereiste betreft de parkeerruimte. Een parkeerplaats moet binnen de woning worden opgelost. Daarnaast dienen er twee onbebouwde parkeerplaatsen op het erf te worden gerealiseerd. Ook het materiaal- en kleurgebruik is aan banden gelegd: enkel natuurlijke materialen en aardetinten (wit, lichtgeel, grijs, bruin, antraciet of zwart) worden geaccepteerd. Ondanks de regels is een grote variatie aan kubuswoningen mogelijk, zo blijkt uit de schetsontwerpen die verschillende architecten maakten ter inspiratie van potentiële kavelkopers. Het gaat om architectenbureaus die de afgelopen jaren betrokken zijn geweest bij de Utrechtse wijk Terwijde, waaronder
GROUP A, VenhoevenCS en Architectenbureau Sluijmer en Van Leeuwen. Naast de eigen tuin rondom hun woning beschikken de bewoners van Kubuseiland over een gezamenlijke binnentuin. Ook daar is inspraak mogelijk: bewoners bepalen samen met de gemeente hoe de tuin wordt ingericht. Als verwelkoming op het groene eiland krijgen bewoners bij aankoop van een kavel een boom cadeau. (LAvK)
20 — AWM 38
Stedelijke verdichting De bewoners van Cité in Rotterdam betreden hun woongebouw via een groot atrium. Stedelijke verdichting gaat volgens Tangram Architekten niet alleen over bouwmassa – in dit geval zo’n vijfhonderd woningen en een gevarieerd programma in de plint – maar net zo goed over ruimtelijke kwaliteit. Tekstt Michiel van Raaij Fotografie Jan Paul Mioulet/DAPh
A
Architectuur Cité Tangram Architekten
21 — AWM 38
22 — AWM 38
Boven De sleuven in de gevel definiëren vlakken met minder reliëf Links Het gebouw is direct naast een metrobuis gebouwd Rechts Alle bewoners van Cité betreden het gebouw via het lichte atrium
A
Architectuur Cité Tangram Architekten
“Dit is verdichting zoals wij denken dat het moet”, zegt architect Bart Mispelblom Beyer van Tangram Architekten. Samen met zijn bureaupartner Charlotte ten Dijke ontwierp hij het Cité-complex aan de Laan op Zuid in Rotterdam. Eerder dit jaar verscheen Prachtig Compact NL , de studie naar verdichting die ze voor het college van Rijksbouwmeesters hadden verricht. In de studie pleiten de architecten voor een intensivering van de stad in combinatie met de recreatieve ontwikkeling van een groene ruimte in en om de stad. Wat voor de verdichting van de stad als geheel geldt, gaat volgens Ten Dijke ook op voor elk gebouw in die stad. Over het Cité zegt Ten Dijke: “Alleen doordat er grote watervlakken om de hoek liggen, zijn mensen bereid hier in te schikken.” Het Cité-complex is een schoolvoorbeeld van stedelijke verdichting. Met Cité zijn zo’n 500 studentenwoningen en short-stay appartementen gerealiseerd op een relatief kleine kavel op een centrumstedelijke locatie. Het gebouw staat praktisch boven op een metrobuis. “De metro beantwoordt meteen een deel van de mobiliteitsvraag”, lacht Mispelblom Beyer. Stedelijke verdichting gaat in de visie van Tangram hand in hand met duurzaamheid.
EEN ‘WANKEL’ GEBOUW Bij het ontwerp van Cité werkte Tangram binnen het masterplan voor het gebied van designed by Erick van Egeraat. In dit masterplan werd gevraagd om lagere bouwdelen aan de straat, met de torens iets teruggelegen. Het complex als geheel diende een ensemble te vormen en een open plint te hebben. Verder waren verspringingen in de bouwmassa gedefinieerd. Met de verspringingen moest de bebouwing er zo wankel mogelijk uit komen te zien. Het beeld dat Erick van Egeraat de architecten meegaf: een koffiekopje dat op de rand van zijn schoteltje balanceert. Vooral met de verspringingen waren de architecten content. Net als bij het ontwerp van Crystal Court (zie AWM 24) kon Tangram een gebouw maken dat naar boven toe groter wordt. “Door de kleine footprint blijft veel ruimte over voor het publieke domein”, zegt Ten Dijke. De verspringingen geleden de bouwmassa ook slim. “Ze introduceren een extra schaal tussen de schaal van het gebouw als geheel en de schaal van de woning of het individuele raam”, voegt Mispelblom Beyer eraan toe, “De verspringingen introduceren een tussenschaal, die het gebouw als geheel niet ontkent.” De gebouwenveloppe, of ‘casco’ zoals Tangram het noemt, was bedacht voor een kantoorgebouw en daar qua maatvoering ook op afgestemd. Toen het economische draagvlak voor kantoorruimte onvoldoende bleek, is de Rotterdamse woningcorporatie Stadswonen erin gesprongen met het plan op de
kavel 420 starterswoningen te realiseren. “Voor een dergelijk gebouw, waar bijvoorbeeld veel grondwerken nodig zijn, was het budget erg laag”, zegt Ten Dijke. Omdat de gebouwenveloppe vastlag, was het niet mogelijk te besparen door compacter te bouwen. De oplossing die Tangram uiteindelijk vond, was om het programma verder te intensiveren binnen de vastgelegde enveloppe. In de laagbouw zijn ‘de schouders’ gevuld. De torens zijn volledig ‘uitverkaveld’. Met de toegevoegde ruimte steeg het aantal woningen naar 500. De bruto vloeroppervlakte ging van 27.000 m2 omhoog naar 32.000 m2. Belangrijker vindt Mispelblom Beyer dat het ‘dikkere’ gebouw een betere bruto/netto-verhouding had: de ontsluiting van de woningen was efficiënter geworden. De winst die dit opleverde heeft Tangram, daarbij gesteund door de woningcorporatie, ingezet om een centraal atrium te maken.
TUSSEN BUITEN EN BINNEN Over het atrium in het midden van het gebouw raken de architecten niet uitgepraat. “Het is een plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten”, zegt Van Dijke. “Dat is hier extra relevant omdat het gaat om een complex waar veel alleenstaanden en mensen uit
— “De publieke ruimte hebben we naar binnen getrokken” het buitenland wonen.” Alle bewoners betreden het gebouw via het atrium. Dat betekent zo’n 4.000 loopbewegingen per dag, heeft Tangram berekend. “De Laan op Zuid is nu geen verblijfsplek”, verklaart Mispelblom Beyer. “De publieke ruimte hebben we daarom naar binnen getrokken.” Het atrium vormt in de ogen van Tangram een overgangsruimte tussen buiten en binnen. Ook letterlijk. In de plint van het gebouw zijn een paar flinke bedrijfsruimtes opgenomen. In het atrium wordt het programma in de plint doorgezet met kleinere ruimtes voor startende bedrijven. Volgens Tangram zoekt Stadswonen nog naar de balans in de toegankelijkheid van het atrium. De bedoeling is dat het overdag voor het publiek toegankelijk is, en ’s avonds niet. Vanuit een receptie houdt een conciërge toezicht op de ruimte. “Vanuit het atrium ontwikkelt het gebouw zich van werken naar wonen, en van de kleinere woningen in de laagbouw naar grotere woningen in de torens”,
23 — AWM 38
24 — AWM 38
legt Ten Dijke uit. In de zone tussen de torens en de ‘schouders’ zijn de grotere woningen, bedoeld voor stellen, zo ontworpen dat ze eenvoudig gesplitst kunnen worden in twee studio’s, en omgekeerd weer samengevoegd kunnen worden.
ZICHT OP DE STAD “Alle routes eindigen met een zicht op de stad”, zegt Ten Dijke. De gangen rond de liftkernen reiken via een diepe nis tot de gevel. “Zo voel je waar je bent”, vervolgt Ten Dijke. “Het is een ademend gebouw.” In de gevel vormen de ‘nissen’ smalle sleuven. De binnenzijde van de sleuven toont de kleur van de gangen. In de compositie van de gevel zijn de sleuven
— “Alle routes eindigen met een zicht op de stad” gebruikt om kleinere gevelvlakken te definiëren die in tint verschillen van de rest van de gevel. Ook dat werd gevraagd in het masterplan. “De sleuven hebben een tweede functie”, verklapt Mispelblom Beyer, “anders krijg je die budgettair niet voor elkaar.” Doordat de gangen aan de buitengevel grenzen kunnen ze natuurlijk geventileerd worden. Belangrijker is dat bij brand de gevel geopend kan worden, zodat de rook uit de gangen kan ontsnappen. Op die manier kon bespaard worden op de maat van het dubbele noodtrappenhuis. De vierkante meters die nodig waren voor de ‘nissen’ zijn simpelweg afgezet tegen de kosten van een groter trappenhuis. Dit bleek voordeliger.
EEN SLORDIG GEBREIDE TRUI Aan de Laan op Zuid staat Cité tussen twee kantoorgebouwen in. Omdat kantoorgebouwen een grotere verdiepingshoogte hebben dan woongebouwen, vreesde Tangram voor een schaalprobleem. In het masterplan van designed by Erick van Egeraat werd bovendien gevraagd om een gebouw met een abstracte huid. Doordat de woningen in het complex in grootte variëren, lag het al niet voor de hand de maat van de woningen in de gevel te laten zien. In antwoord op deze vragen bedacht Tangram een systeem waarin de gevelopening afwisselend lager en hoger zit. De lage gevelopening vormt daarbij een Frans balkon, de hoge gevelopening is gewoon een raam. “In hoogbouw wil je geen horizontale
ramen maken”, zegt Mispelblom Beyer, “want je wilt de straat en de lucht zien.” Door de verspringingen van de ramen is de verdiepingshoogte niet langer beeldbepalend. De gevel is nagenoeg schaalloos geworden. Over het systeem van gevelopeningen heen heeft Tangram een reliëf geprojecteerd dat afgeleid is van textiele patronen. “Het is een slordig gebreide trui”, zegt Ten Dijke. “Aan de levendigheid van de gevel kan iedereen zien dat het een woongebouw is.” Om de wat kille repetitie in de gevel wat te nuanceren en het gebouw persoonlijker te maken, heeft Tangram hier en daar ‘breifouten’ in de gevel opgenomen. Op bepaalde plekken, met name boven in de gevel, zijn kleine verspringingen te zien in het gevelsysteem. Dat de gevel bij de verspringingen in de bouwmassa plaatselijk minder ramen heeft, vindt zijn grond in de draagconstructie. Om kosten te besparen zijn de overstekken gerealiseerd zonder stalen hulpconstructie. Aan de betonnen tunnelconstructie is aan de zijkant simpelweg een extra drie meter brede ‘tunnel’ – een wang – toegevoegd. Onder in het overstekende bouwdeel zijn vervolgens alleen wat extra dwarswanden nodig.
DE BESTE KREUK De afwerking van de betonnen gevel is een verhaal apart. Van dichtbij is te zien dat het betonoppervlak kleine facetten heeft. Tangram heeft een avond bij de gevelproducent papier verfrommeld tot de beste kreuk gevonden was. Het resultaat is indrukwekkend. “Je associeert het niet met beton”, zegt Mispelblom Beyer. “Het is een berglandschap gezien vanuit de lucht.” Om de gevel meer diepte te geven, wilde Tangram de verdiept liggende vlakken benadrukken door ze een donkerder tint geven. Hiervoor zijn de vlakken on-site afgewerkt met betonbeits. Als afwerking voor beton wordt dit nog weinig toegepast. Door de verschillen in het beton bleek het een uitdaging overal dezelfde kleur te krijgen. De beits beschermt het beton ook tegen weersinvloeden. “Het is een soort zonnebrilletje voor het beton”, grapt Mispelblom Beyer.—
Opdrachtgever Stadswonen, Rotterdam Architect Tangram Architekten, Amsterdam Hoofdaannemer Ballast Nedam, Nieuwegein Realisatie November 2010
Architectuur Cité Tangram Architekten
A
25 — AWM 38
7
6
6
21e verdieping
5
2
5 6
5
6
2e verdieping
4
3 2 4
4 1
Begane grond
1 2 3 4 5 6 7
entreeportaal atrium portiersloge commerciële ruimte kantoorruimte woningen INHolland
26 — AWM 38
Het ornament is terug. De zeven hier getoonde voorbeelden laten zien dat het ornament grote delen van de gevel kan beslaan, maar daarbij wel vlak blijft en meestal niet figuratief is.
2 Bamboebos Het Django Building op de Zuidas bevat 108 woningen. Om het commerciële programma onderin het gebouw in de gevels een eigen uitdrukking te geven, is de drielaagse plint voorzien van glazen panelen met een print van een bamboebos. De toepassing van kleur geeft de print diepte. – Architect KCAP Architects & Planners
3 Zweepslag De hoogte van de bandramen van het hoofdkantoor van Esprit in Amstelveen varieert. De lange zweepslaglijnen in de gevelbekleding worden steeds op een andere plek afgesneden en benadrukken zo de vorm van de ramen. Het gevelpatroon bestaat deels uit noppen en deels uit perforaties. – Architect Bekkering | Adams Architecten
4 Trui In het cultuurcluster in Veenendaal wordt de restauratie van de Hollandia Wolfabriek gecombineerd met nieuwbouw. Architect Jos van Eldonk: “We hebben de gevel als
het ware gebreid in metselwerk. Met verschillende kleuren en reliëfs lijkt het wel een trui.” – Architect Soeters van Eldonk architecten
Paulien Borst
Huidcellen In staal kon de hoekige vorm van de noppen in de gevel van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informaticagebouw in Amsterdam niet gerealiseerd worden. Er is daarom voor polyester gekozen. Het patroon is een abstracte representatie van een huidcellen onder een microscoop. – Architect Meyer en Van Schooten Architecten
5 Raamdetaillering Bij de transformatie van dit pand in de Zeeheldenbuurt in Den Haag heeft ANA architecten de bestaande beplating vervangen door wit stucwerk. Het tekening die in het stucwerk is uitgesneden is afgeleid van de raamdetaillering van gebouwen uit de negentiende eeuw in de omgeving. – Architect ANA architecten
6 Stadsplattegrond Het kantoor van de Rabobank in Bergen op Zoom ligt aan de rand van de oude binnenstad. De glazen voor- en zijgevel van het gebouw is voorzien van prints van een oude, driedimensionale stadsplattegrond van de stad. Het gebouw houdt de oude stad een spiegel voor: dit is hoe je er vroeger uitzag. – Architect de BONT cs | architecten
7 Kunst De hoogbouwwijk Poptahof in Delft wordt veld voor veld vernieuwd. Bij de nieuwbouw van veld 7 zijn de woningen voorzien van abstracte keramische kunstwerken gemaakt door kunstenaar Christine Jetten, samen met architect Joris Molenaar. Doordat ze per woning verschillen, geven de kunstwerken de individuele woningen identiteit. – Architect Molenaar & Van Winden architecten
Raoul Suermondt
1
1
Jeroen Musch
Ornament
6
Maximilian Murra
Limit Fotografie
DigiDaan
A Architectuur Ornament 27 — AWM 38
2 3
4 5
7
28 — AWM 38
Filter In het Belgische Blankensberge heeft de Nederlandse architect Hans Teerds een entreepaviljoen ontworpen voor de gemeentelijke begraafplaats. Met een speelse interpretatie van het classicisme treedt de architect in dialoog met het monumentale bestaande landschap. Tekstt Michiel van Raaij Fotografie Filip Dujardin De houten kolommen staan zestig centimeter uit elkaar. Het is een afstand die Hans Teerds, zelfstandig architect en promovendus aan de TU Delft, bewust
zo heeft gekozen. De kolommen staan ver genoeg uit elkaar om er nog doorheen te kunnen stappen, maar staan ook dicht genoeg bij elkaar om een ruimte erachter te definiëren. “De colonnade is een filter”, zegt Teerds. Erachter wilde hij een plek maken voor contemplatie. Een rij houten krukken biedt de bezoekers een zitplaats. Het paviljoen dat Teerds in Blankensberge, België, heeft ontworpen is het resultaat van de deelname aan ‘de Meesterproef ’, een initiatief van de Nederlandse en Vlaamse (Rijks)bouwmeesters om net afgestudeerden aan hun eerste opdracht te helpen. De opdracht om een ontwerp te maken voor de hele begraafplaats van Blankensberge kreeg Hans Teerds in 2004 samen met landschapsarchitect Hannes van Meer. Het landschapsontwerp is nooit uitgevoerd. Het paviljoen dat toen is ontworpen, heeft Teerds doorontwikkeld en is onlangs opgeleverd. Het paviljoen markeert de entree tot de gemeentelijke begraafplaats. Het nagenoeg ontbreken van parken in de stad was voor Teerds aanleiding de begraafplaats,
een groene long, als stadspark op te vatten. “Van de begraafplaats wilden we een verblijfsplaats maken”, zegt Teerds. “Het paviljoen vormt een overgangsmoment tussen de drukke stad en de rustige begraafplaats.” De begraafplaats heeft een monumentale, symmetrische opzet. De
— “Het is klassieker geworden dan van tevoren bedacht” monumentale middenas van de begraafplaats sluit via een halfrond pleintje aan op de stad. Het entreepaviljoen ligt direct achter het pleintje, aan het begin van de as. Het paviljoen had gedurende het ontwerpproces op verzoek van de opdrachtgever lange tijd de vorm van een poort. Uiteindelijk is om budgettaire
A redenen toch gekozen voor twee afzonderlijke gebouwen. Teerds is blij met die verandering: “De ruimte tussen de twee gebouwen is spannender dan de ruimte onder een poort was geweest.” De twee vleugels van het paviljoen zijn bijna symmetrisch. De colonnade van het noordelijke gebouwdeel is naar achteren gelegd om ruimte te maken voor een boom. De teruggelegen colonnade is ook iets langer, zodat hij in het brede pad van de monumentale as steekt. Precies dit uiteinde van de colonnade vormt de voetgangersentree tot de begraafplaats. Nadat de bezoekers het hek van de begraafplaats zijn gepasseerd, dwingt de colonnade ze naar het midden van de monumentale as. Een kort moment van vertraging. De twee colonnades worden geflankeerd door dichte volumes. In de noordvleugel is de kantoorruimte van de beheerder ondergebracht. In de zuidvleugel zijn de toiletten gehuisvest. Om het dubbelpaviljoen binnen het monumentale landschapsontwerp van de begraafplaats een zekere massa mee te geven, heeft Teerds ervoor gekozen de noodzakelijke ramen en deuren in de gevel niet te benadrukken, maar te laten verdwijnen achter een uniforme gevel. Ondanks de kleine schaal van het paviljoen is de architect er zo in geslaagd een stevig architectonisch gebaar te maken. De zitruimtes achter de colonnades wilde Teerds een warme uitstraling geven. Ook wilde de architect dat het gebouw in de loop van de tijd onderdeel zou worden van het landschap. Om deze redenen heeft Teerds ervoor gekozen het paviljoen uit te voeren met een houten gevelbekleding. De dieprode kleur die het padoek kort na oplevering nog heeft, zal in een aantal jaren tot grijs vervagen. De horizontale lijnen van de afwisselend liggende en staande latten versterken het verband
Architectuur Onthaalpaviljoen Begraafplaats Blankenberge hansteerds architectuur
tussen de twee gebouwdelen. De sfeer van wat zich binnenin het paviljoen afspeelt, zoals het naar het toilet gaan, wilde Teerds nadrukkelijk scheiden van de contemplatieve sfeer buiten. Het interieur heeft de architect daarom een heel andere architectuur meegegeven. De wanden en plafonds zijn bekleed met OSB platen. Deze grove afwerking contrasteert met de porseleinen toiletten en wastafels, en de roestvrijstalen accessoires. Het paviljoen is geconstrueerd in houtskeletbouw. Uiteindelijk zijn veel keuzes in het ontwerpproces ook ingegeven door het beperkte budget dat voor de bouw van het paviljoen beschikbaar was. Met zijn colonnades en bijna symmetrische opzet vormt het door Teerds ontworpen paviljoen een zeer vrije interpretatie van het classicisme. “Het is klassieker geworden dan van te voren bedacht”, zegt Teerds. De luchtige materialisatie in hout ontkracht echter een mogelijke pretentie. De vingerwijzing
29 — AWM 38
naar het verleden moet geïnterpreteerd worden als een manier om het ontwerp in te passen in het monumentale landschap van de begraafplaats. Het nieuwe paviljoen staat hierdoor in het oude landschap onmiskenbaar op zijn plek.—
Opdrachtgever Gemeente Blankenberge, Blankenberge (B) Architect hansteerds architectuur, Amsterdam Team Hans Teerds, Hannes Van Meer Lokaal begeleidend architect Johan Louagie, Brugge (B) Aannemer Axis Bouw, Loppem (B) Ingenieursbureau Stedec, Roesselare (B) Veiligheidscoördinator Archiline, Brugge (B) Bouwkosten € 188.433,Realisatie Juli 2010
4
1
3 2
5
1 2 3 4 5
herentoilet damestoilet invalide toilet kantoorruimte kleedruimte
30 â&#x20AC;&#x201D; AWM 38
De buitenste beuken van de gevel van het hoogste woongebouw in het plangebied zijn gesloten gebleven. Hierdoor lijkt het gebouw slanker en hoger dan hij werkelijk is
A
Architectuur De Hessenberg biq stadsontwerp
31 — AWM 38
Zoals het is De Hessenberg In de binnenstad van Nijmegen heeft biq stadsontwerp vier woongebouwen ontworpen. In het gevelontwerp wil het bureau uitdrukking geven aan het achterliggende draagconstructieve grid. Door aan te sluiten bij de Nederlandse bouwcultuur heeft architect Hans van der Heijden het complex zo gewoon mogelijk willen houden. Tekstt Michiel van Raaij Fotografie Stefan Müller “We zijn bijna direct gevelfragmenten schaal 1:20 gaan maken”, zegt architect Hans van der Heijden van biq stadsontwerp. Het stedenbouwkundig plan van AWG voor de Hessenberg in Nijmegen voorzag in twee ondergrondse parkeergarages, wat een moduulmaat van 5,40 meter opleverde voor de bebouwing erbovenop. Van der Heijden: “Onze eerste zorg was die maat zo te verschalen dat die in de binnenstad van Nijmegen zou passen.” biq ontwikkelde een gevel waarin de onderliggende maatstructuur terugkomt in smalle, steensbrede penanten. De plaats van de verdiepingsvloeren wordt
weergegeven door een net zo smalle betonnen latei. Het feitelijke gevelvlak ligt iets terug van dit grid. De verdiepingshoge, dubbele ramen liggen nog iets dieper. Dit reliëf vindt Van der Heijden belangrijk, omdat de gebouwen in de smalle straten van de locatie meestal onder een hoek gezien worden. “Een penant van 5 centimeter maakt dan het verschil.”
— De penanten en lateien tonen de draagconstructie In zijn gevelontwerpen wil Van der Heijden tonen wat erachter zit, zonder daarbij exact te zijn. Een ‘eerlijke leugen’, noemt hij het zelf. Van der Heijden verklaart geïnspireerd te zijn door de ideeën over tektoniek van Hans Kollhoff.
verbinden de pleintjes. De woongebouwen zelf variëren in typologie en hoogte. Op aangeven van AWG vroeg opdrachtgever Heijmans biq vier gebouwen binnen het plan uit te werken. De andere gebouwen ontwierp AWG zelf. In de noordoostelijke hoek ontwierp biq een deel van een gesloten bouwblok. De woningen worden hier ontsloten via een galerij. Ten zuiden hiervan staat een duo woongebouwen, waarbij de appartementen rond een kern met liften en trappen liggen. De grootste van de twee heeft, inclusief penthouse, een hoogte van tien verdiepingen. In het noordwesten van het plangebied ontwierp biq ten slotte een vrijstaand appartementengebouw met portiekontsluiting. De vier gebouwen bevatten in totaal 85 woningen. Bij de gebouwen past biq drie verschillende raamformaten toe: smal, gemiddeld, breed. Zo kan het architectenbureau de openheid van de gevel afstemmen op de verschillende woningplattegronden en de specifieke situering van elk gebouw. Zo kan de gevel bijvoorbeeld bij een belemmering worden gesloten en voor een uitzicht worden geopend.
