de architectuur voorbij nummer 45 6e jaargang november 2011 — € 15,–
Architectenweb Magazine Licht TNT Green Office Gefacetteerd GA Terminal Interview Ruurd Gietema Ultra Hoge Sterkte Beton Het Hoge Hert Kunst A la recherche Publiek Domein Van Beuningenplein Contrast Huis Edam Strategisch Kostenbewust bouwen
LIFTEN EN ROLTRAPPEN - GEVELLIFTINSTALLATIES - DEURSYSTEMEN
KONE-oplossingen voor medische instellingen www.kone.com
BIK GLASSLIGHT
ONTWERP MET DAGLICHT
ONTWERP Ondanks dat GlassLight voor het oog bijna vlak is, is de afwatering perfect geregeld. De helling in het vlakdakraam en het afschot op het dak versterken elkaar. BIK GlassLight is onder andere in een ventilerende en inbraakwerende variant leverbaar. Met een U-waarde van 1,1 W/m²K behoort BIK GlassLight tot de best isolerende daglichtoplossingen.
GROOT IN DAGLICHT
INSTALLATIE Een matenrange van 14 maten van 40x70 tot en met 100x240 zorgt ervoor dat er voor vrijwel elke situatie een passende GlassLight is. GlassLight is makkelijk te installeren. De rechte opstand is eenvoudig waterdicht te verwerken.
Wilt u meer informatie over onze daglichtproducten? Vraag dan onze architectenmap aan op www.bik.nl.
OOK VOOR RENOVATIEPROJECTEN BIK GlassLight is in een beperktere matenrange ook verkrijgbaar als renovatieproduct. Na verwijdering van de lichtkoepel kan BIK GlassLight eenvoudig op de bestaande opstand geplaatst worden.
www.bik.nl
Zoneiland Het Zoneiland voorziet sinds vorige zomer in een deel van de warmte voor 2700 huishoudens in de wijk Noorderplassen-West in Almere. Het ovale eiland vormt met ruim 7000 vierkante meter aan zonnecollectoren een energiebesparend onderdeel van de plaatselijke stadsverwarming. Lees op pagina 76 een artikel over de verschillende typen zonnecollectoren die op de markt zijn. FotograďŹ e Nuon
Met Alcoa Architectuursystemen maakt u geschiedenis door aan de toekomst te bouwen Aluminium ramen, deuren, serres en gevels
Harderwijk
tel. 0341-464 611
www.alcoa-architectuursystemen.nl
HOOFDREDACTIONEEL
Teamwork
Michiel van Raaij Hoofdredacteur
— Moet de architect altijd de leiding hebben?
De manier waarop door de verschillende partijen in het ontwerpproces wordt samengewerkt, is aan het veranderen. Het traditionele proces waarin elke partij afzonderlijk zijn bijdrage levert, wordt steeds vaker vervangen door een proces waarin integraal wordt samengewerkt. In die nieuwe samenwerking verschuift de aandacht van het eigen belang naar het gezamenlijk belang. De eerste experimenten met DBFMO en ketenintegratie laten zien wat deze manier van samenwerken oplevert: er kunnen sneller betere gebouwen gerealiseerd worden. Een belangrijke vraag is wat de opkomst van deze integrale ontwerpprocessen betekent voor de rol van de architect. Bieden deze processen voor de architect kansen om opnieuw de leiding te nemen? Volgens de nieuwe voorzitter van het bestuur van de BNA, architect Willem Hein Schenk, is dat de verkeerde manier van denken (zie pagina 90). In een echte samenwerking is iedereen volgens hem in basis gelijk en staat het gezamenlijk belang voorop. De architect moet volgens Schenk bescheidener zijn en voorbij zijn eigen belang leren denken. Volgens hem hoeft de architect helemaal niet altijd de leiding te nemen. De slimste aan tafel brengt volgens Schenk logischerwijs de beste ideeen in. Dat kan net zo goed de aannemer of installatieadviseur zijn. Een architect die veel ervaring heeft met integrale ontwerpprocessen is Paul de Ruiter. Alleen door heel intensief samen te werken met andere partijen slaagt hij erin de lat wat betreft duurzaamheid almaar hoger te leggen. Het kantoorgebouw dat hij samen met interieurontwerper Odette Ex voor TNT heeft ontworpen, is het eerste gebouw dat een GreenCalc score van 1000 behaald (zie pagina 72). Om deze score te kunnen realiseren moesten de ontwerpers de samenwerking zelfs uitbreiden richting de bouwproducenten, dus de bouwketen in. Ook stedenbouwkundige Ruurd Gietema, partner bij KCAP, zweert bij samenwerking binnen zijn bureau en samenwerking met externe partijen (zie pagina 64). Alleen zo kan het ontwerp meer zijn dan het ontwerp alleen, zegt Gietema. Door samen te werken met financiële experts is Gietema bijvoorbeeld in staat de meerwaarde van een stedenbouwkundig ontwerp in geld uit te drukken. Doordat er zoveel mensen en partijen een bijdrage leveren aan het ontwerp, ziet Gietema zich niet meer als ‘auteur’ van het ontwerp. Als een plan succesvol is, gaat de eer naar het team als geheel vindt de stedenbouwer. De bescheidenheid die Schenk beschrijft wordt door Gietema met in de praktijk gebracht. Gietema benadrukt overigens dat de kern van zijn vak hetzelfde is gebleven. Het ontwerp staat nog altijd centraal.
In dit nummer
45
28—31
A
Architectuur
Product en
Cultuur en
PM Materiaal
CM Maatschappij
16-19 Korte berichten
40-43 Korte berichten
52-53 Korte berichten
20-25 Van Beuningenplein Concrete
44-45 100% Design
54-59 Zorgboulevards EGM architecten
26-27 Zwart 28-31 GA Terminal VMX Architects 32-33 Huis Edam Berger Barnett Architecten
46-49 Cradle to Cradle 50-51 A la recherche... ontwerpbureau Schelling & Borsboom
60-61 Cloudmrkt SudioNUM
108—113
78—81
I
Interview
64-69 Ruurd Gietema
D
Duurzaamheid
64—69
EP
Economie en Praktijk
T
Techniek
70-71 Korte berichten
88-89 Korte berichten
100-101 Korte berichten
72-75 TNT Green Office Architectenbureau Paul de Ruiter en Ex Interiors
90-91 Willem Hein Schenk
102-105 Onderzoekspaviljoen Universiteit Stuttgart
76-77 Zonnecollectoren 78-81 Villa Flora Architecten- en ingenieursbureau Kristinsson
92-97 Kostenbewust bouwen 98-99 Kennisdeling
106-107 Uitbouw woonhuis Zaltbommel Leo Harders Architecten 108-113 Uitkijktoren Het Hoge Hert UNStudio
Geberit Monolith
Meesterwerk.
Geberit Monolith combineert bewezen kwaliteit met puur design. De stortbak is slim weggewerkt achter glas, waardoor het er strak en aantrekkelijk uitziet. De innovatieve Geberit Monolith kan gecombineerd worden met alle standaard toiletpotten. Hij blinkt niet alleen uit in elegantie en hoge functionaliteit, maar het design heeft óók nog diverse awards gewonnen over de hele wereld. Ga voor meer informatie over Geberit Monolith
)\PSKPUN =HS\L
De uitstraling van toen met het gemak van nu. Tel uit je winst!
Wat authentiek is, moet je in ere houden. Met die gedachte presenteert Wienerberger de Sinus dakpan uit het Koramic dakpannen-assortiment. Een lange en smalle keramische pan met een karakteristieke golving. Tel daarbij op de vaste dekkende breedte van 200 mm, een variabele latafstand van 10 mm en u kunt rekenen op snel en stijlvol bouwen.
Sinus is verkrijgbaar in zes kleuren; natuurrood, rustiek engobe, vieilli rood, vieilli blauw, blauw gesmoord en zwart verglaasd.
200 Wienerberger B.V. koramic.nl@wienerberger.com | www.wienerberger.nl
mm
BUILDING INSPIRATIONS ramen, deuren, vliesgevels en zonwering
Reynaers ontwikkelt aluminium raam-, deur- en vliesgevelsystemen in nauwe samenwerking met architecten, projectontwikkelaars en gevelbouwers. Een mooi voorbeeld hiervan is het hoofdkantoor van Eneco in Rotterdam van Dam en Partners Architecten. Voor dit duurzame kantoor ontwikkelde Reynaers een speciaal profiel dat voldoet aan de strenge eisen op gebied van isolatie, brandwerendheid en inbraakwerendheid. Zo wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan dit CO 2neutrale gebouw met A ++-energielabel. Interesse voor een profilering op maat? Kijk op www.reynaers.nl of bel 0492 - 56 10 20
Tentoonstelling Materia Goes 3d printing – 8 september t/m 18 januari
Laat je inspireren in het Materia Inspiration Centre Amsterdam In het Materia Inspiration Centre te Amsterdam (IJburg) staat de uitwisseling van kennis en inspiratie tussen creatieve professionals (architecten, ontwerpers) en producenten van innovatieve materialen centraal. Met een totale oppervlakte van maar liefst 1.400m2 omvat het Materia Inspiration Centre een uitgebreide materialencollectie, showrooms van toonaangevende bedrijven, een bibliotheek, flex-
werkplekken en het Materia CafĂŠ. In deze unieke locatie organiseert Materia regelmatig thema-exposities, workshops, lezingen, bijeenkomsten en andere activiteiten waarbij kennisdeling en inspiratie op het gebied van innovatieve materialen en technieken centraal staat. Kom langs en laat u inspireren!
Exclusive partners
ACTIVITEITENKALENDER 2011 8 september t/m 18 januari 2012 TENTOONSTELLING: MATERIA GOES 3D PRINTING 3D printen en de mogelijkheden hiervan voor toekomstige projecten worden door middel van het tentoonstellen van werken, films en lezingen uitgelegd. Entree gratis 25 oktober EXCURSIE IJBURG Lunch en presentatie in het Materia Inspiration Centre. Rondleiding langs de architectonische hoogstandjes van IJburg. Borrel en netwerken. Gesponsord door CRH Clay Solutions. Nederlandstalig. Entree gratis
1 november ARCHITECTENLUNCH Iedere eerste dinsdag van de maand organiseert Architectenweb een netwerk lunch voor architecten en designers. Entree gratis
3 november ARCHITECTENWEB & CRH CLAY SOLUTIONS BAKSTEENDAG De Architectenweb & CRH Clay Solutions Baksteendag staat in het teken van de historie en toekomst van het oer materiaal baksteen. Van puur ambachtelijk handwerk tot effectieve prefabricagemethodes met als klapper de metselrobot ‘ROB’ van ETH Zurich waar o.a. Gramazio & Kohler spectaculaire projecten mee realiseren. Entree gratis 8 november GET IN TOUCH Maak kennis met de materialen van Materia, de materialen en producten van onze partners en vooral met onze partners zelf die speciaal op deze dag hun nieuwste ontwikkelingen tonen.
Centraal staat “Get in Touch”; zowel de letterlijke beleving van de materialen als in contact komen met collega’s en producenten. Entree gratis 9 november LEZING SMART MATERIALS Door Els Zijlstra en een mystery guest. Hoe kunnen we gebruik maken van de fantastische eigenschappen van smart materials in onze producten? Hoe werkt het en hoe kunnen we het toepassen? Entree gratis 24 november LEZINGENDAG “MATERIA GOES 3D PRINTING” 3D-themadag met interessante lezingen van befaamde vakspecialisten, waaronder Enrico Dini, Michiel Dekkers en Frank Tjepkema. Prijsuitreiking van de ontwerpwedstrijd “3D Juweel”. Entree ` 45,- per persoon 29 november EXCURSIE IJBURG (zie omschrijving 25 oktober) 6 december ARCHITECTENLUNCH (zie omschrijving 1 november) 7 december LEZING TECHNOTRANSFER Door Els Zijlstra en een mystery guest. Bouwen met de composieten uit de bootindustrie, lopende bandmateriaal als decoratie, 3D filters gebruikt in je schoenen; vergroot je wereld en laat je inspireren door andere industrieën! Tevens worden meer dan 30 technotransfer materiaalsamples getoond. Entree gratis
Naast bovengenoemde activiteiten organiseert Materia nog veel meer evenementen. Bezoek de website voor de volledige kalender.
Pedro de Medinalaan 1b, 1086 XK Amsterdam, +31 (0)20 – 71 30 650, info@materia-ic.nl
Deze activiteitenkalender is onder voorbehoud van wijzigingen en aanvullingen.
Voor meer informatie, openingstijden, inschrijven en voorwaarden bezoek www.materia-ic.nl
KNOWI N G I NF OR M I NG EXPLO RING
16 — AWM 45
A
Architectuur
AMSTERDAM
Zachtaardig Een werkomgeving van wolvilt. Het interieur van marketingbureau Tribal DDB in Amsterdam is voor een groot gedeelte ingepakt met dit niet voor de hand liggende materiaal. Het ontwerp is van i29 interior architects. Ingevilte lampenkappen hangen aan ingevilte snoeren die uit een met vilt bekleed plafond komen. Ook wanden,
meubels en de bureaubladen zijn ingepakt met vilt. Vilt, vilt, vilt. Het in Amsterdam gevestigde i29 zegt het interessant te vinden één ontwerpkeuze tot het uiterste door te voeren. In dit geval door een materiaal – inderdaad: vilt – te kronen tot belangrijkste stijlmiddel. Het concept moest helder zijn. Tribal DDB is een marketingbureau met vestigingen over de gehele wereld. Het bedrijf werkt voor marktgiganten met een sterke merkidentiteit, zoals Gucci, Volkswagen en Red Bull. Daarom was het belangrijk dat de Nederlandse basis ook een sterke en eenduidige uitstraling kreeg.
Misschien staat het aanraakbare materiaal wel symbool voor de zachte kanten van het arbeidsproces: creativiteit, samenwerking, inspiratie. De heldere lijnen en de sobere aankleding van het interieur staan dan voor de hardere kanten van het vak. Concentratie. Output. Productie. De vilten bekleding zorgt voor een sterke visuele eenheid in sfeer, dat heeft i29 goed ingeschat. Maar daarnaast heeft het materiaal ook eigenschappen die goed van pas komen in een kantoorgebouw. Vilt is akoestisch, slijtvast en brandveilig. (RG)
A
Architectuur Korte berichten
17 — AWM 45
LEIDEN
Stadsvilla In Leiden is een nieuw woonhuis van pasel.kuenzel architects opgeleverd. V12K0102 is een introverte stedelijke villa. V12K0102 is gebouwd op het voormalig slachthuisterrein, net ten noorden van het historische centrum van Leiden. Op dit terrein wordt nu Nieuw Leyden ontwikkeld, volgens een masterplan van MVRDV. Binnen dat plan zijn onder particulier opdrachtgeverschap inmiddels maar liefst elf woningen gerealiseerd naar ontwerp van pasel.kuenzel architects. De villa V12K0102 is gebouwd op een slanke, lange kavel met een lichte trapeziumvorm, gelegen aan het einde van een stedelijk blok. De vorm van het kavel was letterlijk en figuurlijk maatgevend bij het ontwerp van de villa, die bestaat uit één dertig meter lange
laagbouw met daarop een twee compacte volumes. In de laagbouw zijn, rondom twee patio’s, de keuken en woonvertrekken gerangschikt. De twee volumes die op de laagbouw gestapeld zijn huisvesten het ‘kinderhuis’ en het ‘ouderlijk huis.’ Deze twee huizen – of ‘koppen’ zoals de architecten ze noemen – zijn met hun open kant naar elkaar toe gericht en zijn verbonden middels twee trappen die elkaar snijden. De organisatie rond de twee
afgesloten buitenruimten geeft V12K0102 een in zichzelf gekeerde uitstraling. Open naar binnen, maar – op twee lange strookvensters na – gesloten naar buiten. In de gevels wisselen gepleisterde en met hout beklede delen elkaar af. Op die manier wordt in de materialisatie van het exterieur getoond hoe de gebouwdelen zich tot elkaar verhouden. Zo wordt er naar buiten toe iets prijsgegeven over hoe het gebouw werkt. (RG)
18 — AWM 45
CHENDU
Stop de sprawl Een team van drie studenten van de TU Delft heeft de tweede prijs gewonnen in een internationale studentenprijsvraag. In hun inzending The Wall wordt verdichting langs de stadsranden gepresenteerd als middel om het ongecontroleerde uitdijen van de stad tegen te gaan.
WULPEN
Petit peristylium Het in New York gevestigde bureau SO-IL heeft de open oproep gewonnen voor het ontwerp van een gemeenschapshuis in het Belgische gehucht Wulpen. Markant is de golvende galerij die een binnenplein omsluit. Het nieuwe gemeenschapshuis wordt grotendeels ondergebracht in een oud schoolgebouw, bestaande uit een onderwijzerswoning aan de straat en een klasgebouw erachter. In het ontwerp van SO-IL (Solid Objectives – Idenburg Liu) worden de contouren van dit blok gehandhaafd, maar voltrekt zich vanbinnen een totale transformatie. Alleen de buitenmuren blijven staan. De wanden, vloeren en zelfs het dak worden allemaal verwijderd. In het ontwerp van SO-IL verandert het voormalige klasgebouw in een flexibele, multifunctionele ruimte waar zowel toneelvoorstellingen als kaartavonden plaats kunnen vinden.
De zaal kan worden ingericht voor grote, plenaire bijeenkomsten, waarbij alle 520 zielen uit Wulpen aanwezig kunnen zijn. De zaal kan echter evenzeer voor kleinschalige activiteiten worden gebruikt. Afhankelijk van het evenement kan de bufferruimte die aan drie zijden om de zaal gelegd is bij de zaal worden betrokken of met rolschermen afgescheiden. In de onderwijzerswoning zullen in de toekomst lokale verenigingen kantoor houden. Op de begane grond worden vergaderzalen ingericht. De meest opvallende ingrepen worden buiten gemaakt, op en rond het voormalig schoolplein. De oude muur en enkele kleine utiliteitsgebouwen worden weggehaald. Om het hof heen komt een nieuwe afscheiding, zwierig om het kleine plein heen gelegd. Aan de binnenzijde van de afscheiding loopt een galerij, als een hedendaagse variant op een peristylium, zoals de met een zuilengang omgeven hoven uit de oudheid worden genoemd. In uitbouw van de galerij, die een dubbele cirkelvorm heeft, komt een speciaal honk voor de jeugd. Het geheel moet in 2013 klaar zijn. (RG)
Aziatische steden groeien als kool. In China alleen zullen in 2025 naar verwachting bijna één miljard mensen in de stad wonen. Deze explosieve stedelijke groei gaat dikwijls ten koste van goede planning en het milieu. Daarom is de internationale prijsvraag Vertical Cities Asia in het leven geroepen. De casestudie dit jaar was de miljoenenstad Chengdu. Tien universiteiten mochten elk twee projecten van studenten inzenden. Een team van de TU Delft bestaande uit Bart van Lakwijk, Jasper Nijveldt en Herman Pel sleepte de tweede prijs in de wacht. Net als het geval was bij middeleeuwse Chinese en Europese steden, wordt in The Wall een harde grens tussen stad en ommeland gepropageerd. Die ommuring is in dit geval metaforisch: The Wall is namelijk een ‘muur’ van gecondenseerde bebouwing en planning die de huidige stadsranden volgt om uitdijing te voorkomen. Transport en industrie – thans de grootste vervuilers – worden geclusterd tot een integraal systeem. Een nieuw openbaar vervoersysteem kan volgens de ontwerpers als “de publieke ruggengraat” fungeren. (RG)
A
MAGAZINE
DASH Onlangs verscheen de vijfde editie van de halfjaarlijkse periodiek DASH: Dutch Architectural Studies on Housing. Een goed moment om de balans op te maken. Hoe heeft de periodiek zich in de loop van de tijd ontwikkeld? Net als wel meer publicaties zit DASH qua vorm ergens tussen een boek en een magazine in. Elke editie is samengesteld rond een thema. Daarin lijkt het op een boek. Dit thema wordt echter van zeer verschillende – niet altijd overlappende – kanten belicht. Ook worden verschillende genres door elkaar gebruikt, zoals het essay, het interview en de projectdocumentatie. Op die punten lijkt het dus weer op een magazine. DASH wordt gemaakt door de leerstoel Woningontwerp op de faculteit Bouwkunde aan de TU Delft. In de eerste editie wordt het doel van het periodiek omschreven als ‘het blootleggen van de rijkdom van het woningontwerp.’ De redactie spreekt de hoop uit de waarde van het ontwerp in de woningbouw aan te tonen en de Nederlandse traditie in het woningontwerp een nieuwe impuls te geven. De periodiek komt wat dat betreft op een zowel goed als slecht moment. Sinds
Architectuur Korte berichten
de start van de publicatie twee-en-eenhalf jaar geleden is de nieuwbouwproductie van woningen sterk teruggelopen en lijkt de wens bij de ntwikkelende partijen om in grootschalige projecten de woningbouw te vernieuwen geheel verdwenen. Een herwaardering van de Nederlandse woningbouwtraditie lijkt daarmee op het eerste gezicht zo gek nog niet. Iets wat de redactie bij de start van de periodiek misschien niet zag aankomen is dat de opgave in de Nederlandse woningbouw de afgelopen jaren waarschijnlijk structureel van karakter veranderd is. De grootschalige nieuwbouw van woningen zal in de toekomst een veel kleiner aandeel van de bouwproductie uitmaken. Het hergebruik van de bestaande voorraad en de (kleinschalige) verdichting van de stad zullen belangrijker worden. In de vijf edities van DASH die tot nu toe verschenen zijn, is van die verschuivingen in de woningbouw nog weinig terug te zien. De focus ligt op grootschalige woningcomplexen. De editie rond het luxe stadsappartement legt alleen voorzichtig de verbinding met het thema van de verdichting van de stad. In de editie rond het woonerf wordt wel gesignaleerd dat de de wijken vernieuwd dienen te worden, maar wordt daar verder ook niet op ingegaan. Dat is een gemiste kans. Het is trouwens opvallend dat drie
19 — AWM 45
van de vijf edities van DASH over gemeenschappelijk gebruikte, publieke buitenruimte gaan. DASH sluit daarmee aan op een Delftse traditie. Het is natuurlijk een belangrijk thema, maar dit is misschien toch wat overdreven. In de vijf edities van DASH zijn ook enkele verschuivingen te zien. Elke editie bestaat uit een deel met essays en interviews en een deel met projectdocumentatie. Waar in de eerste editie het Nederlands ontwerp bij de projectdocumentatie nog domineert, daar moet het in latere edities genoegen nemen met plek tussen (soms exotische) buitenlandse voorbeelden. De buitenlandse voorbeelden zijn stuk voor stuk inspirerend, maar soms ook behoorlijk extreem, zodat het Nederlandse ontwerp ernaast in zijn bescheidenheid wat ondersneeuwt. Ook lijkt de redactie een vlucht de geschiedenis in te maken. Terwijl in de eerste editie het hedendaagse ontwerp nog centraal staat, wordt in de latere edities steeds verder teruggekeken, tot in de negentiende eeuw. Het lijkt daarmee af en toe een historisch tijdschrift te worden, dat liever terugkijkt dan vooruitkijkt. Van een academisch periodiek verwacht je dat toch eigenlijk niet. (MvR) Dick van Gameren, e.a. – NAi Uitgevers – 2011 – Paperback – 160 pagina’s – 23 x 28 cm – ISBN 9789056626549 – € 29,50 – Nederlands/Engels
20 — AWM 45
Buitenkamers In Amsterdam-West heeft Concrete, samen met van Dijk&co en Carve, een plein ontworpen dat door alle buurtbewoners gebruikt kan worden. Het plein is opgedeeld in verschillende stroken, die door verschillende groepen toegeëigend kunnen worden. Tekstt Robert-Jan de Kort Fotografie Jan de Vries/DAPh
A
Architectuur Van Beuningenplein Concrete
21 — AWM 45
22 — AWM 45
Wie onlangs door de Van Hallstraat in AmsterdamWest is gekomen, kan het niet ontgaan zijn. Het aan de straat gelegen Van Beuningenplein manifesteert zich onbescheiden in de stad. De naam van het plein prijkt trots op een stalen ringbalk die op verdiepingshoogte hangt. Het Van Beuningenplein is van oudsher de publieke ontmoetingsplek en speelplaats van de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. De leegte van het plein vormt een welkome afwisseling op het compact bebouwde stadsraster. Door de jaren heen had het plein zijn open opzet echter verloren. Het plein lag verscholen achter het brede Westerkwartier-gebouw, rijen geparkeerde auto’s en een haag van bomen en hekken.
De kamer in het midden van het plein bevat het theehuis. Vanaf het terras is het hele plein te overzien
HUISKAMER In 2004 besloot het toenmalige stadsdeel Westerpark (nu stadsdeel West) tot een herinrichting van het Van Beuningenplein en de bouw van een tweelaagse parkeergarage eronder. Met de parkeergarage konden de straten ontdaan worden van geparkeerde auto’s. De voetgangerstoegangen tot de garage wilde het stadsdeel integreren in paviljoens met publieksfuncties, de rest van het plein zou dan ingericht kunnen worden als speelplaats. In 2007 werd Concrete via een besloten prijsvraag geselecteerd om de paviljoens op het Van Beuningenplein vorm te geven. Vanuit het concept om van het plein ‘de huiskamer van de buurt’ te maken draaide Concrete de opgave om: in plaats van gebouwen op een plein vorm te geven, ontwierp het bureau juist alle ruimtes rondom de nieuwe bouwvolumes.
STROKEN Het plan van Concrete is geënt op de landschappelijke onderlegger van het bureau Dijk&co. Een zijde van het plein is autoluw gemaakt. Twee andere zijden zijn autovrij gemaakt, zodat de voetgangerszone vanaf het plein hier tot de omliggende bebouwing kan doorlopen. Het landschapsplan gaat uit van het versterken van het groene karakter van het plein. De bestaande bomen werden daarom allemaal behouden. Om de aanzienlijke maat van de stedelijke ruimte te proportioneren deelde Dijk&co het plein op in vijf wigvormige stroken. De door het stadsdeel gewenste paviljoens dienden binnen de stroken een plek te krijgen. Door de perken van het plein tot aan de omliggende bebouwing door te zetten, heeft het plein een open karakter gekregen. Het plan van Concrete benut de gegeven ruimte van de stroken maximaal. De eerste, derde en vijfde strook worden op verdiepingshoogte ingekaderd door zestig centimeter hoge stalen ringbalken. Deze
volgen de contouren van de stroken en bakenen denkbeeldige ruimtes – door Concrete ‘kamers’ genoemd – af. De kamerstroken worden afgewisseld door een skatebaan, een sportveldje en een speeltuin. De paviljoens zijn onderdeel van de kamerstroken. De strikte afbakening van de stroken zorgt ervoor dat sommige bomen door de ringbalken omarmd worden en daarmee ineens onderdeel uitmaken van een kamer. Houten liggers tussen de ringbalken geven de kamers op sommige plaatsen een plafond.
ENTREEKAMER De kamer direct aan de Van Hallstraat is de formele entree. Zowel voor auto’s, die via een brede hellingbaan de parkeergarage inzakken, als voor voetgangers die vanaf de Van Hallstraat het plein op kunnen lopen. Ondanks de plaatsing van enkele zitmeubels
A
Architectuur Van Beuningenplein Concrete
23 — AWM 45
Links Architectuur, landschap en interieur zijn in het ontwerp van het Van Beuningenplein geen aparte categorieĂŤn meer, maar vormen een geheel Rechts Aan twee zijden loopt het plein door tot aan de gevels van de bebouwing eromheen
24 — AWM 45
Het sportveld en het speelveld heeft Carve een herkenbare blauwe kleur gegeven
fungeert de eerste kamer vooral als poort naar de achtergelegen skatebaan en het sportveld. Onderdeel van de entreekamer is het bouwvolume van het tienercentrum. Het tienercentrum vervult een belangrijke buurtfunctie: er zijn speel- en computerfaciliteiten en er wordt huiswerkbegeleiding gefaciliteerd. Het bouwvolume is door middel van vijf taatsdeuren volledig open te zetten naar de skatebaan. Op het dak bevindt zich een hangplek. Deze gekooide buitenruimte is alleen via het tienercentrum te bereiken. Het interieur van het tienercentrum scheidt het plein van de hangplek. Doordat het rudimentaire interieur van het tienercentrum en de expressieve buitenruimte van het plein niet optimaal op elkaar zijn afgestemd is de hangplek ruimtelijk geïsoleerd van het maaiveld en voelt haast overbodig aan. Dit is een gevolg van het feit dat de paviljoens in de ruimtelijke opzet voornamelijk als volume zijn opgevat. De gevels, homogeen gematerialiseerd met strekmetalen panelen, functioneren vooral als achterwanden van de buitenruimtes eromheen.
te spelen. Hoewel de speelplaatsen niet tot de kamers behoren, hebben ze een besloten sfeer. Dit komt voornamelijk door de hoge bomen die aan weerszijden de ruimte begrenzen. De achterste twee stroken vormen samen de speeltuin. Het maaiveld, dat flink golft, loopt over beide stroken door. Carve ontwierp een groot toestel waar kinderen in kunnen klimmen en via glijbanen
— Het plein is een etalage van de bevolking van de Staatsliedenbuurt weer uit kunnen glijden. De ringbalk en houten balken zijn in de speeltuin het meest functioneel gemaakt door er verticale kabels aan te bevestigen en tussen deze kabels zitjes te maken. Op een plek stroomt een waterval uit de ringbalk.
