AWM 41

Page 1

de architectuur voorbij nummer 41 6e jaargang april/mei 2011 — € 15,–

Architectenweb Magazine Ongewenst Justitiepaleis Contract DBFMO Zachte waarden Active House Romantiek J Henry Fair Transformatie Dutch Health Tec Academy Tot op het bot DoggeRIJ Waterbuffer Groendaken Interview Doepel Strijkers Architects


GEVELVERFRAAIING TOTAALCONCEPTEN VAN COMPOSIETSTEEN Gevelarchitectuur biedt ruimte aan vorm, kleur en textuur. Bij veel gebouwen keren speklagen, dagstukken, lateien, ornamenten, gevelplinten en speciale afdekkers terug in de ontwerpen. Wat is er dan mooier als er in alle vrijheid kan worden ontworpen en gerealiseerd? Holonite heeft het antwoord in huis!

telefoon: +31 (0) 166 - 60 13 00 Š www.holonite.nl


Triomfboog De ‘Arc de Triomphe’ van Groningen. Zo werd de Tasmantoren (WALarchitectenbureau) in de regionale pers trots genoemd toen het ontwerp enkele jaren geleden publiek werd gemaakt. Na enige vertraging is het markante 75-meter hoge appartementencomplex nu gereed. De toren staat op een locatie aan de rand van de stad, waar de drie waterwegen elkaar ontmoeten: het Eemskanaal, het Van Starkenborgkanaal en het Winschoterdiep. Het woongebouw moet de nu nog door industrie gedicteerde omgeving een flinke boost geven. Fotografie BrugBorg



In dit nummer

6 — AWM 41

41

Colofon AWM Architectenweb Magazine #41 AWM verschijnt acht maal per jaar ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 92103 1090 AC Amsterdam tel 020 - 71 30 600 fax 020 - 71 30 601 info@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Jeroen van Oostveen jvo@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert-Jan de Kort rjdk@architectenweb.nl Robert Muis rm@architectenweb.nl Ronnie Weessies rw@architectenweb.nl Linda Zenger lz@architectenweb.nl Eindredactie Paul Poley Medewerkers aan dit nummer Herbert ter Beek, Lujzika Adema van Kooten, Roel Griffioen, Tineke Groot, Atto Harsta, Karen Heijne, Bas van der Horst, Mariana Idiarte, Marnix van der Meer, Sjoerd Reitsma, Karin Roelofse en Cindy Vissering Basisontwerp Solar Initiative, Amsterdam

Abonnementen Losse nummers € 15,– Jaarabonnement (8 nummers) € 105,– Nabestellingen € 17,- per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb B.V., minimaal vier weken voor de verschijningsdatum van het laatste nummer van uw abonnement. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand. Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook. © 2011 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V. Coverfoto Marcel van der Burg

A

Architectuur

12-15 Korte berichten 16-21 Dutch Health Tec Academy JHK Architecten 22-23 Kapellen 24-27 Witte Wolken Architectuurstudio HH 28-29 Verenigingsgebouw DaF architecten

PM

Product en Materiaal

32-37 Korte berichten 38-41 Gietvloeren 42-43 Branchevreemd

Vormgeving David Llamas Drukkerij Ipskamp Drukkers, Enschede Advertenties Arjan Mark den Boer, Bart Sakkers tel 035 69 20 874 sales@architectenweb.nl

Cultuur en

CM Maatschappij 46-47 Korte berichten


7 — AWM 41

56—61 Duzan Doepel en Eline Strijkers Het sluiten van ketens

16—21 Dutch Health Tec Academy JHK Architecten

48-51 Justitiepaleis

64-65 Ontwerpen op levensduur

52-55 J Henry Fair

66-69 Active House

I

Interview

56-61 Duzan Doepel en Eline Strijkers

D

Duurzaamheid

62-63 Korte berichten

70-73 Groendaken

84-87 DBFMO

T

Techniek

90-91 Korte berichten

EP

Economie en Praktijk

92-94 QuaDror Studio Dror

78-81 Korte berichten

94-97 DoggeRIJ LEVS architecten

82-83 Maatschappelijke kosten-batenanalyse

98-103 GT Tower East ArchitectenConsort


%* . & - !* # /%))!-/ +/ ( /%1! ! % * ! 2!# (. !3,!-/ %* +*(%*! 0.!- !3,!-%!* ! !* .+ % ( )! % +!( +*5! +, - $/#!1!-. !* $0* '( */!* +, /0!(! !* -!(!1 */! 2%&5! +* !- !!( ) '!* 1 * ! #! %#%/ (%.!!- ! . )!*(!1%*#

-1 - $!/ 5!(" # * - $!/ 0.!- #!*!- /! '!**%.,( /"+-) 1 * ! +//!- ).! !)%! 1 * +02'0*./ - 1 *( +0 !* !%#!- 2 - +" !5+!' ! .0 !.1+((! - $%/! /!* +))0*%/4 - $!((+ - $!((+ +)

%& ((!. 2 / 2! ) '!* #!(+1!* 2! %* ! '- $/ 1 * $!/ 1!- %* !* 1 * !.%#* +))0*% /%! !* /! $*%!' +! .(%))!- +))0*% /%!1!- !* -! /%!1!- $+! ./!-'!- ! -%! !!*$!% + ) /!-% (%.!-!* 2! *!3/ ,- /% !. * !- 2! (%&'!* 2!( - $%/! /!*

!!- 2!/!*

222 /+/ ( /%1!)! % *( 222 " ! ++' +) /+/ ( /%1!


Duurzaam Gebouwd *VUNYLZ

Dagvoorzitter

Elsemieke Havenga

Sprekers zijn o.a.

Nils Kok

Hét toonaangevende evenement over duurzaam bouwen dit voorjaar.

Zorg dat u er bij bent op 22 juni.

Paul de Ruiter

Door de duurzame samenwerking met de organiserende partners bent u verzekerd van: , topkwaliteit netwerk van deelnemers en sprekers , kwalitatief hoogwaardig programma met o.a. ‘best practices’ , actieve participatie van zowel de installatiebranche als de betonindustrie , presentatie van nieuwe kennis op gebied van betonkernactivering

Nils Kok - presenteert aan u hét onderzoek over het rendement van duurzaam vastgoed Paul de Ruiter - over het proces van zijn prijswinnende project TransPort op Schiphol Ruud Koornstra - een inspirator vanuit de praktijk over de businesscase van duurzaamheid Ruud Koornstra

Schrijf u nu in! Voor slechts € 295,- bent u al deelnemer aan dit congres!

www.duurzaamgebouwdcongres.nl Scan de QR code voor meer programma info

Partners


The 2011 super jury includes:

MICHAEL SORKIN

ODILE DECQ

BEN VAN BERKEL

PROF. KONGJIAN YU

JO NOERO Visit worldarchitecture festival.com for the full list of 2011 judges

Plus 70 international jury members including: James Grose, BVN Architecture, Australia // Isay Weinfeld, Isay Weinfeld, Brazil // Li Xiadong, Li Xiadong Atellier, China // Bjarne Hammer, Schmidt Hammer Lassen, Denmark // Gurjit Singh Matharoo, Matharoo Associates, India // Yvonne Farrell, Grafton Architects, Ireland // Akihiko Hamada, Nikkon Sekkei, Japan // Peter Kudryavtsev, Rusresorts, Building, Russia

Architectural Excellence - Live! The world’s largest, live, truly inclusive and interactive global architectural awards programme 1400+ architects - 500+ entries – 236 live shortlist presentations – 70+ international jury members - 65 countries represented – 60+ international jury members - 40 inspirational seminar speakers - 1 Building of the Year – 1 totally unique, unmissable event!

Ent er Ent NOW! clo ries Jun se 30 e 2 011

WAF is a feast of architecture, just don’t get too overwhelmed, otherwise you might lose your head in the heady atmosphere of WAF.

Jo Noero, Founding Principal, Noero Wolff Architects

ALL ENTRIES AND VISITOR PASSES ARE BUY ONE GET ONE FREE! UNTIL 30 JUNE 2011

Enter WAF 2011 to showcase your work to a global audience raise your profile, win acclaim and secure new business T: +44 (0)20 7554 5800 / 0845 056 8339 E: info@worldarchitecturefestival.com

Please quote VIP code ARCHENE when entering online

www.worldarchitecturefestival.com


BELGIUM

Kortrijk Xpo 5 - 6 m e i 2 0 11 5° editie - 10:00-20:00

F. I . L . L i è g e 2 6 - 2 7 m e i 2 0 11 2° editie - 13:00-20:00

Totaalevenement voor (interieur) architecten en voorschrijvers met focus op productinnovaties

W W W. A R C H I T E C TAT W O R K . E U In samenwerking met

Main Sponsor

inter national

architect meets innovations

ARCHITECT @WORK

Organisatie: Kortrijk Xpo T 0032 (0)56 24 11 11 belgium@architectatwork.eu


12 — AWM 41

A

Architectuur

PRIJSVRAAG

Compact dorp Met het project ‘Vertical Village’ heeft een team van in Nederland woonachtige architecten onlangs ‘d3 Housing Tomorrow 2011’ gewonnen, een internationale prijsvraag voor duurzame woningbouw-projecten. Is het mogelijk om de bewegingsvrijheid en sociale cohesie van een dorp te

combineren met een dichtheid die je normaal gesproken alleen in de stad aantreft? Anders verwoord, is er een compacte manier mogelijk om de geneugten van het dorpsleven te faciliteren? Als deelnemers van ‘The Why Factory’, een denktank van de TU Delft en het Rotterdamse architectenbureau MVRDV, hebben de architecten Yushang Zhang, Rajiv Sewtahal, Riemer Postma en Qianqian Cai getracht een oplossing te formuleren. Zij ontwierpen een ‘verticaal dorp’, een variant op Le Corbusiers ‘verticale stad’. De verkaveling is gebaseerd op het Voronoi-diagram, een algoritmisch

systeem waarbij willekeurig verdeelde punten met elkaar verbonden zijn, zodat er onregelmatige vlakken ontstaan. In “Vertical Village” is dit systeem driedimensionaal toegepast. Daardoor worden er cellen gevormd die gestapeld kunnen worden binnen de kaders van een volume. “3D-verkavelen”, noemen de ontwerpers deze methode. Een cel representeert de leefomgeving van één gezin. De bedoeling is dat bewoners in deze kavel zelf een plek mogen kiezen om zich te nestelen. “Als een embryo in een ei,” aldus de ontwerpers. In februari won ‘Vertical Village’ de eerste prijs in de Housing Tomorrow-competitie. (RG)


A

ROOSENDAAL

Geplooide gevel Het nieuwe gebouw van ROC Kellebeek in Roosendaal, door Jeanne Dekkers Architectuur, zal de drie huidige vestigingen overbodig maken. Opmerkelijk is dat in de nieuwbouw ook bedrijven komen, waardoor de stap naar de praktijk voor studenten verkleind wordt. In een plooi van het riviertje de Vliet Molenbeek, aan de westzijde van Roosendaal, verrijst in de komende jaren een sculpturaal gebouw voor de zorg- en welzijnopleidingen van het ROC Kellebeek. Door de golvende gevels lopen twee ineengeschoven volumes (van twee vier en zeven lagen hoog) naadloos in elkaar over. “Een zachte vorm past goed bij de functie: een instelling voor de zorg,” zegt projectarchitect Marco Villares van Jeanne Dekkers Architectuur. Zorgopleidingen willen volgens hem graag dat hun gebouw een visitekaartje is. “Een mooi gebouw kan helpen om

Architectuur Korte berichten

studenten te trekken.” Behalve de functie was ook de locatie van invloed op het ontwerp. Een van de stedenbouwkundige randvoorwaarden in het door West 8 ontworpen ontwikkelingsplan ‘Stadsoevers’ was dat het gebouw direct aan het water zou grenzen. Die gebogen lijn van de waterkant is doorgetrokken zodat er in feite één vloeiende gevel ontstaat. Momenteel zijn de zorg- en welzijnopleidingen van het ROC ondergebracht op drie verschillende locaties in twee steden, Etten Leur en Roosendaal. In de nieuwbouw (11.500m2 BVO onderwijs) worden alle functies gebundeld en ontstaat een capaciteit van tweeduizend studenten en honderdveertig docenten. Bijzonder is dat het gebouw naast onderwijsfaciliteiten ook andere functies zal herbergen, zoals een apotheek, een kapper, een kinderdagverblijf en een voorziening voor ouderenzorg. Deze leerwerkbedrijven – waar studenten de praktijk kunnen proeven – worden op de begane grond en eerste verdieping georganiseerd, rondom een “inwendig plein.” Villares: “Vanaf de begane grond hebben we een schitterende centrale

13 — AWM 41

open ruimte gemaakt – voor de circulatie gekoppeld aan zelfstudieplekken – die het hele gebouw over de zeven lagen ruimtelijk verbindt.” Op de andere lagen zijn onder andere de leslokalen van de verschillende opleidingen ondergebracht. Momenteel onderzoekt het architectenbureau in overleg met de gebruikers de mogelijkheid om de praktijk- en theorielokalen meer door elkaar heen te organiseren om een optimale toekomstbestendige leeromgeving te scheppen. Villares: “We hebben een schitterende centrale open ruimte gemaakt voor de circulatie. Nu willen we promoten dat die ruimte ook echt goed gebruikt wordt.” (RG)


14 — AWM 41

BOEK

Waterwonen in Nederland Wonen aan het water. Onder meer door de groeiende behoefte aan waterberging ontstaan er tal van nieuwe plekken waar het mogelijk is. In Waterwonen in Nederland worden de verschillende woonmilieus op een rij gezet. Het boek dat Anne Loes Nillesen en Jeroen Singelenburg hebben geschreven valt grofweg in twee delen uiteen. In de eerste paar hoofdstukken worden de verschillende typologieën benoemd op het niveau van het landschap, de stad en het gebouw. In het tweede deel worden tien projecten besproken. Het thema van het waterwonen

VALENCIENNES

Plateau Numérique Langs de Schelde in NoordFrankrijk verrijst een opleidingsinstituut waarin verschillende designrichtingen een plaats krijgen. Een uitdagende opdracht voor OIII architecten. Het Amsterdamse bureau OIII architecten ontwerpt een omvangrijk opleidingscentrum voor een kenniscluster in Valenciennes, Noord-Frankrijk. Het nieuwbouwproject heet Plateau Numérique en is bedoeld om Supinfocom te huisvesten, een instituut dat opleidingen in design aanbiedt. De opleidingen lopen uiteen van industrieel ontwerp, virtual reality, digitale animatiefilms tot videogaming. Supinfocom is opgericht door de regionale

vatten de auteurs breed op: het loopt van wonen aan het water tot wonen op het water. Door die breedte biedt het boek een overzicht van de woonmilieus die mogelijk zijn. Goed vormgegeven icoontjes ondersteunen het verhaal. Al met al is het boek een uitstekend hulpmiddel voor iedereen die betrokken is bij de ontwikkeling van nieuwe waterwoongebieden. De belangrijkste kwaliteiten van waterwonen zijn volgens de auteurs uitzicht, rust en ruimte. Bij woonwijken met een zekere dichtheid, zoals de door Marlies Rohmer ontworpen waterwijk op IJburg, worden daarom kanttekeningen geplaatst. De ontwikkeling van waterwonen staat nog in de kinderschoenen. De gerealiseerde wijken moeten zich nog bewijzen. Waterwonen in Nederland biedt een helder overzicht van wat er mogelijk is. Dat is veel. Het zet je daarom wel aan het denken. (MvR)

Anne Loes Nillesen, Jeroen Singelenberg – NAi Uitgevers – 2011 – Paperback – 128 pagina’s – 23 x 28 cm – ISBN 9789056627805 – € 29,50 – Nederlands/Engels

Kamer van Koophandel, dat optreedt als opdrachtgever. Met de bouw van het project, dat 18.800 m² groot is, begint de ontwikkeling van een terrein dat bedoeld is voor bedrijven en opleidingsinstituten aan de oevers van de Schelde. Drie verschillende opleidingen en een aantal bedrijven vinden onderdak in Plateau Numérique. De functies

krijgen ieder een eigen domein, maar onder hetzelfde dak. In het middengebied worden de collegezalen en het auditorium ondergebracht. Daartussen worden open ruimten gecreëerd voor ontspanning, ontmoeting en – idealiter – kennisuitwisseling tussen studenten en ondernemers. Groene hoven en atria zijn geïntegreerd in een klimaaten gebouwbeheerssysteem. (RG)

Architectuur en stedenbouw op het water

Waterwonen in Nederland Anne Loes Nillesen Jeroen Singelenberg

Architecture and Urbanism on the Water

Amphibious Housing in the Netherlands

NAi Uitgevers

/Publishers


A

Architectuur Korte berichten

15 — AWM 41

DEN HAAG

Gecondenseerde campus Wonen en studeren. Deze twee levenssferen zijn samengebald in het ontwerp voor het University College Leiden in Den Haag door Wiel Arets Architects. Het plein fungeert als ‘lobby’, aldus Wiel Arets. Het Anna van Buerenplein in Den Haag is een “mooie locatie” voor een campusgebouw, vindt Wiel Arets, architect van het University College Leiden. “Daar moesten we gebruik van maken. Het plein is voor ons de lobby van het gebouw. Dat was een belangrijk gegeven bij het ontwerpen.” Het plein loopt langzaam op en overbrugt een hoogteverschil van ongeveer 1,20 meter naar de gevel van het gebouw. In de plint komt een café en – naar verwachting – een academische boekwinkel. De entree van het complex heeft de vorm van een ruime hal, met collectieve ruimten, grote vides en doorzichten. Daaromheen de studieruimten, collegezalen, kantoren en een fitness gerangschikt. Het onderwijsdeel in de plint is bekroond een dakterras dat bereikbaar is voor alle studenten en bezoekers. Boven de plint bevinden zich de woonlagen met 400 studentenkamers, ontsloten via liften in de entreehal – net als in een goed hotel. Het formaat van de kamers doet daar ook aan denken, vindt Arets. “Ik ben vaak op reis en overnacht vaak in hotels. Een kamer van 28 m2 is

fors, weet ik – dat is ongeveer het formaat van een kamer in het Hyatt in Japan.” De kamers zijn naar buiten toe zeer open, met verdiepingshoge glazen schuifpuien. Er is niet gekozen voor een conventionele doorvalbescherming, maar voor een grofmazig roestvrijstalen gordijn, dat het uitzicht zo min mogelijk belemmerd. Het glas in de vensters geelgetint. Arets: “Ook al regent het buiten, binnen ontstaat er een warme sfeer.” Het project aan de Anna van Buerenplein in Den Haag heeft een geschiedenis. Wiel Arets werkte er eerst

met ontwikkelaar Fortress aan een hybride complex met een hotel en appartementen. Arets: “We dachten na over een manier om de plint te openen en leven op het plein en op de begane grond te genereren, bijvoorbeeld met een museum.” Toen de Universiteit van Leiden zich aandiende, viel alles op zijn plaats. Het basisidee is overeind gebleven: een gebouw met open plint waarin meerdere functies samengebald zijn. In juli begint de bouw. Voor aanvang van het collegejaar 2013/2014 moet het gebouw klaar zijn voor gebruik. (RG)


16 — AWM 41

Sociale Duurzaamheid Midden op ‘autoboulevard’ Overvecht in Utrecht heeft de Dutch HealthTec Academy zich gevestigd. Hiervoor is een vervallen bedrijfspand getransformeerd tot een aantrekkelijk schoolgebouw. Met beperkte middelen veranderde JHK Architecten de donkere doos in een feest van licht, ruimte en kleur. Tekst Tineke Groot Fotografie JHK Architecten


A

Architectuur Dutch Health Tec Academy JHK Architecten

17 — AWM 41


18 — AWM 41

“De komst van de Dutch HealthTec Academy (DHTA) naar dit bedrijventerrein veroorzaakt een enorme dynamiek. Omliggende bedrijven vergaderen er. De kiosk heeft weer klandizie. Het gebied herleeft. Het project is een goed voorbeeld van sociale duurzaamheid,” zegt architect Chris de Jonge van JHK Architecten, die samen met architect Roel van de Pas ontwerper is van het gebouw. De Jonge is tevreden over het resultaat van nog geen jaar ontwerpen en bouwen, inclusief verlening van bouwvergunningen en een wijziging van het bestemmingsplan. Het was een efficiënt proces. Het proces kon zo snel gaan omdat niet gewacht is op een masterplan voor de revitalisering van het hele gebied. De Jonge: “Er zijn al jaren plannen om dit monofunctionele gebied op te knappen. Maar het is een ingewikkeld proces, daar kun je niet op wachten.” Daarom vroeg Kroon Group, eigenaar van het verwaarloosde pand, JHK Architecten om een schetsontwerp te maken voor een nieuwe bestemming als schoolgebouw.

ZEE VAN LICHT EN RUIMTE JHK Architecten kwam met een ingreep die het hele concept voor de school in één klap neerzette: een lichtstraat in het hart van het gebouw, die de twee verdiepingen met elkaar verbindt en een zee van licht en ruimte schept. De Jonge: “Het oude pand was zo slecht dat de gevels erbij hingen. Alleen het staalskelet stond nog overeind. Het was een donkere ruimte. Maar de twee vloeren boden wel goede mogelijkheden om er een school te huisvesten.” Het SVGB kenniscentrum en de DHTA, de toekomstige gebruikers van het gebouw, waren direct enthousiast. Hier zou hun droom gerealiseerd kunnen worden: een aantrekkelijk schoolgebouw waarin alle technische opleidingen op het gebied van gezondheidszorg samen een plek konden krijgen. Jarenlang hebben ze geijverd om de verschillende kleine, door het land verspreide opleidingen voor tandtechnicus, opticien, audicien en orthopedisch schoentechnicus bij elkaar te brengen: een kleine schaalvergroting om meer slagkracht te krijgen in de strijd om nieuwe leerlingen. De Jonge: “Er dreigt een tekort aan deze vakmensen en omdat de opleidingen vrij onbekend zijn, trekken ze niet genoeg studenten. Er zijn veel vacatures in deze groeiende sector. Daar is economisch nog een slag te maken. Met een grotere school kun je je beter profileren.”

PILOT Terwijl het budget laag was, waren de technische eisen hoog. Geluidsdichte lokalen voor de audiciens om ongestoord gehoortesten in af te kunnen nemen,

goede afzuiginstallaties voor de zware machines van de orthopedische schoentechnici, speciale voorzieningen voor de apparatuur van de tandtechnici. De luchtbehandeling en de technische installaties moesten bovendien compleet vernieuwd worden om aan de huidige eisen te voldoen. Daar gingen de meeste kosten in zitten. Voor de architectuur bleef weinig geld over. Volgens De Jonge moet je dit project dan ook niet puur op zijn architectonische merites beoordelen: “Het is qua kosten, tijd en detaillering natuurlijk niet te vergelijken met de restauratie van een uniek

— Het hergebruik van deze panden is een maatschappelijke opgave zeventiende-eeuws rijksmonument. Dit is een heel andere opgave, waarin andere afwegingen moeten worden gemaakt. Er is minder geld, dus de kwaliteit zit niet in de materialisering. Het gaat om de sociale impact die dit project heeft op de omgeving. Hergebruik van dit soort panden, waar er heel veel van zijn, is een belangrijke maatschappelijke opgave voor de toekomst. Het project heeft een voortrekkersrol. Het lukt alleen als iedereen zich creatief opstelt en risico’s durft te nemen.” De gemeente Utrecht begreep dat deze school een impuls kon geven aan de vernieuwing van het gebied en werkte mee om de vergunningen en de wijziging in het bestemmingsplan zo snel mogelijk rond te krijgen. Daarnaast waren de SVGB en de DHTA gemotiveerde opdrachtgevers en was ook Kroon Group niet bang zijn nek uit te steken.

MINIMALE KOSTEN, MAXIMAAL RESULTAAT De Jonge: “Omdat low budget een van de opgaven was, hebben we vooral strategische ingrepen gedaan en met minimale middelen gestreefd naar een maximaal resultaat: metalstud, gipsplaten en een verfkwast, dat was alles. En veel licht. Waar mogelijk hebben we de staalconstructie hergebruikt. Die herinnert aan de oorspronkelijke functie van het gebouw. We hebben de trappenhuizen en toiletten op dezelfde plaats gelaten en zoveel mogelijk oude houten binnendeurkozijnen hergebruikt. Zo konden we dit project realiseren voor minder dan de helft van de kosten van een nieuw schoolgebouw.” Vanaf de buitenkant van het gebouw bezien valt nauwelijks op dat hier, midden op de ‘auto-


A

Architectuur Dutch Health Tec Academy JHK Architecten

Boven Ook de gevel van het bedrijfsgebouw is door JHK Architecten vernieuwd Links Het voormalige bedrijfspand wordt doorsneden door een nieuwe, gebouwhoge vide Rechts Direct aan de vide ligt de ruime kantine

19 — AWM 41


20 — AWM 41

boulevard’, een schoolgebouw is gevestigd. De Opel- en Renaultgarage zitten nog in het pand. Wel is de bovenkant van de gevel met enkele ingrepen vernieuwd, waardoor deze wat strakker toont. “Dat komt door het concept van het getransformeerde bedrijfspand”, aldus De Jonge. “De kwaliteit zit aan de binnenkant: in de stoere, stalen constructie die we zoveel mogelijk in het zicht hebben gelaten, en in de overmaat, de ruim vijf meter hoge benedenverdieping en het enorme vloeroppervlak van circa 4.500 vierkante meter van de bovenverdieping. Hierdoor zitten alle lokalen en het kenniscentrum op één verdieping. Dat versoepelt de communicatie.”

Elke afdeling heeft zijn eigen kleur marmoleum of tapijt, die sterk sfeerbepalend is en de bezoeker helpt om zich te oriënteren. Dat maakt het overzichtelijk. Aan de kleuren – groen, rood, oranje of blauw – is af te lezen waar je je bevindt. Dat alle lokalen op één verdieping liggen, zorgt ervoor dat

— Alle lokalen en het kenniscentrum zitten op één verdieping

GELAAGDHEID De hoek waar de entree zich bevindt, springt er in de gevel met zijn glazen pui bescheiden uit. De entree is neutraal, maar wel ruim. Binnen oogt de hoge, lichte receptieruimte uitnodigend. Eenmaal voorbij de receptie, word je verrast door de enorme, lichte vide waarin een brede rode trap lui naar boven waaiert. De trap splitst zich om ruimte te bieden aan enkele kleinere vergaderzalen onder het bordes en vormt samen met de rode wand een kleuraccent in de witte ruimte. Dankzij de lichtkoepels krijgt de vide extra hoogte en veel licht. Hier is de kleurloze sfeer van het bedrijventerrein ver te zoeken. Deze ruimte zindert van energie en is het kloppend hart van het gebouw. Dit is ook de plek waar de leerlingen elkaar ontmoeten en er overzicht is over de omliggende ruimte. Vanaf de trap kijk je uit over de kantine, een informatiebalie en de grote vergaderzaal met daarachter, in het verlengde van receptieruimte, de administratieruimte. Al deze ruimtes hebben een dubbele hoogte en zijn hierdoor zeer licht. Achter de kantine loopt een lange, smalle patio, die de school van het volgende gebouw scheidt.

