AWM 42

Page 1

de architectuur voorbij nummer 42 6e jaargang juni 2011 — € 15,–

Architectenweb Magazine Interview Maarten van Poelgeest Zwart Huis Ripken Voedsel Carolyn Steel Verslag Milan Design Week Veiligheid Anna Minton Verdichting Stadskantoor Leyweg Particulier opdrachtgeverschap Europakwartier Hout Metropol Parasol


Duurzaam Gebouwd *VUNYLZ

Dagvoorzitter

Elsemieke Havenga Fotografie Pieter Kers | Beeld.nu

Sprekers zijn o.a.

Nils Kok

Hét toonaangevende evenement over duurzaam bouwen dit voorjaar.

Zorg dat u er bij bent op 22 juni Paul van Bergen

Door de duurzame samenwerking met de organiserende partners bent u verzekerd van: • topkwaliteit netwerk van deelnemers en sprekers • kwalitatief hoogwaardig programma met o.a. ‘best practices’ • actieve participatie van zowel de installatiebranche als de betonindustrie • presentatie van nieuwe kennis op gebied van betonkernactivering

Paul de Ruiter

Nils Kok - presenteert aan u hét onderzoek over het rendement van duurzaam vastgoed Paul van Bergen - over technieken, kansen, normen en richtlijnen Paul de Ruiter - over het proces van zijn prijswinnende project TransPort op Schiphol Ruud Koornstra - een inspirator vanuit de praktijk over de businesscase van duurzaamheid

Schrijf u nu in!

Voor slechts € 295,- bent u al deelnemer aan dit congres!

www.duurzaamgebouwdcongres.nl Ruud Koornstra

Partners

Scan de QR code voor meer programma info


BUILDING INSPIRATIONS ramen, deuren, vliesgevels en zonwering

Reynaers ontwikkelt aluminium raam-, deur- en vliesgevelsystemen in nauwe samenwerking met architecten, projectontwikkelaars en gevelbouwers. Een mooi voorbeeld hiervan is vakantiewoning Balancing Barn in het Engelse Suffolk van architectenbureau MVRDV uit Rotterdam. In het oog springend zijn de ramen en schuifdeuren die de uitstraling geven van grote, zware schuifdeuren zoals schuren bij boerderijen vaak hebben. Om dit te realiseren is maatwerk gerealiseerd op het schuifsysteem: de eindstijl is weggelaten en de isolatoren zijn verplaatst binnen het systeem om koudebruggen te voorkomen. Interesse voor een profilering op maat? Neem contact op met de architectenadviseurs van Reynaers. Kijk op www.reynaers.nl of bel 0492 - 56 10 20


Vlek Van boven bezien bevat het stadslandschap van Sevilla een aantal markante vormen. De halve maan in de linkerbovenhoek bijvoorbeeld is het Plaza de EspaĂąa. De massieve rechthoek rechts ervan is de universiteit. Centraal in beeld de kathedraal en aan de rivier de ovale vorm van Plaza de Toros, het stadion voor de stierengevechten. Nu worden al deze vormen de loef afgestoken door het Metropol Parasol (J. Mayer H. Architects). Een grillige vorm in een stad vol haakse hoeken. Lees op pagina 102 het artikel over Metropol Parasol. FotograďŹ e Fernando Alda



e Amsterdamse Architectenbal 24 juni 2011, 20.30u in het auditorium van de Toren Overhoeks

meer info en tickets op www.amsterdamsarchitectenbal.nl kring Amsterdam-Kennemerland

€10 bna leden

€15 niet leden

€20 deurverkoop

®


HOOFDREDACTIONEEL

Van kwantiteit naar kwaliteit

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

— Meer ruimte voor collectieven en kleine ontwikkelaars

Het beeld dat wij in Nederland van ons land hebben verandert snel. Bijna drie jaar na de kredietcrisis dringt het besef door dat de groei die de bouw sinds de Tweede Wereldoorlog heeft gekend voorbij is. De randen van Nederland krimpen. De alsmaar dalende huizenprijzen en de grote hoeveelheid leegstaande kantoren is overal voelbaar. Het gevolg is een historische omslag in ons denken. De grote stadsuitbreidingen behoren tot het verleden. De aandacht richt zich nu op de kwalitatieve verdichting van de stad. Door de verminderde vraag is het voor de grote ontwikkelaars een stuk lastiger geworden hun projecten nog te financieren. Maarten van Poelgeest, wethouder Ruimtelijke Ordening in Amsterdam, verklaart in een interview (pagina 64) dat hij de stagnerende ontwikkeling van zijn stad wil vlottrekken door meer ruimte te geven aan collectieven en kleine ontwikkelaars. Almere brengt deze manier van ontwikkelen ondertussen al in de praktijk. In het Europakwartier Oost en West worden niet alleen kavels uitgeven aan particulieren, maar ook aan collectieven en kleine ontwikkelaars. De schaal waarop dit gebeurt is uniek in Nederland. Veel belangrijker echter is dat mensen die voor zichzelf bouwen voor kwaliteit kiezen. Willem Jan Neutelings, ontwerper van de wijken in Almere, verklaart deze manier van ontwikkelen in een betoog (pagina 56) tot de nieuwe standaard. Het ontwikkelen van de stad door particulieren, collectieven en kleine ontwikkelaars vraagt volgens Neutelings niet om een nieuwe stedenbouw. Voor de gemeentelijke organisaties heeft deze manier van ontwikkelen wel gevolgen. Dat geldt ook voor de architectenpraktijk. Particulier opdrachtgeverschap biedt veel kansen voor jonge en kleine architectenbureaus. Welke bureaus zullen profiteren van de opdrachten van collectieven en kleine ontwikkelaars? Duidelijk is dat architecten een cruciale rol zullen spelen in het visualiseren van de mogelijkheden die dit nieuwe type opdracht biedt. Aan gemeentes en aan potentiele opdrachtgevers. Stereo Architects en OKRA laten zien welke mogelijkheden er bijvoorbeeld in Zaanstad en Utrecht liggen (pagina 88). Architectenweb ontwikkelt zich ondertussen ook verder. Dit voorjaar zijn wij verhuisd van ’t Gooi naar Amsterdam. Als redactie hebben wij de ambitie om Architectenweb.nl en AWM een focuspunt te laten zijn van het debat in de Nederlandse architectuur. Een representatieve huisvesting op een centrale plek waar wij ook debatten kunnen organiseren hoort daarbij. Net als een hoofdredactioneel waarin ik als hoofdredacteur onze positie expliciet maak. U als lezer wil ik ten slotte uitnodigen kennis te komen maken met de redactie van Architectenweb.nl en AWM tijdens een van de Architectenlunches die wij maandelijks in Amsterdam organiseren. Meer informatie hierover vindt u op Architectenweb.nl.


In dit nummer

42

18—23

A

Architectuur

14-17 Korte berichten

Product en

Cultuur en

PM Materiaal

CM Maatschappij

36-39 Korte berichten

48-51 Korte berichten

40-45 18-23 Stadskantoor Leyweg Milan Design Week 2011 Rudy Uytenhaak Architectenbureau 46-47 24-25 Branchevreemd Hout

52-53 Westerse ruimte versus Chinese ruimte

26-29 Compagniekwartier Sputnik

56-61 Van planmatige naar organische stedenbouw

30-31 Huis Ripken Courage Architecten

62-63 Europakwartier Oost en West

54-55 Veiligheid


96—99

64—69 88—91

I

Interview

64-69 Maarten van Poelgeest

D

Duurzaamheid

EP

Economie en Praktijk

T

Techniek

70-71 Korte berichten

82-85 Korte berichten

94-95 Korte berichten

72-73 Wastescape

86-87 Kantorenbouw

74-77 Grondstoffenschaarste

88-91 Particulier opdrachtgeverschap en herstructurering

96-99 Galleria Centercity Cheonan UNStudio

78-81 Interview Carolyn Steel

100-101 Watervilla de Omval +31Architects 102-107 Metropol Parasol J. Mayer H. Architects


#F[PFL IFU OJFVXF .BUFSJB *OTQJSBUJPO $FOUSF "NTUFSEBN *O IFU .BUFSJB *OTQJSBUJPO $FOUSF UF "NTUFSEBN *+CVSH TUBBU EF VJUXJTTFMJOH WBO LFOOJT FO JOTQJSBUJF UVTTFO DSFBUJFWF QSPGFTTJPOBMT BSDIJUFDUFO POUXFSQFST FO QSPEVDFOUFO WBO JOOPWBUJFWF NBUFSJBMFO DFOUSBBM .FU FFO UPUBMF PQQFSWMBLUF WBO NBBS MJFGTU N PNWBU IFU .BUFSJB *OTQJSBUJPO $FOUSF FFO VJUHFCSFJEF NBUFSJBM FO DPMMFDUJF TIPXSPPNT WBO UPPOBBOHFWFOEF CFESJKWFO FFO

CJCMJPUIFFL ยบ FYXFSLQMFLLFO FO IFU .BUFSJB $BGn *O EF[F VOJFLF MPDBUJF PSHBOJTFFSU .BUFSJB SFHFMNBUJH UIFNB FYQPTJUJFT XPSLTIPQT MF[JOHFO CJKFFOLPNTUFO FO BOEFSF BDUJWJUFJUFO XBBSCJK LFOOJTEFMJOH FO JOTQJSBUJF PQ IFU HFCJFE WBO JOOPWBUJFWF NBUFSJBMFO FO UFDIOJFLFO DFOUSBBM TUBBU ,PN MBOHT FO MBBU V JOTQJSFSFO


&YDMVTJWF QBSUOFST

0QFO WBO NBBOEBH U N WSJKEBH WBO ¬ VVS FOUSFF JT HSBUJT 1FESP EF .FEJOBMBBO C 9, "NTUFSEBN

¬ JOGP!NBUFSJB JD OM XXX NBUFSJB JD OM

,/08* / ( * /' 03 . * /(


Wageco: specialist in oplossingen voor gevels

Wageco Hoogeveensevaart 16 7912 TA Nieuweroord Tel. 0528 343002 Fax. 0528 343019 E mail info@wageco.nl www.wageco.nl

1

Kennemer Gasthuis te Haarlem : Een op verzoek van EGM Architecten op basis van onze potdeksel systemen door ontwikkeld speciaal systeem met een grotere schuinstelling van de gevelbekleding. Dit GS110 systeem leent zich eveneens uitstekend voor de montage van Polyvolt zonnepanelen (kaderloos) in gevels.

2

Bij het project Noordstrook is een nieuw concept voor strakke glasstrook gevels uitgewerkt met een goede vlakke paneel ondersteuning en fixering waarbij het gevelglas niet onder spanning staat. Door de kijkhoek te variĂŤren verandert de gevel van kleur. Diepte werking is verkregen door nylon afstandhouders te integreren.

3

Elektrabel Lelystad : Een kantoor naast 2 nieuwe kolencentrales met een Colorbel gevel waarbij de vorm van de gevelprofielen naar wens van de Architect is aangepast. Ook lopen de profielen als een soort lamel voor het isolatieglas langs.

4

Casselbergh te Brugge : Een gevel uit gebronsde RVS leien welke traditioneel op 22 mm horizontale vuren regels worden genageld. In verband met een 100 mm isolatie dikte is achter de spijkerregels een vertikaal aluminium Wageco systeem toegepast wat de gevel opbouw op een eenvoudige en snel te monteren wijze 180 mm uit de bouwkundige ondergrond brengt. Combinaties tussen houten gevelbekleding met een Alu draagsysteem hebben we al regelmatig geleverd. Ook zijn onze systemen al in een 50 tal projecten op HSB binnenspouwbladen toegepast

5

Fortuna Amsterdam : Woningbouw project van Delta Forte te Amsterdam met 6 mm dikke en rondgevormde Aluminium gevel bekleding. De gevelbekleding is op een speciale manier met haken op een raster constructie aangebracht. Wageco heeft naast levering hier eveneens de engineering van de gevel verricht. (BAM A’dam/Centraalstaal)

1

2

3

4

5


Verbaasd? Dat kunnen we ons voorstellen. Wanneer we in een vroeg stadium betrokken worden realiseren we met elkaar een optimaal ontwerp. Waarom? Om te komen tot een prefab ontwerp waarbij hoge kwaliteit en snellere bouwtijden gerealiseerd worden.

Grote esthetische vrijheid Dit is ĂŠcht prefab We zijn in staat om een compleet project te engineeren, een op maat gemaakt betonmengels voor u te ontwikkelen en in eigen beheer te produceren en te monteren. Mocht u het nu nog steeds niet geloven, neem dan zeker eens contact met ons op. Binnen Hurks beton / Hurks oosthoek kemper is er altijd wel iemand die met u de voordelen van onze manier van bouwen door wil nemen.

T +31 (0)13 465 99 00 verkoop@hurksoosthoekkemper.nl

T +31 (0)40 230 95 95 info@hurksdelphi-engineering.nl

T +31 (0)40 294 49 49 verkoop@hurksbeton.nl

www.hurks.nl


14 — AWM 42

A

Architectuur AMSTERDAM

Tweeledig

Ulrich Schwarz

Een zwaar hoofd op een ranke nek. Het door Atelier Kempe Thill ontworpen jeugdactiviteitencentrum De Hood lijkt de zwaartekracht te tarten. Een gesloten, monolithisch ogende doos rust op een vederlichte, vrijwel volledig doorzichtige plint.

De tweeledigheid van het gevelbeeld van dit jeugdcentrum in het Amsterdamse Osdorp is het gevolg van twee schijnbaar tegengestelde eisen van de opdrachtgever. De rondom beglaasde begane grond-verdieping komt voort uit de vrees van buurtbewoners dat de komst van een jongerencentrum zou leiden tot onveiligheid op straat. De glazen ‘muren’ hebben tot gevolg dat alles dat zich op de begane grond afspeelt zichtbaar is. Het gesloten bovendeel beantwoordt aan de wens om

de jongeren een afgeschermd domein te geven. “Hermetisch en introvert,” noemt het architectenbureau de vijfeneenhalf meter hoge activiteitenzaal. Middels een (geluiddichte) schuifwand is de ruimte in tweeën te delen. Zoals zo vaak bij dit soort projecten was het budget niet koninklijk. Kempe Thill koos er daarom voor zoveel mogelijk gebruik te maken van standaard bouwtechniek uit de bouwindustrie. Het gebouw bestaat uit een staalconstructie met een invulling van kalkzandsteen. Het gesloten gevelgedeelte is geïsoleerd met opgespoten polyurethaan – naar voorbeeld van olietanks en veestallen. De structureel verlijmde glasdeuren zijn wel speciaal voor dit project ontwikkeld. ‘De Hood’ is zowel een verengelsing van De Hoed, waar het gebouw volgens sommigen aan doet denken, als een vernederlandsing The Hood, de buurt. Jongeren kunnen er terecht voor dans-, rap- en theaterworkshops, voor feesten of voor andere bijeenkomsten. Na schooltijd, natuurlijk. (RG)


A

HANGZHOU

Spreekwolk Wat voor vorm geef je aan een stripmuseum? De vorm van tekstwolkjes, dacht MVRDV. Met deze ingeving als startpunt won het bureau de prestigieuze prijsvraag voor het China Strip- en Tekenfilmmuseum in Hangzhou. In 2012 wordt begonnen met de bouw. Acht in elkaar geschoven ballonachtige volumes, samen goed voor een oppervlakte van 30.000 vierkante meter, constitueren de basisvorm van het museum. Elke ‘ballon’ huisvest een andere functie; naast de tentoonstelling van de vaste collectie wordt een omvangrijke bibliotheek, een auditorium met onderwijsfaciliteiten en een theatercluster met drie zalen (totaal 1111

Architectuur Korte berichten

stoelen) in het gebouw ondergebracht. Doordat de ‘ballonnen’ aaneengeschakeld zijn, kan het hele programma in één rondgang doorlopen worden. Andere routes zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld voor een bezoek aan de vaste collectie. Die permanente tentoonstelling wordt in spiraalvorm gepresenteerd. In het hart van dit volume bevindt zich een plein dat kan fungeren als plek voor bijzondere installaties, zoals een grote robot. Dit grootschalige project kent verschillende markante onderdelen, zoals een park, een plein en een expocentrum. Verschillende partners hebben MVRDV bijgestaan. Zo is het stripreliëf, dat de complete gevel van het museum bedekt, ontworpen door de Amsterdamse grafische ontwerpers JongeMeesters. Het concept voor het interieur is bedacht in samenwerking met Kossmann.dejong. Daarnaast zijn ook Zhubo Architectural & Engineering Design, Arup Engineers betrokken geweest bij het ontwerp van

15 — AWM 42

het complex. De meeste aandacht gaat natuurlijk uit naar het flamboyante uiterlijk van het museumgebouw. Enorme tekstbalonnen. Dit is wat Robert Venturi, Denise Scott-Brown en Steve Izenour begin jaren zeventig een ‘duck’ noemden: een gebouw dat middels zijn vorm naar zijn functie verwijst. Het risico van dit soort hyperdirecte verwijzingen is dat ze snel tegen banaliteit aanschurken. Een museum van oude kunst in de vorm van een kwast – is dat denkbaar? (RG)


Luuk Kramer

16 — AWM 42

AMSTERDAM

Buurticoon Na een bouwperiode van anderhalf jaar is de New Kit opgeleverd, een markante schuine toren naar ontwerp van HM Architecten. Het gebouw moet symbool gaan staan voor de vernieuwing van de buurt. There is a New Kid on the Block. Of liever gezegd, een New Kit in de Kolenkitbuurt. Deze buurt in Amsterdam ondergaat momenteel een ingrijpende herstructurering. Zoals vaker geval is bij dit soort stadsvernieuwingsprojecten, wil men het nieuwe begin symbolisch markeren met een iconisch gebouw. The New Kit is een ‘scheve’ toren – naar verluidt schever dan de Toren van Pisa. Het gebouw is 17 verdiepingen

BOEK

Stedelijke Regio’s Negenentwintig auteurs telt het boek Stedelijke Regio’s. In dat licht is het knap dat de vierkoppige redactie erin geslaagd is het boek over regionale planning zo compact te houden. Met korte teksten en een afwisseling van genres is het een plezier om te lezen. Het dagelijks leven van de stedeling beperkt zich al lang niet meer tot de grenzen van zijn dorp of stad. De netwerkstedeling beweegt zich in de stedelijke regio. Om op deze realiteit in te spelen en tussen de verschillende gemeentes tot een betere afstemming te komen zijn door heel Nederland regionale samenwerkingsverbanden opgericht. Parkstad Limburg, Metropoolregio Amsterdam, Haaglanden… enzovoorts. Wat levert die regionale samenwerking op? Wat is de potentie? Daar gaat Stedelijke Regio’s over. De regionale planning lijkt vaak te beginnen bij verbetering aan de infrastructuur. Tussen Amsterdam en Amstelveen komt een metroverbinding, tussen Arnhem en Nijmegen wordt een snelfietsroute aangelegd. In zijn essay laat Daan Zandbelt zien welke potentie een regio-

nale autoweg biedt. In een interview pleit Ben van Berkel voor een verbetering van de ICE-verbinding met Duitsland. Dat de samenwerking veel verder kan gaan dan alleen op het gebied van infrastructuur blijkt uit het voorbeeld van de Drechtsteden, waar ook sociale zaken en zorg regionaal georganiseerd wordt. Het boek is een initiatief van het Forum Stedelijke Regio’s. De toon van de artikelen is daarom optimistisch. In haar essay halverwege boek legt Liesbeth van de Pol echter de vinger op de zere plek. De regionale samenwerkingsverbanden leveren een hoop plannen op, uitgevoerd worden ze echter zelden. Een papieren tijger, noemt Van der Pol het dan ook. De politieke wil ontbreekt. De redactie van het boek focust liever op de potenties van regionale planning. De Internationale Bauausstellung (IBA), zoals die bijvoorbeeld in het Ruhrgebied is gehouden, ziet de redactie als een geslaagd voorbeeld van regionale planning. Er wordt momenteel bekeken of zoiets ook in Nederland haalbaar zou zijn. Het organiseren van bijvoorbeeld de Olympische Spelen kan eenzelfde effect hebben. Ook stedelijke planning moet blijkbaar een evenement worden. Het is opvallend dat de genoemde evenementen steunen op een investering vanuit de provincie en het rijk. Precies die

hoog en herbergt in totaal 134 appartementen. De meeste verdiepingen hebben vier appartementen, in de top zijn twee penthouses ondergebracht. In de plint zijn bedrijfsruimtes gecreëerd. De New Kit dankt zijn naam aan een ander monumentaal gebouw in de buurt: de Opstandingskerk. Deze door Marinus Duintjer ontworpen kerk uit 1956 heeft een gekartelde gevel en een markante, aan een zijde schuin aflopende toren. Dankzij de vorm van de toren kreeg de kerk al snel de bijnaam ‘de Kolenkit’, en in navolging daarvan werd de buurt de Kolenkitbuurt genoemd. En nu is er tweehonderd meter verderop dus de zogenaamde New Kit. De naam is wellicht enigszins gezocht – een kit is in het Engels geen kolenemmer, maar een uitrusting of pakket – maar toont wel de intentie om nieuw buurticoon te zijn, even herkenbaar als de Opstandingskerk. (RG)

kant van de regionale planning blijft in het boek wat onderbelicht. Zonder politieke wil en een slimme financiële stok achter de deur komt regionale planning niet van de grond. (MvR) Jeroen Saris, Pieter van Ree, Jaap Modder, Marjolein Stamsnijder (red.) – NAi Uitgevers – 2011 – Paperback – 288 pagina’s – 17 x 24 cm – ISBN 9789056628208 – € 29,50 – Nederlands


A

LEIDEN

Canyon Over drie verdiepingen slingert hout en weervast staal over de gevel van twee woningen in Nieuw Leyden. Beide eengezinswoningen zijn ontworpen door 24H Architecture in opdracht van particulieren. Het weelderige voorkomen trekt ontegenzeglijk de aandacht van de passant. Een groot gebaar. In de Leidse nieuwbouwwijk Nieuw Leyden heeft 24H Architecture twee woningen ontworpen. Beide woningen liggen aan een smalle straat en op een diep kavel; het resultaat van de hoge dichtheid in het stedenbouwkundig plan van MVRDV. In dit gedeelte van Nieuw Leyden liggen de woningen rug aan rug. Hierdoor wordt de daglichttoetreding in de lagere en verder van de straat gelegen ruimtes bemoeilijkt. Om desalniettemin overal voldoende daglicht te krijgen, zijn de door 24H ontworpen woningen georganiseerd rond een open ruimte die zich al slingerend een weg baant door de twee woningen. De open ruimte is een soort canyon. Elke ruimte in de woning komt uit op deze canyon, waarin zich ook de verticale ontsluiting bevindt. Net als in een natuurlijk erosiedal slingert het licht van voor naar achter en van links naar rechts. Op de bovenste verdieping begint de open ruimte in het zuiden. Een verdieping lager verschuift ze naar het noorden om beneden in het midden uit te komen. Waar het licht niet direct in de aangrenzende ruimtes valt, komt het via weerkaatsing op de wanden van de canyon. De oost-west verplaatsing is per verdieping afgestemd op de functionele indeling van de betreffende plattegrond. De canyon zorgt voor een dynamische spel van licht en ruimte in alle dimensies. De sculpturale gevel blijkt daarbij een vereenvoudigde en platte representatie die het concept van de ruimtelijke indeling slechts beperkt eer aandoet. (LZ)

Architectuur Korte berichten

17 — AWM 42


18 — AWM 42

Meteoriet De lichtval rond het gebouw, het uitzicht van de omliggende woningen, de routing door de openbare ruimte. Bij de inpassing van het Stadskantoor Leyweg in het stedelijk weefsel van Den Haag Zuid-West heeft Rudy Uytenhaak overal rekening mee gehouden. Het is een technisch knap uitgevoerde stedelijke verdichting. Tekst Michiel van Raaij FotograďŹ e Pieter Kers


A

Architectuur Stadskantoor Leyweg Rudy Uytenhaak Architectenbureau

19 — AWM 42


20 — AWM 42

Van kilometers afstand is het al te zien. Het Stadskantoor Leyweg steekt fier boven het uitgestrekte en vlakke stedelijke landschap van Den Haag Zuid-West uit. Bij de benadering van het gebouw vanuit het westen over de Leyweg verdwijnt het stadskantoor geen moment uit het zicht. Van een afstand gezien lijkt het wel alsof het over de weg heen is gebouwd. Dichterbij gekomen is het gebouw in het winkelcentrum van de Leyweg een kort moment onzichtbaar. En dan ben je er. De ervaring van het gebouw in de stad vergelijkt architect Rudy Uytenhaak met die van een kerk in een Middeleeuwse stad: de kerktoren is van grote afstand te zien, in de stad zelf verdwijnt de toren echter uit het zicht, tot je plotseling voor de kerk staat. Bij de benadering van het Stadskantoor Leyweg wil Uytenhaak dat er een nieuwe laag in het ontwerp zichtbaar wordt. Van veraf gezien overheerst het beeld van een witte ‘tortilla’. Van dichterbij wordt de detaillering van de gevel zichtbaar. De gevelpanelen zijn voorzien van een scherp gesneden reliëf. De gevelpanelen hebben de vorm van een parallellogram zodat ze aan een zijde aansluiten bij de schuin lopende gevelbeëindiging. De horizontale naad tussen de panelen geeft de plek aan van de verdiepingsvloer. De maat van het gebouw is zo goed leesbaar.

BURGERSCHAP De opdracht voor het stadskantoor werd Architectenbureau Rudy Uytenhaak gegund via een prijsvraag. “Het was een gewone aanbesteding”, aldus Rudy Uytenhaak. “Dit had als nadeel dat de dialoog met de opdrachtgever beperkt was. Wethouder Marnix Norder had echter wel een uitgesproken visie op de functie van het gebouw.” Anders dan bijvoorbeeld Amsterdam heeft Den Haag geen stadsdelen. “Den Haag Zuid-West is zo groot als Leeuwarden, maar ontbeert een herkenbaar hart. Er is alleen een winkelcentrum”, vertelt Uytenhaak. “Met het nieuwe gebouw wilde Norder de mensen hier laten zien dat ze niet zomaar in de periferie van de stad wonen, maar dat ze echt ergens zijn.” In het gebouw kan getrouwd worden en kunnen kinderen aangegeven worden. Uytenhaak: “Dat zijn belang-

rijke momenten. In dit gebouw betoon je jouw burgerschap.” Naast de gemeenteloketten en de trouwzaal zijn in het stadskantoor verschillende voorheen verspreid gelegen kantoren van de gemeente Den Haag bij elkaar gebracht. Om het gebouw ook ’s avonds te activeren zijn aan het kantoorprogramma woningen en een bibliotheek toegevoegd. Onder het gebouw ligt een parkeergarage.

De publieksfuncties van het stadskantoor liggen rond het binnenplein. Links op de foto is de trouwzaal zichtbaar, rechts de bibliotheek

CONTEXT Met de nieuwbouw wilde Uytenhaak op een ruimtelijk kwalitatieve manier verdichten. Hij verwijst hierbij naar zijn studie ‘Steden vol Ruimte’ die hij als hoogleraar aan de TU Delft uitvoerde. Rond het stadskantoor wilde Uytenhaak zo veel mogelijk openbare ruimte creëren. Tegelijkertijd wilde de architect het kantoorprogramma op zo groot mogelijke vloeren rond een hof organiseren. De combinatie van deze wensen zorgt voor een gebouw dat zich naar beneden toe versmalt. “Het is een soort vaas”, zegt de architect. De gemeente Den Haag wenste een hoog gebouw dat een nieuw baken zou vormen in het stedelijk landschap. Door

— “Den Haag ZuidWest ontbeert een herkenbaar hart” de beperkte afmetingen van de kavel staat het gebouw vrij dicht op de omliggende woongebouwen. Om de woningen aan de Leyweg tegenover het stadskantoor hun uitzicht en licht niet te veel te ontnemen, koos de architect er hier voor het gebouw een punt te geven. Aan de achterzijde is het gebouw uitgelijnd met de strokenbebouwing aldaar. Samen zorgen deze ingrepen voor een driehoekige plattegrond. Door de naar boven toe uitwaaierende vorm in combinatie met de driehoekige plattegrond onderscheidt het stadskantoor zich sterk van zijn omgeving. De hoogte van het gebouw onder-

Links Bij goed weer is vanuit de woningen op bovenin het gebouw de zee en de Rotterdamse haven te zien Rechts De betonnen gevelpanelen hebben de vorm van een parallelogram en geven de gevel diepte


A

Architectuur Stadskantoor Leyweg Rudy Uytenhaak Architectenbureau

21 — AWM 42


22 — AWM 42

steunt die verbijzondering. Het gebouw is een eigentijds monument. Uytenhaak benadrukt echter dat hij het gebouw niet op die manier heeft ontworpen. “De gebouwvorm is de resultante van een functionele analyse en de klik met een concept dat synthese en identiteit biedt.” Het stadskantoor is gematerialiseerd in betonnen sandwichpanelen met een toeslag van Noors marmer. “Bij oxidatie wordt het wit”, vertelt Uytenhaak enthousiast. “Het gebouw wordt na verloop van tijd steeds witter.” De witte kleur is door de architect bedoeld als een eerbetoon aan de modernistische idealen die de basis vormden voor de omliggende buurt, ontworpen door Dudok. Wit stucwerk hoorde bij die architectuur. Met het witte marmer wil de architect op eigen wijze aansluiten op deze traditie. De daklijn van het gebouw is aan de achterzijde recht, maar loopt steil op richting de Leyweg. Het gebouw oriënteert zich zo helder op de hoofdweg. De entree van het stadskantoor is ook waar je die verwacht: bij het hoogste punt. Een lange en smalle luifel wijst het publiek de weg naar de entreedeuren. Duidelijk.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18

BINNENPLEIN

Dwarsdoorsnede

Aan weerszijden van het sculpturale witte hoofdvolume loopt vanaf het maaiveld een luie trap omhoog. De grote maat van de treden doet direct vermoeden dat deze trap niet bedoeld is om te beklimmen. Lage hekken geven aan hoever het publiek de trap mag beklimmen. Verder dan twee treden kun je niet komen. “Het gaat om het gevoel van ruimte”, verklaart Uytenhaak. Onder de trap liggen verschillende publieksfuncties. Deze zijn georganiseerd rond het overdekte plein in het hart van het gebouw. De hoofdentree leidt de bezoekers vanaf het voorplein direct het binnenplein op. Uytenhaak: “Die relatie wilde ik zo direct mogelijk maken.” Vanaf de hoofdentree gezien liggen links op de begane grond meteen de gemeenteloketten. Rechts bevindt zich over de twee verdiepingen de bibliotheek. De derde zijde van het plein wordt bepaald door de ronde trouwzaal. Deze zaal hangt vrij in de ruimte ter hoogte van de eerste verdieping. Een brede trap leidt de trouwgezelschappen van de begane grond naar de trouwzaal.

publiekshal infobalie publieksbalie/front office back office bibliotheek patio expeditie entree woningen fietsenstalling entree parkeergarage vergadercentrum trouwzaal computercentrum ontmoetingsruimte bedrijfskeuken spreekkamer kantoorruimte woning

18

18

17 17

11 9

12 11

1

10

Het binnenplein is boven de tweede verdieping overdekt met een piramidevormig dak. Op basis van het spectaculaire exterieur verwacht je eigenlijk een hogere ruimte. Een gebouwhoog atrium, zoals in het stadhuis van Richard Meier aan het Spui in Den Haag, was hier

— “Het gebouw wordt na verloop van tijd steeds witter” volgens Uytenhaak echter niet mogelijk. Door de woningen die ook in het complex zijn opgenomen, zijn de brandweereisen voor zo’n gebaar simpelweg te hoog. Uit de berekeningen van de daglichttoetreding bleek dat die bij de kantoren onder in het atrium aan de lage kant was. Om het licht dieper het

gebouw in te krijgen heeft Uytenhaak de reflecties in het atrium vergroot. Het met een zeefdruk beprinte, piramidevormige dak van het binnenplein reflecteert het licht direct de kantoren in. Daarnaast zijn ook de gevels van de kantoren rond het atrium voorzien van een zeefdruk print. “Architectonisch werkt het als een soort vitrage”, zegt Uytenhaak. Omdat onder in het atrium meer behoefte is aan licht dan bovenin het atrium wordt de perforatie van de gevel naar beneden toe gradueel groter.