STEDENBOUWKUNDIG PLAN Voor de Hessenberg in de binnenstad van Nijmegen ontwierp AWG – het bureau van de Vlaamse architect bOb van Reeth – een stedenbouwkundig plan waarin alzijdige woongebouwen kleine pleinen omsluiten. Smalle straten en doorgangen
VARIATIE De lateien liggen in principe tussen de penanten in. Alleen onder in en boven in de gevel lopen de lateien door om de penanten van een begin en einde te
32 â&#x20AC;&#x201D; AWM 38
Boven Bij belemmeringen zijn de ramen smaller. Bij uitzicht, zoals hier, zijn de ramen breder Links Bij de aansluiting van de nieuwe buurt op de oude winkelstraat groeit de plint van de bebouwing uit tot een zelfstandig pand
A voorzien. Onder in de gevel is de latei groter gedimensioneerd en functioneert deze als begrenzing van de donkere, in moduulstenen uitgevoerde plint. Boven in de gevel ontstaat door de beëindiging van de penanten een subtiele kroonlijst. Op de hoeken laat biq de penanten weg om – met alleen de horizontale lijn van de lateien – het alzijdige karakter van de gebouwen te benadrukken. biq past het gevelsysteem consequent toe, zonder dogmatisch te worden. Wanneer daar reden toe is, varieert biq op het systeem. Om de hoogte van het woongebouw van tien verdiepingen te benadrukken lopen de penanten bij dat gebouw bij uitzondering door tot aan de dakrand. Tegelijkertijd zijn de buitenste beuken van de breedste gevels raamloos gelaten om het volume slanker te laten lijken en de verticale lijnen te benadrukken. Van der Heijden geeft toe dat de symmetrie van de gevel hier ook een verwijzing is naar het classicisme. In de noordoosthoek van de plangebied doet biq iets totaal anders. Het plan raakt hier aan een middeleeuwse straat – nu een belangrijke winkelstraat. Hier op de hoek stond een paviljoentje met een natuurstenen plakkaat van krant De Gelderlander. De abrupte afbrekingen van de woorden op het plakkaat leverden het paviljoentje de bijnaam ‘Stottergevel’ op. Op initiatief van biq is het paviljoentje bij het plangebied getrokken en is het vervangen door een bij de straat passend,
— “De architect moet de bouwpraktijk verinnerlijken” groter bouwvolume. Het karakteristieke plakkaat ontbreekt niet. De nieuwe ‘Stottergevel’ heeft biq ontworpen als een ‘uit de hand gelopen’ onderdeel van de plint. De vreemde positie van dit onderdeel binnen het totale plan bevalt Van der Heijden eigenlijk wel: “Heel dubbelzinnig.” In zijn ogen vormt de kleinschalige ‘Stottergevel’ een terloopse introductie tot de wat grootschaligere buurt erachter. “Op de plaats van de
Architectuur De Hessenberg biq stadsontwerp
33 — AWM 38
De vier door biq stadsontwerp ontworpen woongebouwen liggen verspreid over het plangebied
nieuwe buurt stond voorheen trouwens een klooster”, vertelt Van der Heijden. Er stonden hier altijd al wat grotere gebouwen.
TRADITIE Met het ontwerp voor De Hessenberg wilde Van der Heijden aansluiten bij de Nederlandse bouwcultuur. “De architect moet zich niet loswanen van de praktijk”, vindt Van der Heijden, “maar die bouwpraktijk verinnerlijken.” Alleen zo kan een architectuur ontstaan die bij deze tijd en plaats past, die een uitdrukking is van de Nederlandse cultuur. “Nederland stond ooit tussen de Angelsaksische en continentale wereld in”, denkt Van der Heijden. “Maar met de opmars van de Angelsaksische cultuur zijn de zware gebouwen, die Berlage en Oud nog maakten, vervangen door dromen van skeletten met lichte gevels, die een willekeurige vorm aannemen.” De Nederlandse bouwcultuur kent echter vooral zware materialen, stelt Van der Heijden. Een heroriëntatie op de eigen traditie vindt hij daarom op zijn plaats. “Innovatie interesseert me niet”, zegt Van der Heijden, “dat is weer zo’n Angelsaksisch woord.” Hij wil als architect ge-
woon goed werk afleveren. Werk dat door gebruik te maken van repetitie, symmetrie en tektoniek ‘stil’ is, niet opvalt. Het stedenbouwkundig plan van AWG liet volgens Van der Heijden geen ruimte voor monumenten. De Hessenberg is deel van het ‘fond’ zoals Willem Jan Neutelings de stedelijke achtergrond in zijn lezing op het Architectuur 2.0-congres drie jaar geleden noemde. De door biq ontworpen woongebouwen moeten bovenal gewoon zijn.—
Opdrachtgever Heijmans, Amersfoort Architect biq stadsontwerp, Rotterdam Team Theo van de Beek, Hans van der Heijden, Rogier Kant, Wiepkjen Kingma, Rick Wessels Stedebouwkundige, supervisor AWG, Antwerpen Landschapsarchitect MTD, Den Bosch Constructeur Goudstikker De Vries, Almere Installatietechnisch adviseur Visitech, Almkerk Aannemer Bouwcombinatie Heijmans Hendriks, Nijmegen Realisatie 2010
Voor wie altijd op de hoogte wil zijn, is architectenweb.nl het juiste adres Dagelijks houden wij duizenden architecten op de hoogte van het laatste nieuws uit binnen- en buitenland, recent opgeleverde projecten en de nieuwste producten en materialen. Niet voor niets is architectenweb.nl met 15.000 nieuwsitems, 6.000 projecten, 6.500 producten en 1.600 materialen de grootste architectuursite van Nederland. Dus wie niets wil missen, brengt dagelijks een bezoekje aan:
architectenweb.nl
All-in duur zaam en veelzijdig
Complete vrijheid in ontwerp Plastica Massief NT biedt alles om te werken in vrijheid ĂŠn zekerheid in ontwerp en uitvoering. De gevelplaten zijn bijzonder duurzaam en hebben een schitterende uitstraling. Plastica Massief NT is all-in. Inclusief technische ondersteuning, garanties, bevestigingsmiddelen en mogelijkheden voor maatwerk.
www.plastica.nl Hal 1, standnr. C084
Plastica Plaat B.V. | Waalwijk | Tel. +31(0)416 67 24 00 | www.plastica.nl
HOUT
KUNSTSTOF
METAAL
STEEN
38 — AWM 38
PM
Product en Materiaal
PLAATMATERIAAL
Translucent Swissfiber plaatmateriaal is vervaardigd uit een composiet van glasvezel en polyesterhars. De grote afmetingen en de translucentie bieden ruime ontwerpmogelijkheden. De platen zijn geschikt voor uiteenlopende toepassingen, zoals gevelbekleding, zwevende plafonds, wand- en deurpanelen, scheidingswanden en bekleding van lamparmaturen. Naast de platen heeft Swissfiber ook een loopdekdeel ontwikkeld, geschikt voor bijvoorbeeld voetgangers- en fietsbruggen. Het materiaal is lichtgewicht, heeft een hoge slipvastheid en vergt weinig onderhoud, aldus de producent. www.sterqbv.com
VERLICHTING
Slank licht De Horizon is een nieuwe bureaulamp met de eerste toepassing van de Thin Wave ledtechnologie, aldus producent Humanscale. De technologie is gebaseerd op een aantal leds met hoge lichtintensiteit die zijn geplaatst rond een diffusor van meerdere lagen polycarbonaat en optische film. De Horizon creëert een breed gelijkmatig vlak van warm licht boven het werkblad. Door de toepassing van leds hebben de ontwerpers, Peter Stathis en Michael McCoy, de vormgeving slank kunnen houden. Een ultradunne kap en een stevige basis zijn verbonden via een smalle staaf; kogelgewrichten helpen bij de intuïtieve instelling. www.humanscale.co.uk
PM
Product en Materiaal Korte berichten
39 — AWM 38
MATERIA.NL
Ferricon Het pigment Ferricon heeft een uitgesproken kleurverloop van grijs tot zwart metallic. Dat biedt mogelijkheden om bijzondere effectcoatings te maken, die niet eerder met een enkel pigment mogelijk waren. Ferricon kan worden gebruikt om zeer sterke metallic- en schaduweffecten te bereiken. Door de magnetische eigenschappen van het pigment kan met permanente of elektromagneten de oriëntatie van de pigmenten worden beïnvloed. Daarmee zijn opvallende dieptewerkingen en 3Deffecten te realiseren. www.eckart.net
MATERIA.NL
Grastapijt VLOERBEDEKKING
Plantaardig gekleurd De ontwerper en kunstenaar Claudy Jongstra bepleit het werken met respect voor planten en dieren, maar ook de aandacht voor ambachten als spinnen en kaarden. Op die wijze maakt zij zelf haar textiele werken.
Ze werkt voornamelijk met wol, zijde en andere natuurlijke vezels, die ze kleurt met plantaardige kleurstoffen. Forbo en Studio Claudy Jongstra zijn samen een onderzoekstraject gestart om bij het kleuren van Marmoleum – een 100% natuurlijk product – plantaardige pigmenten te gebruiken. Het eerste resultaat is de collectie Marmoleum Oxyd, waarbij kleurstoffen op basis van oxide pigmenten het uitgangspunt zijn. De vier kleuren zijn aards en toch verfijnd, met een suggestie van patina. www.forbo-flooring.nl
Grass is een met de hand getuft tapijt, ontworpen door Paola Lenti. De textuur van het vloerkleed is verkregen door polyamide microgarens te tuften op een basis van zuiver scheerwol. De wol- en kunstgarens zijn in dezelfde kleur geverfd. Het tapijt is verkrijgbaar in vijf standaardmaten en zes kleuren. www.paolalenti.com
40 — AWM 38
MEUBILAIR
Bewegingsvrijheid Voor de bijzondere rugleuning van de Sayl lieten de ontwerpers Yves Béhar en Bret Recor zich inspireren door de constructie van een tuibrug, in het bijzonder de Golden Gate Bridge in hun woonplaats San Fransisco. Ze vertaalden de principes van ophanging en ondersteuning naar de stoel en konden daarmee een star buitenframe bij de rugleuning vermijden. Dat geeft de gebruiker een grote bewegingsvrijheid bij het zitten. Tevens biedt de 3D Intelligent suspension back volledige ondersteuning bij elke lichaamsvorm en –beweging, aldus producent Herman Miller. De onderneming heeft een naam hoog te houden in, naast ergonomie en design, milieuvriendelijke ontwerpen. Béhar en Recor hebben bij het ontwerpen van de Sayl consequent onderzocht wat er kon worden weggelaten aan onderdelen en materialisatie. Deze eco-dematerialisedbenadering heeft geleid tot minder materiaalgebruik en een fysiek lichtere stoel, die niet alleen milieuvriendelijker maar ook gunstig geprijsd is. De Sayl-familie bestaat uit bureau- en bijzetstoelen. www.hmergonomics.com
MATERIA.NL
Architextile Architextile is een collectie 3D-stoffen van Aleksandra Gaca uit katoen, papier, polyester en wol. Gaca heeft gewerkt met tegenstellingen in het materiaal, zoals mat en glans of hard en zacht, die ze combineerde met inhoudelijke tegenstellingen als high-tech versus ambachtelijk of afstandelijk versus toegankelijk. Het ruimtelijke textiel is bijvoorbeeld geschikt voor akoestische wandbekleding of decoratieve wandschermen. De collectie bestaat uit vier op de natuur geïnspireerde dessins. www.aleksandragaca.nl
PM
Product en Materiaal Korte berichten
41 — AWM 38
MATERIA.NL
Kameleonglas De kleur van VarioTrans hangt af van de invalshoek van het licht. Het gecoat glas heeft een lichttransmissie voor bepaalde golflengten.
MATERIA.NL
S-Plasticon De Griekse onderneming S-Plasticon levert hars- en glaspanelen waarin uiteenlopende materialen kunnen worden verwerkt. De firma heeft een standaardassortiment met tussenlagen van bijvoorbeeld kant, garens, metalen en organische
OPPERVLAK
Glinsterend Crystaline is een collectie gelamineerde panelen, waarbij voor het eerst Swarovski Elements in het oppervlak zijn verwerkt. De ontwerper Konstantin Grcic bedacht drie patronen waarin de kristallen op een witte of een zwarte onderlaag worden aangebracht. Het dessin Ray bestaat uit lijnen en een gestrooide stip, Peak bestaat uit een glinsterende honingraat en bij Bling zijn de kristallen willekeurig over het oppervlak verdeeld. Abet Laminati heeft een nieuwe perstechniek ontwikkeld om de kristalletjes te verwerken zonder ze te verbrijzelen. De HPL-panelen meten 2440 x 1220 mm en hebben een dikte van 1,2 mm. www.abet.nl
materialen. De standaardafwerkingen zijn Sand, Frost en Gloss. Op aanvraag kunnen ook uitvoeringen worden gemaakt met een combinatie van verschillende tussenlagen van S-Plasticon of eigen materialen, en andere afwerkingen. Er is keuze uit drie harstypen, voor gradaties in sterkte, UV-bestendigheid en ontvlambaarheid. Zelfs een kogelvrije versie en een uitvoering die bestand is tegen hoge temperaturen zijn beschikbaar. www.s-plasticon.gr
Daardoor verandert de kleur naar gelang, bijvoorbeeld, het tijdstip van de dag en de stand van de zon. Dit is het resultaat van de Sol Gel Dip coating-technologie, een productieproces waarbij het glas wordt ondergedompeld in verschillende oplossingen met metaalverbindingen. De film die op het glasoppervlak ontstaat, wordt via verhitting omgezet in een metaaloxidelaag. Door variatie in het materiaal en de laagdikte kunnen de optische effecten verder worden uitgebreid. www.variotrans-glas.de
42 — AWM 38
DESIGN ACADEMY GRADUATE
Meervoudig vloergebruik Het vloerkleed Twee in Een bestaat uit driehoekige delen met een verharding tussen twee lagen vilt.
Mariëlle Leenders
Het ontwerp kan daardoor worden gevouwen op een manier dat er twee tafeltjes ontstaan. De tafeltjes kunnen worden voorzien van een los houten blad om het kleed vlekvrij te houden; de onderzetter kan ook worden gebruikt als dienblad. Twee in Een is een ontwerp van Samira Azdad. www.samiraazdad.nl
DESIGN ACADEMY GRADUATE
Lussenpoolstoel Sophie de Vocht combineert met haar Loop Chair een loungemeubel met een vloerkleed. Niet alleen in functie, maar ook in techniek. De bekleding van het meubel is getuft, zoals in de tapijtindustrie een bouclé- of lussenpooltapijt wordt gemaakt. Het driehonderd meter lange breilint is speciaal door het Textielmuseum vervaardigd. De lussen zijn handgetuft op een stevige ondergrond van metalen gaas. Aan het uiteinde worden de lussen groter en nemen de kleurschakeringen toe. De uitwaaierende lussen vormen een zachte steun voor voeten of hoofd. www.sophiedevocht.com
PM
Product en Materiaal Korte berichten
Mariëlle Leenders
DESIGN ACADEMY GRADUATE
43 — AWM 38
Sierlijke eenvoud Het ontwerp gaat uit van een eenvoudig principe. Met bamboestokjes in verschillende lengtes, metalen ringen en verbindingspinnen maakte hij een constructie
die er fragiel uitziet, maar bijzonder sterk is. De constructie is flexibel: door de zijkanten in te duwen wordt de XXXX van een loungebank tot een hoge stoel. www.yuyavsdesign.com
DESIGN ACADEMY GRADUATE
DESIGN ACADEMY GRADUATE
Vrij licht
Van tas tot textiel
De oled (organic light emitting diode) verspreidt licht als vlak; daarmee biedt deze recente technologie nieuwe mogelijkheden tot vormgeving van verlichting.
Mariëlle Leenders
Astrid Zuidema
Hoogspanningsmasten in het vlakke Hollandse landschap vormden voor Yuya Ushida de inspiratiebron voor zijn zitmeubel XXXX.
Danny Kuo heeft de armatuur Liberty ontworpen, waarbij de oleds zijn verwerkt in draaibare paneeltjes en de lichtintensiteit verstelbaar is. De gebruiker kan daarmee de lamp afstemmen op verschillende activiteiten: sfeervol gespreid licht bij een etentje of juist een gerichte, heldere bundel boven de krant. www.dannykuo.com
Zomaar weggooien van de talloze plastic tasjes is niet goed voor het milieu en recyclen is niet helemaal onschadelijk. Bovendien neemt bij recycling de kwaliteit van plastic af. Michelle Baggerman heeft een manier gevonden om de wegwerptassen te verwerken tot fijne maar stevige garens. Daarmee weeft zij een textiel dat sterker is dan het originele product. Precious Waste verlengt zo de levensduur van de supermarkttasjes. www.michellebaggerman.nl
44 — AWM 38
Dynamiek op de werkvloer De kantoorwerker van de toekomst heeft minder vaak een vaste plek, trekt zich om geconcentreerd te werken met zijn notebook terug in een overhuifd meubel of overlegt aan een statafel met zijn collega. Loungewerken en staand werken zijn de trends. Tekstt Robert Muis Er zijn twee ontwikkelingen die leiden tot een toenemende bewegingsvrijheid voor de kantoorwerker. In materiële zin is er de voortschrijdende automatisering en digitalisering, inclusief de draadloze communicatiemiddelen. Daarnaast is er de veranderende visie op het werk, die wordt aangeduid met ‘het nieuwe werken’. Dat idee stimuleert een wederzijds vertrou-
wen tussen werkgever en werknemer. De werknemer krijgt een grotere vrijheid om zelfstandig te werken op de plaats en de tijd die hij verkiest. Dat sluit aan bij de opvatting dat werk en plezier moeten samengaan en dat de meeste mensen het best functioneren als ze niet het gevoel hebben te werken. De werkgever kan dat stimuleren via de werkomgeving. Onderdeel van het nieuwe werken is tevens dat de werkgever van de werknemer een grotere betrokkenheid en creativiteit mag verlangen. Deze ontwikkelingen betekenen ook een verandering van de kantoorinrichting. Het wordt steeds algemener erkend dat een sfeervolle omgeving, waarin huiselijke elementen zijn opgenomen, inspirerend zijn en zorgen voor ontspannen werken. De inrichting van het kantoor moet voorts inspelen op de technologische ontwikkelingen, die ervoor zorgen dat werknemers niet meer aan een vaste plek zijn gebonden. De voortschrijdende digitalisering
biedt ook ook praktische voordelen, zoals de Duitse onderneming B. Braun heeft ervaren. Het bedrijf in medische en farmaceutische producten heeft – in een tienjarig (!) traject – een papierloos hoofdkantoor verwezenlijkt. Nu elk binnenkomend document wordt gescand en alle informatie centraal opgeslagen en toegankelijk is, heeft geen van de werknemers, inclusief het management, nog een vaste werkplek. De secretaresses uitgezonderd: die moeten voor klanten en leveranciers een bekend gezicht op een bekende plek zijn. De flexibiliteit in werkplekken heeft de onderneming veel ruimtewinst opgeleverd. Volgens Hendrik Hund, voorzitter van de Duitse associatie van kantoorinrichtingleveranciers, zullen in in kantoren meer vierkante meters worden ingeruimd voor communicatie. Werkplekken worden multifunctioneel en faciliteren zowel de uitwisseling van informatie tussen meerdere personen, als het ononderbroken
PM
Product en Materiaal Kantoorinrichting
45 — AWM 38
De Pitstop,een werkmeubel van Nurus
geconcentreerd werken. Verder komen er meer plekken waar werknemers die veel onderweg zijn alleen even ‘aanmeren’ met hun laptop. Informele ontmoetingsplekken voor een kort overleg worden belangrijker. Deze ontwikkeling is in met name Scandinavische landen en in Nederland al een aantal jaren zichtbaar. Het Tilburgse hoofdkantoor van de verzekeringsonderneming Interpolis wordt algemeen gezien als het eerste kantoor in Nederland dat (in 2007) brak met het conventionele kantoorinterieur. Sindsdien hebben veel Nederlandse kantoren huiselijke loungehoeken, informele zitjes voor een snelle bespreking en open werkvloeren die de onderlinge communicatie verbeteren. Tijdens de recente Orgatec, de in Keulen gehouden beurs voor kantoorinrichting, was te zien hoe deze ontwikkeling steeds breder wordt. Tekenend is dat Rolf Benz, traditioneel gericht op de woninginrichting, zich voor het eerst presenteerde
als leverancier van projectmeubilair. De firma Nurus liet een groot aanbod aan producten voor het moderne kantoor zien. De Lodge is een overkapt zitmeubel voor werken, ontmoeten en ontspannen. Het meubel biedt beslotenheid en comfort
— Flexibiliteit in werkplekken levert ruimtewinst op en is voorzien van aansluitpunten voor internet, een lcd-scherm en verlichting. De Pitstop is eenzelfde meubel, maar dan voorzien van een blad zodat het kan dienen als werk-, vergader- of lunchtafel. De Aziz Istanbul Series is een reeks meubels van de ontwerper Aziz Sarıyer die zowel
speels als functioneel zijn: de Wave is bijvoorbeeld een golvend zitelement dat los geplaatst schommelt; uit meerdere elementen kan een golvende ring worden gevormd. Speels is ook het object waarvan Züco het prototype toonde: een verstevigde gevouwen lap vilt, die in verschillende standen kan dienen om op te zitten of tegen te leunen. Voor het genoemde kantoor van Interpolis ontwierp Jurgen Bey de inmiddels klassieke Oorstoel. Zijn ontwerp kreeg veel gevolg in de vorm van stoelen en sofa’s die op een of andere wijze met hun vormgeving privacy en geluiddemping combineren met een huiselijke sfeer. PROOFF, dat nu de Oorstoel (als EarChair) op de markt brengt, laat ook andere producten voor het moderne kantoor ontwerpen. Tijdens de Design Biënnale Interieur in Kortrijk, afgelopen oktober, introduceerde de onderneming de Niche en de PhoneBox van het Belgische Axia Design. De Niche is een sofa met hoge
46 — AWM 38
1
2
4
7
5
3
6
8
1 Silence Chair www.studioanttie.fi 2 Ongo Seat www.ongo.eu 3 Lounge www.giuliomarelli.com 4 Sail www.satooffice.com 5 ON www.wilkhahn.de 6 Haven www.senator.co.uk 7 Saga www.sagachair.se 8 Scope www.cor.de
PM zijpanelen en een hoge rugleuning, en optioneel een dakje. De PhoneBox is een met textiel beklede variant op de cellen waaronder – in de premobiele tijden – kon worden getelefoneerd in openbare ruimten. De PhoneBox lijkt heel geschikt voor een open kantoorvloer. Een geïsoleerde telefooncel voor de open kantoorvloer was ook te zien bij de Finse ontwerper Antti E en bij Buzzispace, die beide overigens veel meer akoestische oplossingen voor het kantoor bieden. Tijdens de Orgatec toonden meerdere producenten meubels die met verhoogde zij- en rugleuningen privacy en afscherming van geluid bieden, zoals de Stripe van de Italiaanse onderneming Giulio Marelli, de Haven van Allermuir (Senator) en de loungemeubelserie Scope van COR. Vitra introduceerde onder meer de Alcove Work, een sofa-werkplek die is voorzien van hoge rug-en zijleuningen, een schrijfplank met geïntegreerde kabels en een bergruimte voor papieren en bureauaccessoires. Daarmee heeft Vitra meteen een oplossing voor een bijeffect van het flexibele werken: waar laat de werknemer zijn laptop of papieren, als hij die even niet wil meenemen? Ook de Kuubo van Vitra houdt hiermee rekening. De tafel, een ontwerp van Naoto Fukasawa, heeft een afsluitbaar bergvak in het blad. Daarnaast speelt de Kuubo in op de behoefte aan eenvoudige aanpassing aan het gebruik en de gebruiker. Dankzij het bergvak wordt het bureau in een handomdraai een vergadertafel met vrij tafelvlak. Een interessante multifunctionele tafel is ook de SitTable, die PROOFF introduceerde in Kortrijk. De ruim bemeten tafel, ontworpen door Ben van Berkel, heeft vloeiend geïntegreerde zitplaatsen en is geschikt voor uiteenlopende functies en ruimten.
BEWEEGLIJKHEID Een opvallende ontwikkeling is de opkomst van, zoals Vitra het aanduidt, ‘hoog werken’. Op de Orgatec waren verrassend veel meubels te zien die staand werken, of het wisselen tussen staan en zitten, stimuleren. Dit sluit goed aan bij de dynamiek in het moderne kantoor, waar werknemers vaker van plaats of werk wisselen. Tevens is gebleken dat staande vergaderingen beduidend korter duren. De tendens
Product en Materiaal Kantoorinrichting
naar ‘hoog werken’ komt zeker ook voort uit ergonomische overwegingen. Zitten is geen natuurlijke houding; voor de rug en het bewegingsstelsel van de kantoorwerker is het belangrijk om in elk geval regelmatig van houding te veranderen. Beweeglijkheid wordt op een speelse wijze gestimuleerd met de ‘tuimelkrukken’, die te zien waren bij onder andere V/S, Aeris en Ongo. Een zakelijker oplossing zijn de stastoelen, zoals de Flex van Interstuhl. De kruk is traploos in hoogte verstelbaar en stimuleert een rechte houding. De Saga is een interessante stastoel, waarvan bovendien de zitting kantelbaar is, waardoor bij een halfstaande houding de werknemer nog steeds door de volledige zitting wordt
— Verandering van lichaamshouding is goed voor de rug ondersteund. De vorm voorkomt druk op de bovenbenen. Passend bij de Saga – een ontwerp van Bruno Mathsson – heeft Zeittisch een in hoogte verstelbare tafel ontwikkeld met een niervormig blad. “De organische vorm zorgt ervoor dat de tafel geen loze hoeken heeft en de werknemer steeds in het werkvlak zit”, zegt Martin Näwig, die beide meubels op de markt brengt. Dat de meeste bureaus rechthoekig zijn, met een steun onder elke hoek, komt volgens hem omdat de fabrikanten gecertificeerde meubels op de markt willen brengen. De beide modellen Mondian en Valona van Zeittisch zullen bij leunen op de uiteinden echter niet kantelen en evenmin zal het HPL-blad breken. In hoogte verstelbare tafels zijn niet nieuw, wel zijn ze met de interesse in staand werken weer geheel terug in beeld.
