AWM 47

Page 1

de architectuur voorbij nummer 47 7e jaargang maart/april 2012 — ₏ 19,50

Architectenweb Magazine Interview Melanie Schultz van Haegen C2C Inspiratiehuis 20|20 Europees Nieuwe markten Hernieuwbaar Kurk Galerie Architectuur als beeldende kunst Mode The Exchange Proces Bos Water Weide Samenwerken Infratecture

47


E@<LN< G<IJG<:K@<M<E <IM8I<E MflnjZ_l`]gl`\e mXe JfcXiclo ^\m\e ln gXe[ \\e Y`aqfe[\i\ l`kjkiXc`e^% @e[`m`[l\\c# jlYk`\c \e c`Z_k k\ Y\[`\e\e% ;\ biXZ_k mXe [\j`^e# iljk \e fekjgXee`e^ g\i]\Zk ^\ZfdY`e\\i[% Mffi \\e \oZclj`\m\ nffe$ \e c\\]n\i\c[ `e _Xidfe`\ d\k ln fd^\m`e^%

JfcXiclo E\[\icXe[ 9M s ',+/ $ -*(*)* s nnn%jfcXiclo%ec



Material Experience Van 25 tot en met 27 januari vond in Ahoy het jaarlijkse materialenevenement Material Xperience plaats. Architectenweb was op de beurs aanwezig met een eigen lounge. Aansluitend op de tentoonstelling rond ambacht van Materia organiseerde Architectenweb een debat over de rol die fysieke modellen in het hedendaagse ontwerpproces spelen. FotograďŹ e Ronald Tilleman/DAPh



Extreme Concrete 19 april 2012, TU Delft

Wat nu? Gaat beton extreem? Ja, beton gaat extreem. Zo is er nu ultra-hogesterktebeton, met superfijne texturen, zeer slanke en elegante vormen en superieure duurzaamheid. En er komt meer. Zoals ultra-lichtbeton, met thermisch isolerende kwaliteit én constructief sterk. Het Cement&BetonCentrum gaat dus ook extreem. We hebben boeiende verhalen met nieuwe kennis over extreem beton. Die presenteren we op donderdag 19 april 2012 vanaf 17.00 uur bij de TU Delft, faculteit Bouwkunde.

Foto: Musée des Civilisations d’Europe et de Méditerranée, Marseille

Dat wordt een uniek evenement, gericht op vooruitstrevende architecten, bouwkundigen en bouwers. Voor inspiratie en het delen van kennis en kennissen. Met o.a.: Rudy Ricciotti, Rudy Ricciotti architecte, Bandol (F) Ulrich Knaack, TU-Delft, Bouwkunde Gregor Zimmermann, Gtecz, Kassel (D).

Maak het mee Deelname is kosteloos; aanmelding vooraf is noodzakelijk via www.cementenbeton.nl.


HOOFDREDACTIONEEL

Aan de rand

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

— Samenwerking met andere disciplines kan de architectuur verrijken

“Een goede architect zit niet in het midden van zijn vakgebied maar aan de rand”, aldus historicus Auke van der Woud. Daar aan die rand wordt aan de conventies van het vakgebied gemorreld. Daar wordt het vak geherdefinieerd. Dit luistert echter nauw. “Een architect mag niet over de rand heen treden”, stelt Van der Woud, “want dan verlaat hij of zij het vakgebied.” Met andere woorden, dan kan niet langer van architectuur gesproken worden. Aan de rand van het vakgebied vindt ook de uitwisseling met andere disciplines plaats. Architectuur kan eigenschappen van andere disciplines in zich opnemen, maar andersom ook zijn invloed hebben op andere disciplines. In de AWM die voor u ligt zijn voorbeelden te vinden van beide bewegingen. Beide vormen een verrijking voor het vakgebied. In Amsterdam heeft onlangs Hotel The Exchange (p 28) zijn deuren geopend. De kamers in dit hotel zijn ontworpen door jonge modeontwerpers, die daarbij begeleid werden door de interieurarchitecten van Studio Ina Matt. Het resultaat van deze samenwerking is verbluffend. Alle mogelijkheden om textiel toe te passen in de hotelkamers worden door de modeontwerpers benut. Maar vanuit hun achtergrond blijken de modeontwerpers ook andere patronen te ontwerpen, anders naar tactiliteit te kijken, en andere details te bedenken. Het resultaat is zo radicaal dat het de vraag rechtvaardigt of dit mode is of interieurarchitectuur. Vooralsnog is het misschien nog met name het eerste. Maar het experiment roept om een vervolg. Langzamerhand zullen elementen uit de mode in de interieurarchitectuur opgenomen worden, net zoals design de interieurarchitectuur periodiek een draai geeft. Een cross-disciplinaire samenwerking op een heel ander schaalniveau is die tussen verkeerskundigen en architecten bij het ontwerp van snelwegen. In een tweegesprek gaan verkeerskundige Marc Verheijen en architect Floris Alkemade (p 132) hier nader op in. In die samenwerking behartigt de architect de maatschappelijke en culturele kant van de opgave. De architect is echter ook bij uitstek degene die een symbiose weet te vinden tussen de verschillende belangen en de weg weet in te passen in het stedelijk landschap. Maar alleen maakt de architect weinig klaar, verklaart Alkemade. Juist uit een open samenwerking ontstaan de vernieuwende ontwerpen die geen van beide partijen zelf had kunnen bedenken. Ook het verkeerskundig ontwerp van snelwegen behoort nu deels tot het domein van de architectuur. Opnieuw wordt zo een rand van het vakgebied geherdefinieerd. Volgens minister Melanie Schultz van Haegen (p 78) is een van de voordelen van de incorporatie van het voormalige ministerie van VROM in het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu dat ruimtelijke ordening en infrastructuur nu werkelijk samen aangepakt worden. Dit biedt enorme kansen voor de stedenbouw en architectuur. Overigens vindt minister Schultz van Haegen de Nederlandse architectuur erg truttig. Wat haar betreft mag het wel wat spannender en mogen de grenzen van de architectuur vaker opgezocht worden.


In dit nummer

47

78—83

A

Architectuur

Product en

Cultuur en

PM Materiaal

CM Maatschappij

12-15 Korte berichten

42-45 Korte berichten

62-63 Korte berichten

16-25 Bos Water Weide OIII architecten

46-51 Wandbekleding

64-67 Architectuur als beeldende kunst

52-55 Kurk

68-73 IABR Making City

26-27 Cassetten 28-35 Hotel The Exchange

46-47 Less is More Chair Dirk Schonkeren

74-77 Do-it-yourself


16—25

106—115

64—67

I

Interview

78-83 Melanie Schultz van Haegen

D

Duurzaamheid

EP

Economie en Praktijk

T

Techniek

88-89 Korte berichten

104-105 Korte berichten

120-121 Korte berichten

90-95 Inspiratiehuis 20|20

106-115 Nieuwe markten

122-127 Al Hamra Firdous Tower SOM

William McDonough + Partners

96-99 Milieukosten van draagconstructies 100-103 Innovatoren Jo Coenen Architects & Urbanists

116-119 Ketensamenwerking

128-131 Ecofactorij A2Architekten 132-139 Infratecture


17 t/m 19

april Ontwerp en bouwtechniek voor nieuwbouw, renovatie en herbestemming

Marktleiders demonstreren de kracht van samenwerken Live Case Fleexib billitteiit en Aanpasb baarheeid d De Live Case draait om gebouwen die zich kunnen aanpassen aan de wensen van de gebruiker. Met aanpasbare gebouwen wordt ingespeeld op de variĂŤrende vraag naar woon- en gebruiksruimte. Flexibiliteit in de functionaliteit maakt het object waardevast. Binnen deze Live Case worden door partijen gezamenlijk geĂŻntegreerde oplossingen gepresenteerd op Building Holland 2012.

Building Value


Building Holland biedt u oplossingen en nieuwe inzichten voor de bouwopgave van morgen waarin renoveren en verduurzaming centraal staan.

New products Exposanten tonen de nieuwste producten en technieken waarmee slimmer, duurzamer, efficiënter en met minder faalkosten gebouwd kan worden.

Live cases Exposanten demonstreren samen geïntegreerde oplossingen rondom de thema’s Flexibiliteit & Aanpasbaarheid, Upgraden & Verduurzamen en Verslimming van gebouwen.

Future labs Een vrij toegankelijk kennisprogramma op de beursvloer met sessies over innovaties in techniek en materialen én over beleid, proces en financiering.

17 t/m 19 april in Amsterdam RAI Registreer nu Registreer nu voor een gratis bezoek op www.buildingholland.nl met code BH400002 en bestel meteen een NS-dagretour voor slechts 7,50 per persoon.

Volg de ontwikkeling van de Live Case op www.buildingholland.nl.

www.buildingholland.nl


12 — AWM 47

A

Architectuur

ANTWERPEN

Knik Xaveer de Geyter architecten (XDGA) maakt het ontwerp voor het nieuwe provinciehuis van Antwerpen. Het voorstel van het bureau wordt gedomineerd door een ‘zwenkend’ hoger bouwdeel. Een belangrijk onderdeel van de opgave betreft de stedenbouwkundige inbedding van het gebouw. Parallel met de geplande nieuwbouw moet de hele omgeving nu een impuls krijgen. De architecten kregen daartoe in de prijsvraagfase alle ruimte. Enkel de voorbouw moest per se behouden blijven; de sloop van de gouverneurswoning en andere bijgebouwen (allen uit de jaren 1960) was bespreekbaar. XDGA stelt vast dat het Provinciehuis op de plek komt waar het Provinciepark en het Albertpark samenkomen, maar in de huidige toestand een ‘barrière’ vormt. Het huidige gebouw is volgens XDGA ‘een breed front’ dat ‘de versmelting van de twee parken in de weg staat’. Om dat probleem te verhelpen krijgt het nieuwe gebouw een kruisvormige plattegrond. Het lage volume maakt deel uit van het huidige provinciehuis en zal in ‘afgekapte’ vorm behouden blijven. Er worden twee verdiepingen vanaf gehaald, de daarin gehuisveste kantoren van de gouverneur en gedeputeerden worden

verplaatst naar de nieuwbouw. Ook verhuist een deel van de functies naar een belvedère in het park. Het opvallendst aan de nieuwbouw is de knik in de toren. Volgens XDGA komt die niet alleen voort uit esthetische overwegingen, maar helpt deze ook om het daglicht maximaal in het gebouw toe te laten, om ruimte te scheppen en om

een alzijdig beeld neer te zetten. In 2013 gaat een groot gedeelte van het oude provinciehuis tegen de vlakte. Een jaar later wordt begonnen met de nieuwbouw, die naar schatting 75 miljoen euro gaat kosten. Het is de bedoeling dat het project in 2016 wordt opgeleverd. In dat jaar viert de provincie haar tweehonderdjarig jubileum. (RG)


A

AMSTERDAM

Klauteren De ‘derde’ silo naast het toekomstige Annie M.G. Schmidt Huis in Amsterdam wordt mogelijk een klimcentrum met internationale allure. ‘Siloo-o’ heet het voorstel dat NL Architects hiervoor maakte. Op dit moment vormen de silo’s van de voormalige rioolzuivering op het Amsterdamse Zeeburgereiland nog een eeneiige drieling in een leeg landschap. Straks verandert een van die drie silo’s wellicht in een expressieve klimsculptuur. De derde silo kan getransformeerd worden tot een Huis van de Klim- en Bergsport, een klimcentrum van internationaal wedstrijdniveau. NL Architects verricht daartoe momenteel een haalbaarheidsstudie.

Architectuur Korte berichten

Ironisch genoeg heeft NL Architects de studieopdracht te danken aan een verloren prijsvraag. In 2009 dong het bureau mee naar de prijsvraag voor de herbestemming van de twee andere silo’s. De winst ging toen naar het plan voor het Annie M.G. Schmidt Huis (Arons en Gelauff Architecten en Rob Aben Landschapsarchitectuur), maar de inzending van NL Architects bleef in de herinnering van de opdrachtgevers hangen. Toen bekend werd dat de derde silo vanwege de crisis toch niet tot het nieuwe kantoor van FARO architecten omgebouwd zou worden, werd NL Architects benaderd voor een alternatief plan. In het voorstel van NL Architects wordt de silo – evenals de twee broers – in hoogte verdubbeld, van 21 naar 42 meter. De onderbouw met spectaculaire uitkragingen lijkt grillig, maar is verkregen door de regelmatige structuur van driehoeken die om het cilindervormige volume is gewikkeld te manipuleren. In

13 — AWM 47

de bovenbouw worden sportgerelateerde bedrijven ondergebracht. Binnen kan er natuurlijk ook geklommen worden. In de onderbouw wordt met klimwanden een indrukwekkende grotachtige ruimte gecreëerd van bijna twintig meter hoog. Denk aan de expressionistische Merzbau van Kurt Schwitters, dan echter om in te klauteren. (RG)


14 — AWM 47

LEEUWARDEN

Breuk met de traditie De uitbreiding van Park Groot Vijversberg naar ontwerp van Lola, Deltavormgroep en Piet Oudolf breekt doelbewust met de traditie door de introductie van een uniek figuur, de ‘Dwaalster’. Park Groot Vijversberg is een groot wandelpark, gelegen aan de rand van Leeuwarden. De uitbreiding van het park betreft de herinrichting van twee landschapskamers, die tussen het historische park en een recreatiegebied en natuurgebied inliggen. Het centrale element in het ontwerp voor het park is de ‘Dwaalster’. Dit is een remix, zoals Lola het noemt, van twee historische parkfiguren: het sterrenbos en het labyrint. De ontworpen ster is opgebouwd uit vijf meter hoge bonte hagen. De ruimtes tussen de vingers van de ster worden steeds anders ingericht. In het ontwerp hebben de vingers van de ster zowel een scheidende functie als een verbindende functie. Zo scheiden ze de ruimtes van elkaar, maar vormen ze ook de toegang ertoe. De wandelaar heeft daarbij de keuze om de lange weg te volgen tussen de hagen door, of door

te steken via de sparingen in de hagen. Sommige van de vingers lopen door tot buiten het plangebied en leggen zo connecties met de andere delen van Park Groot Vijversberg. Een aantal vingers loopt echter ook dood, bijvoorbeeld richting de naastgelegen snelweg. Elk van die punten heeft Lola een eigen functie gegeven, afgestemd op zijn locatie. Er is een landschapsbalkon met zicht over het natuurgebied, een aanlegsteiger voor kanovaarders uit het recreatiegebied, een venster met zichtlijn naar het hoofdgebouw van het park en een hut met laarzen, van waaruit een moeraszone kan worden betreden. Naast de landschapskamer die bepaalt wordt door de ‘Dwaalster’ ligt een landschapskamer die periodiek onder water kan lopen. In een veld van knotwilgen heeft Lola hier een aantal heuvels ontworpen met vaste planten. Via een grid van kleine dijkjes kunnen de heuvels worden bereikt. “De centrale ruimte van de ‘Dwaalster’ geeft de wandelaar een overzicht van alle richtingen, maar is tegelijkertijd richtingloos”, stelt Lola. “Hiermee wordt

in het ontwerp afstand genomen van de beschavings- en gezondheidsidealen waarmee het nabijgelegen romantische park en het modernistische recreatielandschap gemaakt zijn, en laat het de wandelaar zelf kiezen hoe deze het park wenst te gebruiken.” De bewust opgezochte confrontatie met het verleden heeft in de vorm van de ‘Dwaalster’ een unieke parkfiguur opgeleverd. Het ontwerp is daarmee meer dan een combinatie of bewerking van de traditionele schema’s, het gaat er echt aan voorbij. Het breekt ermee. Die breuk met de traditie geeft het ontwerp ook iets surreels. Het treedt buiten de bestaande referentiekaders. In het park wordt een enorm contrast geintroduceerd tussen een ‘binnen’ tussen de hagen en een ‘buiten’ in de parkruimtes, tussen een totaal gedicteerde pad tussen de hagen en grote vrijheid in de parkruimtes. Hoe zal dit in de praktijk werken? Hoe zullen de wandelaars die lange smalle ruimtes ervaren? In 2013 start de uitvoering van het project. Dan zullen we er vanzelf achter komen. (MvR)


A BEEKBERGEN

Dubbel zien In Beekbergen heeft Casanova + Hernandez Architecten een woningbouwcomplex gerealiseerd met twee heel eigen gezichten. Aan de stadszijde is het complex is stenig en donker, de parkzijde is beglaasd en licht.

Christian Richters

Het stedelijk landschap van Beekbergen bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen. Starters en ouderen met behoefte aan gelijkvloerse behuizing hebben in het dorp weinig te kiezen. Voor Woningstichting Beter Wonen reden Casanova + Hernandez Architecten te vragen om 18 appartementen en 8 kleine rijwoningen in het dorp te ontwerpen. De locatie van het project grenst aan twee hele verschillende sferen. Aan de ene zijde ligt een in de jaren ’50 gebouwde woonbuurt, aan de andere zijde ligt een mooi park. Voor het architectenbureau was dit contrast reden het appartementengebouw en de rijwonin-

Architectuur Korte berichten

gen letterlijk twee gezichten te geven. Alleen zo kon de architectuur aansluiten bij de context. De stadszijde is daarbij het eenvoudigst gebleven, met een gevel in donkere baksteen en in het gevelvlak gelegen ramen. Aan de parkzijde heeft het architectenbureau flink uitgepakt. De rondom lopende balkons van de appartementengebouwen zijn voorzien van een glazen borstwering met een print van gele en groene bladeren van de Ginkgo Biloba boom. Doordat de bomen en bladeren van het park in het glas worden gereflecteerd vervaagt op sommige momenten het verschil tussen voor- en achtergrond. De architectuur is afhankelijk van het licht en het gezichtspunt soms vlak en eenvoudig, maar dan weer gelaagd en immaterieel. Dit effect wordt ’s avonds nog versterkt wanneer het gebouw ook van binnen oplicht. Bij de rijwoningen is het beprinte glas als gevelbekleding toegepast. De oorpronkelijk bedachte glazen pergola bij deze woningen is helaas niet uitgevoerd. Al met al mist het glas daar de schaal en gelaagdheid om volledig tot zijn recht te komen. De terrassen van deze woningen kijken echter niet alleen uit over het park, ze bieden ook uitzicht op de appartemententoren. Dat is geen straf. (MvR)

15 — AWM 47

BOEK

Persoonlijk verhaal Eind 2004 vertrok architect John van de Water naar China om daar de Chinese vestiging van NEXT Architects op te zetten. Over zijn ervaringen heeft hij dit boekje geschreven. Eigenlijk had Van de Water verwacht dat hij de Nederlandse manier van ontwerpen binnen de Chinese context simpelweg zou kunnen handhaven. Maar al direct na aankomst bleek de praktijk er fundamenteel anders te zijn. Om echt in China te kunnen werken moest Van de Water veranderen. Daarbij moest een aantal principes overboord. Dit proces van verwarring tot begrip beschrijft Van de Water op een bewonderenswaardige precieze en persoonlijke wijze. Een meeslepend verhaal. Aan het einde van het boek vertelt Van de Water hoe hij na jaren in China gewerkt te hebben door verschillende journalisten weer met de westerse visie op China wordt geconfronteerd. Vanuit zijn perspectief is die visie tenenkrommend pedant. Inmiddels deel je als lezer dan het perspectief van Van de Water. Dit boek verandert ook jou. (MvR) John van de Water – 010 – 2011 – Paperback – 272 pagina’s – 22 x 14 mm – ISBN 9789064507700 – € 24,50 – Ned./Engels


16 — AWM 47

Gegroeid uit de dialoog

In de Zuid-Hollandse gemeente Monster heeft OIII architecten drie nieuwe woonzorggebouwen ontworpen met een grillige vormgeving. Uit een intensieve dialoog tussen de architect en de zorgverleners is een architectuur ontstaan die volledig is afgestemd op de sterk hulpbehoevende bewoners. Het hiermee bereikte positieve effect op het gedrag van de bewoners had de architect niet durven hopen. Tekst Michiel van Raaij FotograďŹ e Erik Stekelenburg


A

17 — AWM 47


18 — AWM 47

“Bij elke ontwerpopgave hanteren wij een andere aanpak”, begint Armand Paardekooper Overman, partner bij OIII architecten. “Soms nemen we een heel kritische houding aan tegenover de opgave. Dat doen we bijvoorbeeld wanneer we veel ervaring hebben met het type opdracht. In dit geval namen we echter een heel onderzoekende houding aan. Opdrachtgever ‘s Heeren Loo gaf ons daar ook alle ruimte voor, stimuleerde dat zelfs. De opdrachtgever vroeg ons om een nieuwe huisvesting te ontwerpen voor mensen met een zware gedragsstoornis of meervoudige handicap. Dat is een opgave die je niet zelf kunt doorgronden. Ik ben er daarom helemaal blanco ingestapt.” Het ontwerp voor de Bos Water Weide-woonzorggebouwen in Monster is langzaam maar zeker ontstaan vanuit de gesprekken die de architect met de opdrachtgever en met name de begeleiders van de bewoners voerde. De ideeën die uit deze gesprekken naar voren kwamen, tekende Paardekooper op en legde hij steeds opnieuw voor. Zo ontstond uiteindelijk dit project. Het team van OIII architecten werkte zelf een aantal dagen met de organisatie mee. Daarnaast vond Paardekooper de workshops belangrijk die opdrachtgever ’s Heeren Loo organi-

De gebouwen Bos Water Weide zijn door OIII architecten zorgvuldig tussen de bestaande boompartijen gepositioneerd

— “Het project is eigenlijk niet ontworpen” seerde voor de verschillende architecten die door het hele land voor de zorgverlener bezig waren. “Het project is eigenlijk niet ontworpen”, stelt Paardekooper. Dat lijkt echter wat overdreven gesteld. Ook dit project is tot stand gekomen via een proces waarin ideeën tegen elkaar afgewogen zijn, waarin ideeën gevisualiseerd zijn en vervolgens technisch uitgewerkt zijn. Laten we dat proces vooral ontwerpen noemen. Waar Paardekooper op doelt is een ontwerphouding waarin het ego van de architect even buiten spel gezet wordt. Paardekooper: “Met een veel opener houding richting de opgave en de betrokken partijen kunnen heel andere ontwerpen ontstaan dan je als architect zelf had kunnen bedenken.”