SPEELPLAATSEN De stroken tussen de kamers zijn speeldomeinen bij uitstek. Ontwerp- en ingenieursbureau Carve ontwierp de skatebaan, het sportveld en de speeltuin. De blauwe ondergrond van het sportveld en de speeltuin knopen de speeldomeinen visueel aan elkaar. De gescheiden ligging zorgt ervoor dat jongere en oudere kinderen ieder een eigen zone hebben om
OVERZICHT De spil van het plan bevindt zich in de centrale kamer waarin het theehuis gevestigd is. De kamer op het maaiveld fungeert door zijn centrale ligging als overzichtsplek. Het terras bevat betonnen tafels en banken en een houten zitmeubel. Nieuwe boompjes
A
Architectuur Van Beuningenplein Concrete
25 — AWM 45
steken door de houten liggers. Op het terras kunnen ouders een drankje drinken terwijl ze hun spelende kinderen aan weerszijden in de gaten houden. Het overzicht wordt versterkt doordat de kamer verhoogd is ten opzichte van de verdiepte speeltuin en het sportveld ernaast. Tevens zorgt de centrale plaats ervoor dat het plein geen duidelijke voor- en achterkant heeft, hetgeen de sociale controle ten goede komt. Ook het theehuis heeft een dakterras dat, meer nog dan de hangplek boven op het tienercentrum, overbodig lijkt. De centrale kamer is een ruimte om in aanwezig te zijn en niet om je uit terug te trekken. De kracht van het plan ligt besloten in de manier waarop de stroken en de afkaderingen een veelheid aan plekken opleveren zonder dat het geheel onoverzichtelijk wordt. Een dergelijke werking van een publieke ruimte wordt in het boek ‘Op zoek naar nieuw publiek domein’ van Maarten Hajer en Arnold Reijndorp geduid als: “een schouwtoneel waarop iedereen tegelijk acteur en toeschouwer is.” De opdeling in kamers zorgt ervoor dat er, hoewel de ruimte aan alle zijden open staat, symbolische grenzen zijn ontstaan. Deze bakenen sferen af die door verschillende groepen worden toegeëigend. Het plein wordt hierdoor een etalage van de bevolking van de Staatsliedenbuurt.
2 1
3
4
5
6
7
DESIGN & BUILD De bouw van de parkeergarage en de herinrichting van het Van Beuningenplein werd als een opdracht aan een marktpartij gegund door middel van een ontwerp- en realisatieovereenkomst. Ballast-Nedam verwierf de opdracht en voerde deze in eigen beheer uit op basis van het voorlopig ontwerp van Concrete. Formeel had het bureau geen zeggenschap over de uitvoering, maar in de praktijk heeft Concrete nog wel invloed gehad tijdens de uitvoeringsfase. Dit kwam allereerst omdat het voorlopig ontwerp zeer gedetailleerd was uitgewerkt. De basis voor het definitieve ontwerp was daarmee gelegd. Vermeulen: “Veel architecten zijn huiverig voor een beperkte rol in het bouwproces, maar wij zijn gewend om het maximale uit esthetische begeleiding te halen. Wij treden in de uitvoeringsfase op als artdirector van een project. In al onze buitenlandse projecten werken we zo.” Het ver uitgewerkte voorlopig ontwerp en een goed contact met Infra Consult, dat voor Ballast Nedam het tekenwerk verrichtte, zorgden ervoor dat het plan zonder veel concessies is uitgevoerd. Zelfs een bushalte werd op voorspraak van Concrete nog in het ontwerp geïntegreerd. Ook na oplevering blijft Concrete achter de knoppen zitten: in de ringbalken is ledverlichting aangebracht waarvan Concrete de kleuren aanstuurt: van oranje tijdens voetbalwedstrijden van het Nederlands elftal, tot rood op Valentijnsdag. Zo heeft het plein ook ‘s avonds een veelzijdige presentie in de buurt.—
1 2 3 4 5 6 7
tienercentrum zandbak speeltuin podium theehuis sportveld/skate-park entree parkeergarage
Opdrachtgever Stadsdeel West (voorheen Westerpark), Amsterdam Ontwerp plein Stadsdeel West, Amsterdam; Concrete, Amsterdam; Carve, ontwerp- en ingenieursbureau, Amsterdam; Dijk&co Landschapsarchitectuur, Amsterdam Ontwerp paviljoens Concrete, Amsterdam Team Concrete Rob Wagemans, Erikjan Vermeulen, Bram de Maat Bouwtechnische uitwerking Infra consult + engineering, Nieuwegein Aannemer Ballast Nedam Infra, Zaandam Realisatie Maart 2011
26 — AWM 45
Zwart In de architectuur bestaat echt zwart eigenlijk niet. Een zwart gebouw wordt in de zon donkergrijs. Pas bij het vallen van de avond wordt zwart echt zwart. In het interieur wordt het zwart overigens zelden doorgezet. Dat is in contrast gewoon wit.
Provocatieve soberheid In het Argentijnse Black House speelt water een bepalende rol. De ruime woonkamer heeft weids uitzicht over het naastgelegen meer, ondiepe waterpartijen rond het huis zorgen voor extra (indirect) zonlicht. Het pure witte interieur staat in scherp contrast met het gitzwarte exterieur. ‘Provocatieve soberheid’, aldus de architect. – Architect Andrés Remy Arquitectos
3 Uitzicht Op slechts een paar blokken afstand van de Stille Oceaan is het, zeker gezien de naam van het huis, niet verwonderlijk dat Surfhouse zich op het grote water richt. Een hap uit de gevel zorgt voor uitzicht en oriëntatie op de oceaan. – Architect XTEN Architecture
4 Lantaarn Aan de voorkant is het huis een gesloten doos, aan de achterkant juist volledig van glas. Niet voor niets: deze zijde kijkt uit over Lake Ontario. Door al dat glas verwordt
5 Huis In het Zwitserse Bellmund zorgt de archetypische vorm van het huis voor extra hoogte en daarmee voor zicht op het Meer van Biel. Een snede uit het dak en rechthoekige uitbouw benadrukken de gebouwvorm. Zicht op het witte, houten interieur moet het huis een uitnodigende en warme uitstraling geven. – Architect EXH Design
4
6 Danszaal In materiaal- en kleurkeuze verwijst danszaal Mirage in het Zweedse Falsterbo naar de bos- en zeerijke omgeving en naar de afgebrande danszaal wiens plaats het gebouw inneemt. De indeling van het gebouw verwijst ook naar die van de oude danszaal. – Architect Kjellgren Kaminsky Architecture
Eik Frenzel
2
het huis ’s nachts tot een lantaarn, midden in het bos. – Architect Taylor Smyth Architects
Hiroshi Ueda
Binnen = Buiten? Het Japanse Cover House biedt zijn bewoners verschillende omhulsels, die enerzijds ruimtes definiëren maar anderzijds de grens tussen binnen en buiten laten vervagen. De vloer van de woonkamer loopt bijvoorbeeld naadloos over in het terras buiten. Enkel het zwart buiten en wit binnen zorgen voor duidelijk onderscheid tussen binnen en buiten. – Architect Naoi Architecture & Design Office
7 Hollywood Hills In de heuvels van Hollywood ligt Nakahouse. De zwarte gevel maakt het gebouw tot een sculptuur in haar natuurrijke omgeving. Verschillende binnen/buitenruimtes met ingelijst zicht op de natuur contrasteren door hun witte kleur, maar vormen tezamen toch een eenheid. – Architect XTEN Architecture Ben Rahn
1
1
A
27 — AWM 45 Zwart
3
Alejandro Peral
2
5
6
7
5
28 — AWM 45
GA Terminal Sprankeling Opdrachtgunning na een bureaupresentatie vormde voor VMX Architects het begin van het uitdagend ontwikkelingsproces dat tot de nieuwe GA Terminal op Schiphol leidde. Door de vasthoudendheid van de architect konden financiële drempels overwonnen worden en is de luchthaven nu een theatraal vormgegeven object rijker. Tekst Aldo Trim Fotografie Jeroen Musch De wereld die Schiphol heet is niet een plek die veel mensen zullen koesteren vanwege de schoonheid van zijn bouw-
werken. Een cleane zakelijkheid en hightech uitstraling creëren een afstandelijke relatie tussen de mens en zijn omgeving. Deze relatie heeft een houdbaarheidsdatum die doorgaans te meten is in uren. De terminal als gebouwtypologie is het best te vergelijken met een machine en is bedoeld om die korte tijd zo probleemloos mogelijk te laten verlopen. Bij de pas geopende General Aviation (GA) Terminal – gebouwd voor privé- en zakenvluchten – wordt de tijd tussen de binnenkomst in het gebouw en het betreden van het vliegtuig zelfs gereduceerd tot minuten. De opgave was daarmee niet makkelijk: een gebouw ontwerpen waarin de hoofdactiviteit amper een gebouw behoeft. VMX is altijd geïnteresseerd geweest in de symbiose tussen vervoermiddelen en architectuur. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de door het bureau ontworpen fiet-
senstalling bij Amsterdam Centraal. Deze fascinatie steunde het bureau om buiten de kaders te denken. Als basis voor het architectonisch concept van de GA Terminal stond VMX het romantische beeld voor ogen van de royalty die tot naast zijn privéjet wordt voorgereden, om vervolgens direct de trap ervan op te lopen. Het hoofddoel van het ontwerp was daarmee niet zozeer een traditionele ruimtelijke opgave, maar slechts het faciliteren van een kortstondig moment.
SPLIT LEVEL Internationale regelgeving omtrent veiligheid deed het referentiebeeld van de royalty al snel vertroebelen en dwong de architect na te denken over een opzet die de overstap van auto naar vliegtuig zo direct mogelijk maakt en die toch aan alle
A
Architectuur GA Terminal VMX Architects
29 — AWM 45
Met zijn gefacetteerde volume is de GA Terminal een opvallende verschijning tussen de verder zakelijk vormgegeven architectuur op Schiphol
eisen voldoet. Naast het terminalprogramma moest op de krappe bouwlocatie worden voorzien in een significante hoeveelheid vloeroppervlak voor aan de luchtvaart gelieerde bedrijven. Dit was nodig om het project financieel haalbaar te maken, maar mocht het functioneren van de terminal niet belemmeren. Om te voorkomen dat het benodigde programma alle ruimtelijkheid en transparantie zou wegnemen is een verticale organisatie van verspringende vloeren geïntroduceerd. De diagonale zichtlijnen die hiermee gecreëerd worden, bieden bij binnenkomst overzicht op het interieur alsmede uitzicht op de vliegtuigen. Even zo goed is er vanuit het interieur goed zicht op de klanten die voor komen rijden. In een prettige informele sfeer worden de klanten ontvangen door de piloot, die hen vervolgens naar de gereedstaande jet leidt.
VLEUGEL Een luchthaventerminal heeft in principe twee zijden: een landzijde en een luchtzijde. Bij de GA Terminal heeft de luchtzijde een heel eigen uitstraling gekregen. Het
— De luchtzijde heeft een heel eigen uitstraling gekregen gebouw heeft hier een veertien meter uitkragende luifel die beschutting biedt aan het gevierde moment van het in- en uitstappen van het vliegtuig. Binnen de door rechthoekige dozen gedomineerde luchthaven springt de als een grote vleugel
vormgegeven luifel eruit. Zowel de luifel als de glazen gevel eronder heeft een ongebruikelijke chique roze/magenta kleur. Naast het accent dat het front legt, geeft het toepassen van deze kleurstelling volgens architect Don Murphy van VMX ook een beetje warmte in de grijze machowereld van Schiphol. Helaas blijft deze zijde voor de niet-reiziger verborgen, het is exclusief bedoeld voor de gefortuneerden onder ons. Tijdens het ontwerpproces stond de luifel meerdere keren op het punt te sneuvelen vanwege de hoge kosten. Extra ruimte voor kantoren heeft uiteindelijk gezorgd voor het overleven van dit beeldbepalende element. Het is overigens verbazingwekkend dat in deze tijd, waarin de kantorenmarkt er niet rooskleurig voorstaat, dit project stond of viel bij juist de realisatie van zo veel mogelijk kantooroppervlakte.
30 — AWM 45
Boven De luifel zorgt voor beschutting bij het in- en uitstappen van de privĂŠjet Links De achterover leunende gevel op de verdieping voorkomt blikken vanuit de kantoren op de arriverende reizigers Rechts Zicht op de hal van de terminal
A
Architectuur GA Terminal VMX Architects
31 — AWM 45
FACETTEN In contrast met de feestelijke luchtzijde voegt de landzijde zich meer naar de context van de typische luchthavenarchitectuur. De luifel loopt over in een desalniettemin opvallende gefacetteerde gevel. Omdat de reizigers die gebruikmaken van deze terminal een bepaalde behoefte aan privacy hebben, beschermt de vormgeving van het gebouw ze tegen nieuwsgierige blikken vanuit de kantoren. Door de gevels onder een hoek te plaatsen, wordt het op de verdieping lastiger om naar beneden te kijken. Even zo goed wordt het zicht naar binnen vanaf het straatniveau verstoord door reflecties. De sculpturale behandeling van de massa correspondeert met de huidige stilistische lijn van VMX. Het bureau wil zich met een spel van scherpe hoeken en schuine vlakken vrijvechten van het statische. Bij elk van de projecten levert het sculpturale ook iets anders op. Waar het SODAE-house door zijn vormgeving kleiner lijkt dan het is, daar gaat WIER 2 in Den Dolder op in zijn landschappelijke setting. Bij de GA Terminal voeren functionele overwegingen echter de boventoon. Murphy zegt altijd naar het object-achtige in architectuur te zoeken. Dat verklaart ook het veelvuldige gebruik van rondingen in andere projecten van zijn hand. Zodra een gebouw solitair in zijn omgeving staat, wordt getracht een verzachting aan te brengen en de ruimte eromheen te laten vloeien. Murphy legt het uit als een respect tonen voor de omgeving.
3
3
1 2 3 4 5 6 7
7
drive-in oprit entree kantoren kantoren entree terminal terminal hal terminal back-office VIP lounges
1e verdieping
3
3
3
2
1
6
4 5
Begane grond
3
3
1
Dwarsdoorsnede
GLITTER EN GLAMOUR Een ander handelsmerk van VMX is veel aandacht voor materialen. Hierbij ligt de nadruk op een nauwkeurige detaillering en een luxe uitstraling. Soms wordt een kleine provocatie hierbij niet geschuwd. Een voorbeeld hiervan is de garage van de terminal, waarin doorgaans een mooi wagenpark staat. Een van de lange wanden is volledig bekleed met spiegels. Niet alleen zijn de auto’s zo beter zichtbaar voor de trotse bezitter, er ontstaat ook een spel van reflecties, en een spel van ijdelheid tussen gebouw en auto. Om te voorkomen dat de GA Terminal met zijn gevelbeplating net zo doods zou worden als de omgeving waarin het
zich wil onderscheiden, is gekozen voor de toepassing van een polyesterplaat waarin glitters zijn verwerkt. Het effect hiervan is dat de gevel met elke lichtval en vanuit elk standpunt een net iets andere kleur krijgt, als ware het een huid met adaptief vermogen. Kijkend langs de gevel spreekt Murphy zijn enthousiasme uit over de materiële imperfecties in de beplating en het glas. Kleine oneffenheden doen de harde contouren van het gebouw vervagen. De anonieme omgeving wordt als bij holle en bolle spiegels vervormd. Het is een onverwacht gratis toetje bij een tot in de puntjes georganiseerd diner.—
Opdrachtgever Schiphol Real Estate, Amsterdam Architect VMX Architects, Amsterdam Team Don Murphy, Leon Teunissen, Hugo Kok Aannemer Friso Bouwgroep, Almere Constructeur Van Rossum Raadgevende Ingenieurs, Amsterdam Adviseur bouwfysica en installaties Nelissen Ingenieursburo, Eindhoven Realisatie Juni 2011
32 — AWM 45
Huis Edam Huizen in een huis Een spel van open- en geslotenheid, prijsgeven en verbergen, gastvrijheid en intimiteit. Dat is Huis Edam, door Berger Barnett Architecten. De opdrachtgevers van het woonhuis in een oude bakkerij zijn gesteld op privacy, maar wensen tegelijk een gastvrije plek om vrienden te ontvangen. Als oplossing schoven de architecten twee ‘huisjes’ het gebouw binnen. Tekst Roel Griffioen Fotografie Marcel van der Burg Huis Edam, een tot woonhuis getransformeerde bakkerij, is gelegen op een langwerpige kavel op de hoek van een nauwe steeg en een vriendelijk meanderend straatje in het centrum van Edam. Een straat als op een ansichtkaart, met lage huisjes met tuit-, hals- en lijstgevels. Geen wonder dat de façade van het woonhuis onderdeel is van een beschermd stadsgezicht. De vervallen voorgevel moest gesloopt worden, maar de nieuwe is vervolgens steen voor steen als een exacte replica weer opgebouwd. Hoewel, exact? “Van de Welstandcommissie moesten we speciale Edammer voegen toevoegen. Eigenlijk is de gevel nu dus nog origineler dan het origineel,” lacht Jo Barnett, partner bij Berger Barnett Architecten en evenals de opdrachtgevers geboren in Engeland. Het pand uit de tweede helft van de negentiende eeuw bestond uit twee delen, met voorin een winkelruimte en daarachter de bakkerij zelf. De woonvertrekken bevonden zich op de verdieping. Met de jaren is het gebouw verstopt geraakt, dichtgeslibd met schotjes en provisorisch gebouwde hokken. Wat moet een architect in zo’n geval? De aangekoekte lagen wegdenken, zegt Barnett: “Je moet je voorstellen dat het donker was toen we voor het
eerst kwamen, en je kijkt tegen allemaal doosachtige ruimtes aan. De vraag die je dan stelt, is wat voor ruimte er schuilgaat achter de huidige toestand.” Dat bleek een architectonische oervorm te zijn: het gebouw heeft de contouren van een soort schuur of deel, met een indrukwekkende houten kapconstructie. Toen alle aangekoekte toevoegingen waren afgepeld, kon vanaf dit architectonische nulpunt met de nieuwe invulling worden gestart. De begane grond is zo open mogelijk gehouden. Van ‘vertrekken’ als min of meer afgebakende ruimtes is geen sprake. Verschillende woonsferen – koken, eten, zitten – zijn aaneengeregen in één ruimte die de gehele oppervlakte van het gebouw beslaat. Naar de wens van de opdrachtgevers is het winkelportaal aan de straatzijde niet langer de belangrijkste entree tot het pand. Dat is een nieuw ingevoegde deur in het steegje, meer in de luwte dan de oorspronkelijke ingang. Deze beslissing heeft de routing en organisatie van het ontwerp in vergaande mate bepaald. Bezoekers komen binnen in het hart van de woning, dat fungeert als middelpunt voor de circulatie in het huis. De keuken met eetplek bevindt zich bij binnenkomst rechts, in het gedeelte dat voorheen de winkel was. In de voormalige bakkerij, links, is een verdiepte zitplek gecreëerd waarbij gebruik is gemaakt van het door verzakking ontstane hoogteverschil in het huis. De verschillende sferen worden doorsneden door een as, waaraan het keukenblok, het toilet, de eettafel en een potige opbergkast zijn gerangschikt. Vanuit de dubbelhoge entree kan men via een elegante vrijstaande trap ook naar boven. Een belangrijk deel van de ontwerpopgave bestond eruit om voorwaarden te scheppen voor geborgenheid, zonder dat dit ten koste zou gaan van de heldere basisvorm. Daartoe hebben de architecten in die huls twee min of meer losstaande volumes geschoven, waarin op de verdieping het meer intieme gedeelte van het programma is ondergebracht. ‘Huisjes,’ noemt Jo Barnett deze volumes. “Ze zijn vrij abstract gedetailleerd. Toch wekt de vorm
de associatie met een klein huis, compleet met eigen vensters en deuren.” Aan de voor- en achterkant van het gebouw staan deze volumes los van de gevel, zodat ze als afzonderlijke eenheden herkend worden. De huisjes hebben, in tegenstelling tot het gestripte gebouw zelf, een verdieping. Daar bevinden zich de slaap- en badkamers. Eén unit is bedoeld voor de opdrachtgevers, en één voor eventuele gasten. Een brug, gelegen op de facilitaire as van de begane grond, koppelt de twee volumes. Huis Edam heeft geen jaarringen. De
— “We wilden oud en nieuw laten contrasteren” bouwgeschiedenis van de oude bakkerij is niet hoofdstuk voor hoofdstuk afleesbaar van het nieuwe ontwerp. Toch zijn er bepaalde ontwerpkeuzen gemaakt die de aandacht vestigen op het verleden en de oorspronkelijke kwaliteiten van het gebouw. De hoogteverschillen, enkele ontwapenend scheve vensters en resten van het oude behang zijn bewust niet gecamoufleerd. Waar de schil van het pand wordt onthuld is de dubbele hoogte behouden en zijn de oorspronkelijke gemetselde muren en dakconstructie goed zien. “We wilden oud en nieuw sterk laten contrasteren om zo de verschillen te benadrukken”, verklaart Barnett. De huisjes zijn sereen wit gepleisterd en hebben walnotenhouten vloeren. De oude constructie is onbewerkt en vloeren zijn van gele baksteentjes – ‘boeren geeltjes’. Die baksteentjes zijn overigens niet origineel, maar benadrukken volgens Barnett op retorische wijze wel de essentie van het gebouw. “We wilden laten zien dat we door het toevoegen van elementen aan een bestaande situatie, bepaalde kwaliteiten in die context kunnen illustreren en versterken.”—
Architectuur Huis Edam Berger Barnett Architecten
A
3
1
2
2
1e verdieping
9 4
5
7 6
Begane grond
33 — AWM 45
8
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Slaapkamer Badkamer Logeerkamer Schuur Tuin Woonkamer Eetkamer Keuken Kern
Opdrachtgever Anoniem Architect Berger Barnett Architecten, Amsterdam Team Jo Barnett, David Wessels, Chang Fang Luo Adviseur draagconstructie Duyts Bouwconstructies, Amsterdam Installaties en verlichting Knook Totaal Techniek, Purmerend Aannemer Braak Beemster Bouw, Middenbeemster Meubelmaker Nieuwkoop Internationaal, Veen Realisatie Mei 2011
Voor wie altijd op de hoogte wil zijn, is architectenweb.nl het juiste adres Dagelijks houden wij duizenden architecten op de hoogte van het laatste nieuws uit binnen- en buitenland, recent opgeleverde projecten en de nieuwste producten en materialen. Niet voor niets is architectenweb.nl met 15.000 nieuwsitems, 6.000 projecten, 6.500 producten en 1.600 materialen de grootste architectuursite van Nederland. Dus wie niets wil missen, brengt dagelijks een bezoekje aan:
architectenweb.nl
INNOVEREN MET BAKSTEEN Schrijf je nu gratis in op materia-ic.nl
Architectenweb en CRH Clay Solutions Baksteendag Mis het niet!
3 november 2011, 10.00 – 17.00 uur Materia Inspiration Centre Amsterdam
Donderdag 3 november 2011 organiseren Architectenweb en CRH Clay Solutions de “Baksteendag”. Gedurende deze themadag brengen vooraanstaande sprekers u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en mogelijkheden van dit eeuwenoude materiaal. Tevens geeft de R-O-B metselrobot uit Zürich deze dag een uitgebreide live demonstratie die u niet mag missen! Sprekers – Prof. Fabio Gramazio van Gramazio en Kohler – Jan Peter van Wingender van Wingender Hovenier architecten – Hein D’haeve, CRH Clay Solutions – Baukje Trenning – Irma van Oort , partner bij KCAP – Els Zijlstra, Materia Ga voor meer informatie en registratie naar www.materia-ic.nl. Toegang is gratis
architectenweb
in samenwerking met
prijsuitreiking begin december in het Materia Inspiration Centre Amsterdam
1:2011 blijf op de hoogt
w.architectvanhetjaar.nl
E@<LN< G<IJG<:K@<M<E <IM8I<E MflnjZ_l`]gl`\e mXe JfcXiclo ^\m\e ln gXe[ \\e Y`aqfe[\i\ l`kjkiXc`e^% @e[`m`[l\\c# jlYk`\c \e c`Z_k k\ Y\[`\e\e% ;\ biXZ_k mXe [\j`^e# iljk \e fekjgXee`e^ g\i]\Zk ^\ZfdY`e\\i[% Mffi \\e \oZclj`\m\ nffe$ \e c\\]n\i\c[ `e _Xidfe`\ d\k ln fd^\m`e^%
JfcXiclo E\[\icXe[ 9M s ',+/ $ -*(*)* s nnn%jfcXiclo%ec
40 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
PM
Product en Materiaal
MATERIA.NL
Terrart Baguette De keramische elementen in de Terrart Baguette-lijn hebben vierkante, ronde of rechthoekige doorsnedes. NBK Ceramic produceert de buizen op aanvraag ook in gebogen vorm of als dubbele baguette. De elementen worden toegepast als afwerking voor een ventilerende gevel, waarbij ze worden gecombineerd met de Terrart Flex-constructie. www.nbk.de
KANTOORMEUBELS
Ergonomisch bureau Voor mensen die veel met de computer of de laptop werken heeft meubelfabrikant Herman Miller een speciaal bureau ontwikkeld. Het werkoppervlak van de Envelop Desk bestaat uit twee delen, waarvan het voorste deel zacht en ďŹ&#x201A;exibel is. De plaatsing zorgt voor een continue ondersteuning van de onderarm, terwijl de druk op de pols en onderarm wordt verlicht. Verder helpt de Envelop Desk volgens de fabrikant om de juiste visuele afstand en kijkhoek ten opzichte van het beeldscherm te behouden. Met de twee delen van het werkblad heeft de gebruiker de mogelijkheid om de apparatuur van zich af te bewegen of naar zich toe te halen, naar gelang de zithouding en de voorkeur. Het bureau is afgestemd op de kantelbare bureaustoelen van Herman Miller. De Envelop Desk bestaat voor 53 procent uit gerecycled materiaal en kan voor 32 procent gerecycled worden. www.hermanmiller.com
PM
Product en Materiaal Korte berichten
41 — AWM 45
WANDBEKLEDING
Omgekeerde tegels In samenwerking met de ontwerper Massimiliano Adami heeft de fabrikant Ceramiche Refin geprobeerd een nieuwe blik op keramische tegels te ontwikkelen.
TEXTIEL
Fantasie in stof Inlaid Fantasies is een serie van stoffen die zijn ingelegd en bedekt met uiteenlopende, vooral soepele en zachte materialen. De verwerkte materialen
zijn fluweel en andere stoffen, leer, nepbont, verschillende soorten rubber en houtfineer. Het textiel dat de jonge ontwerpster Andreea Mandrescu op deze wijze maakt is geschikt voor toepassingen in de mode en het interieur. De verfijnd en exclusief ogende stoffen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt in panelen en jaloezieën, als gordijnen of draperieën. www.andreeamandrescu.com
Dat heeft geleid tot een aantal nieuwe lijnen, waaronder Beside. Deze lijn laat – letterlijk – de andere kant van de tegels zien. De karakteristieke vierkante structuur en de zakelijke informatie op de achterkant van tegels worden een decoratieve voorzijde. De verrassing wordt versterkt door het ruitpatroon te kantelen en de lijnen niet op elkaar te laten aansluiten. Het glazuur is in verschillende kleuren uitgevoerd. www.refin.it
42 — AWM 45
MATERIA.NL
Printcement Fotocatalytisch cement kan ter verfraaiing van binnen- en buitenruimten in motieven op andere materialen worden gezeefdrukt. De decoraties kunnen zelfs in verfijnde tekeningen worden aangebracht. Dat schept een verrassend contrast met de associatie van massiviteit die het materiaal oproept. Naast decoratief kan het cement via zijn samenstelling functioneel, bijvoorbeeld luchtzuiverend, worden ingezet. www.alessiagiardino.com
MEUBILAIR
Innovatief en duurzaam De Wibble is ontstaan uit de ambitie van het Nederlandse Sensid om een door Cradle to Cradle geïnspireerd meubel te realiseren, dat strak en modern is vormgeven.