KANTOORVERDIEPINGEN Het Stadskantoor Leyweg heeft op elke hoek een kern met liften en noodtrappen. Elk van de drie kernen heeft daarbij een eigen functie. De kern aan de voorzijde van het gebouw ontsluit de woningen boven in het gebouw. De noordelijk gelegen kern is toegankelijk voor het publiek. De zuidelijk gelegen kern wordt exclusief gebruikt door de in het gebouw werkzame ambtenaren.


A

Architectuur Stadskantoor Leyweg Rudy Uytenhaak Architectenbureau

23 — AWM 42

13

6

18

11 6

11

12

14

6

18 15

1e verdieping

13e verdieping

6

16

5

9

8 2

6 1

16 17

3 6 10

7

4

Begane grond

In het Stadskantoor Leyweg werken zo’n 1300 ambtenaren. Door gebruik te maken van flexwerken zijn echter maar ongeveer 870 werkplekken nodig. De inrichting van de kantoren is verzorgd in samenwerking met Merkx+Girod. De werkplekken liggen langs de binnen- en buitengevel. Vergaderruimtes, kopieerruimtes en de ruimtes met de kluisjes van de ambtenaren liggen allemaal in de middenzone. Op de binnenhoeken van de kantoorvloeren is iets speciaals gedaan: hier zijn kleurige lounges ingericht. Hier kan worden ontspannen of informeel worden overlegd. Om het kantoor zo energiezuinig als mogelijk te maken, wordt gebruik gemaakt van een WKO en betonkernactivering. De ventilatiekanalen en netwerk- en voedingkabels opgenomen in de kanalen in de betonnen vloer. Dit zorgt voor een hogere kantoorruimte met meer lichtinval. Het nadeel van deze oplossing is dat onder het plafond rijen met baffles opgehangen moesten worden. Dat laatste komt de ruimtelijkheid van de kantoren helaas niet ten goede.

6e verdieping

WONINGEN Helemaal boven op het stadskantoorprogramma zijn de woningen gesitueerd. “Op een heldere dag is vanaf hier de zee en de Rotterdamse haven te zien”, zegt Uytenhaak. Vanwege het grote verschil in oriëntatie op de zon, en tussen de binnen- en buitenzijde stelde Uytenhaak in eerste instantie rug aan rug gelegen maisonnettes voor. Woningeigenaar Vesteda wenste echter geen trappen in de woningen en vroeg daarom om een ontsluiting via een galerij aan de binnenzijde. Het sterkste punt van de woningen zijn de buitenruimtes. De schuine daklijn van het gebouw is benut om een serie van prachtige terrassen te maken. Op het zuiden. Met het Stadskantoor Leyweg heeft architect Rudy Uytenhaak voor Den Haag Zuid-West een hedendaags monument ontworpen. Met zijn driehoekige plattegrond en naar boven toe uitwaaierende vorm is het gebouw functioneel gezien sterk ingepast in zijn omgeving. Een technisch knap uitgevoerde stedelij-

ke verdichting. Met zijn bijzondere vorm eist het gebouw daarnaast in de stad ook de aandacht op. Dat past een publiek gebouw. Het gebouw is zo uiteindelijk veel en veel meer dan alleen een plek om te trouwen en je kinderen aan te geven.—

Opdrachtgever Gemeente Den Haag Architect Architectenbureau Rudy Uytenhaak, Amsterdam Team Rudy Uytenhaak, Tomer Meirom, Andre Hillebrand, Jasper Molenaar, Saskia Oranje, Martin Dalenberg, Hugo Boogaard, Arjan Luiten, Mustafa Senturk, Laurens de Lange Constructeur Aronsohn Constructies, Rotterdam Engineering gevel Hurks Oosthoek Kemper, Tilburg Adviseur installaties Halmos Adviseurs, Den Haag Aannemer BAM, Bunnik Realisatie April 2011


24 — AWM 42

Natuurlijk, eerlijk, makkelijk te bewerken. Hout geniet tegenwoordig een uitstekende reputatie. Uit recente projecten spreekt een voorliefde voor houten gevels, ingetogen en geraffineerd uitgewerkt, met gevoel voor detail en textuur. 1 Scherm Bij dit gebouw in Adelaïde, Australië, wordt door middel van een houten scherm beschutting gecreëerd. Het haakvormige scherm hangt los van de constructie, als een soort zonneklep. Eronder is een mooie buitenruimte ontstaan, die voelt als binnenruimte. – Architect Tridente Architects

2 On the rocks Deze kunstenaarsstudio staat in een ruig kustgebied in Canada. Of liever: ligt, want het balkvormig volume is schijnbaar op de rotsen is neergelegd. Door het houtgebruik, binnen en buiten, heeft de studio iets weg van een strandhuis. De richting van de planken dirigeert de blik naar buiten. Naar de zee. – Architect Saunders Architecture

3 Speelmuur Er viel te weinig te spelen, klaagden de kinderen en ouders over deze school in het Sloveense Ljubljana. Dus ontwierpen de architecten een uitbreiding met gevels als speelelementen. Draaienbare, prefab planken zijn van één kant beschilderd en van één kant kaal. Steeds een ander uiterlijk. – Architect Arhitektura Jure Kotnik

4 Veldhuis Haus im Feld heeft iets contemplatiefs; is in zichzelf gekeerd. Het huis in Sulz, Oostenrijk, opent rondom een patio. Het – houten – exterieur heeft een besloten uitstraling. Voor het venster aan de voorzijde

1

is een halftransparant scherm van horizontale latten geplaatst. De latten filteren licht en de blikken van voorbijgangers. – Architect Bernardo Bader

5 Voetbal Midden in Soweto, Zuid-Afrika, is dit state-of-the-art sportcomplex verrezen. Aanleiding was het WK voetbal 2010. De gevel van het gebouw is van zandsteen, met een houten wikkel eromheen. Die wikkel – van het lokaal voorradige saligna-hout – houdt de hitte buiten. De overkraging schept beschutte buitenruimte. – Architect RUFproject

6 Kubus Op het eerste gezicht is het N-House een zware, zwarte kubus. Van dichterbij blijken de cederhouten planken in de gevel in drie gradaties van donkergrijs uitgevoerd te zijn. Door de subtiele verspringingen in tint ontstaat een patroon. Cederhout komt veel voor in deze streek in Japan. – Architect TOFU

7 Zwart Je wilt ze aanraken, de ruwhouten planken van 8 BLACKS. De naam lijkt vreemd maar is simpel: het complex bestaat uit acht zwarte gebouwen, zoals een woonhuis, een gastenhuis en een stoomhut. Ook hier een minimalistische, trefzekere vormgeving en een haast monolitische uitstraling. – Architect NRJA

6


A

Architectuur Hout

2

25 — AWM 42

3

4

7

5


26 — AWM 42

Compagniekwartier Fijnmazig stedelijk weefsel De stedelijke structuur van historisch Delfshaven vormt het uitgangspunt voor 37 stadswoningen aan de Achterhaven in Rotterdam Delfshaven. Met een rijke schakering aan publieke ruimtes wil architectenbureau Sputnik de levendigheid in het gebied terugbrengen. Tekstt Tineke Groot Fotografie Hennie Raaymakers/DAPh “Ontwerpen voor een van de weinige historische stukjes Rotterdam is spannend maar ook lastig”, zegt architect Henk Bultstra van Sputnik. “Je wilt rekening houden met het historische karakter zonder te vervallen in historiserend ontwerpen. Onze interesse ligt vooral in de interactie tussen openbare ruimte en gebouwen.” Daarom heeft Sputnik aansluiting gezocht bij de essentie van de stedelijke structuur zoals die valt af te lezen op de Nolli-kaart van Delfshaven. Deze kaart is in 1997 door de architectuurhistorici van Crimson gemaakt om de verdeling van openbare en private ruimte weer te geven. Hierbij gelden ook publieke gebouwen en horeca, galeries en winkels als openbare ruimte. Kenmerkend voor het historische Delfshaven zijn de gesloten blokken van smalle panden, hier en daar doorsneden door stegen. In de buitenrand van de blokken definiëren horeca, galeries en winkels een fijnmazig netwerk van openbare ruimtes. De kavel, tussen de Achterhaven en de Havenstraat, biedt aan de overkant van het water zicht op historisch Delfshaven. Met uitzondering van het oude VOC-zeemagazijn even verderop, bestaat het gebied zelf voornamelijk uit gesloten bouwblokken. Sputnik heeft in zijn ontwerp deze typologie binnenstebuiten

gekeerd. Door de woningen rug aan rug te ontwerpen, is de binnenruimte naar buiten gehaald. Door de kavel te doorsnijden met stegen en pleintjes is een fijnmazige structuur van openbare ruimtes ontworpen met drie rijen van drie blokjes kwadrantwoningen. Het resultaat is een overzichtelijk woongebied met lichte, ruime woningen. Donkere bakstenen gevels aan de straten en de pleintjes verwijzen naar het historische karakter van het gebied. Diepliggende neggen verlevendigen de gevels. De stegen contrasteren met strakke witte muren en vlakke kozijnen, en geven het complex een fris accent. Op de bovenste verdieping zorgen de dakopbouwen voor een afwisselend daklandschap. De woningen bestaan uit vier lagen, inclusief dakterras, en zijn bijna allemaal net iets anders ingedeeld. De meeste hebben beneden een multifunctionele ruimte die kan worden gebruikt als kantoor, atelier, woonkeuken of als slaapkamer. Hierdoor zijn de woningen aantrekkelijk voor verschillende doelgroepen, wat goed is voor een gemengde wijk. De woonkamer ligt op

— De typologie van het gesloten bouwblok is binnenstebuiten gekeerd de eerste etage, daarboven liggen de slaapkamers en helemaal bovenin ligt het dakterras inclusief opgang en wasmachineruimte. Daar is ook nog de mogelijkheid voor een extra kamer. Sommige woningen hebben zicht over de Achterhaven, de meeste liggen aan een plein, en een aantal is georiënteerd op de Havenstraat. Omdat de Havenstraat schuin loopt ten opzichte van de andere straten, hebben de woningen hier afwijkende platte-


A

Architectuur Compagniekwartier Sputnik

27 — AWM 42


28 — AWM 42

De steegjes die het project doorsnijden vormen een heel eigen interpretatie van het ďŹ jnmazige stedelijk weefsel van historisch Delfshaven


A

Architectuur Compagniekwartier Sputnik

gronden. Al zien de woningen er van buiten identiek uit, binnenin zijn ze verrassend verschillend. Twee zaken hebben geleid tot aanpassingen aan het oorspronkelijke ontwerp. De ondergrondse parkeergarage, die nodig is om het gebied autovrij te houden, was gepland aan de Havenstraat. Daar bleek echter een essentieel dijklichaam te liggen waarin niet gegraven mocht worden. “We hebben de garage toen omgedraaid naar de Achterhaven. Daardoor ligt het hele plan nu op de hoogte van de Havenstraat en loopt het hoogteverschil met de omliggende straten op tot twee meter,” legt Bultstra uit. De garage is mooi verwerkt in de bebouwing, maar er zijn nu nog meer trappen toegevoegd aan het toch al trappenrijke ontwerp: tussen de pleinen en stegen en de aangrenzende straten, maar ook binnen in een aantal huizen langs de buitenrand van het project. Een andere aanpassing betrof de twee klokgevels aan de Havenstraat. Deze zouden worden gesloopt, maar zijn na protest van omwonenden toch behouden. De steeg die daar gepland was, is komen te vervallen. In plaats daarvan is nu een breed blok gerealiseerd met tien woningen. Een patio en daklichten zorgen voor licht, toch zijn deze binnenste woningen aanmerkelijk donkerder dan de andere. Sociale veiligheid is impliciet een belangrijk aspect in dit gentrification project. Pleintjes en stegen bieden ruimte voor sociale integratie, maar brengen ook het risico van verloedering met zich mee. In het ontwerp is daar op verschillende manieren aandacht aan besteed. Zo horen de pleintjes door hun verhoogde ligging echt bij de woningen. De entrees van de woningen liggen aan de stegen. “De stegen blijven daardoor levendig en leefbaar”, laat Bultstra zien, “en de ruimte aan de voorgevel houdt zo de volle breedte.” Grote raamvlakken bieden eveneens zicht op de stegen. Mocht het toch mis gaan, dan kunnen de stegen alsnog met hekken worden afgesloten. De stegen zijn collectief eigendom van de omliggende woningen. De pleintjes zijn openbaar gebied, op de ‘Delftse stoepen’ na. Op deze smalle private strook langs de kopgevels van de woningen kunnen bewoners

— De entrees van de woningen liggen aan de stegen een bankje of planten neerzetten. Aan de bestrating is de status van het gebied afleesbaar. “We hebben nog hard moeten werken voor passende bestrating op de pleintjes, want openbaar gebied betekent hier grijze stoeptegels. En dat haalt die zorgvuldig opgebouwde stedelijke gelaagdheid zo weer onderuit”, aldus Bultstra.—

29 — AWM 42

Begane grond

Door hun verhoogde ligging horen de pleintjes echt bij de woningen

Opdrachtgevers Woonbron, Rotterdam Architect Sputnik Architecture Urbanism Research, Rotterdam Team Bert Karel Deuten, Jaakko van ‘t Spijker, Henk Bultstra met Gaby van den Boom, Ruud van Duuren, Gabriel Raul Pena, Sara Montori, Jurgen Boonstra, Ebami Tom Restauratie klokgevels Walraad Architecten, Utrecht Adviseur constructies Put Adviesbureau, Tolbert Adviseur installaties Schreuder Groep, Breda Adviseur bouwfysica Adviesburo Nieman, Rijswijk Adviseur bouwkosten Van der Ree & Vermeulen, ‘s Gravenpolder Aannemer Martens aannemingsbedrijf, Lekkerkerk Bruto vloeroppervlakte 7.000 m2 woningen, 1.300m2 parkeergarage Bouwkosten inclusief installaties € 8.000.000,– Realisatie April 2011


30 — AWM 42

Uit liefde voor de donkerte In de wijk Noorderplassen in Almere heeft Courage Architecten een stalen woonhuis ontworpen. Zowel de buitenzijde als de binnenzijde is volledig in zwart afgewerkt. Een diagonale organisatie verbindt de achtertuin via de keuken/eetkamer op de eerste verdieping met de woonkamer op de tweede verdieping. Tekstt Michiel van Raaij Fotografie Pieter Kers “Met goed weer kun je Amsterdam zien liggen”, zegt architect Lars Courage, staand op de tweede verdieping van het woonhuis dat hij aan de meest noorde-

lijke rand van de wijk Noorderplassen in Almere heeft ontworpen. Hier op de tweede verdieping kijk je net over de Oostvaardersdijk heen. De Oostvaardersdijk heeft een hoogte van iets minder dan drie meter boven NAP, terwijl de polder drie meter onder NAP ligt. Om te profiteren van het uitzicht over de dijk heeft Courage de woonkamer van het door hem ontworpen huis op de tweede verdieping gelegd. Een verdiepingshoge en bijna kavelbrede glazen pui garandeert een ononderbroken zicht. De beslissing van Courage om de woonkamer van het huis op de tweede verdieping te leggen, aan de voorzijde van het huis, beïnvloedt en structureert het hele ontwerp. Door de dubbelhoge keuken/eetkamer een verdieping lager te leggen, aan de achterzijde van het huis, ontstaat in de doorsnede een diagonale

verbinding tussen de woonkamer en de achtertuin. Vanaf de woonkamer is er een open trapverbinding met de keuken/ eetkamer. Deze komt op zijn beurt uit op een smal terras aan de achterzijde van het huis, waarvandaan een buitentrap naar het maaiveld leidt. De secundaire ruimtes liggen onder de ruimtelijke diagonaal. Onder de woonkamer ligt de ouderslaapkamer. Onder de keuken/eetkamer is ruimte gereserveerd voor twee kinderslaapkamers. Op de begane grond aan de straatzijde ligt de garage. Het woonhuis staat nu nog vrij, maar zal op termijn links en rechts worden geflankeerd door andere huizen. “Wat betreft zijn constructie is het een industriële hal”, zegt Courage. De woningscheidende wanden zijn gemaakt van standaard stalen sandwichpanelen, de dichte delen van de voor- en achtergevel zijn bekleed met een geprofileerde


A

Architectuur Huis Ripken Courage Architecten

31 — AWM 42

1e verdieping

Langsdoorsnede

Begane grond

staalplaat en de verdiepingsvloeren zijn uitgevoerd als staalplaatbetonvloeren waarvan zowel de onder- als bovenzijde onbekleed is gelaten. Het gebruik van het industriële bouwsysteem zorgt volgens de architect voor een relatief lage bouwsom: “Dit huis is voor 180.000 euro gebouwd.” Doordat de wanden, vloeren en plafonds onafgewerkt zijn heeft het interieur een uitgesproken industrieel karakter. Een dergelijke materialisering verwacht je in een industriële loods of eventueel in een hippe spijkerbroekenwinkel, maar niet in een woonhuis. “Je vindt het helemaal te gek of je vindt het helemaal niks”, geeft Courage toe, “er is geen middenweg.” Dat het echter helemaal is wat de bewoners wilden, blijkt uit de minimalistische inrichting van het huis. De meubels zijn stuk voor stuk hoekig van vorm. De keuken is uitgevoerd in een combinatie van beton en hout. Het klopt allemaal. Doordat de detaillering van de staalconstructie zichtbaar is gelaten, is in het interieur afleesbaar hoe het huis is gemaakt. Het doet zo enigszins denken aan een horloge waarbij een transparante kast het uurwerk zichtbaar maakt of aan een motorfiets waarbij alle onderdelen zichtbaar zijn gelaten. Niet toevallig staat in de garage beneden een Ducati motorfiets geparkeerd. De bewoners van het huis zijn enthousiaste motorrijders. In de garage ligt dezelfde betonnen vloer als in de rest van het huis. Een cynicus zou kunnen stellen dat het huis als geheel een grote garage is. Je zou echter ook kunnen zeggen dat de garage in dit ontwerp een volwaardig onderdeel is van het huis. Het huis staat wat dat betreft in een traditie van drive-in huizen die aan het begin van de twintigste eeuw door Le Corbusier is ingezet. Een bijzonder onderdeel van het huis is de trap. Deze is in zijn geheel uitgevoerd in verzinkte stalen roosters. Dit le-

vert verschillende sensaties op. Zo bieden de roosters in verticale richting doorzicht. En doordat de roosters van de trap zich uitstrekken tot in de overlopen ervaar je de trap niet zozeer als een object in het huis, maar als een zone. De tactiliteit van de roosters en de klank van de stalen constructie versterken deze ervaring. Door het gebrek aan massa van de staalconstructie kan voor de koeling of verwarming van het huis geen gebruik worden gemaakt van betonkernactivering. Courage ziet dit echter vooral als een voordeel. Er wordt nu gebruik gemaakt van een luchtwarmtepomp met een bijverwarming in de vloer. Met deze installaties is de temperatuur in het huis precies en snel te regelen. Volgens de architect kan dat aantoonbaar energie schelen. De wanden en het plafond zijn op verzoek van de bewoners zwart geverfd. Om hetzelfde daglichtniveau te bereiken als in een huis met witte wanden zijn in het door Courage ontworpen huis grotere ramen nodig. De zwarte wanden heb-

2e verdieping

ben ook gevolgen voor de verlichting van de ruimte. “Ruimtes als deze kun je niet als geheel verlichten”, legt Courage uit. “Wat je moet doen is enkele plekken en objecten gericht verlichten.” In dit huis heeft donkerte een plek gekregen. Al met al laat het ontwerp zien dat particulier opdrachtgeverschap ongekende woonkwaliteiten blootlegt. Een zwart huis: waarom eigenlijk niet?—

Opdrachtgever Guido & Anne-Loes Ripken, Almere Architect Courage architecten, Apeldoorn Team Lars Courage Constructeur Bartels, Lochem Bouwfysica De Adviseurs, Apeldoorn Aannemer Roelofs en Haase, Rijssen Realisatie Maart 2010


Voor wie altijd op de hoogte wil zijn, is architectenweb.nl het juiste adres Dagelijks houden wij duizenden architecten op de hoogte van het laatste nieuws uit binnen- en buitenland, recent opgeleverde projecten en de nieuwste producten en materialen. Niet voor niets is architectenweb.nl met 15.000 nieuwsitems, 6.000 projecten, 6.500 producten en 1.600 materialen de grootste architectuursite van Nederland. Dus wie niets wil missen, brengt dagelijks een bezoekje aan:

architectenweb.nl



YOUR CONNECTION WITH ARCHITECTURE

A new renaissance is taking form, the globalisation of architecture. Archello is embracing it, by connecting people with experience in the built environment. This open platform allows you to extend your network, learn from the stories of professionals and discover great projects, products and materials. Contribute your projects today and show the world your connection with architecture.

www.archello.com


The 2011 super jury includes:

MICHAEL SORKIN

ODILE DECQ

BEN VAN BERKEL

PROF. KONGJIAN YU

JO NOERO Visit worldarchitecture festival.com for the full list of 2011 judges

Plus 70 international jury members including: James Grose, BVN Architecture, Australia // Isay Weinfeld, Isay Weinfeld, Brazil // Li Xiadong, Li Xiadong Atellier, China // Bjarne Hammer, Schmidt Hammer Lassen, Denmark // Gurjit Singh Matharoo, Matharoo Associates, India // Yvonne Farrell, Grafton Architects, Ireland // Akihiko Hamada, Nikkon Sekkei, Japan // Peter Kudryavtsev, Rusresorts, Building, Russia

Architectural Excellence - Live! The world’s largest, live, truly inclusive and interactive global architectural awards programme 1400+ architects - 500+ entries – 236 live shortlist presentations – 70+ international jury members - 65 countries represented – 60+ international jury members - 40 inspirational seminar speakers - 1 Building of the Year – 1 totally unique, unmissable event!

Ent er Ent NOW! clo ries Jun se 30 e 2 011

WAF is a feast of architecture, just don’t get too overwhelmed, otherwise you might lose your head in the heady atmosphere of WAF.

Jo Noero, Founding Principal, Noero Wolff Architects

ALL ENTRIES AND VISITOR PASSES ARE BUY ONE GET ONE FREE! UNTIL 30 JUNE 2011

Enter WAF 2011 to showcase your work to a global audience raise your profile, win acclaim and secure new business T: +44 (0)20 7554 5800 / 0845 056 8339 E: info@worldarchitecturefestival.com

Please quote VIP code ARCHENE when entering online

www.worldarchitecturefestival.com


36 — AWM 42

PM

Product en Materiaal

MATERIA.NL

Sonoperf De Sonoperf componenten uit roestvast staal of aluminium zijn voorzien van zeer kleine perforaties. Daardoor werken de componenten geluidsabsorberend, ook zonder combinatie met minerale wol of een vliesdoek. Op enige afstand wekt Sonoperf de indruk van een gesloten oppervlak. Voor meer ontwerpmogelijkheden kunnen de componenten worden voorzien van een gekleurde poedercoating of geprint dessin. Het product is geschikt voor vochtige, hete en hygiĂŤnische omgevingen. www.akustik-innovation.com

DEURBESLAG

Klink voor kluis Een deur, stelt de ontwerper Janjaap Ruijssenaars van Universe Architecture, is de grens tussen wat niet en wat wel kan worden waargenomen. Dat geeft de ruimte achter een deur een zekere waarde; de deurklink is het middel om daar toegang toe te verkrijgen. Om dat te symboliseren heeft Ruijssenaars zijn deurklink afgeleid van de grote broer op kluisdeuren en het ontwerp de passende naam Vault gegeven. De klink maakt het openen ook eenvoudiger doordat de duim meehelpt in de beweging. En de Vault biedt in de wc een handig haakje voor een jas. www.posteneger.nl


PM

Product en Materiaal Korte berichten

37 — AWM 42

MEUBILAIR

Inklapbare eenvoud Eenvoudig in vorm, slim in constructie. De klapstoel Piana, ontworpen door David Chipperfield, bestaat uit drie delen die draaien rond een enkele as. De draagstructuur en het mechanisme zijn verborgen in de gegoten onderdelen; er zijn geen zichtbare verbindingen. Ingeklapt is de stoel efficiënt stapelbaar. De Piana is vervaardigd uit polypropeen, verstevigd met glasvezel en voorzien van een matte antislipafwerking. Volgens de producent is de stoel volledig recyclebaar. De geometrische abstractie en het materiaalgebruik maken de Piana toepasbaar in verschillende situaties, vooral in publieke ruimten, maar ook in een privéomgeving en zowel binnen als buiten. De Piana is ontworpen voor Alessi en wordt geproduceerd door Lamm. Als accessoires ontwierp Chipperfield een muurhaak voor vier stoelen, een trolley waarop een groot aantal dichtgevouwen Piana-stoelen tegelijk kan worden vervoerd en een verbindingshaakje om stoelen te schakelen. www.alessi.com

VERLICHTING

Beam me up... De Scotty is een minimalistisch en architecturaal lichtarmatuur waarin een leddisc asymmetrisch is geplaatst. De schijf van slechts 12,5 mm dik fungeert als diffusor voor zestien uit het zicht geplaatste leds. De armatuur is er in twee versies. Bij de standaarduitvoering is de lichtbron

gefixeerd en is de Scotty een typische downlighter. De Scotty Adjustable heeft twee rotatiepunten: de leddisc en de draaiplaat kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen. Met een horizontale rotatie van 360° en een verticale inclinatie tot 60° kan de Scotty Adjustable worden ingezet als downlighter en tevens als wallwasher. Zowel de Scotty als de Scotty Adjustable kunnen volledig worden ingebouwd, zodat de armatuur naadloos overgaat in het plafond, of gedeeltelijk worden opgebouwd, zodat een kleine rand zichtbaar blijft. De verlichting kent een hoge lumenoutput. www.supermodular.com


38 — AWM 42

MATERIA.NL

Limix Shikkui is een traditioneel Japans pleister uit gebluste kalk met zeer zuiver calcium. De producent Tagawa Sangyo levert tegels uit Shikkui, die onder hoge druk worden gevormd.

recyclebaar en het productieproces vraagt volgens Tagawa Sangyo 80% minder energie en geeft minder CO2-emissie dan de productie van keramiek. Bovendien is het materiaal van nature antistatisch, antibacterieel en vochtregulerend. www.shikkui.com

Omdat ze niet worden gebakken blijven de natuurlijke componenten in de zogeheten Limix-tegels bewaard, terwijl het materiaal kenmerken heeft die vergelijkbaar zijn met die van marmer. Door de wijze van fabriceren zijn kleuren en texturen naar wens mogelijk. Limix bevat geen schadelijke stoffen, is volledig

MATERIA.NL WANDAFWERKING

Veilige decoratie Systexx is een decoratieve wandbekleding die voldoet aan uiteenlopende eisen, zoals die worden gesteld in projecten: hygiënisch, brandveilig en duurzaam. Het is een glasweefsel dat wordt geproduceerd volgens nieuwe Jacquard-weeftechnieken. Zand en soda zijn de basisgrondstoffen; het product bevat geen pvc en weekmakers. Systexx heeft een Öko-tex certificaat (standaard 100, klasse 1) en een Environmental Product Declaration. Het glasweefsel biedt een grote oppervlaktebescherming, is scheuroverbruggend en versterkt de stabiliteit van binnenwanden. Naar gelang gebruiksdoel en –ruimte (bijvoorbeeld patiëntenruimte, operatiekamer, wachtkamer, kleedruimte, restaurant, hotelkamer, kantoor, maar ook geconditioneerde ruimten als operatiekamer, verkoever, laboratorium) kan het worden afgewerkt met de geschikte coating. Systexx is beschikbaar in meer dan twintig structuren, maar ook dessins naar wens van de opdrachtgever of de architect zijn mogelijk. www.relius.nl

Plexiglas Mineral De panelen van Plexiglas Mineral zijn door-en-door gekleurd en kunnen in verschillende vormen worden uitgevoerd. Ze worden vervaardigd uit een composiet van acryl met mineraal

gesteente. De afwerking is zowel in satijn- als in hoogglans mogelijk. De panelen zijn ontwikkeld als gevelbekleding. Twee- of driedimensionaal gevormde geveldelen en ronde of rechte hoekdelen, bovendorpels en dergelijke zijn mogelijk. De producent Evonik Röhm biedt het materiaal aan in verschillende formaten en diktes. Zelfs verdiepinghoge gevelpanelen zijn mogelijk. www.plexiglas.net


PM

Product en Materiaal Korte berichten

39 — AWM 42

GEVELBEKLEDING

Meerdere mogelijkheden Het concept O-Wall biedt twee mogelijkheden voor de gevel. De Twinson O-Wall-gevelpanelen kunnen worden toegepast als afzonderlijke afwerking, of deel uitmaken van een uitgebreider gevelsysteem. Een geïntegreerd ventilatiesysteem voert vochtige lucht achter de gevelpanelen af. Door de beperkte dikte van de panelen is O-Wall goed te gebruiken als esthetische afwerking van onder meer buitengevels. De gevelpanelen kunnen ook met isolatie worden gecombineerd. Het product is licht van gewicht: een standaard houten regelwerk, met een afstand van 50 cm tussen de regels, volstaat als onderconstructie. De panelen worden met een clipsysteem blind bevestigd. De panelen zijn er in lengtes van drie en zes meter. De grondstof Twinson is een mix van kunststof en houtvezels. Het materiaal oogt en voelt aan als hout, maar heeft de onderhoudsvriendelijkheid van kunststof, aldus producent Deceuninck. Het materiaal is volgens Deceuninck PEFC-gecertificeerd en volledig recyclebaar. www.deceuninck.nl

MEUBILAIR

Stoel vol herinneringen Toekomst en verleden in een stoel: de Rememberme van ontwerper Tobias Juretzek wordt gemaakt van oude kledingstukken. Ooit is de stof gesneden, zijn de delen genaaid, zijn de kleren gedragen en slijtage gaan vertonen. Maar, vraagt

Juretzek zich af, verliezen ze hun belang als de kleren hun functie verliezen? De ontwerper wil door ze te verwerken in een stoel de oude producten, als dragers van herinneringen, bewaren en tevens een nieuw leven geven. Daarmee sluit hij uiteraard ook aan bij de huidige aandacht voor duurzaamheid en hergebruik. De onderneming Casamania heeft het afstudeerwerk van de jonge ontwerper in de collectie opgenomen en bekijkt momenteel hoe ze voor geïnteresseerden een stoel uit hun eigen oude kleding kan maken. www.casamania.it


Saverio Lombardi Vallauri

40 — AWM 42


41 — AWM 42

Tent London

PM

Product en Materiaal Milan Design Week 2011

Aandacht voor detail en materiaal Heldere ontwerpen met oog voor de detaillering kenmerkten het designsegment op de Salone del Mobile. Verder leek de aandacht voor duurzaamheid serieuzer dan bij eerdere edities. Dat was nog sterker te zien op locaties buiten de beurs, die als elk jaar hebben bewezen een belangrijke aanvulling te zijn. Tekst Robert Muis


Saverio Lombardi Vallauri

42 — AWM 42

De Salone Internazionale del Mobile heeft afgelopen april haar vijftigste verjaardag gevierd. Van de jubileumeditie maakte beursorganisatie Cosmit, met oog voor de moeizame klim van de branche uit het economische dal, geen groot feest. Ook de exposanten op i Saloni – de meubelbeurs en de gelijktijdig gehouden beurzen – hielden hun presentaties ingetogen. Er waren echter genoeg interessante producten te zien. De ontwerpen op i Saloni waren soms verrassend, vaak vertrouwd, soms exclusief, vaak toegankelijk. Bij de beurzen worden uiteraard in de eerste plaats collecties voor de handel getoond. Voor de exclusievere producten, kunstzinniger interpretaties en een blik op de mogelijke toekomst bezoeken de Milaangangers met name de exposities en evenementen die overal in de stad plaatsvinden: geconcentreerd in de Zona Tortona en Ventura Lambrate, bij Spazio Rosanna Orlandi of verspreid in galeries en showrooms in een wijk als Brera. De waar te nemen trends in de beurshallen en in de stad zijn vergelijkbaar.