GRADATIES In de Bos Water Weide-woonzorggebouwen wonen mensen samen in woongroepen. Ten opzichte van de oudbouw op hetzelfde terrein is voor de nieuwbouw van het complex gekozen de grootte van de woongroep van negen mensen terug te brengen naar zes mensen. ’s Heeren Loo wilde hiermee de bewoners een persoonlijkere woonomgeving bieden. Omdat de bewoners zelf vaak moeilijk verstaan-

Links De ‘Happy Street’ kronkelt als een bergweg omhoog en omlaag Rechts De historische huizen, die John Körmeling in het paviljoen heeft verzameld, zijn niet letterlijk gekopieerd. Hier een traditioneel Zaans huisje met hoekramen


A

Architectuur Bos Water Weide OIII architecten

19 — AWM 47


20 — AWM 47

Iedere kamer in de zorggebouwen is in de gevel aan te wijzen


21 — AWM 47

baar zijn, sprak Paardekooper vooral met hun begeleiders. Zowel de bewoners als de begeleiders hadden zeer concrete ideeën over de inrichting van de woongroepen. Tot grote verassing van de architect bleken ze ook open te staan voor een heel andere organsatie ervan. Uit de gesprekken ontstond het idee om de overgang tussen de echt private kamer en de gemeenschappelijke ruimte zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen. Een rechthoekige ruimte heeft de eigenschap dat wanneer je die betreedt je meteen in die ruimte staat. Om dit principe te doorbreken ontwierp de architect een complexer vormgegeven en daardoor vloeiender ruimte, die zich richting de kamers vertakt. Het idee van de vertakking van de ruimte heeft de architect vrij letterlijk uitgewerkt in het ontwerp van de plattegrond. Om een extra schaal te introduceren tussen de individuele kamer en de gemeenschappelijke ruimte zijn de kamers verdeeld in kleinere groepen. Deze groepen verhouden zich verschillend tot de gemeenschappelijke ruimte, via een kleine ruimte of kort gangetje. “Als de bewoner zijn kamer verlaat, ziet hij niet

Collin van Kooten

A

Architectuur Bos Water Weide OIII architecten

De gemeenschappelijke ruimtes in de woonzorggebouwen zijn in de gevel te herkennen aan de grote raamvlakken


22 — AWM 47

direct de deuren van alle bewoners”, vertelt Paardekooper. “Om de bewoner vervolgens in de gemeenschappelijke ruimte zijn eigen plek te laten kiezen, is deze ruimte langs de keuken en begeleidersruimte uiteengetrokken tot een meanderende ruimte. De vele hoeken in de ruimte bieden de bewoners houvast in de ruimte. Rond de eettafel is daarbij een actievere plek gecreëerd, rond de zithoek een passieve plek. Het licht komt van verschillende kanten, donkere en lichtere plekken wisselen elkaar af. Het licht leidt de bewoners van ruimte naar ruimte.”

EIGEN PLEK Uit de gesprekken met de begeleiders van de bewoners ontstond ook het idee dat de kamers een grote individualiteit zouden moeten uitstralen. Om dit te bereiken heeft Paardekoper via verdraaiingen in de plattegrond elke kamer een eigen plattegrond en eigen oriëntatie gegeven. In een woongroep is

— “Elke kamer is in de gevel aan te wijzen” geen kamer hetzelfde. Daarbij worden de bewoners gestimuleerd om hun kamer zelf in te richten. De bewoner staat centraal. Door elke verdieping in het complex een andere plattegrond te geven, tekenen de verschillende verdiepingen van de complexen zich speels af in de gevel. “Elke kamer is in de gevel aan te wijzen, maar vormt tegelijkertijd onderdeel van het geheel”, vertelt Paardekooper, “De gevels geven zo uitdrukking aan het leven in de woongroepen. Je leeft op jezelf, maar kunt wanneer je dat wenst de gezamenlijkheid opzoeken.” De gemeenschappelijke ruimtes tonen zich in de gevel met grote raamvlakken.

GEEN ZORGGEBOUWEN De realisatie van de Bos Water Weide-woonzorggebouwen is onderdeel van de door ’s Heeren Loo ingezette transformatie van zorgterrein Westerhonk in Monster tot gemengd woongebied. Het voorheen gesloten terrein wordt hiervoor geopend voor het publiek. Mensen met en zonder gedragsstoornis of handicap wonen naast elkaar. Om ruimte te maken voor woningbouw op het terrein vroeg ’s Heeren Loo de architect om de eenlaagse bebouwing te vervangen door gestapelde

bouw. Vooral tegenover het idee om het programma te stapelen bestond er onder de begeleiders van de bewoners wel enige scepsis. In de praktijk blijkt het echter goed te werken. Elke woongroep heeft – ook op de verdiepingen – een buitenruimte in de vorm van een groot terras. Om de integratie van de nieuwe woonzorggebouwen met de nieuwe woningbouw kracht bij te zetten vroeg de opdrachtgever de architect om de gebouwen er niet uit te laten zien als zorggebouwen maar als woongebouwen. De architect heeft aan deze vraag gehoor gegeven door het totale programma over drie compacte gebouwen te verdelen en deze gebouwen volledig met baksteen te bekleden. In die uniforme bouwmassa zien de bijgebouwen op de begane grond en de kantoorruimtes er hetzelfde uit als de woonruimtes. Het lijken sprekend appartementengebouwen. “Dat maakt het uiteindelijk ook denkbaar dat deze gebouwen in de toekomst nog eens getransformeerd worden tot woongebouwen”, zegt Paardekooper. “De gebouwen zijn voorbereid op de toekomst.”

MAAKBARE SAMENLEVING Het is bewonderenswaardig dat OIII architecten erin geslaagd is deze complex gevormde gebouwen gerealiseerd te krijgen. “Hoewel je dat niet ziet, kent de constructie veel repetitie”, relativeert Paardekooper. “Die bestaat uit kalkzandsteenwanden en breedplaatvloeren.” Met hun grillige vormen hebben de gebouwen iets natuurlijks. De bouwmassa’s doen denken aan rotsformaties en boomstronken. In de natuurlijke setting van de gebouwen zijn dit geen gekke referenties. De natuurlijke vormentaal geeft de gebouwen ook een zekere zachtheid. Met zeer precieze inrichting van het interieur en de terrasvormige bouwmassa bouwt het ontwerp voor Bos Water Weide voort op de sociaal geëngageerde Nederlandse architectuur uit de jaren zeventig. Uit het ontwerp van de bewegingen van de bewoners en hun onderlinge interactie spreekt ook eenzelfde geloof in de maakbare samenleving. De gebouwen staan zo bezien in een lange traditie. Wat de vormgeving van de gebouwen betreft is het ontwerp echter helemaal van deze tijd. “En het werkt”, vertelt Paardekooper enthousiast. “De teamleiders hebben laten weten dat de rust in de woongroepen is toegenomen, dat enkele bewoners vaker in hun woonkamer te vinden zijn, dat de agressie is afgenomen en de zindelijkheid is toegenomen.” In hoeverre de verkleining van de woongroepen hiermee te maken hebben is moeilijk te zeggen. Over enkele maanden wil Paardekooper het project opnieuw bezoeken om te horen de gebruikers het gebouw dan ervaren.—


Opdrachtgever ‘s Heeren Loo vroeg het OIII architecten gebouwen te ontwerpen waar zorg en wonen in elkaar overlopen

Thea van den Heuvel/DAPh

A

23 — AWM 47


24 — AWM 47

Situatie


Architectuur Bos Water Weide OIII architecten

A

25 — AWM 47

4

3 7

1 2 3 4 5 6 7

4e verdieping

woonkamer kamer buitenruimte entree studio bergin dagbesteding

4

2

2

1

2

5 2

2

2

3

1e verdieping

4 5 2

2 1

2

2

2

2

Begane grond

6

6

Opdrachtgever ’s Heeren Loo West Nederland Architect OIII architecten, Amsterdam Team Armand Paardekooper Overman en Eric Paardekooper Overman, met Michael Hoogland, Anouk Dekker, Claudia Frankenreiter, Harald Kor, Ernst-Jan Schoute, Martin Vinkenstijn, Ahmed Al-Haddad Stedenbouwkundige Luc Bos Stedenbouwkundigen, Amersfoort Aannemer Heijmerink Bouw BV, Bunnik Constructeur Pieters Bouwtechniek, Delft Installatieadviseur J. van Toorenburg BV, Den Haag Kale bouwsom 11.300.000 euro (excl. BTW, incl. W-E) Bruto vloeroppervlak 7700 m2 Realisatie 2011


26 — AWM 47

Cassetten

ZA11 Pavilion Om bezoekers te trekken naar het ZA11 Speaking Architecture evenement in Cluj, Roemenië, heeft een groep architectuurstudenten dit paviljoen ontworpen. Het ontwerp is bedoeld als showcase voor de mogelijkheden van parametrisch ontwerp en computer gestuurde productie. – Architect Angine, Improved, AStA_Cluj

2 Lucien Pellar-Finet Bij het ontwerp voor deze cashmier winkel in Osaka heeft architect Kenga Kuma getracht de zachtheid van deze stof te vertalen naar architectuur. De constructie bestaat uit vlakke multiplex platen met aluminium verbindingen. – Architect Kenga Kuma

3 Aero Pavilion De openingen in de constructie van dit paviljoen zorgen binnen voor een circulaire luchtstroom: daar waar de wind het paviljoen bereikt, trekt het de lucht uit het paviljoen; terwijl aan de andere zijde de lucht paviljoen binnentreedt. Het paviljoen is gemaakt van multiplex platen. – Architect Department for Architecture Design and Media Technology

4 AIA Pavilion De jaarlijkse prijsvraag van de AIA vroeg om voorstellen om de binnenstad van New Orleans te verlevendigen. Met dit kunststof paviljoen kunnen private binnentuinen in de avonduren omgetoverd worden tot publieke ontmoetingsplekken. Met

een flexibele mal kon de architect eenvoudig verschillende panelen realiseren. In het ene paneel zijn zittingen opgenomen, in anderen lichtpunten en planten. – Architect Gernot Riether

Patrick Bedarf

1

1

5 Glocal Design beursstand Met deze beursstand heeft Glocal Design magazine zichzelf een jaar lang op verschillende designbeurzen in Mexico gepresenteerd. De stand werd gesponsord door Masisa, een producent van MDF. Daarmee is de stand ook gebouwd. – Architect ROW Studio

2

6 Genesis Pavilion Ter gelegenheid van zijn verkiezing tot ‘2011 Designer of the Year Award’ vroeg beursorganisator Design Miami architect David Adjaye om een entreepaviljoen te ontwerpen voor de designbeurs in Miami. Het ontwerp bestaat uit een driehoekig volume van verticale houten planken waar een ovaal vorm uit gesneden is. – Architect Adjaye Associates

7 Shadow Pavilion Dit paviljoen is geconstrueerd uit aluminium platen, die geautomatiseerd op maat zijn gesneden en tot kokers zijn gebogen. Voor de rangschikking van de kokers heeft het ontwerpteam gekeken naar het principe van de fyllotaxis: de spiralende rangschikking van elementen bij planten. – Architect PLY Architecture

3

Daici Ano

De afgelopen periode zijn over de hele wereld opvallend veel paviljoens gerealiseerd met een cassetteconstructie. De paviljoens zijn een exponent van de opkomst van parametrisch ontwerpen en computergestuurde bewerking van vlakke bouwmaterialen.


A

Architectuur Cassetten

27 — AWM 47

5 7

6

Sófocles Hernández

4


28 — AWM 47

Hotel The Exhange Eind vorig jaar opende aan het Damrak in Amsterdam Hotel The Exchange. Acht getalenteerde ontwerpers van het Amsterdam Fashion Institute tekenden voor de aankleding van de 62 ééntot vijfsterrenkamers, die wat betreft hun aankleding variëren van 17e eeuwse look tot 21e eeuwse avantgarde style. Tekst Renson van Tilborg Fotografie Imre Czany/DAPh


A

Architectuur Hotel The Exchange

29 — AWM 47

Mestiza – Mirjam Bleeker Deze op het werk van de surrealistische schilder Frida Kahlo geïnspireerde kamer is gekleed als een zwoele oosterse avondjurk. Eén muur valt op amusante wijze uit de toon vanwege het gecapitoneerde behang in Staphorster folklorepatroon

Twee jaar geleden, op het hoogtepunt van de crisis, ging het bij artistiek directeur Suzanne Oxenaar en haar partners kriebelen. De bedrijfsvoering van het Lloyd Hotel, dat in 2004 haar deuren opende, was op orde. Tijd om verder te kijken. “Precies op dat moment raakten we in gesprek met Hotelloods René van Schie van de gemeente Amsterdam”, aldus Oxenaar. “Hij spoorde ons aan om mee te doen aan een pitch voor drie naast elkaar gelegen panden aan het Damrak. Of we hiervoor een nieuwe bestemming wilden bedenken, liefst één die het aanzien van het Damrak naar een hoger plan zou tillen. We hadden twee weken om een plan in te dienen.”

De betreffende panden waren eigendom geweest van de roemruchte Barazani-clan, die een flink deel van de panden aan het Damrak bezat. NV Stadsgoed kocht in 2009, in samenspel met de Amsterdamse gemeente, twaalf panden van de clan over. Een teken dat het de gemeente serieus is om het Damrak – als entree van de stad – de allure te geven die het verdient. Codenaam van dit stadsvernieuwingsproject: ‘De Rode Loper’. Oxenaar herinnert zich dat ze voor het eerst een kijkje ging nemen op het Damrak met Otto Nan, zakelijk directeur van het Lloyd Hotel. “Otto zei: ‘Het Damrak is geen rode loper, maar een


30 — AWM 47

catwalk.’ Hij had gelijk: al die duizenden mensen die hier dagelijks paraderen, vormen een veredelde modeshow. Eén grote smeltkroes van culturen, stijlen en smaken – dat is het Damrak.” Oxenaar en Nan vertaalden de catwalkgedachte naar een plan voor een modegedreven drie-eenheid: hotel (The Exchange), restaurant (Stock) en winkel (Options!). Oxenaar: “Hotel The Exchange staat centraal, waarbij je de naam op twee manieren kunt uitleggen. Hij verwijst naar de pal ertegenover gelegen Beurs van Berlage, maar referereert ook aan de blijvende uitwisseling met het Amsterdam Fashion Institute (AMFI). In het hotel slaap je in mode, dat is het idee. Zo slaan we een brug met de modewereld, die sinds de herinrichting van de Wallen vaste voet heeft gekregen in het gebied. Red Light Fashion is inmiddels een begrip in Amsterdam.” Oxenaar en Nan wonnen de pitch en konden aan de slag. Talentvolle studenten en afgestudeerden van het AMFI werden gevraagd de kamers aan te kleden zoals ze modellen de catwalk op zouden sturen. Oxenaar: “De acht ontwerpers hebben tezamen 62 kamers aangekleed. Elke kamer heeft een eigen sfeer. Van fris en speels tot sexy en comfortabel, gedurfd of klassiek.”

CROSS-OVER De inzet van modeontwerpers voor de inrichting van het interieur heeft geleid tot een cross-over van mode en architectuur. Soms krijgt de kamer

letterlijk een trui aan met een strak rokje eronder. In de uitvoering wordt samengewerkt met met het Textielmuseum en met ambachtelijke (textiel) producenten uit Nederland: “Het ontwerpproces verliep in de beginfase niet zonder slag of stoot, aankleden is echt wat anders dan inrichten. De ontwerpers moesten echt leren om de kamers te zien als lichamen, zoals ze ook alles wat er in komt te staan moesten zien als accessoires.” Kijkend vanuit dit ontwrichtende perspectief verandert de straat in een catwalk, worden tafels

— De modeontwerpers leerden om de kamers als lichamen te zien en lampen accessoires, geven kreukels en plooien structuur, en kunnen verfkeuzes verwijzen naar het naakte lichaam. Oxenaar: “Er zijn kamers die verwijzen naar de Rembrandt-kraag of de jurk van Marie-Antoinette en zijn een eerbetoon aan het 17e-eeuwse gebouw waar de kamers zich in bevinden. Andere kamers zijn geïnspireerd op een spijkerjasje, muurbloempjes of – pak ‘m beet – Frida Khalo’s kledingkast.” Bij het ontwerpen kregen de modeontwerpers hulp van een specialist in mouleren, het vormen van kleding – stoffen – om een lichaam, of naar een ruimte, en werden ze begeleid door interieurarchitect Matthijs van Cruijsen van Studio Ina Matt. Samen met Ina Meijer, zijn creatieve partner, tekende Van Cruijsen ook voor de inrichting van restaurant Stock (Breakfast all day and till late) en winkel Options!, dat werk selecteert van jong en gevestigd mode- en designtalent, gemixt met kleine en grote cadeaus uit verschillende landen. In de winkel worden ook eigen producten verkocht onder het label ‘Options by (…)’.