Het zitmeubel is ontworpen vanuit het materiaal, de nieuwe en innovatieve HPL-composiet Lamisens. Het ontwerp laat zien waar Lamisens toe in staat is: bijvoorbeeld de tot nu toe in HPL ondenkbare combinatie van de geringe dikte en buigradius met dynamische belasting en vormvastheid. Het materiaal is bijzonder sterk, waardoor er bovendien weinig materiaal voor een constructie nodig is. Lamisens is thermoplastisch in veel vormen te produceren en heeft een zeer hoge vormvastheid. Onder verhitting kan
de composiet worden gedelamineerd, waarna de afzonderlijke platen kunnen worden gerecycled. De zitting van de Wibble bestaat uit verduurzaamd multiplex, bekleed met vilt van gerecycled PET. Het meubel stimuleert ontspanning door een actieve zithouding. De kleuren van binnen- en buitenzijde zijn naar wens te variëren, evenals de kleur van het zitvlak. De Wibble krijgt een spelelement door de toevoeging van een sleuf en een kogeltje, die uitnodigen tot wiebelen. www.sensid.nl
PM MATERIA.NL
Ipachrome Design Ipachrome design is een meerlaags coatingsysteem voor decoratief gebruik op floatglas. Het glas kan geheel of gedeeltelijk worden voorzien van de coating, met eenvoudige motieven of met
Product en Materiaal Korte berichten
43 — AWM 45
complexe fotorealistische ontwerpen. De coating zorgt voor een lichtreflectie van meer dan vijftig procent. Ipachrome design kan verder worden gecombineerd met andere functionele coatings voor bijvoorbeeld warmte-isolatie en zonwering. Het glas kan thermisch worden gehard en verwerkt tot gelaagd veiligheidsglas, of verder worden verwerkt tot isolatieglas. Het systeem is geschikt voor binnen- en buitentoepassingen, zoals gevelbekleding en winkelinterieurs. www.interpane.com
DRAINAGE
Groene buffering Aquadyne is een multifunctioneel en duurzaam drainageproduct dat kan worden ingezet om water af te voeren en op te slaan.
MEUBILAIR
Doorlopende lijnen
De Plooop Chair van de Londense ontwerper Timothy Schreiber bestaat uit drie loops, banden die in een doorlopende beweging de armleuningen, de poten en de rugleuning vormen. Hoe de banden bijeenkomen en uiteenwijken, met name bij de rug- en armleuningen, geeft een aantrekkelijke detaillering. De Plooop is in een eerste versie uitgevoerd in multiplex (plywood loop), vervaardigd in een combinatie van CNC-techniek en traditioneel ambacht. Een tweede versie heeft een hightech uitstraling door de uitvoering in carbonvezel. Hiervoor heeft Schreiber samengewerkt met Fi-tech, een Britse producent van carbonvezels voor de luchtvaart en autosport. Deze versie van de stoel bestaat uit banden van slechts 5 mm dik en weegt 2,5 kg. www.timothy-schreiber.com
De drainagecapaciteit gaat tot circa 33 liter per m2/seconde; de capaciteit van waterbuffering is ongeveer 9 liter per m2. Dankzij de grote opslagcapaciteit en de speciale structuur is Aquadyne geschikt voor groendaken en –gevels. Het systeem is zowel horizontaal als verticaal toepasbaar en alle beplanting, zoals gras en sedum, kan direct op het materiaal worden aangebracht. Aquadyne is CO2-neutraal en wordt volledig Cradle to Cradle geproduceerd uit verschillende soorten plastic en kunststof afval. Het product kan ook worden gecombineerd met TONN roosters en bamboe terrasplanken of vlonders. www.tonn.nl
44 — AWM 45
Londen 100% Design Over de beursvloer van 100% Design 2011 in Londen leek de geest van Scandinavisch ontwerp rond te waren. De ontwerpen die werden getoond waren veelal sober en functioneel, en uitgevoerd in natuurlijke materialen. Ook hergebruikte materialen, van hout en rubber tot kunststof doken regelmatig op. Tekst Robert Muis Vooral de meubelontwerpen werden gekenmerkt door luchtige, heldere vormen en de toepassing van hout. Bij een aantal ontwerpers viel daardoor de verzorgde afwerking en de vakkundige detaillering op, zoals de houten penverbindingen bij de stoelen van Channels. Ook het Britse Dare Studio en het Tjechische Ton toonden vooral helder belijnde hoten meubels. Op de stand met verzameld Chileens ontwerp sprong de kast Wing van Orlando Gatica in het oog, onder andere door de uitvoering in het bijzondere Tineohout. De verticaal geplaatste, ellipsvormige plankjes kunnen worden gedraaid, wat mooie beelden oplevert.
JONG TALENT In de gangpaden waar het jong talent stond opgesteld (100% Futures) waren vergelijkbare trends te zien. Ook hier waren veel sobere vormen in hout te zien, de verrassing bestond vaak uit
vormgevingsgrapjes. Daartussen vielen de meubels van Decipher beslist op. De vormen daarvan zijn geïnspireerd op de rotsformaties van het Lake District. Een eerste serie meubels is uitgevoerd in Corian, de nieuwste reeks is gemaakt uit staal in een combinatie van CNC-technologie en traditionele metaalbewerking. “Ze zijn nu uit een stuk gemaakt, waardoor ik niet de verbindingsnaden zoals bij de composietplaten heb. Bovendien zijn de stalen meubelen bereikbaarder voor een groter publiek”, legde Michael Thomas uit. Fascinerende resultaten bereikt Andreea Mandrescu met haar textielontwerpen, waarin zij rubber, nepbont, zijde en siliconen verwerkt. Het jonge talent Suzie Button won de 100% Design award voor haar duurzame zitmeubel en bijzettafel No News Is Good News. Door uitgeverijen teruggehaalde kranten heeft zij gestapeld en – keurig per uitgever – in gekleurd latex gegoten.
fascinerende hoog-laag effecten. Strata toonde een collectie plaatmateriaal uit gerecyclede glazen flessen, met sterke decoratieve mogelijkheden. Deze editie van 100% Design was wat betreft omvang en inhoud nog niet op het niveau van voorheen. Kwaliteit was er in Londen echter zeker te vinden. Dat biedt goede hoop voor de volgende edities.—
1 No News Is Good News – Suzie Button www.suziebutton.co.uk
2 Mensa6 – Livingzone www.mensa6.com
3 Wake chair – Studio Ubico www.studioubico.com
HERGEBRUIK Hergebruikte materialen lijken steeds meer gemeengoed, al is de toepassing ervan nog altijd bijzonder genoeg om haar te benadrukken. Naast Suzie Buttons kranten waren er bijvoorbeeld de lampen uit vervilte wol, maar ook uit kernen van garenklossen bij de Italiaanse ontwerpgroep Rethinking the Product. UAU Disegno presenteerde buitenmeubelen uit gerecycled rubber. De meubels die Studio Ubico toonde, zijn als mozaïek samengesteld uit ingezameld hout. De Italiaanse firma presenteerde interessante wandtegels uit gerecycled leer, naast tegels uit nieuw leer en suède met
4 100 Collection – Michael Young voor Trussardi www.trussardi.com
5 Monty loungechair – Samuel Chan www.channelsdesign.com
6 Elter stools – Michael Thomas, Decipher www.furniturebydecipher.com
7 Merano – Alex Gufler voor Ton www.ton.cz
PM
Product en Materiaal 100% Design
1
2
3
4
6
45 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
5
7
46 — AWM 45
Cradle to cradle Kwaliteit van producten, kwaliteit van leven
Tekstt Robert Muis Sinds William McDonough en Michael Braungart in 2002 het boek ‘Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things’ publiceerden, is deze benaderingswijze van duurzame ontwikkeling breed opgepakt. Onder meer in Nederland ziet Braungart veel enthousiasme en initiatieven. “Alleen in Nederland is er al een bijzonder groot aantal ondernemingen dat C2C nastreeft”, zegt Braungart. “Dat loopt uiteen van grote tot kleine ondernemingen, in de meest uiteenlopende sectoren: van AkzoNobel en DSM tot Titan Wood en Van Houtum. Ook een projectontwikkelaar als Delta streeft zeer consequent C2C na, zoals nu met Park
20/20.” Braungart verwijst naar het gebiedsontwikkelingsproject in de gemeente Haarlemmermeer, waar 95.000 m2 aan kantoren en voorzieningen is gepland. De architect is McDonough, Delta Development Group is één van de ontwikkelaars. Verder zegt Braungart dat er veel initiatieven worden ontplooid in het eerste C2C ExpoLAB van Nederland, dat afgelopen juni is geopend in Venlo. Deze gemeente is sowieso erg actief op het gebied van C2C. “Ik heb ook een fantastisch gesprek gehad met de burgemeester van Amstelveen, waar men C2C-wijken wil realiseren”, gaat Braungart verder. “Hij had drie uur uitgetrokken om mij te laten uitleggen wat C2C inhoudt. Dat soort enthousiasme en die betrokkenheid van mensen en bedrijven stemt mij zeer positief.”
waardoor het een blauwdruk zou kunnen leveren voor andere ontwikkelingen”, stelt hij. “Een belangrijk punt is cultureel bepaald: in Nederland wordt de natuur niet geromantiseerd, omdat het land weet wat de natuur kan aanrichten. Het heeft daardoor een cultuur die is gericht op samenwerking met de natuur; in Groot Brit-
NEDERLANDSE BLAUWDRUK Braungart is inmiddels als hoogleraar aan drie Nederlandse onderwijsinstellingen verbonden, waarmee hij bovendien verschillende groepen bereikt. De aankomende ondernemers bereikt hij via de Rotterdam Business School, de aanstaande architecten en ingenieurs via de TU Delft en materiaalwetenschappers en –onderzoekers via de Universiteit Twente. Met reden concentreert hij zich sinds een aantal jaren sterk op Nederland. “Dit land heeft een aantal voordelen,
Enith Stenhuys
Met grote regelmaat verschijnen berichten over producten of projecten die ‘volgens de principes van Cradle to Cradle’ (C2C) zijn gerealiseerd. Michael Braungart, een van de grondleggers van de methode, legt uit waarom Nederland een goede voedingsbodem voor C2C heeft, en dat de kern van deze duurzaamheidsbenadering het streven naar kwaliteit is.
Michael Braungart
— In Nederland wordt de natuur niet geromantiseerd
PM
Product en Materiaal Cradle to Cradle
47 — AWM 45
Marmoleum van Forbo Flooring: Cradle to Cradle Certification Silver
tannië of Duitsland bijvoorbeeld wordt de natuur meer als moeder dan als partner gezien. Een ander cultureel voordeel is dat in Nederland een gevoel voor mooie vormgeving en architectuur bestaat. Dat is ook een streven naar kwaliteit. C2C gaat niet om recycling op zich, maar om het creëren van een kwalitatief betere samenleving.” Naast de twee genoemde voordelen, heeft Nederland volgens Braungart nog twee voorwaarden voor het implementeren van C2C: er is een industrie die intact is en de maatschappij staat open voor een duurzamere benadering. Toen het concept als theorie ontstond, in de jaren ’90 van de vorige eeuw, hadden Amerikaanse bedrijven veel ruimte om te innoveren. “Tapijtfabrikant Shaw, Hewlett Packard en Nike probeerden als eersten de integratie van C2C. Hetzelfde geldt voor Steelcase en Herman Miller”, zegt Braungart. “Nu zien we dat in de Verenigde Staten veel industrieën niet meer intact zijn. Er
wordt bijvoorbeeld alleen een ontwerp gemaakt, dat vervolgens in China wordt uitgevoerd.” Ook deze snel opkomende economische machten bieden volgens Braungart geen geschikte omstandigheden om C2C te implementeren. “Voor de ontwikkeling en implementatie van C2C moet een maatschappij open staan. We
hebben geen tijd om dertig jaar te wachten tot landen als China en India door schade en schande wijzer zijn geworden. In Westerse landen is dat al gebeurd en in Nederland, maar bijvoorbeeld ook in Denemarken en België, is er nog de industrie die kan ontwikkelen en onderzoeken. In die zin kan Nederland een
Voedsel = voedsel
William McDonough en Michael Braungart alleen maar in stand. We moeten slimmer producten ontwerpen, gemaakt van materialen die we steeds weer kunnen teruggeven aan de technische of biologische kringlopen. De technische grondstoffen die de mens (ook) nodig heeft moeten gescheiden blijven van de biologische; beide moeten in een eigen cyclus worden herverwerkt om niet elkaars kwaliteit te verminderen en processen te beschadigen. De Nederlandse vertaling ‘Cradle to Cradle – Afval = Voedsel’ verscheen in 2007.
In het boek ‘Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things’(2002) wordt niet uitgegaan van het ‘groener’ of ‘minder slecht’ maken van producten, maar van een streven om alle in een product verwerkte materialen in een volgend product weer nuttig te kunnen gebruiken. Er is geen afval en geen kwaliteitsverlies. Louter streven naar schadebeperking houdt het huidige productiemodel, met zijn enorme afval en vervuiling, volgens
48 — AWM 45
1
1 Intersmart wandsysteem: C2C Certification Basic www.interwand.nl
2
2 Ahrend 2020 bureaustoel: C2C Certification Silver www.ahrend.nl 3 Flo monitorarm: C2C Certification Silver hermanmiller.com 4 Terra Tones: C2C Certification Silver www.mosa.nl 5 Duecobrick: C2C Certification Basic www.daasbaksteen.nl 6 Airmaster Ecobase: C2C Certification Silver www.desso.com 7 Eco by Cosentino: C2C Certification Silver www.cosentino-group.net
3
4
5
6 7
PM blauwdruk van een C2C-industrie creeren. We zien dat Taiwan het snel overneemt. Er wordt daar veel geld besteed, veel onderzoek gedaan en er worden veel lezingen gegeven rond C2C. Natuurlijk worden daarbij fouten gemaakt, maar dat geeft niet.”
BALANS In Nederland klinkt de afgelopen tijd de roep om duurzame ontwikkelingen op grotere schaal te bekijken. Een gebouw kan volgens duurzame principes worden gerealiseerd, maar hoeveel draagt dat bij in een verder weinig duurzame wijk? Kunnen energie- en waterstromen op wijk-, stads-, misschien regioniveau worden uitgebalanceerd? Deze vragen over schaalvergroting passen in de C2C-benadering. “Alles is een product”, zegt Braungart. “Een auto, een huis, een stad. Het gaat niet om het verbeteren van de producten op zich, maar om het vinden van balans. Groene architectuur is meer dan het toepassen van milieuvriendelijke materialen of een CO2-neutraal gebouw neerzetten. In Nederland wordt teveel gedacht in termen van CO2-neutrale gebouwen, maar een boom is niet CO2-neutraal en toch
— Een boom is niet CO2-neutraal en toch niet schadelijk niet schadelijk. We moeten streven naar ‘energiepositief’. Het gaat erom dat je kringlopen creëert waarbij je dingen in de natuur terugbrengt die voedsel vormen.” Het veelgebruikte adagium van C2C, ‘afval = voedsel’, blijkt niet helemaal wat Braungart voor ogen staat. “Toen we C2C wilden vertalen naar het grote publiek was dat een beeld om het idee begrijpelijker te maken. Het is een compromis geweest, maar eigenlijk wil ik het zo zien: voedsel = voedsel. De natuur kent geen afval, alleen voedingsstoffen. Zo moeten we de wereld ook inrichten. Als we praten over afval, houden we afval als begrip in onze denkwereld. We moeten echter ervan uitgaan dat alles wat we creëren voedsel voor een volgende levensfase zal zijn. Architecten
Product en Materiaal Cradle to Cradle
Turntoo Turntoo, geïntroduceerd door Rau, stelt voor dat de consument betaalt voor de prestatie en niet voor de grondstoffen waaruit het product bestaat. De fabrikanten blijven eigenaar van hun producten en nemen de producten na een bepaalde gebruiksperiode terug. Volgens Rau versnelt dit de innovatie en wordt het gebruik van milieuvriendelijke producten aanzienlijk goedkoper voor de consumenten. In tijden van toenemende schaarste
en ontwerpers moeten begrijpen dat hun rol niet alleen maar verfraaien is, maar dat zij met hun ontwerpen C2C in de maatschappij brengen. Elk ontwerp moet net als een boom in balans zijn.”
OPTIMISME Hoewel C2C geen ethisch of moreel concept is, vloeit dat wel voort uit de benaderingswijze van Braungart en McDonough. Ruim genomen zou je volgens McDonough kunnen stellen dat C2C mensen wil ondersteunen om goed te doen. “Ik geloof dat als mensen een gezamenlijk goed doel hebben om te realiseren, ze geen behoefte hebben om slecht te doen. Wederom: C2C streeft naar een kwalitatief goede samenleving. McDonough en ik zijn in 1992 in Brazilië gestart met Integrated Biosystems, waarbij rioolwater wordt gezuiverd en gebruikt voor schoon water, organische mest, biobrandstof, en dergelijke.” De gemeen-schappen waar deze installaties zijn gere-aliseerd kunnen zelf van de producten gebruik maken, maar ook producten verkopen. “Inmiddels zijn er honderdvijftig installaties en ze functioneren nog allemaal. Daarbij is gebleken dat in die gemeenschappen de criminaliteit met 90% daalde. Mensen hebben er het gezamenlijke doel om een goede gemeenschap te realiseren.” “We willen inspireren en we kunnen dan ook elk lokaal initiatief waarderen”, zegt Braungart. “We hebben veel waardering voor architecten als Steven Beckers in België en Thomas Rau in Nederland. Het Turntoo-model, dat door Rau is geïntroduceerd, is precies volgens de denkwijze van C2C. Men verbruikt niet, maar gebruikt. Het gaat niet om de verlichting
49 — AWM 45
is het in het belang van de producent om eigenaar van de grondstoffen te blijven. Bij Turntoo worden de producten als het ware (tijdelijke) opslagplaatsen van de grondstoffen. Als volgens de C2C-principes wordt ontworpen, is het eenvoudiger om de zeldzame grondstoffen terug te winnen voor hergebruik in een nieuwe generatie producten. Daarmee wordt de fabrikant minder afhankelijk van de markt voor schaarse grondstoffen. De consument hoeft alleen te betalen voor het gebruik.
maar om licht. Het gaat iemand om voldoende licht op zijn werkplek. Dan kan je een alternatief voor een lamp zoeken – een raam – of de verlichtingsbron huren – het Turntoo-concept.” Braungart noemt ook Wubbo Ockels expliciet als gedreven ambassadeur van C2C. Volgens Ockels beschikken we over voldoende duurzame energiebronnen, en over de technieken om die te ontginnen, maar gaan de ontwikkelingen daarin te traag. Om te zien hoe we het beter kunnen doen wil hij kijken naar de natuur, maar minstens zo belangrijk is het volgens Ockels om optimistisch te zijn, te geloven in ons kunnen en elk initiatief – hoe klein ook – te stimuleren en te belonen. Technologie is niet de grote boosdoener, meent ook Braungart. De technologie kan oplossingen aandragen. “We moeten ons niet verontschuldigen tegenover de natuur, maar ermee samenwerken. We moeten de diversiteit vieren, van de natuur maar ook van onze mogelijkheden. We moeten vieren dat we deze kennis hebben. DSM is bijvoorbeeld een grote ondersteuner van C2C. Ik ben aangenaam verrast door het enthousiasme van veel mensen en de snelheid waarmee het concept tot ontwikkelingen leidt.”—
Meer weten? c2carchitecture.org/ www.cradletocradle.nl/ www.hamburger-umweltinst.org/ turntoo.com/
50 — AWM 45
A la recherche… Kunstkabinet Een verweerde 17e eeuwse kast is opgenomen binnen de sobere, rechte ribben van een nieuwe kast. ‘A la recherche…’ is echter geen functioneel meubel, maar lijkt vooral de expositie van een kast. Het frame presenteert als het ware de antieke kast aan de beschouwer. En het Ontwerpbureau Schelling & Borsboom wil de beschouwer daarmee vooral vragen stellen. Tekst Robert Muis Het Nederlandse designplatform Tuttobene heeft ‘A la recherche…’ gekozen als een van de ontwerpen om te tonen op het London Design Festival. Voor Onno Schelling en Marjolijn Borsboom een verrassing, want voor henzelf is het maar de vraag of de kast ‘design’ is. Schelling noemt het ontwerp in de eerste plaats een onderzoek, ingegeven door de uitholling van het begrip design. “Feitelijk is het niets meer dan de Engelse vertaling van ‘ontwerp’”, zegt Schelling, “maar op een gegeven moment werd ‘design’ gereserveerd voor een bijzonder vormgegeven object. Vervolgens werden het de hippe ontwerpen en daarna de luxe spullen in beperkte oplage.” Wat het grote publiek nu onder ‘design’ verstaat zijn volgens hem vooral de kleurige, vrolijke ontwer-
pen die in serie worden geproduceerd. “Tijdens de Milan Design Week rennen bezoekers rond om het nieuwste van het nieuwste te zien en een jaar later zijn die ontwerpen niet interessant meer omdat het al eens is gezien. Als je design zo beschouwt verlies je de inhoud en de diepgang uit het oog.” Naar aanleiding van zijn observaties rond design besloot Schelling een werk te maken dat daarover vragen stelt: wat is de rol van functionaliteit voor een ontwerp, hoe houdbaar is zijn waarde, wanneer is een voorwerp design en wanneer raakt het aan andere gebieden? Met vra-
— Het kabinet is te ver vergaan om te worden gebruikt gen als deze komt Schelling als vanzelf bij de beeldende kunst. Functionaliteit speelt daar geen rol en het streven naar inhoud en blijvende waarde is er eerder vanzelfsprekend. De recensies die hij als kunstliefhebber leest, waren voor hem een tweede aanzet tot ‘A la recherche…’. “Ik was benieuwd naar het resultaat als ik zou ontwerpen met zo’n kunstrecensie voor ogen. Ik ging op een andere manier naar mijn werk kijken.” Met het vorige ontwerp, een kast bekleed met dominostenen, refereerden Schelling en Borsboom aan het 17e
eeuwse kunstkabinet. “Toen ik deze oude kast tegenkwam, bedacht ik me dat we een serie van kunstkabinetten konden maken”, zegt Schelling. Het ontwerp is niet geschikt voor serieproductie; het ontwerpersduo noemt ‘A la recherche…’ de redding van een oud voorwerp. Naast de vragen over de grenzen van het ontwerpersvak, stelt ‘A la recherche…’ ook vragen over hoe we – in een tijd dat iedereen de spreekt over hergebruik – omgaan met oude meubels. Wanneer gooi je iets weg? ‘A la recherche…’ is weliswaar de redding van een antiek kabinet, maar wordt daarmee geen functioneel gebruiksmeubel. “Hij kan niet worden gebruikt, want de oude kast is echt vergaan”, zegt Schelling. “Het frame met de oude kast is in feite twee keer een meubel, maar als geheel is het geen meubel. Het is meer een beeld dan een meubel. Een ‘beeldend meubel’, in de termen van Tejo Remy.” Schelling & Borsboom heeft nu twee ‘A la recherche…’-kasten gemaakt. Hoeveel er zullen volgen valt niet te zeggen. Dat hangt deels af van hoeveel geschikte antieke kabinetten het duo vindt, maar ook van hoe lang Schelling & Borsboom dit een interessant concept blijft vinden. “Het Domino-kabinet, dat we in 2009 voor het eerst presenteerden, kost enorm veel tijd om te maken. Hoeveel we er van maken, hangt af van de beschikbare tijd. Bij ‘A la recherche...’ hangt dat af van de beschikbare tijd en de beschikbaarheid van kasten. We noemen het ontwerp daarom een ‘natural limited edition’.”—
PM
Product en Materiaal A la recherche... Ontwerpbureau Schelling & Borsboom
51 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
52 — AWM 45
CM
Cultuur en Maatschappij
BOEK
How the City moved to Mr Sun In het kader van hun Go West Project hebben journalist Michiel Hulshof en architect Daan Roggeveen de afgelopen twee-en-een-half jaar steden door heel China bezocht en daar met honderden mensen gesproken. Hun bevindingen zijn nu gebundeld in een boek. De vernieuwing van een Chinese stad begint volgens Hulshof en Roggeveen bij de projectie van een beeld: een skyline met hoge torens, een groot winkelcentrum, een luchthaven en later ook een theater. Dit beeld wordt vervolgens door de overheid simpelweg gebouwd, of er nu huurders zijn of niet. De vooruitgang mag niet geremd worden door een gebrekkige stedelijke infrastructuur. Volgens de ladder-doctrine van Deng Xiaopeng kent China drie zones met een getrapt niveau van ontwikkeling. De zone
langs de kust wordt het sterkst ontwikkeld, de zone erachter iets minder, en de zone daarachter nog iets minder. Voor hun boek bezochten Hulshof en Roggeveen snel groeiende steden in alle drie die zones, beginnend in het oosten en eindigend in het westen. Go West. In hun boek laten Hulshof en Roggeveen zien hoe de razendsnelle stedelijke ontwikkeling in zijn werk gaat. De auteurs kijken hierbij niet naar de glimmende gebouwen, maar (ook letterlijk) ernaast. Er komen daarbij allerlei betrokkenen aan het woord, van politici tot boeren. Een van die boeren is Mr Sun. Hij verliest eerst zijn land en later ook zijn huis aan de almaar doorgroeiende en zichzelf moderniserende stad. Door hun achtergrond als respectievelijk journalist en architect weten de auteurs erin een journalistieke toon te combineren met een architectonische blik. Het boek is daardoor niet alleen bijzonder leesbaar, maar ook een sterke analyse van de verstedelijking. Het geheel is daarbij ook nog eens prachtig geïllustreerd met door de auteurs zelf gemaakte foto’s. Eigenlijk gewoon een boek dat je gelezen moeten hebben. (MvR)
Michiel Hulshof, Daan Roggeveen – SUN Architecture – 2011 – Paperback – 340 pagina’s – 17 x 24 cm – ISBN 9789085068785 – € 34,50 – Engels
CM
Cultuur en Maatschappij Korte berichten
53 — AWM 45
lager gebouwd. Een stad geeft natuurlijk niet alleen de economische pieken en dalen weer, maar ook de verschillende smaken. De een gaat voor glamour, dan ander houdt van klassiek.” In zijn geschilderde foto’s, zoals Klibansky het noemt, verwerkt hij de verschillen in één gebouw. Zo kan de voorgevel geheel van glas zijn, terwijl de zijkant een negentiende-eeuws uiterlijk heeft. High Flyers bestaat uit 4500 losse elementen. Dit zijn voornamelijk foto’s die Klibansky zelf heeft geschoten in zijn lievelingsstad New York. “Nadat ik mijn collage heb gemaakt, laat ik het afdrukken en schilder ik er nog overheen. De kleuren zijn namelijk niet te benaderen met druktechnieken. Ik gebruik fluorescerende inkt, wat een neon-gevoel oproept. Over het geheel giet ik een laag die ik 3D liquid glass noem, een zelf ontwikkelde glasheldere kunsthars. Deze is puur bedoeld voor kunst en bezit museumkwaliteit. Ook het katoen waarop ik afdruk, heeft archival quality en is voor 150 jaar kleurecht. Zulke hoge kwaliteit vind ik erg belangrijk.”