MATERIAAL EN DETAIL Helderheid is een van de terugkerende trefwoorden voor het in Milaan gepresenteerde design. De materiaalkeuze

lijkt vaak bepalend; vormen, kleuren en afwerkingen worden ingezet om de uitstraling van het materiaal te versterken. Er is een bijvoorbeeld een tendens naar het gebruik van kunststof, waarbij de vormen of de kleuren een kunstmatige maar ook speelse associatie oproepen. Zo is het semiklassieke meubilair van Design for Love uitgevoerd in onder meer felroze,

— Bestaande designs krijgen herintroducties in hout blauw, geel en limoengroen polyethyleen. Een goed voorbeeld is ook de Gothic Chair van Studio Job, ontworpen voor het Groninger Museum: deze is opgenomen in de collectie van Moooi in een aantal felle kleurcombinaties, die goed aansluiten bij de elementaire vormen. In de drukbezochte showroom van Moooi in de Via Tortona waren ook voorbeelden te vinden van een andere duidelijk zichtbare trend: hout, met name blank of matzwart gebeitst toegepast. De onderneming toonde het matzwarte bureau Woood van Marcel Wanders, met een subtiel opkrul-

lende rand rond het ranke blad. Van de jonge ontwerper Sjoerd Vroonland heeft Moooi de Extension Chair, een klassieke caféstoel die kan worden voorzien van verschillende uitbreidingen, zoals een kapstok of een knop voor een tasje. De keuze voor hout leidt tot een benadrukken van het materiaal boven de vorm. De ontwerpen worden gekenmerkt door sobere en ranke lijnen met vaak fraaie detailleringen, zoals bij de Maritime Chair van de snel rijzende ster Benjamin Hubert (Casamania) en La Clasica van Jesus Gasca (Stua). Ronan & Erwan Bouroullec ontwierpen voor fabrikant Mattiazzi de Osso, met twee ovalen voor zowel de zitting als de rugleuning, en voor Magis de zwart geverniste Baguette Chair. De trend naar hout leidt er zelfs toe dat meerdere producenten bestaande modellen herintroduceren, nu (deels) uitgevoerd in hout. Sobere, rechte lijnen worden vaak verzacht met afgeronde hoeken. Volgens Tim Orriëns van Arco zijn afgeronde en organische vormen een belangrijke tendens. Arco heeft op deze wijze bijvoorbeeld een aantal bestaande stoelen aangepast. Rechthoeken met ronde hoeken en kiezelvormen zijn overal te vinden: bij tafels, stoelen, de ruim vertegenwoordigde loungebanken en zelfs bij akoestische wandpanelen van bijvoorbeeld Stua en Viccarbe. Vloeiende, organische vormen zijn er in hout, maar ook in kunststof, zoals de sculpturale Strip van Fabio Novembre voor Casamania en de tafel Hyperbolic van Alfredo Häberli voor BD Barcelona, maar ook de zeer expressieve Alice, een handvervaardigde stoel uit slierten translucent, felgekleurd polyurethaan. In de Zona Tortona legde een expositie, samengesteld door ontwerper Marc Sadler de nadruk op ontwerpen uit geheel recyclebaar kunststof; ook duurzaamheid stond dit jaar meer in de spotlights dan bij de vorige editie van de Milan Design Week.

SLOW DESIGN Van meubels uit hergebruikt materiaal waren interessante voorbeelden te zien. Casamania introduceert de stoel Rememberme van Tobias Juretzek, compleet vervaardigd uit in vorm geperste kleding. De ‘privacystoel’ Pod, een ontwerp van Benjamin Hubert voor het Nederlandse bedrijf De Vorm, bestaat uit een schaal


PM van vilt uit gerecyclede PET-flessen en een houten onderstel. De schaal, die de gebruiker omsluit, is de grootste vorm uit dit materiaal tot nu toe. Piet Hein Eek toonde nieuwe eenvoudige banken uit sloophout en zitmeubels uit oude metalen buizen. Interessant is dat een ruim aantal ontwerpers – en daarbij opvallend veel Nederlanders – duurzaamheid niet beperkt tot hergebruik van materiaal, maar haar verbindt aan sociale aspecten, aan ambacht of aan regionale tradities en industrieën. Je zou dit in navolging van de culinaire ‘slow food’-beweging, die streeft naar smaakvol en duurzaam geproduceerd voedsel met aandacht voor ambacht, herkomst en productiewijze, kunnen spreken van een doorbraak van ‘slow design’. Diederik Schneemann heeft objecten als een halkastje, een schaal en een lampenkap (met de hand) vervaardigd uit oude teenslippers. De flip flops neemt hij af van een onderneming die ze van Afrikaanse stranden raapt, waar ze in groten getale aanspoelen. Jeroen ter Hoeven van De Vorm zegt er bewust voor te kiezen de houten meubels te laten vervaardigen bij een regionale producent en met traditionele technieken. Fabrikant Bannink, legt Ter Hoeven uit, gebruikt CNCfreestechnieken, maar buigt ook nog altijd het hout met stoom. Het is noodzakelijk om zowel materialen te hergebruiken als de herkomst en de verwerking dichterbij te zoeken, zeggen meerdere producenten. Die noodzaak ligt in het zuiniger omgaan met grondstoffen, het beperken van het vervoer, maar ook in het (her)waarderen

Product en Materiaal Milan Design Week 2011

43 — AWM 42

Euroluce De verlichtingsbeurs Euroluce, die dit jaar weer deel uitmaakte van i Saloni, toonde hoe ledverlichting leidt tot ranke (en zeer ranke) armaturen. Ruim vertegenwoordigd waren de pendelarmaturen uit smalle staven, zoals bij Luceplan (Mini mini led), Vibia en Refer + Staer. Ook veel bureaulampen zijn slechts een dun staafje of een platte schijf, zoals de Flued van Gruppo Status, de serie Aria van Metalspot en tal van bijzonder minimalistische armaturen bij Catellani & Smith. Oleds spelen nog geen rol

van betekenis. Wel heeft de Franse firma Black Body interessante tafellampen en een wandarmatuur met, naar eigen zeggen, de grootste oledvlakken ter wereld. Als de verlichting uit is, fungeert de lamp als spiegel. Een verrassende ledserie is van de onderneming Alessi, dat voor het eerst met verlichting komt. Ze introduceert een uitgebreide collectie, waarin de leds zijn verwerkt in ‘peertjes’ met een fitting, die spelen met de vorm: ze ogen als robotjes, kristallen lampenkappen of olielampen. Het peertje is feitelijk de armatuur.

van lokale tradities. De Italiaanse firma Novo presenteerde zich op de Salone met een geheel herziene collectie. “Tot voor een aantal jaren maakten we vrij traditionele meubelen”, vertelt Cecilia Parisi, “We hebben besloten ons te richten op het

van Patricia Urquiola. Voor de Biknit is door de firma Plastitex speciaal een zacht, buisvormig breisel ontwikkeld, dat weer- en UV-bestendig is. Interessant materiaal heeft Doshi-Levien toegepast bij Impossible Wood, eveneens voor Moroso. De stoel is vervaardigd uit een thermoplastic composiet met 80% houtvezel, wat resulteert in een lichtgewicht meubel met het gevoel van hout. Lichtgewicht en uit natuurlijke vezels is ook de Hemp Chair, die de Duitse ontwerper Werner Aisslinger in Ventura Lambrate liet zien. Het toegepaste materiaal, afkomstig uit de auto-industrie, bestaat uit hennep, kenaf en een watergebaseerd thermohardend bindmateriaal. Dit is het grove verschil tussen Ventura Lambrate (en de andere evenementen in de stad) en i Saloni: op een plek als Lambrate vindt de bezoeker het meest verrassende en onderzoekende design. Dat betreft echter vaak handwerk, gelimiteerde edities en unicaten. Het is bereikbaar voor een kleine groep en is onmogelijk of niet gewenst om te vervaardigen in grotere oplagen. Op de beurzen worden – van toegankelijke tot exclusieve – productie- en handelsrijpe ontwerpen getoond. Dit blijft ook de kracht van de Milan Design Week: dat de bezoeker zowel kan zien wat er verkrijgbaar is als welke kant de ontwikkelingen kunnen opgaan, aangevuld met inspirerende presentaties.—

— Waardering voor ambacht en lokale tradities groeit hergebruik van materialen en het werken met regionale ontwerpers en ambachtslieden.” Voor de nieuwe collectie heeft de onderneming jonge ontwerpers gevraagd meubels te maken met restmaterialen van oude collecties. Andere toegepaste materialen zijn hergebruikt, zoals autogordels en verweerde spiegels. Het heeft geresulteerd in vervreemdende maar toepasbare stoelen, tafels en kasten met bijvoorbeeld verschillende poten, laden in verschillende stijlen of verweerd glazen deuren en bladen. Met moderne technieken zijn achter het verweerde glas illustraties aangebracht. De collectie straalt een antiesthetiek uit, een ruwe imperfectie, die op meer plekken opduikt. Voor Edra heeft Francesco Binfaré de bank Sfatto bekleed met ogenschijnlijk slordig geplooid leer en de kast Paesaggi Italiani voorzien van deuren die nog de vorm van de boomstam hebben en dus niet mooi sluiten. Moroso heeft de ‘gestikte’ stoel Stitched van Tord Boontje en een grof ‘gebreide’ stoel Biknit

Meer weten? Op www.architectenweb.nl vindt u een themadossier Milan Design Week


44 — AWM 42

1

3

2

4

5

6


PM

Product en Materiaal Milan Design Week 2011

45 — AWM 42

7

8

9

1 Extension Chair (Sjoerd Vroonland) www.moooi.com

2 Paesaggi Italiani (Francesco Binfaré) www.edra.com

3 Lumière Abatjour www.alessi.com

4 Hemp Chair (Werner Aisslinger) www.aisslinger.de

5 Pin-up (Richard Hutten) www.brandvanegmond.com

11 10

6 La Clasica (Jesus Gasca) www.stua.com

7 Biknit (Patricia Urquiola) www.moroso.it

8 Eclat www.blackbody-oled.com

9 Layer Panels (Arik Levy) www.viccarbe.com

10 Maritime Chair (Benjamin Hubert) www.casamania.it

11 Array (Refer + Staer/Jesper Kongshaug www.refer-staer.dk


46 — AWM 42

Branchevreemd

TRANSPORT

Elektrische driewieler De Italiaans-Chinese studio Icona Design speelt met een elektrische driewieler in op het toenemende autoverkeer en de aandacht voor duurzaamheid. Elk wiel van de Icona E3WM (Electric 3 Wheel Mobile) is voorzien van een elektromotor.

AUDIO

Aandachtig apparaat De Attentive is een compacte en interactieve speaker. Als het apparaat de nabijheid van mensen registreert, rolt de

speaker in de richting van de beweging en geeft hij muziek door. Zolang de Attentive beweging – bijvoorbeeld van dansende mensen – waarneemt, blijft hij spelen. Als de bewegingen stoppen, stopt de muziek en rolt de speaker terug in een rustpositie. De Attentive is ontworpen door Alix Chen, Elim Cheng en Horace Kao. www.pegadesign.com

De energie komt van batterijen, die in vier tot zes uur kunnen worden opgeladen via het gewone elektriciteitsnet. Er kan bijna 150 kilometer op de geheel opgeladen Icona E3WM worden gereden. Dankzij de twee voorwielen is het voertuig stabieler dan een scooter of motor; het biedt volgens de ontwerpers echter het comfort van een auto. Het voertuig weegt ongeveer 400 kg en is zo’n twee meter lang. De elektrische driewieler, met plaats voor twee personen, lijkt een geschikt vervoermiddel voor in de stad. Zijn debuut maakte de Icona E3WM tijdens de recente Shanghai Motor Show 2011. www.autoshanghai.org


PM KANTOOR

Blokvorming De meest gebruikelijke bureauaccessoires vormen meestal geen eenheid. Met de serie Buro van Adrian en Jeremy Wright hoeven ze niet langer een rommeltje op het werkblad te vormen. De broers hebben voor het designlabel Lexon een serie van rechthoekige accessoires ontworpen, met alle dezelfde lengte en hoogte. Samen vormen de perforator, plakbandhouder, nietmachine, calculator, usb-hub en dergelijke een groter rechthoekig blok. In de reeks

COMMUNICATIE

Mobiele essentie Mobiele telefoons worden van steeds meer mogelijkheden voorzien. Daarmee hopen de producenten in de sterke concurrentiestrijd de gunst van de omvangrijke consumentengroep te winnen. In reactie hierop vroeg fabrikant Huawei de Zweedse architectuur- en designstudio Claesson Koivisto Rune een gsm te ontwerpen die terugkeert naar de essentie – communiceren in gesproken en getypte woorden – en die zich onderscheidt in design. De Folded Leaf is up-to-date, maar sober in technologische functies.

Product en Materiaal Branchevreemd

47 — AWM 42

zijn ze herkenbaar aan de functie, die op de zijkant is gedrukt. Daarnaast heeft elk voorwerp een andere tint in een van de beschikbare kleuren (paars, groen en grijs). Buro is vervaardigd uit kunststof en voorzien van een rubberen coating. www.lexon-design.com

Voor de vormgeving zijn de ontwerpers steeds van de gebruiker uitgegaan. De gevouwen vorm is ontleend aan de klassieke gebogen telefoonhoorn én het ’openklapmobieltje’ van de jaren ’90, aldus de ontwerpers. Deze ontwerpen hebben – net als de Folded Leaf – een gebruiksvriendelijke kromming: van mond naar oor, en in de handpalm. Het gewicht is gecentreerd in de onderste helft (en dus in de handpalm) en de relatieve lengte van de telefoon maakt een makkelijk bedienbaar toetsenpaneel mogelijk. De vlakke rug zorgt ervoor dat de gebruiker het oledscherm kan bekijken, terwijl de gsm op tafel ligt. De Folded Leaf is ook uitgerust met een kleine camera, met een lens in de vorm van het menselijk oog. Als knipoog. www.ckr.se

INTERIEUR

Duurzaam ontwerp De potten, vazen en lampenkappen in de Kami-collectie van ett la benn zijn vervaardigd uit stevig en tegelijkertijd lichtgewicht cellulose. Dit natuurlijke ruwe materiaal is ruim voorhanden en volledig biologisch afbreekbaar. Het Duitse designduo maakt de objecten voor alledaags gebruik van het materiaal door het met de hand te vormen rond een mal; daarna droogt de cellulose aan de lucht. De objecten worden opgebouwd uit gestapelde geometrische vormen. Met de handvervaardigde voorwerpen wil ett la benn een nieuwe visie op ecovriendelijk design geven: “De poëzie van duurzaamheid begint als designobjecten streven naar een archetypisch blijvende kwaliteit met een maximale visuele continuïteit.” www.ettlabenn.com


48 — AWM 42

CM

Cultuur en Maatschappij KRITIEK

Oversteekbunker voor illegale migranten De Franse architecten Félix de Montesquiou en Hugo Kaici hebben een centrum ontworpen waar illegale migranten worden geholpen in hun oversteek van Calais naar GrootBrittannië. In de bunker kunnen de vluchtelingen overnachten en een vals paspoort laten drukken. Met hun afstudeerproject North European Migrant Organisation (NEMO) willen Félix de Montesquiou en Hugo Kaici een ironisch statement afgeven. NEMO voert de criminele activiteiten, die momenteel door de Koerdische maffia worden

verricht, op iets zichtbaarder wijze uit. Althans, de politie kan zien waar het allemaal gebeurt. De bunker beschermt de gebruikers via een eenvoudig mechanisch vergrendelingsysteem tegen ongewenste indringers. Zo kunnen de ramen en deuropeningen dankzij kettingen met betonnen panelen worden gesloten. Mits er voldoende voedsel voorradig is, houden de aanwezigen het vervolgens ook wel een tijd uit in het complex. Met behulp van generatoren wordt er eigen energie opgewekt. Van boven oogt het centrum als een eenvoudige, L-vormige bunker. Ondergronds bevinden zich echter veel meer functies, zoals slaapzalen, eetruimtes en zelfs een school. Om even bij te komen van alle stress, zijn er speciale loungeplekken ingericht met uitzicht op zee. Bijzonder aan de opgave is dat er ruimtes zijn ontworpen die zijn toegespitst op illegale activiteiten als het drukken van geld en paspoorten. Deze activiteiten

vinden doorgaans in achterkamers en andere onbestemde ruimtes plaats. “Toch voelde het niet heel anders bij het ontwerpen”, zegt Kaici, “In feite zijn het gewoon printerlokalen.” Het belangrijkste onderdeel in het ontwerp is een verticaal volume, dat boven de grond zichtbaar is als wachttoren. Binnen het centrum doet het vooral dienst als verkeersruimte. Met de lift worden de vluchtelingen vervoerd naar de boten, waarmee de oversteek naar Groot-Brittannië wordt gemaakt. Met het plan NEMO zijn De Montesquiou en Kaici dit voorjaar afgestudeerd aan de École Speciale d’Architecture in Parijs. Het idee is ontstaan nadat in 2010 het speciale illegalenkamp in Calais werd gesloten. Sindsdien is alle hulp aan de migranten verboden en bestaan er geen officiële voorzieningen meer. De vluchtelingen zijn vooral afkomstig uit Afghanistan en Irak. (RW)


CM

INSTALLATIE

Groeiende gevelbomen De tijd tussen afbraak en opbouw biedt kansen voor kortstondige initiatieven die de stad ten goede komen. Dat bewijst ook Rotterdam, waar op de plaats van het nieuwe stadskantoor een klein park wordt aangelegd, met een gevelkunstwerk van 2012Architecten. In de interval tussen sloop en nieuwbouw kan je een gebied braak laten liggen, maar je kunt ook gebruik maken van de open ruimte die plots in de stad is gevallen. Dat is gebeurd op de plaats van het toekomstig stadskantoor van Rotterdam, waar een klein plantsoen is aangelegd – of liever gezegd: een grasveld met een paar bankjes. Een tijdelijk lapje publiek groen in de

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

volgebouwde stad. Het plantsoen wordt afgeschermd door het L-vormige Stadstimmerhuis door architect J.R.A. Koops uit 1954. Dit is het oudste gedeelte van het voormalige Stadskantoor en zal als onderdeel van het ontwerp van OMA gerenoveerd zal worden. Op de gevel van het gespaarde gedeelte is verlevendigd met een groen muurkunstwerk naar ontwerp van 2012Architecten. Een verticale tuin wordt het genoemd, maar dat is wellicht wat overtrokken. Het is een soort ‘tekening’ van bomen, gevormd uit talloze plantenbakjes. In het komende jaar raken de bakjes lang-

49 — AWM 42

zaam overwoekerd, zodat het lijkt alsof de ‘bomen’ groeien. Het principe is simpel. Regenwater wordt opgevangen in acht flinke vaten. Achter de gevel van het Stadstimmerhuis wordt het water verspreid via een netwerk van leidingen. Zonder dat het van buiten zichtbaar is, zijn de leidingen via buisjes verbonden met de paar honderd plantenbakken die aan luiken in de venteropeningen hangen. In januari dit jaar won 2012Architecten de prijsvraag en al in april werd het uitgevoerd. Het plantsoen en het kunstwerk zullen bestaan tot begonnen wordt met de bouw en verbouwing. In 2012. (RG)


50 — AWM 42

TENTOONSTELLING

“Het gaat om de mensen” Op 1 juli opent het NAi na een verbouwing van een jaar opnieuw zijn deuren. Een van de openingstentoonstellingen in het vernieuwde museum is Testify! The Consequences of Architecture. Werkt een project in de praktijk zoals de architect het bedoeld heeft? In de tentoonstelling Testify! (letterlijk: getuigen) worden vijfentwintig projecten van verschillende architecten door hun bewoners, gebruikers en omwonenden onder de loep genomen. Een gesprek met de curator van de tentoonstelling, Lukas Feireiss. Welke rol heeft u als curator van de tentoonstelling gespeeld? “Op de laatste biënnale van Venetië ben ik benaderd door Ole Bouman en Linda Vlassenrood om een vervolg te maken op de Architecture as Consequence

tentoonstelling die twee jaar geleden is gehouden. Het idee was in deze nieuwe tentoonstelling het blikveld de verruimen naar een internationale schaal. Mijn idee daarbij was om de vraagstelling om te draaien: van Architecture as Consequence naar de Consequences of Architecture. Omdat ik zelf geen architect ben maar een academische achtergrond in Cultuurwetenschappen heb, ben ik vooral geïnteresseerd in hoe architectuur werkt. In de architectuur zie ik momenteel drie problemen. Architectuur is allereerst erg oppervlakkig. In de money-shot van een gebouw ontbreken de mensen. Een gebouw is echter juist voor mensen bedoeld. Een tweede probleem is het exclusiviteitcomplex: architecten praten met architecten over architecten. En dat terwijl iedereen met architectuur te maken heeft. Ten derde is er een educatieprobleem. Er zijn maar weinig architecten die teruggaan naar de door hen ontworpen gebouwen om deze te evalueren.” Zijn er conclusies te trekken uit de tentoonstelling? “Architecten willen altijd antwoorden.

Ik vind het veel belangrijker om vragen te stellen. Het gaan om de bewustwording. Ik heb wel het een en ander geleerd. Bij de projecten die voor de tentoonstelling geselecteerd zijn, hebben architecten over het algemeen voor langere tijd op de locatie gewerkt. Ze zijn sociaal betrokken geweest en hebben echt nagedacht over de programmering van de gebouwen op de lange termijn. Het is, denk ik, een nieuwe generatie architecten. Het zijn dertigers en veertigers met een andere houding dan hun voorgangers.” (MvR)

Testify! is te zien in het NAi van 1 juli tot en met 13 november 2011. Van de tentoonstelling verschijnt bij NAi Uitgevers ook het boek Testify! Onder de lezers van Architectenweb.nl en AWM verloot de redactie vijf exemplaren van dit boek. Om kans te maken op een exemplaar van het boek stuurt u een e-mail naar redactie@architectenweb.nl onder vermelding van Testify!


CM

SOCIAAL

Modelziekenhuis In Peru is een kinderziekenhuis geopend dat is ontworpen door het Nederlandse EGM architecten. Ieder kind, arm of rijk, wordt in het ‘Tony Molleapaza Rojas’-ziekenhuis geholpen. Het ziekenhuis moet daarmee een voorbeeld worden voor andere ziekenhuizen in het Zuid-Amerikaanse land. Het kinderziekenhuis in Arequipa, de derde stad van Peru, is een initiatief van de Nederlands-Peruaanse ngo PAZ-Holandesa en is gefinancierd door Nederlandse, Peruaanse een Japanse partijen. EGM leverde kosteloos het

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

ontwerp. Bijzonder is dat het ziekenhuis ook toegankelijk is voor kinderen zonder financiële middelen. Op dat punt moet het als voorbeeld gaan fungeren voor de andere ziekenhuizen in Peru, waar welvaart en status nog steeds bepalen wat voor zorg wordt verstrekt. Het ziekenhuis omsluit een waaier aan functies, verdeeld over verschillende paviljoens. Onder andere operatiekamers, een röntgenafdeling, een laboratorium, een polikliniek en een apotheek zijn in het complex ondergebracht. De kleinschaligheid sluit volgens de ontwerpers goed aan bij de functies van het kinderziekenhuis, maar heeft daarnaast ook een praktische functie. Van groot belang is de mate waarin de bebouwing aardbevingsbestendig is. Kleine, lichte gebouwen zijn beter opgewassen tegen zware trillingen dan logge hoogbouw.

51 — AWM 42

De topografie van de locatie van het kinderziekenhuis wordt bepaald door de landbouwterrassen die hier voordien lagen. In het plan van EGM architecten zijn deze hoogteverschillen opgevangen. In de materialisatie is gekozen voor lokaal voorradige materialen, zoals lavasteen en hout. De daken zijn bekleed met aluminium platen. (RG)


52 — AWM 42

Tussen Wu en Yu China heeft een rijke traditie op het gebied van stedenbouw en architectuur. Deze is wezenlijk anders dan de Europese traditie. Om het verschil in denken tussen China en Europa in kaart te brengen is het zinvol om terug te gaan naar de plekken waar het wijsgerig denken in beide continenten ontstond: het Chinese Xi’an en het Griekse Milete. Tekst Eric Vreedenburgh In de Westerse media wordt China vooral omschreven als een politiek economische macht. Echter, volgens de Chinezen zelf wordt hun macht vooral bepaald door hun culturele identiteit. Een identiteit die teruggrijpt op het Confuciaans uit de zesde eeuw voor Chr. De stad Xi’an is de geboorteplaats van het Confucianisme en het Taoïsme. Deze stad is de Chinese evenknie van de Griekse stad Milete, die als bakermat van het Westerse denken wordt beschouwd. Tegelijkertijd met de opkomst van het wijsgerig en wetenschappelijk denken ontstonden in deze twee steden twee manieren van stedenbouwkundig en architectonisch denken. Xi’an werd vroeger Chang’an (westerse vrede) genoemd. De stad is gesitueerd in het centrale gedeelte van China, tegen de Wei rivier met uitzicht op de Taibai bergen. Rond 200 was het met een bevolking van meer dan een miljoen mensen anderhalf maal zo groot als Rome- de grootste stad ter wereld. Chang’an was 1.100 jaar de hoofdstad van het Chinese keizerrijk en kende een ‘verboden stad’ die groter was dan die van Beijing.

RATIONELE STEDENBOUW In het Griekse Milete bloeide in de zesde eeuw voor Chr. de handel en de wijsbegeerte. De Griekse stedenbouwer en architect Hippodamus van Milete paste in de vijfde eeuw voor Chr. voor het eerst bewust een gridsysteem op Milete toe. Dit

was het eerste teken van rationele stedenbouw in Europa. Kenmerkend voor deze Griekse stad was dat er geen ruimtelijk verband werd aangebracht tussen het raster en het verloop van de stadmuren. In de Griekse stad was er ook nauwelijks een ruimtelijk verband tussen de hoofdverkeerswegen en de stadpoorten. Dit heeft alles te maken met het feit dat de Griekse stedenbouwkundigen het raster van de stad niet definieerden op basis van een ruimtelijke structuur, bestaande uit haaks op elkaar staande wegen. De omvang van een woonblok diende als norm. De stad werd geïnterpreteerd als een bepaalde groepering van ‘volumen’ en niet als een ruimtelijke structuur.

OBJECT VERSUS SUBJECT In deze fixatie op het object zit het verschil met de Chinese traditie. Dit verschil uit zich niet alleen in de filosofie en stedenbouw maar ook in de structuur van de taal. Deze hangt nauw samen met de ontwikkeling van het denken en daarmee ook met de ontwikkeling van architectuur en stedenbouw. Waar het westerse denken vanaf de Grieken gericht is op het verkrijgen van objectieve kennis gaat de Chinese filosofie uit van het veranderlijke en het vergankelijke van de dingen. Het enige wat constant is in deze wereld is de verandering zelf. Terwijl de Westerse mentaliteit zorgvuldig schift, afweegt, uitkiest, classificeert en isoleert, omvat het Chinese beeld van het moment elke bijzonderheid, tot in het kleinste detail, daar al deze ingrediënten tezamen het geobserveerde moment vormen.