DOORSCHIJNENDE HUID Van Cruijsen beschouwde het gebouw als een ‘naakt’ hotel. Hij ontwierp in samenwerking met Mosa tegels die de doorschijnende huid van het model verbeelden. “Na veel experimenteren kwamen we uit op een omgekeerde tegel, waarbij de matte structuur een glazuurlaag kreeg. Zo ontstond een ‘tegelhuid’ die uitnodigt tot aanraken.” “Tactiliteit is een belangrijk thema bij alles wat we


A Een van de gemeenschappelijke ruimtes van Hotel The Exchange heeft Studio Ina Matt voorzien van een twintig meter lange ketting

Architectuur Hotel The Exchange

31 — AWM 47


32 — AWM 47

Room of Misunderstood Creatures – Roos Soetekouw Deze kamer is gebaseerd op de kleding die Roos Soetekouw voor haar afstudeercollectie ontwierp. Het plafond ‘huilt’ zwarte tranen met diamantjes die langs de witte muren op de vloer druppelen

Shoulder Pads – Malu Gehner De schouderornamenten die gebruikt worden om een militaire rang aan te geven, zijn al vaak in de mode geciteerd. Hier zijn de ornamenten uitvergroot en ingezet als versiering van de raampartij en de ingang van de badkamer


A

33 — AWM 47

Living in a Cardboard Box – Denise de Geijter De modeontwerper was op zoek naar grootstedelijkheid en decoreerde de kamer van vloer tot plafond met dozen die ze in en rondom het hotel vond. Het geheel heeft ze vervolgens gefotografeerd, om het op ware grootte te printen op canvas en er daar de kamer mee aan te kleden

City Camouflage – Anne Wolters In deze kamer heeft de ontwerpster de stad Amsterdam naar binnen gehaald. Hoe? Door het uitzicht te transformeren tot stof. Deze bedekt de kamer van top tot teenhangt zelfs een ochtendjas voor je klaar in hetzelfde dessin. Wanneer je die aantrekt, verdwijn je letterlijk in dit stukje stad


34 — AWM 47

11

13

12

10

1e verdieping

4 1

5

6

2 7

3

9

8

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

Terras Bar Restaurant Receptie Keuken Opslag Koelruimte Keldertoegang Winkel Hotelkamer Kantoor Techniek Personeel

Begane grond

doen”, aldus Van Cruijsen. “Het thema komt terug in de gekozen tegel, maar ook in het ontwerp voor de lopers met garens van restpartijen.” Veel ruimtes zijn versierd met items die de zintuigen prikkelen, zoals een twintig meter lange ketting, comfortabele liftjassen, een warm ingepakte receptie en eindeloze streepjessokken in het trapportaal en de gangen. “Modeontwerpers zijn niet gewend om op zo’n schaal te werken. We zijn daarom meteen op locatie begonnen, zodat iedereen al doende gevoel voor de ruimte kon krijgen. Vanuit de ruimtelijke vorm hebben de ontwerpers de kamer thematisch aangekleed. Het was heel interessant om te zien hoe de ene student het ‘lichaam’ verborg terwijl de ander het juist accentueerde.”

ruimte”, vertelt Van Cruijsen: “Over hoe je een plooi realiseert met de juiste grootte, en wat er gebeurt als je soepelheid prevaleert boven een stugge weving. Het resultaat zijn tailormade hotelkamers, gebaseerd op beproefde technieken, en die in principe kopieerbaar zijn voor bijvoorbeeld kantoor- of wooninterieurs.” “Natuurlijk moesten de kamers wel uitvoerbaar blijven”, nuanceert Oxenaar: “De ontwerpers moesten bij het aankleden van de kamers rekening

KLEDING

— “Modeontwerpers zijn niet gewend om op deze schaal te werken”

De belangrijkste eis die aan de inrichting van de hotelkamers gesteld werd was dat er prettig in geslapen kon worden. Binnen dat kader kregen de modeontwerpers in principe alle vrijheid. Proefondervindelijk onderstonden allerlei interessante oplossingen. “We hebben met z’n allen veel geleerd over hoe je textiel meeschaalt met de schaal van de

houden met diefstalgevoeligheid, brandveiligheid, en ze moeten goed schoon te maken zijn. Op een paar uitschieters na is dat goed gelukt. Een ontwerpster had een sixties-look bedacht waar heel veel breiwerk aan te pas kwam. Dat dreigde zo’n bewerkelijke klus te worden dat we moesten ingrijpen. Het streven was tenslotte om te komen tot waanzinnige kamers die


A

Architectuur Hotel The Exchange

35 — AWM 47

Op de begane grond ontwierp Studio Ina Matt restaurant Stock

ook nog goed betaalbaar zijn.” Van Cruijsen hield de ontwerpers voor dat ze elke kamer moesten zien als een drager, en daarmee als een verlengstuk van een collectie. Een voorbeeld waarin het mode-ontwerp werkelijk overging in interieurarchitectuur was het idee om een kamer zo te stuken dat de muren de zachtheid van textiel zouden evenaren. Van Cruijsen: “Dat ontwerp was wel haalbaar qua ambacht, maar helaas niet qua kosten.” De panden waarin het hotel is gerealiseerd hebben een lange geschiedenis achter de rug. Voor het middelste pand (The Exchange) zijn niet de oorspronkelijke 17e-eeuwse, maar de 18e-eeuwse verbouwingstekeningen leidend geweest. Oxenaar: “De aantrekkingskracht van het complex voor de stad moet uiteindelijk plaatsvinden op straatniveau. Ik ben nieuwsgierig naar wat het hotel, het restaurant en de winkel hier op het Damrak gaan teweegbrengen. Hopelijk is dit straks weer de catwalk waarop Amsterdammers gezien willen worden.”—

Meer weten? www.exchangeamsterdam.com

Concept Otto Nan, Suzanne Oxenaar Ontwerp hotelkamers i.s.m. Amsterdam Fashion Institute (AMFI) Malu Gehner, Denise de Geijter, Paul Hanraets, Iris Kloppenburg, Juanita Koerts, Sofie Sleumer, Roos Soetekouw, Anne Wolters Ontwerp publieke ruimtes hotel, restaurant Stock, winkel Options! en grafische identiteit Studio Ina Matt, Pingjum Architect Onswerk, Amsterdam Eigenaar gebouwen Stadsgoed, Amsterdam Restauratie Opus, Woerden Installaties Van Zijtveld, Mijdrecht Bouw interieur KP, Emmen Tapijt Brink & Campman, Lichtenvoorde Textiel Audax Textielmuseum, Tilburg; Kvadrat, Amsterdam; Innofa Stretch Textiles, Tilburg Stoffering Dego stofferingen Tegels Mosa tiles Realisatie December 2011


Voor wie altijd op de hoogte wil zijn, is architectenweb.nl het juiste adres Dagelijks houden wij duizenden architecten op de hoogte van het laatste nieuws uit binnen- en buitenland, recent opgeleverde projecten en de nieuwste producten en materialen. Niet voor niets is architectenweb.nl met 15.000 nieuwsitems, 6.000 projecten, 6.500 producten en 1.600 materialen de grootste architectuursite van Nederland. Dus wie niets wil missen, brengt dagelijks een bezoekje aan:

architectenweb.nl



16 — AWM 37

Advertorial


Advertorial

17 — AWM 37

ADVERTORIAL

De kracht van glas Glas is een vanzelfsprekend materiaal. Het gaat dagelijks door onze handen. We kijken er iedere dag doorheen en ondanks z’n broosheid ontlenen we er zelfs bescherming aan. Het is een onmisbaar product met bijzondere eigenschappen. Transparant en toch verhullend. In de architectuur en de bouw is glas een onmisbare component die meer mogelijkheden biedt dan het enkel fungeren als venster. De techniek is inmiddels zo ontwikkeld dat gevels, plafonds en zelfs

— Open en toch gesloten; kwetsbaar en toch sterk vloeren uit glas worden vervaardigd. Maar glas kent ook z’n beperkingen, vooral als het gaat om het bouwen van zware of duurzame constructies. Daarom kiezen architecten in sommige gevallen voor glasstenen. Glasstenen

combineren de unieke eigenschappen van glas met de constructieve kenmerken van staal, steen of beton. Krachtig, duurzaam, robuust en tegelijkertijd licht, subtiel, speels en onderhoudsvriendelijk. De keuze voor glasstenen wordt echter niet alleen gemaakt vanwege de duurzaamheid. Dankzij de grote varieteit aan glasstenen, in zowel kleur als in dessin, maken architecten dankbaar gebruik van het materiaal. Het voedt de creativiteit en inspireert tot het ontwerpen van een diversiteit aan bouwwerken, of tot combinaties die vaak even spannend als voor de hand liggend zijn. De glassteen is veelzijdig: hij laat zich even gemakkelijk binnen als buiten gebruiken, als onderdeel van een bouwwerk of als basismateriaal en combineert met andere materialen, zoals beton, baksteen, staal en hout. Bouwmag levert en verwerkt glasstenen van diverse leveranciers die voldoen aan de hoogste kwaliteitseisen. Een constructie is immers afhankelijk van de kracht van de individuele componenten. Daarnaast maken de eigenschappen van de glassteen de toepasbaarheid erg aantrekkelijk. Door de hoge geluid- en koude-isolatie kan het zich meten met isolatieglas. De glassteen is onder an-

dere brandwerend, onderhoudsarm en gemakkelijk schoon te houden. Tevens is Bouwmag BV erkend applicateur van Profilit Profielglas. Dankzij voortdurend onderzoek en ontwikkeling nemen de technische mogelijkheden en toepassingen van het materiaal steeds verder toe. Als marktleider is Bouwmag nauw betrokken bij die ontwikkelingen en uw aangewezen partner in totaaloplossingen als het gaat om het gebruik c.q. de verwerking van glasstenen en profielglas.

Meer weten?

Bouwmag BV Luchthavenweg 9 6021 PX Budel T +31 (0)495 470 055 F +31 (0)495 470 074 E info@bouwmag.nl I www.bouwmag.nl


16 — AWM 37

Advertorial

ADVERTORIAL

Akoestiek op maat De hal van een ziekenhuis, een druk kantoor in een historisch pand of een levendig restaurant. Een gesprek voeren in een bijzondere ruimte is soms lastig door de nagalm van het geluid. In-zee, specialist op het gebied van akoestiek, biedt de oplossing.

Deze basis wordt aangevuld met geluiddempende wol en een moltonlaag. De afwerking is een fijne, opengeweven stof die in elke print of kleur uitgevoerd kan worden. Door de variatie van de verschillende basismaterialen, is elke vorm en afmeting mogelijk.

In-zee is het bedrijf van Jelle van der Zee en Michel Wor en bestaat sinds 2008. Beiden hebben jarenlang ervaring in productontwikkeling en projectinrichting. In-zee is specialist in akoestiek op maat voor de werk- en leefomgeving. Zo zorgt in-zee voor geborgenheid in de openbare ruimte. Daarnaast ontwerpt, maakt en installeert het bedrijf ook wandbekleding en verlichting. In-zee richt zich op architecten en projectinrichters en denkt altijd mee met de opdrachtgever.

Taal van de architect In-zee spreekt de taal van de architect. Dat is ook de ervaring van Marcel van der Veer van Mars Interieurarchitecten. Hij zocht een oplossing voor een smalle tussenkamer in een bestaand kantoor: “Door de weerkaatsing van het geluid was het een rumoerige ruimte. Samen met in-zee hebben we een oplossing bedacht: een akoestische wandbespanning die doorloopt over het plafond. Uiteindelijk hebben we vier extra werkplekken in die ruimte gerealiseerd waar de mensen nu rustig kunnen werken. De samenwerking met in-zee is heel prettig; ze denken echt mee.”

Elke vorm mogelijk De akoestische producten hebben een basis van aluminium, kunststof of hout.

Meer weten?

in-zee Havenstraat 34 3115 HD Schiedam 010 4091800 www.in-zee.nl info@in-zee.nl


Advertorial

ADVERTORIAL

Naadloze fotowanden en wallpapers Al vijftien jaar specialiseert Grande Route XL zich in het ontwerpen en produceren van (foto)grafische prints op diverse materialen. De onderneming realiseert onder andere fotowanden, fotopanelen, zogenoemde wallpapers, naadloze wandprints, sublimatie op staal en aluminiumplaat en prints op glas of HPL-panelen. Grande Route XL richt zich voornamelijk op complexe printprojecten voor onder andere toegepaste kunst in de openbare ruimte, vastgoed, hotels, bibliotheken, winkels, musea, tentoonstellingen, ziekenhuizen, zorgcentra, scholen, horeca, retail, theaters en kantoren. Opdrachtgevers zijn voornamelijk architecten, interieurontwerpers, tentoonstellingsontwerpers, decorontwerpers, grafisch ontwerpers, professionele fotografen, kunstenaars, designers, facilitaire diensten en de Rijksoverheid. Ontwerp & beeldmateriaal Mocht een opdrachtgever verlegen zitten om een ontwerp of om beeldmateriaal, dan kan hij ook daarvoor terecht bij Grande Route XL. De eigen studio is, met een netwerk van fotografen, kunstenaars en ontwerpers, in staat om diverse beelden en ontwerpen te leveren. Op kleur, in de juiste verhouding en resolutie, en op maat voor de montage.

Krasbestendig & duurzaam Door een sprong in de techniek is de onderneming sinds kort in staat om staal en aluminiumplaatmateriaal te voorzien van haarscherpe full colourprints. De nieuwe printtechniek maakt grand sublimation uitermate geschikt voor panelen met fotografisch beeld, teksten en logo’s, voor zowel binnen- als buitentoepassingen. Grand sublimation wordt onder andere gebruikt voor fotowanden in musea en horeca, gevelpanelen in de openbare ruimte en kunstwerken. Verdere toepassingen zijn bijvoorbeeld de bewegwijzering in ziekenhuizen, musea, theaters, parkeergarages, dierentuinen en bos- en duingebieden.

met nieuwe uitdagingen en innovaties op het gebied van materialen en technische printtoepassingen. Grande Route XL biedt de grootste keuze uit materialen; de mogelijkheden in technieken zijn vrijwel onbeperkt. Naast haar werkgebied in Nederland heeft Grande Route XL ook in het buitenland, door het internationale netwerk, al meerdere grote en complexe (foto)grafische projecten afgeleverd voor diverse gerenommeerde Europese architectenbureaus.

Akoestische oplossingen Door de combinatie van de naadloze fotowanden, een speciaal textielmateriaal en daarvoor speciaal voor Grande Route XL geproduceerde akoestische platen kan de onderneming ook naadloze akoestische fotowanden aanbieden. Die worden geleverd onder de naam Grand acoustics.

Meer weten?

Ervaring & Techniek Grande Route XL onderscheidt zich door haar zeer lange ervaring met alle digitale printtechnieken en kennis van de markt. Daarnaast is het bedrijf als geen ander bevlogen en dagelijks bezig

Grande Route XL J. van Lennepkade 334 Y 1053 NJ Amsterdam T +31 (0)20 693 32 50 E info@granderoute.nl I www.granderoute.nl


42 — AWM 47

PM

Product en Materiaal

MATERIA.NL

Unita Rubber en natuursteen zijn verrassend gecombineerd in de vloerbedekking noraplan unita. Rubber is sterk, maar blijvend flexibel, geluiddempend en duurzaam. In het basismateriaal zijn flinters van graniet gestrooid. Het resultaat is een combinatie van contrasterende kenmerken van de beide natuurlijke materialen: hard en flexibel, glinsterend en mat. Noraplan unita is leverbaar in diverse kleuren en met granietbrokjes van verschillende grootte en glansgraad. www.nora.com

PRODUCTONTWERP

Sterk netwerk Door netten uit de tuinbouw met warmte te vervormen, heeft het Japanse Nendo verschillende gebruiksvoorwerpen gemaakt. De lampenkappen, vazen, schalen en zelfs kleine (bruikbare) tafels bestaan uit alleen een dun membraan; extra verstevigende materialen zijn niet nodig. De netten, die worden gebruikt om gewassen tegen wind en vogels te beschermen, zijn sterker dan organdie (een soort mousseline), maar flexibeler dan gaas. Ze zijn verhit en vervolgens om een vorm gevouwen met “een grote aandacht voor de textuur van het oppervlak, waardoor de voorwerpen de bijzondere expressie verkrijgen die je alleen in Japan vindt, sinds de oudheid”, aldus Nendo. De collectie, Static Bubbles genoemd, is gemaakt voor de Parijse Carpenters Workshop Gallery. www.nendo.jp/en


PM INTERIEUR

Verfijning in metaal

Product en Materiaal Korte berichten

43 — AWM 47

Het Italiaanse Caino Design introduceert verfijnd opengewerkte schermen uit roestvast staal. De collectie MePas wordt vervaardigd uit grote maar zeer dunne metalen panelen; door uitsnijden en graveren worden gedetailleerde dessins en oppervlakken met verschillende tactiliteit gerealiseerd. Volgens Caino Design maakt de techniek de meest gedetailleerde en complexe ontwerpen

mogelijk. De opengewerkte panelen zijn luchtig om te zien, licht van gewicht en sterk door het gebruik van staal. MePas (Metal Panels) kan worden toegepast als raambekleding, room divider of als decoratief element. De panelen zijn leverbaar in standaard modules van verschillende formaten of op aanvraag in aangepaste afmetingen. www.cainodesign.com

MATERIA.NL

Deze kunststof wordt handmatig met pigmenten gekleurd. Monochrooom gekleurde blokken worden in vellen gesneden, zoals fineer; die worden, afhankelijk van het gewenste dessin, in nieuwe blokvormen gecombineerd. Van deze samengestelde blokken worden opnieuw vellen gesneden, die worden verwerkt tussen twee bijzonder heldere glaspanelen. Het dessin Cordoni is geïnspireerd op het effect van zijden linten en is leverbaar in negen kleuren. Elk paneel is uniek. www.perltec.com

Cottone Superbo Cordoni De dessins van deze translucente panelen zijn gebaseerd op natuurlijk katoen. Van het vlokkerige en vezelige katoen wordt een massief en transparant materiaal gemaakt.


44 — AWM 47

MATERIA.NL

Koyo Ibushi Koyo Ibushi is een soort keramiek, die wordt vervaardigd volgens een traditionele Japanse methode.

GLASGEVEL

Slank schuifpuisysteem Het Methermo schuifpuisysteem maakt grote glasvlakken zonder zichtbare kozijnen mogelijk. Het systeem is opvallend slank gedetailleerd.

Mineraalrijke klei wordt verkoold bij een temperatuur van meer dan 1.100 graden Celsius. Er ontstaat een hard, microporeus materiaal met een toplaag van koolstof. Die toplaag geeft het materiaal een zilverachtige weerschijn en een zeer goede slijtweerstand. Het gesinterde materiaal heeft bovendien vochtregulerende en geurabsorberende eigenschappen. Koyo Ibushi wordt door de producent Koyo Seiga

geleverd in de vorm van verschillende tegels en panelen. De Arare-collectie bestaat vierkanten van verschillende hoogte op matjes en strips op matjes. Koyo Ibushi is geschikt voor uiteenlopende interieuren exterieurtoepassingen. www.koyoseiga.co.jp/english

Alleen de slanke overlap van de schuifelementen van 48 mm breed is zichtbaar. Verder kunnen de kozijnen van Methermo worden weggewerkt in wanden, vloeren en plafonds. Daardoor is het systeem geheel drempelloos. Methermo schuifpuien kunnen in grote afmetingen worden uitgevoerd. De vaste en schuivende elementen zijn onbeperkt aan elkaar te koppelen, zodat bijzonder brede glasgevels kunnen worden gerealiseerd. Het schuifpuisysteem wordt per project op maat gemaakt. Het kan van drievoudig glas worden voorzien. www.metaglas.nl

MATERIA.NL

Novo De schaal van kippeneieren is het belangrijkste bestanddeel van het bekledingsmateriaal Novo. De harde eierschaal, die vooral bestaat uit calciumcarbonaat, wordt gebroken

en willekeurig in een geprepareerd papier gelegd. Het is een makkelijk te verkrijgen materiaal: de producent gebruikt de schalen van gepelde consumptie-eieren. Novo is ontwikkeld als wand- en meubelbekleding en is beschikbaar in verschillende tinten. Het natuurlijke product is niet geschikt voor toepassing in direct zonlicht en bij hoge vochtigheid. www.lacasadeco.com


PM

45 — AWM 47 Korte berichten

VENTILATIE

Waaier voor de luchtverdeling Voor energiezuinige mechanische ventilatiesystemen heeft Brink Climate Systems een nieuwe oplossing voor de luchtverdeling ontworpen, die zich in meerdere opzichten onderscheidt. Het Air Excellent System gebruikt, in plaats van de gebruikelijke hoekige, metalen buis, een platte kunststofbuis van 60 x 130 mm (hxb). Dit verlaagt de inbouwhoogte met 20 mm. De buizen zijn makkelijker in de betonvloer jn te storten. De relatief exibele buizen zijn tevens eenvoudiger aan te brengen. Verder werkt het metalen systeem met aftakkingen en loopt het door verschillende kamers; het Air Excellent System biedt een waaier van ventilatiekanalen, die afzonderlijk naar elke kamer lopen. Ze worden op de centrale luchtverdeelkast aangesloten, waarna elke kamer gericht kan worden geventileerd. www.brinkclimatesystems.nl

MEUBILAIR

Comfortabel metaal Oorspronkelijk is de Sezz Collection door de Franse designer Christophe Pillet ontworpen voor het Sezz Hotel in Saint-Tropez. Pillet constateerde dat alle hotels in die omgeving modieuze interieurs hadden en koos voor het tegengestelde. Hij ontwierp een collectie van stoelen, draaistoelen en krukken met een tijdloze, pure vorm. De zitmeubels zijn, grotendeels met de hand, gemaakt in de fabriek van Emeco. De meubels zijn geheel vervaardigd uit aluminium, waarvan 80% gerecycled aluminium, met een geborstelde afwerking. De zitschalen en frames worden met de hand gelast voor de uistraling van een naadloos meubelstuk. www.emeco.net


46 — AWM 47

Mattone, van Natucer, via CottoceramiX


PM

Product en Materiaal Wandbekleding

47 — AWM 47

De wand als expressie Interieurwanden krijgen diepte. Subtiel door wandbekleding in laagjes of met een licht reliĂŤf, maar ook zeer nadrukkelijk met zwaar gestructureerde afwerkingen en sterk driedimensionale panelen. De waarneembare en voelbare structuren breken met gladheid en glans. Tekst Robert Muis


48 — AWM 47

In de afgelopen jaren hebben wandtegels met name voor ‘ijzige’ oppervlakken gezorgd, zo stelden de ontwerpers Ronan en Erwan Bouroullec onlangs. De uitermate gladde en dichte tegels, zo stelden de broers, verborgen de essentie van het materiaal: de zandkorrels en mineralen waaruit keramische tegels bestaan. Ze zeiden dit bij de introductie van de door hun ontworpen tegelcollectie Pico, die in de herfst van 2011 verscheen en wordt gekenmerkt door een textuur en een aangenaam aanvoelen. Met het tactiele aspect refereren de Bouroullecs aan de ruwe oppervlakken van handvervaardigd cement en traditionele aardewerken vloeren. De Pico-collectie heeft een reliëf van puntjes, in twee varianten: er zijn tegels met in het oppervlak verzonken puntjes en tegels met op het oppervlak liggende puntjes. De puntjes vormen steeds onregelmatige rijen. De collectie biedt drie monochrome basiskleuren, die het gevolg zijn van specifieke mineraalmengingen. Daaraan zijn blauw en rood (voor de puntjes, dan wel voor de basis) toegevoegd. De Pico-collectie, die Ronan en Erwan Bouroullec ontwierpen voor de Italiaanse keramiekproducent Mutina, is ongeglazuurd en daardoor mat. De gebroeders Bouroullec staan niet alleen in hun behoefte om tactiliteit en ruwheid terug te brengen in wandoppervlakken. Ook bij andere producenten van keramische wandbekleding is de tendens naar meer structuur te bespeuren; bij fabrikanten van andersoortige wandbekledingen is dat trouwens niet minder. Als Nederlandse leverancier van meerdere merken, waaronder Mutina, ziet CottoceramiX deze tendens in diverse collecties. Thomas Kloppenburg

Chance Maps, Elitis

van CottoceramiX noemt als ander voorbeeld de fabrikant Natucer met de nieuwe collectie Mattone, waarbij eveneens structuur en een matte optiek zijn gecombineerd. Tijdens de afgelopen Cevisama, de beurs voor keramiek en natuursteen in Valencia, presenteerde Natucer een collectie met een gestructureerd oppervlak voor hexagonale tegels – eveneens een trend, volgens Kloppenburg. Hij wijst verder op Crystal Inlay, waarbij gerecyclede glasdeeltjes of natuursteen tactiliteit verschaffen aan naadloos gestuukte oppervlakken.