KUNST
Stadslandschappen als tegengif De jonge kunstenaar Joseph Klibansky gebruikt collages van stadslandschappen om zijn positieve levenshouding over te brengen. Hij boekt er veel succes mee. “Mensen zien mijn werk als tegengif.” Op het doek Overgrown is een stad met een wildgroei aan planten en bomen te zien. Een cynische toeschouwer zou zeggen dat de hedendaagse voorliefde voor daktuinen en groene gevels uit de hand is gelopen. De stad is overwoekerd en overgeleverd aan de grillen van de natuur. Joseph Klibansky lacht de suggestie weg. “De stad wordt er juist attractiever en gezonder door. Kijk eens naar die toeristen, zij staan
foto’s van het groen te maken.” De Naardense kunstenaar heeft een haast aandoenlijk optimistische kijk op het leven. Hij verbeeldt deze in zelf geconstrueerde stadslandschappen met een saus van fluorescerende kleuren. Flora en fauna moeten het geheel nog meer positieve energie geven. “In mijn werk High Flyers zie je kolibries. Deze vogels moeten altijd eten om in leven te blijven, want ze kunnen heel weinig energie opslaan. Ik heb ze gebruikt als symbool voor het stadsleven van de 21e eeuw: altijd doorgaan met werken, positief blijven en proberen vooruit te komen. En op de achtergrond zie je de stad, die ook altijd aan het evolueren is.” Music equalizer Het aanzicht van deze voortdurende evolutie kan volgens Klibansky worden vergeleken met de in hoogte verschillende staven van een music equalizer op de computer. “Als er veel geld is, bouwt men de hoogste wolkenkrabber. Even later gaat het slecht en wordt er
Geveild Het gaat Klibansky voor de wind. Er bevindt zich werk van hem in de kunstcollecties van het VU Medisch Centrum en de Rabobank. Daarnaast werd High Flyers dit jaar voor bijna 35.000 euro geveild bij Sotheby’s, een zeer hoog bedrag voor werk van een 27-jarige kunstenaar. Voor de toekomst kijkt hij verder dan de doeken uit de New Urban Wonderland-serie. Zo heeft hij de hoes van het nieuwe album van dj Armin van Buuren ontworpen en presenteert hij later dit jaar zijn eerste sculpturen. Zijn zakelijk instinct – Klibansky heeft in plaats van een kunstopleiding businessschool gedaan – zal hem ongetwijfeld geen windeieren leggen. Bovenal werkt zijn optimisme aanstekelijk. “Ik ben extreem positief. Als iemand met een probleem bij me komt, dan zeg ik direct: heb je wel eens gedacht aan deze optie? Dat positieve weerspiegelt zich in mijn werk en mensen herkennen dat ook. Er is de afgelopen jaren natuurlijk een hoop naars gebeurd in de wereld. Kopers en andere liefhebbers beschouwen mijn werk als een tegengif voor al die zaken.” (RW)
54 — AWM 45
Zorgboulevards Dit jaar zijn zorgboulevards opgeleverd in Dordrecht, Rotterdam en Den Bosch. Met de zorgboulevards worden de voorheen geïsoleerd gelegen ziekenhuizen onderdeel van kleine zorgsteden. Alle drie de zorgboulevards zijn ontworpen door EGM architecten. Tekst Karen Heijne Fotografie EGM architecten
CM
Cultuur en Maatschappij Zorgboulevards EGM architecten
55 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
56 — AWM 45
De zorgsector in Nederland is aan het veranderen. Dat geldt voor de diensten, maar ook voor de voorzieningen en de gebouwen. Waar tijdens de wederopbouw een groot ziekenhuiscomplex aan de rand van de stad voor de patiënten voldeed, wil de klant nu een persoonlijke benadering. Toegespitst op zijn of haar wensen en behoeften. De sector moet omschakelen van aanbodgericht naar vraaggericht denken. Binnen deze tendens is EGM architecten betrokken bij de ontwikkeling van drie zogenoemde zorgboulevards, een clustering van zorg- en andere functies. Het Albert Schweitzer ziekenhuis met het Gezondheidspark in Dordrecht, de Zorgboulevard in Rotterdam bij het Maasstad Ziekenhuis en het nieuwe Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch zijn recent opgeleverd. In alle drie de gevallen gaat het om een nieuwe ontwikkeling van een bestaande organisatie.
TERUG NAAR DE STAD “Het woord isoleren komt van het Italiaanse isola, dat eiland betekent”, begint architect Mario Hendrikx van EGM architecten het gesprek. In vroeger tijden werden de zieken uit Rome naar het eilandje Isola Tiberina gebracht. ‘s Avonds werd de brug opgehaald en het hek gesloten. Het toont aan hoe in onze maatschappij over ziekte werd gedacht. Angstig voor infecties werden de zieken zover mogelijk van het dagelijks leven verwijderd. EGM architecten heeft zich – sinds de fusie in
Maasstad Ziekenhuis
1974 waaruit het bureau ontstond – beziggehouden met gebouwen in de zorg. Het begon met het Refaja Ziekenhuis in Dordrecht en momenteel is het bureau een van de grote landelijke architectenbureaus die zich hebben gespecialiseerd in deze sector. “Daar komt heel wat bij kijken, we zijn erin gegroeid”, zegt architect Bas Molenaar. “Omdat de directe gebruiker meestal niet aan tafel zit bij het ontwerp- en
— Ziekenhuizen worden weer verbonden met hun omgeving realisatieproces kruipen wij in die rol. Door jarenlange ervaring weten we snel de pijnplekken bloot te leggen”, meent architect Erik Fokkema. EGM werkt met flexibele teams. Zo wordt de kennis binnen het bureau verspreid met een veelkleurigheid van projecten als resultaat. “Wij hebben geen bureaustijl of bureauhandschrift”, vindt Fokkema. “Dat zou ook niet goed zijn, omdat het nieuwe ontwikkelingen tegenhoudt.” Zorg wordt geassocieerd met mensen die ziek zijn, hulp nodig hebben en met mensen die dood gaan. Dat roept een negatief gevoel op. Je wilt een ziekenhuis als het even kan vermijden. En als je er toch bent, wil je er zo kort mogelijk verblijven. We
CM
Cultuur en Maatschappij Zorgboulevards EGM architecten
ontkennen het liefst dat we ziek kunnen worden en dood kunnen gaan. Of zoals Fokkema zegt: “Eigenlijk is er maar één ding echt leuk in een ziekenhuis: er worden kinderen geboren.” Dit heeft een stempel gedrukt op de bouw van ziekenhuizen. Vanaf het eind van de jaren ’60 werden ze uit de binnensteden verplaatst naar de randen van de stad. Dat had praktische voordelen: een goede bereikbaarheid, goedkope grond en de mogelijkheid om het complex in de toekomst uit te breiden. Maar wederom geïsoleerd tussen snelwegen en parkeervlaktes. Het iconische beeld van het ziekenhuis aan de rand van de stad is echter aan het verdwijnen. De huidige trend is om het ziekenhuis weer deel uit te laten maken van de maatschappij. “Verbonden met de directe omgeving. Geen in zichzelf gekeerde complexen waar de bezoeker de entree van de spoedeisende hulp bij wijze van spreken niet eens kan vinden. De focus verschuift van gebouw naar gebiedsontwikkeling,” zegt Molenaar. Oftewel: de opgave voor de architect verschuift naar de stedenbouwkundige opgave. De openbare ruimte wordt als verbindingsmiddel tussen de afzonderlijke gebouwen van het complex belangrijker dan de gebouwen zelf. De gebouwen moeten op hun beurt voldoende communiceren: de functies moeten op de begane grond liggen en een interactie aangaan met de verschillende bezoekersstromen.
COMMERCIEEL VASTGOED Er is ook een andere reden dat het ziekenhuis een centrale plek in de gebiedsontwikkeling krijgt toebedeeld en dat is dat het eigendom van het vastgoed verschuift. De overheid trekt zich terug en met het intreden van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) zijn de deuren geopend naar samenwerking met commerciële partijen. Dat biedt kansen, maar brengt ook risico’s met zich mee. Ziekenhuizen zijn nog niet gewend om op deze manier te opereren. Om te concurreren moeten de ziekenhuizen commerciëler denken. Daarbij zijn andere partijen die het risico mede dragen nodig. “Want je moet het als ziekenhuis op alle fronten goed doen, commercieel en medisch”, aldus Molenaar. De zorgboulevards van EGM zijn niet allemaal op dezelfde manier ontstaan. In Dordrecht waren het ziekenhuis en de gemeente al langer in gesprek over de invulling van de omgeving. Het gebied kenmerkte zich al door sportfuncties en dit is met de gebiedsontwikkeling versterkt tot een gezondheidspark. Het ziekenhuis is maar een van de onderdelen. Om de themawijk compleet te maken is ook wonen als functie toegevoegd. Functiemenging en
Gezondheidspark Dordrecht
57 — AWM 45
58 — AWM 45
24-uurbezetting zijn de kernwoorden. Om het risico te dekken en om kennis in huis te halen hebben de gemeente en de initiatiefnemers een derde commercieel ontwikkelende partij erbij betrokken. Molenaar onderkent dat het gebied misschien een commerciele inslag heeft gekregen, maar stelt ook dat dit de ontwikkeling van het gebied enorm heeft versneld en dat het anders niet in deze vorm gerealiseerd had kunnen worden. Bij de Zorgboulevard Rotterdam zijn de samenwerkende partijen in eerste instantie op eigen initiatief bij elkaar gekomen. Deze partijen waren al bij het ziekenhuis betrokken en het concept is in eerste instantie vanuit bedrijfseconomische overwegingen opgezet. Voor ziekenhuizen geldt dat er zo veel mogelijk operaties moeten plaatsvinden. De beddenhuizen van de ziekenhuizen krimpen, omdat het verblijf en herstel elders plaats kan vinden bij partijen die dat goedkoper en beter kunnen, bijvoorbeeld in zorghotels. Clustering van de verschillende functies biedt echter voordelen voor alle partijen, ook voor de patiënt. Na het doorrekenen van de plannen was
— Ziek zijn betekent niet langer afwachten, maar actief handelen ook hier de visie dat het risico te groot was om zelf te kunnen dragen en is er een ontwikkelaar aangetrokken om het financiële deel te kunnen afdekken. Bij het Jeroen Bosch Ziekenhuis is naast een beperkte renovatie met name sprake van nieuwbouw ter vervanging van drie bestaande ziekenhuizen in Den Bosch. Binnen de nieuwbouw worden de verschillende gebouwdelen met elkaar verbonden door middel van een boulevard met aanvullende medische functies zoals een apotheek, maar juist ook publieksgerichte functies zoals horeca en winkels. Niet alleen de bezoekers, maar ook het personeel profiteert van de clustering. De crèche is onder handbereik en er kunnen bijvoorbeeld ook boodschappen gedaan worden. Het architectonische schema bestaat bij alle drie de projecten uit een centrale boulevard van waaruit alle onderdelen worden ontsloten. De uitwerking verschilt. In Dordrecht en Den Bosch vormen de subgebouwen ondanks hun eigen karakter toch een familie. In Rotterdam is het complex juist opgevat als een geheel met één herkenbare stijl. Aan de basis van het architectonisch ontwerp ligt een uitgebreide analyse van de organisatie van het ziekenhuis en de
samenwerkende partijen. Andere leidende uitgangspunten zijn: een zorgvuldige afstemming op de menselijke maat, veel daglicht en toegankelijke buitenruimtes. Naast veranderingen in het vastgoed verschuift ook het maatschappelijk denken over zorg. Van een negatieve associatie schakelen we om naar een positieve insteek door na te denken over gezondheid en preventie. Met het huidige niveau van gezondheidszorg betekent ziek zijn niet langer afwachten, maar actief handelen en het heft in eigen hand nemen. Iedereen heeft met gezondheid te maken, mede daarom zijn zorgboulevards commercieel interessant.
STAND VAN ZAKEN De architecten hebben een aantal kanttekeningen. Bijvoorbeeld de verschuiving van patiënt naar klant. “Dit legt een ingewikkeld sociaal dilemma bloot”, aldus Fokkema. Vanuit het gedachtegoed van de verzorgingsstaat overheerst in Nederland de opvatting dat zorg toegankelijk moet zijn voor iedereen, ongeacht je portemonnee. Om dat betaalbaar te houden heeft iedereen toegang tot een basisniveau. Het systeem fragmenteert echter, het ziekenhuis als gebouw is een clustering van gebouwen met een verschillende zorgfunctie. De klant winkelt langs de boulevard en zijn portemonnee zal daarbij steeds meer een bepalende factor worden. Organisatorisch is het een stuk lastiger geworden om een ziekenhuis goed te besturen. Vroeger was de directeur een arts, momenteel ontkom je door het commerciële vastgoed niet aan een tweekoppig bestuur. “Vooral de langetermijnvisie moet goed geborgd worden en niet verloren gaan als het bestuur na vier jaar wisselt,” vindt Hendrikx. Anders kun je nooit iets opbouwen dat duurzaam is. Het grote voordeel van een zorgboulevard is de clustering van functies. Ziekenhuizen kunnen zich op hun kernactiviteiten toeleggen en zich verder specialiseren, omdat andere taken door andere (markt) partijen worden overgenomen. Iedereen doet waar hij goed in is en dat kan de totale kwaliteit verhogen. Voor de architect liggen er grote uitdagingen. De besproken zorgboulevards hebben elk een eigen context en illustreren daarmee dat het concept zorgboulevard om maatwerk vraagt. Ook zullen nieuwe modellen en typologieën uitgedacht moeten worden. Voor de architect ligt er de taak de afzonderlijke partijen naar een gezamenlijk doel te leiden: een goed functionerend complex, een omgeving waar de bezoekers zich prettig voelen en die deel uitmaakt van de maatschappij door een goede stedelijke inpassing.—
CM
Cultuur en Maatschappij Zorgboulevards EGM architecten
Jeroen Bosch Ziekenhuis
59 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
60 — AWM 45
Cloudmrkt Digitale stedenbouwkundige laag Studio for New Urban Media (StudioNUM) is bezig met de ontwikkeling van een digitaal informatienetwerk voor het Amsterdamse bedrijvengebied Westpoort.Via het systeem Cloudmrkt wil het bureau de zakelijke efficiëntie van het gebied vergroten. Tekst Ronnie Weessies Beeld StudioNUM Westpoort is een veelzijdig en dynamisch bedrijvengebied rond station Sloterdijk in Amsterdam. Het oogt echter als een verzameling anonieme kantoorgebouwen en grauwe wegen. “Ik heb daar een jaar gewerkt”, zegt Jesse Lavalaye, medeoprichter van StudioNUM, “maar wat er om me heen gebeurde wist ik niet.” Nu ontwikkelt de architect samen met bureaupartner en econoom Carl Kerchmar voor de lokale ondernemersvereniging het digitale netwerk Cloudmrkt. Dit systeem, waarbij wordt gewerkt met afgeschermde computernetwerken (‘private cloud computing’) en social media, helpt de vele bedrijven elkaar en andere betrokkenen
van allerlei zaken op de hoogte te brengen. “Het is een overzichtelijke interface waarop iedereen binnen de ondernemersvereniging is aangesloten. Mensen kunnen een profiel aanmaken, informatie delen en dit wordt allemaal realtime zichtbaar”, zegt Lavalaye. De gedeelde informatie moet leiden tot zakelijk profijt, vervolgt Lavalaye. “Stel dat een bedrijf een partij nieuwe computers nodig heeft. Als het dit bekendmaakt
— “Zichtbaar maken wat er achter de gevels gebeurt” via Cloudmrkt, kunnen andere bedrijven daarop reageren en besluiten de computers gezamenlijk in te kopen. Daarmee besparen ze aanzienlijk in hun kosten.” Dit soort transacties worden momenteel veelal beklonken tijdens netwerkborrels van de ondernemersvereniging, of andere ontmoetingen waarbij het toeval enigszins een rol speelt. Het is maar net wie elkaar ontmoeten en waarover ze aan de praat raken, bedoelt StudioNUM.
“Met Cloudmrkt vindt er een veel betere informatieoverdracht plaats, we maken feitelijk een kennisgebied van Westpoort. En het systeem is direct toepasbaar, we kunnen er vandaag al mee beginnen. Er ligt een netwerk of basis waaraan in de toekomst nog meer informatie kan worden toegevoegd. Het is bijvoorbeeld mogelijk om er een smart grid voor energieverbruik aan te koppelen. Energiebedrijven kunnen daarop weer inspelen, door een gezamenlijk pakket aan te bieden voor de leden van de vereniging.” Om Cloudmrkt echt te laten werken, is volgens Lavalaye en Kerchmar een gebouw nodig, althans een ruimte waar via grote schermen een digitaal overzicht van een gebied kan worden gegeven. Het aanzicht is enigszins vergelijkbaar met dat van een effectenbeurs, het principe met dat van een prikbord. “Op de schermen kun je alle relevante informatie over het gebied lezen. Dat is interessant voor de bedrijven zelf, maar ook voor andere partijen zoals freelancers. Zij kunnen daar bijvoorbeeld in één keer zien of er werk voor ze is.” Zo’n gebouw kan bovendien functioneren als plek waar bedrijven hun klanten kunnen ontvangen. “Om zaken te doen, heb je toch fysiek contact nodig. Bovendien kunnen alle bedrijven er hun vergaderingen houden. Nu wordt misschien vijf
CM
Architectuur Cloudmrkt StudioNUM
61 — AWM 45
Via een virtueel netwerk als Cloudmrkt kunnen de bewoners of gebruikers van een gebied op de hoogte worden gehouden van elkaars activiteiten
procent van alle vergaderplekken benut, met één gezamenlijke voorziening kun je dus een hoop ruimte weghalen. Dat is veel efficiënter.” Om zo’n gebouw rendabel te krijgen, zijn volgens Kerchmar minimaal vierduizend Cloudmrkt-leden nodig. In Westpoort werken 50.000 mensen.
APP Hoewel de onderzoeksfase voor Cloudmrkt net is afgerond, denkt StudioNUM dat de voordelen van het systeem tot ver buiten de bedrijfsmuren zullen reiken. Ook voor de buitenwereld kan het karakter van Westpoort minder anoniem worden gemaakt. “Met een app als Layar kun je bijvoorbeeld zichtbaar maken wat er binnen in een gebouw gaande is, uiteraard
op basis van de informatie die het bedrijf zelf naar buiten brengt. Het uiterlijk van het gebied verandert weliswaar niet, maar je kunt wel zichtbaar maken wat er achter de gevels gebeurt. De mensen kijken nu al de hele dag op hun telefoon, de beleving van de stad is daardoor heel anders geworden”, zegt Lavalaye. Ook op een hoger stedenbouwkundig niveau kan Cloudmrkt volgens hem iets toevoegen. “Waar we echt voor strijden, is dat digitale informatie wordt geïntegreerd in stedenbouwkundige plannen. Je kunt het belang van technologie en data vandaag de dag in de ontwikkeling van steden niet meer ontkennen. Grote bedrijven als IBM houden zich al bezig met slimme gebouwen en steden, en daar kun je als stedenbouwkundige ook niet meer omheen. Naast zaken als de plaatsbepaling
van groen en infrastructuur moet er een extra, digitale laag in de stedenbouwkundige plannen komen.” Lavalaye denkt dat Cloudmrkt onzichtbare eigenschappen van een gebied, zoals de communicatiestromen, bloot zal leggen. Bovendien kan het systeem volgens hem voor nieuwe connecties zorgen tussen gebieden in de stad. “Deze gebieden hebben alle een door kennis gebonden identiteit. Westpoort is bijvoorbeeld goed in de handel, terwijl ze op een andere plek in Amsterdam weer heel creatief zijn. Via hun onderlinge connecties kunnen ze elkaar versterken. De beleving van de stad wordt op deze manier ook op dit niveau anders, omdat er andere centra ontstaan. De rol van de kerk of het buurtcentrum wordt overgenomen door dit soort gebieden.”—
Schrijf je nu gratis in op materia-ic.nl
Doe ook mee met de IJburgtour 25 oktober & 29 november 2011
Iedere maand organiseert Architectenweb samen met CRH Clay Solutions een architectonische excursie op IJburg die voor iedere geïnteresseerde gratis toegankelijk is. Laat u informeren en inspireren door het ‘baksteeneiland’ IJburg en de architectonische highlights die dit nieuwste deel van Amsterdam te bieden heeft. Ga voor meer informatie en registratie naar materia-ic.nl. Programma 13.00 Ontvangst en lunch 13.30 Uitleg en bezoek aan het Materia Inspiration Centre 14.00 Presentatie Nels van Malsen over IJburg NU 14.45 Rondleiding door IJburg 16.00 Terugkomst en netwerkborrel
architectenweb
in samenwerking met
#,( 22. --- , #+. %# ,
International VELUX Award " '$$*6 8224 '( 8,-)'( .((4 $4&+,6(&6774567'(16(1 8$1 28(4 '( +(/( 9(4(/' 7,6 20 ,1 +71 2169(43(1 '$*/,&+6 0(( 6( 1(0(1 $/5 %(/$1*4,-.( %27956((1 %* (% * &% # - ( ( 16(41$6,21$/ " 9$4' ,5 %('2(/' $/5 $$102(',*,1* 8224 $4&+,6(&6774567'(16(1 20 '$*/,&+6 6( ,16(*4(4(1 ,1 +71 $4&+,6(&621, 5&+( (1 '774<$0( 2169(43 9$$4%,- 4(.(1,1* 924'6 *(+27'(1 0(6 +(6 %,11(1./,0$$6 ,11(1 +(6 6+(0$ > ,*+6 2) 2024429= 0$* 84,- 924'(1 *(A:3(4,0(16((4' 0(6 '$* (1 <21/,&+6 ,1 '( %(%279'( 20*(8,1* 2) 17 924'6 *(.2<(1 8224 ((1 ,1',8,'7((/ *(%279 2) ((1 $%564$&6 &21&(36 #2(. 1$$4 '( %$/$15 6755(1 '( 0(15(/,-.( %(+2()6(5 (1 +(6 4,60( 8$1 '( 1$6774 1 - ( % - %% % (# % ) '(&! *
( 208$6 *((1 8(4(,56(1 28(4 +(6 *(%47,. 8$1 53(&,?(.( 0$6(4,$/(1 2) " 342'7&6(1 //( 567'(16(1 ',( <,&+ 4(*,564(4(1 .711(1 +71 2169(43(1 ,15674(1 #( 924'(1 %(224'((/' '224 ((1 ,16(41$6,21$/( 8$. -74; (+2246 6,-'(15 '( = 1(6 $/5 ,1 ((1 ('(4/$1'5 342-(&6 626 '( 9,11$$45 " ('(4/$1' '$$*6 $4&+,6(&6774567'(16(1 (1 '2&(16(1 7,6
%* (% * &% # !+(/ ( 8$.-74; %(56$$6 7,6 /8$42 ,< 2467*$/ 4,*,66( +,0 $1$'$ (6(4 676&+%74; 7564$/,A (1 4$1&,5 @4@ 74.,1$ $52 7,65/$1' //( -74;/('(1 +27'(1 <,&+ %(<,* 0(6 '774<$0( $4&+,6(&6774 4(.(1,1* +27'(1' 0(6 /2&$/( 0,/,(7342%/(0$6,(. (1 ./,0$62/2*,5&+( 2056$1',*+( '(1 (4 412/' 1'(45(1 (1(0$4.(1 +22)' 8$1 '( $)'(/,1* $;/,*+6 1(4*; $1' 1'224 /,0$6( 8(46(*(19224',*6 ',6 -$$4 '( " 42(3 ,1 '( -74; 2 '( !0 % # (1 -,- $4&+,6(&6774567'(16 (1 /,-.6 +(6 -( /(7. 20 0(( 6( '2(1 ) %(16 7 '2&(16 (1 *$$1 79 $)567'((4 567'(16(1 .20(1' 567',(-$$4 $$1 ((1 ,16(4(55$16 342-(&6 9(4.(1 '$6 +,(423 $$15/7,6 2( '$1 0(( 15&+4,-8(1 .$1 8$1 2.62%(4 626 0$$46 8,$ 999 8(/7: 1/ ,8$ *&* # '( !0 %'&* , % 2 -&( * , ( # &% ( - %% % )*+ %* % % +% & %* % !( .,-.(1 7,6 1$$4 $//( %,-'4$*(1 $$1 '( ',5&755,( 28(4 '$*/,&+6 (1 %,11(1./,0$$6 %,11(1 '( $4&+,6(&6774
(*,564$6,( 23(16
(*,564$6,( 5/7,6
$$656( ,1<(1''$670
74;%,-((1.2056
9$4'&(4(021,(
&"*& (
$ (*
+%
"*& (
) $ ( &' 999 8(/7: 1/ ,8$ 999 )$&(%22. &20 ,16(41$6,21$/8(/7:$9$4'
64 — AWM 45
I
Interview Ruurd Gietema
65 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
Teamwork Van de stedenbouwer wordt steeds meer verwacht. Dat is een positieve ontwikkeling, vindt Ruurd Gietema, partner van KCAP. De stedenbouwer moet niet alleen goed kunnen samenwerken, maar tegelijkertijd ook een goede ontwerper zijn. Tekst Michiel van Raaij Beeld d Ronald Tilleman/DAPh
66 — AWM 45
De opdrachten waar KCAP aan werkt liggen zowel op het vlak van architectuur als stedenbouw. Deze disciplines zijn grofweg over de vier partners van het bureau verdeeld. Oprichter Kees Christiaanse doet zowel stedenbouw als architectuur. Hans van der Born en Irma van Oort houden zich met name bezig met architectuur. Ruurd Gietema werkt enkel aan stedenbouwkundige opdrachten. Wat is uw achtergrond? “Ik heb in Delft architectuur en stedenbouw gestudeerd. Periodes van studie en werken wisselden zich bij mij af. Ik heb daarom heel lang over mijn studie gedaan,van 1988 tot 2002. Als vierdejaars student was ik betrokken bij het zogenaamde IJ-oever atelier. Onder leiding van Rem Koolhaas werkten daar Willem Jan Neutelings Ben van Berkel, Adriaan Geuze en Kees Christiaanse, maar ook Winy Maas, Rients Dijkstra en Alejandro Zaero-Polo. Dat doet ongelofelijk veel met je. Daarvoor had ik al een jaar lang projecten gedaan bij Ben van Berkel, toen nog vanuit zijn woonhuis, en ook bij Adriaan Geuze/West 8, toen ze nog in wat nu Hotel New York heet zaten. Naast het werken en studeren organiseerde ik met een kleine groep studievrienden ook zelf onderwijs, en deden we mee aan prijsvragen. Ook werden we als groep gevraagd voor ontwerpopdrachten, niet per se om direct uit te voeren maar meer om mogelijkheden en agenda’s te verkennen. Hiervoor hebben we in 2000 de Maaskant Prijs voor Jonge Architecten gekregen. Het is dankzij Dirk Frieling dat ik toch nog ben afgestudeerd. Bij zijn afscheid als professor zei hij dat hij het een persoonlijk falen vond dat hij Edzo Bindels (nu partner bij West 8) en mij geen diploma had kunnen geven. Met een speciale, door hem bedachte constructie – het geven van ontwerponderwijs – zijn wij toen afgestudeerd. Tijdens mijn studie ben ik projecten gaan doen bij Kees Christiaanse. Na zijn periode bij OMA had hij zijn eigen bureau opgericht. Met Kees had ik echt een klik. Nog voor ik afgestudeerd was, vroeg hij me om partner te worden. Daar heb ik ja op gezegd.” Hoeveel mensen werken er momenteel bij KCAP? “KCAP heeft drie bureaus. In Rotterdam werken ongeveer vijfenzeventig mensen, in Zürich twaalf en in Sjanghai twee. Bij elkaar zijn het zo’n negentig mensen. We proberen dat aantal eigenlijk wat terug te brengen.” Wat is de reden daarvoor? “Het is niet onze ambitie om almaar groter te worden. Wel is een zekere grootte nodig om in aanmerking te komen voor interessante projecten. We willen echter een situatie vermijden waarin we projecten zouden moeten doen om het bureau aan het werk te houden.