SAMENWERKING Op de tussenverdieping, halverwege de trap, zijn nog een paar ruimtes met zitjes ontworpen. De bovenverdieping is veel intiemer van karakter. Hier bevinden zich de lokalen en kantoorruimtes van de DHTA en het kennis- en opleidingscentrum van de SVGB. Boven de kantine liggen de praktijklokalen en het leercentrum, waar leerlingen achter de computer samen aan opdrachten kunnen werken. Aan de andere zijde, boven de garages, zijn de theorielokalen en de SVGB te vinden. Vanwege de diepte van het pand zijn er ook inpandige lokalen die licht krijgen via lichtkoepels.

de leerlingen van de verschillende afdelingen elkaar ontmoeten. Samenwerking is ook een van de ideeën achter dit schoolconcept. Samenwerking tussen leerlingen uit de verschillende disciplines, maar ook samenwerking met de omliggende bedrijven voor bijvoorbeeld leerwerkplekken. De eerste contacten zijn al gelegd.—

Opdrachtgever exterieur Kroon Group Opdrachtgever interieur SVGB kennis- en opleidingscentrum Architect JHK Architecten Team Chris de Jonge, Roel van de Pas, Jeroen Back, Kria Djoyoadhinigrat, Ron van den Oudenrijn, Jorrik van Cruchten, Gerard Valkenhoef Projectmanagement A&O Bouwteampartners, Amstelveen Adviseur constructie Van der Vorm Engineering, Delft Adviseur bouwfysica en geluid LBP | Sight, Nieuwegein Installaties W en E De Bosman Bedrijven, Amersfoort Hoofdaannemer Maarsens Bouwbedrijf, Maarssen Realisatie 2010


A

Architectuur Dutch Health Tec Academy JHK Architecten

21 — AWM 41

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

10

9

8

11

12

1e verdieping

1

2

3 6

4

4

Begane grond

Dwarsdoorsnede

5

7

entree patio student informatiecentrum vergaderruimte clientruimte restaurant repro / magazijn centrale hal open leercentrum / bibliotheek praktijklokalen theorielokalen kantoren kenniscentrum


22 — AWM 41

Gewijde sfeer Kapellen zijn intieme gebouwen. Ze bieden een plek voor belangrijke rituele momenten, zoals huwelijken en begrafenissen. De uitdaging voor de architecten van de gebouwen is om met een minimaal gebaar een gewijde sfeer te creëren.

Capilla La Estancia In een speciaal huwelijkspark onder de rook van Mexico-Stad creëerde BNKR Arquitectura de La Estancia-kapel, een sobere glazen doos die sterk contrasteert met de oudere barokke paviljoens in het park. Subtiel zijn de hoogteverschillen in de vloer. Een van de partners van BNKR mocht als eerste in de kapel trouwen. – Architect BNKR Arquitectura

2 Santa Ana’s Chapel Het Portugese e|348 arquitectura ontwierp deze kleine kapel in een dorpje buiten de stad Porto. De contouren van het gebouw volgen de driehoekige vorm van het kavel. Het pleintje voor het gebouw hoort eigenlijk bij de rituele ruimte: daar vinden festiviteiten plaats ter ere van de heilige St. Ana. – Architect e|348 arquitectura

3 Capilla del Atardecer Sunset Chapel is ook door BNKR Arquitectura ontworpen, maar het verschil met de vederlichte La Estancia-kapel had niet groter kunnen zijn. De meteorietachtige vorm dankt het gebouw aan een rotsblok dat ernaast ligt. Voor het uitzicht over de baai moest de kapel boven de rots uitgetild worden. – Architect BNKR Arquitectura

4 Farewell Chapel De plattegrond van deze Afscheidskapel in Slovenië wordt gevormd door drie gebogen muren. De twee binnenste muren ‘omarmen’ de

herdenkingsruimte, de derde muur is daaromheen gekruld en omsluit ondersteunende ruimtes als de garderobe en toiletten. Markant: het kruisvormige dakvenster. – Architect OFIS Architects

5 Farewell Chapel Een tweede Sloveense afscheidskapel. Dit gebouw door Arhitektura Krušec staat op een helling in het midden van een dorpsbegraafplaats in Teharje. Toch valt het haast weg tussen de grijze grafstenen. Het meest in het oog springende element is het uitkragende dak. – Architect Arhitektura Krušec

4

6 Trouwkapel DUS architects ontwierp de huwelijkskapel van Villa Escamp, het tijdelijke stadsdeelkantoor van de wijk Escamp in Den Haag. De koepel is ‘gehaakt’ van meer dan twee kilometer aan ventilatiebuizen. Voordelen van het bouwmateriaal: de zachte akoestiek en het getemperde licht. – Architect DUS architects

7 Rainbow Church “Een droomproject”, noemt Tokujin Yoshioka zijn Regenboogkerk. Vorig jaar heeft de ‘kerk’ enkele maanden bestaan als installatei op een kunstmanifestatie in Seoul, Zuid-Korea. Vijfhonderd kristallen prisma’s vormen samen een negen meter hoog venster en verkruimelen het licht in de witte ruimte tot gekleurde vlekken. – Architect Tokujin Yoshioka

Tomaz Gregoric

1

1

5


A

Architectuur Kapellen

23 — AWM 41

2

3

FG+SG

7

6


24 — AWM 41

Drie woongebouwen Dansende ramen In Apeldoorn heeft Architectuurstudio HH drie woongebouwen ontworpen. De rondom lopende bandramen zijn lager bij de slaapkamers en groeien bij de woonkamers. Door hun onregelmatige vorm zien de gebouwen er van elke kant anders uit. Tekstt Michiel van Raaij Fotografie Ronald Tilleman De drie woongebouwen die Architectuurstudio HH in Apeldoorn heeft ontworpen, liggen aan de kruising van twee lommerrijke lanen: de Prins Willem Alexanderlaan en de Prinses Beatrixlaan. De drie woongebouwen staan in een kleinschalige woonbuurt met veel vrijstaande woningen. Hoewel de buurt op een steenworp afstand van de binnenstad ligt, is deze uitgesproken groen. Zoals op meer plekken in Apeldoorn is de nabijheid van de Veluwe zichtbaar. Op de locatie wilde woningstichting Ons Huis oorspronkelijk tachtig woningen realiseren. Er werd daarbij gedacht aan een haakvormig bouwvolume. Na een serie massastudies moest Architectuurstudio HH echter concluderen dat het gevraagde aantal woningen niet te rijmen was met de kleinschalige omgeving. In overleg met de opdrachtgever en de gemeente (die iets aan de grondprijs moest doen) is de bouwmassa teruggebracht tot 52 woningen.

KIEZELS Voor de Prins Willem Alexanderlaan heeft de gemeente Apeldoorn een ambitieus beeldkwaliteitsplan opgesteld. Langs de

weg liep in de Middeleeuwen een kanaal, de Grift, dat Apeldoorn met Zutphen verbond. Het kanaal is in de loop van de jaren in de stad ondergronds gebracht, maar wordt nu weer bovengronds gehaald. Van de nieuwe bebouwing langs het kanaal vraagt de gemeente een onderscheidend karakter. Eind jaren zestig ontwierp architect Herman Hertzberger langs de Prins Willem Alexanderlaan zijn beroemde hoofdkantoor voor Centraal Beheer. “Woningstichting Ons Huis ziet Apeldoorn als heilige grond voor ons”, vertelt architect Laurens Jan ten Kate, een van de partners van Architectuurstudio HH en ontwerper van de drie woongebouwen. Omdat Hertzberger nog geen woningbouwproject voor de stad had ontworpen, leek de woningstichting dit een

— “Van elke kant ziet het gebouw er anders uit” goede gelegenheid dat alsnog te doen. Om het complex niet te massaal te laten ogen, heeft Architectuurstudio HH de bouwmassa opgeknipt in drie afgeronde schijven. “In het ontwerpteam noemden wij het ‘kiezels’”, zegt Ten Kate. De drie schijven hebben, grofweg bekeken, een ruitvormige plattegrond. De woningen ‘kijken’ zo altijd langs de andere gebouwen. Door de onregelmatige vorm van de schijven verandert het beeld van het gebouw als je erlangs beweegt. “Van elke kant ziet het er anders uit.” In het stedelijk weefsel van Apeldoorn

liggen de drie door Architectuurstudio HH ontworpen woongebouwen, net als omliggende bebouwing, terug van de straat. De gebouwen omsluiten geen collectieve ruimte. Ten Kate vindt dat ook niet nodig. Hij onderscheidt in de stad drie gebouwtypen: gebouwen waarin mensen samenwerken, gebouwen waarin mensen vermaakt worden en gebouwen waarin mensen zich kunnen terugtrekken. Een woongebouw valt voor Ten Kate in de laatste categorie. “Voor ons sociale leven hebben we geen hof of straat meer nodig”, zegt Ten Kate. “Via allerlei communicatiemiddelen kunnen we afspreken met een selecte groep mensen.”

DANSENDE RAMEN In zijn ontwerpen zoekt Ten Kate naar architectonische vormen die een intrinsieke identiteit bieden. De ‘dansende ramen’ bieden het gebouw niet alleen een onderscheidend karakter, maar zijn ook functioneel: bij de slaapkamers zijn ze smaller, bij de woonkamers zijn ze hoger. Het motief van de dansende ramen pasten Ten Kate en Hertzberger al eerder toe bij het ontwerp voor het kantoor van Waternet Amsterdam (2005). In dat ontwerp was de hoogte van de ramen gerelateerd aan de diepte van de vloervelden. Door de rondom lopende bandramen is niet direct afleesbaar hoeveel appartementen het complex bevat. De nadruk op de vorm van het gebouw wordt ondersteund door het ontwerp van de balkons. In plaats van elke woning een individueel balkon te geven, zijn ze per twee gegroepeerd. Je moet twee keer kijken voordat je ziet dat het inderdaad een dubbel balkon is. Een belangrijke overwinning in het ontwerpproces noemt Ten Kate de toepassing van de rondom lopende waterslagen


A

Architectuur Witte Wolken Architectuurstudio HH

25 — AWM 41

De ramen zelf zijn recht. Door de ronde waterslagen gaat het gebouw echter vloeiend de hoek om

boven en onder de ramen. Doordat de ramen zelf recht zijn, kan het bandraam daar waar de gevel rond is ‘hoekig’ worden. Door de toepassing van ronde waterslagen wordt deze hoekigheid architectonisch opgelost.

ZORGCOMPLEX De drie woongebouwen bevatten huurwoningen die bedoeld zijn voor empty-nesters: oudere stellen waarvan de kinderen het huis hebben verlaten. In de loop van het ontwerpproces is dit woonprogramma uitgebreid met een klein zorgcomplex. De gemeente Apeldoorn heeft sinds kort het

beleid om de zorg terug te brengen in de stad. Het extra programma heeft Architectuurstudio HH, schijnbaar moeiteloos, in de plint van het gebouw geïntegreerd. Het principe van de dansende ramen is dermate flexibel dat het ook hier toegepast kan worden. De bandramen worden hier hoger om entrees te vormen. In het zorgcomplex worden geriatrische patiënten verzorgd. De ouderen wonen hier in groepen van zes. “Net als in al onze ontwerpen hebben we ook hier aan de kinderen gedacht”, zegt Ten Kate. Centraal in het complex is een ruimte voorzien waar de kinderen hun ouders even apart kunnen nemen, buiten de zorgsfeer van de woongroep.

MEER DAN EEN PLEK In Apeldoorn staan het kantoorgebouw voor Centraal Beheer en de drie woongebouwen nog geen kilometer van elkaar af. Qua architectuur zijn de gebouwen niet te vergelijken. “Hertzberger maakt met zijn architectuur echt plekken”, zegt Ten Kate. De grootste bijdrage van Hertzberger aan de architectuur is dat hij het interieur heeft geopend. In het vroege werk van Hertzberger waren de gevels van zijn gebouwen echter vaak niet meer dan een vervolg van het interieur. Het eerste gebouw waarin naast het vormgeven van een plek ook aandacht was voor de vorm van de buitenkant van het


26 — AWM 41

gebouw, was volgens Ten Kate een kantoorcomplex in Keulen. De vijf gebouwen in dat plan hebben een vlakke gevel richting de stad, maar een bolle gevel richting het binnenhof. In het ontwerp werd niet alleen een plek gemaakt, maar was ook ‘de grote lijn’ ontworpen. Dat was ook het eerste project waar Ten Kate bij Architectuurstudio HH aan werkte. Uiteindelijk culmineerde dit nieuwe denken in het ontwerp voor het

— Centraal Beheer staat op nog geen kilometer afstand

1e-4e verdieping

Begane grond

Chassé Theater in Breda. Het golvende dak in dat ontwerp bond het gebouw samen en voorzag het van een identiteit in de stad. De drie woongebouwen die Architectuurstudio HH nu heeft ontworpen introduceren een nieuw vocabulaire in Apeldoorn, maar ook in de Nederlandse woningbouw. De dansende ramen verbinden in één beweging de verschillende ruimten en verschillende appartementen met elkaar. Het bandraam integreert bovendien het zorgcomplex in de vorm van het gebouw als geheel. Een prachtige plek om je als bewoner terug te trekken.—

Opdrachtgever Woningstichting Ons Huis, Apeldoorn Architect Architectuurstudio HH, Amsterdam Team Laurens Jan ten Kate, Paul van Dijk, Ute Brinkmeier, Harm Freymuth Aannemer Reinbouw, Dieren Constructeur Alferink- van Schieveen, Zwolle Adviseur installaties Kamperman adviseurs, Groenlo Bouwmanagement SBM bouwmanagement BV, Arnhem Bruto vloeroppervlak 8150 m2 Realisatie 2010


A

Architectuur Witte Wolken Architectuurstudio HH

Boven In de plint van het gebouw is een zorgcomplex opgenomen voor geriatrische patiĂŤnten Rechts In de plint met het zorgcomplex is een patio opgenomen Links De rondom lopende bandramen versmallen bij de slaapkamers en verbreden bij de balkons

27 — AWM 41


28 — AWM 41

Twee gezichten In het Amsterdamse Bijlmerpark heeft DaF architecten een gebouw ontworpen waarin zowel een voetbalvereniging als een kinderdagverblijf een plek hebben gevonden.Vanaf de verhoogd gelegen weg kunnen auto’s het dak van het gebouw oprijden om daar te parkeren. Tekstt Michiel van Raaij Fotografie Marcel van der Burg

Monumentaal zijn ze. De verhoogd gelegen, kaarsrechte wegen die de Bijlmer doorkruisen. Een van die wegen is de Karspeldreef. Vier rijbanen breed. Geen fietspad, geen wandelpaden. Vanaf de weg kijk je uit op het landschap beneden, de flatgebouwen blijven op gepaste afstand. Dit is het domein van de auto. Daar waar de Karspeldreef het nieuwe Bijlmerpark doorkruist is recent een verenigingsgebouw opgeleverd naar ontwerp van DaF architecten. Het gebouw staat verassend dicht op de weg. Qua gestalte blijft het gebouw lang en laag. Vanaf de afrit van de Karspeldreef leidt een route iets naar beneden voor het gebouw

langs. Een tweede route leidt schuin omhoog over het gebouw heen. Voor en op het gebouw kan geparkeerd worden. De parkeerplaats werkt ook als balkon waarvandaan het voetbal op de velden beneden gevolgd kan worden. Een knik in het bouwvolume maakt het hoogste punt ervaarbaar. Het gebouw is een soort heuvel. Vanaf de weg gezien is het meest markante onderdeel van de gevel een felgele dubbele trap. Deze trap leidt de bezoekers vanaf het parkeerdak naar de entree van het gebouw een niveau lager. De dubbele trap vormt een boog die meteen de overkapping vormt voor de entree eronder.


A

Architectuur Verenigingsgebouw DaF architecten

29 — AWM 41

1 2 3

5

parkeerdek opslag kinderdagverblijf en naschoolse opvang

4

4 5 6 7

centrale hal kantoren kantine kleedruimte

1e verdieping

2

3

4

6

7

Begane grond

1 5 2

3

4

6

7

Langsdoorsnede

Heeft alles hier een dubbelfunctie? Binnen opent het gebouw zich voor de bezoeker met een twee verdiepingen hoge entreehal. Een steile trap leidt de bezoeker richting de buitendeur, de voetbalvelden op. Voor de buitendeur linksaf ligt de voetbalkantine met erachter de kleedruimten. Rechtsaf ligt, en dat is toch wel bijzonder, een kinderdagverblijf. Alle programmaonderdelen oriënteren zich op de velden en zijn voorzien van buitendeuren. Dat de bezoeker direct achter entree alweer naar buiten gestuurd wordt, lijkt zo gek nog niet. Voetbal is een buitensport. Het verenigingsgebouw dat DaF heeft ontworpen heeft twee gezichten. Terwijl het naar de weg toe gesloten blijft, is het naar de velden toe juist voorzien veel glas. Naar de veldzijde steekt het parkeerdek iets uit, zodat een lange luifel ontstaat. Doordat de kleedruimten, het kinderdagverblijf en de kantine in één volume zijn samengebracht ontstaat aan de voetbalvelden een stevig gebaar in het landschap. De lange wand onttrekt de achterliggende weg effectief aan

het zicht. Het gebouw is bekleed met verspringende vezelcementplaten die in de neggen zijn voorzien van gele aluminium strips. DaF was in eerste instantie gevraagd een parkeerdek te ontwerpen met een verenigingsgebouw en kinderdagverblijf eronder. Dit zou een weinig aantrekkelijke ruimte opleveren, vond architect Daan Bakker van DaF architecten. De architect heeft daarom voorgesteld een deel van het parkeerdek ophoog te trekken om zo licht het gebouw in te brengen. Een wellicht belangrijker effect van deze ingreep is dat het gebouw zo naar de weg een gevel heeft gekregen en een entree. Aan de Karspeldreef heeft het gebouw een adres. Door het parkeerdek iets omhoog te trekken en de begane grondverdieping in het midden van het gebouw iets te verlagen, heeft de architect ook ruimte gecreëerd voor een tussenverdieping. Hier bevinden zich de kantoren van de voetbalvereniging. “Een skybox”, noemt Bakker het. De drie voetbalvelden waaraan het

verenigingsgebouw ligt, worden omzoomd door een hoog hek dat door de ontwerpers van DeMakersVan is voorzien van decoratieve patronen. Het hekwerk is mogelijk gemaakt door de subsidie van het Fonds voor de Kunsten. Ook door de lichte kleur van het hekwerk heeft het geheel wel iets van uitvergroot kant. Met dit opvallende hek manifesteert het sportcomplex zich als een object in het Bijlmerpark. Dit sportcomplex mag gezien worden. De verhouding tussen het verenigingsgebouw en de Karspeldreef blijft wringen. Ondanks de pogingen van de architect blijft het verschil in schaal tussen de weg en het gebouw groot. De dramatiek van de autoweg eindigt bij de afrit en wordt niet doorgezet op het parkeerdek. Naar de voetbalvelden weet DaF een sterk gebaar te maken. Het niet verbijzonderen van de kantine, toch het kloppende hart van een voetbalclub, maakt dat het gebouw ook aan deze zijde wat betreft zijn karakter vlak blijft. Een uitgesprokener karakter was hier misschien beter op zijn plek geweest.—

Opdrachtgever Stadsdeel Amsterdam Zuidoost Architect DaF architecten Team Daan Bakker, Marieke Veling, Paul van der Voort Management Bouwhaven, Barendrecht / A&BM, Purmerend Constructeur ABT, Delft Installaties Hilverda-Spits, Andijk Aannemer Van Braam-Minnesma, Wormerveer Realisatie December 2010


Voor wie altijd op de hoogte wil zijn, is architectenweb.nl het juiste adres Dagelijks houden wij duizenden architecten op de hoogte van het laatste nieuws uit binnen- en buitenland, recent opgeleverde projecten en de nieuwste producten en materialen. Niet voor niets is architectenweb.nl met 15.000 nieuwsitems, 6.000 projecten, 6.500 producten en 1.600 materialen de grootste architectuursite van Nederland. Dus wie niets wil missen, brengt dagelijks een bezoekje aan:

architectenweb.nl



32 — AWM 41

PM

Product en Materiaal

MATERIA.NL

Puur koper Deze polyester taffetes is een glanzende en gladde stof, die is voorzien van puur koper. De stof kan even eenvoudig worden verwerkt als een ‘gewoon’ textiel. De taffetas is flexibel, dun (0,08 mm) en licht van gewicht (80 gr/m2). Het textiel heeft een hoge kleurstabiliteit, een hoge geleidbaarheid en afschermende kwaliteit. Een nadeel: het materiaal is niet wasbaar. www.lessemf.com

MEUBILAIR

Tot op het bot Julien de Smedt en Wouter Dons hebben de idee van een stoel genomen en al het ballastmateriaal weggesneden. Wat overbleef, is Bone: het skelet van een stoel. Het getoonde prototype is 54 cm breed, 57 cm diep en 79 cm hoog. www.jdsarchitects.com


PM

Product en Materiaal Korte berichten

33 — AWM 41

MATERIA.NL

Weefsel met kurkoppervlak INTERIEUR

Ruw natuurlijk Spaltart, zo noemt de Duitse ontwerper Klaus Wangen zijn objecten en wanden uit gespleten hout. Met een zelfontwikkelde techniek splijt hij massief houten panelen en maakt noesten en nerven op een ruwe manier zichtbaar. Wangen maakt hiermee bijvoorbeeld decoratieve

wanden of meubelpanelen, afgestemd op individuele wensen en de situatie in een project. Spaltart heeft niet alleen een aangename natuurlijke uitstraling, maar zorgt ook voor een verbetering van de akoestiek. Over het algemeen wordt eiken, beuken of noten gebruikt. Het hout kan een lengte tot 70 cm hebben; de dikte van de panelen varieert van 5 tot 30 mm. Afwerking is mogelijk met olie, was of kleurlak, maar ook een waterafstotende of een 24 karaats bladgouden afwerking is mogelijk. www.spaltart.de

Door een elastomeer weefsel te combineren met samengesteld kurkgranulaat ontstaat een materiaal dat zich leent voor interieurtoepassingen in de vorm van bijvoorbeeld in wandbekleding of panelen. De producten proďŹ teren van de akoestisch en thermisch isolerende eigenschappen van natuurkurk. Het toegepaste kurk is een bijproduct van de wijnindustrie. Weefsels zijn leverbaar in een breed palet aan kleuren; panelen zijn laser-gesneden in geometrische patronen en verkrijgbaar in zwart, in drie metallic uitvoeringen en in diverse natuurlijke afwerkingen. www.yemiawosile.co.uk


34 — AWM 41

VERLICHTING

Zacht en rekbaar De Loom straalt een en al zachtheid uit. De ontwerper Benjamin Hubert heeft een lamp gecreëerd met een vloeiende, organische vorm, die een aangenaam diffuus

licht uitstraalt dankzij een dicht weefsel van polyester draden. Voor de vormen vond Hubert inspiratie in de traditionele Chinese lantaarns. Het toegepaste materiaal is een zogenoemde spacer, een hightech 3D-weefsel. Het rekbare materiaal is afkomstig uit de matrasindustrie en tot nu toe zelden daarbuiten gebruikt. De hanglamp Loom wordt door de Zweedse verlichtingsfabrikant Zero in verschillende vormen en formaten uitgebracht. www.zero.se

MATERIA.NL WANDBEKLEDING

Lichtgevend behang Nina, de nieuwste behangcollectie van Meystyle, kan als elk ander behang worden aangebracht, maar vereist wel een stopcontact of een lichtschakelaar. De wandbekleding is namelijk voorzien van volledig geïntegreerde led-verlichting. De digitaal ontworpen dessins zijn gedrukt op een papieren of een nonwoven behang. De geïntegreerde leds bieden een sfeervolle verlichting, maar kunnen ook worden gebruikt als oriëntatieverlichting in het donker. De combinatie van de leds met Swarovski-kristallen zorgt voor dramatische effecten. De dessinering is geïnspireerd op traditioneel borduurwerk. www.meystyle.com

Textielstructuren

Textiel was in het verleden een gangbare wandbekleding, tot het halverwege de negentiende eeuw werd verdrongen door het papieren behang. De Duitse textielfabrikant Nya Nordiska introduceert wandpanelen die weliswaar geen textiel bevatten, maar zeer overtuigend die uitstraling hebben. Met een zelfontwikkelde gietmethode en een vernieuwende materiaaltechniek weet de fabrikant de structuur van weefsels op polyurethaan over te brengen. Volgens Nya Nordiska blijven zelfs de meest verfijnde structuren behouden. De eerste collectie Nya Walls omvat drie dessins in tien metallic tinten. De krasvaste panelen zijn 92 x 72 cm en bedoeld voor interieurwanden. Voor grote projecten kunnen de panelen ook als gevelbekleding in beton worden uitgevoerd. www.nya.com


PM

Product en Materiaal Korte berichten

35 — AWM 41

WANDAFWERKING

Strakke leemstuc Christiaan de Bruijne

De nieuwe fijnleemstuc Duro biedt een dunne en strakke wandafwerking. Het product heeft de sterke fysieke eigenschappen en de hardheid van kalkpleister, en is geschikt voor alle wanden die niet direct in contact komen met water. Door de samenstelling uit zand, klei en een plantaardig bindmiddel heeft het leemproduct duurzame eigenschappen, zoals een goede warmte- en vochtregulerende werking. Verder is Duro dampdoorlatend, antistatisch en verkort het nagalm. Naast de acht standaardkleuren zijn door menging van pigmenten vele kleurnuances en -schakeringen mogelijk. De producent Tierrafino levert diverse afwerkingsmaterialen, zoals een wax om Duro nog harder, krasvaster en afwasbaar te maken. www.tierrafino.nl

DAKBEDEKKING

Zonnepannen Synroof is een combinatie van dakbedekking en zonnepaneel. Het solarsysteem is geïntegreerd in een pan, die op een standaard panlat kan worden gelegd. De leisteenachtige pan is vervaardigd uit een composiet van 80% natuursteen, 10% carbon en 10% additieven. Het Synroof daksysteem weegt circa 18 kg/m2 en is eenvoudig te monteren op zowel bestaande als nieuwe dakconstructies. Bij het leggen van de pannen wordt het solarsysteem met een stekkersysteem geschakeld. De pannen meten 41 x 94 cm (effectieve grootte: 35 x 90 cm) en hebben een dikte van 1,3 cm. Het Synroof solar daksysteem bezit het CEC-greenlabel. www.heering.eu