BOOMSCHORS Collecties als Pico en Mattone zijn nog subtiel, vergeleken bij wat andere producenten van keramische tegels of wandbekledingen introduceren. Het nieuwe Archconcept van de Spaanse keramiekfabrikant Apavisa leidt tot sterk driedimensionale resultaten.

— Structuur wordt gecombineerd met een matte optiek De tegels hebben weliswaar een glad of nagenoeg glad oppervlak, maar hun vormgeving zorgt voor expressieve wanden. Onder de elf ontwerpen zijn bijvoorbeeld tegels met omgevouwen hoeken (tegel Corner Up), bollingen (Diagonal Up, Bump), golven (Curve, Bend) en geometrische hoog-laagstructuren (Nexus). De tegels zijn geschikt voor zowel binnenals buitentoepassingen. 3D Surface uit Italië heeft een collectie van decoratieve keramische wandpanelen met driedimensionale dessins. De onderneming heeft momenteel dertien verschillende dessins, uiteenlopend van organische en florale tot abstracte en geometrische motieven. De panelen, vervaardigd uit materialen als vezelversterkte mortel, zijn naadloos aaneen te voegen. De jonge onderneming DutchForDesign biedt eveneens wandpanelen met abstracte en geometrische dessins. De panelen die het bedrijf onder de noemer Glamwall op de markt brengt zijn vervaardigd uit bamboepulp, aangevuld met andere plantaardige vezels. De Glamwall-collectie omvat dessins met golfpatronen, diverse cirkelvormen, afgeronde rechthoeken en dergelijke. De panelen kunnen


PM

Pico, van Mutina, via CottoceramiX

Product en Materiaal Wandbekleding

49 — AWM 47


50 — AWM 47

1

2

3

7 4

5

6


PM

1 Corner Up, Apavisa www.tegelsenprojecten.nl

2 Pelle Pietra www.pellepietra.it

3 Caos, 3D Surface www.3dsurface.it

4 Scrusted, Dofine www.dofine.nl

5 TW IV, Vescom www.vescom.com

6 Curve, Apavisa www.tegelsenprojecten.nl

7 Arido, 3D Surface www.3dsurface.it

Product en Materiaal Wandbekleding

onbehandeld, maar ook gelakt of geschilderd worden toegepast. Het Nederlandse Bolucchi Panel Systems levert wandpanelen bestaande uit een toplaag van gemalen marmer op polyurethaan van hoge dichtheid. De serie Classic-Stone bestaat zelfs voor meer dan 90 procent uit minerale en natuurlijke bestanddelen. Bollucchi biedt een breed assortiment aan zeer natuurgetrouwe natuursteen- en baksteenreproducties, maar ook verrassende 3D-panelen met dessins van kokosschillen en gecapitonneerde kussens – een dessin dat bij meer fabrikanten opduikt. Hoewel het bedrijf zeker nog vlakke wandafwerkingen levert, ziet Dofine eveneens een grotere vraag naar zware structuren. Een kolfje naar de hand van de onderneming, dat eigen wandafwerkingen ontwikkelt aan de hand van onderzoek naar materialen, ingrediënten en stuctechnieken. “Hoe expressiever het kan, hoe enthousiaster wij worden”, zegt Marian Vaartjes. Het recent ontwikkelde Scrusted is een sterk gestructureerde afwerking op basis van cement en kunstharsen, dat gecombineerd wordt met een speciale wijze van aanbrengen. “Bij Scrusted hebben we ons laten inspireren door boomschors. Flow heeft een meer organische, maar eveneens duidelijke 3Dstructuur. En bij de nieuwe structuur Heritage zorgt de metallic afwerking voor extra schaduwwerking”, vertelt ze. Opdrachtgevers willen volgens Vaartjes duidelijk waarneembare en voelbare structuren. Ze vermoedt dat wordt geprobeerd de uniformiteit te doorbreken; wanden worden een onderscheidend element in het interieur. “Het gaat niet alleen om de structuur, maar ook om het handmatig aanbrengen, of op z’n minst de suggestie van ambachtelijkheid.”

CONTRASTEN De samenwerking tussen leverancier van natuursteen FMG Shapes, leerproducent Prodital Leather en de ontwerper Rafaello Galiotto heeft geleid tot een zeer opvallende wandbekleding. Onder de vlag van het nieuw gestarte bedrijf Pelle Pietra worden luxueuze, sterk driedimensionale wandtegels geleverd in uiteenlopende stijlen. Soepel kalfsleer of ruwe stierenhuiden worden gecombineerd met geaderd marmer, kleurig agaat of donker onyx. Vormen lopen uiteen van cirkels, vierkanten, lijsten en golfpatronen. Het theatrale resultaat zal beslist niet naar ieders smaak zijn. Ook in textiele en papieren wandbekleding zijn interessante 3D-structuren ontwikkeld. Wat een aan-

51 — AWM 47

tal collecties extra interessant maakt, is dat voor de gestructureerde oppervlakken verschillende nieuwe technieken zijn toegepast. De collectie Alliances, die de Franse producent Élitis vorig jaar introduceerde, omvat voorbeelden daarvan. Op een nonwoven rug worden schuimmateriaal en een jersey-stof aangebracht, die vervolgens met behulp van warmte en een mal in vorm worden gebracht. Er zijn dessins

— Wanden worden een onderscheidend element in het interieur met hoog-laagstructuren van vaasvormen (Alliances Vases) en florale motieven (Alliances Botanica). Begin dit jaar heeft Élitis een nieuwe collectie geïntroduceerd, met vier dessins die eveneens volgens deze techniek zijn vervaardigd. Chance Perfecto bijvoorbeeld heeft een reliëf dat verwijst naar lambrisering en medaillons; Chance Maps heeft een moderne uitstraling met plattegronden van stadscentra in reliëf. Een minder sterke structuur, maar verrassend gelaagde dessins zijn te vinden in de nieuwe textiele wandbekledingscollectie TW IV van Vescom. Een aantal dessins, zoals Smeralda, Chateau Chantilly en Pied de Poule, bestaat uit twee lagen, waarbij in de bovenste laag een tekening met laser is uitgesneden. Door de verschillende structuren, kleuren en materialen van de boven- en onderlaag ontstaan verrassende contrasten. Die worden nog eens geaccentueerd door het gebrande randje van de uitsparingen. De structuren, of die nu door subtiele gelaagdheid of door uitgesproken hoogteverschillen ontstaan, nodigen uit tot aanraken en spelen met licht en schaduw. Daarmee brengen de wanden levendigheid in het interieur. Ze breken niet alleen met de vlakke en dichte oppervlakken van eerdere tegelcollecties en strak stucwerk; ook bieden de leveranciers ervan bewust een tegenwicht voor de extreme helderheid, gladheid en glans van hedendaagse materiaalcoatings, die op (project)meubels en als (giet)vloerafwerking worden gebruikt.—


52 — AWM 47

Kurk Elke negen jaar nieuw Kurk staat in de belangstelling. Dat is niet verwonderlijk: het natuurlijke materiaal sluit goed aan bij de huidige interesse in hernieuwbare grondstoffen. Bovendien heeft kurk een aantal prettige praktische kenmerken en een onderscheidende uitstraling. Tekst Robert Muis Kurk wordt gewonnen uit de schors van de kurkeik. Als de boom ongeveer 25 jaar oud is, is de schors geschikt om voor het eerst te schillen. Daarna is de schors elke negen jaar weer dik genoeg voor een nieuwe oogst. Een kurkeik leeft ongeveer 200 jaar. De boomsoort groeit met name in Portugal, Spanje en nog een aantal landen rond de Middellandse Zee. Meer dan de helft van alle kurk komt uit Portugal; daar bevinden zich ook de grootste kurkbedrijven. Kurk is opgebouwd uit kleine, veerkrachtige cellen, die lucht bevatten. Daardoor heeft het materiaal een laag soortelijk gewicht, is het elastisch en warmte- en geluidisolerend. Bovendien is kurk

antistatisch en vochtbestendig. Dat het materiaal veerkrachtig is en zowel lucht als vocht nauwelijks tot niet doorlaat, maakt kurk geschikt voor (wijn-) flesstoppers. Zo’n 60% van de kurkproductie wordt daar voor aangewend. De restanten van de stoppersproductie worden vermalen, samengeperst en in de vorm van granulaatplaten gebruikt als isola-

— Kurk ontdoet zich van zijn suffe jaren ‘70-imago tiemateriaal, vloer- en wandbekleding. Overigens worden ook wijnkurken steeds vaker gemaakt van kurkgranulaat. Het materiaal heeft jarenlang geleden onder de associatie met suffe jaren ’70-toepassingen. Momenteel is er een herwaardering van het materiaal, waarbij kurk zich lijkt te ontdoen van zijn suffe imago. Met name een nieuwe generatie ontwerpers waardeert kurk om zijn duurzaamheid en zijn esthetische kenmerken. Ze gebruiken het voor


PM

53 — AWM 47

Bij een prikker hoort een kurken prikbord. Ontwerper Kenyon Yeh liet zich door die combinatie inspireren voor de vorm van een kurken meubel, dat zowel kruk als bijzettafel kan zijn. www.kenyonyeh.com


54 — AWM 47

uiteenlopende producten, van vazen en zitmeubels tot wastafels. De elastische en isolerende kenmerken blijven eveneens gewaardeerd. Om de geluiddempende en elastische (prettig beloopbaar) kwaliteiten is recent een kurkvloer van Amorim gelegd in de Sagrada Familia in Barcelona. De kurktekening sluit overigens goed aan bij de marmeren banen in de vloer. Kurkvloeren of de verwerking van kurk in vloerbedekkingen worden nog steeds ontwikkeld. Dat resulteert in bijvoorbeeld een weefsel van kurkstrips en linnen bij de fabrikant Naturtex en in verrassende dessins uit granulaten, fineer, stroken en grillige patronen bij Granorte. Als wandbekleding zijn naast de bekende vlakke tegels ook sterk getextureerde tegels van ruwe kurk beschikbaar. Een andere nieuwe optiek ontstaat door het branden van kurk: het materiaal wordt zeer donker, terwijl het zijn natuurlijke uitstraling behoudt. Opvallend zijn de decoratieve en akoestische blobs tegen de muur of het plafond, zoals De Akoestiekfabriek die biedt.—

1 3

2

4


PM

Product en Materiaal Kurk

55 — AWM 47

1 Orb lamp

5

www.simpleformsdesign.com

2 Wand uit ruwe kurk www.akoestiekfabriek.nl

3 Dessin Expression in de Studio Collection kurkvloeren www.granorte.pt

4 Kurkvloer in de Sagrada Familia, Barcelona www.amorimbenelux.nl

5 Waskom uit naturel kurk www.simpleformsdesign.com

6 Schizovase www.oooms.nl

7 Kurkblob als akoestische oplossing www.akoestiekfabriek.nl

6

7


56 — AWM 47

Less is More Chair Architectonisch Met het stoelontwerp Less is More heeft Dirk Schonkeren van Studio Dara de ontwerpwedstrijd Daring Design gewonnen. De naam van de stoel is niet alleen een subtiele verwijzing naar het adagium van Ludwig Mies van der Rohe, maar vooral naar de More Or Less Chair van Maarten Baas.

heeft Schonkeren materiaal weggenomen. Hij wilde de ribben, waaruit de zitting en de rugleuning zouden bestaan, zo dun mogelijk maken. Ze zijn slechts vijf millimeter dik. Het resultaat is dat de Less is More aan de zijkant gezien onveranderd oogt, maar frontaal gezien minimaal aanwezig is. De jury noemde Schonkerens inzending vernieuwend en spannend. Ze vond het strakke lijnenspel van de ribben en dwarsliggers een mooi contrast met de grillige contouren van de stoel.

Tekst Robert Muis Fotografie Carel van Hees

MATERIAAL

De opdracht bij de wedstrijd, georganiseerd door Gispen en het NAi, was om een eigen vorm te geven aan de stoel van Baas. Voor de More Or Less Chair uit 2011 selecteerde Baas uit bijna vijftig snelle schetsen voor de stoel acht verschillende ontwerpen, die met een CNCzaagmachine zijn omgezet in fysieke objecten. De stoelen lijken daardoor nog steeds op de snelle tekeningen en hebben elk een eigen, grillige vorm. Schonkeren heeft die grillige vorm versterkt door het materiaal te minimaliseren. Het is deels een spel met de naam. “Maarten Baas noemde de stoel ‘min of meer’. Ik dacht: wat als ik dat letterlijk neem?”, legt Schonkeren uit. “Ik wilde het beeld juist krachtiger maken, maar dan met zo min mogelijk materiaal.” Zijn stoel volgt exact de contouren van de oorspronkelijke stoel, maar in de grotere vlakken

Wie de Less is More ziet, kan denken dat het meubel is vervaardigd uit metaal. Dat is niet het geval. “Na mijn inzending heeft de jury mij ook gebeld met de vraag of de stoel van hout of metaal moest zijn”, vertelt Schonkeren. “De opdracht was om te werken met de More Or Less Chair en die is van hout. Ook mijn stoel

— De jury heeft productie van de stoel aanbevolen is van hout, om zo dicht mogelijk bij het originele materiaal te blijven. De houten zitting is met epoxyhars versterkt en wit gespoten waardoor het lijkt op aluminium. Als de stoel in productie zou worden genomen, moet hij in aluminium worden

uitgevoerd.” Productie van de stoel was overigens een aanbeveling van de jury aan Gispen. Bij de meubels die Schonkeren tot nu toe ontwierp, is hout een veelgebruikt materiaal. Voorbeelden: de tafels Rafel en Pallet, de kapstok Manhattan en de lamp Elf. Mocht de Less is More in aluminium worden geproduceerd, dan is dat een verrassende wending, geeft hij toe. “Maar dat is het mooie: dat een zoektocht naar hoe een ontwerp het best kan worden uitgevoerd je opeens naar een ander materiaal kan leiden. Verder komt in veel van mijn ontwerpen een spel van krachtige lijnen voor. Dat blijft wel weer zichtbaar in deze stoel”, zegt hij.

ARCHITECTUUR De jury, die bestond uit Maarten Baas, Hans Robertus (directeur van de Design Corporation Brainport en van de Dutch Design Week) en Alma ploeger (hoofd Internationale Activiteiten NAi), noemde de stoel van Schonkeren ook ‘sterk architectonisch’. Dat is niet heel verrassend: Schonkeren is met zijn Studio Dara naast meubelontwerper ook actief als architect. Toch is zijn benadering bij een meubel omgekeerd ten opzichte van die bij een architectonische opdracht. “Bij architectuur heb ik de behoefte om aandacht te vestigen op de details en de materialisering van de ruimte, het fijnzinnige. Bij een meubel heb ik juist de neiging om het lijnenspel en het geheel te laten zien. Maar het liefst combineer ik architectuur en meubels, in een totaalontwerp.”—


PM

Product en Materiaal Less is More Chair Dirk Schonkeren

57 — AWM 47


de architectuur voorbij nummer 47 7e jaargang maart/april 2012 — € 19,50

6 AWM’s voor maar € 69,ex 6% BTW

GUN JEZELF MEER INZICHT

Architectenweb Magazine Interview Melanie Schultz van Haegen C2C Inspiratiehuis 20|20 Europees Nieuwe markten Hernieuwbaar Kurk Galerie Architectuur als beeldende kunst Mode The Exchange Proces Bos Water Weide Samenwerken Infratecture

47

www.architectenweb.nl/awm


Tijdelijk 35% korting op een AWM jaarabonnement Betaal het eerste jaar € 69,Ik neem een jaarabonnement voor € 105,– met een éénmalige korting van 35%. Ik betaal het eerste jaar € 69,-.

naam

m/v

bedrijfsnaam adres postcode/woonplaats

Stuur deze antwoordcoupon in een envelop naar: Architectenweb B.V. Antwoordnummer 42137 1020 WB Amsterdam

telefoon email handtekening

Een postzegel is niet nodig. Het abonnement geldt tot wederopzegging en wordt door middel van een btw-factuur in rekening gebracht. U ontvangt het welkomstgeschenk nadat het abonnementsgeld door u is voldaan.

...of meld u online aan via www.architectenweb.nl/awm


16 — AWM 37

Advertorial

ADVERTORIAL

GS Sas Glas biedt de architect grensverleggende ontwerpvrijheid voor glazen gevels GLASSOLUTIONS SAS GLAS heeft zich vanaf begin 2000 geheroriënteerd van producent van halffabricaten naar toeleverancier van hoogwaardige producten en systemen voor de (inter)nationale gevelbouw. Met het oog op een prominente positionering in deze markt is gekozen voor differentiatie door productinnovatie en de sterke uitbouw van het architectennetwerk. Een strak innovatieprogramma werd opgezet met interne en externe R&D-centra. Dit resulteerde in zeer vernieuwende geveloplossingen, waar projecten zoals Beeld en Geluid in Hilversum en Money Building in Kaunas (Litouwen) sprekende voorbeelden van zijn. Processen worden continu aangepast om de schitterende

designs te koppelen aan belangrijke functionaliteiten voortvloeiend uit de ‘Green Building’-concepten met duurzaamheid als sleutelwoord. Dankzij de brede ervaring en geavanceerde faciliteiten is bij Sas Glas ontzettend veel mogelijk. De fabriek is zeer sterk op grafisch gebied en in het zeefdrukken van glas. Naast prachtig glas, gekleurd en gepersonaliseerd, worden ook speciale effecten gerealiseerd. Denk bijvoorbeeld aan contrast view of het ‘moiré effect’ waarmee patronen in beweging komen naarmate men dichterbij komt. “Heeft een architect een uitdagende vraag dan werken wij die uit, komen met oplossingen en samen realiseren we creatieve ideeën”. Sas Glas staat in zeer nauw contact met de R&D Centers van

Saint-Gobain in Duitsland en Frankrijk. Hier wordt continu gewerkt aan nieuwe ontwikkelingen. Bezoek de showroom van onze fabriek, een toonbeeld van glasinnovaties, en vertel ons uw ideeën. Wij vertalen het graag naar iets grensverleggends.

Meer weten?

GLASSOLUTIONS Sas Glas Westkade 20 4551 BV Sas van Gent T 0115 458 000 F 0115 453 754 E marketing.sasglas@saint-gobain.com


Design by Philippe Starck

Axor Starck ShowerCollection

Haute couture voor de douche. Meer informatie vindt u op www.axor-design.com of www.hansgrohe.nl.


62 — AWM 47

CM

Cultuur en Maatschappij

BOEK

Truttige rommelpot Hé, daar kom ik ook vaak! En is dat niet Bussum? Het zijn spontane reacties die opkomen bij het zien van de foto’s in het boek ‘Nederland – uit voorraad leverbaar’. Ze kloppen negen van de tienb keer niet en dat maakt het punt van fotograaf Hans van der Meer wel duidelijk.