DESIGNCONCEPT Aan een beweeglijke werkcultuur wordt ook tegemoet gekomen met de bureaustoelen. Zo toonde Wilkhahn tijdens de beurs de ON. Deze bureau- en vergaderstoel volgt de bewegingen van het lichaam,
47 — AWM 38
doordat rugleuning en zitting gesynchroniseerd in alle richtingen bewegen. De onderneming Sato introduceert de bureaustoel Sail, met het nieuw GlideTec-mechaniek en een bijzonder flexibele rugleuning. Ook deze oplossing geeft, volgens de onderneming, bewegingsvrijheid terwijl de rug steeds volledig ondersteund blijft. Herman Miller introduceert met Sayl een familie stoelen die ergonomisch en technisch, maar ook in vormgeving en milieuvriendelijkheid interessant zijn. Yves Béhar en Bret Recor hebben de constructie van de stoel gebaseerd op tuibruggen. De ophanging en ondersteuning zijn vertaald naar de rugleuning, die daardoor geen star buitenframe heeft. Door deze suspension back biedt de stoel bij elke lichaamsvorm en –beweging volledige ondersteuning. Interessant is ook dat de ontwerpers vanaf het begin zijn uitgegaan van het minimaliseren van het materiaalgebruik. Dit vermindert de milieubelasting, maar maakt de stoel ook lichter. Duurzaamheid speelt overigens zeker een rol bij het kantoormeubilair. Fabrikanten kiezen bewust voor materialen die het milieu zo min mogelijk belasten of het binnenklimaat gunstig beïnvloeden. Bij de productie en het vervoer wordt duurzaamheid in het oog gehouden. Verrassend genoeg wordt dat aspect echter lang niet altijd op de voorgrond geplaatst. Design en ergonomie lijken belangrijkere argumenten. Door de flexibelere omgang met werktijden en -plekken, en het besef dat een informele of zelfs speelse inrichting stimulerend is voor de werknemers, verandert de kantoorinrichting. Maar niet alleen zullen kantoren anders worden ingedeeld en met andersoortig meubilair worden ingericht, de interieurs worden vaker met een designconcept benaderd, stelt de organisatie van de Orgatec in haar magazine. Met het interieur laat de onderneming weten wat haar cultuur is, aan haar werknemers en aan klanten en andere bezoekers. Corporate Architecture, stelt ook de architect Hadi Teherani, zou liefst niet moeten worden beperkt tot het gebouw. Daarentegen moet er een geheel worden aangeboden, “dat tot in het kleinste detail coherent in emotie blijft, van de vloer via de inrichting tot het raambeslag”, zegt Teherani.—
48 — AWM 38
Branchevreemd
SERVIES
Wiener melange Het Weense ontwerpersduo Dottings heeft een servies gemaakt dat letterlijk en figuurlijk is gebaseerd op de Nespresso-capsules. Hun Grand Crus Cup Parade is een serie kopjes die in vorm en in kleurge-
bruik refereren aan de capsules. Met het formaat – small, medium, large – en de zestien Nespresso Blend-kleuren duiden de kopjes ook de perfecte grootte voor een bepaald type koffie aan, zodat de Grand Crus Cup Parade als een gids voor de koffiedrinker werkt. Het servies is geheel vervaardigd uit gerecyclede aluminium capsules. Dottings stelt voor dat de koffiedrinkers de gebruikte capsules inleveren bij recyclestations, waarvoor ze ‘ecopunten’ krijgen die ze kunnen gebruiken om de Grand Crus Cup Parade aan te schaffen. www.dottings.com
LIFESTYLE
Draagbare speaker De Jambox is een draadloze speaker die iets groter is dan een handpalm. Het geluidsspectrum is volgens producent Jawbone echter bijna zo breed als die van het menselijk oor en dat is ongekend bij speakers van dit formaat. De Jambox kan draadloos verbinding leggen met mobiele telefoons, computers, tablets, iPods of een ander Bluetooth-apparaat, om gezamenlijk muziek te beluisteren of een conference call te houden. De speaker kan bovendien steeds worden aangepast met nieuwe mogelijkheden, software en apps. www.jawbone.com
PM
COMMUNICATIE
Opladen met warmte Overbodige telefoonopladers betekenen jaarlijks meer dan 45.000 ton aan afval, stelt de Britse ontwerper Patrick Hyland. Daarnaast is er nog de CO2-uitstoot van de elektriciteitsproductie die nodig is om telefoons op te laden. Als alterna-
Product en Materiaal Branchevreemd
49 — AWM 38
tief heeft Hyland een mobiele telefoon ontwikkeld die zich oplaadt door hem tegen een warmtebron te houden. Dat kan een radiator zijn, maar opladen in een broekzak moet ook werken. De Nokia E-Cu heeft een geïntegreerde thermogenerator, die warmte omzet in elektrische spanning. De koperen behuizing heeft een ingegraveerd patroon dat verwijst naar droge aarde. De Nokia E-Cu (de E staat voor ecologie, de Cu voor koper) is nog in de conceptfase; Hyland werkt aan een werkend prototype voor Nokia. patrickhylandproductdesign.blogspot.com
MODE
Een tas als een huis
SIERADEN
Functie en vorm De jonge Israelische ontwerper Hanan Kedmi heeft een sieradencollectie gemaakt waarin hij computeronderdelen combineert met vilt. De high-tech onderdelen zijn afkomstig van de koellichamen. De ontwerper is gefascineerd door hun esthetiek, die feitelijk wordt bepaald door hun functie. Voor elke ring wordt wol vervilt op een wijze dat er een sieraad uit een stuk ontstaat. Daarin worden de metalen componenten verwerkt. Het resultaat
noemt Hanan Kedmi: Felt Follows Form. Het is een fascinerend contrast tussen koel en warm, zacht en hard, natuur en technologie. hanankedmi.blogspot.com
De Italiaanse architect Sylvia Pichler heeft het ontwerpen van gebouwen ingeruild voor tassen. Ze heeft de architectuur niet helemaal verlaten: tassen beschouwt Pichler als draagbare huizen voor vrouwen. Concreet laat ze zich inspireren door industriële materialen uit de techniek- en bouwsector. Naast leer en kurk gebruikt Pichler bijvoorbeeld rubber, metaalfolie, synthetische spons en zelfs materialen voor isolatie en luchtfilters. De toch zeer vrouwelijke tassen, die zij brengt onder het merk Zilla, worden met de hand vervaardigd. www.zilla.it
www.metalcladding.nl Profielbekleding Cassettesystemen Plankprofielen Keramisch Fels- en klikdaken Losagnes Kolombekleding Extrusie Hydroforming Roestvast staal gaas Roestvast staal tegels
METAL CLADDING SYSTEMS B.V. FELICITEERT ARCHITECTENWEB MET DE VERNIEUWDE AWM
U N GFCSVBSJ +BBSCFVST 6USFDIU
)nU JOTQJSFSFOEF NBUFSJBBMFWFOFNFOU WPPS DSFBUJFWF QSPGFTTJPOBMT FO QSPEVDFOUFO )FU UPFWPFHFO WBO XBBSEF EPPS NBUFSJBBMLFV[F JT IFU UIFNB WBO EJU KBBS .BUFSJBM 9QFSJFODF WJOEU HFMJKLUJKEJH QMBBUT NFU EF *OUFSOBUJPOBMF #PVX#FVST 7PPS FFO HSBUJT UPFHBOHTLBBSU HBBU V OBBS XXX NBUFSJBMYQFSJFODF OM
.BUFSJBM 9QFSJFODF XPSEU HFPSHBOJTFFSE EPPS
architectenweb
! #! % ! ! '!!# !&(
% ! " % &( # % ' # % %&&# % - ! !* ' ! & #! ! !!# !" !' % ' ( * '!!# ' !# % ! ! % ! # % !! ( # - ! !* ' $ ' $)$% $ &( %$% $% &&#* ' !" !$$ !" % ' . , % $ # % * $% # % ! ! $ '!!#$"#! % #! $ # % # % $"#! (!# ' # '! &% !" % ' ' $ ! # % *! # $)$% $ % * '!!# *!( # !' % $ &( !&("#! % % $ ! !# ! * ' $ # ) # $" # # (
+% # $ '!!# !* *!
#
The insulated ceramic solution
een uitstekende isolatie met een onbegrensde schoonheid by voor
na
www.e-brick.be
projectbouw
!!# " #$!! " %#! # $"
)! ! $ !" !&( &#$ #& # # &#$ %# %
$% & #
%( #" &( % ! % ! ' #( % % # *# , #( + ( 3+#-' ,3#(3/)+' ( 3&#$( (3 (3* -+)( (3' % (3" -3')! &#$%3 (3 + 3* & -3 / (3 ')-# ,3- 3, "#& + ( 3 # 3/ + ( + (3( +' - 3" -3&# "-3)/ +3" -3)** +/& %3/ (3 (3 ! / &3,* &- 3 (3"# +3 (3 +3 3( +.%3& !! (3)*3 (3)(/ +0 "-3* -+))(3) 3 (3 / ++ ,, ( 3,-+. -..+ ))+ "- 3* -+)( (32#$(3 (3! ()-3/))+3" -3))!3 (3 + ! (3 +-) 3 #$3 -3 (3! / &3 ' (, (3))%3 ')-#)( &3+ %- 3 #-' 3! -3 (& # #(!3-)-3 (3)*0#( ( 3 #/ +,#- #-3 (3 ')! &#$%" (3 (3& # -3-)-3%& ,,# % 3 (3-#$ &)2 3)(-0 +* (3 # 3 .0#!3' ! ( 3 ))+3( + 3 #( )+' -# 3%#$%3)* 3
# $" % # % !
),- .,3 3 3 3 + - +#(!3 3 3 3 + & 3 3 3 3
3
1 3 3 3 3 3
#( )( +& ( -+ ,* )' 000 -+ ,* )'
56 — AWM 38
CM
Cultuur en Maatschappij
CARTOGRAFIE
Geen wegen maar woorden Het Amerikaanse Axis Maps maakt onconventionele stadsplattegronden. Nieuwste project: wegen die worden vormgegeven met straatnamen. Een combinatie van kunst en cartografie. Het begon als een affiche voor een feest in Boston. Ontwerper Andy Woodruff van het cartografische ontwerpbureau Axis Maps had daartoe een kaart van een stukje Boston ontworpen, waarbij de wegen werden weergegeven met letters. Het idee bleek vatbaar voor uitbreiding: al gauw werd het plan opgevat om typografische kaarten voor hele steden te ontwikkelen. De eerste twee kaarten, van Chicago en Boston, zijn inmiddels voltooid. De stadsplattegronden zijn zorgvuldig met de hand gemaakt, van het overtrekken van straten tot het creëren van een vloeiend stratenpatroon. Al verschillen de kaarten van Chicago en Boston van stijl, het eindresultaat is gelijk: van een afstand zien ze eruit als een accurate kaart, pas van dichtbij valt op dat ze zijn opgebouwd uit duizenden woorden. Bij de productie van de typografische kaarten waren er verschillende moeilijkheden. Zo zijn op de plattegrond van Chicago de treinrails weggelaten. Dat komt doordat de sporen op sommige plaatsen volledig samenvallen met straten, waardoor de letters van de treinsporen en die van de straten door elkaar heen zouden lopen, wat afbreuk doet aan de leesbaarheid van de kaart. De ontwerpers zijn met de kaarten van Boston en Chicago ongeveer twee jaar bezig geweest, en benadrukken dat ze nu pas – zij het met moeite – afstand kunnen doen van wat zijzelf een ‘labor of love’ noemen. Inmiddels zijn de ontwerpers begonnen aan nieuwe plattegronden. Eerstvolgende stad op de lijst is San Francisco, gevolgd door het stadsdeel Manhattan in New York en Washington D.C. (LAvK)
CM
TUINBOUW
Poort wordt stadskas De bijna honderd jaar oude Reypoort in de Haagse wijk Transvaal wordt omgebouwd tot een stadskas met een educatieve functie. Een samenwerkingsverband onder leiding van architectenbureau Scheurwater van den Hoven en Schrijnen Groep won met het concept Hortus Transvaal de prijsvraag.
Cultuur en Maatschappij Korte berichten
Wegens de herstructurering van Transvaal zijn de oude woningen rond de uit 1923 stammende poort afgebroken en zijn er nieuwe gerealiseerd. Om de poort zelf een nieuwe bestemming te geven, schreef woningcorporatie Staedion een prijsvraag uit. De ontwerpers werden daarbij gedwongen uit hun traditionele rol te treden omdat integrale inzendingen werden gevraagd die naast een uitgewerkt architectonisch beeld ook moesten bestaan uit een ontwikkelstrategie en een voorstel voor het gebruik. Van het winnende plan Hortus Transvaal wordt momenteel de financiele haalbaarheid onderzocht. De winnaars introduceren met hun concept glastuinbouw in de Haagse
57 — AWM 38
binnenstad, een volledig andere context dan het nabijgelegen Westland. “Grotere dichtheden, een andere ‘korrelgrootte’ en stedenbouwkundige randvoorwaarden maken van de stadskas een nieuwe typologie. De noodzaak voor hoogte resulteert in nieuwe vormen van teelt en ruimtelijkheid. Daarbij brengt de nabijheid van de leefomgeving nieuwe gebruikscombinaties voort”, zegt het winnend consortium. Het bouwwerk krijgt een educatieve betekenis. Studenten van een naburige tuinbouwopleiding zullen de kas beheren, scholieren krijgen er bijzondere biologieles en andere bezoekers kunnen ‘beleven hoe bloemen, groente en fruit worden gekweekt’. (RW)
58 — AWM 38
BOEK
Krimp! Het boek Krimp! van Gert-Jan Hospers biedt uitkomst voor wie zijn visie op krimp wil aanscherpen. Het goed leesbare essay biedt een relativerende blik op het probleem. Het aantal Groningers is de afgelopen tien jaar toegenomen. Dit in weerwil van het algemene beeld dat met name het oostelijk deel van de provincie leegloopt, met de dichtgespijkerde ramen in het dorp Ganzedijk als afschrikwekkend symbool. Gert-Jan Hospers geeft het in zijn essay Krimp! maar even aan, als een van meerdere relativerende en veelal verfrissende noten. De paniek die het fenomeen krimp in Nederland teweeg brengt, kan volgens de hoogleraar economische geografie als overdreven worden beschouwd. De auteur erkent het probleem overigens wel; in heel Europa speelt het immers, en ook in ons
PARTICIPATIE
Uitkijktoren als showcase Een sculptuur, werkgelegenheidsproject en experiment in één. Zo kan de uitkijktoren LENTmark in Nijmegen worden gekarakteriseerd. In december is gestart met de bouw van de duurzame constructie. Architect Pepijn Sluiter is de bedenker en ontwerper van de toren, die een icoon voor de Vinex-wijk Waalsprong moet worden. “Het wordt een uitkijktoren die ook lijkt uit te kijken als er niemand aanwezig is. Het ontwerp is een soort verbeelding van het uitkijken, met drie ‘koppen’ die in verschillende richtingen staan en zo een venster op de wereld bieden.” Royal Haskoning heeft Sluiter, samen met de bedrijfskundige Koen Vrielink, speciaal voor het project in dienst genomen. De twee waren daarvóór op zoek naar werk, evenals de jongeren die de toren gaan bouwen. “Wij wilden graag iets
land wordt het terecht serieus genomen. In Hospers’ optiek is er echter wel sprake van een deels mentaal probleem. Neem nogmaals de provincie Groningen. Aan de gemeente Delfzijl, dat ook de media en zelfs het filmdoek heeft gehaald met haar krimpproblematiek, grenst het groeiende Slochteren. Zouden deze gemeenten elkaar niet van dienst kunnen zijn? Hospers denkt van wel. Krimp heeft volgens hem een regionaal karakter, de aard van het probleem verschilt per plek, dus ook de oplossing kan op dat niveau worden gevonden. Een van de grootste struikelblokken daarbij is wat Hospers ‘kerktorenpolitiek’ noemt: de onwil van lokale bestuurders om over hun eigen gemeentegrenzen heen te kijken. Daarnaast vindt hij ook een mentaliteitsverandering bij de inwoners wenselijk: waarom zouden ze niet een kilometer verder rijden voor de winkel of school, die afstand lijkt immers overbrugbaar. De bewoners kunnen volgens Hospers de gevolgen van krimp zelfs helpen Gert-Jan Hospers – SUN – 2010 – paperopvangen, als ze meer ruimte voor eigen back – 92 pagina’s – 14 x 20 cm – ISBN initiatief krijgen. (RW) 9789461053619 – € 19,50 – Nederlands
bouwen met hergebruikte materialen en met een eenvoudige bouwmethode. Dit past binnen de duurzaamheidsambitie van de Waalsprong en het maakt de uitvoerbaarheid door jongeren mogelijk. Ook willen we dat de jongeren hun vakmanschap ontwikkelen. Deelname aan dit project kan ze een deelcertificaat opleveren. Dat kan een voorsprong op de arbeidsmarkt betekenen”, aldus Sluiter. Om het predicaat duurzaam waar te maken, zal het gebouw helemaal uit demontabele en zoveel mogelijk gerecyclede materialen bestaan. “De buitenbekleding is bijvoorbeeld helemaal van sloophout en
voor de constructie worden balken uit gesloopte panden hergebruikt.” De LENTmark kan worden gezien als een showcase. Verschillende bedrijven grijpen het project aan om te laten zien dat bouwen met hergebruikte materialen een kostenbesparend alternatief kan zijn. Van de toren zijn alleen de materialen voor de binnenbekleding nieuw, vanwege voorschriften op het gebied van brandveiligheid. In juni 2011 wordt de LENTmark opgeleverd. Er zijn al plannen voor een vervolgproject met een technisch hoger niveau, zodat ook hbo’ers en academici er aan deel kunnen nemen. (RW)
CM
LEEGTE
Enclave van stilte Atelier Kempe Thill heeft de prijsvraag voor ‘Sound of Silence’ gewonnen. Een oude concertzaal in Antwerpen wordt getransformeerd tot stille plek. In een tijd van pluriformiteit en verdeeldheid heeft de samenleving een leeg heiligdom nodig, waarop iedereen zijn eigen levensbeschouwelijke ideeën kan
Cultuur en Maatschappij Korte berichten
projecteren, opperde filosoof Michael Novak in 1982. Iets dergelijks lijkt nu te worden gecreëerd in Antwerpen. Daar staat een versleten driebeukige zaal uit de negentiende eeuw, gebouwd als zomers buitenverblijf van de openbare muziekvereniging De Harmonie. In de jaren zeventig is het gebouw volledig vertimmerd en onherkenbaar ingepakt. Nu wil de stad er een openbare stilteplek maken, een enclave van rust in de stad. Atelier Kempe Thill won – met als co-architect het Antwerpse RE-ST – de besloten, internationale prijsvraag. Het winnende voorstel luidt: houd de middelste beuk leeg en verwijder de bouw-
59 — AWM 38
kundige korst uit de jaren zeventig. In welke staat het oorspronkelijke gebouw zich bevindt, is afwachten. “We kunnen nog niet precies zeggen wat er achter het plaatwerk zit”, laat het Rotterdamse architectenbureau weten. Tot de restauratieklus behoort onder meer het vervangen van missende historische bouwonderdelen en ornamenten. Ook zullen er verschillende technische verbeteringen worden uitgevoerd om het gebouw aan te passen aan de huidige duurzaamheideisen. Een herontwerp van het omliggende historische park behoort ook tot de transformatie. Daartoe is landschapsarchitect Paul Deroose aangetrokken. (RG)
60 — AWM 38
Fort of framework? Den Haag en Rotterdam hebben hoge ambities als het om hun binnensteden gaat en investeren fors om de verblijfskwaliteit voor met name de voetganger te verbeteren. De ingrepen variëren van genuanceerde cosmetische aanpassingen tot fundamentele stedenbouwkundige wijzigingen. Tekst Robert-Jan de Kort Als decor van de proloog van de Tour de France sierde de Rotterdamse Westerkade afgelopen zomer de voorpagina van het Algemeen Dagblad. Prompt werd de kade een van de aantrekkelijkste plekken van de havenstad genoemd. De transformatie van de Westerkade, naar ontwerp van OKRA, is een van de eerste resultaten van het nieuwe Rotterdamse beleid ten aanzien van de openbare ruimte in de binnenstad. De kade, voorheen grotendeels in gebruik als parkeerterrein, kreeg een door tuinarchitect Piet Oudolf ingerichte groenstructuur en is nu bijna volledig het domein van de voetganger. De Westerkade is onverminderd bereikbaar met de auto en je kunt er nog langs parkeren. Maar waar voorheen rijen geparkeerde auto’s stonden, bevinden zich nu grote groenvlakken en komen evenwijdig aan de kade lange banken. Door deze ingrepen is de Maas meer dan voorheen onderdeel van de openbare ruimte in de binnenstad. Het Spui in Den Haag is de meest historische verkeersader van de stad, eerst als waterweg en later als autoweg. Vanaf eind 2009 is deze as echter autovrij. De afsluiting van de straat voor auto’s moet zorgen voor een betere voetgangerverbinding tussen de gebieden aan weerszijden van het Spui. Hiervoor heft de gemeente de stoepen op en wordt een ‘hoogwaardige’ bestrating geïntroduceerd. De ruimtelijke aaneenschakeling van Spuiplein, kerktuin en Rabbijn Maarssenplein is ook een voorwaarde voor de realisatie van het Cultuurforum, waarmee Den Haag hoge ogen wil gooien in de nominatieprocedure voor het culturele hoofdstadschap in 2018.
BELEID Het karakter van de aanpassingen aan de openbare ruimte in de binnensteden van beide gemeenten vinden hun oorsprong in beleidsnota’s. In Den Haag legde de nota ‘de Kern gezond’ in 1988 de kiem voor de aanpassingen aan de binnenstad. Kernpunt van deze nota was de grootscheepse en gedetailleerde aanpak van het gehele binnenstadsgebied. Tevens ging de nota in op de verkeerssituatie. Dat was nodig ook. Op dat moment waren grote delen van de binnenstad verloederd en vergeven van auto’s. De binnenstad was een onsamenhangend geheel. Als logisch gevolg bepleitte de nota het verbannen van de auto en het verbeteren van de verblijfskwaliteit voor voetgangers. Voornaamste doel was om de binnenstad het visitekaartje van de hofstad te laten zijn. Van bestrating, beplanting, meubilair, verlichting tot logistiek: alles moest anders. In de decennia na het in werking treden van de ‘de Kern gezond’ is er veel gebeurd in de Haagse binnenstad. De voetganger heeft in grote delen van de binnenstad vrij spel, het zogenoemde kernwinkelgebied is een van de aantrekkelijkste winkelgebieden van Nederland geworden en de komst van de tramtunnel heeft de Grote Marktstraat ontheven van tram- en autoverkeer. Bezoekersaantallen, waardering en bestedingen stegen fors. De Haagse binnenstad is in twintig jaar uitgegroeid tot een succesvolle stadsmarketing- en retailmachine. Rotterdam produceerde pas enkele jaren geleden, in 2007, haar ‘Visie Openbare Ruimte’ voor de binnenstad. De havenstad nodigde de Deense architect Jan Gehl uit om de situatie in Rotterdam te analyseren. Gehl concludeerde dat het beeld, het functioneren en het beheer van de openbare ruimte in de havenstad beneden peil was. Dit hing sterk samen met de monofunctionele opbouw van de binnenstad en de in het stadsbeeld alom vertegenwoordigde auto. dS+V, de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting, ging samen met OKRA met zijn bevindingen aan de slag, wat in de genoemde visie resulteerde. Voor de gemeente Rotterdam was dit niet, zoals in Den Haag, aanleiding om het roer resoluut om te gooien.
CM
Cultuur en Maatschappij Binnenstedelijke openbare ruimte
61 â&#x20AC;&#x201D; AWM 38
Boven Het Spui in Den Haag, een van de oudste verkeeraders van de stad, wordt voetgangersgebied Links Het Spui is ter plaatse van het Spuiplein autovrij, op een baan van de parkeerroute na
62 — AWM 38
Boven De binnenstad van Rotterdam blijft doorkruisbaar met de auto, al moet die wel ruimte inleveren ten gunste van de voetganger – zoals hier op de Meent Links Een van de door OKRA ontworpen standaardprofielen voor de binnenstad van Rotterdam. De rijbanen worden versmald, het langsparkeren verminderd
CM
Cultuur en Maatschappij Binnenstedelijke openbare ruimte
De openbare ruimte in Rotterdam was volgens de gemeente weliswaar toe aan een forse verbetering, maar wel een die voortbouwt op de aanwezige kwaliteiten. Onder andere de lineaire structuur van straten en waterlopen wordt hierbij als kenmerkend beschouwd. Waar Rotterdam voorheen veel investeerde in open plekken als het Schouwburgplein gaat de stad nu de lineaire structuur intensief verbeteren. Het verbeteren van de openbare ruimte heeft als voornaamste doel om het wonen in de binnenstad een forse impuls geven. In het door OKRA gemaakte handboek ‘Centrumstijl’ legde Rotterdam in 2008 vast, net als Den Haag 20 jaar geleden, hoe de openbare ruimte in de binnenstad zou moeten worden aangepast. Het handboek bevat onder meer principeprofielen voor de verschillende types straten en een nieuwe meubilairlijn die binnenstadsbreed gaat worden toegepast. De vernieuwing van de Westerkade is een showcase voor wat komen gaat.