36 — AWM 41

MATERIA.NL

Masa Masa biedt gebreide materialen, geweven stoffen en andere textiele doeken die zijn gecoat met een metaalfilm op nano-schaal. Met de dunne, uniforme metaalcoating kunnen sterk functionele vezels met verschillende toegevoegde waarden worden gecreëerd. Te denken valt aan onder meer thermische, antibacteriële, anti-elektrostatische, deodoriserende en anticorroderende eigenschappen. De hechting van de metalen folie wordt niet met een bind- of kleefmiddel bereikt, maar volledig door fysieke energie op het moleculaire en atomaire niveau. Daardoor verandert niets aan de luchtdoorlatendheid, het uiterlijk en het aanvoelen van het textiel. MATERIAAL www.suzutora.co.jp/MASA

Bruggen en bankjes Quantz is een cementgebonden hoogtechnologisch materiaal dat keramische eigenschappen combineert met de sterkte van staal. Meer nog dan een product, aldus producent G.tecz, is Quantz een nieuwe technologie. Met behulp van generatieve algoritmes kan het materiaal steeds worden aangepast aan indivi-

duele wensen en toepassingseisen, waarbij bovendien telkens gebruik kan worden gemaakt van lokaal beschikbare grondstoffen. Quantz kan worden uitgevoerd in diktes van twee millimeter tot enkele meters, in diverse kleuren en uiteenlopende oppervlakken – van zeer ruw tot hoogglanzend. Het kan worden gebruikt voor bijvoorbeeld constructieve elementen, bruggen, (industrie)vloeren, gevelbekleding, tegels maar ook voor interieurproducten. De ontwerper Tim Mackerodt heeft met ‘vouw’-Quantz van drie millimeter dik bijvoorbeeld een bankje en een lamp gemaakt, die de massieve en zware uitstraling van beton hebben, maar licht als een veertje zijn. www.gtecz.com


PM

Product en Materiaal Korte berichten

37 — AWM 41

SANITAIR

Slank met glas De Monolith is een slank en strak vormgegeven wc-reservoir dat voor de muur geplaatst wordt. Geberit biedt hiermee een elegant alternatief voor de hangende stortbak en het keramische duoblok, in situaties waar het reservoir niet achter de wand kan worden weggewerkt. Volgens de producent is de Monolith in elk toilet toe te passen zonder hak- en breekwerk. Het wc-reservoir is geschikt voor iedere bouwsituatie en praktisch elke afvoer. De slanke stortbak is geheel afgewerkt met een witte of zwarte glasplaat. www.geberit.nl

VERLICHTING

Kruislicht De lamp Cross is een demonstratie van de mogelijkheden van 3D-printen. De armatuur, ontworpen door Karim Rashid voor FOC, bestaat uit tal van vormpjes die typerend zijn voor diens

ontwerpen. Samen maken ze een driedimensionale, vloeiende kruisvorm. Hij wilde een ‘hypercollage’ maken met zijn iconische vormen, in verschillende maatvoering en dichtheid. Daarmee creëert hij een variërende lichtdoorlatendheid en schaduwwerking. De 3Dgeprinte Cross is er als tafel-, vloer- en hanglamp. www.freedomofcreation.com

MATERIA.NL

Stamisol Het composietmembraan Stamisol is ontworpen voor de bescherming van open of geventileerde gevels en als materiaal voor onder dakafwerkingen. De gecoate membraan werkt volgens de producent als de menselijke huid: ze ademt, beschermt tegen schadelijke invloeden en reguleert vochtigheidsgehalte en temperatuur in het gebouw. De Stamisol FTD 752 (Defender) is een beschermend textiel dat met een grote poreusheid verkoelend werkt. www.soltis-textiles.com


38 — AWM 41

Gietvloeren Naadloze creativiteit Een naadloze vloer heeft praktische voordelen: in projecten waar hygiëne en vloeistofdichtheid van belang zijn kan hij een interessante optie zijn. Met name gietvloeren bieden bovendien aantrekkelijke decoratieve mogelijkheden, die met recente ontwikkelingen nog toenemen. Tekstt Robert Muis Voor een naadloze afwerking van de ondergrond zijn er verschillende vloersystemen, die zich grofweg laten onderverdelen in gietvloeren, rolcoatings en troffelvloeren. Ze hebben alle hun eigen kenmerken die een specifieke vloer geschikt maken voor een bepaalde situatie. Bovendien kunnen door middel van

additieven en coatings nog tal van kwaliteiten worden toegevoegd als brandwerendheid, chemische en thermische belastbaarheid, statische geleiding, antibacteriële werking, en dergelijke. Daarnaast is er een grote variatie in kleuren, structuren en afwerkingen mogelijk. Bij gietvloeren is in eerste instantie de betonuitstraling van de industriële toepassingen veel overgenomen in andere toepassingsgebieden. De kenmerkende vleug wordt daarbij met de hand aangebracht. Gietvloeren bieden echter veel meer mogelijkheden, zowel functionele als decoratieve. De vloeren kunnen in een enkele kleur worden uitgevoerd, maar ook het aanbrengen van een routing in de vloer is mogelijk. Daarnaast kunnen abstracte en figuratieve tekeningen en zelfs teksten worden aangebracht. De designs worden gemaakt via een folietechniek of door meerdere kleuren gietvloer tegen elkaar aan te brengen.

Verder is het mogelijk om flakes, glitters of kwartszand in te strooien.

BIJZONDERE DESSINS Gietvloeren zijn gebaseerd op kunststof (polyurethaan of epoxy), of cement. Ze worden gegoten in meerdere lagen: een primer zorgt voor een goede hechting en afsluiting van de ondergrond, vervolgens wordt een schraplaag aangebracht voor versteviging in de top van de dekvloer en het vullen van kleine oneffenheden. Daarna volgen de kunststof- of minerale lagen, waarmee de kleur en de dessinering worden bepaald. De keuze voor toeslag- en vulstoffen en andere toevoegingen zorgt voor de gewenste technische eigenschappen van de gietvloer. Toplakken zorgen voor extra bescherming, maken de vloer eventueel antislip en bepalen de mate van glans. Alle typen


PM

Product en Materiaal Gietvloeren

39 — AWM 41

Pandomo Loft Multiline is een cementgebonden gietvloer van slechts 2 mm dik

gietvloeren zijn oplosmiddelvrij. “De huidige polyurethaan gietvloeren zijn technologisch zeer ver ontwikkeld”, zegt Floris Ree van Sinck&Ko. De kans op scheuren is – bij een stabiele ondergrond – volgens hem nog maar klein. Ook de vergeling die in het verleden een kritiekpunt was, speelt geen rol meer: de nieuwe alifatische polyurethaan (PU) gietvloer is resistent tegen warmte en UV-straling. Dankzij een hoger percentage pigmenten in de huidige kunststoffen worden ook vollere kleuren bereikt. Verder wordt zowel in PU als epoxy een hogere transparantie bereikt. “Daardoor kunnen we bijzondere dessins en 3D-effecten verwezenlijken”, zegt Ree. Sinck&Ko heeft bijvoorbeeld vloeren uitgevoerd met 24-karaats bladgoud onder epoxy. Bolidt biedt onder de naam Bolidtop Print gietvloeren waarin (foto-) prints naar wens kunnen worden verwerkt; ook DRT Vloeren realiseert deze

specials. Senso Vloeren heeft onlangs de collectie Impressions geïntroduceerd, dat een aantal trompe-l’oeil-dessins biedt. De dessins met bedrieglijke diepte-effecten zijn ontworpen door Marcel Wanders en komen goed tot hun recht dankzij een

— Onder een heldere gietvloer is bladgoud verwerkt helderheidspercentage van 99,3. Ongekend voor gietvloeren, stelt Senso. Unipro ziet een duidelijke toename van decoratieve toepassingen en daardoor, in combinatie met de scheuroverbruggende en geluiddempende eigenschappen, een toename van PU-vloeren.

De producent heeft onlangs zijn nieuwe merk Arturo Unique Flooring geïntroduceerd, waarbij hij samenwerkt met ontwerpers en applicateurs traint in het vervaardigen van deze vloeren. Overigens is er ook bij kunstharsvloeren aandacht voor duurzaamheid, onder meer in de productie, door uitstootbeperking en door gecontroleerde afvalstromen. Bolidt en DRT geven bijvoorbeeld aan hiervoor aandacht te hebben. Verder stelt Bolidt bij haar product Bolidtop 525 inmiddels voor 85% direct natuurlijke materialen te gebruiken. DRT brengt een alifatische PU-vloer van BASF op de markt onder een ‘Green Label’.

KENMERKEN Polyurethaan- en epoxyvloeren hebben een dikte van twee tot drie millimeter.


40 — AWM 41

1

2

3

4

5

1 HIM www.him.be

2 Arturo Unique Flooring www.arturoflooring.nl

3 Een epoxy coating van DRT Vloeren www.drt.nl

4 Impressions www.sensovloeren.nl

6

7

5 Bladgoud in de gietvloer www.sinck-ko.nl

6 Foto’s in de gietvloer www.drt.nl

7 Bolidtop 525 www.bolidt.nl


PM Cementgebonden gietvloeren zijn over het algemeen iets dikker: vijf tot zeven millimeter. De firma Ardex heeft echter met de recent geïntroduceerde Pandomo Loft een cementgebonden gietvloer van slechts twee millimeter dik. PU-gietvloeren zijn iets elastischer dan de andere typen. Door de flexibele kunststof lopen ze iets prettiger en verminderen ze het contactgeluid. Door de elasticiteit is de vloer ook minder gevoelig voor krassen. De slijtvastheid van een PU-gietvloer is redelijk, maar niet extreem hoog. Ze wordt vrijwel altijd toegepast in een decoratieve toepassing en dan altijd voorzien van een PU-toplak. Die zorgt voor een sterke verbetering van de slijtvastheid. Epoxy gietvloeren zijn hardere en sterkere kunstharsvloeren. “Ze zijn ontwikkeld voor dagelijkse halfzware tot zware mechanische belasting en

— De uitstraling van beton, maar netter en gestileerder erg slijtvast”, legt Albert Baars van Unipro uit. “Als er een harder materiaal, bijvoorbeeld zand over de gietvloer schuurt door schuivende belasting, ontstaan wel krassen.” De toepassing is meestal functioneel, zoals in magazijnen, garages, productie- en technische ruimten. HIM Nederland heeft onlangs de epoxy gietvloer Himfloor SL Flex geïntroduceerd, die volgens de onderneming in flexibiliteit met PU vergelijkbaar is. Een gietvloer op basis van cement is een harde en starre vloer, maar zal volgens Ton van der Linden van DRT op zwaar belaste plaatsen eerder slijtage vertonen in de vorm van krasjes en een doffere uitstraling. De Living Concrete van DRT wordt na het gieten gepolijst, waarbij het gietpatroon naar boven komt. “Zijn uitstraling is ruiger dan die van een kunsthars gietvloer”, zegt Van der Linden, “eerder die van echt beton, maar netter en gestileerder. Door gebruikskrasjes en de herhaalde dagelijkse belasting gaat de vloer meer leven.” Op plaatsen waar chemische belastbaarheid vereist is, heeft een cementgebonden gietvloer niet de voorkeur van DRT. In

Product en Materiaal Gietvloeren

een bedrijfskeuken of kookstudio kan het morsen met zure sappen of oliën leiden tot lichte vlekvorming. Unipro ziet een ander gevaar bij een cementgebonden gietvloer. “Door het doordrogen ontstaat er volumeverlies dat uiteindelijk leidt tot scheurvorming, onthechting en losse plekken”, zegt Baars. “Verder is de slijtvastheid niet erg hoog.” Daarom werkt de onderneming de relatief zachte uitvlakmassa altijd af met een epoxy of PU-toplak.

APPLICATIE Een gietvloer kan worden aangebracht op de meeste ondergronden – beton, zandcement, anhydriet – en over de meeste bestaande vloeren: tegels, linoleum, terrazzo. Er is een aantal voorwaarden: de ondergrond voor de gietvloer moet voldoende druk- en vormvast, blijvend droog, schoon en vrij van scheuren zijn. Unipro stelt dat alle ondergronden eerst voorbehandeld moeten worden middels schuren of stofvrij stralen. De ondergrond voor een gietvloer moet zo egaal mogelijk zijn, maar in principe hoeft er niet te worden geëgaliseerd. “De eerste gegoten lagen – een impregneerlaag en een dunne egalisatie uit epoxy – worden niet zozeer als egalisatie maar vooral ter afsluiting van de ondergrond toegepast”, zegt Van der Linden. “Een afsluitende laag is van belang in verband met bijvoorbeeld de lucht die altijd in een zandcement dekvloer zit.” Met het oog op optrekkend vocht uit de ondergrond is volgens Sinck&Ko een primer onvoldoende en verkiest deze onderneming een apart vochtscherm. Ook op een minder stabiele vloer als hout kan een gietvloer worden aangebracht, maar een voorbereidende laag is dan wel nodig. Die kan bestaan uit twee lagen watervaste platen (bijvoorbeeld estrichplaten), die overlappend worden gelegd en vastgeschroefd. Bij voorkeur wordt daarop een flexibele (PU) gietvloer toegepast. Door zijn massa is ook een troffelvloer geschikt. Volgens DRT scheurt een gietvloer alleen als er zettingen of bewegingen in de ondergrond plaatsvinden. Het materiaal zelf is nagenoeg inert. “De wensen van de klant en de eisen die de toepassing aan de vloer stelt, wijzen naar het type en de samenstelling van de gietvloer”, zegt Van der Linden.

41 — AWM 41

Zo kan voor de voedingsmiddelenindustrie bijvoorbeeld de vloer vloeistofdicht, maar ook hygiënisch, goed reinigbaar, hittebestendig en antislip worden uitgevoerd.

COATING- EN TROFFELVLOEREN Naast de gietvloeren is er nog een aantal naadloze vloeren. Rolcoatings worden, zoals de naam al aangeeft, met een roller aangebracht. De dikte is maximaal een millimeter. Een rolcoating vereist een vorm- en drukvaste ondervloer, zoals beton. De hoge slijtvastheid maakt rolcoatings geschikt voor magazijnen en andere ruimten met zeer zwaar verkeer, waar de esthetische uitstraling geen volkomen vlakke vloer vereist. Een troffelvloer bestaat voor een groot percentage uit fijn zand of eventueel grind. Dit type naadloze vloer wordt, vergelijkbaar met stuc, met een stalen spaan uitgesmeerd. Een aantal laklagen maakt de troffelvloer vloeistofdicht. Door de korreltjes van circa een millimeter dik behoudt de vloer altijd een lichte structuur. Een troffelvloer is zeer hard en mechanisch hoog belastbaar; ze is dan ook geschikt voor zwaar industriële toepassingen. Gunstig in dergelijke omgevingen is ook het feit dat de enigszins gemêleerde uitstraling van de vloer vuilverbergend werkt. Wat vuil betreft: bij normaal gebruik zijn gietvloeren niet gevoelig voor vlekken van hete en koude dranken. Ook etensresten, vetten en schoenstrepen zijn eenvoudig te verwijderen. Als wordt voorkomen dat vlekken niet kunnen inwerken, zijn gietvloeren eenvoudig te onderhouden. Niet onbelangrijk als naar de algehele kosten van een vloer wordt gekeken.—


42 — AWM 41

Branchevreemd

MOBILITEIT

Houten tweewieler Een Audi op twee wielen: Audi of America brengt in samenwerking met Renovo Design Hardwood Bicycles de fietsencollectie Duo. Renovo is naar eigen zeggen de wereldwijd enige fabrikant van houten

fietsframes. Gezien het lage soortelijk gewicht van hout zijn de Renovo-frames lichter dan de meeste frames, terwijl ze minstens dezelfde stijfheid en hardheid bieden. De Duo beschikt over een riemaandrijving, schijfremmen en ledverlichting. De toegepaste houtsoorten verwijzen naar het interieur van de auto’s. Er zijn drie modellen, leverbaar in uitvoeringen naar wens, die alle met de hand worden vervaardigd in de studio van Renovo, in het Amerikaanse Oregon. www.renovobikes.com – www.audi-collection.com

MODE

Geprinte kleding Met ‘Escapism’ presenteert modeontwerpster Iris van Herpen een mix van natuurlijke vormen en technologie, van het groteske en een serene esthetiek. De collectie is daarnaast een versmelting van oude ambachtelijke en nieuwe technieken. Een deel van de collectie heeft Van Herpen samen met de Duitse (in Londen woonachtige) architect Daniel Widrig gecreëerd via 3D-printing in polyamide. De kledingstukken bestaan veelal uit transparante, geometrisch gestructureerde lagen, waarbij verder koraalachtig metaalzijde, gebrand metalen weefsels en glanzende haargarens zijn toegepast. ‘Escapism’ – Van Herpens herfst-wintercollectie 2011-2012 –is ook haar commentaar op hoe mensen in het digitale tijdperk de werkelijkheid ontvluchten door entertainment-verslavingen. www.irisvanherpen.com


PM

LIFESTYLE

Schuine blikken Kleine imperfecties en lichte verschillen tussen de twee gezichtshelften maken een gelaat ‘mooi’. Jürgen Mayer H. heeft vanuit dit idee een collectie met asymmetrische brillen ontworpen. Voorlopig betreft het prototypes, maar de Berlijnse architect ziet met het concept twee mogelijkheden. De brillen met een asym-

Product en Materiaal Branchevreemd

metrisch montuur kunnen de drager een persoonlijke en verrassende look geven. Een – technologisch – verdere stap is een customizing-proces: via scannen en meten van een gezicht zou een basismontuur op het individu kunnen worden aangepast. De aanpassing van een montuur kan worden gebruikt om de asymmetrie van het gezicht te benadrukken of juist het gezicht in balans te brengen. Jürgen Mayer H. ontwierp voor de brillenfabrikant IC! Berlin vijf modellen. www.jmayerh.de

43 — AWM 41

SIERADEN

Intieme verhalen Met het label Chi ha paura…? wil oprichter Gijs Bakker laten zien dat een goed sieraad meer is dan een decoratief accessoire.

MEDIA

Fruitig De manier waarop mensen zoeken welk tv-programma ze interessant vinden is al decennia eender: langs de kanalen zappen of de tv-gids spellen. Met het toenemende zenderaanbod wordt het er niet gemakkelijker op.

Het merk Peel biedt een manier om die vervelende lagen ‘af te pellen’. Peel gebruikt een gratis iPhone app – binnenkort ook Android – en de Peel Fruit randapparatuur. De gebruiker kan op een film of programma klikken, op naam zoeken of zijn kijkgewoonten raadplegen zoals het systeem dat heeft onthouden. De Peel Fruit, in de vorm van een appel, peer of sinaasappel, stuurt het telefoonsignaal door naar de televisie of andere av-apparatuur. www.fuseproject.com

In de verschillende collecties zijn tal van internationaal vermaarde ontwerpers vertegenwoordigd. De nieuwste collectie, ‘Bodystories’, speelt met het feit dat sieraden een bijna intieme relatie met het lichaam hebben en een verhaal van de drager kunnen vertellen. Een aantal voorbeelden uit de collectie: de gebroeders Campana ontwierpen bijvoorbeeld de leren ketting Bone Structures, waarbij leren botvormige elementen door middel van magneten op de gewenste manier kunnen worden samengevoegd. Embrace van Susanne Klemm bestaat uit twee ringen die, gedragen aan een vinger, elkaar omhelzen, maar geliefden kunnen ook elk een van beide ringen dragen. Merging Bodies van Philipp Käfer bestaat deels uit afgevlakte bollen, waardoor de ketting in het lichaam lijkt te zakken. Op de foto de Hear-Ring van Gina Hsu. www.chihapaura.com


.BUFSJB *OTQJSBUJPO $FOUSF "NTUFSEBN .BUFSJB NFFUT (SFFO UFOUPPOTUFMMJOH WBOBG NFJ

1FESP EF .FEJOBMBBO $ 9, "NTUFSEBN 5IF /FUIFSMBOET %BHFMJKLT PQFO WPPS QVCMJFL WBOBG NFJ UPU V


XXX NBUFSJB OM


46 — AWM 41

CM

Cultuur en Maatschappij

CULTUREEL ERFGOED

Passage door het water De Mosesbrug door RO&AD architecten is bijna onzichtbaar. De ‘brug’ verbindt Fort de Roovere met het vaste land zonder een stempel op het landschap te drukken. ‘Brug’ is misschien een misleidend woord, hoewel ook ‘tunnel’ niet de lading dekt. ‘Passage’ is wellicht de beste benaming voor de Mosesbrug, waarvan de naam verwijst naar Mozes, die volgens het bijbelverhaal met Gods hulp de Rode Zee in tweeën deed splijten en zijn gevolg droog naar de overzijde bracht. Fort de Roovere maakt deel uit van de West-Brabantse Waterlinie, een verdedigingslinie uit de zeventiende eeuw die in de negentiende eeuw in onbruik raakte. Recentelijk vond er een herwaardering plaats van de bijzondere zandforten en wallen, en werd besloten om enkele onderdelen van de linie te herstellen. Van de gerestaureerde zandforten is De Roovere – dat een recreatieve en educatieve functie krijgt – het meest omvangrijke project. De initiatiefnemers van de restauratie zagen zich echter voor een lastig probleem gesteld: voor de toegankelijkheid was een brug noodzakelijk; tegelijk zou een brug in dit historische landschap een dissonant vormen. De gracht om het fort was immers bedoeld om buiten te sluiten, niet om overbrugd te worden. De oplossing van het NederlandsBelgische RO&AD architecten is een doorgang die ín het water en ín het talud van het fort ligt. Van een afstand verdwijnt de passage – gemaakt van twee Accoya damwanden en hardhout – vrijwel helemaal in het profiel van het landschap. (RG)


CM

PAVILJOEN

Fantoomtheehuis ‘Mijmer en Focus’ door Inbo is een hedendaagse folly. Het gebouw volgt de contouren van het theehuis dat eerder op deze plaats stond.

BOEK

Compacte Stad Extended De Design & Politics reeks van 010 Uitgevers is een initiatief van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu. In het onlangs verschenen vierde deel in de reeks wordt het compacte stadsbeleid geëvalueerd en voorzichtig een agenda voor de toekomst geformuleerd. Het compacte stadsbeleid is een succes. De leegloop van de steden uit de jaren zeventig is gestopt. De steden zijn vitaler dan ooit. Het compacte stadsbeleid doorzetten kan echter niet meer. Zoals op het symposium gesteld werd: de wederopbouw is voltooid. Het gaat niet langer om kwantiteit (waar ook de Vinex toch op uitdraaide), maar om kwaliteit.

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

47 — AWM 41

“Cultuurhistorisch waardevol”, noemt Landschap Noord-Holland de Droogberg in de tuinen van landgoed De Hartekamp in Heemstede. Deze lage heuvel – de naam berg is wat overdreven – werd tot voor kort bekroond met een theekoepel. Toen de koepel door een aangestoken brand verwoest werd, besloot de organisatie dat op deze plaats een nieuw bouwwerk moest verrijzen.

De prijsvraag die daarop werd uitgeschreven, werd gewonnen door het Rotterdamse vestiging van Inbo met het project ‘Mijmer en Focus’, een soort geabstraheerde versie van de voormalig theekoepel. Eigenlijk is het een folly, een architectonische ‘dwaasheid’ zoals in de achttiende en negentiende eeuw vaak in Engelse landschapstuinen werd neergezet. Deze bouwwerken hadden geen functioneel programma, maar waren wel bedoeld om gevoelens en ideeën te evoceren en vormden een visueel anker in het landschap. Hetzelfde geldt voor ‘Mijmer en Focus’, dat verwijst naar de geschiedenis van de locatie, de omgeving verfraait en een plek biedt voor verpozing. Aan één zijde is het bouwwerk opengewerkt en fungeert een trap met brede, hoge treden als een soort minitribune met een royaal uitzicht. Een smalle sleuf aan de andere kant dirigeert de blik naar het landhuis. De faux theekoepel voegt zich probleemloos in de Romantische landschapstijl waarin de tuinen in de negentiende eeuw door vader en zoon Zocher, beroemde tuinarchitecten, zijn aangelegd. (RG)

Het schaalniveau van het stedelijke netwerk is bovendien niet langer die van de stad, maar van de stedelijke regio. In het boek wordt het thema van de compacte stad door een diverse set auteurs van alle kanten belicht. De nadruk ligt hierbij op de evaluatie van het compacte stadsbeleid. Maar in enkele artikelen wordt ook vooruit gekeken, zoals in het voorstel van Adriaan Geuze voor de bouw van groene laagbouwwijken in Rotterdam. In het slotartikel proberen Luuk Boelens en Henk Ovink uit de bijdragen een agenda voor de toekomst te destilleren. De ontwikkeling van de steden zal van andere, kleinschaliger opdrachtgevers komen. De lagere overheden zullen hun bureaucratie en grondbeleid daarop moeten aanpassen. In de Compacte Stad 2.0 is voor de rijksoverheid, de initiatiefnemer van het boek, geen rol meer weggelegd. Het is aan de lagere overheden om de geformuleerde agenda concreet te maken in visies en plannen. (MvR)

Luuk Boelens, Henk Ovink (et al) – 010 – 2011 – Hardcover – 352 pagina’s – 24 x 17 cm – ISBN 9789064507472 – € 29,50 euro


48 — AWM 41

Mogelijkheden voor een ‘monstruositeit’ Monumentaal, doch ongenaakbaar en niet te onderhouden. Het Justitiepaleis is een icoon van Brussel, maar men zit er flink mee in de maag. In de internationale ideeënprijsvraag ‘Brussels Courthouse, Imagine the future!’ zijn allerhande toekomstbeelden tegen het licht gehouden. Tekst Roel Griffioen

“De grootste opeenhoping van steenblokken in heel Europa.” Zo luidt het oordeel van een personage uit ‘Austerlitz’, een roman van de Duitse schrijver W.G. Sebald uit 2001, over Justitiepaleis te Brussel. Het gebouw is volgens hem een “zeldzame architectonische monstruositeit.” Voor Brussel is het Justitiepaleis een vloek en zegen tegelijk. Het belangrijkste gerechtsgebouw van België is een ijkpunt in de skyline van de stad. Dankzij de ligging op een plateau torent het hoog boven de lagergelegen woonwijken uit. Alleen al


CM

Cultuur en Maatschappij Justitiepaleis

49 — AWM 41

Links T.O.P. Office, Expo68 en Eugeen Liebaut stellen voor het de oorspronkelijke straten in de sokkel uit te snijden Rechts In het voorstel van City4 wordt het Justitiepaleis ingebed in een park en wordt de plint voorzien van winkels

door de zichtbaarheid is de koepel een beeldmerk van de Europese hoofdstad. Tegelijk kent het Justitiepaleis – ontworpen door de eclectische architect Joseph Poelaert en uitgevoerd tussen 1866 en 1883 – talloze nadelen. Door de omvang en de ingewikkelde plattegrond zijn beveiliging en klimaatbeheersing vrijwel ondoenlijk en is de brandveiligheid een crime. Bovendien vormt het gebouw een geweldige barrière in het stedelijk weefsel. Wat te doen met zo’n bouwwerk? Ter gelegenheid van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in 2010 lanceerde de Regie der Gebouwen – de Belgische tegenhanger van de Rijksgebouwendienst – samen met de Federale Overheidsdienst Justitie een internationale ideeënwedstrijd om de mogelijkheden te onderzoeken. Het thema: ‘Brussels Courthouse, Imagine the future!’