WAT ER NIET IS Het Chinese denken is niet op zoek naar een rationele rots in de branding maar naar het begaan van een weg. Een weg, of Dao, die niet vastligt maar zich vormt in het begaan ervan. In het Daoïsme speelt het rationele betoog, zoals wij dat van de Griekse filosoof Aristoteles kennen een ondergeschikte rol. Deze houding komt ook naar voren in de Chinese taal waarin geen woord voor ‘zijn’


CM

Cultuur en Maatschappij Westerse ruimte versus Chinese ruimte

bestaat. Er bestaat wel de uitdrukking ‘yu’, wat ‘heeft/er is’ betekent. En hier aan tegengesteld is de term ‘wu’ dat ‘heeft niet/er is niet’ betekent. In het Chinese wereldbeeld is het ‘wu’ belangrijker dan het ‘yu’.

tuur als plattegrond voor de stad. Het grote verschil met de Griekse traditie is het gegeven dat de gridstructuur vanuit de leegte en de inwendige relaties is opgebouwd en niet vanuit volumes of objecten.

BINNENPLAATS

KENTERING

Het belang van het ‘niet zijn’ en het niet objectgericht zijn, heeft zijn weerslag op de Chinese stedenbouw en architectuur. De Chinese taal heeft ook geen vast karakter voor het begrip stad. Er zijn meerdere tekens en in essentie wordt een stad gedefinieerd door de processen die zich er af spelen. Het karakter voor stad ontstaat bijvoorbeeld door het samenvoegen van de begrippen ‘handeldrijven of markt’ en veiligheid. In de ordening van de stad geldt niet het gebouw als kleinste eenheid, maar de binnenplaats. In principe worden binnenplaatsen gegroepeerd op een van zuid naar noord lopende as. De binnenplaatsen worden aan vier zijden ombouwd en kunnen tot grotere eenheden gegroepeerd worden. Uiteindelijk ontstaat een rechthoekige gridstruc-

Op politiek en cultureel niveau is er de laatste decennia een kentering in het Aziatisch denken ontstaan. Na het omarmen van het westerse verlichtingsdenken ontstaat er in het zelfbewuste China een herwaardering van de eigen rijke culturele traditie. Er is daarmee voor Europeanen nog veel Chinese kennis te vergaren. Veel Westerse architecten vertrokken het afgelopen decennium naar China met het idee dat ze een voorsprong hadden op het gebied van architectuur en stedenbouw. Met hun ambities lijken ze op de Griekse filosoof Thales van Milete. Deze staarde 25 eeuwen geleden al lopend naar de sterren en viel in een put. Een vrouw was getuige van dit voorval en riep: “Man, als je nog niet eens kunt zien wat er vlak voor je voeten ligt, denk je dan echt de sterren te leren kennen?”—

53 — AWM 42

In de ordening van de Chinese stad geldt de binnenplaats als kleinste eenheid


54 — AWM 42

Veiligheid Liever Jane Jacobs dan bewakingscamera’s De toenemende beveiliging en privatisering van de openbare ruimte leiden tot angst en ongeluk. Dat betoogt de Britse schrijfster en journaliste Anna Minton. De gebruikers van de openbare ruimte moeten volgens haar de waarborg voor de veiligheid blijven. Jane Jacobs en de Nederlandse verkeerskundige Hans Monderman zouden daarbij kunnen dienen als raadgever. Tekst Ronnie Weessies Camera’s, toegangspoorten, hekken, bewakers; de veiligheidsmaatregelen in de openbare ruimte zijn Minton genoegzaam bekend. De publiciste komt naar eigen zeggen uit het meest beveiligde land ter wereld, waar bijvoorbeeld meer bewa-

kingscamera’s hangen dan in alle andere Europese landen samen. Daarnaast worden steeds nieuwe middelen bedacht om de veiligheid te vergroten. Rondrijdende auto’s met camera’s, mosquito’s om lastige jongeren weg te jagen en in de toekomst mogelijk zelfs drones. Met deze vliegende objecten, bekend van de klopjacht tegen vijandelijke strijders in Afghanistan en Irak, wordt momenteel in Liverpool geëxperimenteerd. Tijdens de Olympische Spelen van volgend jaar in Londen zullen ze ook worden ingezet. Minton is er zeer sceptisch over of dit soort middelen daadwerkelijk zullen bijdragen aan het publieke gevoel van veiligheid. Sterker nog, ze gelooft in het tegendeel. “De openbare ruimte jaagt op deze manier meer angst aan dan dat iemand zich er veiliger bij gaat voelen. Als je bent omringd door veiligheidsmaatregelen, ga je geloven dat er iets is om bang voor te zijn.” Minton publiceerde twee jaar geleden het boek Ground Control, waarin ze constateert dat met name in geprivatiseerde ruimtes veel veiligheidsmaatregelen

getroffen worden. Als voorbeeld noemt ze Liverpool One, een gebied van 34 straten in het centrum van de Engelse stad dat in eigendom van een private partij is. “De eigenaar vertelt trots dat de aanwezige camera’s iedere millimeter opnemen en er lopen bewakers rond die vragen of alles goed gaat als je gewoon wat rondhangt. Je wordt er echt volledig in de gaten gehouden.” Minton wijst erop dat het om een onoverdekt winkelcentrum gaat, dat ogenschijnlijk volledig openbaar is. “Tot er in mijn land een discussie op gang kwam, mede naar aanleiding van mijn boek, hadden mensen niet eens door dat het privaat gebied is. Toch wordt het duidelijk afgeschermd van de stad, met behulp van bijvoorbeeld poorten en hekken.”

VESTINGWERKEN De als kool groeiende Britse gated community’s zijn volgens Minton ware vestingwerken. “Deze woongemeenschappen zijn niet alleen afgegrendeld van de buitenwereld,


CM

Cultuur en Maatschappij Veiligheid

55 — AWM 42

Hoewel veel bezoekers dat niet weten zijn de straten van winkelcentrum Liverpool One eigendom van een private partij

maar vaak zie je dat ook de afzonderlijke huizen beschermd worden met camera’s, hoge hekken en prikkeldraad. De bewoners worden dus in hun eigen woonomgeving omringd door dit soort afschrikmiddelen. Ik kan het niet aantonen, omdat ik er geen empirisch onderzoek naar heb gedaan, maar ik geloof sterk dat zo’n manier van wonen mensen ongelukkig maakt. Zoals ik zei, denk ik dat veiligheidsmaatregelen voor nog meer angst zorgen. En angst leidt weer tot gevoelens van ongeluk.” Volgens Minton vormen de steeds prominenter aanwezige veiligheidsmaatregelen onderdeel van een ‘Amerikaans’ model voor stadsplanning. “Dit wordt aangestuurd door het streven om maximale geldelijke winsten uit ruimtes te halen. Het privatiseren van plekken gaat nu eenmaal samen met het beveiligen ervan. Een private partij bewaakt immers zijn eigen bezit, dat heeft niets met angst te maken.” Minton gelooft niet dat de hang naar veiligheid volledig vraaggestuurd is. “Het komt uiteindelijk allemaal neer op politiek. Die verkoopt publieke ruimte om

er maximale winst uit te halen. Een goed voorbeeld is de Britse supermarktgigant Tesco. Die wil op steeds meer plaatsen grote filialen bouwen, maar ondervindt daarin veel tegenstand. Lokale bestuurders sluiten daarom een deal met dit bedrijf. In ruil voor het bouwen van nieuwe winkels moet de supermarktketen huizen, scholen en andersoortige gebouwen voor de gemeenschap ontwikkelen. Er bestaan zelfs ware Tesco-dorpen, maar die zijn er welbeschouwd niet omdat het bedrijf dat zelf wilde.”

JANE JACOBS Minton ziet meer heil in het ‘Europese’ model voor het ontwikkelen van de openbare ruimte, waarin het publieke belang volgens haar een veel grotere rol speelt. Als er dan toch Amerikaanse invloed moet worden aangewend, wijst ze liever op de ideeën van de veelgeprezen stadsdeskundige Jane Jacobs. “Zij spreekt in haar boek Death and life of American Cities over

natural surveillance, waarbij de straten veilig worden gehouden door de onbewuste interactie tussen de gebruikers. Ze merken elkaar niet echt op, maar weten van elkaars aanwezigheid. Externe veiligheidsmaat-

— “Veiligheidsmaatregelen zorgen voor nog meer angst” regelen zoals camera’s ondermijnen dit proces.” Minton vindt het niet vreemd om na te denken over een openbare ruimte zonder toezicht en bewaking. “Jullie eigen verkeerskundige Hans Monderman heeft bedacht dat het verkeer veiliger wordt als alle verkeerstekens en –borden worden verwijderd. Weggebruikers worden daardoor gedwongen meer naar elkaar te kijken. Waarom zouden we zo’n model niet kunnen toepassen op de publieke ruimte?”—


56 — AWM 42


CM

Cultuur en Maatschappij Van planmatige naar organische stedenbouw

57 — AWM 42

Van planmatige naar organische stedenbouw Aan het begin van de twintigste eeuw is de stedenbouwkundige traditie waarin vanzelfsprekend ruimte was voor particulier initiatief vervangen door een geleide stedenbouw waarin een standaardproduct voor de woonconsument werd gebouwd. In onze plannen voor Europakwartier Oost en West in Almere herrijst de oude stedenbouw. Tekst Willem Jan Neutelings Beeld Neutelings Riedijk Architecten


58 — AWM 42

Het Europakwartier wordt doorsneden door de met vier rijen zilverlindes beplante Europalaan

Duizenden jaren lang werd stedenbouw georganiseerd volgens de logica van kruisende handelswegen en waterlopen, van militaire verdedigingswerken en civiele polderslagen, van vorstelijke assen en publieke marktpleinen, van erfrechtelijke splitsingen en notariële verkavelingen. Binnen deze simpele krachtlijnen bouwden individuen gebouwen en vormden zij onze steden. Honderd jaar geleden, na de invoering van de Woningwet van 1901, ontstond in Nederland een drastische breuk met deze traditie. Niet de logica van de stedenbouwkundige orde, maar de logica van het woonprogramma werd leidend voor de organisatie van nieuwe stadsuitbreidingen. Stedenbouw werd gezien als het schikken van grote voorgevormde blokken woonprogramma in de polder. De ijveraars voor deze planmatige volkshuisvesting werden gedreven door goede bedoelingen. De nieuwe stedenbouw zou licht en lucht, hygiëne en orde brengen,

en op den duur zou hier een betere mens uit ontstaan. Deze nieuwe aanpak, met haar eigen vormen van stapeling, financiering en prefabricatie, leverde tijdens het interbellum fraaie resultaten op. Er

— Het bouwen werd een strijd tegen de ‘Woningnood’ werden ruime wijken aangelegd, met publieke pleinen en groene lanen. De grote woonblokken werden ingezet om sterke architectonische ensembles te maken, zoals de realisaties van de Amsterdamse School. Tuinsteden brachten een aangename mix van stad en platteland. En de kwaliteit van al die nieuwe woningen stak ver uit boven de wantoestanden van de

negentiende eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog verschoof de focus van kwaliteit naar kwantiteit, onder invloed van verwoesting en babyboom. Het ministerie van Volkshuisvesting legde van bovenaf de productiedoelen op. Jaarlijks moesten honderdduizend nieuwe woningen van de band rollen. Het bouwen van steden werd enkel nog begrepen als een heroïsche strijd tegen de zogenaamde ‘Woningnood’, een pathologie die het land permanent in haar greep hield. De geleide aanpak slaagde er vijftig jaar lang echter niet in om deze Tantaluskwelling op te lossen: na elke bouwronde bleek de woningnood nog even hoog. Tactische planologie verving het zorgvuldig stadsontwerp: op landkaarten werden aanvalspijlen getrokken, woningcontingenten werden strategisch verdeeld over het land. Het resultaat was een ongeziene schaalvergroting van stedenbouwkundige diensten, corporaties, ontwikkelaars en aannemers.


CM

Dit woningbouw-industrieel-complex zette in op een ver doorgevoerde standaardisering van de ontwerp- en productieprocessen, met repetitie als basisinstrument. Het hoogtepunt was de uitvinding van de tunnelbekisting, een productiesysteem dat uniek is in de wereld, waarbij de volledige betonnen ruwbouw van één woning in 24 uur gemaakt kan worden. Deze kist trok door het hele land en verengde de Nederlandse woning tot een kale betontunnel van 5,40 meter breed, zonder enige ruimtelijke kwaliteit en zonder enige vorm van binnenafwerking (in verkoopfolders eufemistisch ‘behangklaar’ genoemd). Kwantiteit werd het leidende thema. Kwaliteit werd alleen nog begrepen als het halen van de minimumnormen. In de Hollandse cultuur van soberheid werd het minimum al snel het maximum. Bij gebrek aan keus beschouwde de bevolking deze moderne leefomgeving zonder gemor als het hoogst haalbare. Men was blij met de nieuwe doorzonwoning waarvoor men jarenlang op de wachtlijst had moeten staan. In de klassieke stedenbouw was het doel de open stedelijke ruimte te maken, de contravorm, door middel van een zorgvuldige compositie van straatbreedtes, rooilijnen en goothoogtes. De bouwvolumes waren daaraan volgend. In de nieuwe stedenbouw ging dat andersom: eerst werd het gestolde woonprogramma geplaatst, de openbare ruimte eromheen was een rest. Op de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft werden wij als architecten getraind om bouwvolumes te positioneren op basis van een optimale kraanbaan voor het plaatsen van tunnelbekistingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de openbare ruimte tussen de losjes geplaatste woonblokken degradeerde tot een ongedefinieerde zee van parkeerplaatsen en prikstruiken. Voeg daarbij de strenge scheiding van wonen, werken en verkeerssoorten, en het resultaat zijn de monotone Nederlandse nieuwbouwwijken die in het buitenland altijd met een mengsel van verwondering

Cultuur en Maatschappij Van planmatige naar organische stedenbouw

en afschuw bekeken worden. De kneuterigheid van de jaren tachtig, de Vinexwijken van de jaren negentig of de retro-stijl van de jaren nul waren pogingen om meer diversiteit en kwaliteit in de woonwijken te brengen, maar boden uiteindelijk weinig soelaas. Het was vergelijkbaar met de Glasnost en Perestroika

— Het minimum werd al snel het maximum ten tijde van Gorbatsjov: oppervlakkige wijzigingen zonder dat het systeem wezenlijk veranderde. De onderliggende machinerie van de grootschalige organisatie bleef gehandhaafd. In Nederland heeft de planeconomie het twintig jaar langer uitgehouden dan in de Sovjet-Unie, maar is sinds de crisis op vergelijkbare wijze geïmplodeerd.

ORGANISCHE STEDENBOUW In Almere vieren wij de herrijzenis van de oude stedenbouw. Het is geen nieuwe vinding, na honderd jaar knopen we gewoon weer aan bij een eeuwenoude traditie. Het is een stedenbouw die bescheiden is, die ervan uitgaat dat je nog niet weet wat er gaat komen, die ruimte laat voor kleinschalige initiatieven van vele partijen. Een stedenbouw die natuurlijke groei stimuleert en transformatie toelaat in de tijd. De stedenbouw die wij voorstellen is te vergelijken met de opmaak van een krant. Een krant werkt met onzichtbare stramienlijnen. Binnen de stramienlijnen past de kopij van heel veel verschillende redacteuren. Een scherpe column, een meeslepende reportage, schokkende oor-

59 — AWM 42

logsfoto’s, ingezonden stukken, schreeuwerige reclame, overlijdensadvertenties of een sudoku-puzzel. De stijl, kwaliteit en inhoud van de artikelen kunnen wisselen, maar het geheel is elke dag weer een consistente krant. Op dezelfde manier willen we de stad maken. We hebben een aantal onzichtbare stramienlijnen uitgezet, waarbinnen allerlei projecten van particulieren, ontwikkelaars, bouwers of corporaties kunnen worden ingevoegd. Het zijn eenvoudige regels, die voor iedereen hetzelfde zijn. Binnen die regels is er veel vrijheid. Stijl, functie of vorm leggen we niet op. Het is ook niet nodig dat elk gebouw een hoogstandje wordt. Net als in de krant heb je in een stad ook vulling nodig, het ‘fond’, met daarin af en toe een pareltje. Onze aandacht gaat vooral uit naar de hoeken van de bouwblokken. Daar nodigen we krachtpatsers en virtuozen voor uit. De hoeken zijn de boekensteunen van de straat; daartussen mogen allerlei boeken op de plank staan, van bestsellers tot doktersromans. Onder impuls van wethouder Adri Duivesteijn heeft Almere in de afgelopen vijf jaar met succes geëxperimenteerd met particulier opdrachtgeverschap. Meer dan duizend woningen zijn volgens dit principe tot stand gekomen, zowel rijhuizen als vrijstaande huizen. Een belangrijke stap die we in het Europakwartier maken is dat we ook andere types voorstellen. Niet alleen voor de zelfbouwers, maar voor alle soorten partijen: gestapelde bouw in herenhuizen en flats; grotere volumes met collectieve woningbouw in zogenaamde stadspaleisjes. En overal een vrije mix van werken en wonen. Daarmee zijn alle ingrediënten voorhanden om een levendige stad te maken. In Europakwartier West is de omvang nog beperkt, omdat een groot deel van de wijk al bestond. In Europakwartier Oost, dat we aansluitend willen aanvatten, zal het systeem voor het eerst op de schaal van een hele stadswijk toegepast worden. Het belangrijkste verschil met vroeger is dat we geleidelijke groei en


60 — AWM 42

transformatie mogelijk maken. Dat maakt deze stedenbouw niet alleen organisch, maar ook duurzaam. Omdat niet alles vooraf gedetermineerd is, kun je op dezelfde plek blijven wonen, in plaats van te verhuizen als je thuis wilt gaan werken of wanneer je schoonmoeder bij jou intrekt. Je kunt jouw huis wijzigen in de tijd, omdat je panden kunt vergroten, splitsen of samenvoegen. In plaats van een heel huizenblok in één keer te slopen, kan elk pandje zijn eigen dynamiek hebben in de tijd. In plaats van een volledige wijk na één generatie af te breken, omdat het originele programma niet meer bestaat (zoals nu gebeurt met wijken uit de jaren zestig en zeventig) kan in deze programmaloze opzet de stad zich steeds weer veranderen en aanpassen. Dit heeft niet alleen een groot effect op de duurzaamheid van de gestapelde stenen, maar ook op de duurzaamheid van de gemeenschap. Mensen worden mede-maker van hun woning en van hun buurt. De verschillende woningen die vanaf het begin worden ingebracht bieden een grote diversiteit en leiden daarom tot een grote sociale mix van jong en oud, van arm en rijk, die de buurt vitaler en levensvatbaarder maakt.

TWEE ANEKDOTES Vijftien jaar geleden ontwierpen wij een serie woningen op Sporenburg, een oude havenpier in Amsterdam. De stad had de ontwikkeling van duizend nieuwe woningen uitgegeven aan één partij. Enkele weken na de oplevering belde een van de kopers ons op. Hij had een grootscheepse verbouwing van zijn pas gekochte woning in gedachten. Een trap met natuurstenen treden, zware houten deuren met volmetalen klinken, een royale keuken, een degelijke badkamer. Waarom wij als architect daar niet zelf aan gedacht hadden, in plaats van die gammele rommel die hij had aangetroffen in zijn nieuwe

koopwoning? Wij legden hem geduldig uit dat al die zaken exact zo in onze tekeningen hadden gezeten, maar dat die er op het laatste moment waren uitbezuinigd. Hij vroeg ons wie dat bedacht had. Tot zijn grote verbazing waren het zijn eigen medewerkers van de afdeling realisatie. De koper bleek een van de directeuren van het ontwikkelbedrijf te zijn... Rond dezelfde tijd ontwierpen wij een woongebouw op de Müllerpier, een oude havenpier in Rotterdam. De stad had de ontwikkeling van zeshonderd nieuwe woningen uitgegeven aan één partij. Bij ons ontwerp voor een van de woonblokken stelden we voor om een

— In Almere herrijst de oude stedenbouw redelijke 2,70 meter netto plafondhoogte te maken. Dit voorstel sneuvelde bij het definitief ontwerp. De ontwikkelaar vond een plafondhoogte van 2,40 meter genoeg, dat spaarde beton en was nog net legaal. Wij konden niet anders dan deze eis knarsetandend accepteren. Toen we een jaar later als toerist op de bouwplaats kwamen (in de Nederlandse woningbouw controleert de bouwer zichzelf, de architect mag geen directie voeren), zagen we dat op de bovenste verdieping één appartement met 3,00 meter plafondhoogte was uitgevoerd. Bij navraag bleek dat de directeur van de woningstichting dit appartement zelf had gekocht en de tekeningen had laten aanpassen... De moraal van dit verhaal is dat iemand die voor zichzelf bouwt, precies weet wat hij wil, en weet voor welke kwaliteit hij wil betalen. Jammer genoeg

waren het de afgelopen vijftig jaar alleen de directeuren van de ontwikkelende partijen die de mogelijkheid hadden om dit proces te beïnvloeden. Hun duizenden klanten restte niets anders dan gemor.

DE BOUWFABRIEK Als onderdeel van de nieuwe aanpak van het Europakwartier stelde Adri Duivesteijn voor om in de wijk een ‘bouwfabriek’ op te zetten, voor toekomstige initiatiefnemers. In het begin was ik sceptisch over dit idee. Het riep bij mij herinneringen op aan inspraakavonden met vuistenballende buurtbewoners en pijprokende inspraakbegeleiders die ik begin jaren tachtig als jonge stagiaire in de stadsvernieuwing had meegemaakt. Maar het bleek een openbaring. Voor het eerst in mijn carrière als architect, na meer dan duizend woningen gebouwd te hebben, heb ik échte mensen gesproken. Mensen die een woning willen bouwen, mensen die een doel hebben in hun leven, mensen die een plan hebben voor deze stad. Ze bestaan. Ze zijn geen A4’tje dat je als architect van de ontwikkelaar krijgt, ze zijn geen abstracte spreadsheet van de marketingafdeling, geen landelijk contingent of demografische curve. Het meest fascinerende is dat al deze mensen de ambitie hebben om iets te scheppen. Ik heb een Amsterdamse veertiger gesproken die zijn ICT-bedrijf verkocht had en een gezellig café op de hoek wil bouwen met appartementen erboven. Ik heb hippe dertigers gesproken, die lofts met collectieve ruimten willen bouwen voor pas afgestudeerden. Ik heb een getaande zeventiger gesproken die eigenhandig een huis op het water wil timmeren. Ik heb een ingenieuze ontwikkelaar gesproken die een compacte schakelwoning heeft verzonnen. Ik heb West-Friese vaklieden gesproken wiens handen jeuken om prachtige dakoverstek-


CM

Cultuur en Maatschappij Van planmatige naar organische stedenbouw

61 — AWM 42

Aan de zuidzijde van het Europakwartier liggen ook zogenaamde waterkavels

ken te timmeren. Ik heb een slimme corporatiedirecteur gesproken die goedkope woningen in een stadspaleis wil maken. Kortom, de bouwfabriek was een leerrijke kennismaking met de enorme energie die leeft in ons land en die vandaag in Almere wordt vrijgemaakt.

DE BOUWENDE BURGER: VRIJHEID VERPLICHT Na honderd jaar onderbreking is iedereen nog onwennig in zijn nieuwe rol. Toch hoeft niemand bang te zijn. De burger kan weer een woning laten bouwen naar zijn eigen behoefte. De architect kan weer samen met een directe klant mooie ontwerpen maken. De bouwvakker wordt weer vakman in plaats van assembleur. Er komt opnieuw ruimte voor mooie details, voor degelijke afwerking en ambachtelijkheid. De koper krijgt meer kuub gebouw per euro. De ontwikkelaar hoeft minder grote risico’s te lopen. Het bouwbedrijf kan weer continuïteit vinden. Innovatieve ondernemers kunnen nieuwe ideeën op

de markt brengen. Het mooie van het systeem is dat een nieuwbouwwijk voortaan niet meer een soort natuurverschijnsel is dat ons overkomt. De burger bouwt zelf mee aan

— Iedereen is nog onwennig in zijn nieuwe rol zijn wijk en wordt daarmee verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Als er geen welstandscommissie meer is om op te sakkeren, dan heb je zélf de verdomde plicht om er iets moois van te maken. De vrijheid die de burger gegund wordt, is groot. Maar die vrijheid houdt ook een plicht in. Omdat een huis per definitie in de openbare collectieve ruimte staat, is het bouwen van een huis immers meer dan een private daad, het is ook een

publieke daad. De burger is niet alleen verantwoordelijk voor zijn eigen woning, maar voor de leefomgeving van ons allemaal. Dat betekent dat het publiek zich niet meer kan verschuilen als een passieve woonconsument, maar haar verantwoordelijkheid moet nemen als actieve cultuurproducent. Zij bouwt mee aan onze gemeenschappelijke cultuur, geeft mede vorm aan de lokale identiteit van onze stad. Daar ligt voor de pessimist de kwetsbaarheid van dit project, maar voor de optimist juist de kracht. De toekomst zal het uitwijzen, ik heb er alvast vertrouwen in. —

Deze lezing is 22 april gehouden op het Zelfbouwfestival van Almere. Op dit festival werden de plannen voor het Europakwartier Oost en West gepresenteerd en werd gestart met de verkoop van de kavels in de gebieden. Willem Jan Neutelings vormt samen met Michiel Riedijk de directie van Neutelings Riedijk Architecten.


62 — AWM 42

gevels daklaag: - breedte max. 1/3 van onderliggendegevel

daklaag: - vloeroppervlak max. 50 % van onderliggendevloer - dakvorm vrij

kaveldiepte: - 30-36m zie plankaart

bouwhoogte: max. 13 m erfscheiding perceel: - haag - hoogte: 2 meter

gevelhoogte: max. 10 m

gevelhoogte: min. 6 m uitbouwen: - max. 1,2 m buiten gevellijn

min

uin

zo

.6

ne

m.

bouwvolume: - min. 2500 m3 - max. 5000 m3

x. ma m 1,2 mi

n.

terugsprong: - 100% van gevelbreedte begane grond - max 50% gevelbreedte van verdiepingen kavelbreedte: - min. 30 m. - max. 48 m. zie plankaart

max. 3,5 m.

zijt

x. ma m 1,2

30 m

.-

ma

x.

48 m.

mi zijt

parkeren: op eigen terrein via inrit straat

e on , 5 m nz t u i aal 7 nim

mi

min

uin

zo

.6

m.

ne

erfafscheiding straat: haag 1m

6 vo

m. o

in rtu

str

aa

zo

ne

n.

ma

. 3m roo

ilijn

tlijn

x.

te m. ep 18 uwdi bo

verdiepingshoogte: - min. 25% vloeropp,: 4 m hoog (bruto) max. 2 inritten: - breedte: 3 m.