Hoeveel er de afgelopen jaren ook is bijgebouwd in Nederlandse middelgrote gemeenten, en welke prachtige gedachten er achter mogen hebben gezeten, plaatsen als Oldenzaal, Boskoop en Winschoten lijken toch heel erg op elkaar. Van der Meer zelf noemt het een raadsel hoe dat kan. In zijn foto’s, die vaak een rommelpot van bouwstijlen, objecten en aankleding laten zien, overheerst echter één ding: truttigheid. Goedbedoelde fonteinen op de gekste plekken, het alom aanwezige Nederlandse metselwerk, winkels als Zeeman en Blokker, er is geen ontsnappen aan mogelijk. Dit leidt zelfs bij het bekijken van de foto’s enigszins tot

Hans van der Meer – Paradox – 2012 – Paperback – 240 pagina’s – 17 x 24 cm – ISBN 9789080265509 - € 39,50 – Ned./Engels

verveling, maar toch leg je het boek daardoor niet aan de kant. Het eerder geschetste feest der (valse) herkenning – de plaatsnamen zijn pas in een overzicht achterin te vinden – en een catalogus van meubilair en andere elementen uit de Nederlandse straat, verlenen ‘Nederland – uit voorraad leverbaar’ een hoge amusementswaarde. Voor wie tenminste niet neerslachtig wordt van al die gelijkenis. (RW)


63 — AWM 47

B+O

CM

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

Boerderijwonen Hoe kan de overgang van stad of dorp en het platteland vormgegeven worden? Met elk een eigen plan leggen B+O en Omgeving de kwaliteiten bloot van een woonmilieu dat gebaseerd is op de traditionele boerderij. Nu de periode van grootschalige uitbreidingen van steden en dorpen voorbij lijkt, dringt overal het besef door dat de randen van deze steden en dorpen zullen blijven liggen waar ze liggen. De kleinschalige uitbreidingen die nog plaatsvinden dienen in die context niet per se meer een stedelijk of dorps karakter te hebben; de kans dat deze uitbreidingen weer ingesloten worden door nieuwe uitbreidingen is immers klein. Nee, omdat de stads- of dorpsrand zal blijven liggen waar die nu ligt kunnen de nieuwe uitbreidingen de overgang naar het platteland vormgeven. In deze context ontstaat ruimte voor nieuwe woonmilieus die flirten met het leven op het platteland. Een van de mogelijkheden is om een woonmilieu dat is gebaseerd op de traditionele boerderij. Het ontwerp van architectenbureau B+O in het Neder-

landse dorp Wapse en het ontwerp van architectenbureau Omgeving in het Belgische dorp Rijkevorsel laten zien welke kwaliteiten dit woonmilieu heeft. In het buitengebied van Wapse zal een bestaande boerderij naar ontwerp van B+O worden getransformeerd tot een ensemble van vier woongebouwen. In de oude boerderij komen woon-werkunits, rond het erf erachter komen in gebouwen ‘met een schuurachtig karakter’ eengezinswoningen en appartementen. Doordat de auto’s in een ondergrondse parkeergarage opgeborgen worden, staat het erf ter beschikking aan de bewoners. Hier kunnen bijvoorbeeld gemeenschappelijke activiteiten plaatsvinden. Aan de rand van Rijkevorsel heeft Omgeving een kleine woonwijk ontworpen die gebaseerd is op de lokale langgevelhoeve. Direct aan de straten zijn steeds drie tot vijf woningen samengebracht in uniform gematerialiseerde gebouwvolumes met een hoog langsdak. Tussen deze ‘boerderijen’ zijn, iets teruggelegen van de straat, ‘schuren’

gedacht. Dit zijn kleinere bouwvolumes met steeds twee woningen en een donkerder materialisering. De ‘schuren’ liggen bovendien aan een klein erf. Het ontwerp van B+O blijft qua typologie en gekozen architectuur het dichtst bij de traditionele Nederlandse boerderij. Met het gemeenschappelijke hof, in combinatie met de lage woningdichtheid, biedt het plan veel kwaliteit. Het plan roept echter ook de vraag op of het beeld van de traditionele boerderij zo letterlijk gebruikt kan worden als moderne woonomgeving. In het ontwerp van Omgeving wordt het beeld van de traditionele Belgische boerderij juist flink aangepast om tegemoet te komen aan de moderne woonwensen. De hoge dichtheid van het plan en repetitie van gebouwen roept echter weer de vraag op of het boerderij-wonen hier in de praktijk overeind zal blijven staan, of het niet teveel verwatert. Beide plannen hebben uiteindelijk hun eigen kwaliteiten. Het is tijd dat dit nieuwe woonmilieu in de praktijk getest en van daaruit verder ontwikkeld wordt. (MvR)

Omgeving

WOONMILIEU


64 — AWM 47

Cityscapes Gallery Architectuur als beeldende kunst Hebben de schetsen, maquettes en renderingen die de hedendaagse architectuurpraktijk produceert ook een zelfstandige kunstzinnige waarde? Architect en kunsthandelaar Bastiaan Gribling denkt van wel. Een jaar geleden startte hij in Amsterdam daarom een heuse architectuurgalerie. Tekst Michiel van Raaij Fotografie Cityscapes Gallery “Er is wel discussie over of het werk van een architect al dan niet als beeldende kunst gezien kan worden”, vertelt Bastiaan Gribling. Het ontwerp en bijbehorende ontwerpproces is voor een belangrijk deel een pragmatisch antwoord op een gestelde opgave. “Wij belichten graag de andere kant. Wij denken dat schetsen, maquettes en renderingen ook op te vatten zijn als kunst.” Gribling is opgeleid als architect en heeft nog altijd een eigen architectenbureau. De architectuurgalerie die hij een

jaar geleden startte, Cityscapes Gallery genaamd, kwam voort uit de collectie van maquettes en tekeningen die hij zelf in de loop van de jaren had verzameld. Het heeft Gribling altijd verbaasd dat er in Nederland überhaupt geen architectuurgalerie was. Met zijn galerie bedient Gribling particulieren, verzamelaars en bedrijven. “Omdat er nauwelijks aanbod is, bestaat de markt eigenlijk nog niet”, zegt Gribling. Met meer aanbod zal die markt vanzelf komen, denkt hij. “Al zal het altijd een niche blijven.” Musea heeft Gribling nog niet als klant. “Die hebben hun eigen acquisitiebeleid. Musea als het NAi, Centre Pompidou of het MoMA hebben architectuurcollecties die uit duizenden werken bestaan.” Gribling spreekt met ontzag over deze collecties. Die zijn toch van een andere categorie.

WAT IS KUNST? De schetsen, maquettes en renderingen die een architect in een ontwerpproces produceert zijn stappen in de richting van

de realisatie van een gebouw of een deel van een stad. Het werk is niet bedoeld als eindproduct. Op dat punt verschilt het fundamenteel van dat van (beeldend) kunstenaars. “Dat maakt het lastig”, geeft Gribling toe. “Bovendien kan niet alles wat een architect in een ontwerpproces produceert opgevat worden als kunst. Samen met een architect zoeken we naar interessante momenten in het ontwerpproces. Die proberen we eruit te lichten.” Hoe die momenten eruit zien verschilt

— “De markt bestaat eigenlijk nog niet” per architect. Soms is het een handschets, dan weer een kleine schetsmaquette. De middelen die een architect tegenwoordig gebruikt vormen in de ogen van Gribling en extra complicerende factor. “Presentatiemaquettes worden vaak niet door een architect zelf gemaakt, maar door een gespecialiseerd bedrijf”, zegt


CM

Voor een tentoonstelling over zijn werk in Antwerpen ontwierp Wiel Arets architectonische kunstwerken die de looproutes in zijn gebouwen verbeelden

Cultuur en Maatschappij Architectuur als beeldende kunst

65 — AWM 47


66 — AWM 47

Boven De maquette die MVRDV in 2000 maakte voor de prijsvraag voor de uitbreiding van het Ministerie van Landbouw Natuur en Visserij (LNV) in Den Haag Links 3D-geprint model van het kantoorgebouw dat MVRDV heeft ontworpen in Oslo


CM Gribling. “Wat dat betreft is het ruwere materiaal dat tijdens het ontwerpproces ontstaat interessanter.” Veel bureaus maken ontwerpmodelletjes uit blauw schuim. “Er worden vaak heel veel modellen gemaakt”, zegt Gribling. Moeten die modellen gezien worden als groep en als zodanig tentoon gesteld worden? Dat kost namelijk wel veel ruimte. Of kunnen uit de groep ook individuele modellen geïsoleerd worden? Dat zijn de vragen die Gribling bezighouden. “Bijkomend probleem is dat het foam slecht houdbaar is en dat de modelletjes vaak door stagiaires gemaakt zijn – niet door de architect zelf.” Mogelijk nog ingewikkelder zijn de ontwerptekeningen. Voor de computer zijn intrede deed op de werkvloer was voor het maken van de ontwerptekeningen veel vakmanschap nodig. Ook was de handtekening van de architect vaak letterlijk op de tekening zichtbaar. De hedendaagse architectuurpraktijk levert echter anonieme 2D of 3D-tekeningen op. De enige manier om deze aan de muur op te kunnen hangen is ze in een ‘limited edition’ uit te printen. 3D-modellen kunnen 3D-geprint worden. “Een object moet authentiek zijn en een autonome waarde hebben”, vat Gribling de criteria voor architectuur als beeldende kunst samen. Als voorbeeld van een architect die deze criteria centraal heeft staan in zijn ontwerppraktijk noemt hij Anne Holtrop. De maquettes van Holtrop worden door de architect zelf met de hand gemaakt. Hij maakt daarbij gebruik van duurzame materialen. Gribling: “Holtrop staat als het ware met een been in de kunstwereld en met een been in de architectuur.”

EEN NIEUWE ARCHITECTUURPRAKTIJK? “A “Architectuur en kunst groeien momenteel sterk naar elkaar toe”, constateert Gribling. Aan de ene kant zijn er steeds meer kunstenaars die werk maken van een architectonische schaal. Voor de Olympische Spelen in Londen heeft kunstenaar Anish Kapoor zelfs een uitkijktoren ontworpen. Aan de andere kant zijn er steeds meer architecten die werk maken op de schaal van beeldende kunst. Als voorbeeld hiervan noemt Gribling de

Cultuur en Maatschappij Architectuur als beeldende kunst

enorme houten ‘heuvels’ die MVRDV voor een tentoonstelling in Zuid-Korea ontwierp. Eind jaren zeventig en begin jaren tachtig van de twintigste eeuw was ook zo’n moment dat beeldende kunst en architectuur elkaar ontmoetten. Het was de tijd waar OMA draaide op de verkoop van de schilderijen van Madelon Vriesendorp. Hetzelfde gold voor Morphosis, waar Thom Mayne zijn geld verdiende met de verkoop van de tekeningen die hij maakte. De zelfgemaakte schilderijen, tekeningen en maquettes van drie decennia geleden staan in groot contrast met de anonieme foam modellen en computertekeningen die de huidige architectuurpraktijk voortbrengt. Volgens Gribling zou het helpen als architecten zich bewuster zouden zijn van de kunstzinnige

— Architectuur en kunst groeien naar elkaar toe waarde van de objecten die ze tijdens het ontwerpproces produceren. Het ontwerpproces zou erop aangepast kunnen worden, denkt Gribling. Hij adviseert enkele architectenbureaus hier ook over. In aanvulling op hun reguliere werk zouden architecten ook nieuw architectonisch werk kunnen maken, dat specifiek is bedoeld als beeldende kunst. Met zijn galerie vormt Gribling een katalysator in deze ontwikkeling. Op initiatief van Gribling ontwierp Wiel Arets voor een tentoonstelling van zijn werk in Antwerpen ook nieuw werk: sculpturen van loopbewegingen in zijn gebouwen en collages van stedelijke toekomsten. Voor een geplande overzichtstentoonstelling van MVRDV in Museum Boijmans van Beuningen onderzoekt Gribling momenteel of er verzamelaars zijn die zouden willen investeren in nieuw werk dat het Rotterdamse bureau voor die tentoonstelling zou kunnen maken. Nog een stap verder gaat Gribling met het Power Flower ontwerp van NL Architects. Van dit ontwerp voor een windmolen die zich vanuit een enkele ‘stam’ vertakt verkoopt zijn galerie

67 — AWM 47

3D-geprinte modellen. Gribling is met verzamelaars in gesprek om de Power Flower als kunstproject aan een landgoed of beeldentuin toe te voegen.

WAT LEVERT HET OP? Doordat de markt voor architectuur als beeldende kunst klein is, en het aantal transacties dus laag, is de waardebepaling geen eenvoudige zaak. “Bij een mooie maquette heeft een architect zelf meestal wel een waarde in gedachten”, vertelt Gribling. “Maar bij een grote hoeveelheid foam modellen is de waardebepaling al lastiger.” “In Nederland is het werk van OMA het meest gevraagd”, constateert Gribling, die zelf werk van onder meer MVRDV, UNStudio en Wiel Arets verkoopt. Gribling verkoopt echter niet alleen werk van bekende bureaus. Hij vertegenwoordigt ook jonge ontwerpers als Daan Roosegaarde of Anne Holtrop. In tegenstelling tot de bekende bureaus hebben deze jonge ontwerpers het kunstzinnige een centrale plek in hun bureau gegeven en is het onderdeel van hun bedrijfsvoering. Zeker bij bekende bureaus gaat het bij het verkopen van het werk volgens Gribling niet om het geld. “Het betreft uiteindelijk relatief kleine bedragen op de gehele omzet van een bureau”, zegt hij. Het gaat vooral om erkenning.—

Meer weten? www.cityscapesgallery.nl


68 — AWM 47

Interview George Brugmans “Wij maken zelf de stad” Making City is het thema van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam, die op 20 april van start gaat. Directeur George Brugmans spreekt over de opkomst van de ‘homo sapiens urbanus’, over de groeiende economische en politieke betekenis van stedelijke regio’s, over de veranderende rol van de ontwerper in het ‘maken van de stad’. En over de ontwikkeling die de biënnale zelf heeft doorgemaakt. “Wie met de toekomst van de stad bezig is, kan zich moreel niet veroorloven om dat alleen maar in theorie te doen.” Tekst Roel Griffioen en Lisa Goudsmit Beeld ZUS, IABR

“Wacht, ik laat je een plaatje zien.” George Brugmans, directeur van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR), schuift een papiertje over tafel. Op het blaadje staat een statistiek met twee lijnen. Aan het einde schieten de lijnen omhoog. “De bevolkingsgroei en de verstedelijking,” verklaart Brugmans. “Er zijn hier twee zeer eigenaardige dingen aan de hand. De laatste tweehonderd jaar zien we, in vergelijking met pakweg de laatste tweehonderdduizend jaar, een heel sterke bevolkingsgroei en die gaat, zeker sinds het midden van de vorige eeuw, gepaard met extreme verstedelijking. Iemand die ons van buitenaf zou bestuderen, zou een soort zien die zich opeens zeer heftig vermenigvuldigt, waarbij ook nog eens iedereen boven op elkaar gaat zitten. Homo sapiens ontwikkelt zich nu in ongelofelijk korte tijd van een niet-urbane tot een urbane soort: homo sapiens urbanus. We zitten er midden in en hebben het toch niet helemaal door.” ‘Hoe maken we stad?’ Dat is de centrale vraag van de 5e editie van de Internationale Architec-


CM

Cultuur en Maatschappij IABR Making City

tuur Biënnale Rotterdam, die de titel Making City draagt. Making City is het sluitstuk van een drieluik over de stad. In 2007 signaleerde Power hoe grote krachten als de bevolkingsexplosie en de

— “Een sterke bevolkingsgroei gaat gepaard met een extreme verstedelijking” globalisering in razend tempo “stad veroorzaken”, om Brugmans’ woorden te gebruiken. Kunnen architecten daarbij überhaupt nog een rol spelen, vroeg de IABR zich af. In 2009/10 ging Open City een stap verder door de vraag naar wat voor stad we dan eigenlijk willen. “We vroegen architecten

Boven De Luchtsingel die ZUS tussen Rotterdam Centraal en de Hofbogen heeft ontworpen vormt Test Site Rotterdam van de IABR Rechts Het viaduct van de voormalige Hofpleinlijn kan in de visie van ZUS plaats bieden aan allerlei activiteiten

69 — AWM 47


70 — AWM 47

De oprukkende stadsrand van Istanbul

Istanbul en Rotterdam, twee uitersten? De Test Sites Istanbul en Rotterdam tonen twee tegenovergestelde toekomstscenario’s voor de stad. Istanbul is een uitdijende metropool, een stad die steeds meer van de omgeving opeet. Voor de gemeente Arnavutköy, het plangebied van Test Site Istanbul, lijkt inkapseling slechts een kwestie van tijd. Curator Asu Aksoy, verbonden aan de Bilgi Universiteit te Istanbul: “In dit gebied, haast nog platteland, ervaar je een schok. Je ziet de stadsrand dichterbij komen.” Voor de gemeente heeft het IABR Atelier Istanbul een actieplan ontwikkeld dat in december 2011 is geaccepteerd. De volgende fase is de ontwikkeling van ontwerpvoorstellen voor in 2014 te realiseren pilot projects. Aksoy: “In Istanbul is het voornaamste

vraagstuk de ecologische toekomst van de stad: hoe laat je groei parallel lopen met duurzaamheid? De vraag suggereert dat de twee elkaar uitsluiten, dat er geen derde weg mogelijk is.” Dat is te gemakkelijk, vindt Aksoy. “Het is zaak stedelingen bewust te maken van het belang van landbouwgrond en watergebieden voor de stad. Zij zijn degenen die deze gebieden moeten beschermen.” Terwijl Istanbul groeit, voelt Rotterdam de dreiging van terugval. In demografisch en in economisch opzicht is de stad gestagneerd, stelt Elma van Boxel, met Kristian Koreman (beiden ZUS) curator van Test Site Rotterdam. Onder de verzamelnaam ‘I Make Rotterdam’ onderzoekt ZUS verschillende strategieën om het gebied een impuls te geven. Die is hard nodig, denkt Van Boxel: “De thematiek van dit gebied is economische stagnatie. Hier heeft in de

afgelopen decennia een enorme speculatie plaatsgevonden. Nu is de rek eruit.” Telkens zoeken IABR en ZUS andere partijen om mee samen te werken, zoals bijvoorbeeld wetenschappers, bedrijven, ontwikkelaars en bestuurders. De projecten die op stapel staan, symboliseren de verschillende manieren om iets gedaan te krijgen in de stad. Zo wordt er in samenwerking met popfestival Motel Mozaïque een kunst- en muziekroute uitgezet en wordt via crowdfunding geprobeerd een tijdelijke voetgangersbrug over het spoor heen te realiseren. Van Boxel: “Met stagnatie weten wij als stedenbouwkundigen nog niet om te gaan. Wij hebben alleen maar in groei gezeten. Aan de ene kant is stagnatie natuurlijk negatief. Tegelijk is het misschien wel een gezonde ontwikkeling, nu blijkt dat we lange tijd gebouwd hebben voor de leegstand.”


CM

Cultuur en Maatschappij IABR Making City

na te denken over welke bijdragen ze concreet konden leveren, bij voorkeur met projecten die ook werkelijk een voet in de grond hadden.” Deze biënnale, Making City, is daar weer een logisch vervolg op, stelt Brugmans. “We stellen de meest kernachtige vraag die maar mogelijk is: Wat is ‘stad maken’ in de 21e eeuw? Weten we eigenlijk wel hoe dat moet? Kunnen we betere manieren bedenken om dat te doen, en vooruit, ze dan ook maar gelijk testen?” Brugmans vervolgt: “Het is een enorm complex construct, die stad. Het meest complexe dat we ooit hebben voortgebracht. We bouwen nu al steden met 20 miljoen inwoners maar weten eigenlijk helemaal niet hoe dat moet. Stel je eens voor, wat als het klopt dat Delhi aan het einde van deze eeuw 95 miljoen inwoners heeft? Moet je even je ogen dicht doen. Hoe gaan we die stad maken?” Voor de visionaire Architect die op een ‘leeg vel’ een fonkelnieuwe stad in één keer gestalte geeft, is in deze ontwikkeling is geen plek meer. “Generieke planning” werkt niet langer, volgens Brugmans. “Ik denk dat de stad te ingewikkeld is om aan één partij over te laten, ook als dat de ontwerper is. Het gaat om de relatie tussen politiek, markt, maatschappelijke organisaties en ontwerp. Hoe worden in specifieke situaties specifieke allianties gevormd? Dat betekent ook dat de functie van de ontwerper veranderd is. Hij moet kunnen samenwerken met politici, met marktpartijen, met theoretici, sociale wetenschappers enzovoort.” Toch blijft de ontwerper (lees: architect of stedenbouwkundige) een belangrijke schakel in de keten, denkt Brugmans. “Het is van groot belang dat de ontwerper een rol blijft spelen gedurende het proces. Wij willen scenario’s schrijven waarin die rol gewaarborgd blijft. Nu is het te vaak zo dat men aan het einde van het traject denkt: ‘O ja, we hebben ook nog een ontwerp nodig’.”