STRAATPROFIELEN De vernieuwde Westerkade is exemplarisch voor de manier waarop Rotterdam de openbare ruimte in de binnenstad wil aanpakken: er vindt een nuanceverschuiving plaats in het straatprofiel, waarbij de voetganger meer ruimte krijgt zonder dat de auto uit het profiel verdwijnt. Om de parkeercapaciteit in stand te houden bouwt Rotterdam momenteel nieuwe parkeergarages onder het Kruisplein, het Museumplein en de Markthal. De transformatie van het Spui is op haar beurt kenmerkend voor de ambitie van Den Haag om van het hart van de binnenstad een vrijwel aaneengesloten voetgangersgebied te maken. Het Spui wordt een promenade. Om de voetganger optimaal te faciliteren is de verkeershiërarchie in het straatprofiel opgeheven. Den Haag verandert hierdoor wezenlijk de historische structuur van de binnenstad. Het Spui is echter weerbarstig. Het omvormen van een substantiële verkeersader tot promenade is niet vrij gebleven van compromissen. In tegenstelling tot de Grote Marktstraat, waar de tram in de door OMA ontworpen tramtunnel is ondergebracht, rijdt de tram op het Spui nog op straatniveau. Hierdoor blijft het lineaire ruimtelijke karakter van het Spui intact. Afhankelijk van afspraken tussen de openbaarvervoersbedrijven rijden bussen soms wel en soms niet op de trambaan, waardoor een deel van het voetgangersgebied geen obstakels mag bevatten. Ook dient het Spui voor hulpdiensten als politie en brandweer ongehinderd berijdbaar te blijven. Dit alles verhindert dat horecaondernemers grote terrassen op het Spui kunnen plaatsen. Ook fietsers zijn het kind van de rekening geworden. Het profiel van het Spui voorziet niet meer in een fietsstrook. Door de afwezigheid van stoepen en de eenduidig doorge-
voerde bestrating dient de fietser om de voetgangers heen te slalommen. Het is uiteindelijk ook niet gelukt het Spui volledig autovrij te maken. De logistiek van de parkeerroutes vereiste dat auto’s uitgerekend ter hoogte van het Spuiplein, en het beoogde Cultuurforum, de binnenstad moeten kunnen uitrijden. Het verkeer op het Spui blijft zo een barrière voor de voetganger, terwijl in de openbare ruimte diffuus is geworden wat het domein van de verschillende verkeersstromen is. Bij het autovrij maken van het Spui is Den Haag op een grens gestuit die niet te slechten is met de ingrepen die daar nu gedaan zijn.
FORT OF FRAMEWORK Aan de ontwikkelingen in de binnensteden van Den Haag en Rotterdam gaan twee uiteenlopende stedenbouwkundige benaderingen vooraf. In Den Haag wordt gewerkt aan een binnenstad die, ware het een fort, een sluitend geheel moet zijn. Het hart van de stad moet een goed bereikbaar, vooral op de bezoeker gericht gebied zijn. De fijnmazige historische structuur is hier zeer geschikt voor en de logistiek is er middels het verkeerscirculatieplan volledig op afgestemd. De bezoeker parkeert zijn auto en loopt een gebied in dat een comfortabele, autovrije ruimte biedt om een paar uur in te verblijven. Dit heeft met name in het kernwinkelgebied het beoogde resultaat opgeleverd. De regie over de binnenstad is hierdoor steeds dwingender geworden. De openbare ruimte dient schoon, mooi en veilig te zijn. Dat heeft onder meer geleid tot het uitbannen van de auto, maar ook tot de aanwezigheid van camera’s en andere controlemaatregelen. Ook de fietser is hier ondergeschikt aan en wordt waar mogelijk buitengesloten. Zo gaat de gemeente Den Haag de Grote Marktstraat op koopavond en in het weekend afsluiten voor fietsverkeer. In Rotterdam wordt stellig niet gewerkt aan een hermetische binnenstad. De stad versterkt zijn lineaire stadsstructuur door meer aandacht te schenken aan de voetganger. Niet door de auto uit te bannen, maar door de voetganger in het straatprofiel meer ruimte te geven. Rotterdam beschouwt openbare ruimte als een open framework voor stedelijke dynamiek. De focus ligt hierbij op het scheppen van voorwaarden voor binnenstedelijk wonen. De verbetering van de openbare ruimte gaat in de optiek van Rotterdam vooraf aan particuliere initiatieven. Deze zijn moeilijk van tevoren te voorspellen en daarom dient de regie over de binnenstad niet te dwingend te zijn. De verbinding van de binnenstad met de rest van de stad wordt ook belangrijk gevonden. Vanuit dit standpunt is het ondenkbaar dat Rotterdams meest centrale verkeersader, de Coolsingel, ooit autovrij gemaakt wordt.—
63 — AWM 38
64 — AWM 38
Kossmann.dejong De tentoonstelling als ruimtelijk verhaal Kossmann.dejong wil met het ontwerpen van tentoonstellingen een ruimtelijk verhaal vertell len. De bezoeker moet worden meegenomen en zich kunnen identificeren met het onderwerp, vindt bureaupartner Herman Kossmann. “Waarom zou de ervaring van een tentoonstelling anders zijn dan bij een film?” Tekst Ronnie Weessies Fotografie Thijs Wolzak Wie wel eens in psychiatriemuseum Het Dolhuys in Haarlem is geweest, zal de hoge belevingswaarde zijn opgevallen. Alles maakt deel uit van een verhaal: van de entree, met interieurstukken uit voormalige klinieken, tot de audiotour (stethoscopen als luisterapparatuur). Ook in andere creaties van Kossmann.dejong, zoals de publieke expositie ‘De Verdieping van Nederland’ in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en de inrichting van restaurant De Bazar in Amsterdam, is een narratieve lijn aanwezig. Bij de letterlijke grootste opdracht van het bureau tot nu toe, het Urbanian Pavilion voor de Expo 2010 in Shanghai, was dit niet anders. In dit 15.000 vierkante meter omvattende en 22 meter (!) hoge paviljoen werd de bezoeker via de levens van een aantal families geïnformeerd over
de kwaliteit van het leven in de stad. “Er moesten per dag 40.000 bezoekers door het paviljoen heen. Voor ons was de vraag: hoe kun je deze aan een sociologisch onderwerp binden? Daarom hebben we zes echte families uit een stad in beeld gebracht en met elkaar vergeleken. Het gaat om mensen zoals jij en ik, wat de bezoeker triggert en het onderwerp minder afstandelijk maakt”, zegt Kossmann, die samen met Mark de Jong de directie van zijn bureau vormt. Nu had 95 procent van de Expo-bezoekers de Chinese nationaliteit, maar dat vormde voor de architecten geen reden om hun gebruikelijke aanpak te wijzigen. Ze stappen altijd blanco in het onderwerp. “Het eerste wat we doen is proberen een aantal specialisten rond de tafel te krijgen, zoals in dit geval onder meer stadssocio-
— “De tentoonstellingsdiscipline loopt behoorlijk achter” loog Arnold Reijndorp en architectuurhistorici Michelle Provoost en Paul Meurs. Met hen hebben we gebrainstormd over de kwaliteit van leven in de stad en wat dat nou eigenlijk betekent. Vervolgens hebben we bekeken hoe we dat naar een tentoonstelling kunnen vertalen. Net als
bij meer projecten van ons probeerden we daarbij zo dicht mogelijk de bezoeker te benaderen, door ons af te vragen: hoe zorgen we ervoor dat hij of zij zich kan identificeren met wat er gezegd word?” De bezoekers reageerden volgens Kossmann verrast. “De meeste Expopaviljoens maken een soort van reclame voor een land, dat van ons was een van de vijf themapaviljoens. De Chinezen vonden het erg bijzonder dat ze een inhoudelijk verhaal konden bezoeken, in plaats van alleen een collectie met een lampje erop gericht. Dat kenden ze niet en vonden ze spannend.”
DRAMATURGISCH DENKEN Het ontbreekt volgens Kossmann niet alleen bij tentoonstellingen in China aan een verhaal. “De discipline loopt behoorlijk achter, als je het vergelijkt met bijvoorbeeld film. Daarbij gaan een scriptschrijver en regisseur aan de slag om van een onderwerp een nieuw verhaal te maken. Vervolgens zetten ze alles, van acteurs tot het licht, in om de kijker anderhalf uur lang mee te nemen. Waarom zou dat bij tentoonstellingen anders zijn? Het is een ander medium, maar eigenlijk zou je daarbij ook dramaturgisch moeten denken en de bezoeker leiden door iets wat hem bijblijft. Dan kom ik terug bij de families uit ons Expo-paviljoen, dat zijn de hoofdrolspelers. Dankzij hen weet je wie het verhaal vertelt, dat er flashbacks zijn,
CM
Cultuur en Maatschappij Interview Kossmann.dejong
65 — AWM 38
Het subpaviljoen ‘Learn’, onderdeel van het Urbaninian Pavilion voor de Expo 2010 in Sjanghai
enzovoort. Als je zo nadenkt, kun je jezelf bijvoorbeeld ook afvragen waarom er bij een tekst op een expositie haast nooit vermeld staat wie het geschreven heeft. Wanneer het duidelijk wordt wie de auteur is, zoals de directeur of curator, krijgt het meteen lading en een persoonlijke stem.” Waar Kossmann wat betreft identificatie overeenkomsten ziet met film, noemt hij de fysieke beweging als grote verschil. “Een tentoonstelling onderscheidt zich doordat de bezoeker door het verhaal heen kan wandelen. Hij kan stoppen, omhoog kijken en net als in een stad of landschap naar attractieve punten gaan en ontmoetingen hebben. Er ontwikkelen zich allerlei fragmenten die je aan elkaar smeedt tot een verhaal. En elke keer als je weer door die tentoonstelling of stad wandelt, krijg je andere ervaringen en verhalen. Daar liggen gewoon kansen. Dan snap ik niet waarom we in een land met
zo’n hoge museumdichtheid niet meer experimenteren met mogelijkheden om de kwaliteit van zo’n wandeling te versterken.” Kossmann.dejong zelf probeert dit te doen door onder meer de gegeven ruimte te bespelen. “Dat is misschien onze architectenachtergrond. Je kunt een tentoonstelling in de ruimte zetten, maar ook zeggen: nee, de ruimte wordt een tentoonstelling. De aard van het gebouw, zoals een kerk, krijg je gratis en voor niets en dat is een geweldig onderdeel. Je kunt daar een ruimtelijke ervaring van maken. Bij het Expo-paviljoen bijvoorbeeld dachten we: hoe kun je deze enorme ruimte in zijn volle hoogte inzetten? Zo ontstond het idee om met behulp van roltrappen en hoogteverschillen een stad te creëren waar vanuit verschillende perspectieven naar gekeken kan worden.”
INHOUD Het grootste verschil tussen het ontwerpen van tentoonstellingen en reguliere architectuur is volgens Kossmann de inhoud. “Wij hebben een veel inhoudelijker opgave. Architecten als MVRDV en OMA ontwerpen natuurlijk ook conceptuele, inhoudelijke gebouwen. Wij moeten echter een ervaring creëren door middel van een thema, en dat is toch iets anders. Daarin verschilt onze opgave ook met het ontwerpen van interieurs. Ik vind wel dat er een hoop gebouwen zijn waar meer met de inhoud of de ruimte gedaan zou mogen worden. Zo zou iemand echt bewust kunnen worden gemaakt van wat bijvoorbeeld de entree van een nieuw ziekenhuis is. Het inhoudelijke aspect van een interieur van een publiek gebouw zou wat mij betreft veel meer kunnen worden opgenomen in het proces van het gebouw maken.”
66 â&#x20AC;&#x201D; AWM 38
Denken op de lange termijn Met de opmars van het marktdenken in de ruimtelijke ordening van Nederland wordt steeds vaker op de korte termijn gedacht. Directeur Rients Dijkstra en bureaupartner Hiroki Matsuura van Maxwan vrezen dat dit marktdenken op de lange termijn geen ruimtelijke kwaliteit zal opleveren. De architecten pleiten voor de terugkeer van een sterke overheid. Tekst Michiel van Raaij FotograďŹ e Jan Paul Mioulet/DAPh
I
IInterview n Maxwan
67 â&#x20AC;&#x201D; AWM 38
68 — AWM 38
Met uw bureau, Maxwan, werkt u met name aan stedenbouwkundige opgaven. Toch werken er bij u vooral architecten. Welk voordeel biedt dit? Hiroki Matsuura (HM): “Dat wij van oorsprong zelf architecten zijn, stelt ons in staat om stedenbouwkundige ontwerpen relatief ver uit te werken. Onze ontwerpen zijn vaak al heel architectonisch. De samenwerking met architecten in de uitvoeringsfase gaat ook soepeler.” Aan welke opgaven werkt u momenteel? HM: “In Den Haag werken we aan de ontwikkeling van het GIT-terrein. In Leiden ontwerpen we aan de vernieuwing van het gebied rond het Centraal Station. Bij beide projecten is de vraag hoe de stad op een hedendaagse manier verdicht kan worden. In plaats van alleen torens voor te stellen, hebben we gezocht naar manieren om ook veel eengezinswoningen op te kunnen nemen. In Leiden hebben we bouwblokken ontworpen bestaande uit eerst een tien meter hoge sokkel met vooral eengezinswoningen. Vervolgens is er een setback met de hoogbouw. De smalle straten die dit oplevert sluiten qua taal aan bij die in het centrum van Leiden. De kwaliteit van de openbare ruimte is een van de belangrijkste dingen in ons werk. Tegenover deze stedenbouwkundige ontwerpen staan kleine architectonische opgaven. We werken bijvoorbeeld aan de renovatie en uitbreiding van een villa. Wij zijn net zo goed geïnteresseerd in de materialisering en detaillering van gebouwen. Wij zouden graag ook gebouwen van een wat grotere schaal willen realiseren.” De oprichting van Maxwan viel samen met de opdracht om de Vinex-wijk Leidsche Rijn bij Utrecht te ontwerpen. Is het ontwerp voor Leidsche Rijn representatief voor de aanpak van Maxwan? HM: “In het stedenbouwkundig ontwerp voor Leidsche Rijn is er onderscheid gemaakt tussen wat er toe doet, en wat er minder toe doet. Wat echt belangrijk is, krijgt veel aandacht; wat minder belangrijk is, daar maken we ons minder druk om. Die aanpak komt in elk project van ons bureau terug.” Wat was belangrijk in het ontwerp voor Leidsche Rijn? Rients Dijkstra (RD): “De overheid legde de Vinex-operatie uit met de slogan van de compacte stad. Wij kwamen er achter dat bij de planning van Leidsche Rijn nauwelijks nagedacht was over de verbinding met de oude stad. Dat was de opgave die we oppakten. Een van de eerste dingen die we deden was het toekomstige grondgebruik in kaart te brengen. Rond de snelwegen ligt een zone waar je niet kunt bouwen,
tenzij je een twaalf meter hoge geluidswal optrekt. Het gebied waar huizen gebouwd konden worden was dus bepaald. Het resultaat van de som, 30.000 woningen maal 32 woningen per hectare, paste precies op dat gebied. Na een week dachten we: op dit schaalniveau zijn we klaar. Alles lag vast. Toen realiseerden we ons echter dat de plek van het park voor de 80.000 bewoners van Leidsche Rijn ook al bepaald was. De enige vrije ruimte was de zone langs de snelweg. Daar ging alleen nog de bedrijvigheid vanaf die toch wel een plek zou krijgen langs de snelweg.” Het was eigenlijk de standaard stedenbouw in Nederland. RD: “Precies. Leidsche Rijn had wel een compacte vorm, maar het had weinig te maken met de compacte stad. Het werd ons toen langzaam maar zeker duidelijk dat we af moesten van een deel van de
— “Het eerste model maken we al in de eerste paar uur” snelweg. Er was eerder al een dure, volledig ondergrondse tunnel voorgesteld. Wij hebben een goedkopere variant voorgesteld. Met de tunnel waren we het geluid en de vervuiling kwijt. Rondom de tunnel konden we een woongebied realiseren, dat we als het ware weg konden snijden uit het grote woongebied. Die nieuwe open plek in het hart van de wijk, dat werd het park. Alles viel op zijn plek. Het park lag op een voor alle bewoners goed bereikbare plek en kon verbonden worden met bestaande ecologische waarden. Tegelijkertijd vormde het park een natuurlijke scheiding tussen Utrecht en Vleuten De Meern, wat politiek gezien heel welkom was.” En nu, vele jaren later, nadert Leidsche Rijn zijn voltooiing. RD: “Dat vind ik het aller-geweldigst. Het wordt realiteit. Op details zijn er verschillen, maar als masterplan is het exact hoe we het veertien jaar geleden achterlieten. Onwerkelijk.” Relateert u het onderscheid tussen hoofd- en bijzaken in een ontwerp aan het ontwerpconcept? RD: “Wij hebben een haat-liefdeverhouding met het idee van het concept, met het idee van een visie en met het idee van één groot idee. Het wekt de suggestie dat één ding belangrijker is dan alle andere dingen. Of dat iets in een week bedacht kan worden, waar vervolgens alles inpast. Dat is niet hoe wij
I
Interview Maxwan
werken. Een ontwerp ontstaat langzaam maar zeker. Een concept is handig bij een presentatie, maar in de ontwerppraktijk werkt het vaak verstikkend.” Hoe ontwikkelt u een ontwerp? RD: “In een ideaal proces benaderen we de opgave van alle mogelijke kanten. We combineren bijvoorbeeld vrij schetsen met onderzoek op locatie. Die aanpak bestond bij OMA, waar ik gewerkt heb, en is daar verfijnd. Ik heb altijd zo gewerkt. Het is een aanpak die ver afstaat van het idee van de meesterarchitect. Iedereen in het team levert een bijdrage aan het ontwerp.”
De in het stationsgebied van Leiden geplande hoogbouw past Maxwan in met een plint van grondgebonden woningen
Maakt u veel prototypes? RD: “Wij werken veel met 3D-modellen. Wij zijn goed in het modelleren van stadsdelen of zelfs hele steden. Het eerste model maken we in de eerste paar uur nadat we aan een project zijn begonnen. Momenteel denken we na over het stationsgebied van Delft. Wij zijn daar deze week aan begonnen en hebben al een VR, Virtual Reality, draaien. De mensen die eerder aan het ontwerp van Joan Busquets voor dat gebied werkten hebben nooit met zo’n model gewerkt. Zij werkten met nogal vage vogelvluchtperspectieven en glasachtige gebouwen. Op mijn vraag hoe groot het stationsplein ervaren zou worden, konden ze geen antwoord geven.” HM: “Je ervaart een stad niet vanuit de lucht. Het gaat om de ervaring van de openbare ruimte. Met een 3D-model kun je erin stappen, kun je het ontwerp testen.” RD: “Modellen van blauw schuim zijn voor architecten geweldig, want na een tijdje begrijp je dat het een model op een bepaalde schaal is. Voor buitenstaanders is het echter hopeloos. Zij zien het model, zien dat de architect er enthousiast over is, en
69 — AWM 38
maken de fout te denken dat ze op basis van dit model het ontwerp moeten beoordelen. In deze tijd moet het toch mogelijk zijn op een andere manier je werk te presenteren?” Virtual Reality is die manier? RD: “Het werkt goed als het een van de middelen is. VR kan bijvoorbeeld gecombineerd worden met een fysiek model en handschetsen.” U werkt dan eigenlijk direct al door alle schalen heen? U bekijkt de opgave niet eerst op de grote schaal, om daarna in te zoomen? HM: “Inderdaad. We vertellen onze medewerkers ook altijd om niet te lang in een perspectief te blijven hangen. Wissel het werken aan een 3D-model af met vrij schetsen. Je komt anders makkelijk vast te zitten in het medium. Vooral aan het begin van een ontwerpproces.” Jullie doen veel projecten in het buitenland. Zien jullie de ruimte voor het experiment in Nederland minder worden en zoeken jullie die ruimte nu in het buitenland? HM: “Bij het stedenbouwkundige ontwerpen bestaat het gevaar dat je vast komt te zitten in de realiteitszijde van het project. De vrijheid is vaak beperkt. Wij doen daarom aan veel internationale prijsvragen mee. Dat is een hele goede manier om scherp te blijven. Soms winnen we ook.” RD: “Het is ook toeval. Bedrijfseconomisch gezien is het voor een bureau niet slim zich te beperken tot een klein territorium. Elk land heeft zijn eigen snelheid en eigen vragen. Als je je limiteert tot een land maak je je dus kwetsbaar. Wij zijn bijvoorbeeld naar Londen gegaan toen we het gevoel hadden dat daar met burgemeester
70 — AWM 38
Ken Livingstone en met Richard Rogers’ Design for Londen iets ging gebeuren. We verwachtten dat dat tot een golf van nieuwe opgaven zou leiden en tot een nieuwe vraag naar ontwerpers. Ons ontwerp voor Barking Riverside, een grote wijk in Oost-Londen, wordt nu gebouwd. Iets anders dat ons naar het buitenland drijft, is dat het werken in het buitenland ons de mogelijkheid geeft tot vergelijken. Ik begreep Nederland pas goed toen we in Engeland gingen werken. Je verbreedt je blik. Het systeem van Europese Aanbestedingen maakt het ook eenvoudig mee te dingen naar opdrachten in het buitenland. Maar boven alles is het toeval. We hebben dit jaar bijvoorbeeld opeens een handvol projecten in België binnengehaald. Dat heeft, denk ik, veel te maken met dat de inmiddels voormalige Vlaams Bouwmeester Marcel Smets (zie AWM 30) langzaam maar zeker de stedenbouw op de agenda heeft gezet in Vlaanderen. In België gebeurt wat dat betreft het tegenovergestelde van wat in Nederland plaatsvindt. Er ontstaat een ontwerpcultuur, een vraag naar ontwerp. De stedenbouwkundige dienst van Antwerpen is ook heel krachtig. Het doet me denken aan dS+V Rotterdam twintig jaar geleden.” Welke opgaven ziet u in de Europese stad? HM: “Ik kom oorspronkelijk uit Tokyo en wat me telkens weer treft is de lange traditie die in Europa bestaat wat betreft de samenwerking tussen overheidsinstellingen en de commerciële ontwikkelaar. In Japan bestaat dat niet. De ontwikkelaar bepaalt er alles. Deze dominantie van de markt is ook in Europa in opkomst. Tegelijkertijd zie ik ook dat velen zich realiseren dat hierdoor elke Europese stad er straks hetzelfde uitziet, dus dat er naar de eigenheid
van een bepaald gebied gekeken moet worden. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in Europa altijd gedreven door een winstoogmerk. Die commerciële kracht werd door de opdrachtgever echter altijd gecombineerd met een zeker paternalisme, een architectonische ambitie, of een visie voor de lange termijn. We zien nu dat ontwikkelingen steeds meer puur om geld gaan. Om de stedenbouwkundige traditie te continueren is een sterke gemeentelijke dienst nodig.” Ervaart u in de praktijk dat die traditie minder wordt? RD: “In Nederland zien wij het minder worden. De gemeentelijke stedenbouwkundige diensten worden uitgeknepen. De gemeentes waar we mee werken zijn heel voorzichtig met wat ze uitgeven. De budgetten krimpen. Met deze bezuinigingen wordt op de korte termijn zeker geld bespaard, maar hoe zit dat met de langere termijn? Besparen we geld door de economische macht te laten beslissen over de ecologische hoofdstructuur van ons land? Dat geloof ik niet.” De rijksoverheid wil dat de ruimtelijke ordening in eerste plaats bijdraagt aan de economische ontwikkeling van ons land (zie interview Henk Ovink op pagina 86). RD: “Dat is de zwakte van de huidige regering. Alles wordt naar de korte termijn vertaald. Voor stedenbouw, architectuur en landschap is vier of acht jaar een korte periode. Ik heb sterk het gevoel, en dat is lastig te bewijzen, dat het op de korte termijn streven naar economische waarde niet alles vertelt. Echte economische waarde wordt pas op de langere termijn zichtbaar. Centraal in deze discussie staat onze culturele
I
Interview Maxwan
sector. De huidige regering stelt dat we geld uitgeven aan cultuur en dat we geld kunnen besparen door dat te laten. Culturele instellingen moeten zich leren bedruipen met minder ondersteuning, of sterven af. Dit wordt gezien als iets positiefs voor de economie, want de rijksbegroting verbetert erdoor. Maar tegelijkertijd zijn er economen die verklaren dat de economisch best presterende steden, onder andere zo goed presteren vanwege hun vruchtbare culturele klimaat. Zo’n klimaat trekt een ondernemende avant-garde aan. Cultureel rijke steden hebben een interne motor die nieuwe ideeën produceert. Dat is het debat dat plaats moet vinden. Ja, we besparen een hoop geld op de korte termijn, maar wat besparen we op de langere termijn? Wordt Nederland op cultureel vlak een kaal, pragmatisch land? Worden we een land dat jonge mensen, op zoek naar een opleiding of werkervaring, straks links laat liggen? Kunnen we dat geld beter uitgeven aan wegen?” U vreest dat een ‘pure’ marktwerking ervoor zal zorgen dat Europese steden steeds meer op elkaar zullen gaan lijken. Zouden we ons in Nederland moeten richten op het lokale? U werkt door heel Europa en in Azië, wat ziet u als specifiek Nederlands? RD: “Als ik kijk naar hoe we in Engeland, Duitsland en Rusland samenwerken met andere partijen, en dan met name met de opdrachtgever, valt me steeds op hoe informeel we in Nederland met elkaar
— “Ontwikkelingen gaan steeds meer puur om geld” omgaan. Op bepaalde momenten is dat heel irritant, maar die informaliteit is ook een fantastische kwaliteit als je innovatief wilt zijn. Elke onderzoeker kan je vertellen dat je uit het systeem moet stappen om echte innovaties te doen. Een fantastisch programma voor Nederland zou zijn om die informaliteit te koppelen aan de verdere ontwikkeling van de creatieve economie. Laten we daar tolerantie aan toevoegen. Hoe diverser hoe beter. Dat zou een interessante manier zijn om Nederlandsheid te benaderen.” Hoe diep zit het informele in uw bureau zelf? Uw presentaties hebben iets informeels, doordat u verschillende media door elkaar heen gebruikt – waaronder zelfs tekeningen gemaakt
71 — AWM 38
met krijt. Uit de namen die u uw projecten meegeeft, zoals Skill Bill, spreekt gevoel voor humor. Wat u als typisch Nederlands ziet, is ook typisch Maxwan. RD: “Dat heeft ook met onze persoonlijke karakters te maken. Ik word nerveus als dingen te lang hetzelfde zijn. Op dit moment ben ik nerveus over de manier waarop ons 3D-werk zich ontwikkelt. Het is heel eenvoudig om de Photoshop-filters toe te passen. Het ziet er allemaal heel snel strak uit. Maar ik ben er niet blij mee, het overkomt ons. Door de toevoeging van handschetsen en andere media vechten we daartegen.” Is vanuit het oogpunt van PR een eenduidige uitstraling niet juist wenselijk? RD: “Misschien wel. Ons zelfvertrouwen is de afgelopen jaren op dat punt echter wel gegroeid. Twee jaar geleden waren we met achttien mensen, nu zijn we met z’n zestienen. We hebben nauwelijks omzet verloren. Over onze presentaties hebben wij zelf ook discussies. Waar we altijd op uitkomen is: wij zijn nieuwsgierig. Wij willen niet gedwongen worden een al uitgezet pad te volgen.” U bent liever vrij? RD: “Ja.” Hoe ziet de stad er over vijftig tot honderd jaar uit? RD: “Ik ben niet volkomen optimistisch. Er is een goede kans dat de stad over vijftig tot honderd jaar nog meer gedreven wordt door kortetermijn-visies. Er is ook een goede kans dat duurzaamheid daadwerkelijk doorbreekt. Dat is overigens een andere manier om naar geld te kijken. Het allerbelangrijkst is de kwaliteit van de openbare ruimte.” Wat is uw agenda bij het ontwerpen van openbare ruimte? RD: “In het stedenbouwkundig ontwerp is de kwaliteit van de openbare ruimte het allerbelangrijkst. Voor alle ontwerpdisciplines geldt dat heel veel geld en energie in een klein onderdeel van het plan kan gaan zitten. Wij zien dat in de regel meestal als een kortetermijnoplossing. Voor de lange termijn moet je als ontwerper ongeacht de omstandigheden – of er geld is of niet, of er politieke steun is of niet – blijvende waarde vaststellen. Bij het plan voor Barking Riverside in Londen hebben we onze opdrachtgever ervan kunnen overtuigen om de auto’s van de straat te halen. Dat levert fundamentele kwaliteit op voor de voetgangers en fietsers die de straat gebruiken, net als voor de kinderen die er spelen. Er zijn een heleboel manieren waarop het parkeren opgelost kan worden. Zo’n voorstel gaat veel verder dan het dunne esthetische laagje dat veel mensen voor ‘ontwerp’ aanzien.”—
72 — AWM 38
D
Duurzaamheid BIODIVERSITEIT
Stuifmeelstad Hoe kunnen bijen bijdragen aan het welzijn in de stad? Eriksen Skajaa Architects stelt voor om in Oslo bijenkorven te plaatsen om de biodiversiteit te vergroten, maar ook om de sociale cohesie te bevorderen. Het jonge Noorse bureau doet met het project Palynopolis naar eigen zeggen een voorstel voor “onderzoek naar hoe biodiversiteit en zelfvoorziening kunnen fungeren als katalysator voor stedelijke ontwikkeling.” In het voorstel wordt in bestaande parken langs de Aker, een kleine rivier die door Oslo stroomt, een reeks bijengemeenschappen geplaatst. De tuinen bij de bijendorpen worden gemeenschappelijk onderhouden. Zo draagt de gemeenschap bij aan de honingproductie en de biodiversiteit en helpen de bijen mee een wijkgevoel te genereren. Er is een wereldwijde terugloop in het aantal bijenpopulaties. Bijen zijn nodig voor de instandhouding van en afwisseling in flora, omdat zij het stuifmeel van bloemen verspreiden (stuifmeel wordt ook wel palyno genoemd, vandaar de naam van het project). Dit soort kleinschalige stedelijke projecten kunnen het publieke bewustzijn rondom dit fenomeen vergroten. Ook in Nederland zijn er enkele stedelijke bijenkolonies. Palynopolis won de tweede prijs in de Man Made Reformulate-competitie op de Oslo Triennale. Het voorstel is ontwikkeld in samenwerking met Christina Charlotte Tolfsen, die een achtergrond heeft in wetenschappelijk onderzoek naar bijen. (RG)
D
GEMEENSCHAP
Duurzaam leefgenot ArchitectenConsort heeft voor de Zweedse plaats Kalmar een buurt met eco-woningen ontworpen. Het duurzame gehalte van het ontwerp reikt verder dan louter bouwtechnische maatregelen. Een hoge leefkwaliteit maakt een project ook duurzamer, vindt het bureau uit Rotterdam. Een warmtepomp, driedubbele beglazing, groendaken. In het ontwerp waarmee ArchitectenConsort de besloten prijsvraag won voor een buurtje met 21 levensloopbestendige, ecologische woningen, is een keur aan milieuvriendelijke maatregelen en technieken toegepast. Maar het ontwerp neemt ook andere duurzame kwaliteiten in acht. “Duurzaamheid is zeker niet alleen technisch”, zegt Edgar Bosman, die het project samen met Peter Couwenbergh ontwierp. “Het gaat ook om well-being en sociale cohesie, om de leefkwaliteit die je aanbiedt. Naarmate het leefgenot hoger is, gaat het project langer mee.