TWEE SCENARIO’S De inzendingen zijn ondergebracht in twee categorieën – of liever gezegd: scenario’s. In het ene scenario behoudt het Justitiepaleis (gedeeltelijk) een justitiële functie en in het andere scenario krijgt het een andere bestemming. In beide categorieën zijn drie laureaten gekozen, met verschillende geldprijzen (respectievelijk 15.000, 10.000 en 5.000 euro). 188 kandidaten van 27 nationaliteiten gingen de uitdaging aan. In de eerste categorie (behoud van rechtsfunctie) werd ‘Redeveloping the basement of the Palace of Justice’ verkozen tot eerste laureaat. In dit plan

van T.O.P. Office (het bureau rond Luc Deleu), Expo68 en Eugeen Liebaut blijft het grootste gedeelte in gebruik als gerechtsgebouw, maar wordt de sokkel getransformeerd tot openbare ruimte. Interessant is dat deze kelder georganiseerd wordt op basis van een verdwenen stratenplan, namelijk van de volksbuurt die in de negentiende eeuw bruusk

— Het gebouw is een geweldige barrière in het stedelijk weefsel is weggeveegd om ruimte te maken voor het paleis. In de labyrintachtige en meerdere verdiepingen tellende sokkel zijn door de ontwerpers ‘oude’ straten geslepen. Symbolisch, maar ook praktisch, omdat zo de aansluiting op de omgeving verbetert. In de tweede categorie won de inzending ‘Pas de Palais, Pas de Palais’ van het eveneens Belgische Scale. Als de justitiële functie verdwijnt, verdwijnt ook het paleis zelf, stellen de architecten. Ze verwijzen daarbij naar het Paleis van Diocletianus in het Kroatische Split. Toen de Romeinen daar wegtrokken, verrees binnen de muren van het paleis een stad. Op soortgelijke wijze zal binnen de contouren van het Justitiepaleis een nieuwe woonwijk ontstaan, aldus Scale. Langzaam zal het gebouw


50 — AWM 41

Als het Justitiepaleis zijn functie verliest zal het volgens Scale in de loop van de tijd opgenomen worden in het stedelijk weefsel

In hun inzending vermenigvuldigen Hootsmans Architectenbureau en Remco Bruggink het Justitiepaleis tot een groot doolhof


CM

Cultuur en Maatschappij Justitiepaleis

51 — AWM 41

opgegeten worden door de stad. In de eerste categorie (met behoud van justitiele functie) vielen twee Nederlandse inzendingen in de prijzen. Tweede laureaat werd ‘A New Quarter of Justice in Brussels’ door Surentu | de Mul Architects. Een ‘groene’ aanpak staat centraal in dit plan. Het Poelaertplein voor het paleis – thans een knelpunt voor het verkeer – wordt een voetgangerszone. De trappen in het noordwesten veranderen in een park. De parkeerproblemen moeten opgelost worden middels ondergrondse garages. Aan de zijde van het Lousiaplein verrijst een nieuw duurzaam gebouw. Ook in het geval van de derde laureaat, ‘Elysium – A public destination underneath the courthouse’ door het team City4, wordt het gebouw ingebed in een park. Verder gaat het ontwerp uit van eenzelfde strategie als T.O.P. Office, namelijk de activering van de sokkel van het gebouw. In dit ontwerp wordt de momenteel ‘dode’ ruimte onder het gebouw aangewend voor een groot winkelcentrum, dat vertakt in de omliggende straten. De gewelfde kelderruimtes zullen zorgen voor een intieme sfeer die doet denken aan Noord-Afrikaanse bazaars, verwacht City4.

WROK Deze inzendingen zijn slechts enkele voorbeelden waarin het paleis gedeeltelijk of helemaal geannexeerd wordt door de stad. In sommige inzendingen worden publieke diensten zoals een kinderdagverblijf, bibliotheek of zelfs een speeltuin in het gebouw gevestigd. In andere gevallen verrijst

— Blijkbaar bestaat er een diepgewortelde haat tegen dit bouwwerk er woningbouw in de binnenplaatsen of worden er wielermanifestaties in het gebouw gehouden. De voorbeelden waarin een gedeelte van het Justitiepaleis transformeert tot een park zijn legio. Blijkbaar bestaat er een breed gedeelde en diepgewortelde wrok tegen dit ongenaakbaar uitziende bouwwerk. Ook deze bitterheid heeft een geschiedenis. De Art Nouveau-architect Victor Horta oordeelde na de oplevering van het paleis: “Cyclopische architectuur ontsproten aan de verbeelding van een dwerg, zonder kennis van de menselijke schaal.” Dat het bouwwerk bijna twintig meter boven straatniveau is gebouwd, helpt ook niet mee. Daardoor

wordt het hiërarchische verschil tussen de boven- en benedenstad visueel alleen maar versterkt. In ‘Ruïne’ (Peter Janssen, Suzy Van Gerwen; niet bekroond) wordt het Justitiepaleis gepresenteerd als “symbool voor het einde van België”. Stop met onderhoud, stellen de ontwerpers voor. Verwaarloos het gebouw, laat de kolos langzaam degenereren. In 2016 – het paleis is dan al danig afgetakeld – zal er een opstand plaatsvinden in de Marollen, de oude volkbuurt in de schaduw van het Justitiepaleis, voorspellen Janssen en Van Gerwen. Het paleis, dat symbool staat voor de oude machtsverhoudingen, wordt dan vanuit de benedenstad bestormd. Hoe symbolisch. Een even radicaal maar minder pessimistisch toekomstbeeld wordt geschetst door het Nederlandse Hootsmans Architectuurbureau en Remco Bruggink in hun project ‘Zeldzame architectonische monstruositeit | het labyrint’ – inderdaad, vernoemd naar de typering in de roman ‘Austerlitz’. In een serie tekeningen wordt het doolhofkarakter van het gebouw geëxtrapoleerd zodat duizelingwekkende plattegronden ontstaan. Voor het werkelijke Justitiepaleis stellen de Nederlanders een soort laissez faire-strategie voor: “Het labyrint dient gevierd te worden. ...Geef het vrij, maak het openbaar domein en voor eenieder toegankelijk. Beheers het niet maar laat het gaan en prachtige werelden zullen ontstaan.”—

Alle inzendingen zijn te raadplegen op: www.brusselscourthousecontest.be

Suruntu | de Mul Architects stellen voor een van de binnenhoven te overdekken en er zo een stedelijk interieur van te maken


52 — AWM 41


CM

Cultuur en Maatschappij J Henry Fair

53 — AWM 41

De pracht van vernietiging De Amerikaanse fotograaf J Henry Fair legt de vernietigende werking van het menselijke consumptiegedrag op de natuur vast. Met abstracte, vaak indrukwekkende foto’s wil hij de kijker aansporen om milieuvriendelijker te handelen. “Een toiletrol kan het verschil maken.” Tekst Ronnie Weessies Fotografie J Henry Fair


54 — AWM 41


CM

Cultuur en Maatschappij J Henry Fair

Wauw, wat is dat, luidt de vraag die de in New York woonachtige J Henry Fair vaak hoort. Het vergt enige bestudering voor duidelijk wordt wat er op zijn foto’s is afgebeeld. Neem ‘Lightning Rods’, dat iets lijkt te tonen wat het midden houdt tussen een fragment van de zon en het landschap rond een geëxplodeerde verffabriek. Het betreft echter de binnenkant van een olietank, ergens in de teerzanden bij de Canadese stad Alberta. Een eerste aanwijzing hiervoor vormt een loopbrug rechtsboven en een beetje speurder merkt ook de randen van de silo aan de linkerkant op. De foto is vernoemd naar de over het beeld verspreide palen, die ’s nachts lichtsignalen afgeven. Hoe prachtig het beeld ook, J Henry Fair wil zijn publiek wijzen op de vernietigende werking van de olieraffinaderij op haar omgeving. De grond wordt omgeploegd, gekookt en voor eeuwen onklaar gemaakt. En dat voor een product, benzine, waarvan het effect op het milieu navenant is. Het werk van J Henry Fair wordt vaak vergeleken met de schilderijen van de Amerikaanse abstracte expressionisten, die in de vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog hun hoogtijdagen beleefden. Qua lijnenspel en kleurgebruik komen sommige foto’s bijvoorbeeld overeen met het latere werk van Jackson Pollock. Zelf zegt de fotograaf veel geleerd te hebben van de negentiende-eeuwse landschapsschilders Constable en Turner. Daarmee doelt hij vooral op formele aspecten, maar inhoudelijk is er ook een verband. De Romantiek, waartoe beide Britse schilders worden gerekend, was deels een reactie op de opkomende industrialisatie. Kunstenaars als William Turner verbeeldden de natuur als een overweldigende, woeste grootheid waar de mens machteloos tegenover stond. In de foto’s van J Henry Fair is een overeenkomstige ongelijke strijd waarneembaar. Alleen wordt hier de natuur zelf onder de voet gelopen door de mens, en de vernietiging op soms prachtige wijze in beeld gebracht.

aanpast. Dat zie je bijvoorbeeld doordat steeds meer mensen biologisch zijn gaan eten. Supermarkten hebben tegenwoordig ook een biologische afdeling.” De term gedragsverandering heeft op de meeste consumenten een afschrikwekkend effect, omdat ze vrezen voor de mogelijk offers die moeten worden gebracht. Volgens J Henry Fair valt dit echter mee, met een verschuiving van het accent kunnen er al bergen worden verzet. “Een eenvoudige toiletrol kan het verschil maken. Het meeste toiletpapier dat nu wordt gekocht is gemaakt van verse houtvezels. Niemand denkt over de gevolgen na, maar door het kappen van bomen neemt de omvang van bossen af, wordt het leefgebied van bepaalde dieren verkleind en ontstaat uiteindelijk ook klimaatverandering. Als je toiletpapier van gerecyclede houtvezels koopt, kun je deze problemen enorm helpen reduceren. En zo zijn er nog meer kleine gedragsveranderingen te verzinnen. Waarom zou je bijvoorbeeld ’s nachts het licht aanlaten in gebouwen? Waarom zouden we nog langer fossiele brandstoffen aanspreken als we gebruik kunnen maken van aardwarmte? Het klinkt allemaal misschien té simpel, maar zo eenvoudig is het nu eenmaal.”—

GEDRAG VERANDEREN De zelfverklaard milieuactivist probeert met zijn ambivalente foto´s een ongemakkelijk gevoel op te roepen, waarna de kijker gaat nadenken en uiteindelijk handelen. “Ik wil het gedrag van mensen veranderen”, vertelt hij. “We hebben te maken met urgente problemen als klimaatverandering. Ik geloof niet dat regeringen hier iets aan zullen doen, want zij werken alleen in dienst van bedrijven. Maar er kan wel iets bereikt worden als de consument zijn gedrag

Pagina 52 boven: ‘Lightning Rods’ Pagina 52 onder: ‘Sync rude sulphur stacks’ Pagina 54 boven: ‘Rio Tinto Mine’ Pagina 54 onder: ‘Facial Tissues’

55 — AWM 41


56 — AWM 41

Het sluiten van kringlopen Met hun bureau werken architect Duzan Doepel en interieurarchitect Eline Strijkers aan een breed scala aan opdrachten: van interieur tot gebouw tot stad. De gemene deler in het werk van Doepel Strijkers Architects is de aandacht voor het sluiten van energie- en materiaalkringlopen. Tekst Michiel van Raaij Beeldd Doepel Strijkers Architects


I

Interview Duzan Doepel en Eline Strijkers

U heeft allebei een andere achtergrond: Eline Strijkers, u bent interieurarchitect; Duzan Doepel, u bent architect. U heeft ook allebei een eigen bureau gehad. Hoe is de samenwerking tussen u tot stand gekomen? Eline Strijkers (ES): “In 2007 werkte ik aan een pitch voor Holland Casino. Het ging om een opgave van 7000 vierkante meter. Ik had een klein bureau – we waren met zijn drieën – en had eigenlijk niet de capaciteit voor deze grote opgave. Ik heb toen aan Duzan gevraagd of hij het leuk zou vinden aan die visie mee te werken. De pitch wonnen we. We waren allebei helemaal niet op zoek naar een samenwerking, maar we zagen dat we complementair werkten. Het voelde natuurlijk. Na een half jaar hebben we de samenwerking daarom geformaliseerd.”

Duzan Doepel (DD): “We kenden elkaar natuurlijk al wel. In 1996 ben ik vanuit Zuid-Afrika naar Nederland gekomen om bij MVRDV te komen werken. Eline werkte daar al, zij was met de interieurs van de eerste grote projecten van het bureau bezig, zoals het VPROgebouw. In die tijd hebben we samen ook aan een aantal projecten gewerkt, maar we hadden nooit kunnen bedenken dat we tien jaar later samen een bureau zouden runnen. Juist op dat moment was bij mij het besef gegroeid dat het interieurontwerp steeds belangrijker werd en niet meer losgekoppeld kon worden van architectuur. In het verleden was het zo dat een architect een casco ontwierp en dat een interieurarchitect vervolgens opdracht kreeg de invulling daarvan te ontwerpen. Als de architect zelf het interieur ontwierp was het eindresul-

57 — AWM 41


58 — AWM 41

taat meestal niet zo heel sterk. Het is toch een ander vak. Dat wij samen optrekken, het ontwerp gelijktijdig vanbinnen en vanbuiten benaderen, zien wij echt als een meerwaarde die wij met ons bureau kunnen bieden. Voor ons bedrijf heeft dit het voordeel dat we onze diensten heel breed kunnen aanbieden. Die breedte is denk ik ook de reden dat we nog bestaan.” Is die breedte geen handicap in de branding van uw bureau? ES: “Ik denk dat wij een van de weinige bureaus zijn die interieur en architectuur op een gelijkwaardige manier inzetten. Dat levert gewoon andere resultaten op.” Naast interieur en architectuur ontwikkelt u ook stedenbouwkundige visies. Hoe verhouden die zich tot architectuur en interieur? DD: “Dat wij meedenken over stedenbouwkundige opgaven is ontstaan vanuit het interieur en de architectuur. Een van de thema’s waar wij ons mee bezig houden, is het sluiten van kringlopen. Wij noemen onszelf overigens geen bureau dat gespecialiseerd is in duurzaamheid, wij vinden het verantwoord zo te werken. In ons onderzoek naar het sluiten van energieen materiaalkringlopen op de schaal van het gebouw kwamen we er al snel achter dat als je echt winst wilt boeken, je een schaal groter moet kijken. Daarom zijn wij stedenbouwkundige strategieën gaan ontwikkelen. Wij zijn medebedenker van de Rotterdam Energie Aanpak en Planning (REAP) methodiek, dat is ontwikkeld in opdracht van het Rotterdam Climate Initative. De REAP-methodiek is samen met de TU

Delft, JA en de Gemeente Rotterdam bedacht. De methode kan tot concrete projecten leiden. Het gaat erom dat energie als een aparte laag beschouwd wordt in de ruimtelijke ordening. De manier van denken sluit aan op hoe wij naar architectuur kijken. Wij worden steeds vaker gevraagd een visie op een gebied te geven of een stedenbouwkundige strategie te ontwikkelen. Als ontwerper geef je in deze rol vorm aan processen, je ontwerpt geen objecten.” Hoe werkt u samen aan uw ontwerpen? DD: “Wij benaderen opgaven vanuit andere disciplines, maar we denken hetzelfde. In brainstormsessies komen we vaak met dezelfde dingen. Bij elke nieuwe opgave proberen we in ieder geval de conceptuele fase samen te doen. Met een sparringpartner kom je sneller tot betere dingen.” ES: “We beginnen meestal met een gesprek. We denken over de opgave na: wat wordt er echt gevraagd, wat vinden we interessant, welke vragen hebben wij erbij? We analyseren de opgave. Als we een kader of richting hebben gedefinieerd, gaan we met het hele team zitten en werken we wat in ons hoofd zit in de computer en in maquettes uit. Omdat we samen de lijn hebben uitgezet, is de aansturing van het team verder heel goed los van elkaar te doen.” DD: “We steken een ontwerpproces altijd heel breed in. We zijn niet een bureau dat snel met een intuïtief ontwerp komt. Wij gaan analytisch te werk. Daarbij werken we veel met typologieën. Die leggen we naast elkaar. Ook proberen we onderlinge combinaties van

De tequilafabriek die Doepel Strijkers Architects in Mexico ontwerpt is typologisch gezien een dubbele haciënda


60 — AWM 41

opwekken. Hier in Rotterdam werken we inderdaad steeds meer in het gebied waar we gevestigd zijn: de Merwe-Vierhaven. Ons ontwerp voor De Duurzame Stad 2040 ging ook over dit gebied.” DD: “Deze manier van werken is eigenlijk heel Derde Werelds. Dat is ook het geval bij het interieurontwerp dat we maakten voor het HAKA-gebouw hier in de haven. Dat project had ook een sterke sociale component. Heel veel objecten in het interieur zijn gemaakt door mensen in de re-integratie. Ik wel toegeven dat het een heel arbeidsintensieve manier van werken is.” ES: “Het ontwerp voor het HAKA-gebouw kreeg pas gedurende het proces gestalte. Traditioneel teken je het ontwerp tot het laatste schroefje uit en dat geef je aan een interieurbouwer. Dat kon hier niet. Het ambachtelijke – ook een fascinatie van ons – zorgt echter ook voor kwaliteit. Het bindt mensen met het object en de ruimte.” In het interieur van het HAKA-gebouw heeft u oude materialen hergebruikt. Hoe ging dit in zijn werk? ES: “We hebben gewerkt met materiaalstromen uit sloopobjecten. We hebben eerst gekeken welke materi-

— “Voor het NAi hebben we een klimaatplein ontworpen” alen we uit de objecten konden halen. Een aantal keer werden we verrast doordat die materiaalstromen stopten, ofwel omdat er krakers in zaten, ofwel omdat het pand in verband met een aanbesteding niet gesloopt kon worden. We moesten heel flexibel zijn. Niet vraaggestuurd, maar aanbodgestuurd. Voor de bewerking van de materialen hebben we een aantal uitgangspunten geformuleerd. We wilden zo min mogelijk afval, zo min mogelijk machinale bewerking en we wilden het materiaal zo dicht mogelijk hier in de buurt halen. Met die uitgangspunten hebben we bepaalde ontwerpprincipes geformuleerd per materiaal. Je gaat op een andere manier om met plaatmateriaal dan met panlatten. En als je daar met die bouwers staat – dat hebben we tijdens het proces wel gemerkt – moet je een repetitie inbouwen. We hadden in eerste instantie wat meer variatie toegelaten in de objecten, maar we ontdekten heel snel dat dat niet werkte. Het zijn geen vakmensen. Het zijn mensen die een keer dat kunstje doen en het prachtig vinden als ze dat dan driehonderd keer mogen repeteren. Uiteindelijk lees je dat ook, die repetitie. Het onderzoek dat we samen met Gemeentewerken en

Van Gansewinkel hebben uitgevoerd zijn we momenteel aan het afronden. We bekijken of dit model tot een haalbare businesscase kan leiden.” Veel jonge architectenbureaus hebben moeite om opdrachten te krijgen. Hoe doet u acquisitie? ES: “Ons werk heeft de afgelopen jaren in internationale bladen gestaan. Dat helpt wel. We hebben ook prijzen gewonnen of zijn genomineerd voor prijzen. Daarmee kom je ook onder de aandacht. We geven veel lezingen: publieke lezingen en op universiteiten. Je weet nooit of dat tot een opdracht leidt. Je moet naamsbekendheid opbouwen. We gaan redelijk veel naar netwerkbijeenkomsten, maar alleen naar die bijeenkomsten die ook inhoudelijk interessant zijn. Uiteindelijk krijgen we de meeste opdrachten toch door persoonlijke contacten, doordat je mensen ergens tegenkomt.” DD: “Veel jonge bureaus hebben moeite om een aantal projecten werkelijk te realiseren. Ze krijgen de kans daarvoor niet. Wij zijn inmiddels op het punt dat je kunt zien wat we in onze mars hebben.” Heeft u een moment gehad dat u te veel papieren projecten had? Vooral Eline Strijkers heeft al voor uw samenwerking veel interieurs gerealiseerd. DD: “Het mooie aan interieur is dat het veel sneller is. In de tijd dat wij één architectuurproject realiseren, kunnen we drie of vier interieurprojecten realiseren.” Zouden meer jonge bureaus met interieurs moeten beginnen? DD: “Veel architecten beginnen hun praktijk met een verbouwing en een dakkapelletje. Als je ermee begint, word je vaker gevraagd voor dat soort dingen. Je bent wat je doet. Wij hebben er bewust voor gekozen dat niet te doen. Dat betekent wel dat we wat betreft architectuur een grote stapel papieren plannen hebben en dat de eerste plannen nu pas gemaakt gaan worden. Het heeft lang geduurd. Erg frustrerend. Maar als je een idee hebt van wat je wilt, en daaraan vasthoudt, kom je er uiteindelijk wel.” In Zeeland werken jullie samen met een groot architectenbureau aan een kantoorgebouw. Hoe verliep die samenwerking? ES: “Dit grote architectenbureau heeft ons gevraagd om samen met hun mee te doen aan een aanbesteding. Ze vroegen ons vanwege onze kennis en kunde op het gebied van duurzaamheid en interieur. Zo zitten we daar ook aan tafel. Tijdens het ontwerpproces merkten we dat de samenwerking zo goed verliep dat we een ‘integraal’ gebouw konden ontwerpen. Het interieur is goed, duurzaamheid heeft een plek, het plan is marktconform en het ontwerp is zo uitgewerkt dat het te realiseren is. Vooral dat laatste is dankzij vaardigheden van het aanvullende bureau. Het kantoorgebouw is 18.000 m2 groot, dan doorloop je toch een ander proces.”


60 — AWM 41

opwekken. Hier in Rotterdam werken we inderdaad steeds meer in het gebied waar we gevestigd zijn: de Merwe-Vierhaven. Ons ontwerp voor De Duurzame Stad 2040 ging ook over dit gebied.” DD: “Deze manier van werken is eigenlijk heel Derde Werelds. Dat is ook het geval bij het interieurontwerp dat we maakten voor het HAKA-gebouw hier in de haven. Dat project had ook een sterke sociale component. Heel veel objecten in het interieur zijn gemaakt door mensen in de re-integratie. Ik wel toegeven dat het een heel arbeidsintensieve manier van werken is.” ES: “Het ontwerp voor het HAKA-gebouw kreeg pas gedurende het proces gestalte. Traditioneel teken je het ontwerp tot het laatste schroefje uit en dat geef je aan een interieurbouwer. Dat kon hier niet. Het ambachtelijke – ook een fascinatie van ons – zorgt echter ook voor kwaliteit. Het bindt mensen met het object en de ruimte.” In het interieur van het HAKA-gebouw heeft u oude materialen hergebruikt. Hoe ging dit in zijn werk? ES: “We hebben gewerkt met materiaalstromen uit sloopobjecten. We hebben eerst gekeken welke materi-

— “Voor het NAi hebben we een klimaatplein ontworpen” alen we uit de objecten konden halen. Een aantal keer werden we verrast doordat die materiaalstromen stopten, ofwel omdat er krakers in zaten, ofwel omdat het pand in verband met een aanbesteding niet gesloopt kon worden. We moesten heel flexibel zijn. Niet vraaggestuurd, maar aanbodgestuurd. Voor de bewerking van de materialen hebben we een aantal uitgangspunten geformuleerd. We wilden zo min mogelijk afval, zo min mogelijk machinale bewerking en we wilden het materiaal zo dicht mogelijk hier in de buurt halen. Met die uitgangspunten hebben we bepaalde ontwerpprincipes geformuleerd per materiaal. Je gaat op een andere manier om met plaatmateriaal dan met panlatten. En als je daar met die bouwers staat – dat hebben we tijdens het proces wel gemerkt – moet je een repetitie inbouwen. We hadden in eerste instantie wat meer variatie toegelaten in de objecten, maar we ontdekten heel snel dat dat niet werkte. Het zijn geen vakmensen. Het zijn mensen die een keer dat kunstje doen en het prachtig vinden als ze dat dan driehonderd keer mogen repeteren. Uiteindelijk lees je dat ook, die repetitie. Het onderzoek dat we samen met Gemeentewerken en

Van Gansewinkel hebben uitgevoerd zijn we momenteel aan het afronden. We bekijken of dit model tot een haalbare businesscase kan leiden.” Veel jonge architectenbureaus hebben moeite om opdrachten te krijgen. Hoe doet u acquisitie? ES: “Ons werk heeft de afgelopen jaren in internationale bladen gestaan. Dat helpt wel. We hebben ook prijzen gewonnen of zijn genomineerd voor prijzen. Daarmee kom je ook onder de aandacht. We geven veel lezingen: publieke lezingen en op universiteiten. Je weet nooit of dat tot een opdracht leidt. Je moet naamsbekendheid opbouwen. We gaan redelijk veel naar netwerkbijeenkomsten, maar alleen naar die bijeenkomsten die ook inhoudelijk interessant zijn. Uiteindelijk krijgen we de meeste opdrachten toch door persoonlijke contacten, doordat je mensen ergens tegenkomt.” DD: “Veel jonge bureaus hebben moeite om een aantal projecten werkelijk te realiseren. Ze krijgen de kans daarvoor niet. Wij zijn inmiddels op het punt dat je kunt zien wat we in onze mars hebben.” Heeft u een moment gehad dat u te veel papieren projecten had? Vooral Eline Strijkers heeft al voor uw samenwerking veel interieurs gerealiseerd. DD: “Het mooie aan interieur is dat het veel sneller is. In de tijd dat wij één architectuurproject realiseren, kunnen we drie of vier interieurprojecten realiseren.” Zouden meer jonge bureaus met interieurs moeten beginnen? DD: “Veel architecten beginnen hun praktijk met een verbouwing en een dakkapelletje. Als je ermee begint, word je vaker gevraagd voor dat soort dingen. Je bent wat je doet. Wij hebben er bewust voor gekozen dat niet te doen. Dat betekent wel dat we wat betreft architectuur een grote stapel papieren plannen hebben en dat de eerste plannen nu pas gemaakt gaan worden. Het heeft lang geduurd. Erg frustrerend. Maar als je een idee hebt van wat je wilt, en daaraan vasthoudt, kom je er uiteindelijk wel.” In Zeeland werken jullie samen met een groot architectenbureau aan een kantoorgebouw. Hoe verliep die samenwerking? ES: “Dit grote architectenbureau heeft ons gevraagd om samen met hun mee te doen aan een aanbesteding. Ze vroegen ons vanwege onze kennis en kunde op het gebied van duurzaamheid en interieur. Zo zitten we daar ook aan tafel. Tijdens het ontwerpproces merkten we dat de samenwerking zo goed verliep dat we een ‘integraal’ gebouw konden ontwerpen. Het interieur is goed, duurzaamheid heeft een plek, het plan is marktconform en het ontwerp is zo uitgewerkt dat het te realiseren is. Vooral dat laatste is dankzij vaardigheden van het aanvullende bureau. Het kantoorgebouw is 18.000 m2 groot, dan doorloop je toch een ander proces.”