TEST SITES De organisatie van de IABR is gehuisvest in het Schieblock, een naoorlogse kantoorschijf op vijf minuten lopen van Rotterdam Centraal. Brugmans’ eigen kantoor bevindt zich in de hoek van het pand en heeft naar twee kanten uitzicht op de omgeving. Ondanks de centrale ligging met uitzicht op de Coolsingel en het stadhuis, is dit

een achterkant van de stad – gewrongen in een wurggreep van infrastructuur en geplaagd door leegstand. Dit gebied, het Rotterdam Central District, is de Rotterdamse ‘Test Site’ – de andere zijn gesitueerd in Istanbul en São Paulo. Test Site Rotterdam zal doorlopen tot in ieder geval 2014 en moet een van de aanjagers zijn van verdere ontwikkeling van het gebied én van de inhoud en de presentatie van de 6e IABR in 2014. Elma van Boxel en Kristian Koreman van architectenbureau ZUS ‘cureren’ de Test Site. Via kleine ingrepen wil ZUS, dat ook verantwoordelijk is voor de herontwikkeling van het Schieblock tot culturele pleisterplaats, dit vergeten gebied een kwaliteitsimpuls geven en een beetje levendigheid in de straten terugbrengen (zie kader). De Test Sites zijn gebieden waar de IABR samen met de lokale stedelijke overheid en andere stakeholders allianties heeft opgezet, legt Brugmans uit. “Het doel is om via een gezamenlijk traject van onderzoek en ontwikkeling tot implementatie te komen in de daaropvolgende jaren. De tentoon-

— “Wat als Delhi straks 95 miljoen inwoners telt?” stelling moet daarbij als katalysator én bevrijder fungeren: het trekt het denken open als je een plan even een plan kunt laten, en tijd en ruimte neemt om erover na te denken en eraan te werken in termen van iets anders: een project op een Internationale Biënnale.” De Test Sites zijn misschien het beste voorbeeld van de wijze waarop de inzet van de IABR in de loop der tijd steeds breder is geworden. De eerste twee edities waren thematisch duidelijk afgebakend (Mobility in 2003, en The Flood in 2005) en droegen bovendien de handtekening van de curator (Francine Houben, Adriaan Geuze). Nu is er een internationaal team van curatoren geformeerd, onder leiding van Brugmans. Het team bestaat uit Henk Ovink (Directeur Nationale Ruimtelijke Ordening, Ministerie van I&M), Joachim Declerck (Architecture Workroom Brussels)

71 — AWM 47


72 — AWM 47

en de ‘local curators’ van de verschillende Test Sites; naast Elma van Boxel en Kristian Koreman van ZUS (Rotterdam) zijn dat Fernando de Mello Franco, Marta Moreira en Milton Braga van MMBB Arquitetos (São Paulo) en Asu Aksoy van de Bilgi Universiteit (Istanbul). Uit de keuze van de curatoren en de lancering van de Test Sites spreekt de wil om niet alleen te reflecteren, maar ook te handelen. “Wat ik niet wil is dat deze Biënnale een zuiver academische exercitie is. De belangrijkste opgave van de stedenbouw is om ervoor te zorgen dat straks zeven miljard stedelingen (in 2050 zal zeven van de negen miljard mensen in de stad wonen, red.) zo goed mogelijk kunnen leven, wonen en werken. Als je met dergelijke vraagstukken bezig bent, kun je het je moreel niet veroorloven om dat alleen in theorie te doen.” Dat bewijzen de Test Sites, stelt Brugmans. “Omdat het proces gericht is op implementatie, niet theoretisch kan blijven, voegt het kwaliteiten toe, draagt het bij aan ‘het maken van stad’ én aan een betere biënnale.”

PROGRAMMA Ook het programma laat zien dat de biënnale meer is dan een grote tentoonstelling met een aantal aangekoekte evenementen. Acht tentoonstellingen zullen er plaatsvinden tijdens de 5e IABR, waarvan

Bezuinigingen Toen Halbe Zijlstra vorig jaar de bezuinigingen op de cultuursector aankondigde, zag Brugmans met lede ogen aan hoe het onderlinge onbegrip tussen politici en kunstenaars groeide. “Het was van twee kanten een teleurstellend debat. Maar tegelijkertijd, en zonder mij aan een bepaalde verantwoordelijkheid te willen onttrekken, stel ik vast dat wij niet in dat discours passen. We trekken meer bezoekers dan het Holland Festival, maar staan niet in het kunstkatern. We zijn met iets anders bezig, heel concreet, met publieke ruimte, met maken van stad. Ons financieringsmodel is al een paar jaar aan het kantelen, we vinden andere partners: andere ministeries, steden in binnen- en buitenland. São Paulo heeft bijna 200 miljoen euro bestemd voor de imple-

zes in Nederland. De hoofdtentoonstelling Making City opent op 20 april in het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam de deuren voor het publiek. Verder staan er een internationale

— Op de IABR zijn ruim 25 wereldsteden vertegenwoordigd conferentie, debatten en lezingen, en een publicatie op stapel. Samen met de VPRO wordt er – net als tijdens de vorige editie – een waaier van tv- en radioproducties om de biënnale heen gepland, onder de titel ‘Leve de Stad!’. Ruim 25 wereldsteden zullen op de IABR vertegenwoordigd zijn, met in totaal 34 verschillende projecten: de drie Test Sites, zeven projecten van het samen met het ministerie van I&M opgezette Atelier Making Projects, en 24 zogenaamde CounterSites, voorbeelden van innovatief stad maken vanuit de hele wereld die na een Call for Projects geselecteerd zijn. Die deelnemende steden financieren de eigen inzendingen en investeren in gezamenlijk onderzoek en kennisuitwisseling, met

mentatie van de projecten die dankzij de vorige IABR zijn ontwikkeld.” Vorig jaar opperde de Raad voor Cultuur dat de IABR in een op te richten platform “sectorinstituut Creatieve Industrie” ondergebracht kan worden, of kan fuseren met het NAi. Dat is niet reëel, vindt Brugmans. “IABR en NAi werken prima samen, maar een fusie levert niets op – daar zijn beide partijen het over eens. De IABR is een kleine, flexibele organisatie met niemand in vaste dienst, een organisatie die zichzelf steeds weer opnieuw uitvindt. Wij zijn niet van het procesmanagement, wij zijn van de inhoud, de actie en het resultaat.” Halbe Zijlstra omschreef de IABR als ‘een festival dat zich vooral richt op de vakgemeenschap en ontwerpend onderzoek’. Brugmans: “Terwijl staatssecretaris Zijlstra schreef dat wij ons teveel met

onderzoek bezighouden, organiseerden wij na de 4e IABR in Nederland samen met onze partners in anderhalf jaar tijd nog 22 kleinere tentoonstellingen op 5 verschillende continenten.” De 2e IABR, The Flood, behandelde een probleem waar Nederland wellicht geen patent op heeft, maar dat toch heel Hollands overkomt: overstromingsgevaar. Sindsdien zijn de thema’s van de IABR steeds groter geworden, en is de focus steeds meer internationaal. Is dat te verdedigen in een tijd waarin antiEuropees sentiment het goed doet in de politiek? “De Nederlandse politiek maakt zich inderdaad enorm druk over hoe we de buitenwereld in ons land moeten integreren. De vraag moet juist zijn hoe – als dat überhaupt nog goed mogelijk is – ons landje kan integreren in die grote buitenwereld.”


CM

Cultuur en Maatschappij IABR Making City

name op de Test Sites. Dat doet men met plezier, volgens Brugmans: “Veel van die kennis vloeit weer terug naar de steden. De projecten gaan, via de tentoonstellingen, verrijkt terug naar de eigen locatie. Dit is zowel een alternatief financieringsmodel als een alternatieve manier om stad te maken.” Herman Kossmann van Kossmann.dejong is aangetrokken om in de vormgeving van de hoofdtentoonstelling van al die verschillende ideeën een eenheid te smeden, in samenwerking met een van de curatoren, Joachim Declerck. Brugmans: “Zij moeten de complexe thematiek “beleefbaar” maken. Een curator is nooit tegelijk een groot denker, een groot architect, een groot auteur, een groot communicator en een groot tentoonstellingsmaker – ook al denkt hij of zij dat soms wel te zijn. De vorige biënnale is wat ons betreft op alle fronten een succes geweest, behalve de hoofdtentoonstelling. Die zat vol fantastische ideeën, maar als publiekstentoonstelling was hij te hermetisch, nogal academisch. Nu willen we proberen een breder publiek aan te spreken.”

we met z’n allen naar de toekomst kunnen op een manier die duurzaamheid en welvaart in goede balans kan houden.” Europa moet de innovatieagenda nadrukkelijker koppelen aan stedelijk

— “Het maken van de stad is politiek bedrijven” beleid, vindt Brugmans. “Waar moeten we ons geld inzetten om op de lange termijn kracht te ontwikkelen? We moeten ons dan vragen stellen zoals of het belastinggeld dat we naar Brussel sturen wel naar het Franse platteland moet gaan, in plaats van naar de banlieues van Parijs. Uiteindelijk is het de stad die onze toekomst moet accommoderen.” — Architectenweb is mediapartner van de IABR.

DE STAD ALS OPLOSSING De IABR beschouwt de stad niet als “territorium ter accommodatie van de markt”, maar als “katalysator van de culturele, sociale en economische emancipatie van haar bewoners,” zegt Brugmans. “Dat is tamelijk onontgonnen terrein, zeker nu de gangbare praktijk van stedenbouw door de crisis op haar rug ligt.” De stad zal in zijn optiek ook aan belang winnen omdat nationale staten niet in staat blijken om de problematiek van de 21ste eeuw het hoofd te bieden. Brugmans: “Op economische en ecologische problemen hebben ze gewoon geen antwoord. Enerzijds zie je dat staten zich in toenemende mate groeperen in grotere verbanden. Anderzijds zie dat stedelijke regio’s steeds belangrijker worden. Rond 2040 woont meer dan de helft van ons in steden met meer dan 10 miljoen inwoners. Daar zal de dynamiek, innovatie en creativiteit vandaan komen, daar zit bovendien het economisch gewicht. Het maken van stad is dus politiek bedrijven.” De exponentiële verstedelijking wordt dikwijls als probleem gezien. Brugmans pleit ervoor de stad juist als een oplossing te benaderen. “Als we met zo veel mensen in de stad wonen, als daar de welvaart wordt geproduceerd en ook nog met een aanzienlijk lagere ecologische footprint dan op het platteland, dan is de stad de oplossing. Daar moet het antwoord worden gevonden op de vraag hoe

Nog maar een deel van de curatoren van de 5e IABR: vlnr George Brugmans, Marta Moreira, Jaochim Declerck, Kristian Koreman, Asu Aksoy en Elma van Boxel

73 — AWM 47


74 — AWM 47

Do-it-yourself Uitgesproken onaf De do-it-yourself-look lijkt de nieuwste rage in horecaland. Zelfgetimmerde barretjes, bij elkaar gezocht meubilair, oubollig behang. Rauw, goedkoop, geïmproviseerd, en vooral niet te ‘ontworpen’. AWM bezocht twee tijdelijke uitspanningen: BAR in Rotterdam en Hannekes Boom in Amsterdam. Tekst Roel Griffioen Het eerste dat opvalt, is hoe ‘onaf ’ BAR in werkelijkheid oogt. Veel meer dan dat je op basis van de feestfoto’s op de website

van deze tijdelijke Rotterdamse horecagelegenheid zou verwachten. Overdag, als het zonlicht gul door de grote, gordijnloze vensters valt, vallen de talloze merkwaardigheden en oneffenheden in het oog. De witgeverfde wanden en vensterbanken blijken provisorisch opgelapt met triplex platen en schrootjes. Bewust niet netjes wegwerkt, maar simpelweg overgeverfd. Het houten entreeportaal, dat op de foto’s een redelijk monumentale indruk wekt, is expres nonchalant afgewerkt. Uit het paneel boven de deur zijn, in een strak lettertype, de hoofdletters B, A en R gefreesd. De lampen boven de bar zijn peertjes in onthoofde Absolut Vodkaflessen. BAR is een tijdelijk café op de West-Kruiskade, een dynamische, multiculturele, enigszins verpieterde straat

in de omgeving van station Rotterdam Centraal. Initiatiefnemers zijn Kristian de Leeuw en Jetti Steffers, die sinds enkele jaren onder de naam Maatschappij voor Volksgeluk nogal excentrieke feesten in de stad organiseren. In augustus kreeg het tweetal via een woningbouwcorporatie de beschikking over deze ruimte in de plint van een hoekpand. Een jaar lang kan BAR op deze plek bestaan. Het budget was klein, zegt Merijn van Essen, die samen met Sander van Loon het ontwerpbureau OONA vormt. OONA ontwierp BAR van binnen en buiten, maar is bovendien verantwoordelijk voor al het drukwerk – posters, flyers, het menu, et cetera. “Zesduizend euro voor de herinrichting en aankleding van een café, dat is niet veel. Bovendien wisten we dat BAR hier maar maximaal een jaar zou


CM

Cultuur en Maatschappij Do-it-yourself

75 — AWM 47

Hannekes Boom is gebouwd op een wat verloren gelegen strook land tegenover Oosterdokseiland in Amsterdam

zitten. Die tijdelijkheid hebben we niet verborgen, misschien zelfs benadrukt.” Voordien zat op deze locatie het Surinaamse café Talk of the Town, met een

— “De plek moet het gevoel geven dat alles kan” zwartgeverfde gevel en donkere gordijnen voor de ruiten. Vergeleken daarbij is het ontwerp van OONA eigenlijk verrassend sec. “We wilden een ‘neutrale huls’ creëren,” stelt Van Loon. “We hebben geprobeerd BAR niet een duidelijke iden-

titeit op te drukken, zodat de identiteit wordt gemaakt door de bezoekers en de activiteiten. De plek moet het gevoel geven dat alles kan, met een minimum aan spelregels.” Bovendien geldt op deze locatie volgens Van Loon dat hoe minder je doet, des te meer je opvalt. Hij wijst naar een nogal bonte winkelpui tegenover het café. “Kijk, daar zit het in deze straat vol mee. Gestoord eclectisch.”

SCHERP RANDJE Onaf is in. Natuurlijk, nog steeds zijn de meeste cafés en restaurants die de deuren openen strak, luxueus, clean. Maar een groeiend aantal nieuwe horecagelegenheden heeft een scherp randje (zie kader). Wat deze cafés en restaurants gemeen-

schappelijk hebben, is de esthetiek van onvoltooidheid, van spontaniteit. De locaties hebben een rafelige of industriële uitstraling, de inboedel maakt een bijeengezochte indruk, de kaart is avontuurlijk en de agenda staat vol edgy activiteiten. Hannekes Boom in Amsterdam is misschien wel het toonbeeld van deze ontwikkeling. Het café-restaurant bevindt zich op een wat verloren strip land langs het spoor, aan drie kanten omgeven door water. De locatie, op de kop van Oosterdokseiland, zit ingeklemd tussen een aantal prominente architectuurprojecten: aan de ene kant de Openbare Bibliotheek van Jo Coenen en het Conservatorium door Architekten Cie., en aan de andere kant het Nemo door Renzo Piano. Van ‘glossy’ architectuur is bij Hannekes Boom geen sprake. Als je over de voetgangersbrug ar-


76 — AWM 47

Regelgeving BAR en Hannekes Boom zijn beide tijdelijke uitspanningen die op legale wijze tot stand zijn gekomen. Dit soort voorbeelden lijken aan te sluiten bij het debat over ‘tussentijd’ en de ‘spontane stad’. Woningbouwcorporaties en overheden profileren zich met dit soort ‘pop-up’initiatieven. Is er nu meer mogelijk dan vroeger? Sander van Loon van OONA: “Ik denk het niet. Vroeger kon je kraken, nu ben je aan regels gebonden. Die pop-up-hype is leuk, maar wordt zwaar geëxploiteerd door corporaties. Voor hen is het een makkelijke manier om het imago op te pompen.” Pim Evers van Hannekes Boom: “Vaak luidt de eerste zin van een ambtenaar: ‘We behandelen uw aanvraag als een reguliere aanvraag’. Of: ‘Er is niets zo permanent als een tijdelijke aanvraag.’ Ondernemers moeten meer vrijheid krijgen.” Kristian de Leeuw van BAR: “Om wat voor elkaar te krijgen, moet je de grenzen opzoeken van wat kan en mag. Je staat echt in een underdogpositie. Voor dit soort tijdelijke ondernemingen zitten de regels vaak in de weg. Nu loop je bijvoorbeeld vanaf de straat zo het café in, maar daar moet eigenlijk een sluis tussen voor de brandveiligheid.” Duurzaamheid De bedenkers van Hannekes Boom werden geïnspireerd door het Cradle 2 Cradle-principe. Maar is de uitspanning duurzaam? “Bijna alle vensters hebben enkel glas en tussen sommige deuren gapen kieren,” zegt Pim Evers. “Niet alles past als je met gevonden materialen werkt. In november gingen we een poosje dicht om voor dit soort problemen een oplossing te vinden.” Een ander nadeel van werken met hergebruikte materialen is slijtage. “Dingen gaan veel sneller kapot dan normaal het geval is. Elke week moet er wel iets vervangen worden. We hebben een extra loods met reservemateriaal. Nu gebruiken we meer stroom en meer arbeid dan het geval zou zijn als niet alles hergebruikt was, maar je moet ergens beginnen. We proberen ons te houden aan het beginsel ‘schrap afval uit het proces’, niet alleen middels de architectuur maar ook in de keuken.”

riveert, zie je een paviljoen dat er eerder ‘geassembleerd’ uitziet dan ‘ontworpen’. Een rij picknickbanken staat pal langs het water. De veranda heeft boomstronken als kolommen. De daktuin met moestuin ziet er wat mistroostig uit, na weken met veel regen. Op een afdak ligt een drie meter lange, in tweeën gebroken, triplex pin-up. Die komt uit de Illegal Romeotour van René Froger uit 1996, licht initiatiefnemer Pim Evers glimlachend toe. “Of het door de crisis komt, durf ik niet te zeggen, maar veel mensen zijn dat strakke zat,” signaleert hij. Hannekes Boom is in Evers’ ogen “een protest tegen dat alles zo af is, zo over-designed.” De communicatieadviseur won in 2010 samen met stedenbouwkundige Wouter Valkenier (werkzaam bij V2A) en zelfstandig architect Gijs de Waal een door de gemeente uitgeschreven prijsvraag voor de ontwikkeling van een nieuwe horecazaak. Ze kregen een vergunning voor vijf jaar. Daarna wordt het gebied waarschijnlijk herontwikkeld, hoewel de bestemming nog niet duidelijk is. “Dit is een rafelrandje midden in de stad. Je had het moeten zien hoe wij het aantroffen. Het was een afwerkplek. We hebben dit plekje zichtbaar gemaakt,” stelt Evers. “Letterlijk, want er lag een twintig meter lang doorgeroest scheepswrak voor dat wij hebben laten weghalen.” De samenwerking met de gemeente verliep logger dan verwacht. Het bestemmingsplan moest nog gewijzigd worden, hetgeen gemiddeld zo’n zes maanden duurt. Daar wilden Evers, Valkenier en De Waal niet op wachten. Evers: “We wilden in de zomer al open, en besloten dus een loods te huren om alvast te gaan bouwen.” Het paviljoen werd daar in onderdelen gebouwd en daarna op locatie in elkaar gezet, gefundeerd op een bodem van vier lagen stoeptegels. Het ontwerp dat gemaakt werd voor de bouwaanvraag, fungeerde slechts als leidraad, omdat het drietal uitsluitend hergebruikte materialen wilde gebruiken. “Het is eigenlijk omgekeerde architectuur. Het ontwerp werd bepaald door wat we konden vinden.” Uit hygiënische overwegingen en om te voldoen aan alle regelgeving, moesten bepaalde dingen toch nieuw worden aangeschaft, zoals de koelingen en het leidingwerk. Het bouwmateriaal, meubilair en de apparatuur werd bij elkaar gejut op

veilingen, via aannemers en het grof vuil. “Kijk, deze radiatoren komen bijvoorbeeld van badkamers op het Java-eiland. Laatst herkende een bezoeker een deur: ‘Die heb ik zelf veertien jaar geleden nog in een strandtent gehangen.’”

NIET ONTWORPEN Wat BAR en Hannekes Boom gemeen hebben, is de suggestie ‘onontworpen’ te zijn. Ook bij BAR is de inboedel grotendeels bijeen gescharreld. De bar met spiegelwand stamt uit Talk of the Town, de rest is bij een rondje langs horecagelegenheden verzameld. De kassa is afkomstig van de club Herr Zimmerman, de stoelen komen uit Off Corso. OONA mag de voornaamste ontwerpbeslissingen genomen hebben, de aankleding van de bar was een shared effort. De surrealistische parafernalia – een plastic bambi, een sticker van de hond, nepbloemen, truttige souvenirs, beeldjes van huisdieren – zijn de inbreng van Steffers. In de bouwkundige collage van Hannekes Boom vormen juist de ‘normale’ objecten een dissonant, zoals de sigarettenautomaat die onder de bar is weggemoffeld en de flat screen-televisie die zo nonchalant mogelijk met touwtjes in een hoek is gehangen.