We zijn er tot nu toe elk jaar in geslaagd weer interessantere projecten te doen. Projecten die ons als bureau inhoudelijk uitdagen en qua ontwikkeling verder brengen. Die lijn willen we doorzetten.” Aan welk type opgaven werkt u zelf? “Ik werk natuurlijk niet in mijn eentje aan projecten, maar altijd in een team. Een project proberen we ook altijd met twee partners te doen. Eén partner trekt het project, de ander springt als dat nodig is bij. Thematisch werk ik met name aan binnenstedelijke transformaties, binnenstedelijke verdichting. Ik werk echter ook aan sport- en onderwijs gerelateerde gebiedsontwikkelingen, en aan transport gerelateerde projecten. Wat dat laatste betreft werk ik bijvoorbeeld aan een knooppuntontwikkeling rond Schiphol. De projecten liggen onder andere in Nederland, België, Denemarken, Frankrijk, Spanje en China. Ook in China gaat het om binnenstedelijke transformatie en verdichting. Twee projecten waar ik momenteel in China aan werk meten bij elkaar opgeteld acht miljoen vierkante meter vloeroppervlakte. Dat is twee keer Hafencity in Hamburg. Hafencity is ons grootste project tot nu toe en volgens mij ook de grootste binnenstedelijke verdichting in Europa.” Aan welke verdichtingsopgave werkt u bijvoorbeeld in Nederland? “In Nederland werk ik aan een mix van grote en kleine projecten. Bijvoorbeeld aan de Noorderhaven in Zutphen. Dit project de transformatie van een industrieterrein naar een nieuw gemengd stedelijk gebied dat weliswaar tegen de binnenstad aanligt, maar ervan gescheiden wordt door een spoor. Voor Zutphen is het een belangrijk en ook relatief groot project. Ik werk er graag aan. Zowel aan de publieke
— “In het team zijn wij zeker niet de enige creatievelingen” als private kant is het commitment erg groot. Ook in deze tijd – waarin alles heel moeilijk gaat – worden er daarom nog steeds belangrijke stappen richting realisatie gezet.” Hoe werkt u aan een stedenbouwkundig ontwerp? “Wij geloven in multidisciplinair werken. Bij ons werken architecten, stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten, en mensen die in het algemeen iets met ontwerp, communicatie of techniek hebben. Daarnaast sluiten we specifieke projectgerelateerde coalities met andere partijen. Het gaat dan bijvoorbeeld om
I
Interview Ruurd Gietema
In de Deense stad Fredericia heeft KCAP voorgesteld een aantal nieuwe grachten te graven. Deze ingreep levert uiteindelijk veel meer op dan het kost
partijen met kennis op het vlak van ontwikkelingsstrategie, planeconomie, financiën of engineering. Op die manier kunnen we veel meer dan alleen een ruimtelijk ontwerp maken. Ook kunnen we aan de voorkant van het proces – nog voor je begint met ontwerpen – al veel beslissingen beïnvloeden. Door de symbiose van verschillende vakgebieden kunnen we een integraal en duurzaam ontwerp maken. We werken daarbij niet lineair maar op een manier dat we alle aspecten en fases eigenlijk tegelijkertijd doen. Simultaan werken. We gaan niet eerst een analyse maken, opties ontwikkelen en dan een voorkeursmodel uitwerken, er een maquette van maken en dan pas de communiceren en nadenken over ontwikkelstrategieën en verdienmodellen. Nee, we doen dat allemaal tegelijkertijd. Want dan komt de multidisciplinariteit tot zijn recht en genereert de ingebrachte expertise creativiteit en intensiteit. Die diverse gezichtspunten spinnen een soort web waarin je de opgave kunt vangen, waarin de mogelijkheden van de opgave naar boven komen. Multidisciplinair en simultaan, dat is hoe wij werken.” Welke rol speelt de stedenbouwkundige in deze multidisciplinaire teams? “Dat is afhankelijk van de opdracht. In de meeste gevallen werken wij echter zo dat we de spil zijn in het team. Het team werkt vanuit een commitment dat een goed ontwerp waarde creëert. Het ontwerpproces is zo misschien een zoektocht naar waar de waardecreatie zit en hoe deze gemaximaliseerd kan worden. Als stedenbouwkundige krijg je vaak vele rollen toebedeeld of moet je vele kunnen spelen, bijvoorbeeld die van politicus of psycho-analyticus of coach. Uiteindelijk moet je toch bovenal een geloofwaardige stedenbouwkundige blijven. Het ontwerp staat daarom altijd centraal. Via het ontwerp praten we met andere disciplines, opdrachtgevers en overige betrokkenen. In het team zijn we overigens zeker niet de enige creatievelingen. Onze ingenieurs, financiële
adviseurs of programma strategen zijn minstens zo creatief. Daar zoeken we ze ook op uit. Door de multidisciplinaire manier van werken heeft een stedenbouwkundig project vaak meerdere auteurs. Wij zijn dan wel de ontwerper, maar wij werken bijvoorbeeld graag met een partij die een programmatische ontwikkelingsstrategie kan ontwikkelen. Dat is ook heel belangrijk. Dus als een plan succesvol is, is dat dan ons succes? Voor Hafencity in Hamburg hebben wij het masterplan gemaakt. Maar zijn wij daarmee de auteur van Hafencity? Dat gaat te ver. Er zijn zoveel partijen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd.” Wat is voor u de kern van een stedenbouwkundig ontwerp? “Een goed stedenbouwkundig ontwerp heeft een krachtige, centrale gedachte en weet daarmee de gewenste verandering in gang te zetten. Het heeft een duidelijke en beslissende invloed op de ontwikkeling van stedelijke gebieden. Een goed ontwerp biedt ook vrijheid, het is een intelligente voedingsbodem, waarin zich nieuwe en soms ook onverwachte initiatieven kunnen wortelen. Daarbij informeert het ontwerp burgers en andere betrokkenen en stelt het ons in staat om met hen in gesprek te gaan over ambities en kwaliteit. Het ontwerp is tegelijkertijd ook een soort lijm zijn die de verschillende partijen en opvattingen bij elkaar kan houden en in gezamenlijkheid een stap verder kan brengen.” Hoe vindt u in alle informatie over een project de kern van de opgave? “Die vraag vind ik moeilijk om te beantwoorden. Als bureau hebben wij geen standaard procedure of een hele droge wetenschappelijke aanpak, het ontwerpproces is geen voortdurende trade off matrix die we invullen. Het is een gut-feeling. Laat ik een voorbeeld geven van hoe het gaat. Wij
67 — AWM 45
68 — AWM 45
doen momenteel een project in de kleine Deense stad Fredericia. De regio waarin de stad ligt doet het goed, maar met Fredericia gaat het slecht, het staat bovenaan op de verkeerde lijstjes. De stad ligt wel aan een prachtige zee, de Lillebaelt, maar het water ligt te ver van de stad af. De stad heeft ook een mooi Renaissance grid, maar ook dat kan het verschil niet maken. Het te transformeren industrieterrein was bovendien zwaar vervuild. En de zeespiegel stijgt daarbij ook nog eens. Wat kan hier meerwaarde genereren? Via onze vervuilingsexpert kwamen we erachter dat bepaalde gebieden minder vervuild waren, dat we daar konden graven en die grond konden gebruiken om andere meer vervuilde gebieden af te dekken. Daar hebben we dus grachten gegraven. Dat is natuurlijk heel duur, maar onze financieel adviseur berekende dat die investering terugverdiend zou worden door de verhoogde aantrekkelijkheid van de buurt. De zo ontstane maritime environment had bovendien sterke branding en ontwikkelings-voordelen. Het voorziet de stad van de gewenste nieuwe aantrekkelijkheid. Met het graven van grachten werd een aantal problemen opgelost en kon kwaliteit aan de stad worden toegevoegd. De opdrachtgever dacht dat het veel te duur zou zijn. Wij konden echter laten zien dat het juist geld opleverde. Uiteindelijk was iedereen enthousiast.”
In Zutphen werkt KCAP aan de transformatie van een industrieterrein tot een stedelijk woonen werkgebied
Ontwikkelt u ook meerdere varianten van een ontwerp? “De benadering van ons bureau bouwt voort op die van OMA, waar Kees Christiaanse partner is geweest. Voor stedenbouwkundige plannen maken wij geen foam-modellen, maar we ontwerpen wel varianten op de organisatorische raamwerken. Die varianten gaan de molen in. Op basis van de informatie die we erover terugkrijgen, kun je een keuze maken voor een van de varianten. Maar uiteindelijk gaat het er toch om dat je een plan maakt dat aanspreekt, dat waarde genereert. Dat is het belangrijkste.”
Hoe belangrijk is het om die meerwaarde in geld uit te kunnen drukken? “Dat is wel belangrijk. Ook om de maatschappelijke meerwaarde te kunnen duiden. Het stuurt ook intern het ontwerp. Naar opdrachtgevers toe helpt het enorm als je iemand in jouw team hebt zitten die kan zeggen: dit kost het, dat levert het op, en die berekening is gebaseerd op dat en dat onderzoek.” Is de rol van de stedenbouwer aan het veranderen? “Ja, die is behoorlijk aan het veranderen. Zeker in Europa. Als je tegenwoordig leest waar stedenbouw over gaat, dan lijkt het alsof je aan een opleiding stedenbouw aan een TU bij lange na niet meer genoeg hebt. Het gaat over sociologie, psychologie, economie, financiën… daar kun je natuurlijk niet allemaal expert in zijn. Je moet dus gewoon goed kunnen samenwerken. Maar ik denk ook dat je als stedenbouwkundige tegenwoordig ook gewoon een veel betere ontwerper moet zijn dan tien jaar geleden. Toen was stedenbouw op de opleiding toch vaak een negatieve keuze: ik kan niet ontwerpen, dus ik ga maar stedenbouw doen. Iedereen die een beetje kon schrijven en wat pijlen kon tekenen, kon zich stedenbouwkundige noemen. Even gechargeerd. Dat is echt veranderd. En dat is ook de reden dat landschapsarchitectuur zo’n grote vlucht heeft genomen in de stedenbouw. Landschapsarchitecten kunnen een ontwerp materialiseren en voelbaar maken. Daar is grote behoefte aan. De stedenbouwer moet dus aan de ene kant breder denken, maar aan de andere kant ook een betere ontwerper zijn – zowel wat betreft het concept als de uitwerking daarvan. Welke steen gebruik je? Hoe maak je een overgang? Wat voor sfeer heeft het? Het vak is veel uitdagender geworden. En dat is heel positief.” De tijd van de grote stadsuitbreidingen in Nederland lijkt voorbij. De aandacht richt zich in toenemende mate op de bestaande stad. Ziet u die verandering in uw portfolio terug? “Dat de uitleggebieden voorbij zijn, vind ik heel positief. Wij hebben weleens geprobeerd in de weilanden Vinex-wijken te ontwerpen, maar dat lukt ons gewoon niet. Wij werken daarom al heel lang in de bestaande stad. Dat is wat we willen doen. In ons portfolio zien we daarom geen verandering. Er is wel een verschil met vijftien jaar geleden. De partijen die in de stad werken zijn veel kleinschaliger geworden. De grote jongens die vroeger buiten de stad bouwden, bouwden ook in de stad. Nu niet meer. Echt grote ontwikklingen vinden momenteel niet plaats. Of het weer terugkomt weet ik niet. Er komen nu veel meer initiatieven van onderop, van individuele burgers of kleinere partijen. Een soort gebiedontwikkeling 3.0 die uitsluitend plaats vindt in de stad en waar een enorme creativiteit bij vrijkomt. Hartstikke
I
Interview Ruurd Gietema
gaaf. Krijgen we veel interessantere steden van.” Is uw werk ook veranderd onder invloed van die initiatieven van onderop? “Ja en nee. De stad wordt veel interessanter door de veelheid aan partijen die de stad produceren. De projecten die wij als bureau doen zijn meestal de wat meer grootschaliger en van strategisch belang voor steden. Er zit daarom altijd een beleid van bovenaf aan vast. Initiatieven van onderop juichen wij ontzettend toe. Maar zonder overheidsregulatie prevaleert het individueel belang en ligt het NIMBY-isme (Not In My BackYard, red.) op de loer. Voor ontwikkelingen die een breder belang dienen, moeten gemeenten beleid blijven maken. Anders wordt het niks met de metropoolvorming.” Hoe kunt u in uw ontwerpen die initiatieven van onderop de ruimte geven? “Wij vinden het belangrijk dat er in de stad een programmatische mix ontstaat en dat die mix een zekere kleinschaligheid heeft. In plaats van een functiescheiding stellen wij bijvoorbeeld vaak voor om woningen en kantoren te mengen, of om sowieso het onderscheid tussen wonen of kantoren op te heffen en te werken met programmaloze gebouwen.” Wat is de reden dat die functiemenging niet altijd van de grond komt? “Omdat het scheiden toch makkelijker is. Een gemengd gebouw vraagt om toegesneden management. En een warme bakker op de hoek kan niet meer vanwege de zogenaamde overlast.” Het probleem is het beheer? “Ja. En het helpt bijvoorbeeld enorm als in het ontwerpteam de beheerconstructies mee ontworpen kunnen worden. Eigenlijk is de manier waarop wij werken te vergelijken met een stad in het klein: iedereen brengt zijn ideeën in, er vindt een uitwisseling van ideeën plaats, en daar ontstaat dan iets uit.” De uitwisseling van ideeën, dat is de kern van het stad-zijn? “Ja, dat denk ik wel. Uiteindelijk is dat wat de stad maakt en wat de stad produceert. En die uitwisseling van ideeën in de stad genereert ook weer nieuwe ideeën. Zo ontstaat een enorm vliegwieleffect van ideeën en innovaties.” Welke stedelijke ruimte stimuleert die uitwisseling van ideeën? “De uitwisseling van ideeën kan overal plaatsvinden. In trappenhuizen, in cafés, op pleinen. Fysieke nabijheid is volgens mij wel echt een voorwaarde en echte (niet virtuele) ruimte. Ik denk dat openbare ruimte belangrijk is, net als de aanwezigheid van verschillende typen gebouwen. Wij zeggen weleens:
stedelijkheid is het bij elkaar brengen van mensen met veel ideeën maar geen geld, en mensen met veel geld maar geen ideeën. Het belang van steden lijkt in Nederland bij de politiek nog altijd niet helemaal doorgedrongen. De metropoolvorming zou aangemoedigd moeten worden, daar zou beleid op gevoerd moeten worden. En dat is vooralsnog niet gebeurd. In Nederland moest alles rechtvaardig verdeeld worden.” Tot in de uithoeken van het land. “Met alle gevolgen van dien. Die uithoeken worden niets en onze stedelijke troefkaarten worden ook niets. Er lijkt nu echter wel een correctie op te treden. Heel veel Nederlandse steden, vooral in de provincie, zijn niet op een natuurlijke manier gegroeid. De groei is van bovenaf bepaald. En al die steden zijn ook nog eens allemaal op elkaar gaan lijken. Het slaat echt
— “De stedenbouwkundige moet tegenwoordig een betere ontwerper zijn” nergens op. Er zou veel meer aandacht moeten zijn voor verschillen. Economie en demografie zouden belangrijkere factoren moeten zijn. Rotterdam is prima zoals het is, maar Amsterdam is veel te klein. Nederland heeft vanaf de jaren zeventig niet ingezet op metropolen maar op havens, asfalt en Schiphol. Nederland moet heel snel serieus aan metropoolvorming gaan doen om Amsterdam Metropolitan Area de kans te geven zich nog enigszins tussen Parijs en Londen te positioneren.” Hoe zal de stad er in de toekomst uitzien? “Veertig jaar geleden had de stad volledig afgedaan. Maar veertig jaar daarvoor was de stad wat die nu ook is: dat waar we ons welzijn, onze welvaart en onze vrijheid aan te danken hebben. Hoe zal het over veertig jaar zijn? De stad wordt momenteel gezien als de oplossing. Dat zou het ook wel kunnen zijn. Maar zonder sturend beleid weet ik niet of het wel zo zal zijn. Wat ik interessant vind is dat de Europese stad, waar Nederland bij hoort, in de wereld uniek is. De Europese stad is heel anders dan die in Amerika of China. In Europa tref je binnen een straal van vierhonderd kilometer een enorme rijkdom aan kleinere steden aan, allemaal met eigen universiteiten, luchthaven, musea, et cetera. Die dichtheid is fantastisch. En die conditie zou in de toekomst misschien wel verder ontwikkeld moeten worden. En bijvoorbeeld OV zou daarin heel belangrijk kunnen zijn.”—
69 — AWM 45
70 — AWM 45
D
Duurzaamheid
LICHTE STEDENBOUW
GreenHuus Groen, tijdelijk en aan te passen aan de verschillende natuurgebieden in de Westelijke Delta. Architectenbureau kees_ontwerpt bedacht het groene en verplaatsbare vakantiehuis GreenHuus, dat zich vormt naar de natuurlijke omgeving en deze zo min mogelijk belast. Het hotelconcept bestaat uit verschillende losse vakantiehuisjes. Afhankelijk van de omgeving hebben ze een zwarte, houten of groengevel, respectievelijk geschikt voor plaatsing op asfaltachtig terrein zoals de Brouwersdam, ruw terrein zoals aan zee, en grasachtig gebied zoals op de Slikken van de Westelijke Delta. Elk GreenHuus heeft een omvang van 3,4 x 9 x 4,4 meter en biedt plaats aan een leefruimte, slaapkamer, keuken en slaapzolder. Zonnepanelen en regenwatercollectoren op het dak zorgen voor energie en drinkwater, door middel van omgekeerde osmose. Niet gebruikte stroom wordt opgeslagen in accu’s. Koken kan op gas van een kleine biogasinstallatie. Door het gebruik van Phase Change Material (PCM) in de buitenschil zijn de isolatiewaarden versterkt en is er
minder energie nodig om het huisje te verwarmen of te verkoelen. De systemen worden bestuurd via een iPad controleunit. De toegepaste materialen zijn geselecteerd op basis van het Cradle 2 Cradle-principe. Gerecycled staal fungeert als onderstel. Drijf-, sloop- of verkoold hout, C2C Gold gecertificeerd, wordt gebruikt voor de gevel. Het architectenbureau wil toekomstige vakantiegangers met GreenHuus niet alleen kennis laten maken met de Westelijke Delta, maar hen
ook bewust maken van de duurzame oplossingen, opdat ze die ook in hun eigen woonomgeving zullen toepassen. Het is de bedoeling dat er GreenHuuzen zullen verijzen op plekken in de Westelijke Delta waar eerder niet gerecreëerd kon worden. Volgens planning wordt voor het einde van het jaar een prototype versie 1.0 gebouwd; versie 0.9 wordt al ruim anderhalf jaar getest. De eerste locaties worden dan het komende jaar ontwikkeld, op termijn mogelijk ook buiten de Westelijke Delta. (LAvK)
D
WATERBERGING
Veldfles Boerderij Duurzame technieken bepalen in steeds sterkere mate de vormentaal van architectuur. In het Canteen Farm House van Endemic Architecture wordt de vormgeving zelfs volledig gedicteerd door de duurzaamheid; de boerderij groeit en slinkt al naar gelang het meer of minder regenwater bevat. Qua esthetiek kan het Canteen Farm House een kunstwerk worden genoemd. De vrije vormen van de gevel zijn te
Duurzaamheid Korte berichten
vergelijken met die van andere blobarchitecten. De vormen van Canteen Farm House dienen echter vooral een inhoudelijk doel; ze zijn ontworpen om zoveel mogelijk regenwater op te vangen en zo het watergebruik terug te dringen. Bovendien moet de boerderij met een woonoppervlak van 75m2 voorzien in een prettige leefomgeving voor seizoenswerkers. De geometrie van het huis staat geheel in dienst van de opvang van (regen)water; twee grote waterreservoirs of ‘veldflessen’ bepalen het uiterlijk. In de reservoirs wordt opgevangen regenwater (of sneeuw) bewaard. Dit wordt vervolgens gebruikt om het omliggende akkerland te irrigeren. Bijzonder aan de
71 — AWM 45
reservoirs is het feit dat ze zijn gemaakt van rubber. Door te zwellen en te slinken voegt het gebouw zich daardoor letterlijk en figuurlijk naar de hydrologische cyclus. Op een minimaal grondoppervlak kan zo een maximale hoeveelheid regenwater worden opgevangen en volgt het huis met haar vormgeving de natuur op de voet. Volledig gevuld kan elk reservoir ruim 64.000 liter water vasthouden, wat met twee reservoirs neerkomt op bijna 130.000 liter water. Dat is genoeg om twintig hectare land een maand lang te irrigeren gedurende het teeltseizoen. Endemic Architecture won met het ontwerp bij de D3 Housing Tomorrow Competition 2011 de eerste prijs in de categorie eengezinswoning. (LAvK)
72 — AWM 45
De bouwketen in TNT Green Office Een GreenCalc-score van hoger dan 1000 en een LEED Platinum certificaat, daaraan moest het hoofdkantoor van TNT in Hoofddorp voldoen. “Theoretisch was dat mogelijk”, aldus architect Paul de Ruiter. Door elk toegepast bouwproduct opnieuw te bekijken, is het Architectenbureau Paul de Ruiter en interieurontwerpbureau Ex Interiors uiteindelijk gelukt een gebouw te ontwerpen dat aan deze eisen voldoet. Tekst Michiel van Raaij Fotografie Alexander van Berge “Er waren zeker momenten dat we dachten dat het ons niet ging lukken”, vertelt interieurontwerper Odette Ex. Terwijl Architectenbureau Paul de Ruiter verantwoordelijk is voor het architectonisch ontwerp, is Ex Interiors verantwoordelijk voor het interieur-
— Op het niet behalen van de duurzaamheidseisen zou een boete volgen
die Ex tegenkwam betrof de materialisering: “De samenstelling van een gewone wand is te slecht.” De enige oplossing die de ontwerper zag was om dan maar zelf een binnenwand te ontwikkelen. In Zeeland vond Ex een producent van vlasboard. De lijm die hierin werd gebruikt, voldeed echter nog niet. Pas toen deze was vervangen door een lijm op basis van soja mocht het vlasboard gebruikt worden. Elk onderdeel van een bouwproduct moet kloppen. Ex: “Je moet echt de bouwketen in.” “Naast het onderzoeken van de toegepaste bouwmaterialen kan het weglaten van bouwmaterialen – het dematerialiseren – soms ook de oplossing zijn”, zegt Ex. Het aantal gebruikte materialen in het interieur is beperkt gehouden. “Het is een echt sober interieur.” Iets dat Ex heeft verrast, is dat klassieke bouwproducten soms beter aan de eisen voldeden dan nieuwe. Marmoleum bijvoorbeeld voldeed uitstekend en is daarom door het hele gebouw toegepast. Op aangeven van de architect van het gebouw, Paul de Ruiter, heeft Ex ook houtwolcement bekeken als akoestisch plaatmateriaal voor de plafonds en systeemwanden. “Ik heb dat materiaal altijd al eens willen toepassen”, vertelt De Ruiter. Om het houtwolcement te kunnen toepassen moest de producent wel bewijzen dat de gebruikte houtsnippers van FSC-gecertificeerd hout afkomstig waren. “Toen het materiaal uiteindelijk aan de eisen voldeed, heb ik besloten het ook maar mooi te gaan vinden”, zegt Ex.
EEN LICHT GEBOUW ontwerp. Opdrachtgever TNT had de lat bewust heel hoog gelegd. Het hoofdkantoor in Hoofddorp moest het duurzaamste van Europa worden. De duurzaamheidseisen had TNT bovendien in het contract laten vastleggen. Op het niet behalen van de eisen zou een boete volgen. “Maar de markt was er eigenlijk nog niet aan toe”, aldus Ex. Geen enkele binnenwand die Ex bekeek voldeed bijvoorbeeld aan alle eisen. Al voldeed een wand aan de eis dat hij demontabel moest zijn, dan voldeed hij weer niet aan de eis dat hij binnen een straal van 800 kilometer geproduceerd moest worden en dat hij formaldehyde-vrij moest zijn. De grootste uitdaging
Net als in het interieurontwerp moest de bouwketen ook voor het architectonisch ontwerp met de billen bloot. “Als je aluminium gebruikt, moet de bouwproducent kunnen bewijzen dat het materiaal voor het grootste deel uit gerecycled aluminium bestaat”, zegt De Ruiter. “Het was soms een heel gevecht om de onderbouwing van de duurzaamheid van de producten boven te krijgen.” “De extreem hoge duurzaamheidseisen die aan dit kantoor gesteld werden, hebben heel wat innovaties in de industrie teweeggebracht”, gaat De Ruiter verder. Een van die innovaties betreft de ontwikke-
D
Duurzaamheid TNT Green Office Architectenbureau Paul de Ruiter en Ex Interiors
73 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
74 — AWM 45
ling van een sandwichpaneel voor de gevel op basis van een nieuw ontwikkeld duurzaam isolatiemateriaal. De Ruiter: “Bouwproducent Kingspan dacht dat alleen met PUR een strak paneel te maken was. Een ander isolatiemateriaal bleek echter net zo goed te werken.” Erg trots is De Ruiter op de kanaalplaten die het bouwteam op het spoor kwam. Uit een vergelijkend onderzoek bleek dat het gewicht van de kanaalplaten per bouwproducent sterk wisselde. En dat bij kanaalplaten die hetzelfde presteerden. Door simpelweg een lichtere kanaalplaat te kiezen, kon de hele draagconstructie lichter worden. Met minder gebruikte grondstoffen is het hele gebouw duurzamer. Maar het scheelt ook gewoon veel geld. Het transport alleen al is een stuk goedkoper. Het gewicht van het gebouw per vierkante meter wil De Ruiter nog uitrekenen. De architect vermoedt echter dat het kantoor voor TNT het lichtste gebouw in zijn soort is. Aan het gebouw zie je dat overigens
— Het kantoorgebouw is waarschijnlijk de lichtste in zijn soort niet af. Dat ziet er eigenlijk heel gewoon uit. Het zou interessant zijn als die lichtheid in de toekomst ook een sterkere architectonische uitdrukking zou krijgen.
tenzonwering. In de gevel op het noorden en oosten zijn de lamellen van de zonwering ondiep gehouden, op het zuiden en westen zijn de lamellen wat dieper. Hier fungeren ze als lichtplanken die de warmte van de zon buitenhouden, maar het licht diep de kantoren in reflecteren. Het atrium moet ook een belangrijke ontmoetingsplek in het kantoorgebouw worden. Centraal in de ruimte is een brede trap met grote plateaus ontworpen. Hiermee worden de 700 mensen die in het 17.000 m2 grote kantoorgebouw werken gestimuleerd om gebruik te maken van het atrium. Op verzoek van de opdrachtgever zijn de liften verborgen. De trap leidt onder in het gebouw naar de lunchruimte. Het gebouw produceert meer warmte en koude dan het zelf nodig heeft. Het gebouw is uitgerust met een WKO. De kantoorruimtes zijn geklimatiseerd met koelplafonds. Er is in het gebouw geen gebruikgemaakt van betonkernactivering, omdat dat de indeelbaarheid van de plattegronden te veel zou beperken. Om de elektriciteitsvraag zo veel mogelijk te beperken, heeft De Ruiter getracht zo veel mogelijk daglicht de kantoren binnen te halen. Alle verlichting wordt aangestuurd door daglichtsensoren. De architect heeft gekeken naar de mogelijkheid om PV-cellen op het dak te installeren of een windturbine naast het gebouw neer te zetten. Uiteindelijk is ervoor gekozen om naast het gebouw een bio-WKK te bouwen. De bio-WKK voorziet niet alleen het kantoorgebouw van TNT, maar ook andere kantoorgebouwen in de buurt van stroom. In deze warmtekrachtcentrale wordt biologisch afval uit de regio verbrand.