Duurzaamheid Korte berichten
De inpassing in het landschap rekenen wij daarom ook tot duurzaamheid. Net als het sociale aspect: dat het echt een buurtje wordt, waar mensen elkaar kennen. We overwegen om een website te maken met een Facebook-achtige applicatie, speciaal voor de bewoners.”
Buitenleven Vanuit iedere woning is er toegang tot meerdere beschutte buitenruimten waarvan de ligging is afgestemd op de stand van de zon. “Omdat de dagen soms kort zijn, heeft de Zweed de behoefte overdag zoveel mogelijk buiten te zijn, ook als het weer tegenzit”, zegt Bosman. “Het ritme van overdekte veranda’s bepaalt de geleding van de plattegrond. Het is de inzet geweest om de buurt zo naadloos mogelijk in de omgeving in te passen. Aan vier zijden is het plangebied omgeven door groen: een nog aan te leggen park aan een zijde en bos en weide aan de andere drie kanten. We willen het groen door het plan heen laten lopen. De ruimte tussen de woningen wordt zoveel mogelijk gemeenschappelijk, bijvoorbeeld met een ontmoetingsplek, een moestuin en een boomgaard. Zo proberen we te vermijden dat iedereen zijn eigen tuintje inricht.” Met de sterke nadruk op de publieke ruimte hopen de architecten de gemeenschapszin te stimuleren.
73 — AWM 38
Zweden Op het gebied van duurzaamheid is men in Zweden in veel opzichten verder dan in Nederland, denkt Bosman. Zo beschikt de plaats Kalmar al over duurzame straatverlichting, hybride openbaarvervoersmiddelen en een biogastankstation. Ook worden in het Scandinavische land in de bouw veel maatregelen genomen om de nieuwbouw energiezuinig te maken. Een voorbeeld is drievoudige beglazing, dat in Nederland nog weinig toegepast wordt omdat het een complex en duur product is dat bovendien nog niet gestandaardiseerd is. In Zweden wel. Bosman: “Hier is het veel gebruikelijker. Er is meer kennis aanwezig bij aannemers en bijvoorbeeld kozijnfabrikanten.” Opvallend is dat andere toepassingen, zoals grasdaken, in Zweden nog niet zijn ingeburgerd. “Als je kijkt naar andere nieuwbouwprojecten hier in Zweden, dan zie je vooral veel schattige Pippi Langkoushuizen,” lacht Bosman. Pippi Langkoushuizen zijn de door ArchitectenConsort ontworpen woningen zeker niet. Het project is modern en strak vormgegeven. Maar in de bouwwijze sluit men wel aan op de lokale traditie van houtskeletbouw. Het hout is afkomstig uit het bosrijke Zweden zelf. Zo wordt tevens op het transport bespaard. “Ook dat is duurzaamheid,” aldus Bosman. (RG)
74 — AWM 38
COMFORT
Plaatsbepaling Hotel Amstelkwartier moet zijn gasten een hoge mate van luxe en comfort bieden, maar daarbij het milieu zoveel mogelijk ontzien. Mulderblauw architecten en Architectenbureau Paul de Ruiter werken samen aan het ontwerp voor het eerste hotel van Europa met een LEED Platinumcertificering. Het viersterren plus-hotel zal verrijzen aan de Amstel, nabij het Amstelstation te Amsterdam. Op deze locatie wordt de komende jaren een nieuw woonwerkgebied ontwikkeld. De bouw van Hotel Amstelkwartier, in opdracht van Amstelside BV, moet in 2011 van start gaan. De gewenste hoge mate van zowel comfort als duurzaamheid vraagt volgens de architecten om een integrale benadering wat betreft energiebesparing, bedrijfsvoering en verblijfskwaliteit. Daartoe is het eerste speerpunt het zoveel mogelijk sluiten van kringlopen op gebied van energie, water, afval en materiaalgebruik. Het tweede speerpunt is een hotel te ontwerpen dat op vele manieren is verbonden met de specifieke locatie en met de stad Amsterdam. Het gebouw krijgt een compacte kern van logistieke faciliteiten. De daaromheen gesitueerde verblijfsruimtes vangen zoveel mogelijk daglicht. De ruim driehonderd hotelkamers krijgen glas over de volledige hoogte voor een ruimtelijke werking en een weids uitzicht. Iedere kamer, zelfs op de 20e verdieping, kan worden geventileerd met buitenlucht. Interessant is dat de gevel reageert op het buitenklimaat om warmteverlies of oververhitting te voorkomen. De bouwkundige schil draagt daardoor in hoge mate bij aan de besparing op het energieverbruik. Bovendien wordt het gevelbeeld dynamisch: het verandert steeds onder invloed van de hotelgast, het weer en het tijdstip van de dag. Verder worden veel inmiddels vertrouwde duurzaamheidsoplossingen
toegepast: eigen energieopwekking (bijvoorbeeld met biomassa uit het hotel), hergebruik van water, terugwinning van warmte en de toepassing van materialen die zoveel mogelijk zijn gerecycled en afkomstig zijn van lokale leveranciers en fabrikanten. Het materiaalgebruik wordt waar mogelijk beperkt door slim te ontwerpen. Overigens wordt met
de keuze voor lokale materialen ook gestreefd naar een verbondenheid met de stad en de omgeving. Om dezelfde reden wordt bijvoorbeeld in de inrichting gezocht naar relaties met de stad en zou gebruik moeten worden gemaakt van lokale voedselproductie. Dan voelt de wereldreiziger op welke plek hij zich bevindt. (RM)
voor milieu en energietechnologie. Volgens het Active House-principe genereert het woonhuis meer energie dan het verbruikt. Een groot arsenaal aan technieken wordt ingezet om het energieverbruik te verlagen en tevens het leefcomfort te verhogen. Er is gezorgd voor een ruime mate van daglichttoetreding: vier keer meer dan de standaardnorm. De schaduw van omliggende bomen heeft geen negatieve invloed doordat veel dakvensters zijn gebruikt. Geautomatiseerde zonwering voorkomt oververhitting in de zomer en overmatige warmte kan worden opgeslagen. Ondanks de lichtgewicht constructie is geprobeerd
zoveel mogelijk massa voor warmteopslag te realiseren. Daartoe zijn achter het houtwerk twee lagen gipsplaten met hoge dichtheid opgenomen; ook de vloer wordt als thermische massa ingezet. Actiefhuisconcepten gebruiken vaak de succesvolle passiefhuistechnieken, zoals hoge isolatiewaarden, hoge luchtdichtheid en een oriëntatie op het zuiden, in combinatie met actieve technieken. Zo is het Sunlighthouse voorzien van een warmtepomp, PVpanelen en thermische zonnecollectoren. Verder wordt er gebruik gemaakt van natuurlijke en vraaggestuurde ventilatie, warmteterugwinning en sensoren ter controle van de luchtkwaliteit. Actiefhuisconcepten hebben vaak een meer holistische benadering: naast de aandacht voor het energieverbruik wordt er gelet op een hoge leefbaarheid of gebruikerscomfort en inpassing in de leefomgeving. De concepten streven naar een positieve impact op het milieu, naar ‘huizen die meer geven dan nemen’, aldus de internationale Active House Alliance. Ook in Nederland bestaat er interesse in het concept. Begin 2011 moet de bouw van het House of Tomorrow Today (HoTT) nabij Eindhoven, ontworpen door WVTTK architecten, van start gaan. Het Sunlighthouse is het derde gebouw uit het Model Home 2020project van de Velux Groep, die daarmee een bijdrage wil leveren aan de ontwikkeling van een nieuwe generatie duurzame gebouwen. (LAvK)
hoog en omgeven door een cirkelvormig veld met 2650 spiegels. De centrale, die volgend jaar in gebruik wordt genomen, krijgt een vermogen van 17 megawatt. De bouwer, Torresol Energy, is een joint venture tussen Sener Aeronáutica en Masdar Initiative. Het doel is om meer
torens te realiseren, waaronder een toren van 100 megawatt bij de duurzame stad Masdar in Abu Dhabi. De eerste experimenten met CSP zijn in de jaren tachtig van de vorige eeuw verricht in Californië. Het veld bij Sevilla is de eerste commerciële toepassing van CSP. (RG)
Adam Mørk/Velux Groep
D
75 — AWM 38 Korte berichten
ACTIEFHUIS
Niet nemen, maar geven In Oostenrijk is afgelopen november het Sunlighthouse geopend. De door HEIN-TROY Architekten ontworpen eengezinswoning is een zogenoemd Active House. Het Sunlighthouse in het Oostenrijkse Pressbaum is al voor de oplevering onderscheiden met een nationale prijs
ALTERNATIEVE ENERGIE
Zonnetoren Met een zoutoplossing zonlicht omzetten in warmte. Dat is in het kort de werking van de Concentrated Solar Power-techniek (CSP). Momenteel wordt de opening van de eerste commerciële centrale voorbereid in Spanje, nabij Sevilla. Bij CSP-centrales wordt zonlicht via spiegels naar een centraal punt (de top van de toren) gestuurd. Daar wordt een zoutoplossing verhit tot 565 graden Celsius. Het zout circuleert door de toren en brengt de warmte naar een stoomturbine aan de voet van de toren. De zonnetoren bij Sevilla is 140 meter
76 — AWM 38
Smart Treefrog De natuur in huis De Smart Treefrog van Splitterr werk is een case study house dat wil aantonen hoe mensen kunnen wonen met een minimale milieubelasting. De natuur wordt zelfs letterlijk deel van het huis, in de vorm van een groenzone en een algengevel.
op problemen als klimaatverandering, milieuvervuiling en eindige energiebronnen. In de eerste helft van dit jaar vroeg de organisatie concreet naar oplossingen in de vorm van Water Houses, Smart Price Houses en Smart Material Houses. Als antwoord op de laatste categorie ontwikkelde het Oostenrijkse bureau – of ‘label’, zoals het zichzelf aanduidt – Splitterwerk de Smart Treefrog.
Tekst Robert Muis Fotografie Nikolaos Zachariadis, Splitterwerk
INTELLIGENT HUIS
Tijdens de Internationale Bauausstellung (IBA) Hamburg moeten in 2013 meerdere case study houses alternatieven tonen voor het wonen, werken en recreeren in de komende decennia. Daarbij stelt de IBA Hamburg ook de vraag hoe in de (nabije) toekomst wordt gereageerd
In de visie van Splitterwerk betekent het realiseren van een smart house meer dan het toevoegen van domotica voor beveiliging, energie- en klimaatbeheersing aan een traditionele woning. Het gaat ook verder dan louter het vervangen van de gewoonlijke bouwmaterialen door smart materials. Het Oostenrijkse bureau stelt dat bij een werkelijk intelligent gebouw
de diverse technieken en materialen op een slimme manier meerdere functies kunnen vervullen, wat als vanzelf leidt tot een nieuwe gebouwtypologie. De Smart Treefrog is ontworpen als een huis-in-een-huis en bestaat uit drie elementen: de kern met woon- en werk-
— Gevelelementen met algen werken als bioreactoren ruimten, een wintertuin als bufferzone (door Splitterwerk de Supernature genoemd) en het omhulsel, een dikke buitengevel. Een belangrijke rol in het ontwerp speelt de natuur. Het bureau bootst in de eerste plaats niet de vorm
D
of de werking van de natuur na (zoals bij organische architectuur of bij biomimicry gebeurt), maar integreert de natuur functioneel in het ontwerp. In het case study house Smart Treefrog komt dat vooral – en op een onderscheidende wijze – naar voren in de Supernature en de buitengevel met bioreactoren.
ALGENGEVEL Naar gelang de oriëntatie bestaat de buitengevel uit transparante, dan wel translucente met microalgen gevulde kunststofelementen. De elementen met algen werken als bioreactoren, die in de eerste plaats dienen voor energiewinning. Het water in de bioreactoren is regenwater, dat op het gebouwdak is opgevangen. Daarin worden de microalgen gekweekt, die groeien onder invloed van zonlicht en de toevoeging van CO2 en rookgas.
Duurzaamheid Smart Treefrog Splitterwerk
De algen worden geoogst als biomassa. De bioreactoren zorgen ook voor beschaduwing van de erachter gelegen groene bufferzone en het gebouw: door fotosynthese groeien de microalgen en juist in de zomer biedt hun sterke toename schaduw. De met water gevulde panelen van de bioreactorgevel dragen verder bij aan de stabilisatie van de temperatuur in de groene bufferzone. Het verwarmde water vormt een thermische barrière in de winter; het water heeft een koelend effect in de zomer. De paneelfaçade zorgt volgens Splitterwerk ook voor de demping van het geluid voor de gebruikers, ook bij geopende ventilatieroosters. De bioreactoren worden voorzien van ledfolies, die reageren op licht en aanwezigheid. Ze sturen de algengroei, zorgen voor verlichting van de Supernature en bepalen ook de nachtelijke verschijning van de Smart Treefrog.
77 — AWM 38
SUPERNATURE De Supernature is de ‘natuurruimte’ rondom de woon- en werkruimten. Voorzien van bomen en planten heeft ze een meervoudige functie: gebouwontsluiting, wintertuin en klimaatbuffer. Ze bestaat uit privéruimten (een daktuin, balkons, loggia’s) en een semi-openbare verblijfsen toegangszone. In het Hamburgse klimaat, dat guur kan zijn, is de bufferzone met de gematigde temperaturen het hele jaar bruikbaar als tuin. Afhankelijk van het seizoen varieert de temperatuur volgens Splitterwerk er tussen de 15 en 26 °C. Dat betekent ook een ontlasting van de binnengevel met betrekking tot vooral condensatierisico en warmte- en vochtbescherming. Verder verlaagt de bufferzone de energiebehoefte van de woon- en werkruimten. In het dak van de Supernature worden PV-panelen (met dunfilm-CIS-
78 â&#x20AC;&#x201D; AWM 38
9 1 1
8
8
9
7 9
11
4
8
7
11
7
4 11
7 6
1
5
10
2
3
8
4
9
2e verdieping
Dwarsdoorsnede
9 1
3 8
2
7
10
7 5
5 8 9
Begane grond
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
supernature voortuin toegang omloop wintertuin loggia metaallamellen glasvezelgordijn bioreactor gevel kantoor woning
De buitengevel bestaat uit transparante dan wel translucente met algen gevulde elementen.
D elementen) en zonnecollectoren geïntegreerd. Deze voorzien in de energie- en warmwaterbehoefte van het gebouw, maar zorgen ook voor beschaduwing van de beplanting. Het dak wordt verder voorzien van een thermotrope laag, die oververhitting voorkomt. Tot 30 °C is de laag geheel transparant, vanaf 40 °C reflecteert het vanzelf 30% van het zonlicht. Te hoge temperaturen worden ook voorkomen door ventilatiepanelen, die
— De Smart Treefrog moet een energieplus-huis worden zich autonoom openen dankzij temperatuurgevoelige bimetalen elementen. Van het dakoppervlak is 30% lichtdoorlatend, wat bijdraagt aan de natuurlijke lichtinval in de centraal gelegen ruimten. Een glasvezel netgordijn tussen de private en semi-private zone van de Supernature reflecteert het daglicht tot in het gebouwinterieur.
KERN De binnengevel zorgt ervoor dat de kern voldoet aan de standaard voor passiefhuizen. De gevel is opgebouwd uit een demonteerbaar houten raamwerk, met meerdere lagen als drielaags glas en geornamenteerde metalen lamellen. De indeling van de wanden kan worden aangepast. Ook de plattegrond van het gebouw is vrij indeelbaar. Splitterwerk heeft voor de constructie verplaatsbare draagelementen bedacht, die het gebouw stijfheid bieden. Ze kunnen binnen een eenvoudig regelwerk worden verplaatst. Daarmee kan worden ingespeeld op de veranderende behoeften met betrekking tot de functies en grootten van ruimtes. Voor de skeletconstructie wordt inlands hardhout gebruikt. De woon- en werkruimten beslaan een totaal oppervlak van ongeveer 570 m2, verdeeld over drie bouwlagen. De ruimten zijn flexibel in te delen. Volgens de door de IBA voorgeschreven indeling per gebouw zijn er vier wooneenheden van respectievelijk circa
Duurzaamheid Smart Treefrog Splitterwerk
57, 80, 61 en 197 m2 en een kantoorruimte van circa 175 m2. Het ontwerp van Splitterwerk staat echter aanpassingen toe. De energie uit de verschillende bronnen wordt met een managementsysteem naar behoefte in het huis verdeeld of opgeslagen. De ruimten behouden een aangenaam klimaat via een lagetemperatuur vloerverwarming. De bewoners kunnen het binnenklimaat verder regelen via de ventilatievoorziening, die is gekoppeld aan warmteterugwinning. Voor installaties is ongeveer 22m2 nodig. De energieproductie in of aan het huis is volledig uit hernieuwbare bronnen, zoals de biomassa uit algen, aardwarmte met een WKO en de zonneenergie via PV-cellen en zonnecollectoren. Volgens Splitterwerk zal de gehele energieproductie met 171% ruim boven de eigen behoefte van het gebouw liggen. Daarmee zal het label ook een andere doelstelling bereiken: de Smart Treefrog moet, als het in 2013 in de IBA-wijk is verwezenlijkt, ook een energieplus-huis zijn.