Regels voor het bouwen Europakwartier Oost en West In de stedenbouwkundige plannen voor Europakwartier Oost en West in Almere heeft Neutelings Riedijk Architecten alleen morfologische regels vastgesteld. De functionele en architectonische invulling van vastgestelde bouwenveloppen, zoals die van het Stadspaleis, is in basis helemaal vrij. Tekst Michiel van Raaij Beeld Neutelings Riedijk Architecten Het particulier opdrachtgeverschap in Nederland beperkte zich tot nu toe tot vrijstaande woonhuizen en rijhuizen. In de plannen voor Europakwartier Oost en West in Almere wordt het voor het eerst op

grote schaal mogelijk om ook als (of voor) een particulier collectief te bouwen. Er zijn kavels waar tot een hoogte van acht lagen gebouwd kan worden. Tegelijkertijd is de functie van een groot deel van de bebouwing vrijgegeven. “Dat is allebei nieuw in Nederland,” zegt architect Willem Jan Neutelings, de ontwerper van de plannen,“zo kan een echte stad ontstaan.” Bij de presentatie van de plannen voor Europakwartier Oost en West sprak Adri Duivesteijn, wethouder Ruimtelijke Ordening in Almere, van een fundamentele wijziging in de ruimtelijke ordening. Deze wijziging is door de economische crisis in een stroomversnelling gekomen. De grote ontwikkelaars en woningcorporaties hebben nog maar weinig financiële armslag. De traditie om in eindbeelden te denken en een gebied aan één ontwikkelaar te geven staat onder druk. Het eerste deel van het Europakwartier is nog op die wijze ontwikkeld. Europakwartier Oost en West zou op vergelijkbare wijze gereali-

seerd worden. Omdat het de gemeente Almere echter te lang duurde, heeft de stad de gebieden teruggenomen om ze nu volledig onder particulier opdrachtgeverschap te ontwikkelen. Op basis van de bestaande stedenbouwkundige plannen heeft Willem Jan Neutelings (Neutelings Riedijk Architecten) nieuwe plannen gemaakt. “We hebben alleen morfologische regels vastgesteld”, vat Neutelings zijn ontwerpen samen. De invulling van gebouwenveloppen kent een grote mate van vrijheid. Binnen de bouwenvelop van het vrijstaande Stadspaleis kunnen bijvoorbeeld enkele grote woningen worden gerealiseerd, maar een tiental studio’s kan ook. Ook hoeft de bebouwing niet overal een woonprogramma te hebben. “Het kan ook een hostel of kantoor worden”, zegt Neutelings. De enige begrenzing is dat het programma geen overlast mag veroorzaken voor de omliggende bebouwing. Wat onder


CM ‘overlast’ wordt verstaan verschilt per gebied. Elk voorstel zal afzonderlijk door het projectbureau De Bouwfabriek worden beoordeeld. Het Europakwartier ligt in Almere Poort. Omdat deze zijde van Almere dicht bij Amsterdam ligt, zal deze kern van Almere een gemiddeld hogere dichtheid krijgen dan andere kernen. Het Olympiakwartier, waarvoor onder meer MVRDV plannen heeft ontwikkeld (zie AWM 33), zal het stedelijk hart van Almere Poort vormen en ligt ten zuiden van het Europakwartier. Ten westen van het Europakwartier wordt aan het IJmeer rond de plezierhaven een duinlandschap gerealiseerd met een hoge dichtheid aan bebouwing – Plan Duin. Ten noorden van het Europakwartier ligt het Cascadepark, met erachter het Homeruskwartier naar ontwerp van OMA. Europakwartier West zal als eerste worden ontwikkeld en beslaat een anderhalve kilometer lange strook achter de duinen. Door de nabijheid van het strand en het zicht op de duinen heeft Neutelings in dit gebied enkel vrijstaande bebouwing getekend. Er zijn kavels gereserveerd voor twee-onder-een-kapwoningen en voor zogenaamde Stadspaleizen. De Stadspaleizen hebben een groter bouwvolume dan de twee-onder-eenkapwoningen en zijn daardoor geschikt voor collectieven. Voor alle bebouwing in Europakwartier West geldt een maximale bouwhoogte van dertien meter. De minimale diepte van de voor- en achter-

— De invulling van de hoeken krijgt extra aandacht tuin is ook vastgelegd. Het parkeren gebeurt in het hele Europakwartier op eigen terrein. Rond de supermarkt en aan de Europalaan zijn kavels aangewezen die – behalve een woonfunctie – ook een commerciële functie kunnen krijgen. Vanwege de diepte van de strook liggen er ook kavels in het midden van het bouwblok. Deze kavels zijn via een vier meter brede toegangsweg toegankelijk en worden volledig omringd door tuinen. Europakwartier Oost wordt iets later

Cultuur en Maatschappij Europakwartier Oost en West

ontwikkeld dan het westelijke deel en zal een veel stedelijker karakter krijgen. Centraal door de wijk loopt de brede Europalaan. Het gros van de winkels en andere voorzieningen in de wijk moet zich aan deze laan vestigen. De Europalaan zal worden beplant met vier rijen zilverlindes. Langs de laan lopen parallelwegen waardoor direct voor de winkels geparkeerd kan worden. Zoals overal in Almere rijdt de bus ook hier niet over de stedelijke as, in dit geval de Europalaan, maar enkele blokken verderop. Ook het nieuw te bouwen treinstation Almere Poort ligt daar. Van deze ambiguïteit trekt het stedenbouwkundige plan zich niets aan. De bebouwing in Europakwartier Oost heeft een heldere hiërarchie waarbij langs de Europalaan de hoogste bebouwing mogelijk is (maximaal acht lagen). Aan de andere doorgaande wegen in de wijk en de straten dwars op de Europalaan is lagere rijbebouwing toegestaan (respectievelijk maximaal vier en drie lagen). Aan de smalle straten tussen de blokken in kan ten slotte vrijstaand gebouwd worden (ook maximaal drie lagen hoog). De verschillende gebouwtypologieën heeft Neutelings Riedijk Architecten respectievelijk Flat, Herenhuis, Rijhuis en Vrij Huis genoemd. Als extra categorie is daarbij nog de Hoek Flat en Hoek Rijhuis geïntroduceerd. Vanwege hun belangrijke plek en functie in het stedelijke weefsel krijgt de invulling van de bebouwing op de hoeken extra aandacht vanuit de gemeente Almere. De architectonische ambitie ligt voor de hoekkavels ook hoger dan voor de andere kavels. Wat betreft de programmatische invulling van de bouwenveloppen is er in Europakwartier Oost meer vrijheid dan in Europakwartier West. In principe kan hier alles. “Je kunt overal een winkeltje beginnen”, zegt Neutelings. “Je kunt ook je hele tuin volbouwen als je dat wilt.” Die bebouwing moet wel beperkt blijven tot één laag. Anders dan in Europakwartier Oost zijn in West ook de kavels niet van te voren gedefinieerd. De kavel dient een breedte te hebben die een veelvoud is van 1,5 meter. De exacte breedte is daarbij in basis vrij. De minimumbreedte is vastgesteld op 4,5 meter. De maximumbreedte aan de Europalaan is een derde van de breedte van het bouwblok, dit om de variatie in het straatbeeld te waarborgen. Onderdeel van de organische

63 — AWM 42

Van boven naar beneden: stadspaleis, tweeonder-een-kapwoning, vrijstaande woning, flatgebouw, herenhuis, rijwoning, waterwoning

stedenbouw in Europakwartier Oost en West is dat er kavels zullen zijn die wat langer onbebouwd blijven. Dat zal voor zowel de gemeente als de bewoners van de buurt wennen zijn, denkt Neutelings. Arne Swart van het projectbureau van het Europakwartier meldt desgevraagd dat de gemeente er niet van uitgaat dat de ontwikkeling van de gebieden tien jaar zal duren. Particulieren die een optie nemen op een kavel krijgen zes maanden om de koopovereenkomst te tekenen. Vanaf dat moment moet de geplande bebouwing binnen drie jaar opgeleverd worden. Op basis van zijn ervaringen met het particulier opdrachtgeverschap in het Homeruskwartier weet Swart dat de ontwikkeling van de bouwplannen gemiddeld een jaar duurt en dat de feitelijke bouw daarna ook nog een jaar in beslag neemt. “Het is sneller dan reguliere bouw”, denkt Swart. Op de dag van de presentatie van het stedenbouwkundige plan zijn opties genomen op ongeveer de helft van de kavels in Europakwartier West. Vanaf de zomer van 2012 kan er gebouwd worden. De grond van Europakwartier Oost zal begin 2013 bouwrijp zijn.—


64 — AWM 42

HeroriĂŤntatie op de Amsterdamse traditie In de structuurvisie van Amsterdam wordt de ambitie uitgesproken om de stad tot 2040 met 70.000 woningen te verdichten. Een groot aantal projecten is ondertussen stilgelegd omdat ze niet rendabel zijn. Om de woningbouwproductie vlot te trekken, rekent Maarten van Poelgeest, wethouder Ruimtelijke Ordening van Amsterdam, onder meer op particulieren, collectieven en kleine ontwikkelaars. Een cultuuromslag. Tekst Michiel van Raaij


65 — AWM 42

Hermien Lam

I

Interview Maarten van Poelgeest


66 — AWM 42

van de openbare ruimte belangrijk. Het gaat er dan over hoe de straat eruitziet en waar – en dat is ook afhankelijk van de provincie – de auto een minder dominante positie inneemt. Ook belangrijk is dat er redelijk dichtbij een park is, waar het prettig vertoeven is. Een park dat niet alleen groen is, maar waar je in de zomer ook kunt picknicken. De stedelijke ruimte gaat veel intensiever gebruikt worden. Dit model heeft zich in het verleden al bewezen. Waar het nu op aankomt is het op meerdere plekken te gaan doen en het hier en daar zelfs nog wat te radicaliseren.” In de structuurvisie wordt erover gesproken het binnenstedelijke woonmilieu over de ringweg heen te trekken. Dat is een project dat in zekere zin al aan de gang is. Maar is die binnenstad wel zo groot te maken? “Het gebeurt. Er zijn aantoonbaar plekken in de stad die de laatste tien jaar van kleur zijn verschoten. De Noordpijp heeft een binnenstadskarakter

CIIID / Cees van der Giessen

In de Structuurvisie Amsterdam 2040 wordt de ambitie uitgesproken de stad te verdichten. Hoe zorgt u hierbij dat de leefkwaliteit in de stad overeind blijft? “Ik zie dat vooral ook als een ontwerpopgave. Hoe dat opgelost wordt is in elk gebied weer anders. Er is geen ‘gouden sleutel’ voor. Die dichtheid, dat is dan wel een behoorlijke dichtheid, is ook gedifferentieerd. Een type plek als het Oosterdokseiland heeft natuurlijk altijd een hogere dichtheid dan een gebied achter in Geuzenveld. Dat verandert niet. Over de hele linie zal er een intensivering van het gebruik van de stedelijke ruimte plaatsvinden. Mensen willen over het algemeen best iets kleiner wonen, als ze er andere dingen voor terugkrijgen. We weten redelijk goed wat dat is. De nabijheid van een hoop voorzieningen in ieder geval. Dat hangt ook van je levensfase af. Mensen met kinderen bijvoorbeeld willen de kinderopvang om de hoek. Voor oudere mensen zijn weer andere dingen belangrijk. Naast het voorzieningenniveau is de kwaliteit

Op de noordoever van het IJ is naast het EYE Film Instituut Nederland een nieuw hoogbouwcluster gedacht


I

Interview Maarten van Poelgeest

gekregen. Oud-West, de Helmersbuurt ook. Je ziet daar gewoon wat er gaat gebeuren. Dat proces zal zich voortzetten. Het heeft er ook mee te maken dat de stad veel groter is geworden: de stad is veel groter dan de gemeente. Het stadscentrum wordt daarmee ook groter. Ik denk dat het gewoon doorgaat.” Kijkt u daarbij ook naar de ontwikkelingen in buitenlandse steden? “Nee. Amsterdam heeft een eigen traditie en eigen gezicht met zijn historische binnenstad. Die binnenstad hebben we als een soort geschenk gekregen, die koesteren we en tekent het karakter van de stad. Daar komt het waterfront bij, dat sinds 15 jaar herontdekt is, en waar het ene na het andere mooie project gerealiseerd wordt. En dan komt nog de ontwikkeling rond Zuid. Dat gaat er echt van komen. Amsterdam is een stad met heel veel verschillende kwaliteiten. Dat is ook onze kracht.” Welke rol ziet u voor architecten om de stedelijke verdichting kwaliteit te geven? “Amsterdam heeft toch meer een traditie van stedenbouw dan van architectuur. Er zijn natuurlijk een paar prachtige architectonische iconen in de stad, maar het zijn de stedenbouwkundige plannen die delen van de stad interessant maken. Dat is ook iets wat we zomaar hebben meegekregen van de generaties voor ons. Dat blijft. Ik vind het belangrijk dat Amsterdam die traditie ook vasthoudt. Ik ben erg voor goede architectuur, maar het moet geen aflaat zijn voor – als ik het even kort door de bocht zeg – revolutiebouw. Dat past niet in de Amsterdamse traditie.” Stelt de economische crisis in de bouw u niet voor de opgave die traditie te vernieuwen? “Het is met de crisis niet altijd even makkelijk de kwaliteitseisen boven water te houden. Dat wil ik echter wel. We kunnen niet een paar architectonische iconen bouwen en voor de bulk vluchten in revolutiebouw. Dat moet je niet doen. We moeten vasthouden waar we sterk in zijn. Desnoods gaat het maar iets langzamer.” In Amsterdam zijn veel bouwprojecten stopgezet. “Er is veel stopgezet ten opzichte van vijf jaar geleden. Dat waren topjaren. Maar ook vorig jaar is nog gestart met de bouw van 2700 woningen. In vergelijking met de rest van de het land is dat helemaal niet zo slecht.” In de structuurvisie wordt naar de lange termijn gekeken en wordt gesproken over de bouw van 70.000 nieuwe woningen. Denkt u:

67 — AWM 42

het gaat nu misschien even iets minder, maar dat halen we later wel weer in? “Die structuurvisie moet vooral laten zien waar de ambitie ligt, wat je zou willen maken. Zoals met meer dingen in het leven, is dat ook wat motiveert. Daar moet je sowieso niet te veel op willen inleveren. Op de korte termijn is het nu even lastig, omdat er sprake is van een kopersstaking. Dat houdt op een gegeven moment weer op. Die vraag komt wel

— “De structuurvisie moet vooral laten zien waar de ambitie ligt” weer terug. Zeker in Amsterdam, dat een populair gebied is om te wonen. Daar maak ik me minder zorgen om. Maar daarmee is op de middellange termijn nog niet geregeld dat iedereen die in deze stad wil wonen, bediend kan worden. Dat is een ander type probleem. De binnenstedelijke bouwopgave kost geld. Er zit altijd een ‘onrendabel’ in. Als daar niet iets op bedacht wordt, wordt het over vijf of zes jaar heel moeilijk om – ondanks de teruggekeerde vraag – de stad te blijven ontwikkelen. Wat we ondertussen wel doen is dat we projecten veel meer opknippen. Faseren, een kleinere schaal geven. Ook om andere partijen aan tafel te krijgen. Het model waarin we vooral zaken deden met corporaties en grote ontwikkelaars gaat op de schop. Daar zullen we ook in de toekomst zaken mee blijven doen, maar er komt een enorme nieuwe groep van ontwikkelaars, aannemers, particulieren en collectieven bij.” Wat betekent die schaalverkleining van de bouwprojecten voor de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling (dRO) van Amsterdam? “Ik denk dat het vooral veel voor de projectbureaus betekent. Daar wordt de stad fysiek ontwikkeld. De projectbureaus zullen zich veel meer tot de eindgebruiker moeten verhouden. Ze moeten veel klantgerichter, vraaggerichter te werk gaan. Dat is een cultuuromslag binnen de gemeente.” Een binnenstedelijk woonmilieu heeft ook een huurprijs. Er is al eens gesignaleerd dat minder bedeelde inwoners van de stad naar randgemeenten gedwongen worden. Is gentrification onvermijdelijk? “Een van de kwaliteiten van Amsterdam is dat er in


68 — AWM 42

OV

OV

OV

OV

OV

OV

OV

De hoogbouw in de stad wil de gemeente Amsterdam rond openbaar vervoersknopen clusteren

het centrum van de stad nog steeds mensen kunnen wonen met een laag inkomen. Dat is nog steeds zo’n 50 procent van de woningvoorraad in het centrum. Dat is aanzienlijk. Wat er wel gebeurt, is dat mensen met een laag inkomen, die er eenmaal wonen, niet meer weggaan. De beschikbaarheid van de woningen, dat is dan weer een andere vraag, is dan niet meer zo groot. Een stad is afhankelijk van de hoeveelheid nieuw talent dat erheen trekt. Een deel daarvan gaat op latere leeftijd ook weer weg. Als je er niet voor zorgt dat mensen met wat minder geld die stap kunnen maken, dan doorbreek je dat. Op zo’n moment is er nog maar een hele beperkte instroom, of enkel nog een instroom van mensen die het al gemaakt hebben. Het aardige is dat als je naar de afgelopen tien jaar kijkt Amsterdam bij pas-afgestudeerden uit andere universiteitssteden razend populair is gebleken. Die mensen hebben niet het

geld om direct een huis binnen de ring te kopen. Ook voor die groep moeten we een gedifferentieerde woningvoorraad hebben. Het is geen linkse hobby om ervoor te willen zorgen dat de woningvoorraad binnen de ring toegankelijk blijft voor mensen met een lager inkomen. Dat is ook verbonden met de economische kracht van de stad.” Voor deze lagere inkomens mikt u op kleinere woningen? “De gemiddelde woninggrootte in Amsterdam ligt tussen de 60 en 65 vierkante meter. Dat wordt in ‘woonland’ nu als heel klein gezien. Maar ik weet dat als je als student zo’n woning krijgt, het heel groot is. Binnen de negentiende-eeuwse gordel – in de Pijp, Oud-West en in Oost – hebben we veel kleinere woningen. Een deel zal samengevoegd worden, het leeuwendeel echter nog niet. Dat is voor een type stad als Amsterdam helemaal niet


I

Interview Maarten van Poelgeest

slecht. Als je op andere plekken in de stad ook andere woonmilieus hebt. De diversiteit is belangrijk. Dat maakt de stad interessant.” Ziet u nog mogelijkheden voor grondgebonden woningen in de stad, bijvoorbeeld in de Houthavens? “Die zullen er ook zijn. Kijk bijvoorbeeld naar IJburg. Dat is ook een mix van appartementen en grondgebonden woningen. Zo zal IJburg II ook ontwikkeld worden. In de Houthavens zullen ook wel wat grondgebonden woningen komen te staan.” In de structuurvisie zie je dat het IJ, veel meer dan nu al het geval is, een centrale ruimte wordt in de stad. Wat betekent dit voor Amsterdam? “Het mooiste stukje van de IJ-oevers moet nog ontdekt worden: dat is de noordelijke IJ-oever, de zonzijde. Je ziet dat bij Overhoeks al gebeuren. En dat gaat door. Dat gaan we de komende vijftien jaar meemaken. Ik heb de droom dat je van west naar oost over de noord- en zuid-oevers kunt fietsen en lopen. Dat zou natuurlijk prachtig zijn.” Welke impact heeft dit voor de achterliggende gebieden? “Veel meer gebieden zullen onderdeel gaan uitmaken van de stad. IJ-plein is hier een voorbeeld van. Dat lag echt aan de overkant. Maar dat verandert, zeker als het stuk erachter – het oude Stork-terrein – ontwikkeld wordt. En als Overhoeks straks klaar is, krijgt de Van der Pekbuurt erachter echt een andere betekenis.” Eigenlijk is het een enorm project om de stad weer tot een geheel te smeden. In heel veel andere steden speelt hetzelfde. “Dat komt omdat de industriële bedrijvigheid, die ertussen lag, is verdwenen. Het transitieproces waar we nu inzitten, is eigenlijk al in de jaren zestig ingezet. Dat proces moet zeker niet te veel geromantiseerd worden. Al die scheepswerven die failliet gingen, dat was niet leuk. Het heeft de stad echter wel nieuwe kansen gegeven.” Van de toekomst terug naar het heden. Welke opgaven houden u momenteel het meeste bezig? “Ik zou het heel interessant vinden als we erin slagen om particuliere opdrachtgevers, collectieven en kleine ontwikkelaars aan boord te krijgen bij de ontwikkeling van stad, als zij een behoorlijk deel van de nieuwbouwproductie voor hun rekening zouden nemen. Dat leidt denk ik tot een mooiere stad. Voor de stad is het ook strategisch om niet afhankelijk te zijn van één type gebruiker. De crisis biedt de kans om die omslag te maken.

69 — AWM 42

— “De leegstand van kantoorruimte vormt een wezenlijk probleem” Een tweede opgave, die ook is ingegeven door de actualiteit en een wezenlijk probleem vormt voor de stad, is de leegstand van kantoorruimte. Er zijn grote gebieden waar echt wat moet gaan gebeuren. En het is niet zo dat ik dat de komende drie jaar even oplos. We hebben een traditie om woonwijken te herstructureren. Dat is al moeilijk genoeg. Maar hoe we een oud kantorengebied kunnen herstructureren… dat hebben we nog nooit aan de hand gehad.” Dat weet ook eigenlijk niemand. “Nee.” Over wat voor gebieden heeft u het? “Vooral Amstel III en Sloterdijk zijn kwetsbaar. Her en der zijn er ook wel solitaire gebouwen, maar dat lost zichzelf al dan niet op. Maar Amstel III en Sloterdijk zijn gewoon echt moeilijke gebieden. Het zijn gebieden met een flinke schaal. Er zal een bepaalde functiemening tot stand moeten worden gebracht. We moeten partijen vinden die bereid zijn daaraan bij te dragen.” Het zou prachtig zijn als er op Sloterdijk ook gewoond zou kunnen worden. “Ja, maar door allerlei contouren mag dat op dit moment nog niet. Verder zie ik ook nog de opgave om de bestaande bouw maar ook de nieuwbouw te verduurzamen, energie-efficiënter te maken.” U bent nota bene van GroenLinks. “Ja, maar ik denk dat iedereen daar voor zou moeten zijn. De energieprijs gaat nu weer een beetje naar beneden, maar zal uiteindelijk weer omhoog gaan. De olie en kolen worden op termijn hartstikke duur. Die verduurzaming is dus niet alleen belangrijk omwille van de planeet, maar ook vanwege onze eigen portemonnee. Wat je dan aan energie nog nodig hebt, moeten we zelf opwekken.” Probeert u in bepaalde gebieden windmolenparken te realiseren? Of kijkt u dan toch eerder naar de regio of het land als geheel? “Als daar op Amsterdams grondgebied plekken voor zijn, moeten we dat doen. Als daar kansen voor zijn, zouden we wel gek zijn als we die niet zouden gebruiken.”—


70 — AWM 42

D

Duurzaamheid

ENERGIEKNOOPPUNT

Energiebunker Een nazibunker in het Duitse Wilhelmsburg wordt omgebouwd tot een grote, groene energiegenerator. Het ontwerp voor de transformatie is van HHS Planer + Architekten. Een ‘energiebunker’ moet het worden, de onheilspellend ogende kolos in een woonwijk in Wilhelmsburg. De negen verdiepingen tellende bunker uit de Tweede Wereldoorlog zal in de komende jaren naar ontwerp van HHS Planer + Architekten AG uit Kassel getransformeerd worden tot een icoon van duurzame energieopwekking. In de energiebunker wordt op verschillende manieren elektriciteit en warmte voor de buurt opgewekt. De PV-cellen op het dak en de gevel leveren elektriciteit. Een biogasinstallatie levert stroom en warm water. Een biomassa-installatie levert meer warmte. In de bunker wordt verder restwarmte uit nabijgelegen industrie verwerkt. Om ten alle tijden voldoende warmte te kunnen leveren aan de buurt is de energiebunker voorzien van een 2000 m3 grote thermische opslag. Het bouwwerk kent een gecom-

pliceerde geschiedenis. In 1943 werd de bunker gebouwd door de nazi’s als onderdeel van de luchtverdedigingslinie rond Hamburg. In het jaar erna vervulde de ‘Flakbunker’ een cruciale rol bij de bescherming van de bevolking. Naar verluidt vonden tijdens de bombardementen door de geallieerden maar liefst 30.000 burgers toevlucht in de bunker. Sinds de oorlog heeft het bouwwerk leeggestaan, terwijl zich in die 63 jaar eromheen een

woonwijk vormde. Zoals bunkers betaamt, heeft de het gebouw een gesloten karakter. De muren zijn ten minste twee meter dik en de vloeren maar liefst drie-en-een-halve meter. De herbestemming moet ervoor zorgen dat het gebouw zich letterlijk ‘openstelt’ voor de omgeving. Vooral het café op het dak – dat op twintig meter hoogte uitzicht biedt over de haven van Hamburg – moet dat bewerkstellingen. (RG)


D

Duurzaamheid Korte berichten

71 — AWM 42

GERICHT OP DE ZON

The ReVolt House Een team van studenten van de Technische Universiteit Delft heeft voor de Solar Decathlon 2012-competitie een drijvend huis ontworpen dat gedurende de dag met de zon meedraait. In Nederland worden inmiddels de eerste waterwijken gerealiseerd. Met het ontwerp voor een draaiend huis wil het studententeam van de TU Delft laten zien dat de woningen in de waterwijken ook duurzaam kunnen zijn. Het voordeel van een rond drijvend huis, dachten de studenten, is dat die eenvoudig met de zon mee kan draaien. Op die manier halen de PV-cellen op het dak gedurende de hele dag een maximaal rendement. De precieze rotatie van het huis is overigens door de bewoners te beïnvloeden. Het huis kan zo bijgedraaid worden dat in de zon ontbeten kan worden en wederom in de zon gedineerd kan worden.

Door de reflectie van de zon op het water verwacht het team studenten een hoge daglichttoetreding in het interieur. Om te grote opwarming tegen te gaan, wordt het gehele huis in de zomer 90 graden gedraaid. Een dichtere gevel beschermd het huis dan tegen de zon. Om het gebouw passief te koelen en warm te houden is het huis voorzien van buitenwanden uit zand. In de zomer wordt het zand nat gemaakt, zodat de wand het huis koelt. In de winter zorgt het zand voor een extra isolatie tegen de kou. Andere voorzieningen in het huis

betreffen een zonneboiler en de opvang van regenwater. De studenten van de TU Delft doen met hun ReVolt House als enige Nederlandse universiteit mee aan de Solar Decathlon-competitie (zie AWM 37). Tijdens deze competitie ontwerpen twintig internationale universiteiten een huis dat volledig op zonne-energie functioneert. Daarbij moet het huis leefbaar en betaalbaar zijn en moet het ontwerp er aantrekkelijk uitzien. In 2012 wordt de winnaar in Madrid gekozen waarna het publiek alle huizen kan bekijken. (MvR)


72 — AWM 42

Vuilduinen Wat te doen met die talloze voormalige vuilstortplaatsen in Nederland? Hergebruiken, vinden VeraYanovshtchinsky architecten en Grontmij. Zij deden onderzoek naar de ontwikkelingsmogelijkheden voor deze gebieden. Tekst Roel Griffioen Beeld Wastescape Voormalige vuilnisbelten vormen vaak ‘dode’ ruimte. Ze liggen niet in de weg, ze kosten weinig geld, dus niemand dringt aan op ontwikkeling. Dat is zonde, stellen Vera Yanovshtchinsky architecten (VYa) en ingenieurs- en adviesbureau Grontmij. Onder de projectnaam Wastescape onderzochten zij de ontwikkelingskansen van voormalige afvalbergingen. Met het rapport in de hand proberen zij de eigenaren ervan nu warm te maken voor transformatie. Wat maakt deze vergeten gebieden volgens VYa en Grontmij toch de moeite waard? In een dichtbevolkt land als Nederland is ruimte een schaars goed. Stel dat je vuilnisbelten kunt ‘recyclen’ tot recreatiegebieden of duurzame bedrijventerreinen. Andere – lees: meer waardevolle – gebieden kunnen daardoor gespaard blijven. Bovendien zijn vuilnisbelten in landschappelijk opzicht interessant, zegt Casper Vos, namens VYa de initiator van Wastescape. “Het zijn vaak mooie – of in elk geval markante – plekken in het toch wat vlakke Nederlandse landschap.” Uit de inventarisatie van VYa en Grontmij blijkt dat er 35 operationele afvalbergingen en ongeveer 5.000 voormalige stortlocaties zijn. De aandacht ging vooral uit naar grotere locaties, die ruimte bieden voor herbestemming. Dat resulteerde in een lijst van zeventig voormalige bergingen, die opvallend vaak getooid zijn met poëtisch klinkende namen als Likkebaertpolder, De Sluiner en Bavelse Berg. Bij die Bavelse Berg, een voormalige

stortplaats nabij Breda, is het idee voor Wastescape ontstaan. In 2008 vroeg Grontmij, de eigenaar van het terrein, Vera Yanovshtchinsky architecten om (samen met Karres en Brands landschapsarchitecten) een plan voor de herinrichting van dit gebied te maken. Uiteindelijk werd het plan niet uitgevoerd omdat een aantal grote partijen zich op het laatste moment terugtrokken. “Toch heeft dat project iets losgemaakt,” vertelt Vos. “Dan reed ik op de snelweg en ik zag ik drie, vier vuilstortplaatsen voorbijkomen. Daar kan toch iets mee gebeuren.” Zo begon Vos te fantaseren over de geheime potentie van de vuilnisbergen en afvalkuilen. Na enkele jaren kregen deze ideeën vorm in het onderzoek, dat grotendeels in 2010 uitgevoerd werd met financiële steun van het Stimule-

— Er zijn ongeveer 5.000 voormalige stortlocaties ringsfonds voor Architectuur. Grontmij – dat veel ervaring heeft met beheer en sanering van afvalbergingen – leverde de technische expertise. Ter illustratie van de mogelijkheden maakte VYa voor drie gebieden een “vrijblijvend ontwerp”: voor het Schoteroog, nabij Haarlem; voor Cranendonck, in het zuidelijke puntje van Noord-Brabant en voor een gebied bij Veendam, in de provincie Groningen. Het Schoteroog, tussen Haarlem en Spaarndam, is een plek met twee gezichten. In het oosten en westen ligt het water van het Spaarne en de Mooie Nel. Aan de westzijde grenst het gebied echter aan een industrieterrein. VYa wil tot een soort overeenstemming komen door de recreatiefunctie te koppelen aan een “energielandschap”. Dat landschap zou bestaan uit windmolens, een stortgasinstallatie en velden van zonnepanelen om de omliggende bedrijven te voorzien van

stroom. De recreatiekant, bij het water, is een soort halve maanvormige ligweide met onder andere een buitenzwembad, een podium in het water en een discotheek. Ook Cranendonck – een locatie nabij het gehucht Budel-Dorplein – heeft zo’n sleutelpositie tussen twee haast tegengestelde gebieden. Het driehoekige kavel is stevig ingeklemd tussen een berkenbos en een industrieterrein. VYa stelt voor om hier een ‘duurzaam voedsel landgoed’ aan te leggen, met onder meer kippen-, varkens- en schapenhouderijen, een boomgaard en een kwekerij. Daarnaast kan er een conferentiecentrum komen, en een restaurant waar het geproduceerde biologische voedsel ter plekke genoten kan worden. Het plan voor Veendam spreekt misschien het meest tot de verbeelding. Als het aan Vera Yanovshtchinsky architecten ligt, verandert de afvalberg, die grenst aan een bestaand recreatiegebied, in een glooiend landschap met vakantiehuisjes. Duinen die vanuit het niets uit het platgeslagen, Groningse land oprijzen – het is een haast hallucinant beeld. De eerste reactie van de gemeente was enthousiast. Als het aan hen ligt, wordt dit gedeelte van Veendam binnenkort Veenduin, zegt Vos. De drie plannen verschillen hemelsbreed, maar hebben gemeen dat ze profiteren van de landschappelijke eigenschappen van de voormalige vuilbergingen. De plooien moeten niet worden weggestreken, maar juist benut – “om plekken te maken die zich van die omgeving onderscheiden,” benadrukt Vos. Bij de herinrichting van vuilstortplaatsen denkt men volgens hem vaak vanuit een technische benadering. “Dan gaat het over de dikte van de stortlaag, de draagkracht van de grond en het folie waarmee het afval afgedekt kan worden. Nogal droge materie. Het is ons te doen om de verbeelding van de mogelijkheden.” —

Meer weten? www.wastescape.nl


D

Duurzaamheid Wastescape Vera Yanovshtchinsky Architecten

73 — AWM 42

Boven De voormalige vuilstortplaats van Veendam kan in de ogen van VYA getransformeerd worden tot een gebied met recreatiewoningen Links In Schoteroog kan tussen de industrieterreinen een energielandschap ontstaan Rechts In Cranendorp kan een landgoed ontstaan waar duurzaam voedsel wordt geproduceerd


74 — AWM 42

Grondstoffenschaarste Dat de olie langzaam maar zeker opraakt is al langere tijd bekend. Door de toegenomen vraag naar grondstoffen uit opkomende economieĂŤn als India en China is sinds enige jaren ook in de bouw sprake van een echte schaarste aan grondstoffen. Welke factoren zijn van invloed op deze schaarste en hoe zal deze schaarste zich de komende tijd ontwikkelen? Tekst Michiel Haas


D

Duurzaamheid Grondstoffenschaarste

De bouw gebruikt een enorme hoeveelheid grondstoffen. Wereldwijd is zo’n 40% van de gebruikte grondstoffen bouwgerelateerd. Voor Nederland geldt een vergelijkbaar cijfer. En dat terwijl de bouw slechts 6% van ons Bruto Nationaal Product uitmaakt. Het was in 1989 dat de bouw voor het eerst onderdeel werd van het milieubeleid. In het Nationaal Milieubeleidsplan Plus en de bijlage Duurzaam Bouwen kreeg het milieubeleid drie pijlers: integraal ketenbeheer, energie-extensivering en kwaliteitsbevordering. Het onderdeel energiebesparing heeft de afgelopen jaren terecht de meeste aandacht gekregen. Bekijk je een gebouw over zijn gehele levensduur, dan is de aan energieverbruik gerelateerde milieubelasting verreweg het grootst. Ongeveer 80% van de milieubelasting in de bouw is energiegerelateerd, terwijl zo’n 20% materiaalgerelateerd is. De zon brengt ons jaarlijks echter 10.000 keer meer energie dan op aarde verbruikt wordt. In feite is er dan ook geen energieprobleem, maar een conver-

sieprobleem. Er zijn simpelweg nog onvoldoende apparaten om de grote hoeveelheid zonne-energie om te kunnen zetten in bruikbare energie. Er worden momenteel al zeer energiezuinige gebouwen, en zelfs energieneutrale gebouwen, gebouwd. Het materiaalgebruik in de bouw heeft daarmee het energieverbruik in sommige gevallen al gepasseerd als de belangrijkste milieubelasting.