I

Interview Duzan Doepel en Eline Strijkers

61 — AWM 41

energiecrisis en vooral de grondstoffencrisis. En dan is er nog de verdichting van de stad. Het hergebruiken van bestaande gebouwen is misschien minder sexy dan het plegen van iconische nieuwbouw, maar het is een enorme uitdaging. Er zijn heel veel gebouwen die een tweede leven aankunnen.” Wat is de toegevoegde waarde van de architect bij het hergebruik van gebouwen? DD: “Bij de revitalisering van bestaande gebouwen heb je te maken met veel technische zaken. Vaak gaat het ook over de interne organisatie van een gebouw. Uiteindelijk zijn veel interieurs die wij maken heel bouwkundig in aard. Het is eigenlijk architectuur binnen een schil.” Toch dat interieur weer. DD: “Daar begint het. (lacht) Het verdichten van de binnenstad is ook een enorme opgave. Met ons ontwerp Parksite hebben we laten zien hoe je van een oude ambulancegarage toch een luxe villa kunt maken. Door een gebouw in een gebouw te maken, ondergronds te bouwen, het dak op te gaan, op een slimme manier daglicht binnen te brengen, kunnen ruimtes die op het eerste gezicht niet geschikt zijn om in te wonen dat toch worden. Hoe ziet Rotterdam er over vijftig jaar uit? DD: “Wat je in Rotterdam kunt verwachten is dat er een sterkere relatie komt tussen de stad en de haven. Er wordt al veel gesproken over een biobased haven en over een intensivering van het transport over het water. Je ziet het op de Kop van Zuid al: de Maas wordt het centrum van de stad. De Rijnhaven, Stadshavens, RDM Campus en Merwe-Vierhaven worden allemaal ontwikkeld. Rotterdam wordt een waterstad.”

De objecten in het interieur van het getransformeerde HAKAgebouw in Rotterdam bestaan uit materialen van slooppanden uit de regio

DD: “Dat is een voorbeeld waarin de samenwerking goed is gegaan. In Zuid-Korea hebben we meegedaan aan een prijsvraag voor het hoofdkantoor van een Koreaanse woningcorporatie. Door een groot bureau daar waren we gevraagd een concept te ontwikkelen. Die prijsvraag hebben we gewonnen, maar we zijn daarna nooit meer aan tafel gekomen. Dat is niet de manier waarop wij willen werken. Het wordt wel gebouwd. We willen nu wat projecten in China gaan doen. We staan op de shortlist om het interieur te ontwerpen voor een flagshipstore van een internationaal merk in Sjanghai. Zo willen we de markt binnenkomen. China is, net als India, een interessante markt.” Welke kansen liggen er voor architectuur – dichter bij huis – in Rotterdam? DD: “Ik denk dat de opgaven die er nu liggen, heel anders zijn dan die van tien jaar geleden. Een belangrijke opgave is hoe je omgaat met de bestaande gebouwen. Andere opgaven betreffen de klimaatverandering, de

ES: “Door de introductie van groene productiefaciliteiten in de stad wordt het stadsbeeld ook groener. Te denken valt aan lokale productie, die misschien gekenmerkt zal worden door kassen, maar ook aan grootschaliger productie.” De bevolking van Rotterdam groeit niet. Worden deze havengebieden een mix van wonen, werken en stedelijke landbouw? DD: “Je kunt een mix verwachten. Er ligt hier misschien ook de ruimte om woningen te creëren waarmee tweeverdieners met kinderen aan de stad gebonden kunnen worden. Die gezinnen verhuizen nu vaak naar randgemeenten.” Wat zou u zeggen als u het woord kon richten tot opdrachtgevers? ES: “Architecten benutten de economische crisis om zich te ontwikkelen. Ik merk bij opdrachtgevers nog een wat gemakzuchtige houding. Maar de inhoud van een project bepaal je gezamenlijk. Alleen samen kom je tot kwaliteit.”—


62 — AWM 41

D

Duurzaamheid

BOEK

Material Revolution Het materiaalgebruik moet, door de dreiging van grondstoffengebrek en door een gewenste schonere omgang met de planeet, duurzamer worden. Volgens Sascha Peters, schrijver en samensteller van ‘Material Revolution’, verwachten consumenten zelfs al dat materialen ecologisch verantwoordelijker, multifunctioneel en herbruikbaar zijn en zien ondernemingen dat dit het moment voor een omslag in materiaalontwikkeling is. Het is de vraag of de gemiddelde consument zo bewust is, maar het is een feit dat de ontwikkelingen in duurzame materialen enorm zijn versneld. Architectuur en de constructie-industrie spelen hierbij een belangrijke rol; immers, 40% van de wereldwijde energieconsumptie komt voor rekening van het realiseren en functioneren van een gebouw. Overigens, stelt Peters in het boek,

bestaan er vaak geen keiharde cijfers over de ‘ecologische rugzak’ van materialen. Een biobased materiaal is misschien vervaardigd uit natuurlijke grondstoffen, maar hoeveel energie, water en CO2-uitstoot hebben de productie en het vervoer gekost? Daarom is het ook interessant om de materialen efficiënter en duurzamer te maken of van toegevoegde waarden te voorzien. De levensduur van een product kan bijvoorbeeld worden verlengd met krasbestendige of eenvoudig reinigbare coatings. Peters presenteert de nieuwe materiaalontwikkelingen in acht hoofdstukken: biogebaseerd, bioafbreekbaar, recycling, lichtgewicht constructies en isolatie, vormveranderende materialen, multifunctionele materialen, en energiegenererende en lichtbepalende materialen. Een laatste hoofdstuk is gewijd aan duurzame productieprocessen. Elk hoofdstuk is systematisch onderverdeeld, zodat er een gedetailleerd beeld ontstaat van ontwikkelingen en eventuele toepassingen. In korte, heldere teksten worden van elke groep samenstelling, eigenschappen, mogelijkheden en voorbeelden gegeven. Alles wordt begeleid met goede foto’s en hier en daar gelar-

deerd met schema’s en tabellen. Een rijk boek dat met veel mooie en fascinerende materialen inspirerend werkt. Dankzij de index kan het ook worden gebruikt als naslagwerk. (RM) Sascha Peters – Birkhäuser – 2011 – Hardcover – 208 pagina’s – 23 x 28 cm – ISBN 9783034606639 – € 59,90 – Engels


D

Duurzaamheid Korte berichten

WATERWIJK

Wonen in de uiterwaarden De woonwijk die Atelier PRO samen met Baca Architects heeft ontworpen voor de Britse stad Norwich is erop uitgerust om te overstromen. Het doel is tweeledig: natuurontwikkeling en het genereren van een aantrekkelijke woonomgeving. Normaal gesproken wordt het water geweerd uit woonwijken, maar bij Deal Ground is het gegeven dat het gebied soms overstroomt, aangewend als mogelijkheid om een bijzondere woonomgeving te creëren. Het gebied, dat twintig hectare beslaat en ruim twintig jaar braak heeft gelegen, wordt omsloten door de riviertjes Yare en Wensum. In de komende jaren wordt het gebied herontwikkeld tot een woonwijk met circa 700 eengezinswoningen, appartementen en een klein winkelcentrum. In bepaalde zones krijgt het water de ruimte door de bodem te verlagen. Op de plekken waar de bebouwing komt, wordt de grond juist opgehoogd om die voor overstromingen te behoeden. Deal Ground past in het plan om een ‘zachte rand’ rondom het centrum van Norwich te creëren, stelt de projectontwikkelaar. Twee nieuwe voetganger- en fietserbruggen worden over de rivieren aangelegd, om zo de verbinding tussen de stad en de omliggende natuurgebieden significant te verbeteren. Bovendien maakt aanleg van de nieuwe wijk het mogelijk om het stads-

hart per boot te benaderen. In de wijk zelf wordt het bestaande ecosysteem – drasland – geïntensiveerd. Het plan is ontwikkeld in samenwerking met enkele natuurbeschermingorganisaties en past in het beleid om verschillende moerasgebieden in de omgeving via ecologische corridors aan elkaar te knopen. Voor het ontwerp werkte Atelier PRO samen met het Britse Baca Architects, een bureau dat een reputatie heeft opgebouwd in ‘overstromingsbestendige’ architectuur en stedenbouw. Naar verwachting wordt in 2013 begonnen met de aanleg van de nieuwe woonwijk. (RG)

63 — AWM 41


64 — AWM 41

Ontwerpen op levensduur De levensduur van bouwproducten is lang niet altijd gelijk aan die van het gebouw waarin ze zijn toegepast. Al in de ontwerpfase kan rekening worden gehouden met de tijdsduur dat een bouwproduct zijn functie kan of moet vervullen. Door daarop de keuze af te stemmen wordt een materiaal optimaal benut en blijft er zo min mogelijk restwaarde over. Tekst Cindy Vissering/SBR Fotografie Anita Huisman

Bij de bouw speelt de levensduur van bouwproducten op verschillende manieren een rol: ten eerste bij het berekenen van de milieubelasting van een gebouw, ten tweede bij het bepalen van de kosten ten opzichte van de levensduur van een functie of gebouw. Stel dat een gebouw een verwachte levensduur van vijfenzeventig jaar heeft, maar de verwachte levensduur van een toe te passen bouwproduct – bijvoorbeeld een kozijn – is korter, dan moet dat product dus twee- of driemaal worden vervangen. Dat betekent extra milieubelasting. Voor de levensduurkosten geldt in feite een vergelijkbaar verhaal, zij het dat daar wordt gerekend met werkelijk geld in plaats van milieukosten. Als tijdens de levensduur van het gebouw de

kozijnen twee of drie keer moeten worden vervangen, moeten de aanschafkosten dus ook vertweevoudigd of verdrievoudigd worden. Het geschatte tijdsbestek dat het product meegaat, is tevens van belang wanneer in de ontwerpfase de frequentie van (groot) onderhoud wordt opgesteld. Een product kan ook een bepaalde restwaarde vertegenwoordigen, als het naar verwachting langer meegaat dan de gewenste levensduur van een gebouw. De periode dat een bouwproduct zijn functie vervult zegt niets over de feitelijke levensduur van dat product en wat er daarna met het product kan gebeuren. Als het product nog voldoende functioneert, maar niet meer bruikbaar is in het huidige gebouw, kan het product ergens anders worden ingezet. Is de technische

Het kartonnen interieur van een kantoor in Scherpenzeel, ontworpen door RO&AD Architecten, is onlangs na vijf jaar dienst naar het oud papier gebracht


D

levensduur voorbij, dan kan het oude product worden gerecycled. Hergebruik en recycling van bouwdelen worden steeds meer toegepast. Denk bijvoorbeeld aan een stalen balk, die heelhuids uit de sloop van een gebouw komt en elders wordt toegepast. Is er geen vraag naar deze specifieke balk, dan kan het staal gerecycled worden. De discussie over hoe het mogelijke hergebruik en de recycling van een product in de rekenmethoden voor duurzaamheid op bevredigende wijze kunnen worden meegenomen, is nog niet beëindigd. Als een architect in de ontwerpfase hergebruik en recycling meecalculeert, neemt hij feitelijk een voorschot op iets waarvan hij niet weet of het ooit zal gebeuren.

LEVENSDUUR IN DE ONTWERPFASE Of het ontwerp nu een renovatie, transformatie of nieuwbouw betreft, in alle gevallen kan rekening worden gehouden met de gewenste levensduur van de functie en de producten die worden toegepast. Bij tijdelijke huisvesting zal een opdrachtgever niet snel een betonnen casco laten neerzetten, maar mobiele units of demontabele elementen kiezen, die elders kunnen worden hergebruikt. Ook kunnen materialen worden gekozen die van zichzelf een kortere levensduur hebben. Voor zeer tijdelijke ruimtes van één tot vijf jaar is karton bijvoorbeeld een goede optie. Wordt de levensduur van bouwdelen maatgevend voor het kiezen van bouwproducten met bijpassende levensduur? Dan is het interessant om te kijken naar de zes s’en van de Amerikaanse ontwerper en milieudeskundige Stewart Brand. In zijn boek ‘How Buildings Learn’ uit 1994 benoemde hij de bouwdelen van een gebouw met elk een eigen levensduur, vanuit de ervaring van eeuwen bekeken. Bij deze manier van kijken naar levensduur blijkt het instorten van installaties in de constructie(vloeren) niet handig. Het kan zelfs de levensduur van een

Duurzaamheid Ontwerpen op levensduur

65 — AWM 41

geheel gebouw beperken. Flexibele en steeds bereikbare leidingkokers en -zones blijken dan een duurzamere oplossing.

TWEEDE LEVEN Nog een stap verder is om in de ontwerpfase al in te spelen op het tweede leven van onderdelen of zelfs hele gebouwen. Op meerdere schaalniveaus – gebouw, bouwdeel, materiaal – kan rekening worden gehouden met flexibele inzetbaarheid. Gedurende zijn levensduur kan een gebouw meermaals van functie veranderen. Hier is van te voren op te ontwerpen, maar er is nooit te voorspellen wat een volgende functie gaat worden. Bij veel flexibel indeelbare gebouwen wordt nooit gebruikgemaakt van het feit dat ze flexibel indeelbaar zijn. Anderzijds: tal van gebouwen staan leeg of worden gesloopt, omdat ze die flexibiliteit niet hebben. Bij functieaccommoderend bouwen wordt een mogelijke flexibiliteit en wisseling van functies al in de ontwerpfase mogelijk gemaakt. Als een gebouw wordt aangepast aan een nieuwe functie kan er een afvalstroom ontstaan van elementen die niet meer aansluiten op die nieuwe functie. De levensduur van het product of bouwdeel overstijgt dan de levensduurfase van het gebouw. Een product dat zo afvalt voor het ene gebouw, kan echter nog goed toepasbaar zijn in een andere situatie. Hierop kan in de ontwerpfase worden ingespeeld door de manier van detailleren. Kennis van de levensduur van bouwproducten is in de ontwerpfase van cruciaal belang: het draagt bij aan een weloverwogen keuze voor het toe te passen materiaal en product.—

Meer weten? Bestel de publicatie Catalogus Levensduur van Bouwproducten via de site www.sbr.nl

De zes s’en van Stewart Brand Site – De locatie blijft door de eeuwen heen de stabiele factor, verkavelingen en straatpatronen in een stad blijven gedurende zeer lange tijd nagenoeg hetzelfde. Structure – De constructie van een gebouw is in feite het gebouw. Die is lastig aan te passen en kan een lange levensduur hebben, variërend van dertig tot driehonderd jaar. Skin – De omhulling: de gevel en het dak van het gebouw zijn onderhevig aan weersinvloeden en heersende architectuuropvattingen. De gevel verandert gemiddeld elke twintig jaar. Services – De installaties van een gebouw worden elke zeven tot vijftien jaar vervangen. Deels door veroudering van onderdelen van de systemen en deels door veranderende eisen aan de installaties. Space Plan – De indeling van het gebouw: plafonds, binnenwanden, vloerafwerking en binnenwandafwerking. Die kunnen in winkels en kantoren elke drie jaar veranderen en wel dertig jaar hetzelfde blijven in een woning. Stuff – De meubels en spullen die mensen om zich heen verzamelen en dagelijks tot maandelijks verplaatst worden. Ze hebben een zeer korte cyclus.


Velux Group

66 — AWM 41

In het recent opgeleverde LichtAktiv Haus in Hamburg zijn daglichtopeningen in ruime mate toegepast.


D

Duurzaamheid Active House

voor zachte waarden? In naam van duurzaamheid worden gebouwen gerealiseerd waarin mensen niet meer dan meewerkende, soms zelfs lijdende voorwerpen zijn. Het woord ‘gebruiker’ vooronderstelt daarentegen een actieve rol. Met de ontwikkeling van de Active House-visie krijgt de architect een middel in handen om mensgericht én duurzaam te bouwen.

gebruikers. De opgave is dus in de eerste plaats niet een technologische, maar een ontwerpopgave. In de Energie Prestatie Norm (EPN) wordt op basis van gestandaardiseerd gebruikersgedrag een integrale beoordeling van de energieprestatie van een gebouw berekend, terwijl deze ‘standaardpersoon’ helemaal niet bestaat. Een EPC geeft dan ook niets meer dan een rekenkundige waarheid, die weinig met feitelijk energieverbruik te maken heeft. Juist door te focussen op bijvoorbeeld EPC worden gebruikers genegeerd.

Tekst Atto Harsta/Aldus bouwinnovatie

GEBRUIKER CENTRAAL

In de huidige bouwpraktijk interpreteren opdrachtgevers duurzaamheid vaak als CO2- en energiereductie. Deze overmatige focus op energie levert een onacceptabele versmalling van het begrip duurzaamheid op. Het realiseren van een energieneutraal gebouw is relatief eenvoudig in de

— De mens mag niet door rekensommen en labels op de achtergrond raken zin dat we alle techniek in huis hebben om energieneutrale of zelfs energieleverende gebouwen te realiseren. Energieneutraal bouwen heeft echter geen zin als het niet resulteert in comfortabele, gezonde en vitaliserende gebouwen voor haar

In de afgelopen twee jaar zijn in de ons omringende landen de eerste woningen op basis van de Active House-visie gerealiseerd (Zie onder andere AWM 38: ‘Niet geven, maar nemen’). Hét onderscheidende aspect van dit concept is juist de aandacht voor de mens. Binnen deze visie worden aspecten als energie, daglicht, duurzame materialen en een gezond binnenklimaat op een holistische wijze benaderd, altijd met de mens als vertrekpunt. De reden waarom juist architecten zich heel bewust met integrale mensgeoriënteerde duurzaamheid moeten bezighouden is simpel: als zij het niet doen, doet niemand het. De rekensom van het (theoretisch) energieverbruik of een hoge waardering in de vorm van een label mag voor een ontwerper geen reden zijn om de gebruiker uit het oog te verliezen. Active House biedt geen kant-enklare oplossingen, maar verleent de opdrachtgever en ontwerper een kader om tegelijkertijd over architectuur, materiaal, mens en energie te denken. Vanaf het schetsontwerp kunnen zodoende keuzes worden gemaakt en beoordeeld. Het dwingt ont-

67 — AWM 41


68 — AWM 41

werpers bovendien innovatieve oplossingen te bedenken die in het belang van gebouw én mens zijn. Een andere belangrijke vernieuwing van de strategie van Active House is de erkenning dat het onmogelijk is om voor elk duurzaamheidaspect de hoogste waarde te halen. Het gaat erom de juiste balans tussen verschillende thema’s te vinden. Er zitten nu eenmaal tegenstrijdigheden in gebouwen: wat goed is voor het binnenklimaat, kan minder gunstig zijn voor het energieverbruik bijvoorbeeld.

NEDERLANDSE VERSIE Momenteel wordt er gewerkt aan de Nederlandse Active House-criteria. Het definiëren en waarderen van zogenoemde ‘zachte waarden’ is daarbij

— Active House beziet per project welke criteria prioriteit moeten krijgen

WVTTK Architecten

een bijzondere uitdaging. Het omschrijven van daglichttoetreding is hiervan een voorbeeld. Mensen waarderen (bewust en onbewust) de aanwezigheid van daglicht. Toch is het moeilijk in het

algemeen te zeggen wanneer het binnenvallende daglicht ‘voldoende’ is voor goed zicht, voor onze gezondheid en psychisch welbevinden en voor de ruimtelijke beleving. Het in kaart brengen van dit soort aspecten en hun onderlinge verbanden en tegenstrijdigheden zal architecten direct in staat stellen om keuzecriteria te overzien. Binnen de drie centrale thema’s energie, binnenklimaat en omgeving zal vervolgens ruimte ontstaan om parametrisch te ontwerpen en prioriteiten toe te kennen. Zo kan het mogelijk zijn dat het ene Active House-project volledig op daglicht focust, terwijl in een ander project aan het gebruik van duurzame materialen maximale prioriteit gegeven wordt. Op alle fronten blijven bovengemiddelde criteria van kracht én is een energieneutrale prestatie een voorwaarde. Bij de verdere uitwerking van de Active House-criteria tot een ‘fysieke’ vorm moeten bekende valkuilen omzeild worden. Als men niet oppast, wordt met de beste bedoelingen toch weer een nieuwe scorelijst gecreëerd. Een discussie over het falen of functioneren van bestaande labels gaat te ver, maar het is een feit dat in de praktijk het werken met labels een onbedoeld effect heeft. Het behalen van een score wordt veelal een doel op zich. Het doel van Active House moet zijn: het opstellen van criteria die de kwaliteit van wonen, werken en recreëren in het toekomstige gebouw daadwerkelijk zullen bevorderen. Of dit doel behaald is, kan alleen in de praktijk beoordeeld worden. Dit vergt een mentaliteitsverandering, maar het maakt het concept des te sterker.

House of Tomorrow Today. Streksel, Nederland Bij het House of Tomorrow Today HoTT, ontworpen door WVTTK Architecten, komen de uitgangspunten van Active House en Slimbouwen bij elkaar. Het doel is om een woning te realiseren die materiaalefficiënt, energieneutraal, adaptief én gericht op het welzijn van de gebruiker is. Dat vraagt een verregaande integratie van alle bouwdisciplines.


Duurzaamheid Active House

Velux Group

Velux Group

D

69 — AWM 41

LichtAktiv Haus. Hamburg, Duitsland In het recent opgeleverde LichtAktiv Haus in Hamburg spelen daglichtopeningen een belangrijke rol. Het betreft een transformatie van een relatief gesloten bestaande woning naar een open aaneenschakeling van daglichtovergoten ruimtes. Een centrale vide met bovengelegen dakopeningen maakt het mogelijk om door natuurlijke trek de gehele woning te ventileren. Op basis van monitoring van temperatuur, CO2-concentratie, relatieve luchtvochtigheid en buitenklimaat worden de dakvensters automatisch geopend en gesloten. Het systeem is zodanig ingericht dat de installaties kunnen anticiperen op gebruikers, die een extra raam of zonwering openzetten. De komende zomer zal uitwijzen in hoeverre dit systeem in de praktijk functioneert.

Home for Life. Lystrup, Denemarken De Active House-visie is voor het eerst in de praktijk gerealiseerd met het project ‘Home for Life’. De resultaten van een jaar monitoring tonen aan dat het energetische doel – in veertig jaar volledig energieneutraal – haalbaar geacht moet

ACTIVEREN Van een Active House-woning in Aarhus is na ingebruikname een jaar lang de energiehuishouding in kaart gebracht. De woning bleek (nog) niet energieneutraal te functioneren door “overmatige aanpassing van de regelsystemen door de bewoners”, aldus het evaluatierapport. Mensen handelen niet altijd energie-efficiënt, zeker niet als dit ten koste gaat van uitzicht en daglichttoetreding. De reflex om de mens vervolgens de regie uit handen te nemen is hardnekkig. Er moet lering worden getrokken uit deze testcase, zodat comfort en energiereductie kunnen samengaan. Techniek en gebouw moeten de gebruiker tot dienst zijn. In de bouw geldt dat wat meetbaar, communiceerbaar en financieel te onderbouwen is, ook

worden. Het project laat bovendien zien dat een dergelijke doelstelling net zozeer een architectonische als een bouwtechnische opgave is. Zo zijn bijvoorbeeld in elke verblijfsruimte op twee oriëntaties ramen gepositioneerd tot een totaal van 40% van het BVO (tweemaal meer dan wat gangbaar is). Controle over licht, buitenlucht en uitzicht kan hierbij zowel vraaggestuurd als handmatig plaatsvinden via een intelligent gebouwbeheerssysteem.

direct ‘waar’ is. Alles wat niet hard en objectief meetbaar is, dreigt hiermee in de verzakelijking van duurzaamheid minder aandacht te krijgen. Gezonde, mensvriendelijke gebouwen moeten echter ontstaan dankzij duurzame ambities, niet ondanks. Active House zal zich hopelijk ontwikkelen tot een middel waarmee de individuele gebruiker geactiveerd wordt en waarmee het welbevinden van de gebruiker weer hoog op de agenda komt. Hiermee kan de architect zich hardmaken om duurzame kwaliteit te realiseren.—

Aldus bouwinnovatie houdt zich bezig met de realisatie van duurzame innovaties in de bouw. Aldus is betrokken bij het vertalen van de Active House-visie naar de Nederlandse bouwpraktijk.


70 — AWM 41

De Dakdokters hebben een groendak aangelegd op het American Book Centre in Amsterdam

Hoge vegetatie Groendaken zijn in Nederland bezig aan een opmars, al dan niet gestimuleerd door gemeenten. Op wat voor manieren kunnen daken worden beplant en wat zijn de voordelen? Tekst Leonie van der Velden Grasdaken, mosdaken, mos-sedumdaken, tuindaken: daken met beplanting zijn er in verschillende soorten. Afhankelijk van het soort beplanting is er sprake van een intensief of een extensief groendak. Een intensief groendak is vergelijkbaar met een tuin;

het bestaat uit gras, planten, struiken of bomen en is daardoor onderhoudsgevoelig. Een voorbeeld van zo’n intensief groendak is Kensington Roof Gardens in Londen: een weelderige tuin met een ruim terras en een waterpartij. Met zesduizend vierkante meter dakoppervlak is dit een van de grootste daktuinen van Europa. Extensieve groendaken zijn begroeid met mossen, vetplanten en kruiden, en zijn onderhoudsarm. Een extensief groendak kan in principe op alle platte daken en op schuine daken tot een helling van ongeveer zestig graden worden aangelegd. Intensievere groendaken kunnen worden aangelegd tot een dakhelling van vijfenveertig graden. Bij Stadsboerderij Weizigt NMC in Dordrecht, dat vorig jaar is opgeleverd, is een extensief groendak


D

Duurzaamheid Groendaken

al meegenomen tijdens de ontwerpfase. Met het begroeide dak in een golvende vorm heeft Ingenieursbureau Drechtsteden ernaar gestreefd zijn ontwerp te laten aansluiten op de natuurlijke omgeving. Ook de daken van het American Book Centre aan het Amsterdamse Spui en van het Milieucentrum Amsterdam zijn groen. Beide zijn aangelegd door De Dakdokters, een bedrijf dat (extensieve) groendaken aanlegt op bestaande bouw. Tussen intensieve en extensieve groendaken zijn vele vormen mogelijk, afgestemd op het gewenste onderhoud, het gebruik en de draagconstructie van het gebouw.