— “Het ontwerp werd bepaald door wat we konden vinden” Het was eigenlijk helemaal niet in hem opgekomen om voor de opdracht een architect te benaderen, zegt De Leeuw van de Maatschappij voor Volksgeluk. OONA kende hij van een eerdere samenwerking; samen ontwierpen ze de flyer van het Maatschappij voor Volksgeluk-feest Pepper Club. “Ze zijn multiinzetbaar,” grapt Kristian de Leeuw vanachter de bar: “Sander staat hier op vrijdagavond zelfs achter de bar.” Sander van Loon, lachend: “Ja, je kunt dus wel zeggen dat we feeling met de opdrachtgever hebben.”—


CM

Cultuur en Maatschappij Do-it-yourself

77 — AWM 47

Boven Hannekes Boom ziet er ‘onontworpen’ uit en is dat in zekere zin ook: het is gebouwd met enkel hergebruikte materialen Onder De voorgevel van BAR aan de West-Kruiskade in Rotterdam is bewust nonchalant afgewerkt

Buzz Tijdelijke horecagelegenheden zijn van alle tijden, maar tegenwoordig zijn het er opvallend veel. De opening gaat steevast gepaard met een flinke buzz. In Amsterdam werd deze ontwikkeling ingezet met Club 11, dat tussen 2004 en 2008 boven in het inmiddels gesloopte Post-CS-gebouw gevestigd was. Belangrijkste erfgenaam qua instant populariteit is, naast Hannekes Boom, Roest, een ‘creatieve stadsoase’ in en om een oude fabriekshal op het Amsterdamse Oosterburgereiland. In Rotterdam zijn er naast BAR ook talrijke tijdelijke eet- en drinkgelegenheden, waarvan de bekendste Burgertrut is, een door kunstplatform Roodkapje gelanceerde ‘kantine’ in het voormalige stadskantoor. Tijdelijke hotels zijn er ook. In een leegstaand klushuis in de Rotterdamse wijk Delfshaven werd onlangs het eenkamerhotel Hotel The Neston geopend, op initiatief van een aantal jonge architecten verenigd in het Ontwikkelcollectief. Vergelijkbaar is Hotel Transvaal in Den Haag. Door de hele wijk Transvaal zijn hotelkamers ingericht in slooppanden en nog niet verkochte of verhuurde nieuwbouw.


78 — AWM 47

‘Ruimte heeft niet aan belang ingeboet’


I

Interview Melanie Schultz van Haegen

79 — AWM 47

De decentralisatie van de ruimtelijke ordening is in het belang van architecten en stedenbouwers, vindt minister Melanie van Schultz van Haegen. Net als de vermindering van de bouwregelgeving. Hiermee wordt de ruimte voor creativiteit vergroot. En dat is broodnodig, want de Nederlandse steden mogen van haar best wat spannender worden vormgegeven. Tekst Michiel van Raaij

Bent u een liefhebber van architectuur en stedenbouw? “Jazeker. Maar ik denk daarbij niet aan specifieke gebouwen. Waar ik vooral bewondering voor heb, is wanneer ontwerpers in staat zijn in moeilijke situaties het beeld te veranderen. Een al wat ouder project is de Utrechtsebaan in Den Haag. De verdiept gelegen snelweg was voorzien van lelijke, betonnen bruggen. Iedereen dacht dat er niets meer aan te doen was, dat die snelweg beter weggehaald kon worden. Maar het gebied is anders ingericht en zijn er gebouwen over de snelweg heen gebouwd, waardoor de entree van de stad wezenlijk is veranderd. Er zijn mensen geweest die de potentie van het gebied hebben gezien en een fundamentele verandering teweeg hebben gebracht. Sommige gebouwen zullen misschien interessanter zijn dan andere. Maar de ingrepen hebben effect gehad op de economische ontwikkeling van het gebied, op de veiligheid, enzovoorts. Er wordt nu geleefd.” De stedenbouwkundig ontwerper, Joan Busquets, heeft dit najaar de Erasmusprijs ontvangen. Onder andere voor zijn ontwerp voor het gebied rond de Utrechtsebaan. “Dat wist ik niet.” Hoe beoordeelt u de ruimtelijke kwaliteit van de Nederlandse steden in vergelijking met andere steden binnen Europa? “Wat betreft hun architectuur hebben Nederlandse steden een hoog truttigheidsgehalte. (lacht) Je ziet wel dat er in de grote steden beter over nagedacht wordt. In Rotterdam is bij de transformatie van de voormalige havengebieden bijvoorbeeld goed nagedacht over wat voor grootstedelijk woonmilieu neergezet kon worden. In Amsterdam is op een aantal plekken ook zo aan de stad gewerkt. Maar ik denk niet dat mensen speciaal naar Nederland komen voor de architectuur en de steden. Als ik kijk naar de uitleglocaties van de afgelopen vijftig jaar, dan vind ik dat er in de architectuur weinig durf zit. Het is veel van hetzelfde. De afgelopen tien jaar zie je dat particulier opdrachtgeverschap vorm begint te krijgen. Ik ben daar groot fan van.

Daarbij ontstaan echt unieke modellen. Steden zouden goed moeten nadenken met welke gebouwen ze zich kunnen onderscheiden. Zeker als er een gebouw met een publieke functie wordt gerealiseerd, moet dat echt wat bijzonders zijn. In de stadhuizen, de meeste zijn al heel oud, is vroeger heel veel moeite gestopt om er iets moois van te maken.” Wat u betreft mag de architectonische ambitie echt omhoog? Mag er wat meer lef getoond worden? “Ja. Hiervoor werkte ik bij Achmea. Daar hebben wij een gebouw ontwikkeld naast station Leiden Centraal. Het ontwerp is gemaakt door Fons Verheijen (zie AWM 40, red.) in de kleuren van de Stijl. Over de gebruikte kleuren kun je van mening verschillen. Maar het is wel een gebouw dat de schaarse ruimte daar op een unieke manier gebruikt. Het gebouw staat met poten over de weg heen, er zit een parkeergarage onder. Het gebouw geeft die hoek van de stad een beetje schwung. Dat vind ik toch eigenlijk het belang van architectuur: dat er wat gebeurt.” De rijksoverheid moet momenteel op alle fronten bezuinigen. Kan de door u gewenste architectonische ambitie momenteel wel bij de rijksgebouwen gerealiseerd worden? “Nee. Op dit moment bekijken we of we alles in de bestaande gebouwen kunnen huisvesten. In die situatie kun je niet nieuw bouwen. Maar er komen wel weer periodes waarin er groei zal zijn. Deze economische crisis beslaat maar een korte tijdsspanne in ons bestaan. Het gebouw waar wij met het ministerie nu in zitten, het voormalige gebouw van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, is ooit door KLM gebouwd. We gaan verhuizen naar het gebouw van het voormalige ministerie van VROM. Het interieur van dat gebouw zal vernieuwd worden. In plaats van kleine hokjes zullen er grote open ruimtes komen. We willen het nieuwe werken stimuleren. Ook als het de transformatie van een bestaand gebouw betreft, heeft de overheid de verantwoordelijkheid om het goed aan te pakken.”


80 — AWM 47

Michel Kievits

Met uw ministerie bent u ook verantwoordelijk voor de investeringen in het openbaar vervoer. Stimuleert u stedelijke verdichting rond de openbaarvervoersknooppunten, zoals bijvoorbeeld Zwitserland doet? “Wij bekijken het eigenlijk andersom: op het moment dat ergens veel mensen wonen, investeren we ook in stations. We proberen de stations daarbij meer multimodaal te maken: dat er bussen komen, dat er een goede fietsvoorziening is… en dat er auto’s geparkeerd kunnen worden. Vroeger mochten er in de buurt van het station geen parkeerplekken liggen. Daar zat een werkelijk ridicule redenering achter (lacht). Het gaat er toch om dat mensen comfortabel van A naar B kunnen reizen? Als zij ergens met de auto parkeren en verder de trein nemen is dat alleen maar aan te bevelen. Al is de inpassing van zo’n parkeervoorziening in de binnenstad natuurlijk wel complex. Eigenlijk realiseren we op twee plekken dit soort multimodale voorzieningen. Er zijn multimodale voorzieningen in de binnenstad, waar mensen makkelijk naartoe kunnen fietsen en lopen. Maar er zijn ook steeds meer multimodale voorzieningen buiten de stad. Onlangs heb ik bijvoorbeeld het station van Sassenheim geopend. Naast treinen stoppen er vier buslijnen, en zijn er fietsvoorzieningen en parkeerplekken voor auto’s. Het station ligt aan de snelweg. In de directe omgeving van het station gebeurt weinig. Toch is de verwachting dat het station veel gebruikt zal worden. Daarom komt er bijvoorbeeld ook een McDonald’s. De Park & Ride (P+R)-voorzieningen werden vroeger bijna in de stad geplaatst. Maar als je al die tijd al in de file gestaan hebt, wil je dat laatste stukje ook nog wel rijden. Daarom leggen we de P+R nu verder buiten de stad. De overstap van auto op het openbaar vervoer krijgt dan zin. Ook willen we door middel van informatievoorziening mensen in staat stellen een betere afweging te maken hoe ze reizen en waar het zinvol is om bijvoorbeeld over te stappen op de trein. Die trein rijdt straks niet meer elk half uur, maar meer metro-achtig om de tien minuten. Reizen wordt dan echt anders.”

Voor de stedenbouwkundige inpassing van de Utrechtsebaan in Den Haag heeft minister Melanie Schultz van Haegen veel bewondering

Het huidige kabinet heeft de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat ondergebracht in het nieuwe ministerie Infrastructuur en Milieu. Wat was de reden hiervoor? “Hier waren meer redenen voor. Een daarvan is dat de overheid kleiner moet worden. Als dat mogelijk is, dring je ook het aantal ministeries terug. Bij de ministeries is gekeken naar logische samenhang. Hier was dat natuurlijk de ruimtelijke, fysieke opgave. Vanuit Verkeer en Waterstaat was die er op het vlak van infrastructuur en water, vanuit VROM was die er op het vlak van ruimte. Inhoudelijk sloot het goed aan. Alleen de inpassing van milieu was wat complexer. Maar ook dat heeft toch een ruimtelijke component. Door de samenvoeging van de ministeries kunnen intern meer belangen tegelijk worden afgewogen. De samenvoeging vergroot zo de efficiëntie van de overheid. Ik ben heel blij met de fusie. Toen ik nog staatssecretaris was bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat hadden wij de MIT-overleggen: het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport. Nu heten dat de MIRT-overleggen: het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport. Dat is zo veel logischer. Want weg- en spoorinfrastructuur hangt sterk samen met de bevolkingsopbouw en de verstedelijking. In die overleggen heb ik het met bestuurders over de gebiedsagenda: de ruimtelijke agenda met wegen- en OV-problematiek die daarbij hoort. De kritiek van architecten, stedenbouwers en landschapsarchitecten op de samenvoeging van de ministeries begrijp ik daarom ook niet goed. Alsof ruimte ineens niet meer van belang zou worden geacht door de overheid. Als het van het ene ministerie naar het andere verschuift, hoeft het toch helemaal niet aan belang in te boeten? Kun jij dat uitleggen?” De fusie van de ministeries viel natuurlijk samen met de decentralisatie van de ruimtelijke ordening. Maar een deel van de schrik kwam ook voort uit het feit dat de ‘R’ uit de naam van het nieuwe ministerie is verdwenen. “Maar ‘water’ is ook uit de naam verdwenen. Dat is ook nog steeds een essentiële opgave. De naam is maar een naam. Ik denk: de daden zijn van belang. De decentralisatie betekent niet dat wij ruimte niet belangrijk vinden. We geven juist duidelijker aan wat wij essentiële ruimtelijke opgaven vinden. De noordvleugel en zuidvleugel van de Randstad bijvoorbeeld. Moeten wij ons ook met ontwikkeling van alle provincies bemoeien? Dat kunnen ze prima zelf. De planningsopgave is altijd een gezamenlijke opgave geweest, van centrale en decentrale overheid samen. Ik vind het van belang dat de besluiten daar worden genomen waar ze ook uitgevoerd moeten worden. Daar moet de kracht het grootste worden.


I

Interview Melanie Schultz van Haegen

81 — AWM 47

De zandmotor vult de zandafslag van de kust op natuurlijke wijze aan

Dat we de verantwoordelijkheid daar neerleggen zie ik als een versterking van het ruimtelijke beleid. Voor architecten en stedenbouwkundigen is dat ook plezierig, want zij hebben met die lagere overheden te maken.”

“Als iets wisselt duurt het natuurlijk even voordat iets zich vormt. Ik zie vooral de bestuurders, de ambtenaren erachter zie ik minder. Maar iemand als Co Verdaas in Gelderland is toch heel actief met de ruimtelijke ordening in zijn provincie, in combinatie met infrastructuur en water.”

De voordelen van de decentralisatie zijn evident. Zo kan recht gedaan worden aan de verschillen per regio en kunnen we voorbij de uniforme Vinex-machine denken. “De verschillen tussen de regio’s zullen de komende jaren toenemen. In Limburg zullen hele andere dingen spelen dan in de noordvleugel van de Randstad. Er bestaat onterecht het beeld dat het helemaal misgaat als het rijk het loslaat en het bij de provincies en gemeentes terecht komt. Ik kijk graag naar welke portefeuilles belangrijk gevonden worden. Dat zegt namelijk veel over de aandacht die iets krijgt. Bij de gemeentes zitten altijd sterke wethouders op ruimtelijke ordening. Ik heb daarom veel vertrouwen in de decentralisatie. Voor de provincies ligt het iets anders. Zij hebben een tijd ruimtelijke-ordeningsbeleid gehad, toen een tijd weer niet, en de afgelopen jaren toch weer wel.”

— “De decentralisatie betekent niet dat we ruimte niet belangrijk vinden”

Wat betreft ruimtelijk beleid lijken de provincies nog te moeten ontwaken. Hoe vindt u dat zij hun nieuwe rol in de ruimtelijke ordening oppakken? Kunnen de provincies tegenwicht bieden aan de steden?

minister van VROM Jan Pronk langs om te kijken of een bedrijventerrein niet te dicht op de volkstuintjes lag. Als we zo heel Nederland moeten aansturen! Dan gaat er echt wat mis. (lacht)

Je zou kunnen zeggen dat er door Nederland een aantal stroken lopen – autowegen, leidingen, waterwegen en spoorbanen – waar uw ministerie tot in detail over gaat. Over de gebieden daartussen voert u alleen beleid. Ervaart u een spanning hiertussen? “Nee, ik ben blij dat ik niet over heel Nederland ga. Toen ik wethouder was in Leiden kwam toenmalig


82 — AWM 47

Samen met Chris Kuipers, directeur-generaal Ruimte en Water, heb ik heel bewust gekeken naar wat wij van nationaal belang vinden en wat we aan anderen kunnen overlaten. Zo hebben we ook gekeken of er nog ruimtelijke projecten zijn waarover wij moeten meedenken. Daar hebben we er een aantal van gedefinieerd. Zoals Stadshavens in Rotterdam of de Zuidas in Amsterdam. Maar wij hoeven ons toch niet bezig te houden met de uitbreiding van Zoeterwoude?” Nederland heeft een traditie als het gaat om grootschalige waterwerken. Denk bijvoorbeeld aan de afsluitdijk of de Deltawerken. Zet u deze traditie voort? Vragen de klimaatverandering en de overgang naar duurzame energie, de energietransitie, wederom om dergelijke grootschalige projecten? “In het licht van de klimaatverandering moeten we opnieuw naar de inrichting van ons land kijken. We hebben een mooi watersysteem, maar dat is al 800 jaar kunstmatig. We moeten toe naar een natuurlijker systeem. Om die reden ben ik bijvoorbeeld groot voorstander van ‘Ruimte voor de rivier’ of de zandmotor die nu voor de kust gemaakt is. We hebben een traditie als het gaat om het maken van nieuw land. Dat is zelfs een exportproduct. Maar hoe doen we dat in de toekomst: kunstmatig of natuurlijk? Met de zandmotor vullen we op een natuurlijker manier de zandafslag aan de kust aan. Het is heel interessant wat je daarmee kunt doen. De inhoudelijke invulling van de energietransitie ligt bij de minister van Economische Zaken. In onze Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte probeer ik er echter al wel wat ruimtelijke reserveringen voor te maken. Kernenergie kost weinig ruimte. Maar willen we dat wel? Als we echt inzetten op windenergie, dan zijn we daar bijna een hele provincie aan kwijt.” In de ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden in de provincies buiten de Randstad reserveringen gedaan voor windparken op land. Waarom moet juist het rijk die reserveringen maken? “Over individuele windmolens gaan wij niet. Maar voor de grote windmolenparken, met een vermogen van meer dan 100 MW, willen wij als rijk wat ruimtes reserveren. Iedereen wil duurzame energie, maar niemand wil die grote windmolens. Het is toch: not in my backyard. Bij de grote windmolenparken is het daarom nodig dat de overheid dat oppakt. Daarover zijn we nu met de provincies in gesprek. En op verschillende plekken wordt er ook aan meegewerkt. Hetzelfde doen we overigens met de 380KVenergieleidingen en de buisleidingen. Die staan ook allemaal in de structuurvisie. Die infrastructuur hebben we gezamenlijk gewoon nodig.”

In de ontwerp structuurvisie komt het woord Groene Hart niet meer voor. Waarom niet? “In de structuurvisie komt het nog wel voor. Er staat dat we het voortaan geen nationaal landschap meer noemen. De gemeentes gingen erover, de provincies, en wij ook. Onze stempel stond erop, maar feitelijk deden we er niets aan. De provincies waar het Groene Hart in lag hadden een werkgroep die besliste over wat er in het gebied kon gebeuren. Daar zaten wij op het laatst niet eens meer bij. Daarom dacht ik: waarom is het nog nationaal landschap? Elke extra stempel leidt alleen maar tot meer regels en gedoe.” U wilt de ‘bestuurlijke drukte’ verminderen? “Het Groene Hart wordt al door een berg regels beschermd. Het behoort bijvoorbeeld tot de Natura 2000-gebieden en wordt deels beschermd via de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het enige wat wij gedaan hebben is dat we er een contour omheen hebben getekend. Daarbinnen mag niets. Maar op de plekken die niet per se beschermenswaardig zijn, mag wat mij betreft best wat. Maar laat die gemeentes daar zelf over beslissen. We hebben voor het Groene Hart ook eens migratiesaldo 0 bedacht. Er mochten niet meer mensen komen wonen, maar het mocht ook niet leeglopen. Maar je kunt mensen toch niet dwingen ergens wel of niet te gaan wonen? Van dat soort absurde regels… Je hoort het al: ik ben van de vrijheid. Ik wil dat kantoren straks ook ingericht kunnen worden voor bijvoorbeeld woningbouw. Op oude bedrijventerreinen moet voor meer ruimte zijn dan alleen bedrijvigheid. Kijk bijvoorbeeld naar hoe de oude Philipsterreinen in Eindhoven worden geherstructureerd. Laat men lokaal afwegen over wat wel wenselijk wordt gevonden of wat niet.” Zo zou ruimte kunnen ontstaan voor een zorgvuldiger vormgeving van de stadsranden of voor nieuwe typen woonmilieus die respectvol zijn ingepast in het open landschap. “Er zijn zo veel dingen te bedenken. Wat nog erg weinig gebeurt in Nederland is het bouwen op water. Dat vind ik hartstikke leuk. Nu zit water niet in mijn portefeuille, dat doet de staatssecretaris, maar ik heb in het verleden wel gezegd dat ik vind dat er in de uiterwaarden best woningen gebouwd kunnen worden. Zorg ervoor dat de mensen de risico’s kennen en dat die woningen met het water mee kunnen bewegen. Bij Maasbommel is er een pilot gerealiseerd met recreatiewoningen. Die zijn al eens omhoog gekomen. Hetzelfde geldt voor particulier opdrachtgeverschap. Welke regels kun je wegnemen, zonder dat wat je wilt beschermen aangetast wordt en zodat iemand de risico’s in de smiezen heeft. Onze