RARE EARTH MATERIALS Een van de problemen die ontstaat bij het gebruik van materialen is de schaarste van sommige ervan. Die schaarsteproblemen doen zich eerder voor dan verwacht. De grootste schaarste doet zich voor bij de materialen die nodig zijn om duurzaam energie op te wekken. Waar het aan schort zijn de rare earth elements (REE). Doordat ze als toevoeging bijzondere legeringen mogelijk maken, is deze groep elementen nodig

75 — AWM 42


76 — AWM 42

voor veel toepassingen in de hightech industrie. De elementen worden toegepast in accu’s, versnellingsbakken voor de windturbines, mobieltjes, computers, tv’s, enz. In totaal gaat het om zo’n vijftien zeldzame elementen (zie kader). De winplaatsen van deze REE zijn voor 97% in handen van Chinese bedrijven. Het land wil de toevoer van materialen aan de eigen industrie zekerstellen en heeft al exportbeperkingen aangekondigd. Anders dan hun naam doet vermoeden zijn deze rare earth elements niet zo zeldzaam als misschien gedacht. Ze werden in het verleden veelal gewonnen als bijproduct van zink en kopermijnen. Maar door het moeizame en milieuvervuilende productieproces worden deze REE nu buiten China nauwelijks meer gewonnen. In het westen hebben we op dit vlak dus een probleem. We zullen de REE zelf weer moeten gaan winnen. En dat zal binnen vijf tot tien jaar ook gebeuren en lukken. Maar in de tussentijd zal er zeker een tekort aan deze elementen ontstaan. Dit zal in ieder geval invloed hebben op het tempo waarop wij op duurzame energie kunnen overgaan.

BOUWMATERIALEN Naast de REE zijn inmiddels ook een aantal bouwmetalen schaars geworden. Van koper is inmiddels nog maar weinig beschikbaar. Bij koperwinning wordt uit een ton erts nog maar 8 kilo koper gehaald. De winning van koper levert zo een gigantische

Schaarse materialen Cerium (Ce) Praseodymium (Pr) Neodymium (Nd) Lanthaan (La) Samarium (Sm) Promethium (Pm) Gadolinium (Gd) Dysprosium (Dy) Terbium (Tb) Erbium (Er) Europium (Eu) Holmium (Ho) Thulium (Tm) Ytterbium (Yb) Lutetium (Lu) Bron: The Independent

katalytische converters voor dieselmotoren legeringen voor vliegtuigmotoren hoge-efficiëntiemagneten en harddisks batterijen van hybride auto’s lasers and veiligheidssystemen voor kernreactoren draagbare X-rays afscherming voor kernreactoren, compact discs hoge-efficiëntiemotoren voor hybride auto’s energie-efficiënte verlichting fiberoptica LCD-schermen en lasers controlestaven kernreactoren, krachtige magneten lasers, draagbare X-rays monitoring apparatuur voor aardbevingen olieraffinage

milieubelasting op. Maar koper is er genoeg, zegt de industrie: er is tot nu toe slechts 12% van de gehele voorraad gewonnen. Maar als er nu al zo weinig koper per ton erts gewonnen wordt, hoe wordt de rest dan nog gewonnen? Door een groeiende wereldbevolking en een stijgende welvaart zijn steeds meer grondstoffen nodig. Onder invloed van de bouwproductie in China en

— 97% van de winplaatsen van zeldzame materialen bevindt zich in China India is de prijs van staal flink gestegen. Eind 2008 bereikten de staalprijzen een voorlopig hoogtepunt (zie grafiek). Er is sprake van een bepaalde mate van schaarste die in de prijs tot uitdrukking komt. Omdat een aantal metalen langzaam maar zeker opraken, zal de prijs daarvan flink omhoog gaan. De hogere grondstofprijzen vormen wel weer een stimulans om nieuwe technieken te ontwikkelen voor de grondstofwinning en om naar nieuwe plekken te zoeken waar grondstoffen gewonnen kunnen worden. Tot nu toe niet economisch winbare reserves worden bij een hogere prijs wel economisch winbaar. Hierdoor nemen de reserves weer toe of blijven ze op peil. Als dit geleidelijk gaat, zullen er niet zo snel tekorten ontstaan. We spreken dan ook meestal over economisch winbare hoeveelheden. En natuurlijk zijn de voorraden eens op. Dit moment is echter nog ver weg.

OORLOGEN Een ander probleem is het feit dat grondstoffen niet gelijk verdeeld zijn over de aarde. Dat betekent een afhankelijkheid van bepaalde landen of regio’s. Denk hierbij aan de Westerse afhankelijkheid van olie uit het Midden-Oosten of gas uit Rusland. In sommige gebieden worden met de verkoop van de grondstoffen lokale oorlogen gefinancierd. Door de maatschappelijke weerstand hiertegen (denk alleen al aan bijvoorbeeld bloeddiamanten) wordt geprobeerd deze grondstoffen uit de handel te weren. Een aantal van de zeventien metalen die in een mobieltje verwerkt zitten, komen uit het Afrikaanse oorlogsgebied Congo. Buiten ons gezichtsveld woedt in dat land al jaren een bloedige oorlog. In analogie


D

Duurzaamheid Grondstoffenschaarste

met bloeddiamanten wordt dan ook wel gesproken over ‘bloedmobieltjes’. Naast oorlogen zijn er tal van andere factoren die bijdragen aan de schaarste van grondstoffen. Een van die factoren vormt de bescherming van natuurgebieden en landschappen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de winning van zand in Limburg of de winning van klei in de uiterwaarden. De winning van grondstoffen op de Noord- of Zuidpool is politiek gezien weer lastig: van wie zijn de grondstoffen daar? Ten slotte kan de technologie nog tekortschieten om grondstoffen op grote diepte, onder water of onder extreme weeromstandigheden te kunnen winnen. De ontwikkeling van technieken die deze winning wel mogelijk maken kost veel tijd en geld.

77 — AWM 42

1,0

0,5

0

-0,5

‘06

‘07

‘08

‘09

‘10

‘12

Door de grote vraag uit China en India stegen de staalprijzen eind 2008 tot een voorlopig hoogtepunt. Het staal was bijna twee keer zo duur als in 2005

OPLOSSINGEN Een belangrijk punt bij het vinden van een oplossing voor de grondstoffenschaarste ligt in het hergebruiken van materialen en het sluiten van materiaalkringlopen. Voor de bouw betekent dit dat er zo min mogelijk gesloopt en nieuw gebouwd moet worden. De bestaande voorraad moet zo veel mogelijk gerenoveerd en herbestemd worden. Daar waar wel sloop overwogen wordt, moet bedacht worden dat een casco het grootste deel van de materialen bevat en renovatie van het casco dus een goede optie kan zijn. Bouwproducten kunnen het best als element hergebruikt worden. Mocht het bouwproduct niet langer voldoen, dan kunnen de materialen erin hergebruikt worden, en dan bij voorkeur in het productieproces van de oorspronkelijke fabrikant. Betonpuin kan beter in nieuw beton worden verwerkt dan dat het onder een weg verstopt wordt. Metselpuin kan hergebruikt worden in nieuw metselwerk. Technisch zijn voor dergelijk hergebruik nauwelijks nog belemmeringen. De vakgroep Bouw van de faculteit Civiele Techniek van de TU Delft heeft een economisch rendabel procedé ontwikkeld om goud en zilver te recyclen uit

huisvuilslakken. In Engeland wordt geëxperimenteerd met het terugwinnen van platinum uit het stof van wegen. Dit laatste proces is nog niet rendabel, maar het is een veelbelovende techniek. Het gaat over recyclen tot in het extreme. Het inzamelen van oude mobieltjes om de in de apparaatjes verwerkte materialen te kunnen recyclen is ook kansrijk. Uit alles van wat er in steden te vinden is, kunnen grondstoffen worden teruggewonnen. Dit wordt ook wel urban mining genoemd. Uiteindelijk kan niet voorkomen worden dat sommige grondstoffen echt schaars worden. Voor deze grondstoffen zullen alternatieven ontwikkeld moeten worden om de noodzakelijke producten toch te kunnen blijven maken.—

Auteur Prof.dr.ir. Michiel Haas is directeur van het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE), een adviesen onderzoeksinstituut voor milieubewust en gezond bouwen, wonen en werken.

Beperkingen — Kwantitatieve beperkingen: — Financiële beperkingen: — Geografische beperkingen: — Maatschappelijke beperkingen: — Ecologische beperkingen: — Politieke beperkingen: — Technologische beperkingen:

‘11

letterlijke schaarste de winning is erg duur of kost veel energie afhankelijkheid van landen en regio’s bijvoorbeeld vanwege winning in oorlogsgebieden winning in natuurgebieden winning van grondstoffen op Noord- of Zuidpool winning onder extreme omstandigheden nog niet haalbaar


78 — AWM 42

Voedsel voor herbezinning Van de architect en auteur Carolyn Steel is in 2008 ‘Hungry City’ verschenen; begin dit jaar verscheen de Nederlandse vertaling ‘De hongerige stad’. Hierin laat zij zien hoe stad en landbouw gezamenlijk zijn ontstaan en zich in samenhang hebben ontwikkeld. Inmiddels is de afstand tussen de stad en het achterland dat haar voedt in meerdere opzichten te groot, met tal van problemen als gevolg. Steel stelt dat we voedsel weer in het centrum van ons denken, en van de maatschappij, moeten brengen. Tekst Robert Muis


D

79 — AWM 42 Interview Carolyn Steel

Het omvangrijke boek ‘De hongerige stad’ heeft Carolyn Steel gebaseerd op haar jarenlange onderzoek naar de relatie tussen voedsel en steden. In het boek laat ze zien hoeveel er wordt verspild rond ons eten en hoe er wordt omgegaan met afval. Ze beschrijft hoe actuele problemen – bevolkingsgroei, megasteden, vervuiling, kortom de aanslag die de mens pleegt op de aarde – zijn ontstaan. Steel wil de lezer bewust maken van de noodzaak om anders te gaan opereren. Dat doet ze niet met het voeden van angst, maar met scherpe analyse. Daarbij is Steel een enthousiasmerende verteller met gevoel voor humor. U zegt in uw boek dat mensen in het algemeen en zelfs architecten in het bijzonder zich te weinig realiseren dat gebouwen en steden niet worden gevormd door materialen, maar door de activiteiten die erin plaatsvinden. Voedsel is daarbij volgens u het belangrijkste aspect en u laat zien hoeveel de mens verspilt; aan energie, aan grondstoffen en aan voedsel zelf. Betekent het dat de huidige steden inefficiënt zijn ingericht? Carolyn Steel: “Je vraagt dan eigenlijk: moeten steden efficiënter zijn in wat ze doen? Als je dat dóórdenkt, dan dwing je de vraag af wat het doel van een stad eigenlijk is. Waarom leven we niet in kleihutten, terug naar de natuur, en zo? Omdat de stad de voordelen biedt van het leven in een groep: samen zijn mensen beter in het maken van dingen,

— Om het sociale leven in een stad te hebben, moet er een achterland zijn in het oplossen van problemen, ze kunnen goederen en ideeën uitwisselen. Als het doel van de stad is om een context te creëren waarin mensen zoveel mogelijk uit elkaars aanwezigheid kunnen halen, dan moet ze daarin dus het efficiëntst zijn. Feitelijk zeg je dan dat een goede stad een context moet scheppen voor een goede samenleving. Maar je kunt niet nadenken over wat een goede samenleving is zonder je af te vragen waar haar levensonderhoud vandaan komt; je kunt niet nadenken over een stad zonder na te denken over haar productieve achterland. Steden en landbouw hebben zich gezamenlijk ontwikkeld. Er

is geen stad zonder landbouw, er is geen landbouw zonder steden. Ik ben mij bewust van het feit dat ook ik medeschuldig ben aan het probleem van de huidige steden. Ik ben architect en heb een kwart eeuw nagedacht, lesgegeven en gesproken over stedenbouw alsof er geen achterland bestaat. Ik zag maar de helft van wat ik ‘de stedelijke paradox’ noem. Om in een stad het sociale leven te hebben zoals dat nu is, moet dat andere er zijn. Dat we dicht bij elkaar én dicht bij het eten willen zijn, dat is het probleem en daar is geen perfecte oplossing voor.” Is door de gegroeide afstand tussen stad en achterland het vervoer te duur en te vervuilend geworden of kunnen mensen door de ontkoppelde productie voedsel niet meer op waarde schatten? “Als je naar de stedelijke paradox kijkt als een ruimtelijk probleem, dan is het het probleem van distributie. Als ik alleen woon met wat land achter mijn huis, kan ik mezelf voeden maar ik ben lonely like hell. Omdat ik gezelschap zoek, laat ik de voedselproductie over aan het fenomeen landbouw. Het is nu voor mij en twintig miljoen anderen mogelijk om in een plaats te gaan wonen die Sjanghai heet, want we hebben het probleem van voedselproductie elders, bijvoorbeeld Brazilië, geplaatst en we hebben een geindustrialiseerd voedselsysteem ontwikkeld waarmee we het voedsel naar ons toe halen. Het probleem is dat we in dat proces de planeet op zijn donder geven. We kunnen ook niet het achterland dichter naar de stad halen door het er als het ware op te plaatsen, want een achterland dat voor twintig miljoen mensen nodig is, is vele malen groter dan die stad. Dat is het probleem van de droom van verticale landbouw. Verticale landbouw is ook slechte architectuur: het biedt slechts één oplossing. Een goed gebouw kan in de loop der tijd verschillende functies vervullen; het kan ook makkelijk hersteld worden, het materiaalgebruik is niet aan een bepaalde periode gebonden. Een gebouw dat lange tijd meegaat is goede architectuur.”

UTOPISCHE TUINSTAD Moeten we de stad en het achterland op een andere, misschien abstractere manier, integreren? “Ja, maar ‘stad’ is waarschijnlijk het verkeerde woord. We moeten naar een nieuw woonmodel, waarvan een groene top op de stad een onderdeel is en een hernieuwd begrip van de natuurlijke wereld een ander onderdeel. We moeten beide op een mentale manier


80 — AWM 42

integreren: ruimtelijk én in termen van ons waardensysteem. Het ruimtelijk probleem is onlosmakelijk verbonden met het probleem van onze gemeenschapszin. We moeten een compromis vinden tussen onze behoefte aan eten en behoefte aan gezelschap. Dit is de geschiedenis van verstedelijking: we begonnen als ‘nobele wilden’ en we eindigen in Sjanghai. Ergens in het midden hebben we waarschijnlijk iets gehad dat het beste van beide werelden bood. Alle utopische denkers hebben zich afgevraagd wat – vanuit de stad bezien – de ideale grootte van een stad is. Zelfs Plato hield zich er al mee bezig. Vrij consequent is men uitgekomen op zo’n 30.000 mensen wonend in een dichte stedelijke blob, verbonden met weer zo’n 30.000 mensen in telkens andere blobs. Dan heb je dus het model van de tuinstad. Het is interessant dat in de geschiedenis een aantal denkers op deze tuinsteden zijn uitgekomen, maar dat ook in sommige maatschappijen zich dit model heeft ontwikkeld. Als je nu over Nederland vliegt zie je dit tuinstedenmodel: dichte stedelijke concentraties, omgeven door productief platteland en verbonden door een wegennet. Maar Nederland is eigenlijk één enorme stad, die – paradoxaal – voedsel produceert en op een wijze die wat mij betreft de test voor een goede maatschappij niet met succes aflegt.” Het tuinstedenmodel ligt dicht bij het utopisch model, maar is inmiddels geen oplossing meer? “Het heeft gewerkt bij de middeleeuwse steden, met wellicht als hoogtepunt de Italiaanse stadstaten. Het verschil met nu is dat het afval destijds organisch

— We moeten opnieuw bedenken wat een stad is, wat het platteland is was: het kon oneindig worden gerecycled en het bleef lokaal. Ons huidige afval is niet organisch; het zit vol chemicaliën en door menging van de afvalstromen bevat het altijd iets onnatuurlijks. De organische afvalrecycling is daarom vervangen door stortplaatsen, wat geen langetermijnoplossing is. We kunnen niet verwachten dat de natuur alle bijproducten van ons bestaan maar opneemt. We moeten weer beseffen in welke stromen we leven, welke kringlopen er zijn waarmee we producten weer in de natuur laten

opnemen en het is ook duidelijk dat we met sommige zaken sowieso moeten stoppen. Nucleair afval kan misschien worden teruggebracht in een toestand van stabiliteit, maar blijft onnatuurlijk afval. Die historische lijn van verstedelijking is ook een lijn van mogelijke maatschappijen, met iets als de utopische stadstaat ergens in het midden. Maar het is niet alleen deze lijn; hij bestaat in een imaginaire kroonluchter waarvan elke arm een set voorstelt van paradoxale keuzes. Voordat we praktische problemen gaan aanpakken, moeten we ons afvragen wat we een goed leven vinden, wat voor maatschappij we willen. Vragen over gezelschap of voedselvoorziening vormen ook lijnen. Zorgen over gelijkwaardigheid of duurzaamheid zijn weer andere lijnen. De vragen die we stellen zijn heel complex en onderling verbonden. Je kunt uiteraard niet je hele leven spenderen aan het beantwoorden van duizenden vragen, you’ll get completely bonkers, maar het is belangrijk te onderkennen dat de vragen niet op zichzelf staan.”

VISIE EN VISUALISATIE Hoe kan de architect bijdragen aan het beantwoorden van die vragen, en waarom kan voedsel als leidraad dienen voor een herbezinning op gebouwen en stedenbouw? “Ik heb sterk het gevoel – en dat knaagt elke keer weer als ik deze discussie voer – dat de huidige maatschappelijke structuren niet langer geschikt zijn voor het doel. We staan absoluut voor enorme wereldomvattende problemen, die niet alleen om nieuwe ruimte vragen, maar ook om nieuwe manieren van denken en nieuwe manieren van communiceren. Dat zijn sociale structuren, of een soort mind structures, maar ze zijn heel vergelijkbaar met gebouwen. Wat heel belangrijk is en waar architecten echt bijzonder goed in zijn, is ruimtelijk denken en denken in een holistisch complex. Om een ziekenhuis te kunnen verwezenlijken moet je je de hele complexiteit daarvan kunnen voorstellen. Natuurlijk is het doel van een architect om een gebouw te verwezenlijken, maar we kunnen ons architecturale denken ook aanwenden voor andere dingen en naar oplossingen zoeken die, zoals Cedric Price ooit zei, wellicht niet een gebouw zijn. Ik denk dat architecten buiten de kaders van hun eigen professie moeten stappen. Architecten moeten betrokkener worden bij disciplines en kwesties die op het eerste oog niet met architectuur te maken hebben. We hebben nieuwe samenlevingsmodellen nodig, we moeten opnieuw bedenken wat een stad is, wat het platteland is, wat de relatie tussen de


D

Duurzaamheid Interview Carolyn Steel

twee is. Waarschijnlijk moeten we niet langer denken in stad en platteland want die concepten zijn in een totaal andere tijd ontstaan waarin het leven voornamelijk landelijk was. Je kunt niet, zoals ik al zei, het landelijke gebied optillen en op de stad leggen, maar je kunt ze wel conceptueel, politiek, economisch, en

— Er zit een verdomd grote scheur in ons waardensysteem misschien op de een of andere wijze fysiek verbinden. Het gaat om het begrijpen van de mechanismen die de twee verbinden. Dat kan door voedsel als uitgangspunt te nemen. Het denken via voedsel is een belangrijk gereedschap voor ook architecten: het staat hun toe om, als ze een vraag stellen in te zien welke andere vragen ze ook moeten stellen. Ze kunnen zien hoe architecturale, ruimtelijke vormen samen bestaan met sociale, politieke, economische, conceptuele en filosofische vormen. De oplossingen kunnen architecturaal zijn in iets tastbaars als een infrastructuur, maar ook in iets ontastbaars als een waardesysteem. Met het denken via voedsel brengen geven we het ook weer de centrale plaats die het oorspronkelijk had in de maatschappij, dus in ons denken.” U geeft in uw boek een mooi voorbeeld van hoe voedsel centraal stond in de maatschappij. Palazzo della Ragione, de dertiende eeuwse stadshal van Padua waar de markt en de politiek letterlijk onder één dak huisden. “Ik denk dat dat ook een voorbeeld is van hoe de Italiaanse stadstaten het dichtst zijn gekomen bij een goede balans tussen stad en platteland. Ik houd erg van de fresco ‘De gevolgen van goed bestuur voor de stad en het platteland’ van Ambrogio Lorenzetti (aangebracht in de raadzaal van Siena in 1338, RM). Die laat een mooie stad en een prachtig platteland eromheen zien, perfect in evenwicht. Maar de naam van de fresco geeft ook aan hoe groot het belang van de politiek is om die balans te behouden: als je goed voor je platteland zorgt, zorgt het platteland voor de stad. Maar we hebben de voedselproductie laten verdwijnen uit de stad, onzichtbaar gemaakt en we laten het niet door de politiek maar door commerciele krachten controleren. We hebben ons waarden-

systeem uit balans gebracht door het belangrijkste in ons leven zo goedkoop mogelijk te willen produceren. Als we nu proberen een goede maatschappij te bewerkstelligen – en dat proberen we, zeker als architecten – hoe kunnen we bepalen wat dat is als we ontkennen dat er een verdomd grote scheur in ons waardesysteem zit. We hebben een andere architectuur nodig. Maar ook een andere economie, een andere politiek, we hebben een radicale herziening nodig. Om mensen te laten zien dat verandering noodzakelijk is, is visie en visualisatie nodig. Architecten zijn visueel ingestelde mensen. Ik vind dat architecten nu uit hun discipline moeten stappen. Er moet worden samengewerkt met andere vakmensen: van overheden tot economen tot ambachtlieden. Als hun ontwerpen de nieuwe manier van disciplineoverstijgend denken tot uitdrukking brengen, dan hebben architecten een enorm belangrijke rol te spelen. Het is grappig, ik heb de afgelopen tien jaar vooral besteedt aan schrijven en ben nu weer begonnen te tekenen. Ik merk dat mijn ideeën weer heel visueel worden.”— ‘De hongerige stad. Hoe voedsel ons leven vormt’ is verschenen bij NAi Uitgevers.

81 — AWM 42


82 — AWM 42

EP

Economie en Praktijk

AANBESTEDINGSPROCEDURES

Zo kan het ook! Goede aanbestedingsprocedures lijken zeldzaam. In de media worden vaak alleen de excessen belicht. Het Steunpunt Architectuuropdrachten & Ontwerpwedstrijden betoogt in de bescheiden gratis publicatie ‘Zo kan het ook!’ dat goede architectenselecties nog steeds goed mogelijk zijn. Sinds het in werking treden van Europese aanbestedingsregels in 2001 is er veel gezegd en geschreven over de effecten ervan op de Nederlandse markt. Met name het verstikkende effect van regels en voorwaarden op de aanbestedingsprocedure voerden hierin de boventoon. Aanbestedingen die zonder noemenswaardige problemen verlopen krijgen zelden aandacht. Daarom bundelde het Steunpunt Architectuuropdrachten & Ontwerpwedstrijden 24 zogenoemde best practices. In de publicatie komen vooral

opdrachtgevers aan het woord over hun ervaringen. De best practices worden ingeleid door vier korte essays waarin een inkoper, een architect, een onderzoeker en een opdrachtgever hun positie tegenover de aanbestedingspraktijk kenbaar maken. Opvallende rode draad in de teksten is de discrepantie tussen kwantitatieve en kwalitatieve eisen. De laatste laten zich het moeilijkst vangen, maar worden door alle auteurs als doorslaggevend aspect voor een geslaagde aanbesteding beschouwd. Het organiseren van kwalitatieve eisen en de beoordeling vormt een steeds terugkerende uitdaging voor opdrachtgevers. Van de 24 voorbeelden valt meer dan de helft in de categorie Europese niet-openbare aanbesteding. De rest betreft prijsvragen; al dan niet Europees, openbaar en niet-openbaar. In de interviews valt te lezen hoe de procedures zijn verlopen. Dit verschaft een goed inzicht voor zowel opdrachtgevers als architecten. Te lezen valt hoe de opdrachtgever bij de betreffende procedure is gekomen en hoe deze verder specifiek is ingericht.

Tevens wordt de beoordeling openhartig belicht. Verwachtingen ten aanzien van de toekomstige samenwerking blijken hierbij een net zo belangrijke rol te spelen als het ingediende ontwerp. Ook blijkt het mogelijk een project te gunnen aan een nog niet bestaand architectenbureau. Dat overkwam Suzanne Ellis en Ieke Koning, beide destijds werkzaam bij Dok architecten, toen ze op voorspraak van Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol geselecteerd werden voor een besloten prijsvraag. Ze wonnen de prijsvraag voor de renovatie en nieuwbouw van een vmbo-school en richtten daarna hun bureau Koning Ellis op. Zo kan het ook! is een nuttig en optimistisch boekwerk dat aantoont hoe kwaliteit behaald kan worden met architectenselecties ondanks de, vermeende, complexiteit van Europese regelgeving. (RJdK)

Meer weten? www.ontwerpwedstrijden.nl www.arch-lokaal.nl


83 — AWM 42

Duko Stolwijk

EP

Economie en Praktijk Korte berichten

PODIUM

POSAD Een strategie is een solide, ontworpen, raamwerk waarbinnen de praktische invulling over tijd van vorm kan veranderen zonder zijn doel te verliezen. Om te werken met een strategie is een gezamenlijk vertrouwen in de grondregels de basis. Zo worden veranderingen geen obstakels, maar kansen. Er is geen muurvaste plankaart, maar wel een gezamenlijk vaststaand doel. Dus: weg met vastomlijnde plannen die geen ruimte laten voor verandering! Gebiedsontwikkeling lijkt een beetje ‘uit’, maar wij geloven in een strategisch manier van plannen maken - onze ‘middle name’ is niet voor niets spatial strategies. Het denken in tijd en schaalniveaus is voor ons van doorslaggevend belang. Met deze aanpak zijn we totaal niet vernieuwend, maar eerder ‘hardcore oldschool’ stedenbouw. En toch zorgt het ervoor dat we ons daar-

mee onderscheiden van veel andere stedenbouwkundigen. We analyseren uitgebreid de historie van plek en omgeving, bekijken bij iedere opgave het schaalniveau erboven en eronder, en plaatsen ook dit in het perspectief van de mogelijke ontwikkeling. We maken dan een concept dat in de basis zeer eenvoudig is en hiërarchie aanbrengt in de ontwerp keuzen. Allemaal zo oud als de weg naar Rome, maar toch ook vernieuwend; we gaan immers expliciet uit van verandering, we bieden daarvoor nu al (ontwerp)oplossingen, als onderdeel van het totaal. Onze opdrachten in Almere zijn bijvoorbeeld onderdeel van zo’n strategie. Al in de opzet van Almere in de jaren zeventig door de Rijksdienst IJsselmeer Polders is nagedacht over de toekomstige ontwikkeling van de stad en de (eventuele) groei. Binnen dat kader werkten we aan de Weerwaterzone, waar we vergelijkbare stappen beschreven om de omgeving van de A6 geleidelijk te kunnen benutten voor de stad. We anticiperen zo op de mogelijke ontwikkeling van de stad en het centrum, maar houden tegelijk rekening met het uitblijven van ontwikkelingen.

Iedere stap moet een goed eindbeeld opleveren. Dat vereist dat het ontwerp en de strategie een en dezelfde zijn. Het ontwerp volgt, of beter, is het proces. Onze laatste opdracht voor de brugverbinding tussen Almere en Amsterdam wordt ook duidelijk ingestoken als strategie. We laten in een beeldend kader verschillende kansen open: wel of geen ‘IJland’, verschillende typen verstedelijking, en strategisch gepositioneerde groene zones. Een goede strategie geeft geen antwoord op alle vragen, maar laat wel zien hoe het eindbeeld er uit kan zien. Het moet ruimte bieden voor ontwikkeling, maar mag tegelijkertijd het gezamenlijke doel niet vertroebelen. Met een strategie voor een groot gebied een goed ontwerp maken kan nog steeds; de gebiedsontwikkeling is nog niet verloren. We beginnen net, opnieuw.

In samenwerking met De Olifantenkooi vraagt AWM aan verschillende ontwerpers hun visie op het ontwerpvak onder woorden te brengen in een zelfgeschreven tekst.