OPBOUW Een groendak wordt opgebouwd uit een aantal lagen: een waterkerende dakbedekking, een wortelwerende folie, een drainagelaag, een filterdoek, een (voedselarm) substraat en de beplanting. Bij schuine groendaken is een drainagelaag niet altijd nodig, maar vaak wel weer een laag om afschuiven te voorkomen. Met de wortelkerende laag wordt voorkomen dat de plantjes ingroeien en daarmee lekkages veroorzaken. De drainagelaag voert overtollig water af, maar kan eventueel ook dienen als (tijdelijk) waterreservoir. Het filterdoek voorkomt dat substraatdeeltjes in de drainagelaag terechtkomen en de afvoer van regenwater blokkeren. Het voedselarm substraat voorkomt onkruid. De beplantingslaag bestaat bij extensieve groendaken nagenoeg altijd uit sedummatten. Sedumplantjes zijn vetplanten die nauwelijks voeding uit de bodem nodig hebben. Door ze vooraf op matten te kweken, kan het dak meteen groen worden opgeleverd. Bij het aanleggen van een groendak dient rekening te worden gehouden met de belasting van

Begroeide daken na 2010 Op een moment dat groendaken in een allengs groeiende belangstelling staan, verschijnt een degelijk wetenschappelijk onderbouwd en tegelijk praktisch boek over het onderwerp. De auteurs Teeuw en Ravesloot bespreken de techniek, de organisatie en het maatschappelijk belang van verschillende typen groendaken. Het hoofdstuk over techniek gaat in op de functies en

71 — AWM 41

het dak. Voor een sedumdak geldt een maximale belasting van ongeveer 85 kilo per vierkante meter bij totale verzadiging. Wanneer er een intensief groendak of een daktuin wordt aangelegd, is vooraf een constructieberekening nodig. Het gewicht van grotere daktuinen kan worden verlaagd door het gebruik

— Een intensief groendak vraagt om een constructieberekening vooraf van geëxpandeerde kleikorrels in plaats van grond. Struiken en kleine boompjes hebben al snel veertig tot vijftig centimeter substraat nodig, grotere bomen vereisen al snel een dikte van een meter. Grotere begroeiing kan worden beschermd tegen windkracht met een verankeringsnet in de substraatlaag, waarin de vegetatie zich hecht.

TOEGEVOEGDE WAARDE Een groendak kan een groot aantal positieve bijdragen aan de (stedelijke) omgeving bieden, zowel op esthetisch als op duurzaam vlak. De functionele bijdragen lopen uiteen van waterbuffering, verkoeling en fijnstoffiltering tot vergroting van de biodiversiteit. Wat dat laatste betreft: vooral vogels en bijen hebben baat bij groene daken. Door de klimaatverandering wordt het Nederlandse weer extremer: heviger regenval en hogere temperaturen. Een groendak houdt het regenwater

de opbouw van begroeide daken; het volgende hoofdstuk biedt onder andere informatie voor ontwerp, projectmanagement en het beheer van groendaken. Tot slot wegen de auteurs de maatschappelijke voor- en nadelen tegen elkaar af. Uit de degelijke aanpak blijkt hun lange onderzoekservaring, maar hun schrijfstijl houdt het boek toegankelijk. Er is ruim gebruik gemaakt van tabellen, diagrammen en tekeningen. Dat draagt bij aan ‘Begroeide daken na 2010’ als praktisch boek, net als de bijlagen, referenties en de achtergrondinformatie. Helaas zijn de bijschriften in de foto’s soms slecht leesbaar. (RM)

Peter G. Teeuw & Christoph Maria Ravesloot – Techne Press – 2011 – 24 x 17 cm, oblong – 128 pagina – softcover – ISBN 9789078469063


72 — AWM 41

even vast alvorens het in het hemelwaterafvoersysteem verdwijnt en vermindert zo de piekbelasting van het riool. Ook verdampt een deel van de regen al op het dak en neemt het groen een deel op als voeding. De inzet van veel groendaken in de stad zou aanpassing van het rioolnet kunnen voorkomen. Vooral gebouwen met een groot oppervlak aan plat dak, zoals fabrieken en bedrijfspanden, kunnen een goede waterbuffering bieden. De vegetatie houdt zonnestralen tegen, waardoor het gebouwinterieur minder opwarmt. Door de verdamping wordt bovendien de onderliggende ruimte gekoeld. Op een zwart dak kan de temperatuur oplopen tot 85°C, terwijl die op een groendak maximaal 35°C wordt. De verkoelende werking van een groendak heeft ook een positief effect bij de toepassing van zonnepanelen. Het rendement van

— Een groot plat dak kan een goede waterbuffering bieden zonnepanelen is hoger als de temperatuur niet teveel oploopt. Het tegenhouden van zonnestralen betekent ook dat het dak minder wordt blootgesteld aan warmte en UV-stralen. Volgens Matthijs Bourdrez van De Dakdokters gaat dankzij de vegetatie een dak minimaal twee keer zo lang mee. Vaak wordt ook het filteren van fijnstof en het opnemen van CO2 als voordeel genoemd van groendaken. Bourdrez vindt het geen duidelijk waarneembare eigenschap en dan ook niet het betrouwbaarste argument voor de aanleg van een groendak. “Maar als het zo is, dan is dat mooi meegenomen”, aldus Bourdrez. Uit onderzoek is gebleken dat groendaken wel in staat zijn zware metalen op te nemen. Regenwater neemt zo minder zware metalen uit de daken mee in de riolen.

TWEEDE MAAIVELD Nu zijn daken vaak loze oppervlaktes waar nauwelijks gebruik van wordt gemaakt, maar groendaken kunnen als een aantrekkelijk tweede maaiveld dienen. LG architecten heeft een concept ontwikkeld om de aanleg van een groendak voor particulieren gemakkelijker te maken: de Green Cube. Daarmee wordt de leefruimte voor de bewoners vergroot en de stedelijke ruimte efficiënt benut. De verwachting is

dat de eerste Green Cubes dit voorjaar gerealiseerd worden in Rotterdam. De Dakdokters heeft een Prefab Ecodakterras ontwikkeld. Door een groendak toegankelijk te maken en zo extra leefruimte te creëren, stijgt de waarde van een pand en worden stadswoningen interessanter voor gezinnen of doelgroepen met hogere inkomens, meent ook De Dakdokters. Volgens dit bedrijf kan met het aanleggen van meerdere daktuinen ‘een tweede horizon’ worden gecreëerd.

KEUZE OF VERPLICHTING Het integreren van groen in de architectuur is beslist geen recente ontwikkeling. Wel kan worden gesteld dat in de afgelopen jaren de belangstelling sterk is toegenomen. Inmiddels worden groendaken in onder andere Engeland, Scandinavië en Duitsland al grootschalig toegepast. In de gemeente Antwerpen moeten sinds februari 2011 alle nieuwe of vernieuwde platte daken worden voorzien van groen. In Nederland worden groendaken pas sinds anderhalf jaar regelmatiger aangelegd. Volgens Dakdokter Bourdrez is er sprake van ‘onbekend maakt onbemind’, maar maakt ook het ontbreken van cijfers over de invloeden van een groendak de drempel hoog. Groen op een dak isoleert. Maar hoe werkt dat bij verschillende soorten begroeiing? Groen zorgt voor een langere levensduur van het dak. Maar hoeveel langer? Zolang onduidelijk is hoeveel je met een groendak bespaart en hoe duurzaam het precies is, blijft het een gevoelsmatige keuze. Bourdrez: “Mensen wonen gemiddeld acht jaar in een huis. Wanneer ze gaan verhuizen is een dak vaak nog prima. Een groendak is een langetermijninvestering.” Moeten groendaken dan verplicht worden gesteld, zoals de gemeenten Antwerpen en Kopenhagen hebben gedaan? Boudrez vindt het verplicht stellen van groendaken positief voor de stad, maar meent dat groendaken daarmee minder bijzonder en exclusief worden. “Ik denk dat blijven stimuleren beter is dan verplichten.” Carola Vonk van de onderneming Nophadrain ziet ook een nadeel. “Verplichten zal ten koste gaan van de kwaliteit van groendaken”, zegt ze. “Als dan net aan de norm wordt voldaan door middel van een sedummatje op een laagje schuim is het groendak na een jaar dood. Dan draagt het niets bij aan duurzaamheid.” In Nederland zijn groendaken (nog) niet verplicht, maar de overheid promoot de aanleg wel. Amsterdam, Rotterdam en Groningen subsidiëren de aanleg van groendaken. Een stimulans zolang groendaken nog geen ingeburgerd fenomeen zijn en cijfers de positieve gevolgen nog niet onderbouwen.—


D

Duurzaamheid Groendaken

73 — AWM 41

Boven De Green Cube van LG Architecten kan bijdragen aan een tweede maaiveld Onder links Een intensief groendak van Nophadrain op een parkeergarage in Landgraaf Onder rechts Een intensief groendak, van Nophadrain, op een parkeergarage in Rosmalen



Innovatie loont!

Aldus bouwinnovatie

Wij realiseren duurzame en integrale innovaties voor advies en realisatie van:

Production

›

›

Logistics

Disposal

›

› Installation

››

Use

Life Cycle Assessments

› › › ›

visie- en strategieontwikkeling integrale duurzaamheid new business development concept- en productontwikkeling › marketing en communicatie

Succesvol innoveren in de bouw kan! www.aldus.nl T 030 238 03 04 E aldus@aldus.nl

Gira Esprit Nieuwe afdekraamvarianten

hgschmitz.de

(1 !1$(#3 #$ , 3$1( + $- *+$41*$48$ (- '$3 2"' *$+ 1/1.&1 ,, 2/1(3 5$1#$1 4(3 $3 #$ -($46$ %#$*1 ,5 1( -3$- +4,(-(4, 86 13 +4,(-(4, !14(- $- -.3$-'.43 +4,(-(4, 6.1#3 '$3 24""$25.++$ #$2(&-".-"$/3 ".-2$04$-3 #..1&$5.$1# '$+#$1$ 5.1,$- &$2$+$"3$$1#$ , 3$1( +$- $- /$1%$"3$ .//$15+ **$- () #$ %#$*1 ,$- 5 - &$:+.7$$1# +4,(-(4, !+()%3 #$ - 3441+()*$ 2+()/2314"3441 5 - '$3 , 3$1( + !$'.4#$- $ .1& -(2"'$ -$1% 5 - '$3 -.3$-'.43 5$1+$$-3 $+* %#$*1 , 8()- (-#(5(#4$+$ * 1 *3$1 ..1 (1 2/1(3 8()- ,$$1 # - %4-"3($2 5$1*1()&! 1 $$1 (-%.1, 3($ 7

(1 $"'-(2"'$ 1.%( .3+(-$ $+ .% 666 &(1 -+ $2/1(3 %! 5 + - 1 +4,(-(4, 86 13 -31 "($3 +4,(-(4, !14(- "19,$ 6(3 &+ -8$-# -.3$-'.43 +4,(-(4, *+$41 +4,(-(4,


Een daktuin aanleggen was nog nooit zo eenvoudig‌.

Green Label Sedum Tray De kant-en-klare Green Label Sedum Trays, welke al volledig begroeid zijn met Sedum plantjes, kunnen zo op het dak geplaatst worden. Zo maakt u heel eenvoudig een professionele daktuin! Afhankelijk van de daklaag dient er een bescherm-/ irrigatiemat gelegd te worden. De trays die in elkaar klikken’ kunnen hier eenvoudig op geplaatst worden en vormen een stabiele Sedum mat. Langs de randen wordt een grindlaag van ongeveer 10 cm breed aangehouden. Vraag uitgebreide informatie aan over de Green Label Sedum Tray.

Green reeen Label Sedum Tray S E D U M

T R AY

Hoe is de Green Label Sedum Tray opgebouwd? ? De Green Label Sedum Tray is opgebouwd uit 4 lagen: 1. De vegetatielaag van tenminste 8 verschillende soorten Sedum plantjes. 2. De substraatlaag is speciaal ontwikkeld voor de Green Label Sedum Trays, licht van gewicht, met voldoende voedingsstoffen en een groot waterbufferend vermogen en RHP gecertificeerd. 3. De scheidings-/filterlaag is een polyester vliesdoek dat uitspoeling van fijne stofdeeltjes en het substraat voorkomt. 4. De drainagelaag bestaat uit gebroken Geohydrokorrels welke direct water opnemen voor de droge perioden. Het hemelwater dat niet door het groen-dak wordt opgenomen, kan getemporiseerd wegvloeien naar de afvoerpunten op het dak. De kant-en-klare Green Label Sedum Trays zijn al begroeid met tenminste 8 verschillende soorten Sedum plantjes. Deze Sedumbeplanting heeft de eigenschap te kunnen overleven in een beperkte substraatlaag en kan droge periodes overbruggen. GREEN LABEL is een product van:

www.daktuinsubstraten.nl

Jongkind Grond BV Oosteinderweg 357, 1432 AX Aalsmeer Tel. 0297 324505 / 0297 368088 E info@daktuinsubstraten.nl


,JV (J[P] <^ KHR LU PUaL[[LU ]VVY LLU IL[LY TPSPL\& 3HH[ aVU ^PUK LU YLNLU OL[ ^LYR KVLU

56_ YLK\JLYLUK *6 ILZWHYLUK ,ULYNPLILZWHYLUK >H[LYI\MMLYPUN +\\YaHHT PURVWLU ,FRSDO LQYHVWHHUW YHHO LQ GXXU]DPH RQWZLNNHOLQJHQ YRRU GDNHQ 'H SURGXFWHQ GLH KLHUXLW YRRUWNRPHQ ZRUGHQ RS GH PDUNW JHEUDFKW RQGHU GH QDDP (FR $FWLY 'RRU WRHSDVVLQJ YDQ GH LQQRYDWLHYH (FR $FWLY V\VWHPHQ NUğJW HONH P GDNRSSHUYODN HHQ H[WUD IXQFWLH ZDDUPHH GDNHQ HHQ SRVLWLHYH EğGUDJH NXQQHQ OHYHUHQ DDQ GH PLOLHX HQ NOLPDDWSUREOHPDWLHN (FR $FWLY V\VWHPHQ SDVVHQ XLWVWHNHQG ELQQHQ HHQ GXXU]DDP LQNRRSEHOHLG ZZZ LFRSDO QO 1R[LWH /DDW 1R[LWH GH OXFKW ]XLYHUHQ %L(/6R 2QHLQGLJ KHUJHEUXLN YDQ ELWXPHQ ,&2681 )OH[LEHOH ]RQQH HQHUJLH V\VWHPHQ ,FRƅRU 0HW GH QDWXXU YHUERQGHQ GDNV\VWHHP


78 — AWM 41

EP

Economie en Praktijk

BOEK

Tent en Piramide Kort, maar met diepgang. In een kleine zestig pagina’s beschrijft architectuurhistoricus Koos Bosma de ontwikkeling van zowel de Nederlandse geschiedschrijving als de kritische beschouwing van architectuur sinds de jaren zeventig. Het boekje kent twee delen. Het eerste gaat in op de manier waarop architectuurgeschiedschrijving zich vanaf de jaren zeventig heeft ontwikkeld. Bosma start met een gelaagde analyse van het nieuwe Acropolismuseum van architect Bernard Tschumi. Deze analyse is exemplarisch voor de stand van de architectuurgeschiedschrijving. Architectuurhistorici waren veertig jaar geleden nog niet in staat dergelijk rijke analyses van gebouwen te maken. De jaren zeventig vormden een kentering doordat de context van architectuur in het middelpunt van de belangstelling kwam te staan. Hierdoor verbreedde het vak zich en kon het aanhaken op de actualiteit. Het tweede deel behandelt de architectuurkritiek. Bosma beschrijft

geraffineerd hoe de tijdsgeest van de jaren zeventig leidde tot een focus op maatschappijkritiek binnen de architectuurkritiek. Gebouwen of projecten dienden zich uit te spreken over sociale en politieke vraagstukken. Hier komt ook de titelverklaring aan bod. Een piramide staat op zichzelf terwijl een tent beter in staat is om ‘kortstondig onderdak te bieden aan geëngageerde passanten.’ Autonome en dienstbare architectuur leken lange tijd onverenigbaar. Bosma eindigt met de constatering dat het in het afgelopen decennium ontbrak aan kritische begeleiding van de architectuurweelde. Inmiddels zijn we weer een stap verder: Nederland is niet langer ‘gidsland’ voor architectuur. Bosma eindigt met een relevante vraagstelling voor eigentijdse architectuurkritiek: “Hoe verhouden zich tent en piramide, juist in tijden van crisis?” Het laatste stuk gaat in sneltreinvaart, wat ten koste gaat van de nuance. Hier lijkt Bosma zijn verhaal iets te snel afgemaakt te hebben. Zo laat hij bijvoorbeeld de invloeden van verschillende (sociale) media op de beschouwing van architectuur volledig buiten beschouwing. Het schrijven over het schrijven over architectuur doet naar meer verlangen. Het bescheiden boekje zou een reeks

kunnen worden waarin historici en critici kunnen aanhaken op het raamwerk dat Bosma heeft neergezet. (RJdK) Koos Bosma – Uitgeverij 010 – 2011 – paperback – 14 x 22 cm – 64 pagina’s – ISBN 9789064507670 – € 12,50 – Nederlands


EP

Economie en Praktijk Korte berichten

79 — AWM 41

400%

NL 350%

BEL 300%

FRA

250%

DUI

200%

ENG

150% 100% 50%

EUROPESE GEMIDDELDE

0% -50%

ONDERZOEK

Architectenvak in 2010 Het Architects Council of Europe (ACE) onderzoekt sinds 2008 de stand van het architectenvak in heel Europa. Recent werden de resultaten van 2010 gepubliceerd. Daaruit blijkt ondermeer dat er in Europa sinds 2008 tien procent meer architecten zijn, terwijl er vijftien procent minder gebouwd wordt. Het ACE vroeg 33 Europese landen om mee te werken aan hun onderzoek. Hiervan hebben 23 landen volledige input gegeven. In Nederland werkten 214 architecten, waarvan 161 directeuren, mee aan het onderzoek. Opvallende afwezige architectuurlanden zijn Spanje en Zwitserland. Naast de informatie van architecten zelf betrok het ACE onder andere statistische data van

Bouwmarkt

Eurostat, het statistische bureau van de Europese Unie. De kracht van een dergelijk onderzoek is dat het je in staat stelt om verder te kijken dan de eigen landsgrenzen en verbanden te leggen. Een aantal zaken vallen op als de uitkomsten van het onderzoek voor verschillende landen wordt afgezet tegen het Europese gemiddelde van desbetreffend onderwerp. Zo blijken architecten in Nederland het best te verdienen van heel Europa. Waar het Europese gemiddelde rond de € 30.000,- bruto ligt, daar verdienen Nederlandse architecten met € 55.000,- ruim 83 procent meer. Nederlandse architectenbureau’s genereren het merendeel van hun omzet, 96,7 procent, in eigen land, terwijl bijvoorbeeld Franse en Belgische bureau’s meer over de grens kijken. Een gemiddeld Frans bureau genereert 9,3 procent van zijn omzet in het buitenland. Daar staat tegenover dat het vooruitzicht in Nederland niet bijster positief is. Het merendeel van de respondenten verwacht dat de opdrachtenportefeuille het komend jaar zal dalen. Duitsland, Engeland en

€ 52 miljard

-8

Vooruitzicht

7,7%

Percentage omzet uit het buitenland

€ 30.000

Gemiddelde bruto jaarsalaris

-100%

Frankrijk zijn gematigder negatief. De discrepantie tussen inkomstenniveau en toekomstverwachting gekoppeld aan de constatering dat het vooral onze eigen markt was die in het verleden het, voor Europese begrippen, royale honorarium betaalde, dwingt architecten om hun afzetmarkt in een breder perspectief te plaatsen. Daarom is het interessant om de Europese markten te bekijken. De Europees gemiddelde waarde van de bouwsector is 52 miljard euro. Nederland zit daar met 83 miljard flink boven, maar dat valt in het niet bij Duitsland, Engeland, Frankrijk (respectievelijk 217, 233 en 250 miljard). Conclusies zijn altijd discutabel, maar het onderzoek van het ACE wijst voor Nederlandse architecten onder meer uit dat ze hun bovengemiddelde inkomen waarschijnlijk onhoudbaar is en dat er actiever op zoek gegaan moet worden naar buitenlandse afzetmarkten. (RJdK)

Meer weten? Ga naar www.ace-cae.org


80 — AWM 41

PARTNERBUREAU

Wat maakt mijn bureau interessant voor samenwerking? Voor jonge architectenbureaus is samenwerking met een groter bureau een goed middel om aan grotere opdrachten te kunnen werken. Vooral bij Europese aanbestedingen die, door de hoge eisen, in Nederland vaak alleen toegankelijk zijn voor grotere bureaus. Wat zijn de aandachtspunten bij de zoektocht naar deze allianties? Tekst Mariana Idiarte Veel grote en middelgrote architectenbureaus zijn door toedoen van de recessie gekrompen, waardoor het aantal specifieke expertises dat ze in huis hebben is afgenomen. Dit terwijl deze bureaus op basis van opgebouwd portfolio en ervaring nog steeds voor grote opdrachten in aanmerking komen. Onder andere deze conditie leidt ertoe dat het meer dan voorheen wenselijk is om samenwerkingsverbanden aan te gaan met kleinere en vaak jongere bureaus. Deze dienen zich echter wel in de kijker te spelen. Via initiatieven van architectuurorganisaties krijgen jonge bureaus vaak kansen hun werk te laten zien aan vakgenoten. Hoewel dit veel netwerkmogelijkheden biedt, is de kans om door een potentieel partnerbureau ‘ontdekt’ en uitgenodigd te worden gering. Een geschikte samenwerkingspartner vinden vereist vooral een proactieve houding en een goede voorbereiding. Dit begint

met het opdoen van kennis en het analyseren van het eigen potentieel. Waarom zou een ander bureau jou als partner kiezen? Een jong bureau moet de eigen meerwaarde vooral niet onderschatten. Elk bureau, hoe klein ook, heeft iets dat bij een ander bureau ontbreekt. “Hoe bescheiden de portefeuille van een jong bureau ook kan zijn, als het zich goed presenteert en duidelijk maakt wat zijn meerwaarde is, wordt het als serieuze partner beschouwd”, beweert Dirk-Jan Postel, partner bij Kraaijvanger.Urbis. Postels bureau heeft positieve ervaringen opgedaan met samenwerkingsinitiatieven, ook met kleinere bureaus. De toegevoegde waarde kan zich op verschillende niveaus bevinden. Het gaat daarbij vooral om kwaliteiten die een groter bureau (tijdelijk) niet in huis heeft. Zo kan een specialisme in een bepaalde (teken)techniek of ervaring met een specifiek type project welkom zijn. Ook kan een jong bureau door de beheersing van een taal, de kennis van een bepaalde cultuur of branche, of toegang tot verschillende netwerken onderscheidend zijn. “Het gaat om specifieke expertise die je als bureau kunt inbrengen zodat er gezamenlijk een meerwaarde ontstaat die de som der delen overstijgt”, zegt Kees Plomp van Venhoeven-CS. Binnen zijn bureau wordt regelmatig met zowel grote als kleine namen samengewerkt. Net zo belangrijk als zelfkennis is

dat een jong bureau zich verdiept in de gewenste, mogelijke partners. Als klein bureau moet je erachter komen wat de potentiële partner van jou verwacht, welke ambities er worden nagestreefd en wat de kwaliteiten en valkuilen zijn. Een samenwerking heeft kans van slagen als je eigen vaardigheden, kennis en ambities matchen met de behoeftes van de ander. Het kunnen inschatten wat de meerwaarde van samenwerking is voor een (potentiële) opdrachtgever kan een sleutel tot samenwerking zijn. Plomp: “Een jong bureau moet laten zien dat het niet op zoek is naar een suikeroom, maar naar een partner met wie om strategische redenen kan worden samengewerkt. Het moet laten zien dat het bereid is te investeren in een samenwerking.” Uiteindelijk zijn er niet alleen zakelijke redenen om met een bepaald bureau samen te werken. Een persoonlijke klik en de wederzijdse ‘gunfactor’ zijn net zo bepalend in de partnerkeuze. Wel moeten partnerbureaus altijd realistisch kijken naar het samenwerkingsverband op de langere termijn. Duidelijke afspraken omtrent verantwoordelijkheid en taken zijn daarbij onontbeerlijk. “Maar”, sluit Postel af, “uiteindelijk is het altijd een kwestie van vertrouwen en zin hebben in de samenwerking.”

Mariana Idiarte is zelfstandig business consultant voor bedrijven in de creatieve sector


81 — AWM 41

Frank Hanswijk

EP

Economie en Praktijk Korte berichten

PODIUM

Marnix van der Meer, Zecc In de architectuur gaat het om het creëren van ervaringen door middel van een spel van massa en ruimte. Plekken maken om te verblijven en om te ontmoeten. Wat mij daarin vooral fascineert is het ensceneren van momentopnamen, waarin architectuur in één beeld betekenis krijgt. Een enkel kenmerkend beeld dat een compleet verhaal vertelt en tegelijkertijd de ruimtelijkheid verbeeldt. Dat ene plekje in een gebouw waar alles klopt. Alsof het een foto is die uitnodigt tot aanraken en waarin je steeds weer iets kunt ontdekken. De ultieme plek van ruimtelijke perfectie die niet gehinderd wordt door de fysieke condities van een steeds weer wisselende ruimte of een verandering van lichtval, waar beweging geen vertroebeling veroorzaakt. Je eigen beweging is ondergeschikt aan de ervaring en

verbeelding. Een plek waarnaar je kunt kijken als naar een bioscoopfilm, waar je vanuit een comfortabele stoel toch een levende ervaring krijgt aangereikt waarin de regisseur met aan elkaar geknipte kunstmatige fragmenten je diepste emotie weet te raken. Ik ben altijd op zoek naar dat ene architectuurbeeld dat als een film een intrigerend verhaal kan vertellen, waardoor een heel ontwerpproces, inclusief de keuze van materialen of de zoektocht naar compositie, zichtbaar wordt. Waarbij verschillende tijdlagen in beeld worden gebracht of het vakmanschap van de bouwer voelbaar wordt. Waar licht, schaduw, gebruik, verval, vervuiling allemaal zichtbaar worden. De Britse fotograaf Eadweard Muybridge (1830-1904) wist met een serie van losse beelden de beweging van een mens of dier veel scherper vast te leggen dan een filmcamera dat zou kunnen doen. Op dezelfde manier wil ik als architect in een stilstaand beeld de complexiteit van een programmatische vraag beantwoorden of een prikkelend architectonisch verhaal vertellen. Ik moet daarbij ook denken aan grote schilderijen van een

Bijbelverhaal: na een uur kijken ontdek je nog altijd nieuwe dingen. Of aan architectuurfotograaf Julius Shulman die als geen ander met één foto een prachtig verhaal wist te vertellen. Zijn wereldberoemde foto vanaf het terras van een huis in West Hollywood met zicht over de avond van Los Angeles brengt alles samen: licht en donker, dichtbij en veraf, binnen en buiten, materiaal en detail, etc. Het is niet alleen een foto waarin je kunt wegdromen, maar het vertegenwoordigt ook een compleet tijdbeeld. Van mode, design tot architectuur. Ik zoek in een gebouw naar een soortgelijke magie van dat ene beeld. Vastgelegd op een fascinerende foto of alleen te ervaren vanaf dat ene plekje. Waar je de banaliteit van het gebouw even kan vergeten. Ook al maak je van iedere ontwerpstap een ruimtelijke maquette, de schetsrol wordt steeds weer over datzelfde standpunt gelegd. In samenwerking met De Olifantenkooi vraagt AWM aan verschillende ontwerpers om hun visie op het ontwerpvak onder woorden te brengen in een zelfgeschreven tekst.