BOOMKIKKER De Smart Treefrog is het resultaat van een langdurige en transdisciplinaire samenwerking. Bij het ontwerp waren cultuurwetenschappers, beeldende kunstenaars, ingenieurs uit de wetenschap, economie en onderzoek betrokken. Splitterwerk, gevestigd in Graz, Oostenrijk noemt zichzelf dan ook ‘label for Fine Arts; Architecture, Painting, Sculpture and New Media’. Het ‘label’ heeft al een lange ervaring in duurzaam bouwen. In 1993 realiseerde Splitterwerk in Salzburg het veelvuldig bekroonde project Roter Laubfrosch. De Smart Treefrog voor Hamburg bouwt voort op de ervaringen die met de rode voorganger zijn gedaan, maar moet door onder andere de combinatie met state of the art technologieën een nieuwe standaard zetten als energieplus-huis. Het woongenot wil Splitterwerk daarbij niet vergeten.—
Meer weten? www.iba-hamburg.org
79 — AWM 38
Bioreactoren Biomassa als een bron voor hernieuwbare energie is een veelbelovende aanvulling op PV-cellen. In tegenstelling tot de elektriciteit, opgewekt via PVcellen, kan energie uit biomassa worden opgeslagen zonder energieverlies en zonder gebruik van technische apparatuur. Microalgen lijken de interessantste vorm van biomassa. Hun celdeling verloopt substantieel sneller dan bij elk ander organisme. Bovendien neemt de algencultuur beduidend minder plek in dan het verbouwen van gewassen voor biomassa. Microalgen worden gekweekt in een gesloten systeem van fotobioreactoren. Die kunnen worden geïntegreerd in een gebouwgevel, zoals bij de Smart Treefrog; algencultuur is een goede mogelijkheid om biomassa te produceren in een stedelijke omgeving. Holle elementen worden gevuld met een vloeistof, waarin de algen kunnen groeien door de opnamen van licht en CO2. De algen worden geoogst, gedroogd en opgeslagen. De droge biomassa kan via een hydrothermisch proces op locatie worden omgezet in methaan, dat bruikbaar is als brandstof om elektriciteit of warmte op te wekken. Een deel van het zonlicht wordt niet door fotosynthese opgenomen en kan tot temperatuurstijging in de bioreactor leiden. Voor een stabiel functioneren moet de temperatuur in de bioreactor onder de 40 °C blijven. Daarvoor kan een warmtewisselaar zorgen, waarmee de thermische energie bovendien kan worden overgedragen aan het verwarmingssysteem. Andere bijkomende voordelen van de bioreactor met microalgen zijn een reductie van CO2, een dynamische zonwering, thermische en geluidsisolatie. Bioreactoren zijn tot nu toe vooral gebaseerd op glazen buizen. De bioreactoren die bij de Smart Treefrog worden toegepast zijn vlakke, transparante panelen van 1 x 2,5 meter en 20 mm dik, vervaardigd uit gerecycled PET-materiaal. Dit nieuwe type, ontwikkeld door Strategic Science Consult in Hamburg, blijkt onder andere een hogere productie te bieden en door de hoge stroomsnelheid in de reactoren afzetting van algen te voorkomen, wat voordelen biedt met betrekking tot de transparantie en het onderhoud.
PowerGlaz
80 â&#x20AC;&#x201D; AWM 38
PV-systemen Integratie in het ontwerp PV-systemen zijn momenteel de effectiefste manier van duurzame energieopwekking in de gebouwde omgeving.Toch vormen ze in Nederland nog geen standaardoplossing. Er zijn echter interessante mogelijkheden om PV-systemen toe te passen en zelfs te integreren in het ontwerp, als al in een vroeg stadium daarover wordt nagedacht. Tekst Toine Bullens, Jurjen Ophuis
D
Energie kan op verschillende manieren duurzaam worden geproduceerd, bijvoorbeeld door middel van warmtekoudeopslag, windturbines of biomassa. In de bebouwde omgeving zijn fotovoltaïsche of PV-systemen op dit moment de effectiefste en geschiktste manier van duurzame energieopwekking. De systemen kunnen bij bijna elk gebouw worden toegepast, bieden de meest directe manier om zonlicht om te zetten naar stroom en veroorzaken geen overlast. Daarnaast vergroten ze met hun hoge mate van herkenbaarheid de duurzame uitstraling van het gebouw. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de – zowel technische als esthetische – integratie van het systeem in het gebouw. Verder is deze toepassing interessant, omdat de gemiddelde prijs van PV-panelen de afgelopen tien jaar met 40% is gedaald. Bovendien worden productietechnieken verder ontwikkeld en is er sprake van een rendementstoename. Daardoor zullen de prijzen van PV-systemen nog verder dalen, terwijl de energieprijzen blijven stijgen. Als gevolg van deze ontwikkelingen is de verwachting dat binnen tien jaar zonne-energie in Nederland evenveel kost als energie uit fossiele brandstoffen.
SOORTEN ZONNECELLEN Er zijn verschillende soorten zonnecellen. De drie meest toegepaste zijn monokristallijn silicium, polykristallijn silicium en amorf silicium zonnecellen. Het rendement van de eerste twee ligt vaak rond de 14% en de terugverdientijd is ongeveer gelijk. Deze PV-modules zien er meestal blauw uit. Ze zijn ook beschikbaar in een donkere of een lichtere uitvoering, waarbij de achtergrond en het paneel dezelfde kleur hebben. Een afwijking van de standaard blauwe kleur levert echter minder rendement op. De amorf silicium zonnecellen hebben een zeer homogeen oppervlak en kunnen worden uitgevoerd in verschil-
Duurzaamheid PV-systemen
81 — AWM 38
lende kleuren en patronen. De dunne film is bovendien flexibel waardoor dit type kan worden aangebracht op verschillende materialen, bijvoorbeeld op glas of kunststof. Dat biedt meer mogelijkheden om PV-systemen te integreren in de gebouwde omgeving. Het rendement van amorfe zonnecellen is echter een stuk lager dan kristallijne cellen, namelijk 7%. Amorfe zonnecellen zijn daarentegen wel aanzienlijk goedkoper en reageren beter op diffuus licht dan de kristallijne zonnecellen. Daarom is in Nederland de terugverdientijd van de drie verschillende typen nagenoeg gelijk.
TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN Door de snelle ontwikkelingen op het gebied van materialen, kleuren, bevestigingsmethoden en verregaande integratie in de gevel zijn er steeds meer mogelijkheden om zonnepanelen toe te passen. Op dit moment worden ze in de gebouwde omgeving het meest toegepast op het dak. Op die manier wordt echter geen gebruik gemaakt van de duurzame uitstraling van het PV-systeem. Om deze beter tot hun recht te laten komen, kan het systeem geintegreerd worden in de gebouwschil. Het toepassen van PV-systemen in de gevel zorgt vaak voor een hightech uitstraling. Die uitstraling is niet altijd gewenst. Al in een vroeg stadium van het ontwerpproces nadenken over de integratie van zonnecellen in een gebouw, kan ervoor zorgen dat ze op de gewenste wijze deel gaan uitmaken van het totale gevelbeeld.
ORIËNTATIE Ook voor het rendement is het van belang dat de architect en de installatieadviseur al in een vroeg stadium om de tafel zitten. Bij de toepassing van PV-systemen is de oriëntatie ervan namelijk belangrijk. Oriëntatie op het zuiden onder een hoek van 36 graden is ideaal. Afwijkingen daar-
Gevelmodule Voor kantoren heeft van aken architecten (VAA.) een conceptuele gevelmodule ontworpen. Hierbij worden PV-cellen in de dichte borstwering geïntegreerd. Samen met Deerns is VAA. nu bezig met een onderzoek om PV-systemen verder in de bebouwde omgeving te integreren. Momenteel richt het onderzoek zich op het zoeken naar geschikte materialen als drager voor de PV-cellen. Dit materiaal zou het ook mogelijk moeten maken de cellen onder een optimale hellingshoek in de gevel te plaatsen. De conceptuele gevelmodule is hiervan een voorbeeld. Daarnaast wordt gezocht naar een goede verhouding tussen het dichte, met PVEen mogelijk Europees cellen beklede, en het transparante deel energienetwerk dat van de gevel. Immers, hoe -vrijgeis, voor dichter 80% CO2de gevisualiseerd door vel waarop de PV-cellen kunnen worden in het project geplaatst, hoe hoger deAMO energieopbrengst. Roadmap 2050. Aan de andere kant is ook transparantie van een kantoorgevel essentieel.
82 — AWM 38
van leiden tot dalingen in de opbrengst. Wanneer een PV-systeem wordt toegepast in de verticale gevel, wordt nog 70% van het maximaal mogelijke bereikt. Verder moet bij het ontwerp, naast de oriëntatie, ook rekening worden gehouden met schaduw van bijvoorbeeld mogelijke belendingen, neggen en begroeiing. PV-cellen zijn in serie geschakeld en schaduw op één enkele cel in een serie zorgt voor een aanzienlijke verlaging van het rendement van de gehele serie.
DAKEN Met het oog op het rendement is het dak, al dan niet hellend, het meest geschikte bouwdeel voor de toepassing van PVsystemen. Vaak wordt gekozen voor losse, niet-geïntegreerde modules, die onder een optimale hoek in een frame op het dak zijn geplaatst. Bij hellende daken kun je de panelen opnemen in de dakafwerking, zodat er sprake is van een meer integrale oplossing. Het is ook mogelijk
om dakbedekking toe te passen waarin amorfe PV-cellen als dunne film zijn geïntegreerd. De horizontale oriëntatie en het type cellen leidt daarbij echter tot een lagere opbrengst per m2.
GEVEL Ook de gevel is een potentiële energiebron. Het is mogelijk om in dichte delen van een gevel, zoals borstweringen, PV-systemen te integreren. De integratie in gevels kent een aantal gradaties. De eenvoudigste is het installeren op een bestaand gevelsysteem. Daarvoor kunnen kristallijn silicium panelen worden gebruikt. De opbrengst is hoog en de kosten zijn, vergeleken met andere PV-gevelsystemen, relatief laag. Omdat er slechts een klein aantal kleurvarianten mogelijk is, kan het zijn dat dit niet de gewenste uitstraling oplevert. Verdere integratie is dan noodzakelijk. Een andere gradatie is integratie van PV-cellen in glaspanelen. Je kunt daarbij variëren in de grootte en de dichtheid van de cellen waardoor meerdere patronen mogelijk zijn. De integratie van PV-cellen in glaspanelen voegt, naast transparantie en isolatie, een derde functie toe aan de gevelopening, namelijk die van energiebron. Naast kristallijne is het ook mogelijk om amorfe cellen te integreren in glaspanelen. Dat kan in verschillende patronen en kleuren waardoor je diverse verschijningsvormen kunt realiseren. Maximale integratie vereist ook hier afstemming in een vroeg stadium tussen architect en installatieadviseur.
ZONWERING
PV in perronkap ProRail gaat zonne-energie inzetten bij Nederlandse stations. In september is in Amersfoort de eerste perronkap met zonnecellen in gebruik genomen. Zijn de zonnepanelen hierbij nog aangebracht op de overkapping, bij de nieuw
te bouwen OV-terminal in Utrecht en bij de vervanging van de bestaande perronkappen worden PV-cellen in de kap geïntegreerd. Daarbij is in een vroeg stadium over deze toepassing nagedacht in samenwerking met W/E adviseurs. De zonnecellen gaan de energie leveren voor de verlichting, de liften en de roltrappen. (RM)
Inherent aan de functie van zonwering is het feit dat ze wordt blootgesteld aan een aanzienlijke hoeveelheid zonlicht en daarmee potentiële energie. Zonweringssystemen zijn vaak opgebouwd uit lamellen van hout, metaal of bedrukt glas. De dichte delen van deze systemen kunnen worden voorzien van PV-cellen. Bij dit soort toepassingen is er sprake van een hoge mate van integratie. De PVelementen nemen namelijk de taak van zonwering op zich en geven het systeem tegelijkertijd de functie van energiebron. Het gebouw van de Voedsel en Waren-
D
Duurzaamheid PV-systemen
83 — AWM 38
Pieter Kers
De plaatsing van PV-panelen op het dak is door Paul de Ruiter Architecten al in een vroeg stadium bij het onwerp van TransPort meegenomen
autoriteit in Eindhoven is een voorbeeld waarbij PV-cellen zijn geïntegreerd. Bij het laboratoriumdeel hangt aan de zuiden westzijde buitenzonwering voor de ramen. Deze bestaat uit computergestuurde glazen lamellen met zonnecellen.
NAUWE SAMENWERKING Nederland kent, in tegenstelling tot onze buurlanden, een zeer beperkte terugleververgoeding voor zonnestroom en geen standaardsubsidie (feed-in tariff). Er bestaat wel een beperkte subsidiepot, namelijk de SDE (Stimulering Duurzame Energieproductie), maar deze wordt elk jaar ruimschoots overschreven. Dit betekent dat de kans op het verkrijgen van de subsidie minimaal is. In onze buurlanden wordt een systeem gehanteerd waarbij de subsidiepot veel groter of zelfs onbeperkt is, zoals in Duitsland. In Spanje is het opwekken van zonne-energie een groot
succes, in België is er sprake van een sterke groei en Duitsland is inmiddels wereldleider op dit gebied. Nederland loopt achter bij de rest van Europa. Er zijn echter interessante mogelijkheden om PV-systemen toe te passen op een manier die bijdraagt aan duurzame energieopwekking, maar ook aan de duurzame en de architectonische uitstraling van een gebouw. Om dat te bereiken moeten de architect en installatieadviseur al in een vroeg stadium om de tafel gaan zitten. Dan kunnen PV-systemen optimaal in het gebouw worden geïntegreerd. Bovendien kunnen zo maximale rendementen worden bereikt, omdat in het ontwerp al rekening is gehouden met een ideale hellingshoek, beschaduwing, kleur en materiaalkeuze.— Toine Bullens is bouwtechnisch ontwerper bij van aken architecten (VAA.)in Eindhoven; Jurjen Ophuis is lead engineer bij Deerns Raadgevende Adviseurs in Eindhoven
— Zonwering met PV-cellen levert schaduw én energie
84 — AWM 38
EP
Economie en Praktijk
CONTRACTEN
Waarom onderhandelen? Opdrachtgevers zijn zich bewust van hun machtige positie in de contractonderhandeling. In hun optiek verlenen ze de architect een gunst, door juist zijn bureau uit zoveel andere te kiezen. Vanuit dit perspectief lijkt de onderhandelingsruimte voor architecten nihil. In de praktijk blijkt die ruimte echter vaak groter dan gedacht. Het moment van onderhandelen is bijvoorbeeld beslissend. Een architect mist veel als hij nalaat te onderhandelen. In een onderhandeling gaat het niet om de vraag of de voorwaarden van de ene partij gunstiger zijn dan die van een andere partij. Het gaat
wel om de consequenties die bepaalde voorwaarden hebben op de langere termijn. Het is de moeite waard om je als architect af te vragen: past deze opdracht bij de strategie van mijn bureau? Onderhandelen gaat om veel meer dan een afspraak over het honorarium. Zelfs als de nood hoog is en het financieel gezien voor een architectenbureau van cruciaal belang lijkt de opdracht binnen te slepen, is het verstandig kritisch te zijn en zorgvuldig te analyseren hoe de samenwerking eruit ziet die de opdrachtgever voorstelt. Soms geloven architecten niet dat ze de opdrachtgever kunnen overtuigen van alternatieve bepalingen en stellen
ze die niet eens voor. Toch is het vaker mogelijk dan veel architecten denken om een middenweg te vinden waar zowel de architect als de opdrachtgever zich in kan vinden. Mocht de opdrachtgever echt niet willen afwijken van een onredelijke voorwaarde, dan is het verliezen van de opdracht misschien toch ook niet zo’n slecht idee. In het onderhandelingsproces worden doelen gedefineerd en verwachtingen gemanaged, zodat vanaf het begin een realistisch beeld kan worden gecreëerd van het verdere proces. Dit maakt het samenwerkingsproces transparant en afzienbaar. Risico’s, op zich een onderdeel van het ondernemen, kunnen beheerst worden door er over te spreken. Als deze stap wordt overgeslagen, is er kans op conflicten later in het proces. Juist door de risico’s vroeg in het onderhandelingsproces te benoemen, kunnen ze geneutraliseerd worden. Na het ondertekenen van het contract onderhandelen de opdrachtgever en de architect nog veel vaker: over ontwerp en budget, praktische en technische beslissingen, en onvoorziene problemen. Vaak zijn bij die onderhandelingen ook derden betrokken, bijvoorbeeld bij conflicten rond de uitvoering van het ontwerp. Als de architect niet onderhandeld heeft voordat het proces van start is gegaan, is zijn positie bij voorbaat zwak. Dit beïnvloedt alle latere onderhandelingsmomenten. Doordat er een precedent is, zal de opdrachtgever sneller denken dat hij bepaalt en dat de architect zijn beslissingen accepteert. Door in een vroeg stadium goed te onderhandelen leert de architect de opdrachtgever kennen. De grenzen waaraan de samenwerking gebonden is worden verkend. De basis voor een sterke architect-opdrachtegever relatie is gelegd. Samen wordt bepaald hoe een succesvolle samenwerking eruit ziet.—
Mariana Idiarte is zelfstandig business consultant voor bedrijven in de creatieve sector
EP
Economie en Praktijk Korte berichten
85 — AWM 38
SAMENWERKING
Koppen bij elkaar De komst van Rapp+Rapp naar de Keizersgracht 226 was reden voor de feestelijke opening van het ‘Huis met de Hoofden’. Daarmee wordt niet gedoeld op het monumentale pand aan de Amsterdamse Keizersgracht; het is een knipoog vanuit het tegenoverliggende gebouw, waar vier architectenbureaus en een mediabureau de creatieve koppen bij elkaar steken. Het pand was al langere tijd de vestiging van de Architekten Cie. Toen het bureau in de loop der jaren kleiner werd, toonden collega’s interesse om de vrijgekomen ruimte te huren. Als eerste kwam de Amsterdamse vestiging van Jo Coenen, gevolgd door Hootsmans architectenbureau. In juni 2010 is het mediabureau in60Seconds in het pand getrokken. “We zijn nu met vijf goed geprofileerde bedrijven en bedrijfjes. Dat schept interessante mogelijkheden voor samenwerking en synergie,” zegt Pi de Bruijn. Het idee van een samenwerking komt weliswaar uit de koker van de Architekten Cie., maar De Bruijn benadrukt dat het als vanzelf groeide vanuit de creatieve samenwoning. Met de komst van Rapp+Rapp is dit tot een ‘concept’ geworden. “De opening is een goed voorbeeld van hoe het concept werkt”, zegt Arent Benthem van in60Seconds. “We kiezen één thema en elke partij kijkt hoe hij daaraan invulling kan geven. In dit geval was het thema ‘Het huis met de hoofden’, wat wij zichtbaar hebben gemaakt in een video en de anderen in de uitstraling van het pand.” Het streven is gezamenlijk meer activiteiten in het pand te organiseren. Benthem: “Die kunnen ook interessant zijn voor mensen buiten onze bureaus
en de activiteiten kunnen andere disciplines betreffen: film, jazz of poëzie, bijvoorbeeld. Al zal er wel steeds een raakvlak met architectuur zijn.” De synergie waarop De Bruijn rekent, heeft uiteenlopende facetten. “Allereerst de inspiratie. Als oude rot in het vak kan ik misschien de anderen iets leren, maar bij de Cie. waren we aangenaam verrast door de interieurinrichting volgens de nieuwste inzichten bij Rapp+Rapp”, geeft hij als voorbeeld. Daarnaast kunnen de bureaus ook praktisch iets voor elkaar betekenen. “Als Hootsmans iets uitgetekend wil hebben en wij hebben daar plek voor in de planning, dan neemt ons bureau dat gewoon mee.” De betrokken partijen zien in de flexibele benadering de toekomst. Wat nodig is, is om slagvaardiger te worden en tegelijkertijd de creatieve individualiteit te versterken. “We schrijven bijvoorbeeld steeds vaker gezamenlijk op projecten in; Jo Coenen en de Cie. hebben al eens samen ingeschreven”, aldus De Bruijn. Nu is de vergroting van de slagkracht voorstelbaar bij de vier architectenbureaus. Is in60seconds dan geen vreemde eend in de bijt? “Soms kom je bij elkaar in een klus”, zegt
Benthem. “Ons werk zou bovendien heel goed in een gebouw kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld als bewegwijzering of op de gevel. We maken ook architectuurvideo’s.” “Wat ik markant vind”, zegt De Bruijn, “is dat de afgelopen vijf jaar veel architectenbureaus zijn verhuisd naar bedrijfsruimten in de periferie van de stad. Wij zijn altijd hier blijven zitten aan de gracht en dat wordt ook gewaardeerd. Voor de eerste afspraak willen klanten altijd eerst bij ons langskomen. Het is ook een indrukwekkend pand. En ‘mijn architect zit aan de Keizersgracht’ klinkt natuurlijk wel goed!” zegt hij lachend. (RM)
86 — AWM 38
‘Economy first’ Interview Henk Ovink Met het aantreden van het nieuwe kabinet van VVD en CDA is het ministerie van VROM opgegaan in het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Architectenweb sprak met Henk Ovink, directeur Nationale Ruimtelijke Ordening, over de gevolgen van het kabinetsbeleid voor de ruimtelijke ordening in Nederland. Tekst Michiel van Raaij Fotografie Theo Bos In het regeerakkoord van het kabinet van VVD en CDA wordt gesteld dat de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk gedecentraliseerd wordt. Is het einde van de ruimtelijke ordening op de schaal van Nederland als geheel in zicht? “Ook nu al is de ruimtelijke ordening vooral een regionale en lokale opgave. In
het regeerakkoord staat niet dat er centraal geen ruimtelijke ordening meer is. Er zijn een aantal zaken die echt centraal geregeld moeten worden. De Wet Ruimtelijke ordening borgt die ook. Op elk niveau – het rijk, de provincies, de gemeenten – is er een instrumentarium, dat is gericht op de opgaven die er op dat niveau toe doen. Mooi in lijn met ‘je gaat erover, of je gaat er niet over’. Het regeerakkoord vraagt ons om als rijksoverheid nog scherper te focussen en om helder te decentraliseren. In de Nota Ruimte staat: ‘decentraal wat kan, centraal wat moet.’ In die nota was dit nog onvoldoende uitgekristalliseerd. De inhoud van de Nota Ruimte stamt eigenlijk uit 1999 en is voortgekomen uit het proces van de Vijfde Nota. Intussen is de wereld echt veranderd. We hebben te maken met grote opgaven op het gebied van klimaatverandering, vergrijzing, bereikbaarheid, krimp, energie, vestigingsklimaat en transformatie. En dat versterkt door de economische crisis. Dit complex aan opgaven vraagt een stevig antwoord van de nationale ruimtelijke ordening.”
Valt de ruimtelijke ordening nu onder het ministerie van Infrastructuur en Milieu? “Ja. Minister Melanie Schultz heeft er bewust voor gekozen om Ruimte op te nemen in haar portefeuille, in combinatie met infrastructuur. Wonen valt nu onder het ministerie van Binnenlandse Zaken.” Hoe ziet uw agenda eruit? “Er zijn drie hoofdthema’s: actualisatie en decentralisatie, vereenvoudiging van weten regelgeving, en uitvoering en MIRT. Allereerst de actualisatie. Waar gaat het nu echt om, wat zijn de opgaven van nationaal belang? Dan hebben we het over die plekken in Nederland waar we economisch het verschil kunnen maken. Dat zijn niet alleen de grote clusters, maar zeker ook de steden en hun nieuwe economie. Het gaat dan over bereikbaarheid: regionaal, nationaal en internationaal. Het gaat over veiligheid en over de kwaliteit van onze stedelijke en landelijke omgeving als vestigingsfactor van economische betekenis. Vervolgens vraagt de decentralisatie ons om tot een heldere taakstelling te
EP komen. Wat leggen we bij de provincies en gemeentes neer? Wat hoort daar natuurlijkerwijs bij, waar bemoeien we ons niet meer mee en wat moeten we nog in gezamenlijkheid aanpakken? Natuurlijk doen we dat in overleg, maar het moment van kiezen en beslissen is dichtbij. De wet- en regelgeving in Nederland is te complex geworden. Het moet eenvoudiger. Het kabinet heeft ons gevraagd flink aan de boom te schudden. Het kan effectiever, met meer synergie en samenhang. Ook moeten onze processen minder ingewikkeld worden. We maken opgaven vaak nodeloos complex. Natuurlijk is de wereld ingewikkeld, maar dat betekent nog niet dat wij daar als overheden nog een paar slagen bovenop hoeven te doen. Of het rijk, of de provincie, of de gemeente trekt aan een project: helder opdrachtgeverschap op elke schaal in elk project. Alleen als het niet anders kan werken we er samen aan. En met het MIRT (Meerjarenplan Infrastructuur Ruimte en Transport, red.) versterken we de samenhang in investeringen van ruimtelijke projecten zoals infrastructuur van water, weg en spoor, de woningbouw, natuur en de aanleg van bedrijventerreinen.” Zijn er bestaande overheidsprogramma’s die onderbroken worden? “Op veel inhoud wordt verder gestudeerd. Maar onder meer door de veranderde economische situatie spelen er nu ook andere opgaven. Neem de vraag om de steden te verdichten. Die vraag is gerelateerd aan de populariteit van onze steden, de veranderende economie, de vergrijzing en de mobiliteit. Het verdienmodel van lukraak in de wei bouwen is failliet, het levert meer vraagstukken op en minder kwaliteit. De transformatie van de bestaande stad wordt steeds belangrijker. Wij hebben een ‘economy first’ opdracht gekregen. De ruimtelijke ordening moet nu bekeken worden in het licht van economisch herstel en ontwikkeling. Hoe verdienen we er met z’n allen wat aan? De gebiedsontwikkeling heeft in de huidige situatie een heel ander tempo. Er wordt bij verschillende partijen flink huiswerk gedaan. Er is achterstallig onderhoud. De economische crisis dwingt ons om preciezer te zijn in de keuzes die we maken. We moeten blijvend aan de analyse werken: waar komen we vandaan, waar staan we nu en waar gaan en willen we naartoe? Die actualisatie is bij VROM al ingezet
Economie en Praktijk Interview Henk Ovink
met onder meer de Mid Term Review van de Nota Ruimte en de Toekomstagenda Ruimte. Het regeerakkoord van VVD-CDA versterkt deze opdracht.” Het kabinet wenst dat de ministeries afslanken. Werken er steeds minder ambtenaren aan de ruimtelijke ordening van Nederland? “Het is gewoon een feit dat we met minder mensen werken. Het directoraat Volkshuisvesting is van 2700 ambtenaren en een omzet van 5 miljard euro in de loop van de jaren teruggegaan naar 270 ambtenaren en een omzet van 0,5 miljard. Voor het directoraat Ruimte golden meer genuanceerde percentages als gevolg van de taakstelling die we hebben meegekregen van de kabinetten Balkenende I tot en met IV. Die taakstelling gold voor het ministerie als geheel, de ruimtelijke ordening staat niet extra onder druk. Van het nieuwe kabinet krijgen we opnieuw een taakstelling, rijks-
— “Hoe verdienen we er met z’n allen wat aan?” breed. Het wordt de kunst om met minder mensen effectief te blijven en de focus en keuzes ook politiek te maken. Politiek in de zin dat we daar niet elke keer op terug hoeven te komen.” Welke onderwerpen houden u zelf bezig? “De grootste opgave ligt in de stad, bij de economische ontwikkeling en transformatie daarvan. Daarnaast ben ik ben zelf ook nog verantwoordelijk voor de Wet ruimtelijke ordening en de doorwerking daarvan, het architectuurbeleid en de ruimtelijke hoofdstructuur voor de Olympische Spelen. De Olympische Spelen is een fantastisch project. Het kabinet gaat voor de kandidatuur voor de Olympische Spelen van 2028. Ik vind dat de meest inspirerende bezuinigingsmaatregel. Het werken aan de Olympische Hoofdstructuur kan ook helpen om de focus in de ruimtelijke ordening terug te brengen.” De combinatie van ruimtelijke ordening en infrastructuur en milieu lijkt
87 — AWM 38
ook nieuwe kansen te bieden voor de ontwerpende disciplines. De kustverdediging zou een architectonische dimensie kunnen krijgen. Hoe kijkt u daar tegenaan? “Die kansen zie ik ook. In de Architectuurnota staat dat er integraal aan infrastructuur gewerkt moet worden. De fusie van de ministeries helpt daar natuurlijk bij. We zitten straks letterlijk bij elkaar op de gang. We versterken elkaar echt, met verschillen in expertise en aanpak. Ruimte biedt het nieuwe ministerie inspiratie. Infrastructuur en Milieu met ontwerp voorop. Prins Willem-Alexander stelde onlangs in een lezing op het Schiphol-diner, voorgelezen van een iPad, dat hij het goed vond dat de twee ministeries zijn samengevoegd. Ruimtelijke ordening en waterbeheer zijn nu letterlijk gecombineerd.” In het politieke debat komt de ruimtelijke ordening nauwelijks tot niet aan bod. Heeft u daar een verklaring voor? “Met de keuzes die we nu gaan maken en met de scherpe focus van dit kabinet politiseren we de ruimtelijke ordening wel meer. Andere dingen worden echter belangrijker gevonden: zaken die mensen echt iets kosten of sociale vraagstukken die mensen echt raken. Ruimtelijke ordening politiek maken gaat over die keuzes, over de positie van het ontwerp en over de confrontatie met echte opgaven. Toch blijft het ingewikkeld om de ruimtelijke ordening politiek te maken.” Vindt u het jammer dat architecten zich op het punt van ruimtelijke ordening stil houden? “Ja, ik hoop meer van architecten te horen. Wij ondersteunen daarom ook de nieuwe Studio for Unsolicited Architecture van het NAi. In de architectuuropleidingen vind ik de maatschappelijke opgaven voor het architectonisch ontwerp ook echt onderbelicht. Wij zijn daarom in samenwerking met de TU Delft het hoogleraarschap Ontwerp & Politiek gestart. Wouter Vanstiphout bekleedt deze stoel nu. Architecten kunnen en moeten een belangrijke rol in het debat spelen, die rol zelfs opeisen.”—
Reageren? Stuur een e-mail naar redactie@architectenweb.nl of discussier mee in de LinkedIn groep van Architectenweb.