ROND HET ATRIUM EEN OVERTUIGDE OPDRACHTGEVER In het klimatologische concept van het kantoorgebouw voor TNT vervult het atrium in het midden van het gebouw een sleutelrol. Het installatieprincipe is dat de kantoren worden geconditioneerd en dat deze lucht in het atrium overstroomt, zodat die eigenlijk gratis ook geconditioneerd is. De warme lucht stijgt op en ontsnapt op natuurlijke wijze uit het atrium. Het atrium houdt het bouwvolume van het kantoorgebouw ook compact. Het buitenoppervlak, en dus het warmteverlies, blijft zo beperkt. “Het gebouw is als het ware om het atrium heen ontworpen”, vertelt De Ruiter. Om het atrium op het zuiden te richten – en dus het meeste licht het gebouw te laten binnenvallen – is het hele gebouw iets gedraaid ten opzichte van de straat. De rechthoekige vorm van het gebouw is aan de voorzijde afgeschuind om een wand te kunnen vormen aan de kade. Als het ware om de afschuining te illustreren is de gevel aan de kade als enige gevel helemaal beglaasd. De andere gevels zijn voorzien van bandramen en een op de oriëntatie afgestemde vaste bui-
Is het bijzondere bouwproces dat tot het kantoorgebouw voor TNT leidde te herhalen bij andere projecten? Zowel interieurontwerper Odette Ex als architect Paul de Ruiter benadrukt dat het een uniek proces was. “Vergeet niet dat het project net voor de economische crisis bedacht is”, zegt De Ruiter. Het belangrijkste was volgens de architect de zeer overtuigde opdrachtgever in de vorm van TNT-topman Peter Bakker. Zonder deze opdrachtgever was het project niet geslaagd, denkt De Ruiter. Doordat TNT de duurzaamheidseisen in het contract had laten vastleggen, was er bovendien voor geen van de partijen een ontsnappingsmogelijkheid. Dergelijke harde prestatieafspraken komen volgens Ex echter zelden voor. Het project heeft de blik van Ex op de wereld wel veranderd. Gezondheid is in haar werk een belangrijker thema geworden. Bij de andere partijen ziet Ex echter een volharding in het oude denken. “Terwijl een mentaliteitsverandering best wel eens een weg uit de crisis zou kunnen betekenen.”—
D
Duurzaamheid TNT Green Office Architectenbureau Paul de Ruiter en Ex Interiors
Boven Het gebouw staat enigszins gedraaid aan de kade zodat het atrium binnenin optimaal op de zon is georiënteerd Links De brede trap in het atrium eindigt op de begane grond bij een restaurant, waar ook gewerkt of overlegd kan worden Rechts In het gebouw zijn voor de akoestiek houtvezelcement platen toegepast. De houtvezels zijn FSC gecertificeerd
75 — AWM 45
John Sondeyker
76 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
Warm water Zonnecollectoren De energieneutrale stad van de toekomst wekt niet alleen zijn eigen elektriciteit op, maar ook zijn eigen warmte.Voor de opwekking van warmte zijn er verschillende typen zonnecollectoren op de markt.Welke zijn dit en welke voordelen bieden ze? Tekst Michiel van Raaij Links en rechts van de invalsweg tot de wijk Noorderplassen-West in Almere heeft Nuon vorige zomer in totaal 520
zonnecollectoren geplaatst. De zonnecollectoren hebben een verzamelde oppervlakte die te vergelijken is met anderhalf voetbalveld. De zonnecollectoren zijn aan de stadsverwarming gekoppeld en nemen zoâ&#x20AC;&#x2122;n 10% van de warmtevraag van de 2700 huishoudens in de wijk voor hun rekening. Uit de eerste evaluatie van Nuon blijkt dat het veld met zonnecollectoren, dat Zoneiland is genoemd, zelfs iets beter presteert dan van tevoren gedacht. Afgezien van dit succesverhaal is het in de architectuur opvallend stil rond de zonnecollector. Alle aandacht gaat naar de integratie van PV-cellen. Met goede reden overigens. De algemene verwach-
ting is dat het opwekken van elektriciteit in de toekomst een grotere opgave zal zijn dan de opwekking van warmte. Ook vragen PV-cellen een stuk meer ruimte dan zonnecollectoren. Waar een heel dak voor PV-cellen soms niet genoeg ruimte biedt om in de elektriciteitsbehoefte te voorzien, zijn voor zonnecollectoren enkele vierkante meters vaak al genoeg. Toch verdient ook de opwekking van warmte natuurlijk aandacht. Zeker nu er recent enkele nieuwe producten op markt zijn gebracht. Het bekendste type zonnecollector is de vlakkeplaatcollector. Deze is ook in het Almeerse Zoneiland toegepast. Het
D
principe is eenvoudig. Achter een glazen afdekplaat ligt een koperen of aluminium plaat, die voorzien is van een donkere coating die eenvoudig warmte opneemt maar die moeilijk afgeeft. Achter de platen zijn leidingen gemonteerd waar een vloeistof doorheen wordt gevoerd. De opgewarmde vloeistof wordt opgeslagen in een voorraadvat. Met een paar vier-
— Zonnecollectoren werken het best met een WKO kante meter vlakkeplaatcollector kan 50% bespaard worden op de verwarming van tapwater. Omdat de vlakkeplaatcollector in de winter maar weinig warmte levert, is het systeem niet zonder meer ook te gebruiken om ook de CV-installatie de ondersteunen. Het systeem kan natuurlijk wel op een WKO aangesloten worden, zodat warmte in de winter daaruit opgepompt kan worden. Een wat duurder systeem is de vacuümbuiscollector met heatpipe. Dit is een systeem van dubbele ronde glazen buizen met een vacuüm ertussen en een koperen staaf in het midden. Door het isolerende vacuüm warmt deze zonnecollector sneller op en bereikt hij hogere temperaturen. Door deze eigenschappen is de vacuümbuiscollector in tegenstelling tot de vlakkeplaatcollector, onder de juiste condities, wel te gebruiken om in de winter gebouwen mee te verwarmen. Ook hier wordt de opgewekte warmte in een voorraadvat opgeslagen. Een nieuw type zonnecollector dat sinds enkele jaren door Solartech op de Nederlandse markt wordt gebracht heet Energiedak. In tegenstelling tot de vlakkeplaatcollector en vacuümbuiscollector wordt deze bij voorkeur niet op een schuin dak geplaatst, maar in een plat dak. Onder een donkere dakbedekking wordt een net van leidingen gelegd. Die leidingen zijn voorzien van aluminium vleugels. Onder de leidingen ligt de regu-
Duurzaamheid Zonnecollectoren
liere dakisolatie. Zo wordt slim gebruik gemaakt van het feit dat een plat dak verwarmd wordt door de zon. Ook voor dit systeem geldt dat er maar enkele vierkante meters nodig zijn om het tapwater van een woning te kunnen verwarmen. Een variant op het Energiedak is het Energydak. Hoewel de systemen in naam erg op elkaar lijken, verschillen ze onderling toch flink. Het Energydak, dat in Nederland geleverd wordt door Oranjedak, is een systeem van kunststof lamellen waar vloeistof doorheen loopt. Ook dit systeem wordt onder de dakbedekking aangebracht. Het is jammer dat zowel Energiedak als Energydak niet kunnen functioneren onder een groendak. Je zit aan een zwart dak vast. Wel kunnen deze daken nog voorzien worden van zonnepanelen. De zonnepanelen kunnen zowel los op het dak geplaatst worden, als geïntegreerd in de dakbedekking. Alle zonnecollectoren leveren uiteindelijk een minder hoge temperatuur op dan een CV-ketel. De installaties werken om die reden beter met een lage temperatuurverwarming, zoals een vloerverwarming, dan een hoge temperatuurverwarming, zoals via radiatoren. In de Wijk van Morgen in Heerlen wil Zuyd Hogeschool in totaal vier woningen bouwen met een oplopende duurzaamheid. De eerste woning die de studenten van de school hebben ontworpen is Knik naar de Zon. Door het hoofdvolume van de woning te laten knikken buigt de
77 — AWM 45
woning zich als het ware richting de zon. Op het zuiden kon zo een groot dakvlak onder een hoek van 45 graden gemaakt worden. In dit dak zijn zowel vlakkeplaatcollectoren als zonnecellen toegepast. In combinatie met een goed pakket isolatie moeten deze installaties het woonhuis energieneutraal maken. De woning Knik naar de Zon is enerzijds een sterk voorbeeld van de integratie van deze systemen in architectuur. Anderzijds laat het project ook zien hoe verregaand deze systemen de architectuur kunnen bepalen. Dat laatste zou niet een reden moeten zijn om deze ontwerpopgave te laten passeren, maar een reden moeten zijn om deze opgave op te pakken. De verduurzaming van de gebouwde omgeving zal hoe dan ook plaatsvinden. Het is aan architecten om te laten zien hoe dit op een intelligente, efficiënte en aantrekkelijke manier kan gebeuren. Voor alle typen zonnecollectoren geldt dat de grootste uitdaging niet ligt in de zonnecollector zelf maar in de installatie erachter. Om met zonnecollectoren een gebouw echt te kunnen verwarmen kan deze vaak het best worden gecombineerd met een WKO. Zeker in een stedelijke omgeving is de aanleg van een WKO niet iets dat voor elk gebouw afzonderlijk gedaan kan worden. Het is zinvol om per blok of zelfs per buurt te kijken naar een gezamenlijke installatie. Hoewel de zonnecollector dus in beginsel een architectonisch probleem lijkt, is het dus eigenlijk een stedenbouwkundig probleem.—
Het Energiedak wordt aangebracht op een plat dak, onder de donkere dakbedekking en boven de dakisolatie
78 — AWM 45
Villa Flora Floriade 2012 Volgend jaar op 5 april gaat in Venlo de Floriade 2012 van start. Een van de vlaggenschepen van de expo is de door de architect Jon Kristinsson ontworpen Villa Flora. Op het vlak van duurzaamheid heeft het gebouw verschillende noviteiten te bieden, zoals parabolische spiegels op het dak en een speciaal, herbruikbaar betonskelet. Tekst Michiel van Raaij Fotografie Sjaak Peters “Een hectare glastuinbouw kan vier hectare stad verwarmen”, zegt architect Jon Kristinsson. Het door hem ontworpen paviljoen voor de Floriade 2012 in Venlo is een combinatie van een kas en een kantoorgebouw. Het project, dat Villa Flora is gedoopt, produceert meer warmte en koude dan het zelf nodig heeft. De restwarmte en –koude wordt nu gebruikt door de verderop gelegen Innovatoren. De regio rond Venlo vormt na het Westland het grootste glastuingebied van Nederland. Om dit feit te onderstrepen en de industrie een impuls te geven, organiseert de regio volgend jaar de Floriade, de Wereld Tuinbouw Expo die elke tien jaar wordt georganiseerd. Van de eerste editie van de Floriade bleef in Rotterdam in 1960 de Euromast staan. Van de vorige editie in 2002 resteert in Hoofddorp een nieuw park. De organisatie van de Floriade 2012 wil meer aan het evenement overhouden. Het expoterrein moet een nieuw bedrijventerrein worden. Villa Flora en de Innovatoren zijn meteen de eerste gebouwen op dit terrein. Dat de in kassen opgewekte warmte gebruikt kan worden voor de stad, zoals Kristinsson voorstelt, is een prikkelend idee. Het is een enorme kans voor de regio rond Venlo, net als voor de regio rond
het Westland natuurlijk. “Vanwege die voordelen verwacht ik dat er in de toekomst kassen gerealiseerd zullen worden boven op bestaande gebouwen”, zegt Kristinsson. Zover is het nog niet. Villa Flora is echter al realiteit. De inmiddels 75-jarige Kristinsson is zijn tijd altijd vooruit geweest. Al in 1976 ontwierp de architect een volledig zelfvoorzienend stadhuis voor de gemeente Lelystad. Het was de eerste keer dat een WKO in een gebouwontwerp was opgenomen, claimt Kristinsson. Met zijn ontwerp won hij de prijsvraag voor dat stadhuis toen niet. De ideeën in dat ontwerp heeft Kristinsson in de loop van de jaren echter in verschillende projecten kunnen toepassen.
PARABOLISCHE SPIEGELS De parabolische spiegels op het dak van Villa Flora is een idee dat Kristinsson voor het stadhuis van Lelystad had bedacht en dat nog niet eerder is toegepast. De parabolische spiegels bundelen het invallende zonlicht. Midden in de spiegels hangen strips waarin zonnecollectoren en PV-cellen zijn gecombineerd. De strips zetten het gebundelde invallende zonlicht
D
Duurzaamheid Villa Flora Architecten- en ingenieursbureau Kristinsson
om in hete warmte (maximaal 80 graden Celsius) en elektriciteit. ’s Nachts wordt de zonnecollectortoepassing omgedraaid en wordt koude opgevangen. Doordat de spiegels zijn behandeld met een fluoropolymer coating koelen ze sterk af. De koude van de hemel ‘s nachts is volgens Kristinsson een nog vaak vergeten koudebron. Kristinsson gelooft heilig in de werking van de parabolische spiegels. Hoe effectief de parabolische spiegels in de praktijk zijn, zullen we voorlopig helaas niet weten. Hoewel de constructie voor de installaties al is gebouwd, heeft de opdrachtgever de feitelijke installatie uit het ontwerp bezuinigd. Voorlopig blijven de dakschalen dus ongebruikt. De opdrachtgever hoopt de installatie op een later tijdstip wel te kunnen voltooien. Voor de Floriade is de exotische uitstraling van de spiegels niet onbelangrijk. Doordat ze boven op de vier verdiepingen hoge kantoorschijf van Villa Flora zijn geplaatst, zijn de spiegels vanuit het hele expoterrein zichtbaar. In de verder sobere architectuur van Villa Flora vormen de spiegels bovendien een welkom accent. Des te pijnlijker dus dat de installatie helemaal niet werkt. Op de bovenste etage van de kantoorschijf
vormen de spiegels trouwens een prachtige ruimte. De stalen schalen hangen als een soort gedrapeerde doeken in de ruimte. Via de ruimte tussen de spiegels valt extra daglicht de kantoorruimte in.
79 — AWM 45
Qua compositie bestaat Villa Flora uit zes achter elkaar gelegen strookvormige bouwdelen. De entree ligt onder de pergola aan de voorzijde van het gebouw
STROKEN Het ontwerp voor Villa Flora maakte Kristinsson vier jaar geleden voor Stichting Glastuinbouw Nederland (SIGN) en InnovatieNetwerk/Agro. Deze partijen hebben het ontwerp aangeboden aan de organisatie van de Floriade. De organisatie was enthousiast over het ontwerp en nam het over. Het ontworpen gebouw bleek echter wel een stuk groter dan waar behoefte aan was. Het gerealiseerde gebouw is uiteindelijk een derde zo groot als het oorspronkelijke ontwerp. Aan het gebouw is dat gelukkig niet af te lezen. Het ontwerp van Villa Flora bestaat simpel gezegd uit achter elkaar gelegen strookvormige bouwdelen. De voorste strook is het langst en het laagst, elke volgende strook is korter en hoger. De lange en lage strook voor aan het gebouw is een houten pergola met een dak van PV-cellen en vormt de entree tot het gebouw. Achter deze pergola ligt een
Een mogelijk Europees energienetwerk dat voor 80% CO2-vrij is, gevisualiseerd door AMO in het project Roadmap 2050.
80 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
Boven De parabolische spiegels bovenop het kantoorgebouw zijn een expressief accent in de verder sobere architectuur Links Onder de parabolische spiegels is een prachtige ruimte ontstaan Rechts De kasruimte produceert meer warmte en koude dan het gebouw zelf nodig heeft
D
Duurzaamheid Villa Flora Architecten- en ingenieursbureau Kristinsson
drie-en-een-halve strook diepe kasruimte. Ter hoogte van de derde strook is een tussenvloer aangebracht. Als de Floriade is afgelopen zal zich in de kas een kookschool vestigen. De kortste en hoogste strook achter in het gebouw wordt gevormd door de vier verdiepingen hoge kantoorschijf. Een half jaar voor de start van de Floriade zullen zich hier bedrijven vestigen op het gebied van glastuinbouw.
C2C BETONCONSTRUCTIE Om het gebouw na afloop van zijn levensduur in al zijn onderdelen te kunnen hergebruiken, is het gebouw volledig demontabel gemaakt. Op de betonconstructie die hij vond is Kristinsson het meest trots. Hiervoor is gebruik gemaakt van een systeem van het Duitse bedrijf Bartels, bestaande uit betonnen portalen en dubbele betonvloeren. Deze draagconstructie wordt volledig geprefabriceerd. Op de bouwplaats hoeven de onderdelen alleen aan elkaar geschroefd te worden. Doordat de architect alleen standaardproducten heeft toegepast, is elk onderdeel terug te leveren aan de bouwproducent. Op de producten zit volgens Kristinsson een soort statiegeld. Bij teruglevering wordt een kwart van de oorspronkelijke prijs teruggestort. Kristinsson: “Het is de enige Cradle to Cradle betonconstructie die ik ken.” Omdat in het oorspronkelijke ontwerp voor Villa Flora er nog vanuit gegaan werd dat het gebouw voorzien zou worden van een ondergrondse parkeergarage, zijn de overspanningen in het gebouw achttien meter. De toegepaste vloeren zijn zeventig centimeter hoog en bestaan uit twee 130 mm dunne betonnen platen, met een driedimensionaal vakwerk van wapeningsstaal in de ruimte ertussen. De bovenste betonnen plaat is voorzien van een ingestorte vloerverwarming en -koeling. In de ruimte tussen de platen kunnen installaties opgenomen worden. Om deze installaties te kunnen bereiken is de bovenste betonplaat wat smaller dan de onderste plaat. In de ruimte tussen de platen worden kleine, uitneembare betonnen delen geplaatst. Om in aanvulling op de vloerverwarming en -koeling de lucht ook direct te kunnen koelen, zijn in het gebouw Fiwihex fijnedraad-warmtewisselaars toegepast. Dit systeem bestaat simpelweg uit smalle waterkanalen in een open weefsel van koperdraad. Deze warmtewisselaar is zeven maal zo efficiënt als een standaard plaatwarmtewisselaar. “Alleen met deze warmtewisselaars is een olievrije wereld voorstelbaar”, zegt Kristinsson.
Dwarsdoorsnede
3e verdieping
Begane grond
van een lichte stroming in het grondwater. “De warmte en koude verplaatsen zich elk half jaar zo’n 50-75 meter”, zegt Kristinsson. Het punt waarop de warmte en koude in de grond worden opgeslagen en het punt waarop die uit de grond omhoog worden gehaald is om die reden uit elkaar gelegd. De houten pergola met PV-cellen vooraan het gebouw was geen onderdeel van het oorspronkelijke ontwerp. “PV-cellen zullen pas over twee jaar echt rendabel zijn”, denkt Kristinsson. Om het gebouw van voldoende elektriciteit te voorzien heeft de architect het gebouw uitgerust met een biovergister. In deze biovergister wordt organisch afval vergist, samen met de uit de toiletten verzamelde fecaliën. De CO2 die vrijkomt bij de verbranding van het biogas wordt de kas ingeleid, zodat het de groei van de planten daar kan stimuleren.—
INSTALLATIES Villa Flora is voorzien van een WKO. Doordat het gebouw in de buurt van een rivier ligt, is er sprake
Meer weten? De Floriade 2012 wordt gehouden van 5 april tot 7 oktober. www.floriade2012.nl
81 — AWM 45
Advertorial
Profatec ECO combineert diverse ecologische functies
ADVERTORIAL
Nebiprofa introduceert all-in-one duurzame dakbedekking Nebiprofa, fabrikant van totaaloplossingen voor het platte dak, introduceert Profatec ECO, een nieuw ontwikkelde dakbaan die alle actuele technologieën op het gebied van duurzaam bouwen in één product combineert. Profatec ECO draagt bij aan de reductie van de uitstoot van CO2, NOx en SOx. Bovendien is de Profatec ECO voor een kwart vervaardigd van gerecyclede grondstoffen en kan de dakbaan aan het eind van zijn levensduur zelf ook volledig gerecycled worden. De witte minerale afwerking aan de bovenzijde van de Profatec ECO dakbaan is gecoat met een speciaal titaniumdioxide
(TiO2). Onder invloed van UV-licht werkt dit als een katalysator en zet het stikstofoxiden (NOx) en zwaveloxiden (SOx), die de verzuring van het milieu in de hand werken en het broeikaseffect mee veroorzaken, om in onschadelijke en milieuneutrale stoffen. De witte minerale afwerking scoort bovendien hoog op de “Solar Reflectance Index” (SRI). Dit resulteert in een reductie van de oppervlaktetemperatuur van de dakbedekking van meer dan 30 °C. Hierdoor wordt de levensduur van de dakbaan aanzienlijk verlengt en wordt de uitstoot van CO2 aanzienlijk verminderd, omdat er in het onderliggende gebouw minder actieve koeling nodig is. De Profatec ECO dakbaan is voor
een substantieel aandeel samengesteld uit gerecyclede grondstoffen. Hiervoor worden voornamelijk geregenereerd bitumen van oude dakbedekking en productierestanten en gerecyclede polymeren gebruikt.
Meer weten?
Nebiprofa B.V. Wielewaalweg 1, 4791 PD Klundert Postbus 45, 4780 AA Moerdijk T 0168-409309 F 0168-409312 E info@nebiprofa.nl W www.nebiprofa.nl
van onze innovatieve designpoort iGate bijvoorbeeld
Veilig wordt buitengewoon mooi met de iGate. Deze vrijdragende schuifpoort combineert innovatief design met grensverleggende mogelijkheden voor een opvallende, individuele afwerking. Hiermee geeft u meteen al aan de poort een ijzersterk visitekaartje af. Ga voor inspiratie naar de iGate configurator op www.heras.nl
World of inspiration Zet het alvast in uw agenda: 25 t/m 27 januari 2012 vindt hèt inspirerende materiaalevenement voor architecten e.a. creatieve professionals weer plaats. Dit jaar staat Material Xperience in het teken van Internationalisatie en de spannende mogelijkheden die dit biedt. Voor een gratis toegangskaart gaat u naar www.materialxperience.nl. 25 â&#x20AC;&#x201D;27 januari 2012, Ahoy Rotterdam
Material Xperience wordt georganiseerd door
architectenweb
Hoofdsponsor
www.inatherm.nl
de architectuur voorbij
8 AWM’s voor maar € 69,-
nummer 45 6e jaargang november 2011 — € 15,–
ex 6% BTW
GUN JEZELF MEER INZICHT
Architectenweb Magazine Licht TNT Green Office Gefacetteerd GA Terminal Interview Ruurd Gietema Ultra Hoge Sterkte Beton Het Hoge Hert Kunst A la recherche Publiek Domein Van Beuningenplein Contrast Huis Edam Strategisch Kostenbewust bouwen
www.architectenweb.nl/awm
Tijdelijk 35% korting op een AWM jaarabonnement Betaal het eerste jaar € 69,Ik neem een jaarabonnement voor € 105,– met een éénmalige korting van 35%. Ik betaal het eerste jaar € 69,-. Ik neem een jaarabonnement (8 nummers) voor € 105,– en ontvang als welkomstgeschenk het boek: Architectuur in Nederland Jaarboek 2010/11 ter waarde van € 39,50.
naam
m/v
bedrijfsnaam adres postcode/woonplaats
Stuur deze antwoordcoupon in een envelop naar: Architectenweb B.V. Antwoordnummer 526 1400 VB Bussum
telefoon email handtekening
Een postzegel is niet nodig. Het abonnement geldt tot wederopzegging en wordt door middel van een btw-factuur in rekening gebracht. U ontvangt het welkomstgeschenk nadat het abonnementsgeld door u is voldaan.
...of meld u online aan via www.architectenweb.nl/awm
88 — AWM 45
EP
Economie en Praktijk PODIUM
Lilith Ronner van Hooijdonk
Johannes van Assem
Een architectonisch ontwerp volgt op een vraagstuk van een opdrachtgever of de maatschappij, echter de aanleiding komt veelal voort uit een twijfelachtige startpositie: het budget is te laag of de vraag irreëel. Als ontwerpers zien wij het als onze taak om de ontwerpvraag te herformuleren tot een realistische, bouwbare, of in ieder geval een te beantwoorden vraag. Toch is het niet het begin van een ontwerpvraag die de afloop bepaalt, maar de systematische provocatie ervan.
Het toepassen van, wat wij noemen, een systematische provocatie op de ontwerpvraag schept de mogelijkheid de vraag rondom te kunnen bekijken en te zoeken naar nieuwe manieren om het vraagstuk aan te pakken. Het provoceren van de opgave, en daarmee het openbreken van de vraag, brengen wij tot stand door het aanwenden van een metamorfose. Een metamorfose is een provocatie van het voorspelbare en het normale. Vergelijkbaar met de metamorfosen van Ovidius of Die Verwandlung van Kafka, is de metamorfose vaak een ingreep van een onbekende macht van buiten. Een mens wordt een kever, een stadsallee wordt een landingsbaan, een hekwerk een hippe hangout. Alleen door een eerste radicale omwenteling wordt de eindsituatie beter. Aldus is metamorfose een middel tot reflectie,
een denkmodel, waarbij we nagaan of de transformatie de kwalitatieve mogelijkheden voldoende benut. Met zijn allen werken wij in, en bewonen wij, een plek die is voortgekomen uit de ontwerpen, experimenten en denkmodellen van anderen. Lang niet altijd functioneert het gebouwde ontwerp zoals het bedacht is. Het Piazza Navona, ontworpen als een renbaan, werd een plein. Het eindresultaat is anders, maar niet slechter. In het gebouwde erfgoed wordt de verhouding zichtbaar tussen de traagheid van het gebouwde en de vluchtigheid van het gebruik. Hoe dienend moet architectuur dan zijn als zij niet weet wie zij op termijn zal dienen? Dat kan alleen als de autonomie van het architectonisch ontwerp groot is, met tijdloze eigenschappen: licht en ruimte. Om te komen tot een autonoom bouwwerk is de metamorfose belangrijk. Zo worden de startpositie en het toekomstig gebruik ontkoppeld. Dat leidt tot de werkelijke schepping van een bouwwerk. Het uiteindelijke resultaat vormt de conclusie van de bevraging van de startpositie, de keuze voor een metamorfoseproces. Hiertoe staan wij met onze voeten in de klei en soms met onze handen in het haar. Want de uiteindelijke bestemming is de totstandkoming van het bouwwerk. In samenwerking met De Olifantenkooi vraagt AWM aan verschillende ontwerpers hun visie op het ontwerpvak onder woorden te brengen in een zelfgeschreven tekst.