82 — AWM 41

De visie waarmee Neutelings Riedijk de architectenselectie won beoogt een spraakmakend bouwvolume aan het Spuiplein. De architectonische ambitie en de kwalitatieve ontwikkeling van de omgeving van het nieuwe Dans- en Muziektheater staat nu op de tocht.

Hotspot of koude kermis? Eind vorig jaar werd Neutelings Riedijk Architecten geselecteerd als architect van het nieuwe Dans- en Muziektheater in Den Haag. Om inzichtelijk te krijgen wat de maatschappelijke meerwaarde van het project is, werd een maatschappelijke kosten-batenanalyse uitgevoerd. Recent koos de gemeente voor een aanzienlijke versobering van het plan. De vraag is hoe deze versobering uitpakt. Tekst Herbert ter Beek/BEA Beeld Neutelings Riedijk Architecten

Medio 2012 neemt de gemeente Den Haag een definitief besluit of de ontwikkeling van het nieuwe Dans- en Muziektheater wordt doorgezet. Een in opdracht van de gemeente door Decisio uitgevoerde maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) laat zien dat investeren in cultuur maatschappelijk kan renderen. Een MKBA is volgens economen de correcte manier om te bepalen of een project per saldo maatschappelijke meerwaarde heeft of niet. De maatschappelijke welvaart is het criterium: leidt een besluit ertoe dat de welvaart van alle stakeholders per saldo toeneemt, dan is het een goed besluit. Voor een MKBA worden alle maatschappelijke kosten en baten op een rij gezet en contant gemaakt: de toekomstige investeringsbedragen en kosten worden omgerekend naar de waarde die deze nu hebben. Wil een

MKBA echt een rol spelen in een (politiek) besluitvormingsproces, dan is het zaak dat niet alleen de planvariant tegen het licht wordt gehouden, maar dat er ook alternatieven worden doorgerekend en dat een gevoeligheidsanalyse wordt uitgevoerd die laat zien welke factoren met name bepalen of een project ‘maatschappelijk uit kan’ of niet. Deze factoren vormen voor beleidsmakers de knoppen waaraan zij kunnen draaien om ervoor te zorgen dat het project in de praktijk ook de baten oplevert die ervan verwacht worden.

PLANVARIANT EN VERSOBERD SCENARIO In de planvariant voor het zogenoemde Cultuurforum Spui wordt de locatie het culturele hart van Den Haag met zowel


gemiddelde bezoeker geen 34 euro besteedt maar tien procent minder, dan is wederom sprake van een forse tegenvaller van circa twintig miljoen euro.

VERKEERDE ZUINIGHEID Verslechterende overheidsfinanciën kunnen leiden tot aantasting van de voorwaarden voor een succesvol project. Met alleen een nieuw gebouw is Den Haag er niet. Flankerend beleid is noodzaak. De kwaliteit van het ‘cultuurproduct’ moet toegroeien naar de kwaliteit van het gebouw. Korten op programmeringskosten werkt daarbij averechts. Het Residentie Orkest en het Nederlands Danstheater moeten interessant blijven voor bezoekers die hoge eisen stellen en bereid zijn voor een goeie voorstelling een behoorlijk eind te reizen. Daarnaast vormt een brede programmering met hoogwaardige en laagdrempelige voorstellingen en evenementen de basis voor de beoogde bezoekersaantallen. Integrale gebiedsontwikkeling gericht op sfeer en levendigheid speelt een voorname rol. Architectonische kwaliteit moet hand in hand gaan met gezelligheid en sfeer in en om het Dans- en Muziekcentrum. Integrale gebiedsontwikkeling vormt de basis voor een belangrijke opwaartse potentie in de maatschappelijke baten. Deze is echter niet hard te kwantificeren.

BEZOEKERS EN BESTEDINGEN Wat de gekwantificeerde positieve effecten betreft, is het aantal bezoekers cruciaal. Het project staat of valt met voldoende bezoekers, die niet alleen een voorstelling bezoeken, maar vooraf en daarna ook in het gebied blijven hangen en hun geld besteden. Van de geraamde baten van in totaal 230 miljoen euro wordt zo’n zestig procent veroorzaakt door een forse stijging van het aantal bezoekers en de bestedingen. Als de bezoekersaantallen met tien procent tegenvallen dan scheelt dit, door lagere bestedingen aan met name horeca, twintig miljoen euro aan baten. De uitkomst van de MKBA verslechtert niet alleen als er minder bezoekers komen, maar ook als zij wel opkomen, maar per persoon minder besteden. Als de

en bezoekers graag toeven en hun euro’s besteden. De economische betekenis van gezelligheid is nog een maagdelijk onderzoeksveld, maar voor het succes van het cultuurgebouw aan het Spuiplein is aandacht hiervoor noodzakelijk. Slaagt Den Haag hierin, dan wordt het gebied een culturele hotspot met economisch grote betekenis. Doet de stad dit niet, dan komt zij van een koude kermis thuis en kijken de bezoekers straks vanaf het dakterras naar een leeg plein en een gemiste kans.– Met dank aan Piet Hein de Porto (Decisio)

Scenario’s De verhouding tussen de kosten en baten van het planalternatief (1) en het versoberde scenario (2) zijn grofweg in evenwicht. Het nulalternatief (0) is verliesgevend. In het versoberde scenario wordt rekening gehouden met 15 procent minder bezoekers ten opzichte van het planalternatief. Dit verschil kan groter uitvallen omdat de omgeving in het versoberde scenario niet wordt aangepakt. Een keuze voor het versoberde scenario is namelijk een keuze voor objectontwikkeling (alleen het gebouw), terwijl het planalternatief uitgaat van een integrale gebiedsontwikkeling (gebouw en publieke ruimte).

OBJECT VERSUS GEBIED Het antwoord op de vraag of de baten van het internationaal cultuurforum Spui opwegen tegen de kosten, is in sterke mate afhankelijk van de wijze waarop het project wordt vormgegeven en ook hoe de voorgenomen versobering wordt doorgevoerd. In grote lijnen: als er een fantastisch gebouw wordt neergezet, maar er wordt niet geïnvesteerd in de omgeving, dan is dit een voorbeeld van penny wise, pound foolish. De essentie van het cultuurforum is niet alleen dat de instellingen worden geconcentreerd in een hoogwaardig gebouw, maar ook dat het Spuiplein en omgeving worden getransformeerd tot een levendig en uitnodigend onderdeel van de binnenstad van Den Haag waar bewoners

250

500000

200

400000

150

300000

100

200000

50

100000

0

0

0

1

kosten baten verwacht bezoekersaantal

2

bezoekers

Residentie Orkest, Nederlands Danstheater als het Koninklijk Conservatorium in één nieuw te realiseren gebouw. Daarnaast wordt de buitenruimte van Spuiplein tot Rabbijn Maarsenplein aangepakt. Deze variant is afgezet tegen een realistisch nulalternatief waarin het Koninklijk Conservatorium op de huidige locatie blijft en waarbij de nu ervaren knelpunten van de culturele instellingen worden opgelost met beperkte upgrading van zalen en bijbehorende voorzieningen. In een later stadium is er een versoberde variant geïntroduceerd. Ten opzichte van de planvariant is het Dans- en Muziekcentrum dan meer bescheiden in maat en afwerking en wordt de buitenruimte niet aangepakt. De MKBA van het Dans- en Muziekcentrum Spui onderbouwt dat de investering in de initiële planvariant maatschappelijk ‘uit kan’. Wordt er rekening gehouden met niet-gekwantificeerde effecten die investeren in cultuur met zich meebrengt, dan slaat de balans definitief door naar de positieve kant. Het gaat hierbij om de vergrote kans dat Den Haag in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa wordt, het effect op de aantrekkelijkheid van de stad als vestigingsplaats voor bedrijven en instellingen en de positieve relatie tussen de mate van creativiteit van een stad en het niveau van economische groei.

83 — AWM 41

miljoenen euro’s

EP

Economie en Praktijk Maatschappelijke kosten-batenanalyse


Christian Richters

84 — AWM 41

DBFMO Welke kansen liggen er voor de architectuur als beheer- en onderhoudskosten in het ontwerpproces worden meegenomen? Bij enkele gebouwen die de afgelopen jaren in opdracht van de Rijksgebouwendienst door marktpartijen zijn gerealiseerd, zijn deze aspecten onderdeel van het contract. Meyer en Van Schooten Architecten, UNStudio en EGM architecten vertellen over hun ervaringen. Tekst Michiel van Raaij “Publiek-Private Samenwerking werkt pas goed als de partij die het risico het beste kan beheersen dat risico ook draagt”, schrijft de Rijksgebouwendienst op haar website. In de bekende Design & Build constructie wordt het risico bij de bouwer

gelegd in plaats van bij de opdrachtgever. Sinds enkele jaren gaat de Rijksgebouwendienst echter een stap verder. Met Design, Build, Finance, Maintain & Operate (DBFMO) wordt ook het risico van de financiering, het beheer en het onderhoud bij de markt gelegd. Consortia van de bouwers, investeerders en onderhoudsbedrijven gaan een verplichting aan voor 15 tot zelfs 25 jaar. De Rijksgebouwendienst betaalt voor die periode een vooraf vastgelegde prijs. Sinds 2007 heeft de Rijksgebouwendienst vijf projecten met een DBFMOcontract aanbesteed. Drie andere projecten zitten in de pijplijn. Voor de te realiseren gebouwen stelt de Rijksgebouwendienst een gedetailleerde outputspecificatie op. Architectonische kwaliteit is hier een onderdeel van. De precieze invulling van de bouwopgave laat de Rijksgebouwendienst over aan de markt. Door de marktpartijen vanaf de start van het project het beheer en onderhoud mee te laten nemen, hoopt de Rijksgebouwendienst grote besparingen te bereiken.

Welke rol spelen architecten in deze door marktpartijen gedomineerde processen? Biedt de aandacht voor het beheer en onderhoud kansen voor de architectuur?

DE ROL IN HET ONTWERPPROCES “Voor de architect verandert er eigenlijk niet zoveel”, zegt architect Do Janne Vermeulen van Meyer en Van Schooten Architecten. Als projectarchitect werkte Vermeulen aan de renovatie van het ministerie van Financiën in Den Haag en de nieuwbouw van de Kromhout Kazerne in Utrecht. Bij beide projecten maakte het architectenbureau als ingehuurd adviseur onderdeel uit van het consortium. In de ontwerpprocessen speelde Meyer en Van Schooten een centrale rol. “Dat wij een groot deel van de projectleiding doen is niet contractueel vastgelegd”, zegt Vermeulen, “maar wij geven wel aan dat wij het kunnen en willen doen.” Dat de architect de leiding neemt


EP

Economie en Praktijk DBFMO

85 — AWM 41

De vinnen in de gevel van het kantoorgebouw voor de DUO en de Belastingdienst in Groningen werken niet alleen als zonwering. ISS berekende dat de vinnen er ook voor zorgen dat de ramen minder vaak schoongemaakt hoeven te worden

in het ontwerpproces vindt Vermeulen logisch: “Als architect weet je welke informatie wanneer nodig is. Je hebt het overzicht.” Zowel het ontwerp voor het ministerie van Financiën als voor de Kromhout Kazerne is in een serie workshops tot stand gekomen. Die workshops heeft Meyer en Van Schooten voorgezeten. Ook architect Gerard Loozekoot van UNStudio vindt het logisch dat de architect de leiding heeft in het ontwerpproces. Als projectarchitect werkte Loozekoot aan de nieuwbouw van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) de Belastingdienst in Groningen. “Als architectenbureau zijn wij gewend om de lead te nemen.” Een mooi ontwerp helpt volgens Loozekoot bovendien om een team op één lijn te krijgen. “De rol van de architect is vergelijkbaar met traditionele projecten”, vindt ook architect Erik Fokkema van EGM architecten. “Als architect ben je de componist van het stuk. In het ontwerpproces bepaal je het ritme waarin andere

adviseurs hun bijdrage leveren.” De ontwerpen die onder leiding van de architectenbureaus tot stand komen, leiden uiteindelijk tot een Best And Final Offer (BAFO): het voorstel van het consortium aan de Rijksgebouwendienst. Als het bouwproject vervolgens aan het consortium gegund wordt, neemt de bouwer de projectleiding van de architect over om het project binnen de gestelde tijd te realiseren.

KANSEN VOOR DE ARCHITECTUUR In de maanden dat naar het voorstel werd toegewerkt, werkte Meyer en Van Schooten net als de andere architectenbureaus intensief samen met de andere partijen. De ideeën waarmee het architectenbureau kwam om de gebouwen efficiënter te laten functioneren, beoordeelt Vermeulen niet als nieuw. “Die ideeën genereren we altijd. Het lastige is vaak om de opdrachtgever ervan te

overtuigen. Gezien de integrale verantwoordelijkheid die voor langere periode bij de investeerders ligt, worden dit soort ideeën bij deze contracten meer gewaardeerd.” In deze ontwerpprocessen konden de verschillende ontwerpoplossingen door de

— “Voor architecten verandert er eigenlijk niet zoveel” verschillende partijen, zoals de facilitair dienstverlener ISS, direct worden doorgerekend. Het was zo direct duidelijk wat een ontwerpbeslissing opleverde. Vermeulen verklaart niet eerder zo breed kennis in een ontwerp te hebben geïntegreerd. “In een van de workshops zat de ongediertebestrijding bijvoorbeeld aan tafel. Daar wist ik nog weinig vanaf.” Loozekoot van


86 — AWM 41

Bij de gevangenis op The Hague Rotterdam Airport is geïnvesteerd in materialen die lang meegaan en zodoende gedurende de looptijd van het DBFMO-contract niet vervangen hoeven te worden

UNStudio ziet de voordelen van het integrale ontwerpproces ook: “De specialistische kennis krijg je cadeau.” Fokkema van EGM sluit zich daarbij aan: “De keuzes die je maakt zijn weloverwogen.” Volgens Meyer en Van Schooten, UNStudio en EGM zijn er door de integrale samenwerking en het meenemen van de beheer- en onderhoudskosten op allerlei punten besparingen te bereiken. Soms ook juist door extra te investeren in het gebouw. Bij de renovatie van het ministerie van Financiën werd een tweede huidgevel en een atriumdak financieel haalbaar door de besparing in energiekosten die deze over een periode van 25 jaar opleverde. Bij zowel het ministerie van Financiën als de Kromhout Kazerne kon Meyer en Van Schooten ook flink besparen op de operationele kosten door de logistiek binnen de gebouwcomplexen te optimaliseren. Bij het ministerie van Financiën heeft het architectenbureau het restaurant boven het expeditiehof geplaatst. Over 25

jaar levert deze ultrakorte bevoorradingslijn een aanzienlijke kostenbesparing op. Bij de Kromhout Kazerne is bij de poort tot het complex een logistiek centrum ingericht waar vracht, post en afval centraal verwerkt worden. Door het logistiek centrum is er nog maar één punt waar vrachtauto’s kunnen laden en

— “De specialistische kennis krijg je cadeau” lossen en waar datgene dat het complex inkomt gecontroleerd wordt. De logistiek wordt zo veel eenvoudiger. “Deze oplossing is bedacht samen met ISS”, zegt Vermeulen. Vanuit dit centrum zorgen elektrische karretjes voor verdere distributie over het terrein. De vinnen die UNStudio voor de

gevel van de Dienst Uitvoering Onderwijs heeft ontworpen, dienen in de eerste plaats als zonwering. Uit de berekeningen van het schoonmaakbedrijf bleek echter dat de vinnen de schoonmaakkosten van de ramen ook met de helft verminderen. Met een extra coating op het glas werden de schoonmaakkosten nog eens gehalveerd. Loozekoot van UNStudio geeft toe dat hij in eerste instantie sceptisch was over de MO-component. Hij ziet echter dat het denken op de langere termijn resulteert in investeringen in bouwkundige kwaliteit: “Een gevelafwerking moet toch 25 jaar meegaan.” Om te besparen op de energierekening is het gebouw ook stevig geïsoleerd. “De EPC gaat richting de 0,7”, zegt Loozekoot, die denkt dat het gebouw een van de duurzaamste van Europa is. Bij het gevangenisgebouw dat Fokkema van EGM op The Hague Rotterdam Airport heeft ontworpen, resulteerde het denken op de langere termijn in investeringen in materialen die langer meegaan. “In plaats van linoleum pas je tegels toe, in plaats van plaatstaal


kies je voor baksteen.” De focus op onderhoud zorgt er ook voor dat dingen weggelaten worden. Fokkema: “Als je de vensterbank weglaat, hoef je die ook niet te onderhouden.”

DIALOOG TUSSEN ARCHITECT EN OPDRACHTGEVER Meyer en Van Schooten Architecten, UNStudio en EGM architecten beoordelen hun ervaringen met DBFMO allemaal als positief. “Het is echter geen magic formula”, zegt Vermeulen. EGM en UNStudio vinden DBFMO vooral geschikt voor de bouw van kantoren. “Voor de bouw van een publiek gebouw als een museum of een theater moet de architect in dialoog kunnen treden met de opdrachtgever”, vindt Loozekoot. Bij DBFMO staat de opdrachtgever op afstand. Dat heeft voor- en nadelen. De opdrachtgever legt op één moment zijn eisen op tafel. Doordat tussentijdse aanpassingen strak geformaliseerd zijn, worden deze pas doorgevoerd als deze goed besproken zijn. Het traject van ontwerp tot uitvoering is hierdoor kort en direct. De boetes bij het te laat opleveren van het gebouw verkorten de bouwtijd nog verder. “Al bouwen we hier nog niet zo snel als in Zuidoost-Azië”, nuanceert Loozekoot. Die korte doorlooptijd heeft wat Vermeulen betreft ook nog het voordeel dat er gedurende het ontwerpproces bij de verschillende partijen relatief weinig personele wijzigingen plaatsvinden. Door de formalisering van de dialoog tussen architect en opdrachtgever moet de opdrachtgever bij de start van het traject goed weten wat hij wil. De architectenbureaus zijn vooralsnog tevreden met de kwaliteit van de uitvraag. Het is te hopen dat de Rijksgebouwendienst die kwaliteit weet vast te houden bij minder prestigieuze projecten. Fokkema kwam in de outputspecificatie waar hij mee te maken had, al wel wat dingen tegen die niet klopten. Hij vraagt zich af of deze contractvorm wel geschikt is voor gebouwen met een specifieke bedrijfsvoering. “Het operationele element is bij gevangenissen bijvoorbeeld heel klein”, legt Fokkema uit, “omdat de bewaking er niet in meegenomen wordt.” In vergelijking met de kantoorgebouwen die Meyer en Van Schooten en

UNStudio hebben ontworpen, werden in de gunningcriteria voor het gevangenisgebouw dat Fokkema ontwierp relatief weinig punten toegekend aan de architectuur. De nadruk lag op de bouwkosten. De beoordeling van de kwaliteit van de architectuur door de Rijksgebouwendienst kan bovendien wel wat transparanter, vindt Fokkema. Consortia die een voorstel indienen, krijgen momenteel betrekkelijk

— Bij DBFMO staat de opdrachtgever op afstand weinig feedback over de door hun voorgestelde architectuur. Vermeulen acht DBFMO niet geschikt voor opdrachtgevers die nog niet weten wat ze willen en opdrachtgevers die iets heel nieuws willen. Voor de toepassing van bijvoorbeeld een vernieuwend installatieconcept is een opdrachtgever nodig die daar zelf het risico van durft te dragen. De marktpartijen in de consortia zullen uiteindelijk toch risico’s mijden. In het oorspronkelijke ontwerp voor de Kromhout Kazerne zat een installatieconcept dat in Nederland nog niet eerder was toegepast. Dat concept is uiteindelijk toch

87 — AWM 41

aangepast. “Je kunt innovatief zijn met bewezen technieken”, zegt Fokkema.

INTEGRAAL ONTWERP Net als de andere architecten ziet Vermeulen vooral de voordelen van DBFMO. Door het integrale ontwerpproces was Meyer en Van Schooten in staat overal dieper op in te gaan. Doordat Meyer en Van Schooten kon bewijzen dat het bureau het ontwerp tot in de uitvoering kon begeleiden, werd het bureau ook gevraagd de werktekeningen te maken. Voor beide projecten ontwierp het bureau ook het interieur, het meubilair, de verlichting en de signing – waar nodig met eigen adviseurs. “Voor het consortium was het wel zo makkelijk dat wij alles deden”, verklaart Vermeulen. Wat levert DBFMO financieel uiteindelijk op voor de Rijksgebouwendienst? De echte besparingen worden gerealiseerd waar het hoort: niet in de bouw maar in het ontwerpproces en de exploitatie. Het ministerie van Financiën werd aanbesteed voor een som die circa 15% onder het gereserveerde budget lag. Bij de Kromhout Kazerne lag de som 20% onder budget. “De architect wordt in de bouw vaak gezien als een partij die geld kost”, zegt Fokkema, “in een integraal ontwerpproces is de architect degene die voor de echte bezuinigingen zorgt.”—

Jannes Linders

EP

Economie en Praktijk DBFMO

Door een slimme logistiek wordt bij de Kromhout Kazerne bespaard op de operationele kosten


de architectuur voorbij

8 AWM’s voor maar € 69,-

nummer 41 6e jaargang april/mei 2011 — € 15,–

ex 6% BTW

GUN JEZELF MEER INZICHT

Architectenweb Magazine Ongewenst Justitiepaleis Contract DBFMO Zachte waarden Active House Romantiek J Henry Fair Transformatie Dutch Health Tec Academy Tot op het bot DoggeRIJ Waterbuffer Groendaken Interview Doepel Strijkers Architects

www.architectenweb.nl/awm


Tijdelijk 35% korting op een AWM jaarabonnement Betaal het eerste jaar € 69,Ik neem een jaarabonnement voor € 105,– met een éénmalige korting van 35%. Ik betaal het eerste jaar € 69,-. Ik neem een jaarabonnement (8 nummers) voor € 105,– en ontvang als welkomstgeschenk het boek: Architectuur in Nederland Jaarboek 2009/10 ter waarde van € 39,50.

naam

m/v

bedrijfsnaam adres postcode/woonplaats

Stuur deze antwoordcoupon in een envelop naar: Architectenweb B.V. Antwoordnummer 526 1400 VB Bussum

telefoon email handtekening

Een postzegel is niet nodig. Het abonnement geldt tot wederopzegging en wordt door middel van een btw-factuur in rekening gebracht. U ontvangt het welkomstgeschenk nadat het abonnementsgeld door u is voldaan.

...of meld u online aan via www.architectenweb.nl/awm


90 — AWM 41

Techniek

BOEK

Towards a New Kind of Building Kas Oosterhuis bevindt zich in een buitenpost van de architectuurpraktijk. Met zijn bureau ONL en zijn leerstoel aan de TU Delft realiseerde hij innovatieve gebouwen, ideeën en technieken die nu vervat zijn in een compacte publicatie. De titel, een suggestieve opvolging van Le Corbusiers standaardwerk ‘Towards a new architecture’, is tweeledig. Het is Oosterhuis te doen om een nieuw soort gebouwen, maar ook om een nieuwe manier van bouwen. Deze visie bracht Oosterhuis in 1997 voor het eerst in de praktijk met het Waterpaviljoen Neeltje Jans: naar eigen zeggen het eerste interactieve gebouw ter wereld. Daarna volgden meerdere opvallende projecten, waaronder de geluidswal met autoshowroom langs de A2, en een eigen leerstoel binnen de TU Delft. In vier hoofdstukken legt Oosterhuis uit hoe zijn architectuur te ontleden is, gevormd kan worden, kan bewegen en evolueren. In veel teksten

proef je dat Oosterhuis zichzelf als een onbegrepen grootheid ziet. Dit komt vooral tot uiting in de tekst waarin hij toelicht dat je hem zwaar beledigd als je zijn gebouwen als blobs (‘the B-word’) betitelt. Het persoonlijke karakter van de teksten is de kracht en de beperking van het boek. Constant lees je Oosterhuis’ gedachtenwereld en kijk je door zijn ogen. Exemplarisch hiervoor is onder meer dat een groot deel van het fotomateriaal door Oosterhuis zelf vervaardigd is. De subtitel is misleidend. Het boek is geen gids. Van een gids zou je verwachten dat het je bij de hand neemt en kort en bondig toont hoe zaken in elkaar steken. Altijd met als doel om daarna zelf aan de slag te gaan. Juist dat aspect blijft achterwege. Het boek werpt vooral een rookgordijn op dat de opvattingen van Oosterhuis in academische en artistieke nevelen hult. En dat is jammer. Er zijn genoeg aspecten in het werk van Oosterhuis te vinden die vragen om een technische uiteenzetting. Hoe maak je nu daadwerkelijk de architectuur die Oosterhuis voor ogen heeft? In het hele boek komen echter geen beelden voor van de machines die de bouwelementen produceren of van bouwvakkers die met de laarzen in de modder de maatwerkconstructies van ONL in elkaar zetten.