88 â&#x20AC;&#x201D; AWM 38
www.meyer-vanschooten.nl
www.brta.nl
tj n e c e maakt het ontwikkelen van een effectieve website niet eenvoudig, terwijl het voor architectenbureaus als communicatiemiddel niet mag worden onderschat. Tekst Leonie van der Velden
EP
Economie en Praktijk Website-ontwerp
www.architektenburo-bikker.nl
Het bureau Meyer en Van Schooten Architecten (MVSA) heeft onlangs zijn nieuwe website gelanceerd. Gezien de technische ontwikkelingen was de oude website van het bureau niet meer zo ‘flitsend’ als hij ooit was. Nu presenteert Meyer en Van Schooten zijn portfolio op een vernieuwende manier: de homepage van de website bestaat uit een doorlopende presentatie van schermvullende foto’s. Daarmee maakt het bureau zelf al een selectie van wat het wil laten zien. Meer bureaus vernieuwen op het moment hun website. Niet (alleen) met het oog op een mooie, eigentijdse vormgeving, maar vooral omdat een website meerdere interessante functies kan vervullen.
COMMUNICEREN Een website is een communicatiemiddel. Dat betekent dat de eigenaar moet nadenken over wat hij met zijn website wil overbrengen. André Meulenbroek van Tangram Architekten vertelt dat het bureau aanvankelijk van de website een digitaal bureauboek wilde maken. “Zo hoefden we niet bij elk project een nieuw boek te laten drukken maar slechts het nieuwe project te uploaden. Alleen is er daardoor een overkill aan tekst op de site ontstaan.” Het bureau wil te zijner tijd daarvoor een oplossing vinden. GROUP A wilde zijn website inzetten als digitale portfolio en bureaupresentatie. Daarnaast wilde GROUP A de sfeer van het bureau overbrengen: die van een open en dynamisch bureau. Alleen een website vond het bureau te statisch; GROUP A heeft ervoor gekozen ook een blog bij te houden. “De blog is gericht op interactie en bedoeld om gedachten en meningen te delen met collega-architecten en -ontwerpers,” aldus Rookje Meijerink van GROUP A. Naast een doel
89 — AWM 38
www.tangramarchitecten.nl
heeft een website ook een doelgroep. Het klinkt voor de hand liggend, maar een belangrijke vraag is op wie de site eigenlijk gericht moet zijn. “Een website wordt steeds meer een etalage van een bureau voor de investeerders”, vertelt Miguel Gori, creative director van Solar Initiative. Dit bureau voor visual identity development heeft onder meer de websites voor MVSA, Mecanoo en SeARCH ontworpen. “Een site die de juiste uitstraling heeft, de identiteit van een bureau uitstraalt en aansprekende content bevat, kan bijdragen aan het aantrekken van de juiste mensen.” Zowel projectontwikkelaars als potentiële werknemers en stagiairs kunnen via een website binding
— “Een website wordt steeds meer een etalage voor de investeerders” voelen met de visie en stijl van een bureau. Josia Bikker van Architektenburo Bikker: “Toen onze site net was gerealiseerd bestond de content vooral uit eenrichtingsverkeer vanuit het bureau. Maar we zien nu welke projecten digitaal het meest worden bekeken en via welke zoektermen mensen op de site terecht komen. We stemmen de content tegenwoordig veel beter op onze doelgroep af. Zo krijgen we veel reacties op woningbouwprojecten en daarop ligt nu ook de prioriteit voor de site.” Architektenbureau Bikker houdt bij de content van zijn website rekening met de behoefte van de bezoekers. Bas Gremmen, van Gremmen Architectuur <> Interieur, herkent in
90 — AWM 38
www.groupa.nl
De blog van GROUP A: www.groupalive.com
de opzet van veel architectenwebsites een heel andere benadering: “De wijze waarop veel architecten hun website inrichten, heeft te maken met wie ze willen bereiken. Met een site kan ook afstand worden geschept: als iemand mijn website niet apprecieert, is hij ook niet de klant die ik ambieer. Op die manier kunnen architecten selecteren aan de deur en dat voorkomt teleurstellingen aan beide zijden.”
TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN Naast het bewust nadenken over doel en doelgroep, zijn ook techniek en software belangrijke aspecten bij het ontwerpen van een website. De techniek vernieuwt zich continu. Een paar jaar geleden was bijvoorbeeld Flash het beste programma om een slideshow te maken. Bovendien bleven met Flash lettertype en huisstijl overeind. Wanneer visual impact een belangrijk onderdeel van een website is, leek Flash tot voor kort een logische keus. Maar het gebruik van dit programma begint nadelig te worden. “De iPhone ondersteunt geen Flash”, vertelt Rob Giesendorf, designer bij Solar Initiative. “Bovendien blijven bezoekers steeds minder lang op een pagina en Flash heeft een relatief lange laadtijd. Mensen nemen daar tegenwoordig de tijd niet meer voor.” Hoogstwaarschijnlijk zal HTML5, de nieuwste versie van de HTML-standaard, de oplossing voor toekomstige websites vormen. Deze nieuwe standaard maakt het onder andere mogelijk om interactieve inhoud af te spelen zonder gebruik van een Flash Player-plugin, zodat die content ook op de iPhone kan worden bekeken. Daarnaast laden HTML5-webpagina’s sneller. Niet alleen de programmatuur en software zijn aan verandering onderhevig: ook de hardware
verandert. Tegenwoordig zijn er enorm veel (mobile) devices met internettoegang, wat het belang van een representatieve website vergroot, maar ook voor de nodige dilemma’s zorgt. “Een website kan niet meer met het oog op een standaardverhouding of -grootte worden ontwikkeld. Er zijn heel kleine beeldschermen zoals die van een telefoon en aan de ander kant breedbeeldschermen bij computers op kantoor”, zegt Gori. “Naast de verschillende afmetingen kan een beeldscherm tegenwoordig ook staand of liggend zijn.” Bij het ontwerp moet met dergelijke factoren rekening worden gehouden, ze bepalen hoe de website overkomt om de bezoekers. Twee websites voor de verschillende apparaten kan een oplossing zijn: een reguliere website die is vormgegeven voor computerschermen en een site die is ontwikkeld met het oog op kleine beeldschermen. Zo zorgt een architectenbureau ervoor dat het zich ook op de mobiele telefoon presenteert met een site die visual impact heeft en gebruiksvriendelijkheid biedt. De architectenbureaus die geen aandacht schenken aan hun website en in het bijzonder de ontwikkelingen met nieuwe apparatuur zullen daar volgens Gori nadeel van ondervinden.
UITBESTEDEN? Moet een architectenbureau zelf aan de slag bij het ontwerpen van een website of is het beter om een extern bureau in te schakelen? Een architectenbureau bestaat uit mensen die kunnen ontwerpen en creatief kunnen denken. Dat geeft veel bureaus het idee dat ze het ontwerp van de eigen website, wat betreft vorm en inhoud, zelf ter hand kunnen nemen. De stijl van de site is daardoor die van de architect, is het idee.
EP
Economie en Praktijk Website-ontwerp
www.gremmen.nl
“Een site moet passen bij de beleving van het architectenbureau”, zegt Bikker. “Wanneer mensen naar aanleiding van de site bij ons op het bureau komen, moet dat dezelfde beleving geven als de website. Daarom ben ik van mening dat een bureau zijn eigen content voor de site moet leveren.” Gori nuanceert dit. Hij is van mening dat iemand van buitenaf vaak beter kan vertellen hoe een bureau overkomt en hoe dat effectief kan worden vertaald
— “Content en vormgeving van een website moeten gescheiden zijn” naar een website. “Het is belangrijk om te beseffen dat het ontwerpen van een gebouw iets anders is als het ontwerpen van een website. Het is een andere expertise”, zegt hij. Zijn collega, ontwerper Rob Giesendorf, benadrukt dat voor wie het maken van een website geen dagelijks werk is, de kans op onnodige beginnersfouten reëel is. “Samenwerking kan tot een bevredigend eindresultaat leiden. Zeker wanneer een opdrachtgever niet het technische gedeelte van een website doet, is hij vrijer in het bedenken van de inhoud. Hij wordt dan in zijn ideeën niet tegengehouden door technische beperkingen”, stelt Giesendorf. Gori: “Net als in de architectuur zie je dat grenzen worden opgezocht. De partners worden uitgedaagd: hoe krijgen we het tóch voor elkaar om dit te bouwen?” Bureaus die de ontwikkeling van de website
91 — AWM 38
www.cepezed.nl
(gedeeltelijk) uit handen hebben gegeven, zijn bijvoorbeeld cepezed en BRTA Architecten. Beide waren zich ervan bewust dat daar niet hun expertise ligt. “We hebben samengewerkt met een gespecialiseerd bureau dat onze visie heeft vertaald naar een website en we zijn zeer tevreden over het resultaat. Wij geloven in de wisselwerking tussen verschillende partijen”, aldus Ton van Rutten van BRTA Architecten. Het bureau heeft zijn site ontwikkeld in samenwerking met ontwerpbureau Zicht. Tangram Architekten heeft zijn huidige website zelf ontwikkeld, maar denkt er inmiddels anders over. “Wanneer we onze site weer gaan updaten, schakelen we een extern bureau in”, zegt Meulenbroek. “We hebben er destijds veel tijd aan besteed. Dat deden we met het idee dat we er weer tien jaar mee vooruit konden. De techniek ontwikkelt zich echter bijzonder snel en websites zijn erg modegevoelig. Onze volgende site gaan we daarom voor een periode van bijvoorbeeld maar twee jaar maken. In die tijd kan de behoefte namelijk alweer helemaal veranderd zijn.” Kees van Drongelen van Visualspace, een bureau voor media design and technology zegt daarover: “Het is belangrijk dat de content en de vormgeving van de website gescheiden zijn. Wanneer de content van een website juist is gestructureerd en de ‘achterkant’ goed in elkaar zit, kan het ontwerp eenvoudig worden aangepast voor toepassingen op verschillende devices.” Visualspace heeft bijvoorbeeld de websites van Claus en Kaan Architecten, Hans van Heeswijk architecten en Steenhuis Bukman Architecten ontworpen. Het belang van een website als digitaal visitekaartje wordt steeds groter. Ook in economisch ongunstige tijden is het verstandig om daarin te investeren. Misschien wel juist in deze tijden.—
de architectuur voorbij
8 AWM’s voor maar € 62,40
nummer 38 5e jaargang dec ’10/jan ’11 — € 13,75
Architectenweb Maga Ruimtelijk verhaal Kos Geïntegreerd Zonnep Maxwan Stedelijke ve Public Relations Webs Gewoon De Hessenb Henk Ovink Integraal
GUN JEZELF EEN MOOI KADO www.architectenweb.nl/awm
Tijdelijk 35% korting op een AWM jaarabonnement Betaal het eerste jaar € 62,40 Ik neem een jaarabonnement voor € 96,– met een éénmalige korting van 35%. Ik betaal het eerste jaar € 62,40. Ik neem een jaarabonnement (8 nummers) voor € 96,– en ontvang als welkomstgeschenk het boek: Architectuur in Nederland Jaarboek 2009/10 ter waarde van € 39,50.
naam
m/v
bedrijfsnaam adres postcode/woonplaats
Stuur deze antwoordcoupon in een envelop naar: Architectenweb B.V. Antwoordnummer 526 1400 VB Bussum
telefoon email handtekening
Een postzegel is niet nodig. Het abonnement geldt tot wederopzegging en wordt door middel van een acceptgiro in rekening gebracht. U ontvangt het welkomstgeschenk nadat het abonnementsgeld door u is voldaan.
...of meld u online aan via www.architectenweb.nl/awm architectenweb.nl/awm
nl wa. o . ww op w er info k j i e k rm voo
N ieu we tijd e n v r a g e n n i e u w e k wal i tei ten 速
OWAcoustic premium Sinfonia Onder een fijn structuuroppervlak zit een nieuw product verborgen. OWAcoustic速 premium Sinfonia. De perfecte combinatie tusssen elegantie en buitengewone geluidsabsorptie. Met vele mogelijkheden in afmetingen, afwerking en verwerking. Altijd superieure kwaliteit in functionaliteit. Met OWA.
OWA Benelux BV, Postbus 68, 1000 AB Amsterdam, Telefoon: 020 682 53 05, Fax: 020 682 33 72, E-mail: info@owa.nl, Website: www.owa.nl
Onzichtbare draairamen?
2 Recyclebaar en onderhoudsvrij 2 Eenvoudig schoon te houden 2 Voldoen aan de geldende eisen op het gebied van inbraakwering en veiligheid 2 Mechanische weerstand tot 7x groter dan standaard floatglas
BUVA ISO-PLUS 4000 Hardglas BUVA introduceert met de serie ISO-PLUS 4000 een nieuwe generatie naar binnendraaiende hardglas ramen. Ramen die kunnen draaien, maar waarvan de bevestiging van het beslag van buitenaf onzichtbaar is. Het raambeslag wordt aan de binnenzijde verwerkt in een glasvezel versterkt kunststof frame. Het resultaat is een aan de buitenzijde volledig vlak raam met een rondgaande screen van 43 mm. De BUVA ISO-PLUS 4000 hardglas ramen kunnen worden voorzien van ‘oppervlakte vullende prints’ met keramische lakken zoals foto’s, tekeningen, rasters, figuren, logo’s, cijfers en
Bremen 5
letters. In combinatie met vast glas bieden wij de mogelijkheid om glazen geveldelen
2993 LJ Barendrecht
volledig te voorzien van prints. Dit geeft naast vrijheid in creativiteit ook de mogelijkheid om een afbeelding over meerdere glasvlakken of zelfs over een gebouw te verdelen,
Telefoon: 0180 69 75 00
wat voor een compleet eigen en unieke uitstraling zorgt.
Email: info@buva.nl
Kijk voor meer informatie op www.buva.nl
Duurzaam & Doordacht.
96 — AWM 38
Techniek
KUSTVERDEDIGING
Stormschild of Overslagdijk Om de veiligheid van het land te kunnen blijven waarborgen, moet de Afsluitdijk worden versterkt. Het simpelweg verhogen van de dijk vindt het kabinet echter te duur. Wat zijn de alternatieven? De stijging van de zeespiegel als gevolg van de klimaatverandering en de scherpere veiligheidseisen vragen om een versterking van de Afsluitdijk en extra spuicapaciteit. De dijk en schut-
sluizen zouden al op korte termijn kunnen bezwijken en zijn niet voor niets in 2006 afgekeurd, stelt Ed Nijpels, voorzitter van de Adviescommissie Toekomst Afsluitdijk. Ophoging van de dijk is met 450 miljoen euro echter een te kostbare onderneming. Het kabinet stelt slechts 300 miljoen ter beschikking. Een prijsvraag moest uitkomst brengen. Twee inzendingen zijn geselecteerd als de beste oplossingen om de veiligheid van de Afsluitdijk te garanderen: een stormschild en een overslagdijk. ‘Monument in Balans’ is de inzending van een consortium met TWA Architecten, NoordPeil landschap & stedenbouw, GD Architecten, CE Delft en Oranjewoud. Het ontwerp gaat uit van een stormschild op de dijk en de
nieuwbouw van spui- en schutsluizen. Een betonnen constructie vormt over de gehele lengte van de Afsluitdijk een gekromde boog. Dit ‘schild’ houdt stijgend water en de overslag ervan tijdens een storm tegen. Bij het ontwerp horen tevens twee naviducten die de doorstroming van weg- en waterverkeer moeten verbeteren. De voormalige Breezanddijk, gelegen bij het midden van de dijk, wordt getransformeerd tot het zogenaamde Eiland van Innovatie. Het eiland moet als proeftuin fungeren voor de opwekking van duurzame energie en plaats bieden aan een kenniscentrum en een duurzaamheidcentrum. ‘Watermachine’ is een overslagbestendige dijk van een consortium bestaande uit Arcadis, H+N+S Landschapsarchitecten, Dredging International en Nuon. De overslagdijk gaat er simpelweg vanuit dat het water bij harde stormen over de dijk kan slaan. Een tweede dijk parallel aan de Afsluitdijk maakt de creatie van een brak water tussenmeer mogelijk. Het zoute water dat over de dijk slaat, komt hierin terecht. Het belangrijkste is dat het brak watermilieu nieuwe natuur aantrekt. Het plan voorziet net als bij ‘Monument in Balans’, ook in voorzieningen voor recreatie (in de vorm van de baai Fryske Hop), een duurzaamheidcentrum, een vispassage en een naviduct. Met 330 miljoen euro is ‘Watermachine’ de goedkopere variant; ‘Monument in Balans’ is begroot op 365 miljoen euro. (LAvK)
T
Techniek Korte berichten
Hans Diepenhorst
CONSTRUCTIE
97 — AWM 38
Boven het water Aan de ingang van de Botlekhaven in Rotterdam is de Verkeerscentrale Rotterdam verrezen. Het gebouw is ontworpen door Broekbakema architecten. De draagconstructie is uitgedacht door Aronsohn Constructies raadgevende ingenieurs. “De locatie boven het water vormde de grootste uitdaging.” In de jaren tachtig van de twintigste eeuw heeft Broekbakema in de Rotterdamse haven ruim dertig walradarposten ontworpen. Een van de walradarposten is onlangs uitgebreid met het gebouw van de Verkeerscentrale Rotterdam. Het gaat om de post bij de ingang van de Botlekhaven, op het punt waar de Oude Maas zich bij de Nieuwe Waterweg voegt. Om de verkeersleiders vanuit de nieuwbouw vrij uitzicht te geven, heeft Broekbakema ervoor gekozen de nieuwbouw voor het oude gebouw te plaatsen. De smalle havenpier bood echter weinig ruimte. De draagconstructie van de verkeerscentrale heeft Broekbakema architecten ontwikkeld in nauwe samenwerking met Aronsohn raadgevende adviseurs. Het bouwen op deze locatie – half op de havenpier, half boven het water – was door zijn moeilijke bereikbaarheid een logistieke puzzel. Als gevolg hiervan is de stalen tafelconstructie bijvoorbeeld in twee delen met een ponton over het water aangevoerd en geplaatst. Om de gebouwfundering in de dijk aan te kunnen leggen is in het water een tijdelijke bouwput gemaakt die leeggepompt moest worden. Om de fundering voldoende stabiliteit te geven heeft Aronsohn ervoor gekozen deze als schijven uit te voeren. De grijze kleur van de fundering moet de fundering visueel laten versmelten met de basaltbekleding van de dijk. Broekbakema wenste een gebouw dat met een zo slank mogelijke constructie van de grond zou worden opgetild. Uiteindelijk is ervoor gekozen het zeventig meter lange bouwwerk op acht V-vormige kolommen te laten steunen. De kolommen dragen twee 1,2 meter hoge stalen liggers, die in de lengterich-
ting van het gebouw lopen. Dwars op de hoofdliggers lopen taps toelopende secundaire stalen liggers. De constructie kraagt aan de langszijde 5,5 meter uit, op de koppen bedragen de uitkragingen zelfs 7,0 en 9,7 meter. Om grote vervormingen tijdens de montage van de glazen gevel te voorkomen, is de constructie tijdens de bouw voorbelast door er tonnen water aan te hangen. De V-vormige kolommen borgen door hun vorm automatisch de stabiliteit van de constructie in de lengterichting. Voor de stabiliteit in de dwarsrichting zijn de middelste vier kolommen voorzien van extra druk- en trekstaven. De tafelconstructie heeft een constructieve vloer bestaande uit kanaalplaten (voor de rechte delen) en een staalplaatbetonvloer (voor de afgeronde delen). Deze vloer vormt een stabiele schijf. Om het uitzicht van de verkeersleiders, die op deze vloer hun werk doen, zo vrij mogelijk te houden, wordt het dak langs de gevel door pendelstaven gedragen. Voor de benodigde stabiliteit zijn in het voorzieningencluster midden op de vloer een aantal windverbanden opgenomen. Voor de verkeerscentrale gold een hoge eis wat betreft brandwerendheid. In het ontwerp moest met name rekening gehouden worden met een oliebrand op het water. In eerste instantie dacht Aronsohn aan een sprinklerinstallatie onder het gebouw. Deze oplossing bleek
echter niet bedrijfszeker genoeg. Uiteindelijk is daarom gekozen voor drijvers tussen palen. De drijvers houden de olie op afstand. De palen hebben een dubbelfunctie als remmingswerk tegen aanvaringen. De stalen kolommen van de Verkeerscentrale Rotterdam zijn afgewerkt met speciale brandwerende verf uit de offshore-industrie. Deze kostbare verf is twintig jaar onderhoudsvrij. Op deze moeilijk bereikbare locatie is dat geen overbodige luxe. (MvR)
98 — AWM 38
De grote uitkraging van de Balancing Barn wordt benadrukt door een ‘schaduw’ van grind
Balancing Barn, Thorington, Suffolk, Groot-Brittannië MVRDV Acrobatisch, elegant, maar ook enigszins verontrustend. De door MVRDV ontworpen Balancing Barn – een vakantiewoning voor 2 tot 8 personen in de Engelse streek Suffolk – hangt voor de helft in het luchtledige. Hoe werkt dit evenwichtsspel? Tekst Roel Griffioen Fotografie Edmund Sumner
Voor het ontwerp van de vakantiewoning werd MVRDV bijna drie jaar geleden benaderd door Living Architecture, een organisatie met het doel om toparchitectuur in de vorm van vakantiewoningen beleefbaar te maken voor een groot publiek. Een van de oprichters van de organisatie is Alain de Botton, schrijver van de bestseller De architectuur van het geluk. De Balancing Barn is bevroren in een wankele balans. Vijftig procent staat veilig
op de grond, de andere vijftig procent bungelt in de ruimte. De dramatiek van de uitkraging wordt benadrukt door een soort verstijfde schaduwvorm van grindplaten en los grind op de helling. Aan het uiteinde van de ‘zwevende’ massa hangt een schommel, waardoor het evenwichtsspel nog hachelijker lijkt. De instabiele toestand van de ‘boerderij’ is natuurlijk schijn. De constructie balanceert op een centrale kern van beton, verstopt achter de helling, waarachter ook een kleine kelder is geplaatst. De ‘zittende’ helft van het balkvormige huis is bovendien zwaarder uitgevoerd dan de helft die in lucht hangt. Het liggende uiteinde – onder de hoofdingang – is in de grond verankerd met een zware funderingsstrook die als een soort trekpaal fungeert. Binnen in het huis roept de aangezette staalconstructie in de muren en in het dak de associatie op met de balken in de kapconstructie van een oude boerderij. De diagonale balken lopen voor de vensters langs, zodat de constructie ook van buitenaf gedeeltelijk leesbaar is. Het exterieur is bekleed met elkaar overlappende delen, shingles, een techniek die in de regio veel wordt toegepast. De shingles zijn hier echter niet van hout zoals gebruikelijk is, maar van blikkerend metaal: een industrieel materiaal dat sterk contrasteert met de arcadische omgeving maar