EP
Economie en Praktijk Korte berichten
89 — AWM 45
BJARKE INGELS GROUP
Amerika als groeimarkt
“Wij willen een van de bureaus zijn die iemand belt als hij een uitdaging heeft. Deze kan uiteenlopen van grote projecten tot kleine ruimtes”, zegt Kai-Uwe Bergmann, business developer en architect bij BIG. Het bureau denkt bijvoorbeeld na over alternatieven voor kernenergie in Duitsland, en werkt in thuisstad Kopenhagen aan de revitalisatie van een stuk probleemgebied in een multiculturele wijk. Daarnaast zoekt BIG in zijn ontwerpen voor gebouwen altijd naar vernieuwing in vorm en concept. BIG neemt ook personeel aan dat voor uitdagingen gaat. “Al onze medewerkers werken aan verschillende projecten achter elkaar, variërend van kantoorgebouwen tot bruggen. Op die manier hebben ze altijd het idee dat ze zichzelf ontwikkelen en blijft het uitdagend”, zegt Bergmann. Ongeveer de helft van de medewerkers werkt aan prijsvraagontwerpen, de rest wordt ingezet voor projecten die in uitvoering zijn. “Er zijn bij ons mensen van verschillende nationaliteiten werkzaam, twintig in totaal. Vaak zetten we buitenlandse medewerkers op projecten uit het land van herkomst.” Veel personeelsleden zijn als stagiair begonnen bij het bureau, vervolgt Bergmann. “Dertig procent van ons personeel is student. Op die manier kunnen we ervaren of iemand de juiste persoon voor de baan is. Bjarke Ingels zelf bepaalt of iemand wordt aangenomen of niet.” De naamgever en creatief directeur van BIG heeft uiteraard een stevige vinger in de pap. “Iedere week gaat er een pdf naar Bjarke, waarmee hij op de hoogte wordt gehouden van projectvorderingen en de stand van zaken op kantoor. Hij voorziet het document van commentaar. Uiteraard verdelen ook de andere designpartners
Ulrik Jantzen
Bjarke Ingels Group (BIG) is een van de zeldzame bureaus die de laatste jaren zijn gegroeid. De Deense firma leunt niet volledig op China om draaiende te blijven, maar ziet ook kansen in Amerika. Een bedrijfsprofiel.
werk onder elkaar, maar Bjarke neemt de algemene beslissingen.” Bergmann is zelf een van de acht partners van het bureau. Hij is samen met CEO Sheela Maini Søgaard vooral verantwoordelijk voor het management, de zes andere nemen de projecten voor hun rekening. In totaal werken er honderd mensen bij BIG, verdeeld over twee kantoren. Tachtig van hen zijn gestationeerd in Kopenhagen, de overige zetelen samen met Ingels in New York. Dit jaar is het laatstgenoemde filiaal geopend, op instigatie van de opdrachtgever voor het woon- en winkelgebouw 57th Street. “Hij zei dat we naar New York moesten komen als we de opdracht wilden. En we wilden het project heel graag.” De hoofdreden om er een vestiging te openen, was echter van economische aard. “We zijn als een van de weinige bureaus gegroeid tijdens de economische crisis. Dat komt omdat we late to the dance waren. We hebben niet veel geïnvesteerd in het Midden-Oosten, zoals veel andere bureaus wel hebben gedaan. We gaan ook niet volledig voor China. Velen keken ons raar aan toen we voor New
York kozen, omdat de VS sterk waren getroffen door de crisis en China juist in opkomst is. Volgens onze redenatie is de economie van de VS echter nog altijd zeven kreeg groter dan die van China. Bovendien zijn er in Latijns-Amerika ook genoeg economieën in opkomst, daar zitten we nu dichtbij.” New York zelf geldt als een stad waar architecten moeilijk aan opdrachten komen. Bergmann zegt dit probleem te ondervangen door projecten als het 8-Huis in Kopenhagen te presenteren. “Dat is een compact woongebouw waarin je duizend mensen kunt huisvesten, zonder dat er ook maar één parkeerplaats aanwezig is. Dit project gaat over verandering van levensstijl, wat voor landen als de VS en ook bijvoorbeeld Zuid-Korea zeer relevant is. Zulke projecten verkopen zichzelf.” Het mag worden verwacht dat BIG nog verder zal groeien. “Waar de grens ligt? Goede vraag. De bureaus van Norman Foster en Zaha Hadid tellen inmiddels een paar honderd medewerkers en zij slagen er in hun signatuur vast te houden. Voor dit moment is honderd personeelsleden een goed aantal voor ons.” (RW)
90 — AWM 45
Interview Willem Hein Schenk Begin september is Willem Hein Schenk, partner bij De Zwarte Hond, aangesteld als voorzitter van het bestuur van de Bond van Nederlandse Architecten (BNA). In die functie volgt hij Bjarne Mastenbroek op. Hoe verschilt Schenks visie met die van zijn voorganger? Tekst Michiel van Raaij Wat wilt u als voorzitter van de BNA de komende periode bereiken? “Ik zou graag het verenigingsgevoel willen versterken. De leden wensen een nieuw gevoel van saamhorigheid. Het idee dat je elkaar niet kunt vertellen waar je aan werkt, omdat je elkaars concurrent bent, is gelukkig aan het verdwijnen. De leden moeten het gevoel hebben dat wat ze in de verenigingssfeer met elkaar bespreken iedereen sterker maakt. Dat gevoel maakt de BNA aantrekkelijker voor zijn leden. De kleinere bureaus komen voor kennis, de grotere bureaus zijn solidair en geven die kennis. en krijgen op hun beurt weer platforms aangereikt waar zij behoefte aan hebben. Recent zijn ook grotere bureaus als MVRDV ook lid geworden. Dat gevoel van samenwerken vind ik belangrijk. Daarnaast is een betere samenwerking in de gehele bouwbranche een doelstelling. Als architecten moeten wij weten waar we goed in zijn en moeten we dat met de rest van de branche bespreken. Als branche moeten we tegen elkaar kunnen zeggen: dat bouwen kan veel slimmer, beter en goedkoper. Zeker in deze tijd moeten we dat samen ook aan de maatschappij vertellen. Die moet weer vertrouwen krijgen in de bouw. Ik krijg nog weleens de vraag: wat doet de BNA nou eigenlijk? Nou, heel veel. Maar voorop staat: de BNA ben je zelf, dat zijn we met elkaar. BNA Onderzoek is daar een goed voorbeeld van. De individuele
studierichtingen zijn opgeheven en gebundeld in een platform waar werkelijk alle architectenbureaus bij elkaar kunnen komen, en ook opdrachtgevers bij betrokken worden. De BNA is er vervolgens goed in om die onderzoeksresultaten de wereld in te toeteren.” Dat klinkt wel als veel praten. “Helemaal niet! We moeten de economische omstandigheden beter begrijpen en beter weten waar de maatschappij echt om vraagt. Dat bespreken we met elkaar. Uiteindelijk moeten wij onze opdrachtgevers ervan overtuigen dat we iets goeds maken. Met bijvoorbeeld BNA Onderzoek kunnen we laten zien wat de meerwaarde van architecten is. We moeten uitdragen waar we goed in zijn. Onze leden doen gewoon heel veel.” Hoe gaan jullie die meerwaarde van architecten aan opdrachtgevers en de overheid vertellen? Gaat dat via publicaties? Ga jij persoonlijk lobbyen in Den Haag? “Van de overheid hoeven we niet zo veel meer te verwachten. Ik richt me liever op de ondernemers in Nederland. Tegen die ondernemers zou ik willen zeggen: probeer die architect er wat eerder bij te vragen, want die kan ruimtelijke verbeelding paren aan economische en maatschappelijke waarde, iets waar iedereen wat aan heeft. Er zal misschien wat minder glamoureuze architectuur ontstaan en wat meer recht-voor-z’n-raap architectuur. Er zullen gebouwen komen die aanvankelijk wat bescheidener zijn, maar zich in de loop van de tijd zullen bewijzen. Dat moet voor het voetlicht gebracht worden.” Zou de BNA bijvoorbeeld op de Provada moeten staan? “Als ik daar dit verhaal kan vertellen, zul je mij daar vinden. Dat geldt voor al die beurzen. Er leeft bij opdrachtgevers nog veel te veel het idee dat architecten alleen maar mooie plaatjes kunnen maken, dat ze lastig zijn en dat ze hun geld op de
verkeerde manier opmaken. Dat is allang niet meer zo. De opdrachtgevers moeten zich bewust worden van de switch die de architecten maken. En dan weet ik niet of de BNA dat zou moeten vertellen of dat architecten dat zelf moeten doen, maar ik denk inderdaad dat we dit verhaal ook op minder voor de hand liggende plekken kunnen vertellen.” Er bestaan nog veel vooroordelen over de rol van de architect. “Er zijn ontzettend veel vooroordelen. Ik kom zelf van een bureau dat niet georganiseerd is rond de architect-auteur. Dat hoor je ook in mijn verhaal. Dat is misschien ook wel een verschil tussen mij en Bjarne Mastenbroek. Hij is een ontzettend goede architect, die zweert bij zijn inzet. Mijn achtergrond is anders. Ik denk dat het huidige tijdsgewricht daarbij gebaat is. Dat weet ik wel zeker.” Vraagt het integraal ontwerpen om een ander type architect? “Tijdens mijn studie aan de TU Delft vertelde Wolf Prix van Coop Himmelb(l)au eens hoe hij zijn ontwerp aan een opdrachtgever presenteerde. Hij maakte een gebaar met zijn handen en projecteerde dat gebaar op de wand. Die vorm bleef er vervolgens in. Het is een fantastisch verhaal en zijn ontwerpen spreken tot de verbeelding. Maar het is ook totale onzin natuurlijk. De dagelijkse praktijk is natuurlijk veel weerbarstiger Architecten zijn over het algemeen generalisten. Ze lezen goed de krant, weten wat er te koop is, en zijn altijd op zoek naar aspecten die op een of andere manier van invloed zijn op de opgave. De architect kan over veel meer dingen meepraten dan waar hij nu vaak de kans toe krijgt. In een open gesprek komen er vanzelf oplossingen boven. Ik geloof er heilig in. De crisis is natuurlijk klote, om het zo maar te zeggen, maar het opent ook in rap tempo de deur naar intelligentere samenwerkingsverbanden.”
EP
Economie en Praktijk Willem Hein Schenk
91 — AWM 45
Er zijn ideeën voor een type samenwerking waarin de architect meeverdient aan de behaalde besparingen. Wat vindt u daarvan? “Dat vind ik een interessante optie. Als architect ben je net zo goed ondernemer. Als je als architect op het juist moment het juiste idee inbrengt… Er zijn architecten die zo’n model nog eng vinden. Een taak van de BNA zou kunnen zijn om architecten te verzamelen die er goede ervaringen mee hebben en om er een goed verhaal van te maken. De BNA staat natuurlijk voor al zijn leden. Maar ik vind wel – en dat zal ik de komende tijd ook wel zeggen – dat architecten mee moeten willen in die verandering. Anders zal de BNA minder voor ze kunnen doen. Er is een groter belang in deze crisis. Een soort strengheid wil ik daar wel inbrengen.”
— “De architect hoeft niet altijd de regisseur te zijn” Het integrale ontwerpen dat u beschrijft gaat op een bepaald moment over in ketenintegratie. Hoe kijkt de BNA daar tegenaan? Promoot u dat? “Het idee van ketenintegratie is ontstaan voor de samenwerking tussen opdrachtgevers en aannemers. De vraag was hoe het machtsdenken vermeden kon worden en er eerlijk, open samengewerkt kon worden. Ik weet zeker – maar daar is nog niet zo veel over nagedacht – dat architecten in een dergelijk proces een belangrijke rol kunnen spelen. Dat zie je ook wel. Maar het mag nog meer. Wij moeten bij de aannemers en corporaties aanschuiven, kijken waar de ruimte ligt, en die pakken. Maar dat moeten we niet doen vanuit het idee dat de architect weer de regisseur moet zijn. Kom op! Als je rond de tafel zit, is er altijd iemand die het handigste de
Over integraal ontwerpen werd vroeger vooral gepraat. Een van de redenen dat het nu vaker in de praktijk gebracht wordt, is duurzaamheid. “Dat is een ander thema. Dat gaat over de maatschappelijke relevantie van de architect. Door duurzaamheid schuift er een grote hoeveelheid regelgeving, certificering en dergelijke het project in. In een vrij korte tijd moet er veel kennis het ontwerp in komen. Die kennis moet je in huis hebben of slim koppelen. Ik denk dat bijvoorbeeld de verhouding tussen architect en installatieadviseur drastisch gaat veranderen. Ik beschouw de installaties niet als een sluitpost. De installatieadviseur beschouw ik als iemand samenwerking regelt. Wat mij betreft kan dat die samen met jou het concept bepaalt.” de installatieadviseur zijn, als die daar een De opmars van BIM geeft de architect gave voor heeft. Het gaat erom dat het proces opengegooid wordt, dat iedereen het opnieuw de kans de integrerende rol in het bouwproces op zich te nemen. belang van elkaars discipline onderschrijft. “Het lastige van deze tijd is dat iedereen Er zijn soms inderdaad wel veel aan het kijken is hoe hij zijn verantwoordewoorden voor nodig om dat verhaal te lijkheid bij zich kan houden, hoe hij aan een vertellen. Iedereen is het zat en wil LEAN bouwen, maar ondertussen blijven we elkaar touwtje kan blijven trekken. Maar het is dus niet interessant wie nou wat precies doet. de maat nemen en blijft een doorbraak uit. De bouwwereld is nog heel erg gebaseerd op Degene die het ’t beste kan, kan regisseren. Degene die het minder goed kan, heeft het machtsdenken. De ervaringen met DBFMO laten zien minder invloed. De ene keer is dat de architect. De andere keer is dat de aannewat samenwerking op kan leveren. Door met alle partijen vanaf het begin bij elkaar te mer. De neiging om de kwetsbaarheid (in zitten, kun je als architect ineens in een veel die open samenwerking, red.) weer bij de breder perspectief keuzes maken, keuzes die horens te pakken moeten we onderdrukken. Ook al zal die neiging in deze econokwaliteit opleveren. Om dat mogelijk te mische barre tijden nog wel de kop maken moet je je als architect echter wel opsteken.— kwetsbaar opstellen.”
Lithos
92 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
Kostenbewust bouwen Drie strategieĂŤn Bouwkosten rijzen gemakkelijk de pan uit door arbeidsdeling in de bouwsector en een weinig transparant bouwproces. Architecten die kostenbewust ontwerpen streven daarom naar maximale grip op het bouwproces. Fact Architects, op ten noort blijdenstein en cepezed vertellen over kostenbewuste ontwerpkeuzes. Tekst Tineke Groot
EP
Economie en Praktijk Kostenbewust bouwen
93 — AWM 45
Lithos
Atelierwoningen Door de atelierwoningen in Leidsche Rijn rug aan rug te plaatsen, kon op ten noort blijdenstein in de tussenruimte een extra tentoonstellingsruimte te realiseren
Peer Glandorff, architect en oprichter van Fact Architects, wil opdrachtgevers verleiden met mooie en functionele architectuur voor een aantrekkelijke prijs. “Vanaf onze oprichting in 2005 hebben we altijd bewuste ontwerpkeuzes gemaakt. Wij maken keuzes door onszelf in het beginstadium van elk project de vraag te stellen waar onze prioriteiten liggen. Hoe kunnen we de kwaliteiten van een locatie in goede architectuur vertalen? Is uitzicht belangrijk? Willen we buitenruimte? Hoe belangrijk is de gevel? Op die manier bepalen we waaraan we geld willen uitgeven en waarop we kunnen besparen.”
PRIORITEITEN Zo hebben de studentenwoningen op het Zeeburgereiland meer comfort gekregen dan tot nu toe gebruikelijk. Het zijn geen containers, maar zelfstan-
dige woonunits met vloerverwarming die geheel in de fabriek zijn gemaakt. De buitenkant is sober en robuust uitgevoerd. Glandorff: “Voor tijdelijke studentenhuisvesting is geen hout nodig dat 150 jaar meegaat. Maar het moet er wel vijftien jaar netjes blijven uitzien, zonder onderhoud. Verder hebben we bewust dichte balkons ontworpen waardoor de gevel een rustige uitstraling houdt, ongeacht wat de studenten op hun balkons neerzetten.” Ook aan de omgeving is extra aandacht besteed. Op de binnenterreinen liggen sportvelden waar de studenten elkaar ontmoeten om te sporten of te barbecueën. Grip op het bouwproces is essentieel, zodat het beschikbare geld wordt uitgegeven aan de kwaliteit van de gebouwen. Minder belangrijke onderdelen worden sober uitgevoerd. Om dat te bereiken, onderzoekt Fact Architects van tevoren welke materialen het meest geschikt zijn voor het doel waarvoor ze gebruikt worden. Glandorff: “Construc-
94 — AWM 45
tieve elementen die uit het zicht blijven moeten sterk zijn, maar hoeven niet per se mooi te zijn. Als iets tien jaar mee moet gaan, dan geven we geen geld uit voor twintig.” Vroeg in het ontwerptraject wordt contact gelegd met verschillende producenten en leveranciers en worden offertes aangevraagd. Zo ontstaat een realistisch beeld van wat haalbaar is en kan Fact Architects scherper onderhandelen met aannemers en onderaannemers.
besteden aan een gezamenlijke expositieruimte tussen de rug-aan-rug woningen. Van buiten kun je gemakkelijk naar binnen kijken, waardoor voorbijgangers worden geprikkeld om kennis te maken met de kunstenaars en hun werk. Zwart: “Omdat het sociale woningbouw is, was het budget beperkt. In onze presentaties hebben we de expositieruimte daarom nooit teveel benadrukt, anders was hij er waarschijnlijk niet gekomen. Nu is iedereen er blij mee.”
SIMPELE HOOFDOPZET PREFABRICAGE Op ten noort blijdenstein uit Utrecht bespaart kosten door de hoofdopzet van een gebouw zo simpel en compact mogelijk te houden, zodat er meer geld overblijft voor goede architectuur. Architect Lars Zwart: “Met eenvoudige uitgangspunten die begrepen worden door bouwers kun je geld vrijmaken voor bijvoorbeeld extra ruimte of mooie detaillering. Voor de Javatoren in Almelo zijn we uitgegaan van een dragende schil met kern. Door één raamtype te combineren met drie neggendieptes hebben we raffinement in de gevel aangebracht tegen minimale kosten. Op die manier konden we extra geld besteden aan de kwaliteit van de baksteen en de kozijnen.” Om de juiste ontwerpkeuzes te maken voor een efficiënt gebouw heeft op ten noort blijdenstein een eigen kostendeskundige in huis. Vanaf het schetsontwerp adviseert hij over kosten en opbrengsten. Zwart: “Hierdoor is het vanaf het begin duidelijk of onze keuzes haalbaar zijn en hoeven we later niet te bezuinigen. Zo kunnen we het proces gemakkelijker sturen en krijgen we een beter gebouw.” Vaak ontwerpt op ten noort blijdenstein in een bouwteam of in een Design & Build constructie. Zwart: “Dan moet je denken vanuit de logica van de bouwer. Dat is weliswaar goedkoper, maar het raffinement gaat al snel verloren, want je hebt weinig invloed op de uitvoering.”
EXPOSITIERUIMTE Voor dertig atelierwoningen in Leidsche Rijn slaagde Zwart erin binnen het budget extra binnenruimte te creëren. Hij ontwierp drie houten ‘schuren’ die passen in de bijzondere sfeer van de locatie: een oude hoogstam kersenboomgaard. Door het ontwerp eenvoudig en vooral compact te houden kon hij geld
Een van de manieren voor cepezed om kostenefficient te bouwen is door prefabricage van zoveel mogelijk onderdelen in de werkplaats. Daar zijn de omstandigheden perfect, wat een hoogwaardiger eindproduct oplevert en een kortere bouwtijd. Deze werkwijze vraagt wel om meer nadenken en onderzoek in het voortraject. Dat begint bij het opsplitsen van het totale budget in deelbudgetten. Daardoor worden de randvoorwaarden voor ieder bouwsegment concreet en dat voorkomt budgetoverschrijding. Architect Ronald Schleurholts van cepezed: “Bijvoorbeeld de gevel: wat moet die technisch doen, hoe willen we dat hij eruit ziet, hoe past hij in het systeem van het gebouw en wat mag hij kosten? Hetzelfde geldt voor de vloer en de constructie. Door in de voorontwerpfase integrale afwegingen te maken, wordt het geheel beheersbaar.” Technisch levert prefabricage in de werkplaats
— Bij de leveranciers vraagt Fact offertes aan van bouwproducten verschillende mogelijkheden tot kostenbesparende innovatie op. Schleurholts: “Vaak nemen we geavanceerde technologie over uit andere industrieën. Zoals het IDES-vloersysteem, waarvoor we een brandwandsysteem uit de offshore-industrie hebben aangepast. IDES staat voor Integrated Deck Extra Space. Het is een stalen cassettesysteem dat, inclusief plafond en vloer, slechts 30 cm dik is en dat
EP
Studentenwoningen Voor de tijdelijke studentenhuisvesting op Zeeburgereiland in Amsterdam heeft Fact Architects hout gekozen dat vijftien jaar onderhoudsarm is: net zolang als het project op deze locatie zal staan
Economie en Praktijk Kostenbewust bouwen
95 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
96 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
European Space Innovation Centre (ESIC) De ventilatielucht in het door cepezed ontworpen bedrijfsverzamelgebouw gaat via de kantoren naar het atrium en vervolgens naar de parkeergarage. Zodoende is maar een installatie nodig in plaats van drie
EP
Economie en Praktijk Kostenbewust bouwen
tevens alle installaties bevat. Omdat er geen systeemplafond meer nodig is, scheelt dat ruimte, waardoor we aan ons eigen kantoorgebouw in de binnenstad van Delft binnen de maximaal toegestane bouwenvelop een extra verdieping konden toevoegen.”
INTEGRAAL ONTWERPEN Nauw verbonden met de filosofie achter prefabricage is het integraal ontwerpen. Door een gebouw zo vorm te geven dat het zelf een deel van zijn installatie kan zijn, heeft het geen installaties nodig om bouwkundige fouten te corrigeren. “Het ruimtelijk concept, het bouwkundig ontwerp, de constructies en de installaties moeten een samenwerking aangaan en helemaal op elkaar zijn afgestemd”, zegt Schleurholts: “Het European Space Innovation Centre (ESIC), een bedrijfsverzamelgebouw voor de lucht- en ruimtevaart in Noordwijk, is daar een goed bijvoorbeeld van. Het heeft een minimum aan installaties. Daarvoor hebben we het binnenklimaatsysteem zo ontworpen dat de ventilatielucht eerst door de kantoren stroomt, vervolgens door overdruk via openingen in de staalconstructie naar het atrium vloeit, daar bijdraagt aan de verwarming van de ruimte en uiteindelijk wordt uitgeblazen via de parkeergarage. In plaats van drie installaties, heb je er dan één. Je hebt geen retourkanalen meer nodig, wat scheelt in materialen en apparatuur en in onderhoud.”
ZONERING Door een gebouw te zoneren kun je elk deel heel precies afstemmen op het gebruik. Zo kun je een efficiënt gebouw realiseren voor een beperkt budget, zoals het bedrijfsgebouw van Pas Reform in Doetinchem laat zien. Schleurholts: “Een beperkt deel is nodig als kantoor, het overgrote deel wordt gebruikt als overslagruimte. We hebben de kantoorruimte als kleine doos binnen het grote geheel geplaatst, waardoor het binnenklimaat daar optimaal is. De hal hebben we eenvoudig gehouden en vooral ingericht op de logistiek van de vrachtwagens. Daardoor bleef er budget over voor de geveldetaillering.” Ook op langere termijn zijn kosten te besparen door functies te zoneren en gecompliceerde technieken in bepaalde bouwdelen onder te brengen. Dit
leidt tot een efficiënter bouwproces en maakt het gemakkelijker een gebouw aan te passen of uit te breiden. Schleurholts: “In ons eigen kantoor zitten alle specifieke functies achter een panelenwand: toiletten, keuken, schachten, liftmachine. De rest is daardoor super simpel: een vast maatsysteem, een stramien van vloerpotten voor de installaties, gemakkelijk te verplaatsen wanden en lampen die
— “Constructies en installaties moeten op elkaar worden afgestemd” beide slechts met magneten bevestigd zijn. Omdat het niet vervlochten zit, kun je alles anders inrichten. Dat is goedkoper in de uitvoering en in het dagelijks gebruik en onderhoud.”
SPONSORS Kostenbewust bouwen leidt niet per se tot goedkopere gebouwen, wel levert het een betere kwaliteit op voor dezelfde prijs. Peer Glandorff van Fact Architects: “Opdrachtgevers hebben inmiddels begrepen dat goedkoop uiteindelijk vaak duur uitpakt. Ik probeer ze te overtuigen met kwaliteit.” En dat werkt, zo blijkt bijvoorbeeld uit de totstandkoming van het Ronald McDonald Centre in Amsterdam. Nadat Glandorff met zijn ontwerp voor het gebouw de BNA Jonge Architectenprijsvraag 2005 had gewonnen, was er geld nodig om het gebouw te realiseren. Glandorff is met zijn opdrachtgever het hele land afgereisd langs leveranciers van vloeren, kozijnen en plafonds op zoek naar sponsors: “Door zelf het initiatief te nemen kun je het proces beter sturen. Eerst heb ik uitgezocht welke leveranciers een interessant product konden leveren en op basis daarvan hebben we een selectie gemaakt. Vervolgens zijn we op pad gegaan en hebben we onderhandeld met de verschillende partijen. De doelstelling om te bouwen voor de helft van het budget hebben we zo gehaald. De kwaliteit van het ontwerp in combinatie met het goede doel bleek overtuigend. Dat was ons met een vierkante blokkendoos nooit gelukt.”—
97 — AWM 45
98 — AWM 45
Kennisdeling Web en werkelijkheid Terwijl op het web de grens tussen computergemaakte en reële beelden vervaagt, worden in de bouwbranche grenzen gepasseerd en muren doorbroken. BIM wordt steeds meer gemeengoed en aan de Keizersgracht in Amsterdam hebben vijf architectenbureaus zich fysiek samen gevestigd in één pand. Zij werken op open werkvloeren naast en met elkaar.Wat betekent dit voor kennisdeling? Wat is de invloed van webontwikkelingen? Tekst Joline Korthoven Samen met nog drie bureaus is het kleinere Marc Koehler Architects ‘ingetrokken’ in het onderkomen van het grotere de Architekten Cie.. Wat begon op basis van praktische overwegingen, blijkt een broedplaats voor synergie op het gebied van kennis. In Het Huis met de Hoofden zijn niet alleen de fysieke muren doorgebroken, ook de kennisdeuren zijn opengegooid en er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de bij elkaar aanwezige kennis en specialismen. De kennis blijft ook niet binnenshuis: wereldwijd worden ze in blogs aangehaald.
NETWERK Zowel Marc Koehler van Marc Koehler Architects als Frank Segaar van de Architekten Cie. zien hun bedrijf als onderdeel van een netwerk, nationaal en internationaal. “De ontmoetingsplek, die we met het Huis van de Hoofden hebben gecreëerd, kun je zien als de fysieke afspiegeling van het netwerkmodel”, vertelt Segaar. “Het laat zien dat kennis bijna geen
eigenaar meer heeft. In het nieuwe model werk je samen, ben je soms opdrachtgever soms opdrachtnemer. Kennisdeling vindt hier continu plaats. Wij leren als groot bureau met specialisten en mensen met een single task van de korte lijnen bij Marc.” “Onze kern is klein”, vertelt Koehler. “We werken in een team van drie mensen, met daaromheen een groep vaste freelancers en adviseurs en wisselende stagiaires. Daarnaast is er de mogelijkheid van flexibele coalities met de andere bureaus in huis en daarbuiten.” Koehler ziet kansen in een open netwerk: “Deze tijd staat onder druk van de crisis in de economie, de politiek en het milieu. Elke architect heroverweegt zijn positie en vak. Eén van onze antwoorden daarop is een open netwerkbenadering, waarin je samenwerkt met specialisten.”
WEBONTWIKKELINGEN Het web stimuleert een dergelijke benadering en maakt zulke open netwerken mogelijk. De online ontwikkelingen dragen zo bij aan de veranderingen. Koehler licht toe: “Er ontstaan nieuwe online mogelijkheden voor cocreatie. Bovendien zijn internationale projecten beter mogelijk. Je kunt online de wereld bereiken en als je een buitenlandse opdracht hebt, gebruik je het internet in de projectcommunicatie. Wij werken nu met Skype-Pro en Dropbox in België en in de VS met Basecamp.” Marc Koehler laat een wereldkaart zien, waarop de facebookpopulatie is aangegeven en licht toe: “Eigenlijk is dit de kaart van een nieuw stedelijk weefsel: een soort boogvorm over de aarde. Door internet verspreidt kennis zich op een nieuwe manier over de hele wereld, via blogs, Facebook en LinkedIn. Een paar van onze projecten gingen viral: zij verspreidden zich vanzelf, razendsnel op internet. Huis M en IJburg zijn tienduizenden keren gelinkt en vele malen ook vertaald: Koreaans, Turks,
EP
Economie en Praktijk Kennisdeling
— “De netwerkbenadering is een van onze antwoorden op de crisis.”
— “Webontwikkelingen gaan snel en je moet daarin mee.”
Marc Koehler
Frank Segaar
Chinees. Dat levert niet direct aanwijsbaar opdrachten op, maar wel naamsbekendheid en goede internationale stagiairs, die weer een nieuwe laag in het netwerk vormen. Ze voegen kennis toe en dragen die later thuis weer uit.”
hierin voordelen: “BIM kan het leven van ontwerpers en tekenaars makkelijk maken, vooral als straks alle producten erin zijn opgenomen en je precies kunt vinden wat in je ontwerp past. Dan neem je kant en klaar uitgewerkte tekeningen van producten, zo in je ontwerp op. Je weet dan meteen de prijs, oppervlak, en de afmetingen voldoen aan regelgeving.”