Towards a New Kind of Building is een logboek waarin we lezen hoe het leven op het eiland dat Oosterhuis voor zichzelf creëerde tot dusver verliep. Hoe je er zelf kan komen blijft achterwege. (RJdK)

Kas Oosterhuis – NAi Publishers – 2011 – Paperback – 176 pagina’s – 17 x 24 cm – ISBN 9789056627638 – € 24,50 - Engels


T

TRANSFORMATIE

Nieuw gezicht Voor opdrachtgever Woonbedrijf renoveerde VDLP-architecten een kantoor tot studentenhuisvesting. Het betonskelet werd voorzien van een lichte gevel. Overmaat in de draagconstructie maakte een extra bouwlaag mogelijk. Door grootschalige leegstand in de kantorensector is herbestemming en transformatie van bestaande kantoorgebouwen een actuele opgave. Deze

Techniek Korte berichten

dienen de nieuwe functie wel te kunnen accommoderen. Het onderkomen van het Algemeen Octrooibureau aan de Boschdijk in Eindhoven stond al geruime tijd leeg toen VDLP-architecten de opdracht kreeg om er studentenwoningen in te ontwerpen. De goede locatie van het pand, dichtbij centrum, station en TU, maakte het geschikt als studentenhuisvesting. De kaders waarbinnen het ontwerp tot stand moest komen, leek gemaakt te zijn voor de nieuwe functie. VDLP constateerde dat de stramienmaat van 3,69 meter, breed genoeg was om een zelfstandige studentenkamer tussen te situeren. Dit maakte een efficiënte plattegrond mogelijk. De kamers van circa dertig vierkante meter zijn voorzien van een eigen badkamer en keuken. De draagconstructie bleek tevens te zijn overgedimensioneerd, hetgeen een extra bouwlaag mogelijk maakte. Zo pasten er in totaal 46 kamers in het oude kantoorgebouw. Het kantoorgebouw werd intern volledig gestript. De oorspronkelijke borstweringen die de gevel een horizon-

91 — AWM 41

tale geleding gaven werden ook verwijderd. Vanwege de ligging van het gebouw aan een drukke verkeersstraat ontwierp VDLP een dubbele vliesgevel. Deze bestaat uit verdiepingshoge aluminium puien met geluidwerende beglazing met daarvoor een voorzetgevel uit translucent polycarbonaat. In deze voorzetgevel zijn vierkante puien geplaatst. Deze zijn deels te openen waardoor elke kamer een Frans balkon heeft. De doorvalbeveiligingen zijn uitgevoerd in gehard en gelaagd glas. De nieuwe gevel levert een strak en uniform beeld op. Het polycarbonaat is gevat in een band van donker metselwerk die op de begane grond de plint van het gebouw vormt. De verschillende gekleurde gordijnen duiden de individualiteit van de achterliggende studentenkamers. Het effect van het polycarbonaat is tweeledig. Van buitenaf zijn het vooral de grijze kleur en de glans ervan die het gehele vlak aaneen smeden. Van binnenuit is het juist het translucente karakter dat kenmerkend is en elke kamer van veel daglicht voorziet. (RJdK)


92 — AWM 41

Sterk staan Hoeken van een gelijkbenige driehoek zijn vormvast terwijl die van een vierkant dat niet zijn. Studio Dror ontwikkelde daarom een eenvoudig constructieprincipe dat uitgaat van onderling verbonden driehoeken. Het QuaDror-principe bewijst zijn kracht door van tafel tot brug toepasbaar te zijn. Tekst Robert-Jan de Kort Beeld Studio Dror Vier jaar werkte ontwerper Dror Benshetrit aan het nieuwe constructieve element dat hij de QuaDror doopte. Dit element In lichte uitvoering kunnen de elementen dienen als tafelschragen

gaat uit van de inherente kracht van een driehoek. Veel dingen die rechtop staan rusten op verticale elementen. Stoelen, tafels, huizen en bruggen. Stoel- en tafelpoten en kolommen dragen de krachten van horizontale elementen af. Dit is volgens Benshetrit vreemd; orthogonale verbindingen hebben namelijk geen inherente sterkte of stabiliteit. Ze kunnen vervormen en daarom zijn rechte hoeken vaak versterkt door extra elementen. De hoeken van gelijkbenige driehoeken kunnen niet vervormen. Als meerdere driehoeken samenwerken kunnen ze sterke en stabiele constructies vormen. Dit principe is met name bekend van ruimtelijke vakwerken. QuaDror brengt het principe terug tot een enkel element. Dit element bestaat uit vier haakse hoeken, met afgeschuinde kanten, die op elkaar gelegd worden. Zodra het geheel rechtop gezet wordt klapt het element open en


T

Techniek QuaDror Studio Dror

93 — AWM 41

Gestapelde elementen uit beton kunnen dienen als geluidswal vormt het als het ware een schraag. Het element is direct sterk en stabiel. Deze eenvoud, die ook esthetisch aantrekkelijk is, zorgt ervoor dat er op vele schaalniveau’s toepassingen te bedenken zijn. QuaDror kan als een schraag op zichzelf iets ondersteunen, maar kan door stapeling ook onderdeel zijn van een samengesteld constructief element als een vakwerk of een wand. De schraagfunctie is toepasbaar voor tafels, maar ook voor bruggen. Samengesteld kan de QuaDror fungeren als geluidswand of als constructie voor gebouwen. De verwerking is relatief eenvoudig, omdat de elementen als ze vervoerd worden plat op elkaar gelegd kunnen worden en daardoor minder ruimte innemen dan in operationele vorm. Het constructieve element kan zwaar en licht gematerialiseerd worden. Voor een toepassing als geluidswal wil je veel massa en oppervlakte hebben. De QuaDror kan dan in beton uitgevoerd worden. Door het element te stapelen vormen de elementen een knikkende wand. Voor een ruimtelijke toepassing zoals de constructie van een woning werkt het principe ook met lichte materialen als staal en hout. De driehoeken van de QuaDror zijn in de lichte variant het beste zichtbaar. Studio Dror, het bureau van Benshetrit, werkt momenteel aan enkele luxe woningen. Benshetrit heeft zich ook gerealiseerd dat het constructieve element niet alleen voor de happy few bereikbaar is. Het kan ook uitkomst bieden in noodsituaties. Het principe kan gebruikt worden om snel sterke woningen te bouwen in bijvoorbeeld het door een aardbeving verwoeste Haiti of het door een Tsunami geteisterde Japan. Hiervoor ontwierp het bureau enkel de stalen verbindinselementen. Met plaatselijk hout kunnen lichte woningen gebouwd worden die volgens het QuaDror-principe geconstrueerd zijn. Hier verlaat het element de design-sfeer. De QuaDror homes zijn niet mooi, maar wel sterk en stabiel. Daarnaast dragen de verbindingselementen een low-tech oplossing aan voor een acuut probleem. De verbindingselementen zijn momenteel in ontwikkeling. Een zeecontainer kan voor 2.000 woningen aan elementen bevatten. Studio Dror werkt nauw samen met een organisatie uit Washington en hoopt de elementen in de nabije toekomst daadwerkelijk naar Haiti te kunnen verschepen.—

Het QuaDror-principe in drie stappen: neerleggen, rechtopzetten, openklappen

Studio Dror ontwierp enkel de verbindingselementen van de QuaDror home


94 — AWM 41

Cortenstalen en traditionele elementen zijn verweven

Hergebruikt houtskelet Aan de zuidgrens van Den Helder transformeerde LEVS een stolpboerderij tot een justitiële jongereninrichting. De boerderij werd gesloopt. Door zijn grote toegevoegde waarde werd de houten hoofddraagconstructie wel hergebruikt. Deze draagt nu een nieuwe stolp met hedendaagse elementen. Tekst Robert-Jan de Kort Fotografie Marcel van der Burg Elke stolpboerderij vormt een landmark in het Noord-Hollands landschap. Dit type kenmerkt zich door een enkele bouwlaag met daarop een hoog pirami-

devormig dak. De stolpboerderij van een bollenteler markeert sinds jaar en dag de zuidgrens van Den Helder. De boerderij verloor zijn functie toen de boer met pensioen ging en zijn omliggende akkers verkocht. Het gebouw uit 1912 was weliswaar geen monument, maar de wens was er wel om dit kenmerkende silhouet voor Den Helder te behouden. De stolp werd onder de naam DoggeRIJ en naar ontwerp van LEVS architecten herontwikkeld. De DoggeRIJ is ontworpen als een justitiële inrichting voor jongeren. Als onderdeel van de nabijgelegen inrichting Doggershoek zouden jongeren in de DoggeRIJ kunnen werken aan hun terugkeer in de maatschappij. “Werken bij de boer werkt voor deze jongeren beter dan werken in de stad”, aldus Jurriaan van Stigt van LEVS architecten. De jongeren wonen op de boerderij en werken op het land.

Dwarsdoorsnede

1 2

individuele slaapkamer gemeenschappelijke woonkamer en keuken

2

1


T

Techniek DoggeRIJ LEVS architecten

95 — AWM 41


96 — AWM 41

De oude kolommen en bakstenen voeten zijn op de begane grond in het zicht gelaten

Door een bouwstop in 2008 stond het houten skelet een jaar open en bloot

Het skelet is boven expressief aanwezig


T Bij opname bleek dat het pand in zeer slechte staat verkeerde. De boerderij bleek nauwelijks gefundeerd te zijn en de bakstenen gevels waren aangetast. Binnenwanden en vloeren waren eveneens in slechte staat. Dit terwijl de nieuwe functie van de boerderij moest voldoen aan zeer zware veiligheidseisen. Renovatie van de stolp was hierdoor uitgesloten. De naastgelegen pelschuur kon wel gerestaureerd worden. Skelet Er werd besloten om de volledige boerderij te slopen op één aspect na: de houten hoofddraagconstructie. Deze uit ronde balken opgebouwde stoelconstructie werd solide genoeg geacht om er een nieuwe stolp overheen te bouwen. Zo werd de boerderij naar origineel ontwerp, met enkele nieuwe elementen, teruggebouwd. De betekenislaag die de aanwezigheid van de oude constructie toevoegde aan de nieuwbouw is volgens LEVS van grote waarde. “Het behoud van de houten draagconstructie zorgt ervoor dat de nieuwe stolp geen lege huls is,” aldus Jurriaan van Stigt van LEVS. Na de sloop van de oude boerderij kwam de draagconstructie op zichzelf te staan. Het skelet staat op gemetselde ‘voeten’. De natuur hielp een handje met het bepalen van het existenzminimum van het skelet. Van Stigt: “Door een bouwstop in 2008 stond het houten skelet een jaar open en bloot. In die periode verrotte nog een deel van het hout, waardoor alleen de meest essentiële delen overbleven.” Constructeur Strackee berekende welke aanpassingen nodig waren om de constructie sterk genoeg te maken voor de nieuwbouw. In principe was de constructie nog sterk genoeg, maar de voorgestelde betonvloeren zorgden voor andere inklemmingsmomenten. Een stalen manchet in de betonvloer zorgt voor de juist krachtafdracht. Er werd vastgesteld dat alle houten penverbindingen vervangen dienden te worden door RVS bout-lijmverbindingen. Zo zijn er een kleine driehonderd bouten in de verbindingen verwerkt. Ook zijn meerdere schoren weggezaagd omdat deze een obstakel vormden in het interieur. In het werk werd door de constructeur bepaald of de constructie door deze verwijderingen niet te veel verslapte. Het skelet is in het interieur duide-

Techniek DoggeRIJ LEVS architecten

lijk aanwezig. Op de begane grond, waar zich de individuele kamers bevinden, zijn de houten kolommen en bakstenen voeten in het zicht gelaten; op de eerste verdieping, de woonruimte, zijn de uitwaaierende schoren en sporen open en bloot aanwezig. Dit geeft het nieuwe interieur al direct een authentiek karakter. Cortenstaal LEVS ontwierp een aantal hedendaagse toevoegingen aan de stolpboerderij. Voor de materialisering van deze toevoegingen haakte LEVS aan bij het werk van kunstenaar Ruud van de Wint, die op een naastgelegen terrein werkte aan de realisatie van een zogenoemd Nollenlandschap. Dit weelderige duinlandschap heeft Van de Wint, overleden in 2006, voorzien van cortenstalen kunstwerken. Om met de stolpboerderij aansluiting te vinden bij het landschapsproject van Van de Wint koos LEVS ook voor cortenstaal als materiaal voor architectonische verbijzondering van de DoggeRIJ. LEVS bekleedde de dakkapel aan de zijde van het ‘woonhuis’ met cortenstalen platen. De rieten kap aan de straatkant, op het zuiden, werd voorzien van een zogenoemd schoependak en richting het achterliggende landschap van twee imposante dakkapellen. De laatsten, minder zichtbaar vanaf de weg, richten de woonruimte op het landschap, terwijl het schoependak de contour van het rieten dak omwille van het beeld niet aantast. Het schoependak bestaat uit een raamwerk waarin 38 centimeter brede cortenstalen lamellen gevat zijn. Op de begane grond vond een forse transformatie plaats in het schuurdeel. Waar het woonhuisgedeelte ingetogen bakstenen gevels kreeg, daar vatte LEVS de penanten in gelijkmatige kaders van 30 centimeter breed cortenstaal. De penanten volgen het ritme van de oorspronkelijke halfsteense metselwerk penanten en worden afgewisseld door smalle puien van kogelwerend glas. Brandveiligheid Het nieuwe gebouw moest voldoen aan zeer zware eisen ten aanzien van branden vluchtveiligheid. Deze zijn voor justitiële inrichtingen enorm opgevoerd sinds de Schipholbrand in 2005 het leven van elf gedetineerden kostte. Het nieuwe gebouw en de bestaande constructie moesten voldoen aan de zwaarste nieuw-

97 — AWM 41

bouweisen. Van Stigt: “Dit vergde een enorme inspanning aangezien deze eisen vaak gebaseerd zijn op reguliere constructies van staal en beton. Een houten constructie en een rieten dak leveren in die zin direct conflicten op met de hoge veiligheidseisen.” De keus voor het behoud van het houten skelet betekende derhalve de keus voor een keur aan technische oplossingen. Het rieten dak is voorzien van noksprinklers en moest op een nieuwe manier geconstrueerd worden. Waar voorheen het riet direct op een hulpconstructie van houten sporen lag, daar is deze nu opgelegd op dakplaten met een brandwerendheid van 120 minuten. Deze platen overspannen in één keer de afstand tussen goot en nok. De houten sporen die omwille van het beeld zijn teruggebracht, kunnen hierdoor wegbranden zonder dat het dak direct instort. Elke kamer wordt mechanisch geventileerd. De scheidingswanden tussen de kamers zijn van beton omwille van de vereiste 120 minuten brandwerendheid. Van Stigt: “Veertig procent van het bouwbudget is naar de installatietechniek gegaan.” De DoggeRIJ zal niet de functie krijgen waarvoor het gebouwd is. Eind 2010 werd besloten om de Doggershoek te sluiten. Hierdoor werd de functie van de DoggeRIJ ook geschrapt. Het project zal nu gaan fungeren als zorgboerderij voor verstandelijk gehandicapten. Die komen meteen terecht in een zeer herkenbaar en veilig gebouw.—

Opdrachtgever Rijksgebouwendienst/Ministerie van Justitie, Den Haag Architect LEVS architecten, Amsterdam Projectarchitecten Jurriaan van Stigt, Marianne Loof, Adriaan Mout Team Ulf Bjällerstedt, Irene van Diepenbos, Hugo Roerink Landschapsontwerp Marlies van Diest, Baarn Constructeur Strackee, Amsterdam Aannemer Bouwbedrijf M.J. de Nijs & Zonen, Warmenhuizen Realisatie Februari 2011


98 — AWM 41


T

Golfslagtoren

Techniek GT Tower East ArchitectenConsort

99 — AWM 41

Dwarsdoorsnede 1

Hoe anders dan met hoogte onderscheidt een kantoortoren zich in een context waarbinnen de ene toren de andere op basis van hoogte aftroeft? ArchitectenConsort zette in Seoul in op een wulpse vorm. De 130 meter hoge GT Tower East onderscheidt zich van zijn hogere buren door zijn golvende glasgevels.

1 2 3 4 5

helikopterplatform daktuin skylounge kantoren commerciële ruimte restaurants 6 lobby 7/8 commerciële ruimte restaurants 9 parkeergarage 10 installatieruimte

2 3

4

Tekst Karen Heijne Beeld ArchitectenConsort In 2006 werd het Rotterdamse bureau ArchitectenConsort gevraagd twee torens in Seoul te ontwerpen. Een bijzondere opgave voor een Nederlands bureau. Het ontwerptraject werd gestart met de zogenoemde West Tower. Vanwege onenigheden tussen de lokale overheid en de opdrachtgever werd het ontwerp in 2007 echter stopgezet. Ondertussen werd alvast begonnen met het ontwerp voor de tweede toren, de East Tower. Deze is onlangs opgeleverd en biedt nieuw perspectief voor de realisatie van de West Tower.

5

6 7 8

Tegenwicht bieden “Sinds de Olympische Spelen van 1988 heeft het gebied aan de zuidzijde van de Hanrivier zich ontwikkeld tot financieel centrum”, vertelt architect Edgar Bosman van ArchitectenConsort. Via wederzijdse

9

10


100 — AWM 41

Maquette van het ensemble met Tower West (links) en Tower East (rechts)

Schema golfbeweging

Om de golfbeweging te maken, kragen de vloeren in de lengte 1,8 meter en in de breedte 2,4 meter uit. De golflengte is 48 meter.

connecties is ArchitectenConsort in 2006 uitgenodigd deel te nemen aan een architectencompetitie. De opgave was om in dit stadsdeel twee torens te realiseren met culturele en commerciÎle ruimtes en kantoren. Elektronicabedrijf Samsung had destijds nabij de bouwlocatie een drietal forse torens opgeleverd. Groot, hoog en met een zakelijke en onpersoonlijke uitstraling. De opdracht voor ArchitectenConsort was om tegenwicht te bieden aan deze torens. Gebogen over de maquette legt

Bosman de stedenbouwkundige regels in Seoul uit. Het stadsdeel is volgens een gridstructuur verkaveld. “Welstand kennen ze er niet, maar dat maakt de stad interessant”, aldus Bosman. Hoe hoog een gebouw mag worden, wordt bepaald door de afmeting van het grondstuk. Hoe groter het grondstuk, hoe hoger het gebouw, de. De East- en West-Tower hebben een relatief kleine site. Kortom: het onderscheid moest in de vorm en de uitstraling van de nieuwe torens worden gezocht. Dat onderscheid is gevonden in de golvende beweging van de gevels.

Stedenbouwkundig ensemble De twee torens zijn als stedenbouwkundig ensemble ontworpen. De torens zijn familie van elkaar, ze vertonen verwantschap door hetzelfde achterliggende concept, maar zijn geen letterlijke kopie. Beide torens hebben een golvende gevel, maar deze verschillen in fase. De East Tower springt ten opzichte van de hoofdontsluiting terug waardoor een plein ontstaat. Hierdoor komen de torens beter tot hun recht. De West Tower heeft een vierkante plattegrond, de East Tower een rechthoekige. Door de verschillende


T

Techniek GT Tower East ArchitectenConsort

Gevelaanzicht fragment

101 — AWM 41

Geveldoorsnede fragment

kavelafmetingen verschillen de torens in hoogte. Na het winnen van de competitie is het zoekproces naar de juiste vorm gestart. “Digitale vormstudies en maquettes hebben elkaar afgewisseld”, vertelt Bosman. Boven en onder de grond Architectonisch is het concept tot in de puntjes uitgevoerd. De markante aansluiting tussen de toren en het maaiveld laat dat zien. Het programma van de gerealiseerde East Tower is verdeeld over 24 verdiepingen, waarvan ongeveer een derde zich onder het maaiveld bevindt. Dat gedeelte is niet weggestopt. Het maaiveld is rondom de toren uitgespaard zodat de gevel tot onder het maaiveld doorloopt. Zo lijkt het alsof het gebouw letterlijk uit het maaiveld komt oprijzen. Ter plaatse van de entree loopt de bekleding van het trottoir het gebouw in. Onder de grond zijn het parkeren en een installatielaag gesitueerd. Op de begane grond en de verdiepingen daar direct onder en boven bevinden zich de culturele en commerciÎle ruimtes. Verder naar boven toe volgen de kantoorlagen. Een restaurant en een daktuin op de bovenste verdiepingen beÎindigen de toren. Bouwmethode De Koreaanse bouwmethode is erop geënt om het gebouw tegelijkertijd omhoog en omlaag op te bouwen. Onder Seoul ligt op 18 meter een dikke granietlaag, waardoor een fundering overbodig is. Ten eerste wordt er een damwand geslagen en raamwerk geplaatst ter plaatse van de omtrek van het gebouw. Vervolgens worden eerst de belangrijkste kolommen geslagen tot aan de granietlaag. Dan wordt de kelder uit gegraven. Per uitgegraven verdieping wordt er ook een opgebouwd. Vanaf het maaiveld groeit het gebouw derhalve tegelijkertijd omhoog en omlaag. De stabiliteitskern wordt pas later gestort. Zo wordt er enorm aan bouwtijd gewonnen. Concept en uitvoering Het effect is zo imponerend dat het lijkt alsof de toren gebouwd is volgens ingewikkelde innovatieve technieken. “Maar

Zwarte aluminium stijlen (h.o.h. 1,20 meter) versterken de golfbeweging


102 — AWM 41

Detail aansluiting gevel en vloer. De hoek van het gevelvlak is variabel

1 2

3 4 5 6 7

Vanuit het interieur valt alleen de hoekverdraaiing van de gevelstijlen op

1 2 3 4 5 6 7

dubbel glas 24 mm sierstijl geĂŤxtrudeerd aluminium rubber proďŹ el stalen beugel stalen sandwichpaneel 80 mm steenwol brandwerende isolatie anker ingestort


T

eigenlijk verschilt het niet veel van een standaard kantoortoren”, zegt Bosman bescheiden. Met een goed uitgewerkt concept bereik je veel. De draagstructuur is betrekkelijk eenvoudig opgebouwd uit een stabiliteitskern met kolommen recht boven elkaar. Kern en kolommen zijn in staal uitgevoerd en bekleed met beton voor de brandveiligheid. De plattegrond is flexibel van aard en de gevels zijn vrij. De vloeruitkragingen zijn beperkt gebleven tot 2,4 meter aan de lange zijde en 1,8 meter aan de korte zijde. De uitwerking was alles behalve standaard. Het principe voor de East Tower is als volgt: De langs- en de dwarsdoorsnede van het rechthoekige gebouw zijn de basis en bestaan uit een parallelle golfbeweging. De vorm van de gevels is hiervan afgeleid. De golvende gevelvlakken zijn enkel gekromd en resulteren in een sterkere beweging over de hoeken van het gebouw. “Dit was het moeilijkste gedeelte”, vertelt Bosman. De golven moeten de juiste fase en beÎindiging hebben. Anders wordt het effect heel vreemd. Uiteindelijk is de golfbeweging vastgesteld op een golflengte van 48 meter die zich 2,5 keer over de totale hoogte herhaalt. Met gelijke tussenruimte wordt de golfbeweging over de hoeken van het gebouwvolume uitgelegd over de gevel, gemarkeerd door de zwarte stijlen. Op deze manier beweegt de golf over de gevels en versterkt de verticaliteit. Het effect daarvan is, ondanks de beperkte uitkragingen, groot. Bosman: “Als je de gevel van een korte afstand bekijkt, lijkt het verschil veel groter en ontstaat een prachtig grafisch patroon.” In dienst van de golf De beglazing is gebaseerd op een stan-

Techniek GT Tower East ArchitectenConsort

103 — AWM 41

daard vliesgevel. De afmeting, de kleur en maat tussen de stijlen bepalen het effect en de dichtheid van de gevel. De stijlen hebben een doorsnede van circa 200 x 300 mm en de tussenliggende glasdelen hebben een breedte van 1,20 meter. Bij deze afstand blijft de gevel voldoende open voor zicht naar buiten, terwijl de gevel juist dichttrekt vanuit bepaalde hoeken gezien. Hierdoor ontstaat een afwisselend en dynamisch gevelbeeld. De stijlen zijn per verdieping uit drie delen opgebouwd. Ten opzichte van elkaar hebben de delen in twee richtingen een hoekverdraaiing. Daardoor is de variatie aan glasdelen groot. Uiteraard heeft de fabrikant voor het ontwikkelen van de geprefabriceerde gevelelementen gebruik gemaakt van de nieuwste computergestuurde productietechnieken. Esthetisch gezien spelen voor het verticale accent de zwarte kozijnstijlen een belangrijke rol. Ook bij de keuze van het glas heeft de golvende vorm voorrang gekregen. Het glas versterkt de golfbeweging door de relatief hoge reflectiegraad. Het weerspiegelt de omgeving zodat je niet direct naar binnen kunt kijken. De plafonds dragen aan het beoogde effect bij door de verjonging tot 200 mm ter plaatse van de gevelbevestiging. De vloerbanden zijn zo niet zichtbaar in de gevel, hetgeen ten goede komt aan het continue golvende oppervlak.

te krijgen waren de bezoeken aan Korea onontbeerlijk. De eerste toren heeft zich bewezen en maakt nieuwsgierig naar het stedelijke samenspel met het tweede deel, de West Tower. Bosman is momenteel volop bezig met de zoektocht naar de juiste vormverhoudingen. Het golvende avontuur is dus nog niet beÎindigd, de technische uitdagingen zullen bij de realisatie van de tweede toren groter zijn, vertelt hij. Naast de golf vertonen de stijlen dit keer een barok patroon van ruiten. Dat belooft wat.—

Wordt vervolgd Achteraf gezien lag de grootste technische uitdaging in het omzetten van het digitale ontwerp in een fysiek gebouw, vindt Bosman. Voor de technische uitwerking is samengewerkt een lokale partijen. De veiligheidseisen zijn streng. En onverwacht: in Korea is de bouwsector zo mogelijk nog conventioneler dan in Nederland. Om het allemaal voor elkaar

Opdrachtgever Garak Construction, Seoul Architect ArchitectenConsort, Rotterdam Projectarchitecten Peter Couwenbergh, Edgar Bosman Aannemer Daelim, Seoul Oppervlakte 54.398 m2 BVO Realisatie Februari 2011



Onze nieuwste gevelbeplating.

Xeroflor® daktuinen

vegetatiedaken

Mostert De Winter levert een reeks van gevelbegroeiingssytemen. De groene gevel heeft veel voordelen en levert een belangrijke bijdrage aan de oplossing van het fijnstof probleem en de CO2-binding. Binnen ons assortiment is het modulogreen systeem bijzonder omdat dit het buitenspouwblad van de gevel kan vervangen. Modulogreen® is overigens ook binnen toepasbaar. Modulogreen® ‘the vertical solution’ voor binnen en buiten.

waterberging

Modulogreen® gevelbegroeiingen

groenvoorzieningen

geluidwerend groen

www.modulogreen.nl

fijnstof oplossingen

Mostert De Winter Groen op hoog niveau

11084

Mostert De Winter bv Hakgriend 6 3371 KA Hardinxveld-Giessendam Postbus 292 3370 AG Hardinxveld-Giessendam T (0184) 67 68 40 F (0184) 67 68 50 info@mostertdewinter.nl www.mostertdewinter.nl


In volgend nummer

42 ARCHITECTUUR

Stadskantoor Leyweg, Den Haag Rudy Uytenhaak Architectenbureau

Interview Maarten van Poelgeest

DUURZAAMHEID

Over de groeiende schaarste van bouwmaterialen TECHNIEK

Metropol Parasol, Seville J. Mayer H. PRODUCT & MATERIAAL

Milan Design Week Een verslag van de belangrijkste designbeurs van het jaar

Advertentie-index Aldus 75 Architect@work 11 BTL 2 Cement en Beton 9 Cityroofs 74 Forbo 108 Gira 75

Holonite 3 Icopal 77 Jongkind 76 Kingspan 104 Mostert de Winter 105 Reynaers 107 Total Active Media 8 WAF 10

Galleria Centercity, Cheonan UNStudio

Ook adverteren? Neem contact op met Arjan Mark den Boer of Bart Sakkers via 035 69 93 050 of mail naar sales@architectenweb.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.