84 — AWM 42

BOUWBESLUIT 2012

Minder regeldruk Op 1 januari 2012 treedt waarschijnlijk een nieuw Bouwbesluit in werking. Doel van het nieuwe besluit is de regeldruk in de bouw tegengaan. Onder andere het wijzigen van de bestemming van (leegstaande) kantoren wordt gemakkelijker. Kiem van het nieuwe besluit is het advies van de ‘Commissie Fundamentele verkenning bouw’ – ook wel de commissie Dekker genoemd – uit 2008, waarin gepleit werd voor het versimpelen van het bouwproces. De slogan ‘privaat wat kan, publiek wat moet’ raakt de kern van het pleidooi van de commissie voor een verschuiving van de verantwoordelijkheden van de publieke naar de private sector. Een van de aanbevelingen van de commissie betrof de functie van bestemmingsplannen. Deze dienen meer kader-

BOEK

Het Wonder van de Noord/Zuidlijn Politiek gekronkel, falend projectmanagement, een kostenoverschrijding van 1,7 miljard euro en een vertraging van zeker acht jaar. Journalist Bas Soetenhorst biedt een gedetailleerd overzicht van de totstandkoming van de omstreden Noord/ Zuidlijn. De afgelopen drie jaar is er een nieuw subgenre binnen de non-fictie ontstaan. Na bestsellers als De Prooi (2008) en De Vastgoedfraude (2009) verschijnen er steeds meer boeken waarin bestuurlijke en bedrijfsmatige debacles worden gereconstrueerd. De genoemde titels zijn succesvol wegens de persoonlijkheidsschetsen van de hoofdrolspelers. Hierdoor kreeg de abstracte en ondoordringbare financiële wereld een menselijk gezicht. Bij Het Wonder van de Noord/Zuidlijn zit het drama vooral in de wetenschap van nu: een gigantische

latie. Op voorstel van het bedrijfsleven en de brandweer zijn de voorschriften aangepast voor het verplicht doormelden van brandmeldinstallaties naar een alarmcentrale van de brandweer. Het veiligheidsniveau blijft hetzelfde. Ook nieuw is het voorschrift voor natuurlijke ventilatie. Zo moeten nieuwe woningen en scholen voortaan een raam kunnen openzetten Het nieuwe Bouwbesluit kwam tot stand door nauw overleg tussen de nationale overheid, Bouwend Nederland, VNO-NCW, FME-CWM, Koninklijke Metaalunie en NEPROM. In april stemde de ministerraad in met het concept Bouwbesluit. Nu is het achtereenvolgens aan de Tweede en Eerste Kamer om het besluit goed te keuren. Naar verwachting zal het besluit op 1 januari 2012 in werking treden. (RJdK)

stellend en transparant te zijn. Daarnaast was het volgens de commissie wenselijk om tijdrovende bezwaarprocedures tegen te gaan. Vanaf 2008 is gewerkt aan een nieuw Bouwbesluit, waarin het Bouwbesluit 2003 en het Gebruiksbesluit (omtrent brandveiligheid) geïntegreerd zijn. Inmiddels ligt er een door de ministerraad goedgekeurd conceptbesluit. Het conceptbesluit reageert onder andere op een zeer actueel probleem: de enorme leegstand in kantoorgebouwen. Verandering van de gebruiksfunctie betekent in het huidige Bouwbesluit dat het kantoorgebouw moet voldoen aan nieuwbouwnormen. Hiervoor kan ontheffing worden aangevraagd, maar de honorering ervan hangt af van de betreffende gemeente. In het nieuwe Bouwbesluit geldt de nieuwbouwnorm niet meer, waardoor kantoren gemakkelijker een nieuwe gebruiksfunctie, bijvoorbeeld als woning, kunnen krijgen. Het concept Bouwbesluit bevat ook een aantal nieuwe regels, onder meer op het terrein van brandveiligheid en venti-

Meer weten? www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ bouwregelgeving

kostenoverschrijding van 1,7 miljard euro en een vertraging van zeker acht jaar. 250 vlotgeschreven bladzijden schetsen een beeld van een overmoedig bestuur en een slechte projectorganisatie. De gemeente zadelde zichzelf op met een slechte financiële constructie door een zak geld van het Rijk aan te nemen en eventuele risico’s zelf te dragen. Ook ging Amsterdam onvoordelige contracten aan met de bouwers. Tel daarbij op dat de ondeskundige ambtenaren van het projectbureau en de externe ingenieurs van het adviesbureau niet aan elkaar gewaagd waren, en de rampzalige gevolgen zijn goeddeels verklaard. Schrijnend is echter vooral dat er voor de experimentele en peperdure variant met een geboorde tunnel nooit een alternatief is onderzocht. Het maakt paranoïde: er moeten haast ergens achter de schermen flinke belangen spelen. Jammer is dat er niet wordt gespeculeerd op zo’n scenario of op andere mogelijk achterliggende zaken. Daardoor kan het boek bestempeld worden als een boeiend naslagwerk, maar het is geen nieuwe topper in het genoemde subgenre. (RW)

Bas Soetenhorst – Uitgeverij Bert Bakker – 2011 – Paperback – 269 pagina’s – 20x12,5 cm – ISBN 9789035136410 – € 18,95 – Nederlands


EP

Economie en Praktijk Korte berichten

85 — AWM 42

Erik & Petra Hesmerg

ORGANISATIEVORM

Het netwerkbureau Door toedoen van de economische crisis zijn eenpersoonsbureaus enorm in aantal toegenomen. Een professioneel bestaan als ‘éénpitter’ is daarom vaak noodgedwongen. Toch zijn er ook architecten die gekozen hebben om te opereren vanuit een eenpersoonsbureau zonder concessies te doen aan hun ambitie om grote opdrachten te realiseren. Tekst Mariana Idiarte

Het Geeuwaquaduct in Sneek, ontworpen door Tatjana Trzin

Dat een zelfstandig architect niet alleen kleine projecten doet of als freelancer werkt, bewijst Floris Alkemade. Hij richtte zijn eenpersoonsbureau op in 2008, net voordat de crisis uitbrak, en doet nu architectuur- en stedenbouwopdrachten in binnen- en buitenland. Een solobestaan was een expliciete keuze. Na zijn ervaring als partner bij OMA had Alkemade behoefte aan een lichtere structuur. Hij koos voor een vorm waarbij per project een ideaal team wordt samengesteld. Met succes: hij werkt nu vooral aan uitzonderlijk grote projecten met budgetten tot 1 miljard euro. Voorbeeld is het masterplan voor het Paris Saclay Cluster dat Alkemade in samenwerking met XDGA maakte. Tatjana Trzin startte in 2005 bewust ook een eenpersoonsbureau om het dream team voor elke opdracht te kunnen samenstellen. Trzin werkt met dat beleid aan onderwijsgebouwen, bedrijfsgebouwen en infrastructurele projecten in Nederland, Scandinavië en Azië. Organisatieadviseurs bestempelen het eenpersoonburau als een niet wenselijke vorm voor een architectenbureau. Het zou gelimiteerd zijn in mogelijkheden: kennis zou ontbreken en de capaciteit zou beperkt zijn. Echter, door samenwerking overbrugt het eenpersoonsbureau de verschillen met een groter bureau. Efficiëntie wordt verkregen door per opdracht op zoek te gaan naar de juiste mensen en

partners – dit zouden ook grote bureaus kunnen zijn. Wetende dat ze speciaal verkoren zijn vanwege hun specifieke kennis en kwaliteiten, zijn de partijen in het team op voorhand gemotiveerd om een topprestatie te leveren. Het belang van een uitgebreid netwerk is ook zichtbaar waar het gaat om de organisatietaken van het eenpersoonsbureau. “Door een vangnet te creëren krijg je ondersteuning waar nodig, bij voorbeeld met de administratie, en zorg je voor een noodplan mocht er iets onverwacht mis gaan” zegt Trzin. De communicatie tussen de samenwerkende partijen moet goed geregeld zijn. Regelmatig bij elkaar komen is essentieel; daarnaast is communicatie via mail, skype en telefoon belangrijk voor het maken en bewaken van duidelijke afspraken. Alkemade: “Voor ieder project stel ik één persoon aan die alle communicatie regelt. De lijnen moeten direct en foutloos zijn.” Behalve voortdurend samenwerkingsverbanden aan te gaan, moet de zelfstandige architect tegen onzekerheden kunnen en zich flexibel opstellen. Voor wie deze eigenschappen heeft – die gelden eigenlijk voor elke zelfstandige ondernemer – biedt het eenpersoonsbureau veel mogelijkheden: zakelijk gezien is de overhead laag, de communicatielijnen korter en de werkvorm efficiënt.

De voordelen betreffen ook het creatieve vlak. De wisselingen in teamsamenstellingen genereren steeds nieuwe ideeën en er worden nieuwe kwaliteiten ontwikkeld. Een succesvolle wisselwerking tussen zakelijke efficiëntie, gebruik van netwerken en beschikbare creativiteit leidt ertoe dat de kleine zelfstandige toch grote ambities kan koesteren. Ook voor opdrachtgevers kan de structuur van de zelfstandige architect aantrekkelijk zijn. Ze hebben inspraak in de keuze van de teamsamenstelling en ze weten precies met wie ze te maken hebben. De relatie is persoonlijker dan met een groot bureau en dat schept vertrouwen. Alkemade: “Opdrachtgevers hechten er waarde aan dat ik persoonlijk aan het project werk en dat ze met mij kunnen overleggen. Bij een groot bureau kan een opdrachtgever toch met een relatief onervaren team opgescheept worden.” Deze tijdelijke samenstelling hoeft de cohesie en samenhang van vast personeel in een groter bureau niet te missen. Trzin: “Iedereen in de samenwerking wil zijn eigen naam goed vertegenwoordigen; interne zaken die in elk bedrijf voorkomen zijn niet aan de orde. Dat is een groot voordeel voor de sfeer en de toewijding aan de inhoud.” Mariana Idiarte is zelfstandig business consultant voor bedrijven in de creatieve sector


86 — AWM 42

Abe van Ancum

Het kantoorgebouw ‘Creative Valley’ in Utrecht kan in de toekomst gemakkelijk een andere bestemming krijgen

Nieuwe koers voor kantorenbouw Projectontwikkelaar Laurens van Doorn vindt dat kantoren niet benaderd dienen te worden als beleggingsproducten. Dit levert volgens hem slechte gebouwen op. Een groot deel van de leegstaande kantoorgebouwen is daarom niet te redden. De oplossing: blijven bouwen, maar nu met de wens van huurders voorop en de lange termijn in het achterhoofd.

reden: “Kantoren zijn vaak onherbergzaam; mensen komen er niet graag. Daarom willen veel bedrijven er aan het eind van het huurcontract uit.” Van Doorn pleit voor een andere benadering: “Kantoorgebouwen dienen veel meer vanuit de wensen van de gebruiker ontwikkeld te worden. Een kantoorgebouw is tegenwoordig vooral een ontmoetingsplaats van collega’s en moet een omgeving bieden die mensen verder brengt.”

Tekst Robert-Jan de Kort

De reden waarom kantoorgebouwen weinig kwaliteit hebben, heeft volgens Van Doorn alles te maken met het feit dat kantoren beleggingsproducten zijn. De focus van de betrokken partijen ligt op de ontwikkelingsfase en niet op de

Leegstand van kantoren heeft volgens projectontwikkelaar Laurens van Doorn van NIC Development een duidelijke

BELEGGINGSOBJECTEN

gebruiksfase. Projectontwikkelaar en huurder verdienen goed aan het bouwen van kantoorgebouwen omdat investeringsfondsen zich voor de start van de ontwikkeling inkopen. Van de marge tussen het bedrag waarvoor de investeerder zich inkoopt en waarvoor de projectontwikkelaar het gebouw bouwt, gaat een flink deel naar de huurder, die op deze manier al voordat het gebouw er staat geld verdient aan het gebouw. Het wordt vervolgens zo goedkoop mogelijk gebouwd, wat geen enkele flexibiliteit of uitzondering toelaat op de standaardopzet met entreehal, ontsluitingskern en kantoorvloer. Van Doorn: “Om het gebouw er een beetje leuk uit te laten zien wordt enkel in de gevel en de entreehal extra geïnvesteerd. Dat is echt een belediging voor de architect.” Vaak willen bedrijven na een paar jaar eigenlijk alweer weg uit hun nieuwe


EP gebouw. Door het geschetste mechanisme is het daarbij voor bedrijven aantrekkelijk om na het aflopen van hun huurcontract opnieuw zo’n traject in te gaan. Dat zo’n nieuw traject weer een slecht gebouw oplevert wordt op de koop toe genomen. Het oude kantoor is vervolgens lastig te verhuren, zelfs in een hoogconjunctuur. Dit mechanisme laat in de huidige markt een gigantisch spoor van leegstaand vastgoed achter. Van Doorn: “Als we niet uitkijken staat er over een paar jaar niet zeven maar tien miljoen vierkante meter leeg.”

BLIJVEN ONTWIKKELEN Van Doorn stelt dat het verminderen van leegstaande kantoorruimte niet zal lukken door de bouw van nieuwe kantoren te verbieden en bestaande gebouwen te transformeren. Daarvoor is de kwaliteit van het gros van de leegstaande gebouwen te laag en leent de gebouwopzet zich slecht voor andere functies. Van Doorn: “We moeten kantoren blijven ontwikkelen en bouwen, alleen met andere uitgangspunten.” Hier doelt hij onder andere op architectonische uitgangspunten. Van Doorn: “Bijvoorbeeld het grachtenpand heeft door de jaren heen zijn waarde behouden, terwijl het meerdere functies kan hebben.” Het bouwen van kantoorgebouwen met een intrinsieke waarde kan alleen als het huidige ontwikkelmechanisme wordt losgelaten. Het rigoureus afschrijven van de waarde van leegstaand vastgoed beschouwt Van Doorn als serieuze optie om de markt weer in beweging te krijgen.

GEBOUW ALS BEDRIJFSMIDDEL Dat het standpunt van Van Doorn hout snijdt bewees de projectontwikkelaar door in 2008, tegen de economische stroom in, het markante bedrijfsverzamelgebouw ‘Creative Valley’ te bouwen. Het bedrijfspand bestaat uit een centrale schijf, waaraan zwarte volumes zijn opgehangen. Elk volume biedt ruimte aan een of twee bedrijven. Het gebouw, naar ontwerp van GENT & MONK Architecten, is door zijn abstracte vorm

Economie en Praktijk Kantorenbouw

zowel een icoon, als een belichaming van een vernieuwend kantoorconcept. Van Doorn heeft zich tijdens het ontwikkelingstraject expliciet gefocust op de

— “We moeten kantoren blijven ontwikkelen” gebruiksfase. Het gebouw is bestemd voor innovatieve en creatieve bedrijven. De projectontwikkelaar koppelde de kwaliteiten van de locatie in Utrecht, op een kruispunt van de A2 en de A12, aan opvattingen over het soort omgeving dat het gebouw diende te faciliteren. Van Doorn redeneert dat voor de bedrijven waarvoor het gebouw is bestemd de plek per werknemer niet groter hoeft te zijn dan vijftien vierkante meter. De werknemers werken een deel van de tijd in een informele setting of buiten de deur. Het gebouw bevat daarom royale collectieve ruimtes als brasserie, vergaderruimtes, terrassen en informele zones. Deze zijn ondergebracht in en aan de centrale schijf. Van Doorn: “Een kantoorgebouw is geen last, maar een bedrijfsmiddel. Het gebouw moet het mogelijk maken dat de werknemer zich identificeert met het bedrijf waar hij werkt. De werkomgeving moet het personeel verder brengen. In die zin is niet degene die het huurcontract tekent de doelgroep, maar de personen die in het gebouw moeten werken.” De extra kosten die Van Doorn maakte voor een regulier kantoorgebouw uitten zich in een hogere huurprijs. Dit vormt vooralsnog geen belemmering: het gebouw was bij oplevering volledig verhuurd.

TOEKOMSTBESTENDIGHEID Daarnaast dicht Van Doorn de toekomstbestendigheid van het gebouw grote waarde toe: “Ooit kan dit een museum, woongebouw of winkelcentrum worden.” De centrale schijf, waarin royaal voorzien is in collectieve ruimtes en verkeersruim-

87 — AWM 42

te, werkt als buffer voor mogelijke functieverandering van de kantoorunits. Van Doorn benadrukt tot slot wel dat de Creative Valley gebouwd is voor vijftien procent van de markt. Als gebouwtype is het daarom niet representatief om als oplossing voor de gehele malaise in de kantorenbouw te dienen. Echter, de centrale vraag ‘voor wie is het en waarom?’ dient verankerd te worden in de kantorenbouw. Dit kan alleen door een bedrijfsgebouw niet langer als beleggingsobject te zien. De manier waarop dit aspect in de Creative Valley tot uiting is gekomen kan daarom wel degelijk als voorbeeld dienen voor de hele sector.—

Cyclus kantoor als beleggingsobject 1. Huurder tekent huurcontract voor een nieuw kantoor gebouw

4. Huurder ontevreden over gebouw

A

2. Investeerder koopt zich in voor meer dan de waarde van het huurcontract

€ B

3. Projectontwikkelaar bouwt voor minder dan de waarde van het huurcontract

A. Ontwikkelingsfase: Gemeente en huurder verdienen aan de bouw van het kantoorgebouw. Om de winst te maximaliseren wil de projectontwikkelaar het kantoorgebouw zo goedkoop mogelijk bouwen. B. Gebruiksfase / duur huurcontract: Het vastgoed stijgt in waarde op de balans van de investeerder. Huurder is het gebouw snel beu en zal aan het eind van zijn huurcontract willen verhuizen naar een nieuw gebouw. De ervaring dat hier geld mee te verdienen valt werkt hieraan mee. Investeerder blijft over met een leegstaand gebouw.


88 — AWM 42

Nieuwe energie in de bestaande stad Particulieren een wijk laten verdichten of collectieven woongebouwen laten ontwikkelen op industriële terreinen; beide zijn manieren om zelfbouw te koppelen aan een stedenbouwkundige opgave. Stereo Architects en OKRA zien particulier opdrachtgeverschap als middel om de bestaande stad te herstructureren. Tekst Robert-Jan de Kort Beeld Stereo Architects, OKRA 2010 was een dieptepunt qua woningbouw. Sinds 1952 werden er niet meer zo weinig woningen gebouwd in Nederland. Door toedoen van de economische crisis groeit het besef dat andere vormen van woningbouw geëxploreerd dienen te

worden. De in Nederland sinds decennia reguliere vorm van woningbouw door grootschalige projectontwikkeling staat ter discussie. En daarmee het institutionele en stedenbouwkundige instrumentarium. Particulier opdrachtgeverschap (PO) is een alternatief voor projectontwikkeling. Vorig jaar schreef Architectuur Lokaal de prijsvraag ‘Uitgebalanceerd: stedenbouw voor particuliere opdrachtgevers’ uit voor ontwerpend onderzoek naar de stedenbouwkundige dimensie van PO. Opvallend is dat zes van de tien inzendingen van de prijsvraag zich richtten op PO als uitgelezen middel om de bestaande stad te verbeteren. Als winnaars van de prijsvraag werkten Palmbout, Stereo Architects en OKRA begin dit jaar hun ontwerpend onderzoek verder uit. De laatste twee met een expliciete focus op de bestaande stad. OKRA onderzocht of PO kan worden ingezet om bestaande perifere wijken te verlevendigen. Stereo Architects richtte zich op de collectieve vorm van particulier opdrachtgeverschap (CPO), waarbij

collectieven hun eigen woongebouw kunnen ontwikkelen.

ANALYSE Stereo Architects koos voor het inzetten van de collectieve variant van PO na een referentiestudie naar Nederlandse, Duitse en Belgische projecten. Al de voorbeelden, waarvan de Berlijnse variant – de Baugruppe – het meest succesvol lijkt, tonen aan dat collectieve zelfbouw een meerwaarde oplevert in de vorm van collectieve voorzieningen. Ook zijn bijvoorbeeld in België goede voorbeelden te vinden waarbij collectieve zelfbouw in staat is om suburbane woonwensen – groenvoorziening, veiligheid – in een urbane omgeving te realiseren. In het licht van de herstructureringsopgave en de economische crisis kan deze vorm van PO uitkomst bieden. Stereo Architects betwijfelt of het bouwen van een volledige wijk met CPO een haalbare kaart is in Nederland. Het


EP

Economie en Praktijk Particulier opdrachtgeverschap en herstructurering

89 — AWM 42

Collectieve woongebouwen op voormalige industriële terreinen langs de Zaan

bureau analyseerde dat als er veel CPO-kavels bij elkaar moeten worden ontwikkeld, deze te veel van elkaar afhankelijk zijn. De collectieven zien dan nog niet wat de kwaliteit van hun woonomgeving wordt. Het bureau ziet meer potentie in losse kavels op verschillende locaties die wel kwalitatieve overeenkomsten hebben.

ZAANDAM Vervolgens ontwikkelde Stereo Architects een casus. Het bureau ging op zoek naar potentiële bouwkavels in Zaandam. Stereo Architects kwam hierbij door een artikel dat eind 2010 in NRC Handelsblad gepubliceerd werd. In dit artikel wordt door journalist Tijs van den Boomen veel potentie aan Zaandam toegedicht als locatie voor nieuwe woningbouw. Van den Boomen ziet Zaandam als een beter en duurzamer alternatief voor Almere, dat bijvoorbeeld veel dure infrastructuur nodig heeft om

zich tot volwaardige uitleglocatie van Amsterdam te ontwikkelen. Stereo Architects zag in de vele industriële erven aan de Zaan potentiële bouwgrond. Veel van deze kavels zullen de komende vijftig jaar vrijkomen. De grondstukken hebben elk een formaat dat te groot is om een huis op te bouwen, maar perfect is voor een klein woongebouw. Deze kavels dienen volgens Stereo Architects beschikbaar gesteld te worden aan collectieven. Het bureau bepleit dat de gemeente actiever moet zijn in het signaleren van dergelijke potenties en dat particuliere bouwers, in dit geval collectieven, voorrang moeten krijgen bij de grondaankoop.

DICHTHEIDREGELS Stedenbouw heeft een voorname rol in het voortraject. Gemeente en stedenbouwkundigen moeten op zoek gaan naar potentiële bouwgrond en daarbij overeenkomstigheden duiden. Het herkennen van

de gemeenschappelijke deler van de kavels maakt het mogelijk om met één set regels meerdere plekken in de stad te ontwikkelen. Stereo Architects constateerde in Zaandam dat alle kavels min of meer dezelfde conditie hadden: met de

— Collectieven dienen voorrang te krijgen bij grondaankoop openbare weg aan één kant en de Zaan aan de andere. Het zicht vanaf de weg op de rivier zou vanuit stedenbouwkundige optiek gewaarborgd dienen te worden. Dat moet vastgelegd worden. Daarnaast is het volgens Stereo Architects wenselijk om de collectieven zo veel mogelijk architectonische vrijheid ten aanzien van de bouwvolumes te geven. De


90 — AWM 42

Plan Stereo Architects: identificeer potentiële CPO-bouwkavels in Zaandam. Zoek stedenbouwkundige kwaliteiten en stel daar (minimale) bouwregels voor op

bouwenvelop is hiervoor geen geschikt middel. Een strikte bouwenvelop beperkt de vrijheid juist. Daarnaast zou dan voor elke kavel een specifieke envelop ontwikkeld moeten worden. Daarom ontwikkelde Stereo Architects dichtheidsregels waaraan alle plannen moeten voldoen. Het uitgangspunt was dat de regels zo eenvoudig mogelijk dienden te zijn. Hiermee kan worden voorkomen dat de gemeente keer op keer voor elke kavel nieuwe voorwaarden moet opstellen. Het ‘zelfcorrigerend vermogen’ van het collectief voorkomt volgens Stereo Architects dat er excessen ontstaan.

blijkt veel ondernemerschap te bestaan, terwijl er in de wijk nauwelijks ruimte geboden wordt voor kleine ondernemers. De sociale structuren die door de plaatselijke middenstand door de jaren zijn opgebouwd dreigen hierdoor op den duur te verdwijnen. OKRA stelde vast

SOCIAAL NETWERK

dat de ruimtebehoefte van deze groep in kaart moet worden gebracht. Daarnaast stelde OKRA vast dat het wenselijk kan zijn om een woning te bouwen en deze daarna, naar gelang de situatie van de bewoners, uit te breiden. De vierde dimensie dient volgens het bureau onderdeel te zijn van PO. Deze constateringen gekoppeld aan de aanwezige energie leent zich volgens OKRA goed voor PO in de wijk Kanaleneiland. PO heeft de potentie om het sociale netwerk van de wijk te versterken. Het inzetten van PO dient daarom bij te

Ook landschaps- en stedenbouwbureau OKRA stelde in zijn onderzoek de relatie tussen PO en de herstructureringsopgave centraal. Het bureau vertrok vanuit de constatering dat de meeste steden in Nederland een levendig centrum hebben en daarbuiten een rustige periferie. Dit terwijl veel wijken best de potentie hebben om veel levendiger te zijn. OKRA deed onderzoek door gesprekken te voeren met bewoners van de Utrechtse wijk Kanaleneiland. In deze volksbuurt

— Wijken hebben de potentie om veel levendiger te zijn

dragen aan een nieuwe structuur van de wijk. Hier wordt aan PO een sterk collectieve kwaliteit toegedicht. Deze kwaliteit zal volgens het bureau vooral tot uiting komen in de publieke ruimte. Een stedenbouwkundig raamwerk is hierbij noodzakelijk. De instrumenten die daarbij gehanteerd worden, zijn volgens OKRA niet wezenlijk anders. Het bureau ontwikkelde een visie waarbij PO wordt gebruikt om bepaalde assen in de wijk te verstevigen. Tussen de bestaande bebouwing kunnen kavels uitgegeven worden. Deze assen gaan dan fungeren als kern van de wijk. Door de energie heel gericht te bundelen in zo’n as, kunnen elders in de wijk meer rustige woonmilieus ontstaan. De visie vraagt vooral veel van de gemeente en de woningcorporaties. De laatste zijn nu al zeer actief in de wijk door de inzet van zogenoemde wijkregisseurs. De gemeente dient zich te richten op parkeervraagstukken en de openbare ruimte.

TOP DOWN Zowel Stereo Architects als OKRA ziet particulier opdrachtgeverschap als


EP

Economie en Praktijk Particulier opdrachtgeverschap en herstructurering

91 — AWM 42

Plan OKRA: winkels, bedrijven, buurthuizen en particulier te ontwikkelen woningen worden verbonden langs zogenoemde ontwikkelingsassen

ingrediënt bij stadsvernieuwing. Het kanaliseren van zelfbouwers en het beleidsmatig stimuleren van PO gaan daarbij hand in hand. Beide bureaus geloven dat een dergelijk proces vooral van hogerhand gestimuleerd moet worden. Dat particulieren en collectieven die in de bestaande stad woningen gaan bouwen latent aanwezig zijn wordt hierbij aangenomen. Beide plannen gaan uit van een casus die de specificiteit van de gekozen locaties overstijgt. Stereo Architects bepleit in feite dat gemeentes actief op

zoek moeten gaan naar kavels die een gemeenschappelijke conditie hebben. Deze hoeven dus niet ruimtelijk aan elkaar verbonden te worden. Het is interessant om hierbij ook te denken aan locaties waar nu leegstaande kantoren staan. Voor de verbindende conditie van de kavels dienen stedenbouwkundige kwaliteiten benoemd te worden, alsmede simpele regels voor nieuwe bebouwing. Door de kavels te bestemmen voor het type PO dat bij het formaat van het kavel past, krijgen zelfbouwers een voorrangspositie ten opzichte van projectontwikke-

Impressie van de levendigheid van een ontwikkelingsas in de Utrechtse wijk Kanaleneiland

laars. De kracht van deze denkrichting is dat, als het eenmaal loopt, relatief weinig sturing van gemeentes nodig is. De energie zit in het voortraject, hetgeen wel een scherpe stedenbouwkundige visie alsmede kennis over grondposities vereist. De casus van OKRA in Utrecht is waarschijnlijk in vele wijken buiten de stadscentra een geschikte denkrichting. Het koppelen van locale energie aan PO vraagt wel elke keer een locatiespecifieke benadering. De particulieren dienen per wijk geïdentificeerd te worden. De energie moet vervolgens gekanaliseerd worden. Daarbij stelt OKRA voor om binnen de bestaande stempels in te breiden. Zowel gemeentegrond, als grond van woningcorporaties wordt hierbij aangesproken. Dit terwijl er een hogere parkeerlast zal ontstaan. Het voorstel van OKRA vraagt daarom meer regie en medewerking van meer partijen. Wat uit beide plannen spreekt, is dat de factor tijd een grote – misschien wel de belangrijkste – rol speelt. Het idee dat plannen niet meer in één keer ontwikkeld worden, maar in kleine stappen, vraagt om een lossere regie. Stedenbouwkundige visie is hierbij vereist, evenals het mobiliseren van particuliere energie.—


de architectuur voorbij

8 AWM’s voor maar € 69,-

nummer 42 6e jaargang juni 2011 — € 15,–

ex 6% BTW

GUN JEZELF MEER INZICHT

Architectenweb Magazine Interview Maarten van Poelgeest Zwart Huis Ripken Voedsel Carolyn Steel Verslag Milan Design Week Veiligheid Anna Minton Verdichting Stadskantoor Leyweg Particulier opdrachtgeverschap Europakwartier Hout Metropol Parasol

www.architectenweb.nl/awm


Tijdelijk 35% korting op een AWM jaarabonnement Betaal het eerste jaar € 69,Ik neem een jaarabonnement voor € 105,– met een éénmalige korting van 35%. Ik betaal het eerste jaar € 69,-. Ik neem een jaarabonnement (8 nummers) voor € 105,– en ontvang als welkomstgeschenk het boek: Architectuur in Nederland Jaarboek 2010/11 ter waarde van € 39,50.

naam

m/v

bedrijfsnaam adres postcode/woonplaats

Stuur deze antwoordcoupon in een envelop naar: Architectenweb B.V. Antwoordnummer 526 1400 VB Bussum

telefoon email handtekening

Een postzegel is niet nodig. Het abonnement geldt tot wederopzegging en wordt door middel van een btw-factuur in rekening gebracht. U ontvangt het welkomstgeschenk nadat het abonnementsgeld door u is voldaan.