tegelijk het landschap spiegelt. Balancing Barn past in de traditie van de folly’s, fantasievolle bouwsels en architectonische spitsvondigheden die tijdens de Romantiek in de Engelse landschapstuinen geplaatst werden. Een folly had onschuldige functies als het veredelen van de omgeving of het oproepen van een sensatie bij de toeschouwer. Maar omdat men bij deze kleine gebouwen vrijuit kon experimenteren, heeft folly-bouw grote invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van architectuur. Balancing Barn heeft dezelfde ambiguïteit. De illusionistische en dramatische presentatie van de woning doet haast vergeten hoe uitgekiend en experimenteel de constructie is.— Opdrachtgever Living Architecture Architect MVRDV, Rotterdam Projectteam Winy Maas, Jacob van Rijs and Nathalie de Vries with Frans de Witte and Gijs Rikken Co-Architect Mole Architects, Bedford Landschapsarchitect The Landscape Partnership, Ely Interieur Studio Makkink & Bey, Rotterdam Constructeur Jane Wernick Associates, Londen Aannemer Seamans Building, Thurston Realisatie Oktober 2010
T
Techniek Balancing Barn MVRDV
99 â&#x20AC;&#x201D; AWM 38
Langsdoorsnede
Begane grond
Dwarsdoorsneden
2
1
4 3
1 2 3 4 5
3
3
woonkamer gang slaapkamer badkamer eetkamer/keuken
De staalconstructie is in het interieur met hout afgewerkt
4
5 3
100 — AWM 38
Richting het zuiden heeft de kantoortoren een slank profiel
T
Kantoortoren KfW Bankengruppe, Frankfurt, Duitsland Het hoofdkantoor van KfW Bankengruppe in Frankfurt is uitgebreid met een toren van vijftien verdiepingen. Door gebruik te maken van de aerodynamica van de toren en door toepassing van een dubbele gevel is architectenbureau Sauerbruch Hutton erin geslaagd een gebouw te ontwerpen dat voor het grootste gedeelte natuurlijk geventileerd kan worden. Tekst Linda Zenger Fotografie Jan Bitter De vorm van de door Sauerbruch Hutton ontworpen kantoortoren in Frankfurt komt in de eerste plaats voort uit de stedenbouwkundige situatie. De uitbreiding mocht geen belemmering zijn voor het uitzicht vanuit de bestaande kantoren van KfW Bankengruppe. Richting het zuidwesten was daarom een slank profiel gewenst. Richting het noordwesten kon de toren volumineuzer worden. Gedurende het ontwerpproces bleek dat de gestroomlijnde vorm min of meer optimaal op de dominante
Techniek Kantoortoren KfW Bankengruppe Sauerbruch Hutton
windrichting georiënteerd was: door slim gebruik te maken van de wind bleek het mogelijk het gebouw meestentijds natuurlijk te ventileren. Het vernieuwende gevelconcept dat Sauerbruch Hutton vervolgens ontwikkelde, is afgeleid van de dubbele huidgevel zoals die in de jaren ’90 zijn opmars maakte. Grote drukverschillen tussen gevelvlakken aan weerszijden van het gebouw leidden destijds vaak tot tocht als gebruikers ramen openden. In het ontwerp voor de KfW Bankengruppe wordt dit drukverschil ingezet om het gebouw natuurlijk te kunnen ventileren. Door gebruik te maken van de lage windweerstand en de toepassing van een geschubde gevel, is een zogenaamde ‘drukring’ gecreëerd tussen het binnenen buitenblad van de dubbele gevel. Vanwege de gelijkmatige drukverdeling in de dubbele gevel kunnen de ramen in de 56 meter hoge toren in Frankfurt, onafhankelijk van de weerssituatie, gewoon geopend worden. In het voor- en najaar is zelfs geen aanvullende ventilatie nodig. Voor de ontwikkeling van de gevel werkte het Berlijnse architectenbureau samen met Transsolar KlimaEngineering uit Stuttgart. De binnenste gevelschil bestaat uit sterk geïsoleerde aluminium profielen met dubbel glas, waarvan elk tweede raam geopend kan worden. Op een afstand van gemiddeld zeventig centimeter van de binnenste gevelschil is een tweede gevel van enkel veiligheidsglas geplaatst, voorzien van kleurrijke ventilatiepanelen. Afhankelijk van de
101 — AWM 38
Zowel in de zomer als in de herfst kan het kantoorgebouw natuurlijk geventileerd worden. In de kern van het gebouw wordt de lucht mechanisch afgezogen
De aerodynamische vorm van de toren in combinatie met de dominante windrichting in Frankfurt zorgt aan de ene zijde van het gebouw voor een overdruk en aan de andere zijde voor een onderdruk
102 — AWM 38
Horizontale doorsnede gevel
1 2 3 4 5 6
7 8 9 1
Verticale doorsnede gevel
6
7 1 3
5
8 9
2
3
4
5
Plattegrond toren
zonwering vast paneel, akoestisch geïsoleerd tweede gevel, voorgespannen enkelglas ventilatiepaneel, akoestisch geïsoleerd primaire gevel, isolatieglas horizontaal tussenschot, beloopbaar aluminiumpaneel met brandwerende staalplaat geperforeerd aluminium, akoestisch geïsoleerd convector borstwering, akoestisch en thermisch geïsoleerd
T
Techniek Kantoortoren KfW Bankengruppe Sauerbruch Hutton
Het enkelglazen buitenblad is voorzien van kleurrijke ventilatiepanelen buitentemperatuur, de windrichting en de winddruk worden deze panelen meer of minder geopend. De aansturing van de panelen vindt plaats op basis van de gegevens die worden opgevangen door verschillende sensoren en een centraal op het dak geplaatst weerstation. Het gehele systeem zorgt voor een gelijkmatige druk en temperatuur in de dubbele gevel. Wanneer gebruikers de ramen openen, wordt de lucht door een lichte overdruk in de spouw gelijkmatig naar binnen gedrukt. De lucht wordt via vloerroosters en de kern van de toren weer afgevoerd. Door de toren natuurlijk te ventileren is de verwachting dat het kantoor per jaar niet meer dan 100 kWh per vierkante meter verbruikt voor verwarming en koeling; de helft van wat gebruikelijk is voor kantoorgebouwen in Europa. In het voor- en najaar zou de natuurlijke ventilatie voldoende moeten zijn om het gebouw van een goed binnenklimaat te voorzien. Maar ook bij extremere weerssituaties heeft de drukring een functie. In de winter functioneert hij als een isolerende buffer. In de zomer voorkomen de geïntegreerde zonwering en de volledig geopende ventilatiepanelen een al te grote warmtetoename binnen, waardoor de koellast beperkt wordt. De energie die aanvullend voor de verwarming en de koeling nodig is, wordt opgewekt met geothermie, afgetapt uit het datacenter of teruggewonnen uit de ventilatielucht. Het aanzien van de kantoortoren van de KfW Bankengruppe in Frankfurt verandert met de weerssituatie. Afhankelijk van de warmte en de sterkte van de wind worden meer of minder van de gekleurde gevelpanelen geopend. Architectuur en installatietechniek gaan prima samen.—
Opdrachtgever KfW Bankengruppe, Frankfurt Architect Sauerbruch Hutton, Berlijn Oppervlakte 38.000 m2 Realisatie 2010
103 — AWM 38
104 — AWM 38
Alle 1600 houten dakliggers hebben een unieke vorm
Centre PompidouMetz, Metz, Frankrijk Shigeru Ban Architects Centre Pompidou-Metz is de eerste satelliet van het beroemde museum in Parijs. Het gebouw bestaat uit een grote achthoekige houten ‘hoed’ die een verzameling binnenruimten beschermt. Tekst Roel Griffioen Fotografie Rien Lous/DAPh De belangrijkste tentoonstellingsruimtes van Centre Pompidou-Metz zijn ondergebracht in drie opeengestapelde slanke, betonnen buizen. Elk volume boort aan de stadszijde door de dakkap heen en heeft een panoramaraam dat gericht is op een belangrijk monument. De bovenste buis
kijkt over de daken van het stadscentrum heen, richting de kathedraal van Metz. De andere functies van het museum – lobby, horeca, auditorium, kantoren, studio et cetera – zijn rondom een 77 meter hoge mast georganiseerd. Over het programma van het museum heen zweeft een zeshoekige houten kapconstructie met een oppervlakte van 8000m2, bedekt met een waterdicht doek van glasvezel en teflon (PTFE). De constructie bestaat uit een dubbele structuur van evenwijdig lopende balken, die in een patroon van zeshoeken en gelijkzijdige driehoeken ‘geweven’ zijn. Bij dit soort constructies heeft een structuur van driehoeken doorgaans de voorkeur omdat het een stijver – dus sterker – vlak geeft. Een dergelijke opbouw heeft echter als nadeel dat zes elementen elkaar snijden. Vanwege de dikte van de houten balken zouden de knooppunten erg veel ruimte in beslag nemen en bovendien de constructie nodeloos complex maken. Door de dakcon-
structie op te bouwen uit zowel zeshoeken als gelijkzijdige driehoeken snijden op elk punt vier houten elementen elkaar. Het golvende dak loopt spits toe en wekt de suggestie dat het – als een tent – aan de centrale toren opgehangen is. In werkelijkheid is de constructie zelfdragend. Het is feitelijk een op zes punten ondersteunde koepel. Alle 1600 liggers in het dak zijn uniek. Allemaal zijn ze in de fabriek bewerkt en in één of twee richtingen gebogen. Op vier plekken is de kap met grote drukringen doorbroken: rond de middentoren en rond de uitstekende tentoonstellingsbuizen. De zeshoekige kapconstructie krult op vier plaatsen richting het maaiveld om een grote kolom te vormen. Deze elegante oplossing wordt mogelijk gemaakt doordat per kolom twee stalen drukringen aan de constructie zijn toegevoegd. Aan de achterzijde steunt het dak op het gebouwvolume eronder. In de prijsvraagfase was in samenspraak met Cecil Balmond van Arup
T
Techniek Centre Pompidou-Metz Shigeru Ban Architects
105 — AWM 38
Doorsnede 1
2 3
4 5
6 7
8
4
betonwand 250 mm, akoestische isolatie 150 mm betonvloer 230 mm; gipsplafond betonvloer 210 mm; HEB 490; akoestische isolatie 200 mm natuurlijke ventilatie forum; technische omloop PTFE membraan; 6 lagen gelamineerd hout; houten liggers 140/440 mm staalconstructie 500 mm; dubbele beglazing dakbedekking; betonvloer 210 mm; HEB 490; akoestische isolatie 200 mm vloerafwerking 40 mm; ventilatieruimte 700 mm; betonvloer 280 mm
3 5
6
2
7
1 8 8
3D-model dakconstructie besloten om een hybride dakconstructie van hout en staal te maken. De volledig houten kap werd pas ontwikkeld na het winnen van de prijsvraag. Het dak voegt een nieuw hoofdstuk toe aan het onderzoek dat Shigeru Ban aan het begin van deze eeuw heeft ingezet naar houtstructuren. De precieze structuur van het dak in Metz heeft Ban naar eigen zeggen afgeleid van een traditionele Chinese punthoed van gevlochten bamboe die hij tien jaar geleden in een antiekwinkel in Parijs vond. Centre Pomipou-Metz heeft meerdere gezichten. De imposante hoedconstructie is een staaltje spektakelarchitectuur in de trant van Frank Gehry’s Guggenheim, Bilbao, bekent Shigeru Ban. Eronder gaan echter serene tentoonstellingsruimtes schuil in de ‘white cube’-traditie. Op een aantal plekken is de constructie extra benadrukt en zijn de ventilatiebuizen in het zicht gelaten. Een verwijzing naar de beroemde broer, het high tech-monument in Parijs?—
Opdrachtgever Metz Métropole, Ville de Metz Architect Shigeru Ban Architects, Tokio Co-Architect Jean de Gestines Architectes, Parijs; Dumuchdjian Architects, Londen Constructeur Terrell, Parijs; Ove Arup, London Houtconstructeur Hermann Blumer, Waldstadt; Holzbau Amann, Weilheim-Bannholz; SJBKemper-Fitze, Herisau Aannemer Demathieu & Bard, Montigny lès Metz Realisatie April 2010
106 â&#x20AC;&#x201D; AWM 38
De kunststoffen luifel wordt â&#x20AC;&#x2DC;s avonds van binnenuit met leds aangelicht
T
Techniek Sportpaviljoen Zestienhoven MoederscheimMoonen Architects
Sportpaviljoen Zestienhoven MoederscheimMoonen Architects In het noorden van Rotterdam heeft Moederscheim Moonen Architects een clubhuis ontworpen voor twee lokale voetbalclubs. De representatieve ruimtes van het clubhuis liggen verhoogd, boven een groen talud, en bieden rondom uitzicht. De vier meter uitkragende witte luifel vormt ‘s avonds een lichtbaken in de wijk. Tekst Robert-Jan de Kort Fotografie Rob ‘t Hart De accommodatie voor de twee voetbalclubs – zes velden en een clubhuis – is onderdeel van het stedenbouwkundig masterplan Park Zestienhoven in Rotterdam. In de nieuwe wijk verrijzen 1.800 woningen. MoederscheimMoonen Architects verkreeg de opdracht om het clubhuis te ontwerpen via een selectieprocedure waarvoor de gemeente Rotterdam twee architectenbureaus uitnodigde. Het bureau werd door de gemeente Rotterdam geselecteerd op basis van het eerste gebouw dat het realiseerde: een accommodatie voor een voetbalclub in Hoensbroek. In en uit het zicht In Hoensbroek situeerde MoederscheimMoonen de niet-representatieve functies zoals de kleedkamers en de opslagruimtes in een souterrain. Op begane grondniveau liggen enkel de kantine en bestuurs-
107 — AWM 38
kamer. Het zichtbare bouwvolume kon zo compact blijven waardoor het gebouw een maximale (zicht)relatie kan aangaan met de omliggende sportvelden. In Rotterdam paste het bureau dezelfde opzet toe, zij het dat het souterrain nu ontbreekt. Het gehele programma is bovengronds gesitueerd, wat een fors volume oplevert. Om de bouwmassa te breken ontwierp MoederscheimMoonen rondom het gebouw een grastalud. Hierdoor lijkt het alsof het clubhuis uit één laag bestaat en op een terp staat. Het talud, dat door de architecten ligweide genoemd wordt, is het langst richting de twee hoofdvelden. Zo kan het talud tevens dienst doen als tribune. Langs het clubhuis loopt een langzaamverkeersroute. In het stedenbouwkundig plan vervult de accommodatie ook een bakenfunctie. Om het talud te complementeren en het lichte paviljoenkarakter van het gebouw te benadrukken voegde MoederscheimMoonen een witte, ruim vier meter uitkragende, translucente luifel aan het gebouw toe. De taps toelopende luifel licht ‘s avonds in zijn geheel op. De onderste laag is uitgevoerd in beton, huisvest voornamelijk kleedkamers en wordt omhuld door het talud. Als het talud volledig van grond zou zijn gemaakt, zou dat een flinke toename van de druk op de bodem betekenen. Daarom bestaat de kern van het talud uit 1.500 kubieke meter polystyreen, piepschuim. Het warmteverlies in de onderste laag is hierdoor nihil. De bovenste laag, met de kantines en bestuurskamers van beide clubs, bestaat uit een staalconstructie en heeft een gevel waarin glaspuien en gesloten delen elkaar afwisselen. Tweeledige zoektocht Aan de realisatie van de luifel ging een tweeledige zoektocht vooraf – allereerst
108 — AWM 38
Dwarsdoorsnede
naar een translucent materiaal en vervolgens naar de juiste afstemming van de verlichting. Daar kwam bij dat MoederscheimMoonen een naadloze luifel voor ogen had. Als materiaal viel glas direct af doordat het te zwaar geacht werd. Het bureau selecteerde uiteindelijk twee mogelijke materialen: polycarbonaatplaat en een kunststof membraan. Beide werden in een 1:1-proefopstelling van een segment van de luifel getest met tien verschillende lichtbronnen. Hierbij werd vooral gekeken naar het effect van het licht op het materiaal en de optimale positie van het lichtarmatuur. Een belangrijk criterium hierbij was dat de luifel als lichtbron niet mocht verblinden. Op basis van foto’s, persoonlijke waarnemingen, door sensoren gemeten lichtwaarden, en de financiële aspecten van het materiaal en de armaturen maakte MoederscheimMoonen uiteindelijk de keuze voor het kunststof membraan met witte ledverlichting. Het membraan, of doek, zou slechts een minimale hulpcon-
structie vereisen, hetgeen de gewenste strakke uitstraling mogelijk zou maken. Stalen frames De stalen constructie van de luifel bestaat uit 36 tapse IPE-profielen die aan de dakrand zijn bevestigd. Aan deze constructie zijn acht uit kokerprofielen opgebouwde frames bevestigd. In doorsnede volgen de frames de driehoekige vorm van de luifel. Om elk frame is een doek gespannen. De kokerprofielen hebben een diameter van 120 millimeter en maken een scherpe beëindiging van de luifel mogelijk. De doeken zijn aan het uiteinde van de luifel bevestigd aan een aluminium randprofiel. Ter plaatse van de gebouwcontour kunnen de doeken aangespannen worden. Door strenge eisen ten aanzien van de wind- en sneeuwbelasting zijn de doeken aan de bovenzijde snaarstrak gespannen. De doeken staan zo strak dat er eventueel ook op gestaan kan worden. Dikke bouten om de 50 centimeter
Door zijn verhoogde ligging bovenaan het talud biedt de kantine een weids uitzicht
zorgen voor een adequate overdracht van de trekspanning op de frames. De lichtarmaturen zijn binnen in de luifel tegen de dakrand gemonteerd. Om voor onderhoudsdoeleinden bij de armaturen te kunnen komen, eindigen de frames aan de bovenzijde 50 centimeter uit de gevel. Een smal doek dekt de ontstane opening af. Proces MoederscheimMoonen heeft gedurende het proces de technische uitwerking nadrukkelijk naar zich toegetrokken. Vooral bij de ontwikkeling van de luifel is niets aan het toeval overgelaten. De architecten initieerden zelf het onderzoek naar het materiaal en de verlichting door middel van proefopstellingen. De keuze voor het kunststof membraan is weloverwogen. De consequenties voor de constructie zijn in samenwerking met een constructeur uitgewerkt. Hoewel de detaillering relatief eenvoudig lijkt, zorgde de bevestiging van de kunststof membranen op de hoeken van de luifel voor de nodige hoofdbrekens. Op de hoeken komen vier frames bij elkaar. Tevens moest de hemelwaterafvoer in de constructie opgelost worden. Moederscheim en Moonen maakten een groot schaalmodel van de hoekconstructie en namen deze mee naar de staalfabrikant. Hierdoor wisten ze grip te houden op de realisatie van de stalen hulpconstructie. De fabrikant begreep beter wat de architecten wilden en kon meedenken. Het is de jonge architecten uiteindelijk gelukt om een gebouw te realiseren dat dicht bij het initiële ontwerp gebleven is. Beheersing van detaillering komt hierbij niet voort uit jarenlange ervaring, maar uit visie, een onderzoekende houding en de durf om in het proces het voortouw te nemen. Voor bouwen is lef nodig.—
Techniek Sportpaviljoen Zestienhoven MoederscheimMoonen Architects
T
109 — AWM 38
Het talud verbergt een souterrain met kleedruimtes en opslagruimtes
Detail luifel 1
1 2 3 4 5 6 7 8 9
2
3
4
bout M10 aluminium randprofiel stalen kokerprofiel 120x120 mm PVC gecoat polyesterweefsel stalen kokerprofiel 100x100 mm spanmechanisme overstort harde persing isolatie 150 mm geprofileerde staalplaat
5
6
7
8
9
Opdrachtgever Gemeente Rotterdam, Dienst Sport en Recreatie Architect MoederscheimMoonen architects, Rotterdam Team Erik Moederscheim, Ruud Moonen, Jelle Rinsema Adviseur constructie IBT Bouwtechniek, Papendrecht Adviseur installaties en bouwfysica Haitsma, Bleiswijk Adviseur bouwkosten Bureau Bouwkunde, Rotterdam Hoofdaannemer Batenburg, Bergschenhoek Leverancier dak Polyned, Steenwijk Bruto vloeroppervlak 1410 m2 Realisatie December 2009
"
!!! "
Neem een abonnement op de wekelijkse Architectenweb nieuwsbrief en blijf op de hoogte van het laatste architectuurnieuws.
architectenweb.nl/nieuwsbrief
EeStairs.com: gelikte trappen
STUDENTEN JAARABONNEMENT
Studenten betalen slechts
â&#x201A;Ź p4er9ja,a5r 0 (51% korting) Word abonnee van AWM en ontvang acht keer per jaar een inspirerend magazine. Als abonnee krijg je bovendien toegang tot het digitale AWM archief, met daarin honderden eerder verschenen artikelen. www.architectenweb.nl/awm
Slank, Sterk, Staal Inbraakwerend
WK 1-3
Kogelwerend
FB4-NS
Isolerend Brand- en rookwerend Geluidwerend
Uf vanaf 1.3 W/m2K 30 tot en met 90 minuten EW/EI tot 48 dB
P R O F I E L S Y S T E M E N I N S TA A L E N RV S
Agentor b.v. T 0165 51 11 55 F 0165 51 40 11 www.agentor.nl
In volgend nummer
39 ECONOMIE & PRAKTIJK
Slim bezuinigen Drie strategieën om de bouwkosten van een project te verlagen
25 Kadewoningen Zecc Architecten
DUURZAAMHEID
De Tempel kbng INTERVIEW
Bjarne Mastenbroek en Fred Schoorl In gesprek met de BNA over de economische crisis in de architectuur PRODUCT & MATERIAAL
Songdo Landmark City REX
Isolatiemateriaal Kunnen thermische en akoestische isolatie gecombineerd worden?
Advertentie-index Agentor 113 Archello 12 Beka 10 Buva 95 Cement & Beton Centrum 8 Duco 3
Eestairs 112 Falco 14 Gerflor 110 Hewlett-Packard 52 Kingspan 111 Material Xperience 51 Metal Cladding Systems 50 ODS 37
OWA 94 PD Lighting 13 Plastica 36 Reynaers 11 Rockpanel 115 Schüco 53 Solarlux 116 Trespa 55 Vaculux 15
Vandersanden 54 VNU 9 Wienerberger 28
Ook adverteren? Neem contact op Martijn Postmus of Guido Mensink via 035 69 93 050 of mail naar sales@architectenweb.nl
Rockpanel geeft verhalen vorm
Elk bedrijf, elk gebouw, elke gevel heeft een uniek verhaal. Met Rockpanel kunt u deze verhalen vormgeven. Unieke verhalen worden unieke gevels, unieke gebouwen, uw gebouw. Het rijke palet aan kleuren en designs van Rockpanel plaatmateriaal geeft u de vrijheid elke visie uit te beelden. Zo vertellen uw creaties het unieke verhaal dat schuil gaat achter de gevels. Deze gevel vertelt het verhaal van Rockpanelâ&#x20AC;&#x2122;s productieproces: het verhitten van basalt en het spinnen van het ruwe basisproduct. Lees het volledige verhaal op www.rockpanel.nl.
QUALITY IN FRONT
E@<LN< G<IJG<:K@<M<E Q@<E Mfln$jZ_l`]gl`\e mXe JfcXiclo ^\m\e \\e Y`aqfe[\i\ `e[ilb% @e[`m`[l\\c# jlYk`\c \e c`Z_k% 9\c\\] [\ biXZ_k mXe [\j`^e# iljk \e fekjgXee`e^% Feq\ \oZclj`\m\ nffe$ \e c\\]n\i\c[ ^\\]k _Xidfe`\ d\k [\ eXklli%
JfcXiclo E\[\icXe[ 9M s ',+/ $ -*(*)* s nnn%jfcXiclo%ec