INHOUD “Omdat relevante boodschappen zich sneller en verder over het net verspreiden,” zegt Segaar, “is het belangrijk dat je inhoudelijk communiceert. Onze vakinhoudelijke lezingen nemen we op en zetten we op Youtube en Facebook. Ook publiceren we artikelen online. Zowel het medium als de inhoud zijn veranderd ten opzichte van vroeger. Het gaat bijvoorbeeld veel meer om wat je nu doet, waaraan je op dit moment werkt. Vroeger maakte je een imposant boek over je gebouwde projecten, met foto’s van na de realisatie. In deze tijd is drukwerk in veel opzichten een te traag medium.” De inhoudelijk communicatie in netwerkvorm is ook terug te zien in de ontwikkeling van BIM. Alle informatie wordt met elkaar verbonden. Segaar ziet
DELEN De nieuwe kennis die wordt opgedaan, kan vervolgens weer worden gedeeld. Vergelijkbaar met de ontwikkelingen van web 3.0. Niet alleen het beschikbaar maken van informatie staat centraal. Door informatie aan te vullen en te reageren op beschikbare informatie, wordt de totale kennis vergroot. “Het web ontwikkelt zich razendsnel. Dat is spannend. In deze tijd van economische crisis kan niemand zich meer veroorloven om er niet in te duiken”. De crisis heeft de internetontwikkelingen volgens Segaar versneld: “Je hebt simpelweg de luxe niet meer om niets te doen.”—
99 — AWM 45
100 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
Luuk Kramer
Techniek
METSELWERK
Crazy Frog In vier door PLUS architecten ontworpen stroken woningbouw zijn de gevels de aandachtstrekkers. De gevels zijn van frogsteen, op de klamp gemetseld zodat er bijzondere patronen ontstaan. Die patronen kunnen ongehinderd over de hoeken heen doorlopen dankzij geprefabriceerde en in verstek gezaagde hoekstukken. Het in Rotterdam gevestigde PLUS architecten heeft het ontwerp geleverd voor de laatste fase van de nieuwbouwwijk Blankenborch in Vianen. Appartementen en grondgebonden woningen zijn samengebracht in vier stroken die in het verlengde liggen van de bestaande bebouwing. In het project is, naast het traditio-
1
nele halfsteensverband, ook een tegelverband gebruikt. Bij het tegelverband and zijn de stenen recht op elkaar gestapeld. eld. De stootvoegen lopen door in een rechte echte lijn. De gebruikte metselmortel heeftt dezelfde kleur als de steen. Bovendien zijn n de voegen slechts 7 millimeter dik. Daardoor zijn de voegen haast onzichtbaar, r, alsof de stenen simpelweg gestapeld zijn.. Frogstenen zijn bakstenen die op het grootste vlak zijn uitgehold. Normaal rmaal gesproken is die holte naar boven n gedraaid en dus niet zichtbaar in n de gevel. In het geval van Blankenborch iss de holte juist aangewend als beeldelement. nt. Het metselwerk is beklamd, hetgeen wil zeggen dat de stenen op hun kant nt liggen. Samen vormen de holtes een decoratief coratief gevelpatroon dat over de gehele gevel doorloopt, en zelfs hoekje om loopt. opt. De hoekoplossingen zijn in samenwerking erking met de fabrikant CRH ontwikkeld. eld. De stenen zijn in de fabriek verstek gezaagd en aan elkaar gelijmd. (RG)
4
1
2 3 4
2
3
2
3
in verstek gezaagde en verlijmde hoekbaksteen (halfsteensverband) frogsteen (gekanteld toegepast) voeg, 7 mm in verstek gezaagde en verlijmde hoekbaksteen (tegelverband)
Subtiele variatie De laatste uitbreiding van het San Telmo Museum in San Sebastián, Spanje, heeft een speelse gevel gekregen. Sterker en minder sterk geperforeerde delen wisselen elkaar af. Sommige zijn begroeid, sommige niet. Voor veel effect blijkt verbluffend weinig ingewikkelde techniek nodig: het ontwerp toont de doelmatigheid van eenvoud. Aan het San Telmo Museum is al vele malen gesleuteld nadat het museum in 1932 zijn intrek nam in een leegstaand
klooster uit de zestiende eeuw. De laatste aanpassing is een uitbreiding, waarvan de gevel de lang gezochte verbinding legt tussen het stad en land, tussen het kunstmatige en natuurlijke landschap. Het museum bevindt zich aan de rand van de Spaanse stad San Sebastián, tegen de flanken van de Monte Urgull. Twee paviljoens, waarin het nieuwe programma is ondergebracht, gaan schuil achter een intrigerende gevel. De parallel met de achterliggende bergwand is snel getrokken. Dat versterkt het vermoeden dat het hier een – weliswaar geperforeerde – massieve betongevel betreft. Op de een of andere manier is plaatselijk begroeiing aangebracht. Het blijkt een dun transparant scherm van aluminium te zijn. De aluminium panelen zijn gegoten en
Roland Halbe
GEVEL
101 — AWM 45
Roland Halbe
T
Techniek Korte berichten
hebben een dikte van zes tot acht millimeter. De benodigde sterkte ontlenen de panelen verder aan het dunne aluminium raamwerk waar ze onzichtbaar op geschroefd zijn. De hele gevel is samengesteld uit 3000 panelen van 180 bij 60 centimeter, die afwisselend staand en liggend op het achterliggende stijl- en regelwerk zijn gemonteerd. De variatie in panelen lijkt groot; er zijn er echter slechts vier. Ze verschillen bovendien slechts subtiel van elkaar. De vier panelen hebben elk een andere perforatiegraad. De perforaties lopen in doorsnede uiteen van twee tot elf centimeter. Ook varieert de hoek waarmee de gaten in de panelen zijn ‘geboord’. Zonlicht dat op de gevel valt en kunstlicht vanuit het interieur creëren talloze nuances. Door een deel van de perforaties groeien mossen, varens en andere voor de omgeving karakteristieke planten. Ook hiervoor is een relatief simpel systeem bedacht. Achter de ‘begroeide’ panelen is een ‘matras’ van aarde bevestigd. De aarde, gevat in gaas, is tegen de betreffende platen geschroefd. Met de wisseling van de seizoenen verandert het groen en daarmee subtiele verbinding die het gebouw maakt tussen het kunstmatige en natuurlijke landschap: een metafoor voor de verandering waaraan die verbinding gedurende de verschillende verbouwingen onderhevig is geweest. Met eenvoudige en doeltreffende techniek is een uitbreiding gerealiseerd die zich bevindt op de grens van architectuur en landschapsontwerp. (LZ)
102 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
Het onderzoekspaviljoen staat op het centrale plein van de binnenstedelijk campus
T
Techniek Onderzoekspaviljoen Universiteit Stuttgart
Analogie Onderzoekspaviljoen, Stuttgart, Universiteit Stuttgart Een onderzoekspaviljoen van flinterdun berkenmultiplex domineert ook deze zomer het binnenstedelijke campusterrein van de Universiteit van Stuttgart. Bionica, het onderzoek naar de werking van systemen in de natuur en de technologische toepassing daarvan, heeft geleid tot een algemeen toepasbaar concept voor lichtgewicht constructies. Tekst Linda Zenger Fotografie Universiteit Stuttgart
103 — AWM 45
Onder het koepelvormige dak bevinden zich twee ruimtes. De grote laat de ruimtelijke potentie van de constructie zien; de kleinere geeft een beeld van de constructieve logica. Ontwerp, planning en uitvoering van het onderzoekspaviljoen zijn het werk van onderzoekers en studenten van de instituten voor computergestuurd ontwerp (ICD) en draagconstructief ontwerp (ITKE) van de Universiteit van Stuttgart. Net als vorig jaar is het paviljoen gerealiseerd uit berkenmultiplex met een dikte van slechts 6,5 millimeter. De goede sterkteprestaties dankt het paviljoen deze keer niet aan het benutten van het elastisch buiggedrag van het materiaal maar aan de gekozen geometrie en de verbindingen. Aanleiding voor het ontwerp van dit jaar is het onderzoek naar de potenties van het vertalen van biologische structuren naar constructies in de architectonische context. De constructie van het paviljoen is geïnspireerd op het skelet van de zeedollar, een waterdiertje dat tot de familie van de zee-egels hoort.
104 — AWM 45
Krachtswerking binnen een schotel
Krachtenoverdracht tussen verschillende schotels
externe krachten schuifkrachten normaalkrachten
Analogie De zeedollar kent een modulaire opbouw uit veelhoekige vlakken. Door de samenstelling uit verschillende polygonen ontstaat een stevig skelet. Ook het paviljoen is opgebouwd uit veelhoekige platen. De platen zijn samengesteld tot segmenten, voor het gemak schotels genoemd, waarin de analogie met de zeedollar duidelijk zichtbaar is. Meerdere schotels samen vormen de overkoepelende constructie. Net als de skeletdelen van het diertje zijn de platen aan de randen voorzien van tandvormige uitsteeksels. De verbinding van de platen bestaat dan ook uit een soort vingerlas. Deze verbindingen kunnen enkel normaalkrachten en schuifkrachten overdragen. Ze zijn niet bestand tegen buigende momenten. Door telkens drie platen in één punt samen te laten komen, kan desondanks een buigstijve constructie worden gevormd. Nog meer bionica De analogie met de zeedollar strekt verder dan de geometrische gelijkenis en het gebruik van eenzelfde verbindingsprincipe. Net als bij het zeediertje zijn de afmetingen en vorm van de veelhoeken niet homogeen. In de natuur passen de veelhoekige skeletdelen zich aan de omstandigheden aan. In de paviljoencon-
structie is de geometrie van de elementen afhankelijk van de gewenste kromming en de vorm van het geheel. Boven in het paviljoen zijn vlakkere schotels gebruikt met afmetingen tot wel twee meter. De schotels aan de randen hebben door hun samenstelling een veel sterkere kromming. Sommigen zijn slechts een halve meter groot. Naast deze heterogeniteit, is er zowel bij de zeedollar als bij het paviljoen sprake van anisotropie. De constructieve eigenschappen van de schotels verschilt per richting. De vorm en verbinding zijn aangepast aan de lokaal benodigde sterkte en stijfheid. Ook het mineraal calciet, het materiaal waaruit het skelet van de zeedollar voornamelijk bestaat, is niet isotroop. Een derde analogie is te vinden in de hiërarchie van zowel de constructie van het paviljoen als de opbouw van het zeedollarskelet. Daar waar nodig, op het eerste ‘niveau’ in de hiërarchie, zijn de verbindingen verlijmd. Op het tweede ‘niveau’ voldoet een eenvoudigere schroefverbinding. Uitermate efficiënt en bovendien vergemakkelijkt dit de assemblage en eventuele demontage. Digitaal Voor het creëren van een dusdanige
gelijkenis met een natuurlijke structuur is de meest vooraanstaande computertechnologie vereist, zowel voor het ontwerpproces als voor de productie. Door de complexiteit van het geheel, moet de digitale keten van ontwerp tot productie volledig gesloten zijn. De voordelen zijn tweeledig: de technologie maakt het mogelijk de geometrie van de schotels aan te passen aan de benodigde constructieve en ruimtelijke eigenschappen. Tegelijk kunnen met de technologie geometrisch verschillende schotels worden ontwikkelen en geproduceerd waarvan de sterkteeigenschappen juist gelijk zijn. In totaal heeft het paviljoen 850 verschillende elementen die met meer dan 100.000 ‘tanden’ zijn verbonden. Met het paviljoen is een flinke stap gezet in het lichtgewicht bouwen. Vaak wordt de aandacht bij lichtgewicht bouwen gericht op het maken van vormen en constructies die geoptimaliseerd zijn op de betreffende belasting. Bij het onderzoekspaviljoen is men verder gegaan. Differentiatie in de schotels garandeert een hoge mate van aanpasbaarheid en functionaliteit van de constructie. De geometrische ordening en de voegen bepalen de mate van belastbaarheid van de constructie. De lichtgewicht constructie is hiermee veel algemener toepasbaar.—
T
Techniek Onderzoekspaviljoen Universiteit Stuttgart
De kleine ruimte toont de constructieve logica; de grote de ruimtelijke potentie ervan
â&#x20AC;&#x2DC;s Nachts benadrukt de verlichting de constructieve structuur
105 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
106 — AWM 45
Ritmische monoliet Uitbouw woning Lange Steigerstraat, Zaltbommel Leo Harders Architecten Zelfs een kleine uitbreiding in de tuin van een woning is een opgave waar veel uit te halen valt. Dit zag architect Leo Harders toen hij een bestaande uitbouw van een monumentaal pand in Zaltbommel verving door een kunstig natuurstenen blok. Tekst Aldo Trim Fotografie Luuk Kramer
Jarenlang woonde de opdrachtgever op de verdiepingen maar op een gegeven moment wilde hij de begane grond bij zijn woning betrekken. Het uitgangspunt was om deze als een ‘doorzonwoning’ van voor tot achter zoveel mogelijk open te maken. Hiertoe zijn een bibliotheek, bergruimte, toilet en trap ondergebracht in een slank element aan de straatzijde met daarop een entresol als leesvloer. In het verlengde van dit element ligt de keuken aan de tuinzijde. Ter plaatse van de doorbraak in de achtergevel heeft architect Leo Harders een portaal, bestaande uit vier ribben met kasten, aangebracht. Het is een graduele overgang naar de sfeer van de tuin. Via vier grote raamopeningen treedt veel licht binnen. Elke opening relateert óf aan een plek in het interieur, óf aan een punt in de omgeving zoals de toren van Zaltbommel. Natuursteen De monumentale status speelde een rol bij de materiaalkeuze voor de gevel van de uitbreiding. Deze keuze viel op natuursteen vanwege het solide karakter en de referentie aan een klassieke plint. De compositie van de verspringende raamopeningen is leidend geweest bij het bepalen van de constructie en detaillering van de gevel. De dichte delen zijn met HEA-liggers en kokerprofielen geconstrueerd. Ter plaatse van de knoop in het
Door de verschillende afmetingen is met de natuursteenplaten een speels patroon gecreëerd
T
Techniek Uitbouw woning Zaltbommel Leo Harders Architecten
107 — AWM 45
Horizontaal detail
Verticale doorsnede 10 11 4 3 7 8 12 13 14 6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
15 16
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
baksteen stalen profiel HEA 200 aluminium omega profiel multiplex natuursteen aluminium kozijn gipsplaat 12,5mm isolatie stalen kokerprofiel 200.200 kitnaad
11 12 13 14 15 16 17 18 19
stalen profiel HEA 200 aluminium bevestigingsprofiel geschuurd natuursteen ventilatierooster/zonwering natuurstenen vensterbank aluminium hoekprofiel natuurstenen vloer hardstenen onderdorpel lijngoot
Opdrachtgever Privaat Architect Leo Harders Architecten, Delft Constructeur IMd Raadgevende Ingenieurs, Rotterdam Aannemer Bouwbedrijf Van den Bogaard, Geldermalsen Realisatie 2011
midden komen de kolommen samen op een geknikte ligger. Door de verspringing in de openingen was hier geen rechte doorgaande ligger mogelijk. Voor de bevestiging van het natuursteen is een relatief nieuwe techniek gebruikt: het JOBB Façade Systeem. Hierbij worden natuursteen platen op een aluminium achterconstructie gelijmd. Een groot voordeel hiervan in vergelijking tot het mechanisch bevestigen of vol in de specie aanbrengen was dat de platen klein en dun konden blijven. De
draagconstructie van de platen, bestaande uit aluminium profielen, is bevestigd op de houten omtimmering van de staalconstructie. Het natuursteen is toegepast in smalle banden die zijn opgeknipt in kortere platen. Om de gevel als een monoliet vorm te geven zijn deze platen in een overlappend verband aangebracht. Er ontstaat zo een speels rondlopend patroon. Opknippen van de banden was noodzakelijk omdat de bevestigingsmethodiek geen grote platen toeliet. Dit
9
17 18 19
leidde tot meer dan twintig verschillende plaatafmetingen die van tevoren zijn uitgetekend en in het werk passend zijn gemaakt. Het patroon is niet systematisch opgezet, maar vooral compositorisch ontworpen waarbij de raamopeningen leidend waren. Belangrijk was wel dat voegen nergens in één lijn lagen, dit zou afbreuk doen aan de eenheid. Door beheerst gebruik van een puur materiaal, met behulp van een slim systeem, heeft Harders gewicht gegeven aan een zeer transparante gevel. —
118 — AWM 45
Elegant als een hert staat de uitkijktoren in het landschap
Hybride, Uitkijktoren ‘Het Hoge Hert’, De Onlanden, Peize, UNStudio Vorige maand ontving opdrachtgever Natuurmonumenten het ontwerp voor een uitkijktoren aan de rand van natuurgebied De Onlanden in de kop van Drenthe. Een afgesproken cadeau. UNStudio maakte het hybride ontwerp uit staal en Ultra Hoge Sterkte Beton. Een casestudie op initiatief van het Cement&BetonCentrum. Tekst Linda Zenger Beeld UNStudio
T
Techniek Uitkijktoren Het Hoge Hert UNStudio
119 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
120 — AWM 45
De traptreden en bordessen van UHSB worden geflankeerd door balustrades van RVS gaas
Het ontwerp van de uitkijktoren ‘Het Hoge Hert’ is een van de drie casestudies die is uitgevoerd in het kader van het onderzoek naar de mogelijkheden van Ultra Hoge Sterkte Beton (UHSB). Met de casestudies wil de initiator, het Cement&BetonCentrum, de ontwikkelingen op het gebied van UHSB delen en stimuleren. De casestudie, waarvoor UNStudio samenwerkte met ABT, BAM en Haitsma Beton, is de eerste die zich niet richt op een primair infrastructureel ontwerp. Wellicht wordt de uitkijktoren een van de eerste architectonische toepassingen in Nederland waarbij UHSB een dusdanig grote, constructieve rol heeft. Hybride “De toepassing van UHSB was voor de
architect geen doel op zich. Uitgangspunt was het maken van de beste uitkijktoren op de juiste plek”, vertelt Arjan Dingsté, architect bij UNStudio. Het ontwerp is gebaseerd op een ‘cinematografische route’ die de bezoekers door de bomen heen omhoog begeleidt. Door meerdere keerpunten en plateaus in de route te introduceren worden bezoekers bewust gemaakt van het uitzicht onderweg. Pas na 134 treden en drie keerpunten krijgt de gebruiker volledig rondzicht en een onbelemmerd zicht op de stad Groningen en 3.000 hectare omliggende landschap. Op 25 meter hoogte bevindt de bezoeker zich dan zo’n vijf meter boven de toppen van de bomen. Dingsté: “Een uitkragende constructie sluit het beste aan op deze architectonische ambitie.” Dergelijke
constructies brengen grote trekkrachten met zich mee. Hiervoor is UHSB, dat gekenmerkt wordt door een zeer grote druksterkte, niet het meeste geschikte materiaal. De uitkijktoren is dan ook als een hybride constructie uitgewerkt van staal en beton. Rondom de trappen en balustrades zijn borstweringen van een RVS gaasweefsel gedacht. Prefab Van de hoofddraagconstructie is alleen het voornamelijk op druk worden belast deel uitgevoerd in UHSB: een ‘poot’ waartegen een hoofdzakelijk op trek belaste staalconstructie leunt. Aan de voet is de poot massief uitgevoerd. Naarmate de hoogte toeneemt en het gewicht, de belastingen en daarmee de drukkrachten
Techniek Uitkijktoren Het Hoge Hert UNStudio
T
121 — AWM 45
De route is georganiseerd rondom een aantal keerpunten
+20.00
+25.00 0
Van beton naar UHSB
+10.00 ±0.00
De uitzichtplatforms op 10, 20 en 24 meter hoogte hebben elke een eigen oriëntatie
24 meter 20 meter
10 meter
Hoe hoger de bezoeker komt, des te weidser wordt het uitzicht
10 meter plaatselijk
20 meter 180°
24 meter 360°
Beton kent een lange geschiedenis die teruggaat tot de Griekse en Romeinse oudheid. De eerste experimenten met gewapend beton stammen uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Later hebben de ontwikkelingen zich vooral gericht op het verhogen van de druksterkte en het verbeteren van de materiaaleigenschappen. Deze ontwikkelingen hebben de laatste jaren een vlucht genomen. Terwijl in de jaren vijftig van de twintigste eeuw werd gewerkt aan beton met een druksterkte van 25 N/mm2, kent UHSB een druksterkte van meer dan 150 N/mm2. Terwijl voorzichtig gewerkt wordt aan projecten met UHSB gaan de materiaal ontwikkelingen verder en bestaat er in de laboratoria al beton met een druksterkte van 300 N/mm2. De ontwikkelingen zijn mogelijk door de samenstelling van het beton. Er wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van steeds kleinere korrels. Door de homogenere samenstelling worden spanningsconcentraties voorkomen die de algehele betrouwbaarheid en sterkte van het materiaal negatief beïnvloeden. De sterkte van het beton wordt behalve door de korrelafmeting ook voor een belangrijk deel bepaald door de watercementfactor. Hoe minder water is toegevoegd, hoe hoger de dichtheid en des te sterker het materiaal. Een lagere watercementfactor zorgt echter ook voor een slechtere verwerkbaarheid. Dit kan worden gecompenseerd door toevoeging van zogenaamde superplastificeerders. Deze zorgen voor een (tijdelijke) verslapping van het beton. De wrijving tussen cement en toeslagmaterialen wordt (tijdelijk) verminderd en maakt het taaiere beton toch verwerkbaar. De veranderde samenstelling heeft ook gevolgen voor het uiterlijk van het beton. UHSB is veel gladder en neigt wat textuur betreft naar keramiek.
122 â&#x20AC;&#x201D; AWM 45
De uitkijktoren is een hybride ontwerp van UHSB en staal
T afnemen, gaat de massieve constructie in vorm vloeiend over in een U-vormig constructie-element. Alle UHSB-delen zullen worden geprefabriceerd. In Japan worden reeds experimenten worden gedaan met het in het werk storten van UHSB. Het vooraf produceren van elementen heeft vooralsnog echter de voorkeur. De omstandigheden waarin het materiaal worden verwerkt kunnen op die manier beter worden gecontroleerd. Door de poot spiegelsymmetrisch uit te voeren, kan er voor een deel gebruik worden gemaakt van dezelfde mallen. Ook voor de traptreden, die weliswaar per stuk van lengte verschillen, kan door de vormgeving van dezelfde mal gebruik gemaakt worden. Ook de bordessen worden in UHSB uitgevoerd. Door deze dun en dus licht uit te voeren, hebben ze een gunstige invloed op de totale krachtswerking in de toren. Het prefabriceren brengt wel met zich mee dat de elementen in het werk gekoppeld moeten worden. Dit gebeurt met zogenoemde gains, te vergelijken met uitstekende wapeningseinden. Door deze na montage aan te gieten ontstaat een monoliet geheel. De koppeling tussen de UHSB-delen en de stalen constructieelementen is relatief eenvoudig. Omdat staal en UHSB nagenoeg dezelfde uitzettingscoëfficiënt hebben, kan de stalen constructie koud tegen het beton worden gezet. Voor de bevestiging hiervan zullen waarschijnlijk shear studs gebruikt worden, een soort dikke metalen spijkers. Wapening Het toevoegen van staalvezels aan het UHSB zorgt voor een betere beheersbaarheid van het scheur- en krimpgedrag van het beton. Door een combinatie van lange en korte vezels is in de traptreden nog slechts een zeer beperkte hoeveelheid traditionele wapening nodig. Omdat traditionele wapening een aanzienlijke betondekking vereist heeft het beperken van de hoeveelheid wapening een positief effect op de uiteindelijke dikte van de traptreden. Behalve het ontwerp werd ook de eerste traptrede aan Natuurmonumenten cadeau gedaan. Er wordt momenteel financiering gezocht voor de andere 133 en de rest van de constructie. De kosten voor de 25 meter toren worden geschat op circa 750.000 euro.—
Techniek Uitkijktoren Het Hoge Hert UNStudio
123 — AWM 45
Een uitkragende constructie impliceert de aanwezigheid van trekkrachten
trek druk
Een combinatie van UHSB en staal sluit goed aan bij het krachtenspel
staal UHSB
Initiatiefnemer Cement&BetonCentrum, ‘s-Hertogenbosch Architect UNStudio, Amsterdam Constructeur ABT, Velp Aannemer BAM, Bunnik
Betonleverancier Haitsma Beton, Kootsertille Bouwkosten € 750,000,Hoogte 25 meter Materiaal UHSB en staal
YOUR CONNECTION WITH ARCHITECTURE
A new renaissance is taking form, the globalisation of architecture. Archello is embracing it, by connecting people with experience in the built environment. This open platform allows you to extend your network, learn from the stories of professionals and discover great projects, products and materials. Contribute your projects today and show the world your connection with architecture.
www.archello.com
BNA
JONGE ARCHITECTEN DAG ZATERDAG 5 NOV 2011 10.30 – 19.30 UUR SCHIEBLOCK ROTTERDAM www.bna.nl/jadag www.twitter.com/bna_ja Mediapartner:
P R O F I E L S Y S T E M E N I N S TA A L E N RV S
Inbraakwerend
WK 1-3
Kogelwerend
FB4-NS
Isolerend Brand- en rookwerend Geluidwerend
Slank, Sterk, Staal
Uf vanaf 1.0 W/m2K 30 tot en met 90 minuten EW/EI tot 48 dB
Agentor B.V. T. 0165 - 51 11 55 F. 0165 - 51 40 11 I. www.agentor.nl
Neem een abonnement op de wekelijkse Architectenweb nieuwsbrief en blijf op de hoogte van het laatste architectuurnieuws.
architectenweb.nl/nieuwsbrief
117 — AWM 45
Colofon AWM Architectenweb Magazine #45 AWM verschijnt acht maal per jaar ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 92103 1090 AC Amsterdam tel 020 - 71 30 600 fax 020 - 71 30 601 info@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Jeroen van Oostveen jvo@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert Muis rm@architectenweb.nl Marit Smits ms@architectenweb.nl Ronnie Weessies rw@architectenweb.nl Linda Zenger lz@architectenweb.nl Eindredactie Paul Poley Medewerkers aan dit nummer Lujzika Adema van Kooten, Lilith van Assem, Roel Griffioen, Tineke Groot, Karen Heijne, Bas van der Horst, Lieke van Hooijdonk, RobertJan de Kort, Joline Korthoven, Sjoerd Reitsma, Elsbeth Ronner, Karin Roelofse, Sehrish Shakeel, Aldo Trim
sales@architectenweb.nl Abonnementen Losse nummers € 15,– Jaarabonnement (8 nummers) € 105,– Nabestellingen € 17,- per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb B.V., minimaal vier weken voor de verschijningsdatum van het laatste nummer van uw abonnement. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand.
© 2011 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V. Het binnenwerk van AWM is gedrukt op FSC-gecertificeerd papier.
Vormgeving David Llamas
Coverfoto Jeroen Musch
Advertenties Bart Sakkers tel 020 71 30 600
Linda Zenger Vakredacteur
Robert Muis Vakredacteur
Ronnie Weessies Vakredacteur
Marit Smits Bureauredacteur
David Llamas Vormgever
Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook.
Basisontwerp Solar Initiative, Amsterdam
Drukkerij Ipskamp Drukkers, Enschede
Michiel van Raaij Hoofdredacteur
Jeroen van Oostveen Uitgever
In volgend nummer
46 ARCHITECTUUR
Drents Museum designed by Erick van Egeraat TECHNIEK
Slim renoveren CULTUUR & MAATSCHAPPIJ
Entreegebouw Paleis het Loo Architectenbureau Koen van Velsen
Do-It-Yourself horeca interieurs PRODUCT & MATERIAAL
Gevels De nieuwste ontwikkelingen
Advertentie-index Agentor 116 Alcoa 6 Archello 114 Architect van het Jaar 38 Architectenweb en CRH 36, 63
BIK 3 BNA 115 Geberit 11 Heras 83 Inatherm 85 Kone 2 Materia Inspiration Centre 14 Material Xperience 84
Bridge House 123DV
Mosa 10 Nebiprofa 82 Reynaers 13 Rockpanel 120 Solarlux 39 Strikolith 37 Velux 62 Vitra 119 Wienerberger 12
Ook adverteren? Neem contact op met Bart Sakkers via 020 71 30 600 of mail naar sales@architectenweb.nl
Developed by Vitra in Switzerland Design: Antonio Citterio
Eén concept, meer dan 8000 stoelen: met het ID Chair Concept vindt iedereen de bureaustoel die bij hem of haar past. Ergonomisch zijn ze allemaal. Dat werd bevestigd door een studie van de ETH Universiteit in Zurich. En bedrijven profiteren van een esthetiek die één groot geheel creëert en van het Green User Agreement met een duurzaam serviceaanbod voor langdurig gebruik van de ID Chair Concept. www.vitra.com/id Alleen bij Vitra dealers: Amstelveen Office Consign ∙ T. 020 640 25 71 Amsterdam Vitrapoint/Bezemer Projecten ∙ T. 020 535 30 00 Assen Oving Projectinrichting ∙ T. 0592 30 58 50 Breukelen Branding ∙ T. 0346 25 80 00 Bruchem/Zaltbommel Kleyn kantoor -en projectmeubelen T. 0418 643 801 Dordrecht DSN ∙ T. 078 651 17 77 Eindhoven Desque Eindhoven ∙ T. 040 296 06 96, PGA Groep BV ∙ T. 040 213 01 30 Hattemerbroek VAB Medical Solutions ∙ T. 036 522 55 55 Maastricht MD&R Interior Projects and Styling B.V. ∙ T. 043 351 09 51 Oosterhout Brokx Projectinrichting T. 0162 453 615 Oldenzaal SKO ∙ T. 0541 585 756 Rotterdam Eckhart ∙ T. 010 414 16 16 Utrecht Desque Utrecht ∙ T. 030 238 77 00
Rockpanel geeft uw verhaal vorm Elk bedrijf, elk gebouw, elke gevel heeft een uniek verhaal. Met Rockpanel kunt u deze verhalen vormgeven. Unieke verhalen worden unieke gevels, unieke gebouwen, uw gebouw. De Boomhutschool in Zaltbommel laat zien hoe een bijzondere creatie met Rockpanel Woods het verhaal vertelt dat schuilgaat achter de gevels. Lees het hele verhaal achter de Boomhutschool op www.rockpanel.nl. Volg ons op Facebook