...of meld u online aan via www.architectenweb.nl/awm


94 — AWM 42

Techniek

Bouw in beeld In Nijmegen ontwierpen de Belgische architect Chris Poulissen en de Luxemburgse constructeur Laurent Ney een nieuwe brug over de Waal. De brug zorgt voor een betere spreiding van het verkeer over de stad. De complete bouw zal uitvoerig via een speciale internetsite te volgen zijn. De brug genaamd ‘de Oversteek’ is net als de Waalbrug een stalen boogbrug. In tegenstelling tot zijn 75 jaar oude buur bestaat de constructie van de stadsbrug uit een enkele boog. Deze loopt over de hartlijn van de brug. De boog wordt aan weerszijden ondersteund door een kleinere boog in de dwarsrichting van het

wegdek. Zowel de auto’s als de schepen op de Waal gaan zo onder een boog door bij het passeren van de brug. In de lengte overspant de brug 285 meter en is daarmee na de Rotterdamse Van Brienenoordbrug de grootste brug in Nederland. De boog heeft een hoogte van zestig meter. Waar de boogconstructie de blikvanger vormt, daar beperkt de brug zich niet tot deze staalconstructie. Twee aanbruggen, van 210 en 660 meter, klemmen de boog in. Deze zijn uitgevoerd in beton, met een bakstenen bekleding. De brug wordt gebouwd door de Bouwcombinatie Stadsbrug Nijmegen; een samenwerking van Max Bögl Nederland en BAM Civiel. Eind 2013 wordt de oplevering verwacht. Tot die tijd is het volledige bouwproces te volgen via een speciale website. Fotograaf Thea van den Heuvel/DAPh won in 2008 een pitch van de gemeente Nijmegen. Haar concept

‘Focus op verandering’ sluit aan bij de ambitie van de gemeente om de bouw in beeld te brengen in een omvangrijk project. Van den Heuvel gaat de transformatie die de bouw van de brug zal veroorzaken voor stad en rivierenlandschap vastleggen door gedurende het bouwproces vanuit 25 standpunten foto’s te maken. Een deel van het materiaal zijn reguliere foto’s, maar van den Heuvel zet ook 360 gradenpanorama’s, een hoogtestatief en bewegend beeld in. Een webcam filmt dag en nacht de bouwplaats. Dit leidt uiteindelijk tot een time-lapse film die, samen met het media-archief, eind 2013 een goed beeld zal geven van de uitvoering van de brug. (RJdK)

Meer weten? www.nijmegen.nl/stadsbrug

bmd + Thea van den Heuvel /DAPh

BRUG


T

BETONKERNACTIVERING

Primeur Recent leverde Bekkering Adams Architecten in Dieren het project Bloemershof op. Het gebouw bevat een school, brandweerkazerne en sportzaal. In het schoolgedeelte werd een voor Nederland nieuw klimaatsysteem toegepast waarbij betonkernactivering middels lucht geschiedt. De gemeente Rheden stelde hoge eisen aan de duurzame aspecten van het nieuwe schoolgebouw. Een uitgekiend systeem om de energiehuishouding te optimaliseren stond daarbij centraal. Warmte/koudeopslag in de bodem bleek niet toegestaan omdat de locatie onderdeel is van een waterwingebied. Als alternatief adviseerde installateur De Blaay Van den Bogaard Raadgevende ingenieurs een systeem genaamd ‘ConcretCool’. Dit systeem gaat uit van betonkernactivering middels lucht. De gemeente liet zich overtuigen om het systeem toe te passen, hetgeen een primeur voor de Nederlandse bouwwereld opleverde. ConcretCool werd ontwikkeld door het Duitse bedrijf Kiefer. In Duitsland zijn er al meerdere grote gebouwen,

Techniek Korte berichten

voornamelijk kantoren, mee uitgerust. Het systeem gaat uit van een simpel principe: warmte en koudeoverdracht tussen beton en ventilatielucht. Om dit mogelijk te maken worden er aluminium buizen met een diameter van 80 millimeter in de betonvloer geïntegreerd. Om de warmte- of koudeoverdracht te maximaliseren bevinden zich ribben in de buizen. Het contactoppervlakte is hierdoor vier keer zo groot. Een luchtbehandelingkast voert buitenlucht door de buizen. De betontemperatuur bepaalt voor een groot deel de temperatuur van de lucht. ’s Zomers wordt het beton ’s nachts gekoeld door het inblazen van koele buitenlucht. Hierdoor heeft beton aan het begin van de dag een lagere temperatuur. ConcretCool kan de lucht door dit simpele principe overdag een paar graden onder de buitentemperatuur koelen. Gedurende de dag zal de temperatuur van het beton geleidelijk toenemen, waarna het ’s nachts weer gekoeld wordt. ConcretCool vermindert het energieverbruik volgens de producent tot veertig procent. Dit hangt samen met het feit dat het systeem geen primaire energie vergt. Omdat de toepassing in de Bloemershof een primeur is in Nederland, zijn de prestaties van het systeem moeilijk van tevoren in te schatten. De Blaay Van den

95 — AWM 42

Bogaard liet daarom sensoren meestorten in het beton. Deze verrichten continue metingen. Eerste waarnemingen stellen vast dat de temperatuur van het beton stabiel blijft: de verschillen in het beton zijn, ook op erg warme of koude dagen, niet groter dan 1,5%. Het systeem zal ongetwijfeld meer navolging krijgen. Gemeentes kunnen in het kader van het ‘frisse scholen-beleid’ subsidie krijgen als ze scholen ontwikkelen waarin mechanische ventilatie zorg draagt voor een goede luchtkwaliteit. ConcretCool-systeem kan de energiehuishouding van scholen een stuk duurzamer maken. Hoe energiezuinig het systeem precies is, zal echter nog moeten blijken. (RJdK)


96 — AWM 42

Overdag heeft de gevel van het warenhuis een monochrome grijstint


T

Techniek Galleria Centercity Cheonan UNStudio

Moiré-mall In het Zuid-Koreaanse Cheonan ontwierp UNStudio een volumineus warenhuis. Ondanks het introverte karakter van het programma is het gebouw door zijn glazen gevels met geïntegreerde ledverlichting zowel overdag en ‘s nachts een geanimeerde verschijning. Tekst Robert-Jan de Kort Fotografie Kim Yong-Kwan, Christian Richters In Zuid-Korea heeft het warenhuis, of de shopping mall, volgens UNStudio inmiddels grote culturele en sociale betekenis. Ben van Berkel betoogt dat het warenhuis er daarom best als een museum uit mag zien. In Cheonan ontwierp UNStudio een warenhuis voor de Galleria-keten. Het gebouw dient ondubbelzinnig de aandacht op zich te vestigen en mensen te verleiden om binnen te komen. Eenmaal binnen dient het gebouw een prikkelende ruimtelijke ervaring te bieden. In 2004 renoveerde UNStudio voor Galleria in Seoul reeds een warenhuis ‘s Avonds werkt de gevel als een beeldscherm

97 — AWM 42

met dezelfde intentie. Daar werd een bestaand gebouw voorzien van een nieuwe gevel van glazen schijven met geïntegreerde led-verlichting. Hiermee konden de gevels van het warenhuis ’s avonds totaal oplichten in variërende kleuren. In Cheonan kreeg het bureau de kans om een geheel nieuw gebouw te ontwerpen en daarmee de ervaring uit Seoul een stap verder te brengen. Moiré-effect UNStudio ontwikkelde een tweeledig gevelconcept dat het volumineuze bouwvolume zowel overdag als ’s nachts animeert. De gevel is ontworpen om vanuit een bewegend perspectief waar te nemen. Overdag heeft het gebouw een monochrome grijstint. Om het aanzienlijke volume van het 55 meter hoge en 85 meter brede gebouw te verzachten rondde UNStudio twee hoeken af. De gevel bestaat uit een binnen- en een buitenblad met een luchtspouw van 80 centimeter. Het glazen buitenblad is transparant, terwijl het aluminium binnenblad overwegend gesloten is. Doordat de profielen van het buitenblad verticaal zijn en die van het binnenblad op bepaalde plaatsen schuin zijn, kruisen de profielen elkaar op sommige plaatsen. De interferentie van de profielen – het zogenoemde Moiré-effect – vormt patronen op de gevel. Afhankelijk van de hoek waaronder de gevel wordt waargenomen,


98 — AWM 42

Christian Richters

Gevelfragment

Gevel uitgeklapt: binnen- en buitenblad Door de gevel uit twee lagen op de bouwen ontstaat er een interferentiepatroon tussen het binnen- en het buitenblad van de gevel. De aluminium profielen van het binnenblad hebben op specifieke plaatsen een kromming gekregen, die een golvend patroon oplevert.

Horizontaal geveldetail 1

2 3 4 5 6 7

1

2

3

4

5

6

4

7

Donkergrijze raamstijl geëxtrudeerd aluminium Siliconen afdichting Gelamineerd glas, laag ijzergehalte Aluminium extrusie LED-verlichting Staaf geëxtrudeerd aluminium Wit paneel aluminium composiet


T

Techniek Galleria Centercity Cheonan UNStudio

99 — AWM 42

Talloze kromme vloerranden omringen het centrale atrium Christian Richters

verandert het beeld. UNStudio ontwierp het patroon van de profielen zo dat het volledig platte gevelvlak lijkt te stromen. Dit effect wordt versterkt omdat sommige golven overhoeks doorlopen. Stromen Binnen wordt de stroom van winkelend publiek verder geleid. Een centraal atrium vormt het hart van het gebouw en de kern van het circulatieconcept. UNStudio gaf de opening van het atrium op elke verdieping een andere vorm. Deze is samengesteld uit kromme vloerranden. Het atrium opent zich naar boven toe. UNStudio integreerde verlichtingsbanen in de plafonds. Dit mede omdat je door de variërende omtrek van het atrium altijd tegen de onderzijden van de bovengelegen verdiepingen aankijkt. De verlichtingsbanen volgen de krommingen van de vloeren. Het geheel doet denken aan een foto van een snelweg, genomen met lange sluitertijd, waarbij de auto’s gereduceerd zijn tot het spoor van hun koplampen. Dit effect versterkt het dynamische karakter van de zones rond het atrium. Elke verdieping kent een bijzondere zone die van het atrium tot aan de gevel loopt. Ter plaatse van de gevel is het binnenblad teruggetrokken zodat er een loggia ontstaat. In deze bijzondere zone bevinden zich ontmoetingsplekken zoals bars. De rest van de verdieping is generieke winkelruimte. In het circulatieconcept volgen winkelvloer, atrium en bijzondere zone elkaar steeds op. Door de bijzondere zone per twee a drie verdiepingen een andere oriëntatie te geven, ontstaat een dynamische ruimtelijke ervaring. Mediagevel Bij het invallen van de duisternis wordt de interferentie van de profielen steeds minder zichtbaar, waardoor het moiréeffect geleidelijk verdwijnt. UNStudio verwerkte led-verlichting in de gevel. De gehele gevel kan als lage resolutie beeldscherm functioneren. De driehoekige profielen van het buitenblad bevatten LED-lampen die elk een spot werpen op het binnenblad. Elke spot kan licht in alle kleuren schijnen en is daardoor als het ware een pixel van een beeldscherm. Met elkaar kunnen de lampen een oneindige hoeveelheid verschillende bewegende

beelden op de gevel formeren. UNStudio ontwierp de animaties die op de gevel verschijnen zelf. De beelden hebben thema’s die passen bij het warenhuis – mode, performances, kunst – en worden in willekeurige volgorde getoond. Het met licht animeren van de gevel is een leuke extra ten opzichte van het Moiré-effect dat de gevelprofielen veroorzaken. De tweeledigheid maakt dat het warenhuis ook ’s avonds zeer aanwezig blijft in het stedelijk landschap van Cheonan.—

Architect UN Studio, Amsterdam Opdrachtgever Hanwha Galleria Co. Ltd, Seoul Projectarchitecten Ben van Berkel Programma 110.530 m2 BVO: winkels, multifunctionele faciliteiten en parkeergarage Adviseur gevel GANSAM, Seoul Lichtontwerp AG Licht, Bonn Realisatie December 2010


100 — AWM 42

Achter een brede glazen pui bevindt zich de volledige woonlaag

Watervilla de Omval, Amsterdam +31Architects

en water in directe verbinding In Amsterdam realiseerde met elkaar kunnen staan. +31Architects een drijvende villa. Een in een witte band gevatte glazen pui en 40 ton Tekst Robert-Jan de Kort ballast zorgen ervoor dat wonen FotograďŹ e Iwan Baan


T Doorsnede langsgevel

Techniek Watervilla de Omval +31Architects

101 — AWM 42

Doorsnede dwarsgevel 11 12 1 2

2

3 3

4

1 2 3 4 5 6 7 8

13

5

14 15

9 10 11 12 13 14 15 16

gezet aluminium isolatie geprofileerde staalplaat gestuct gipsen plafond aluminum schuifpui cementdekvloer met gietvloer kanaalplaatvloer gewapend betonnen drijflichaam spouw drukvaste isolatie gehard glas bankirai delen ingezaagd verlijmde kunststof platen staalplaat ten behoeve van stijfheid aluminium panelen betonnen ballast

6

7

8 6 7

16 9

10 8

10

Wonen op de Amstel betekent wonen met fraai uitzicht. De opdrachtgevers van +31Architects wilden een watervilla bouwen die de relatie tussen woonruimte en water zou maximaliseren. Het Amsterdamse architectenbureau +31Architects ontwierp daarom een open woonlaag met een volledig glazen pui. Het meer gesloten programma – badkamer, technische ruimte – diende in een separate laag ondergebracht te worden. Omdat de watervilla niet hoger mocht zijn dan drie meter is het aanvullende programma onder de waterlijn gesitueerd. De onderste laag, en drijflichaam, bestaat uit een betonnen bak. Om ervoor te zorgen dat de bak voldoende ver onder de waterlijn blijft, is ballast toegevoegd. +31Architect hebben al meerdere drijvende woningen gerealiseerd. Het

gewicht van de ballast wordt bij elk project nauwkeurig door het bureau bepaald. In dit geval moest er een gewicht van 40 ton toegevoegd worden. De ballast bevindt zich in de kopse kanten van de watervilla. Aan beide zijden ligt een betonblok van 17,5 ton. De blokken zijn verder verzwaard met 5 ton stoeptegels. Hierdoor is er een buffer voor het geval dat de bewoners ooit besluiten om zwaardere meubelstukken te verwijderen of toe te voegen. In het laatste geval hoeft er minder ballast aanwezig te zijn. Er kunnen in dat geval tegels weggehaald worden. De uitwatering van de bak moet ook aan formele eisen voldoen. Een drijvend huis kan pas verzekerd worden als de te openen delen zich minimaal dertig centimeter boven het wateroppervlak bevinden. Dit leidt er vaak toe dat in het beeld

Opdrachtgever Anoniem Architect +31Architects, Amsterdam Projectarchitecten Jasper Suasso de Lima de Prado en Jorrit Houwert Adviseur constructie Pieters Bouwtechniek, Amsterdam Alferink-van Schieveen, Zwolle Aannemer Dijkhuis Aannemersbedrijf b.v. Ardesch, Hardenberg Meubelmaker Forsa meubels, Utrecht Oppervlak 197 m2 BVO Realisatie Juli 2010

eerst een betonnen rand te zien is, met daar bovenop de opbouw van de woning. Omdat de witte aluminium band om de glazen pui het beeldbepalende element is, zou een betonnen rand storend zijn. Dit loste +31Architects op in de detaillering. Aan de lange zijde liet het bureau de wand van de betonnen bak bovenaan inspringen. Hierdoor kan het witte aluminium zetwerk in één lijn met het beton lopen. Het zetwerk loopt tot enkele centimeters boven de waterlijn. Aan de kopse kant, waar de witte rand afgerond is, was een inspringing van de betonwand niet nodig. Hier is een gekromd geveldeel tegen het beton aan gemonteerd. Vanaf de Amstel is de betonnen bak nauwelijks te zien. Zo is de drijvende woning werkelijk een villa op het water, in plaats van een huis op een drijflichaam.—


102 — AWM 42

De veertig meter lange overspanning over de straat

Flamenco in hout Om een slordig parkeerplein in Sevilla een nieuwe betekenis te geven, ontwierp Jürgen Mayer H. een opzienbarend bouwwerk. Zes stevige kolommen dragen een wolk van hout. Metropol Parasol biedt hoop, als gecondenseerde vreugde uit tijden van weleer. Tekst Aldo Trim Fotografie Fernando Alda, David Franck In 2004 won de Duitse architect Jürgen Mayer H. met zijn spectaculaire inzending ‘Metropol Parasol’ de internationale prijsvraag voor de transformatie van het Plaza de Encarnación in Sevilla. Zijn inzending beoogde een overwoekering van het plein door een organisch ogende structuur. Hiermee zou het plein aan een nieuw hoofdstuk kunnen beginnen. Sevilla kreeg in 1992 internationale allure door het organiseren van de Wereldtentoonstelling. Voor die gelegenheid werd veel geïnvesteerd in nieuwe infrastructuur en voorzieningen. Het Plaza de Encarnación in de binnenstad bleef ondanks de inspanningen voor de

Expo een wanordelijk en indifferent plein dat vooral dienst deed als parkeerterrein. Totdat er tijdens graafwerkzaamheden voor de aanleg van een parkeergarage onder het plein resten van een Romeinse nederzetting werden gevonden. Dit leidde ertoe dat de stad deze rotte kies een nieuwe betekenis wilde geven. Volgens de gemeente lagen er kansen om, naast het behoud van de archeologische vondsten en de nieuwbouw van een 1973 gesloopte markthal, het plein te laten fungeren als katalysator van het gebied en een verbinding te laten maken tussen de noord- en zuidkant van de binnenstad. De tijd was in 2004 rijp voor een prestigieus project. Het waren immers de vette jaren: het ging ongekend goed met de Spaanse economie en er werd veel geld geïnvesteerd in publieke werken. Cluster van paddestoelen Mayer H. greep de prijsvraag aan om Sevilla te voorzien van een bouwwerk dat een brug slaat tussen oude tradities en hedendaagse tendensen. Metropol Parasol kan gezien worden als een continuering van de lijn van Spaanse architecten als Antoni Gaudí en Santiago Calatrava, wier projecten een constructieve logica ontlenen aan natuurlijke vormen. Mayer H. ontwierp een 150 meter lang en 75 meter breed cluster van zes paddenstoel-


T

Techniek Metropol Parasol J. Mayer H. Architects

103 — AWM 42


104 — AWM 42

Langsdoorsnede 1 2 3 4 5

Markthal Museum Antiquarium Verhoogd plein Bar Panorama wandelroute

5

4

3 1

2

Op het dak loopt een wandelroute en bevindt zich een bar

vormige objecten die in de top in elkaar overlopen. Hierdoor ontstaat een grote ‘wolk’ die permanent boven het plein hangt. In het om zijn hoge temperaturen beruchte Sevilla zou het plein door de schaduw van deze ‘parasol’ een welkome verkoeling krijgen. Op 28 meter hoogte ontstaat tevens een glooiend landschap met een bar en wandelpaden. Hier wordt het publiek getrakteerd op een uitzicht over de het daklandschap van de binnenstad en de karakteristieke gebouwen als de kathedraal.

Van staal naar hout Gaandeweg het ontwikkelingstraject, dat duurde van 2004 tot 2007, is veel veranderd aan het ontwerp van de draagconstructie. In de prijsvraaginzending was de parasol opgebouwd uit een frame van stalen buisprofielen, bekleed met een metalen huid. In samenwerking met ingenieursbureau Arup is Mayer H. echter uitgekomen op een ander principe. De complexe vormentaal is op een relatief simpele manier vertaald in hanteerbare elementen door het, als ware het een CAT-scan, in twee richtingen op te delen

in ‘plakjes’ die tezamen de vorm maken. Elk plakje vormt een spant. De spanten kruisen elkaar elke 1,5 meter. Omdat deze systematiek niet uitgaat van een constructief optimum, heeft zij een overmaat aan materiaalgebruik tot gevolg. Vanwege de hoeveelheid toe te passen materiaal en de financiële realiseerbaarheid is uiteindelijk gekozen voor hout als constructief materiaal. Liggers Elke ligger is opgebouwd uit meerdere delen. De gehele houtconstructie bestaat


T

Techniek Metropol Parasol J. Mayer H. Architects

105 — AWM 42

Houten spanten met stalen trekstaven voor stabiliteit

Kruisingsverbindingen

Bij de kruisingen is onderscheid gemaakt tussen doorkoppelingen van de spanten in de lengterichting en verbinding met de haakse spanten. Afhankelijk van het krachtenspel en bouwsystematiek zijn de spanten doorlopend of onderbroken.

daarom uit ongeveer 3.400 onderdelen van gelamineerd hout met zeer hoge sterkte en exibiliteit. Aangezien het houtwerk wordt blootgesteld aan extreme hitte is op de houten delen een beschermende laag aangebracht van 2 tot 3 mm polyurethaan coating. Het Duitse bedrijf Finnforest produceerde de houten delen onder de naam Kerto-Q. In de fabriek in Duitsland zijn de delen met een CNC-gestuurde zaagmachine op maat gemaakt. Details en sparingen voor verbindingen konden zo direct meegenomen worden. De dikte van de liggers varieert

van 68 tot 311 millimeter waarmee verschil in krachten in de constructie is opgenomen. Alleen daar waar het echt nodig is, zoals bij de kolommen, zijn nog dikkere elementen toegepast. Voor de kruisingen tussen de liggers is speciaal voor dit project een nieuw soort verbinding bedacht. Er moest onderscheid gemaakt worden tussen de krachten in de lengterichting en de oplegging van de haakse liggers. Hout is sterk in de lengterichting, maar in de dwarsrichting kan het door belasting makkelijk vervormen. Om dit op te

vangen zijn aan de kopse kanten van de houten delen speciale stalen koppelstukken gemaakt die trek- en drukkrachten doorvoeren via gaten in de haakse liggers. Er werden hoge eisen gesteld aan de koppelstukken. Ze moesten esthetisch acceptabel zijn en ervoor zorgen dat alle 2.700 verschillende verbindingen met maattoleranties gemaakt konden worden. Doordat de verbindingen niet momentvast zijn, bestond de kans dat ter plaatse van de ver uitkragende randen door horizontale lasten beweging op zou treden. Om hier de stabiliteit te waar-


106 — AWM 42

De schaduw van de gewelfde overdekking biedt verkoeling op het plein borgen, zijn in specifieke zones diagonale trekstaven aangebracht die in het orthogonale grid stabiele driehoeken creëren. Hybride constructie Ondanks dat de houtconstructie consequent is doorgevoerd, is er nog steeds een grote hoeveelheid staal en beton gebruikt. Ten eerste zijn de bar en de twee kolommen die deze dragen uitgevoerd in een beton- en staalconstructie. De houten liggers zijn hier puur esthetisch met loze ruimte tussen de liggers en achterconstructie. Een andere uitzondering is de veertig meter lange overspanning over de straat die over het plein loopt. Naast allerlei denkbare scenario’s die zich op straatniveau kunnen afspelen waardoor de constructie kan beschadigen, moest deze overbrugging net zo slank gedimensioneerd zijn als de rest van de liggers. Een deel van de brug is daarom van stalen vakwerkliggers vervaardigd. Deze zijn aan de houten consoles van de kolommen bevestigd en bekleed met gecoate beplating om een visuele continuering van de liggers niet te doorbreken. Archeologie De kolommen van de parasol zijn zo gepositioneerd dat de Romeinse restanten eronder worden ontweken. Het verhoogde Een zware staalconstructie draagt de markthal boven de archeologische restanten


T

Techniek Metropol Parasol J. Mayer H. Architects

107 — AWM 42

Ter plaatse van de bar zijn de liggers uitgevoerd in staal in plaats van hout

evenementenplein en de markthal zijn volledig uit staal opgetrokken en separaat geconstrueerd ten opzichte van de parasol. Over de opgravingen spannen portalen waartussen raatliggers de marktvloer dragen. Het staalwerk is hier dusdanig grof uitgevoerd dat de vraag gesteld kan worden of er veel waarde is gehecht aan de aanwezigheid van de ruïnes. Deze historie is een wereld die noodzakelijkerwijs geaccepteerd lijkt te worden maar geen verrassende rol vervult in het geheel. Er is geen interessante dialoog tussen de verschillende tijdslagen ontstaan. In de nieuwe constellatie draait het vooral om het nieuwe icoon voor de stad, met de geschiedenis als leuke extra. Anachronisme Het is onvermijdelijk om onder de indruk te raken van het wulpse spektakel en constructieve vernuft dat dit project tentoonspreidt. Sevilla is een uniek grens-

verleggend bouwwerk rijker dat tot veel beroering zal zorgen. Het is daarentegen net zo onvermijdelijk om het te plaatsen in de context van geldverslindende grootheidswaanzin en speculatie waarvan vooral Spanje inmiddels de rekening gepresenteerd heeft gekregen. Jürgen Mayer H. had de intentie een bouwwerk te maken dat een weerspiegeling van deze tijd zou zijn. Traagheid, inherent aan een ontwerp- en bouwproces, heeft ertoe geleid dat een harde realiteit van crisis het prestigeproject heeft ingehaald. Metropol Parasol vormt daarmee een echo uit meer andere tijden. Icoonsceptici zullen echter niet al te voorbarig moeten oordelen, want het is niet uitgesloten dat het langetermijneffect positief is. Dit pronkstuk kan dankzij zijn aantrekkingskracht een economische boost aan dit gedeelte van de stad geven en door zijn impact een bijzondere plek verwerven in het collectieve geheugen. —

Opdrachtgever Gemeente Sevilla en SACYR, Sevilla Architect J. Mayer H. Architects, Berlijn Projectarchitect Jürgen Mayer H. Team Dominik Schwarzer, Wilko Hoffmann, Ingmar Schmidt, Jan-Christoph Stockebrand, Julia Neitzel, Klaus Küppers, Georg Schmidthals, Daria Trovato (prijsvraag) Andre Santer, Marta Ramírez Iglesias, JanChristoph Stockebrand, Marcus Blum, Ana Alonso de la Varga, Paul Angelier, Hans Schneider, Thorsten Blatter, Wilko Hoffmann, Claudia Marcinowski, Sebastian Finckh, Alessandra Raponi, Olivier Jacques, Nai Huei Wang (uitvoering) Adviseur management Dirk Blomeyer Constructeur Arup, Berlijn Aannemer houtconstructie Finnforrest Merk, Aichach Bouwsom € 65.000.000,– Realisatie April 2011


LIFTEN EN ROLTRAPPEN - GEVELLIFTINSTALLATIES - DEURSYSTEMEN

KONE-oplossingen voor medische instellingen www.kone.com


109 — AWM 42

Colofon AWM Architectenweb Magazine #42 AWM verschijnt acht maal per jaar ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 92103 1090 AC Amsterdam tel 020 - 71 30 600 fax 020 - 71 30 601 info@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Jeroen van Oostveen jvo@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert-Jan de Kort rjdk@architectenweb.nl Robert Muis rm@architectenweb.nl Marit Smits ms@architectenweb.nl Ronnie Weessies rw@architectenweb.nl Linda Zenger lz@architectenweb.nl Eindredactie Paul Poley Medewerkers aan dit nummer Lujzika Adema van Kooten, Han Dijk, Roel Griffioen, Tineke Groot, Michiel Haas, Boris Hocks, Bas van der Horst, Mariana Idiarte, Willem Jan Neutelings, Sjoerd Reitsma, Karin Roelofse, Marleen Staal, Aldo Trim en Eric Vreedenburgh Basisontwerp Solar Initiative, Amsterdam

Advertenties Arjan Mark den Boer, Bart Sakkers tel 020 71 30 600 sales@architectenweb.nl Abonnementen Losse nummers € 15,– Jaarabonnement (8 nummers) € 105,– Nabestellingen € 17,- per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb B.V., minimaal vier weken voor de verschijningsdatum van het laatste nummer van uw abonnement. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand. Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook.

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

Linda Zenger Vakredacteur

Robert Muis Vakredacteur

Ronnie Weessies Vakredacteur

Marit Smits Bureauredacteur

David Llamas Vormgever

© 2011 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V.

Vormgeving David Llamas Drukkerij Ipskamp Drukkers, Enschede Coverfoto Pieter Kers

Jeroen van Oostveen Uitgever


In volgend nummer

43 CULTUUR & MAATSCHAPPIJ

Stadsranden Lola Landscape

Gestapelde houtbouw

TECHNIEK

Meerlagig parametrisch ontwerpen Patrik Schumacher, Zaha Hadid Architects PRODUCT & MATERIAAL

Zonwering ARCHITECTUUR

Favrholm Campus, Hillerød SeARCH

Advertentie-index Archello 34 Architectenbal 6 Cement en Beton Centrum 2 Hurks Beton 13 Kone 108 Materia 10

Reynaers 3 Vaculux BIK 112 Vitra 111 WAF 35 Wageco 12

Ontwikkelende architecten

Ook adverteren? Neem contact op met Arjan Mark den Boer of Bart Sakkers via 020 71 30 600 of mail naar sales@architectenweb.nl


Developed by Vitra in Switzerland Design: Antonio Citterio

Eén concept, meer dan 8000 stoelen: met het ID Chair Concept vindt iedereen de bureaustoel die bij hem of haar past. Ergonomisch zijn ze allemaal. Dat werd bevestigd door een studie van de ETH Universiteit in Zurich. En bedrijven profiteren van een esthetiek die één groot geheel creëert en van het Green User Agreement met een duurzaam serviceaanbod voor langdurig gebruik van de ID Chair Concept. www.vitra.com/id Alleen bij Vitra dealers: Amstelveen Office Consign ∙ T. 020 640 25 71 Amsterdam Vitrapoint/Bezemer Projecten ∙ T. 020 535 30 00 Assen Oving Projectinrichting ∙ T. 0592 30 58 50 Breukelen Branding ∙ T. 0346 25 80 00 Bruchem/Zaltbommel Kleyn kantoor -en projectmeubelen T. 0418 643 801 Dordrecht DSN ∙ T. 078 651 17 77 Eindhoven Desque Eindhoven ∙ T. 040 296 06 96, PGA Groep BV ∙ T. 040 213 01 30 Hattemerbroek VAB Medical Solutions ∙ T. 036 522 55 55 Maastricht MD&R Interior Projects and Styling B.V. ∙ T. 043 351 09 51 Oosterhout Brokx Projectinrichting T. 0162 453 615 Oldenzaal SKO ∙ T. 0541 585 756 Rotterdam Eckhart ∙ T. 010 414 16 16 Utrecht Desque Utrecht ∙ T. 030 238 77 00


Wat is er mooier dan daglicht?

65 manieren om het ongehinderd binnen te laten Van hoogwaardig kunststof tot HR++ glasoplossingen. Verwerkt in producten die stuk voor stuk voldoen aan de hoogste kwaliteitseisen. Dat is BIK. Van lichtkoepels en transparante gevelsystemen tot solaroplossingen. Toepasbaar in de woning- en utiliteitsbouw. Voor nieuw-

bouw en renovatie. En dankzij 50 jaar ervaring voorziet BIK desgewenst in een gedegen advies. Zo werkt u met een betrouwbare totaalaanbieder in daglicht. Benieuwd naar de mogelijkheden voor uw project of toepassing? Kijk op www.bik.nl of bel 0226 - 366100.

groot in daglicht


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.