I

Interview Melanie Schultz van Haegen

— “Bij particulier opdrachtgeverschap krijgt de architect meer ruimte”

regelgeving had altijd iets van ‘nee, tenzij’, maar je kunt ook voor ‘ja, mits’ kiezen. Daar komt het iedere keer op terug. Hoe kun je dingen mogelijk maken, in plaats van onmogelijk.” In de praktijk blijkt particulier opdrachtgeverschap niet alleen vrijheid te bieden aan opdrachtgevers. Het levert vaak ook een enorme architectonische vrijheid op. “Dat vind ik ook.” En het resultaat zijn ook interessantere steden. “Ik ben eens door een journalist gevraagd: maar dat is toch Belgisch bouwen? Mijn reactie daarop was: ja, en wat is daar dan mis mee? Op die opmerking heb ik veel kritiek gekregen. Belgisch bouwen is natuurlijk een breder begrip. Ik verwijs naar het particulier opdrachtgeverschap en de lol die je daaraan kunt beleven. Ik zeg niet dat alle stedenbouwkundige principes losgelaten moeten worden. In een stedelijk gebied kan nog steeds voor een bepaalde rooilijn gekozen worden, maar in Almere zijn er ook stukken stad waar zelfs dat is losgelaten. Het is natuurlijk prima om daarmee te experimenteren.” Veel meer vrijheid dus, maar wel binnen de Nederlandse stedenbouwkundige traditie? “Ik vond de paniek die mijn opmerking opleverde wel interessant.” In vergelijking met de Nederlandse steden zijn de Belgische steden soms wel erg rommelig. Ook zijn bijvoorbeeld veel woningen gelegen aan een doorgaande weg. “In de stedenbouwkundige opzet, daar ben ik het mee eens, moet je gewoon bepaalde lijnen volgen:

rooilijnen en goothoogtes. Maar daarbinnen? Ik woon zelf aan een oude gracht. In de loop van de jaren is daar van alles gebouwd. En er staat ook een nieuw pand tussen dat qua architectuur aansluit op zijn omgeving. De diversiteit van gebouwen zorgt ervoor dat er allerlei typen mensen wonen, zodat het ook niet in één klap veroudert.” Het is in dat opzicht ook een duurzamere stad. “En de Belgen bouwen wel meer op die manier.” ‘Een Vlaming wordt met een baksteen in zijn maag geboren’, kennen zij als uitdrukking. “Persoonlijk houd ik ook niet van die paleisjes. Maar als iemand daar geld aan wil uitgeven en daar gelukkig van wordt. Wie ben ik dan om te zeggen dat ik het niet mooi vind? Is zo’n volledig geregisseerde Vinex-wijk dan wel mooi?” Onder architecten is er wel de angst dat iedereen een cataloguswoning bouwt. Maar het particulier opdrachtgeverschap op bijvoorbeeld Steigereiland in Amsterdam laat ook zien dat het architectonische pareltjes kan opleveren. “Nieuw Leyden is ook zo’n voorbeeld. Er staan een paar standaardhuizen tussen, maar ook een paar heel bijzondere.” Die wijken zijn voor de architectuur laboratoria waar ook jonge bureaus een kans krijgen en werkelijk nieuwe typologieën ontstaan. “Ik denk dat architecten bij particulier opdrachtgeverschap meer ruimte krijgen dan bij het uitrollen van standaard woonwijken. Bij dat laatste draait het vooral om de aannemer.”—

83 — AWM 47


Bezoek het nieuwe Materia Inspiration Centre Amsterdam In het Materia Inspiration Centre te Amsterdam (IJburg) staat de uitwisseling van kennis en inspiratie tussen creatieve professionals (architecten, ontwerpers) en producenten van innovatieve materialen centraal. Met een totale oppervlakte van maar liefst 1.400m2 omvat het Materia Inspiration Centre een uitgebreide materialencollectie, showrooms van toonaangevende bedrijven, een

bibliotheek, flexwerkplekken en het Materia CafĂŠ. Op deze unieke locatie organiseert Materia regelmatig themaexposities, workshops, lezingen, bijeenkomsten en andere activiteiten waarbij kennisdeling en inspiratie op het gebied van innovatieve materialen en technieken centraal staat. Kom langs en laat u inspireren!


Exclusive partners

Open van maandag t/m vrijdag van 10.00 – 16.00 uur, entree is gratis Pedro de Medinalaan 1b 1086 XK Amsterdam +31 (0)20 – 71 30 650 info@materia-ic.nl www.materia-ic.nl

KNOWI N G I NF OR M I NG EXPLO RING


Duurzaam Ontwerpen De Architect Als architect speelt u een belangrijke rol in de vormgeving van de toekomst. Vormgeving, comfort en duurzaamheid zijn belangrijke elementen. Wij kunnen u helpen groene keuzes te maken in geautomatiseerde toegangsoplossingen.

www.besam.nl

"ESAM .EDERLAND "6 s 4EL s &AX s INFO BESAM NL s WWW BESAM NL !33! !",/9 THE GLOBAL LEADER IN DOOR OPENING SOLUTIONS


Advertorial

kende plek voor planten om te groeien. 0Q IFU NPNFOU EBU EF CFQMBOUJOH JT volgroeid is het systeem niet meer zichtbaar. De totale inbouwdiepte is slechts DN Kenmerken t "#4 NPEVMF HFIFFM UIFSNJTDI TUBCJFM t 5PUBMF JOCPVXEJFQUF DN t 7FSWBOHU IFU CVJUFOTQPVXCMBE XBBS EPPS LPTUFOCFTQBSJOH t 'JKOTUPG FO $02-absorptie en verbeUFSE MFFGLMJNBBU t #FQFSLU XBUFSHFCSVJL OPPJU XBUFS UFWFFM t *TPMFSFOEF FO HFMVJEXFSFOEF FJHFO TDIBQQFO t 8BUFSEJDIU XBBSEPPS HFFO WPDIUCFMBT UJOH PQ BDIUFSDPOTUSVDUJF t -VDIU[VJWFSFOEF CFQMBOUJOH t 7FSXBDIUF MFWFOTEVVS KBBS t &FOWPVEJH UPFQBTCBBS

ADVERTORIAL

Gevelgroene meerwaarde Mostert De Winter heeft het Modulogreen gevelsysteem ontwikkeld voor de duurzame groene gevel. In het Inspiratiehuis 20|20, het eerste Cradle to Cradle gerealiseerde gebouw in Park 20|20, is de Modulogreen gevel toegepast als buitenspouwblad op een HSB achterconstructie. Het gevelsysteem start buiten en loopt ononderbroken door naar binnen, het atrium in. Het bedekt de gevel over een hoogte van ruim 22 m. Dit project is een voorbeeld van de onbegrensde mogelijkheden van het gevelsysteem.

Modulogreen Voor William McDonough, de grondlegger van de Cradle to Cradle-gedachte en ontwerper van het Inspiratiehuis 20|20, paste het Modulogreen gevelsysteem met zijn technische eigenschappen uitstekend in het ontwerp. Met dit systeem werd het mogelijk een achterover hellende duurzame groene gevel te realiseren die geschikt is voor binnen en buiten, het buitenspouwblad vormt en zorg draagt voor de benodigde waterdichting van de constructie. Modulogreen is modulair, eenvoudig te plaatsen, duurzaam en een uitste-

Systeemopbouw t .PEVMPHSFFO LBO XPSEFO HFNPOUFFSE op de standaard aluminium montageTZTUFNFO WPPS HFWFMCFQMBUJOH PG OBBS keuze op hout. t .PEVMPHSFFO LBO UFS QMBBUTF XPSEFO BGHFWVME FO JOHFQMBOU PG WPMMFEJH CF groeid worden geleverd naar speciďŹ catie van de opdrachtgever. t 1FS QBOFFM JT FS WPPS EF QMBOU FFO EPPS XPSUFMCBBS WPMVNF CFTDIJLCBBS WBO liter. Hierdoor is de ontwikkeling van de plant gegarandeerd en het risico op uitval van de beplanting minimaal. t .PEVMPHSFFO LBO WPMMFEJH HFĂ’TPMFFSE worden geplaatst: het isolatiemateriBBM XPSEU WPPSBG HFQMBBUTU UVTTFO IFU binnenspouwblad en het begroeide gevelpaneel.

Modulogreen wordt zowel binnen als buiten toegepast in nieuwbouw en renovatie.

Meer weten?

Mostert De Winter Hakgriend 6 Postbus 292 3370 AG Hardinxveld Giessendam T +31 (0)184-676 840 E info@mostertdewinter.nl I www.mostertdewinter.nl


88 — AWM 47

D

Duurzaamheid

NATUUR

Bijenpaleis ORGA architect ontwierp de BEEing Green, een architectonische huls voor stadsbijenhouderijen. Meerdere exemplaren kunnen samen een Bee Grid vormen, een bestuivingsnetwerk voor de hele stad. Dit jaar is door natuurorganisaties en bijenhoudersverenigingen uitgeroepen tot het Jaar van de Bij om het belang van bijen onder de aandacht te brengen. ORGA architect greep de gelegenheid aan om BEEing Green te ontwerpen, een generieke stadsbijenhouderij die op verschillende plekken in de stad uitgevoerd kan worden. Bijenkolonies krijgen dankzij deze architectonische onderkomens een zichtbare aanwezigheid in de stad. Het meest markante van het ontwerp van BEEing Green is de scherpe daklijn, die schaduw en bescherming biedt. Een glazen wand maakt het mogelijk om van buiten de kasten te zien, en te bekij-

ken hoe de imker zijn werk doet. Het architectonische object kan in parken, bermen en op braakliggend terrein worden geplaatst, idealiter op ongeveer drie kilometer afstand van het volgende bijenpaleis. Zo ontstaat er een netwerk (een Bee Grid) waarmee de gehele stad voorzien wordt van bijen en bestuiving. Urban beekeeping is al een paar jaar in opkomst. Langzaam wordt er afgerekend met de misvatting dat bijenhouderij alleen op het platteland mogelijk is. De

stad is doorgaans warmer, er zijn meer bloemen te vinden dan op het platteland, en de stadsbewoners gebruiken over het algemeen geen bestrijdingsmiddelen in hun tuinen. Bijen zijn belangrijk voor de verspreiding van stuifmeel, hetgeen van groot belang is voor onder andere groente en fruit. Onlangs berekenden wetenschappers dat bestuiving door bijen in Nederland een waarde van naar schatting 1,1 miljard euro vertegenwoordigt. (RG)


D

REGENWATEROPVANG

Waterplein Het concept voor het waterplein ontwikkelde De Urbanisten inmiddels al zo’n zeven jaar geleden. Onlangs keurde de Gemeente Rotterdam het plan om het Benthemplein volgens dit concept te herinrichten goed. In de binnenstad van Rotterdam ligt het Benthemplein wat verborgen. Het plein vormt het centrum van een groot stedelijk bouwblok waar onder meer de toren van het David Lloyd fitnesscentrum en de grote gebouwen van het Zadkine College en het Grafisch Lyceum deel van uitmaken. Het plan voor de herinrichting van het Benthemplein tot waterplein heeft De Urbanisten ontwikkeld in samenspraak met alle stakeholders: de studenten en docenten van de omliggende ROC’s, de leden van de naastgelegen kerk, het jeugdtheater en het fitnesscentrum en de bewoners van de omliggende wijk. Uit de gehouden workshops bleek dat het plein een dynamische plek voor de jeugd kon worden, maar dat er

Duurzaamheid Korte berichten

daarnaast ook behoefte was aan groene en rustige plekken. Het water kon prima zichtbaar over het plein lopen. Eventuele omwegen werden niet als een probleem gezien. In het uiteindelijke ontworpen plein zijn drie regenwaterbassins opgenomen. Elke keer dat het regent vangen twee ondiepe bassins de regen die in de directe omgeving is gevallen op. Alleen als het langdurig regent loopt ook het diepe bassin vol. In dat geval wordt het regenwater van een groter gebied rond

89 — AWM 47

het plein opgevangen. De delen van het waterplein die onder water kunnen lopen, worden in verschillende tinten blauw geschilderd. Het regenwater dat op het plein valt, wordt via stalen goten naar de bassins geleid. Wanneer het niet regent zijn deze goten te gebruiken door skaters. Het diepe bassin vormt een kuil waarin sport beoefend kan worden. In de zomer van 2012 zal gestart worden met de realisatie van het plein. Begin 2013 wordt het opgeleverd. (MvR)


90 — AWM 47

Inspiratiehuis 20|20 In Hoofddorp is het eerste gebouw binnen het masterplan Park 20|20 opgeleverd. Het zogenaamde Inspiratiehuis 20|20 is ontworpen door William McDonough + Partners, in samenwerking met KOW, en huisvest kantoren en vijf showrooms voor B/S/H/: Bosch Siemens Home appliances. Het interieur is ontworpen door D/Dock. Tekst Michiel van Raaij FotograďŹ e Thea van den Heuvel/DAPh


D

Bestaat er een architectonische uitdrukking voor Cradle to Cradle? Dat is de vraag die het ontwerp voor het Inspiratiehuis 20|20 in Hoofddorp oproept. Het gebouw is het nieuwste project dat architect en Cradle to Cradle-oprichter William McDonough in Nederland heeft gerealiseerd. Is aan het gebouw af te zien dat de Cradle to Cradle-filosofie leidend is geweest bij alle ontwerpaspecten?

PURE MATERIALEN Het antwoord op deze vraag is: ja. Al moet je goed kijken om het te zien. William McDonough + Partners heeft het gebouw simpel gezegd opgevat als een bouwdoos. In plaats van elementen onderling te integreren, heeft de architect ervoor gekozen ze zo veel mogelijk los van elkaar te houden. Zo kan ieder element individueel vervangen worden, of het nu een gevelpaneel is of een wand of een vloer. Toekomstige veranderingen aan het gebouw worden zo sterk vergemakkelijkt. Belangrijker is echter dat elk toege-

Duurzaamheid Inspiratiehuis 20|20 William McDonough + Partners

91 — AWM 47

past materiaal individueel hergebruikt kan worden. Doordat het materiaal niet aan een ander materiaal is vastgelast of -gelijmd, of is voorzien van een niet meer van het materiaal te scheiden coating, blijven de materialen puur. Zo kunnen de

parafraseren. Een bijkomend voordeel: er zal zo ook minder behoefte zijn aan de vaak zeer milieuvervuilende en kostbare winning van eindige grondstoffen uit de natuur.

— Het gebouw is opgevat als een bouwdoos

DEMONTABEL

materialen na gebruik via een biologische kringloop (compostering) of technische kringloop (reproductie, zoals omsmelting) zonder verlies omgevormd worden tot nieuwe materialen. Uiteindelijk bestaat er zo geen bouwafval meer, maar alleen nog (waardevol) materiaal. Een gebouw is zo niet meer dan een tijdelijke opslagplaats van materialen, om architect Thomas Rau te

De wens om elk toegepast materiaal van elkaar te kunnen scheiden heeft bij het Inspiratiehuis 20|20 geleid tot een ‘gelaagd’ ontwerp, in de letterlijke zin van het woord. Dit principe komt het best tot uitdrukking in de opbouw van de gevel. Om de gevelpanelen eenvoudig te kunnen vervangen (of helemaal weg te kunnen nemen bij sloop) zijn de stalen kolommen van de hoofddraagconstructie niet in de gevel opgenomen. Die kolommen zijn overigens ook niet op een mooie afstand van de gevel geplaatst. Nee, om functionele redenen staan ze vlak achter de gevel. Hetzelfde geldt voor de buitenzonwering. Om deze afzonderlijk te kunnen vervangen of weg te halen is deze los gehouden van de gevel. En om het glas in de


92 — AWM 47


D

gevel goed schoon te kunnen maken was nog wat extra afstand nodig, waardoor het gebouw ook letterlijk een gelaagde uitstraling krijgt. De vloer is een verhaal apart. Voor het Inspiratiehuis 20|20 heeft William McDonough + Partners/KOW gekozen voor een Slimline vloer. Deze vloer bestaat uit een dunne betonnen plaat

— “Het moet ook weer uit elkaar gehaald kunnen worden” waarop stalen vierendeelliggers zijn gemonteerd. Boven op de vierendeelliggers is een dekvloer aangebracht. In vergelijking met massieve betonnen vloeren zijn de Slimline vloeren licht. Doordat de installaties in de vloer opgenomen kunnen worden, kan een verlaagd plafond achterwege worden gelaten, wat scheelt in de bouwhoogte. Via de dekvloer zijn de installaties bovendien altijd bereikbaar, zodat bijvoorbeeld een functieverandering van het gebouw relatief eenvoudig gefaciliteerd kan worden. Doordat de betonnen plafondplaat van de vloer in het zicht blijft, kan het hele plafond voor betonkernactivering worden ingezet. De vloerdelen worden volledig geprefabriceerd en worden droog op een stalen hoofddraagconstructie gemonteerd. Zo kunnen ze in theorie na gebruik weer uit het gebouw worden weggenomen en in een ander gebouw opnieuw worden gebruikt. Heel Cradle to Cradle.

PREFABRICAGE “Buckminster Fuller sprak altijd over anticipatory design science”, vertelt McDonough, ”Dat is ook op Cradle to Cradle van toepassing. Denkend vanuit Cradle to Cradle houden we er rekening mee dat een gebouw in de toekomst een andere

Duurzaamheid Inspiratiehuis 20|20 William McDonough + Partners

93 — AWM 47

functie zal vervullen. Een kantoorgebouw moet om te bouwen zijn tot woningbouw. In het verlengde daarvan houden we er ook rekening mee dat het gebouw weer uit elkaar gehaald moet kunnen worden.” “In het ontwerp van het Inspiratiehuis 20|20 zijn we erg ver gegaan in het gebruik van geprefabriceerde elementen. In China zien we ontwikkelingen die nog een stap verder gaan. In plaats van de langzame weg te volgen en achtereenvolgens de draagconstructie, vloeren, wanden en installaties te bouwen, worden in China cassettes geprefabriceerd waar alles – van draagconstructie tot installaties – al inzit. Je kunt je goed voorstellen dat zo’n gebouw in de toekomst nog eens uit elkaar wordt gehaald.”

LEASING Een manier om bouwproducenten hun producten na gebruik weer terug te laten nemen, is om voor alle partijen aantrekkelijke leaseconstructies op te zetten. De wetenschap dat het product weer terugkomt, zal bouwproducenten stimuleren hun producten zo te ontwerpen dat ze eenvoudig te recyclen of te upcyclen zijn. “Het is een idee dat we al twintig jaar geleden bedacht hebben”, vertelt McDonough. “En sommige producten kunnen al geleased worden, op een vergelijkbare manier als we een auto leasen.” In Park 20|20, waar het Inspiratiehuis 20|20 onderdeel van uitmaakt, heeft William McDonough + Partners/KOW dit model toegepast op de verlichting van de gemeenschappelijke parkeergarages. Om de leverancier van de verlichting te stimuleren zo zuinig mogelijke lampen op te hangen, worden geen lampen geleased maar lumen. “In Nederland zijn we momenteel met een fabrikant in gesprek over leaseconstructies voor het glas dat zij maken”, vertelt McDonough. “Maar omdat leasing harde afspraken tussen de verschillende partijen vraagt, kijken we bijvoorbeeld voor de consumentenmarkt ook naar andere modellen. Voor een tapijtfabrikant hebben we nieuwe stoffen

Linkerpagina Het dak van het atrium is voorzien van in het glas geïntegreerde PV-cellen Boven Door zijn gelaagde opbouw is het gebouw na gebruik relatief eenvoudig weer te demonteren Onder Het Inspiratiehuis 20|20 huisvest showrooms van Bosch, Siemens, Constructa, Gaggenau en Neff


94 — AWM 47

ontwikkeld die volledig te recyclen zijn. Met deze fabrikant ontwikkelen we een nieuw model dat feitelijk geen leasing is, maar wel uitgaat van een levenslange service voor het tapijt en ervoor zorgt dat het tapijt na gebruik weer teruggenomen wordt.”

CRADLE TO CRADLE

Park 20/20

McDonough + Partners, steeds in samenwerking met KOW. “In het masterplan voor Park 20|20 wordt de ambitie uitgesproken om te komen tot een volledig duurzame energievoorziening. Ook gaat het plan over schoon water en frisse lucht”, vertelt William McDonough. “Het plan gaat daarmee veel verder dan alleen het nadenken over het hergebruik van materialen en gebouwen.” De gebouwen in het masterplan liggen in een ring rond een publiek toegankelijk en autovrij binnengebied. Centraal in dit binnengebied ligt een grote waterpartij die is voorzien van een helofytenfilter. In de waterpartij kan regenwater opgevangen worden en wordt afvalwater gereinigd, zodat het opnieuw gebruikt kan worden om bijvoorbeeld de toiletten mee door te spoelen.

Het Inspiratiehuis 20|20 is het eerste gerealiseerde onderdeel in het Park 20|20-masterplan dat William McDonough + Partners voor Hoofddorp heeft ontworpen. Direct naast het Inspiratiehuis 20|20 wordt gebouwd aan het kantoor voor Fox Vakanties. Even verderop verrijst het kantoor voor FIFPro. Al deze gebouwen zijn ontworpen door William

Uiteindelijk gaat Cradle to Cradle over het continu toevoegen van waarde. Materialen zouden alleen nog maar geupcycled moeten worden en alleen maar waardevoller moeten worden. En gebouwen… die zouden geen ruimte moeten innemen, maar ruimte produceren; geen CO2

moeten uitstoten, maar frisse lucht; geen energie moeten vragen, maar energie moeten produceren. Zelfs nieuw materiaal moeten produceren. In het ontwerp voor het Inspiratiehuis 20|20 zijn in het glazen atriumdak PV-cellen opgenomen. Het gebouw produceert zo, zij het op bescheiden schaal, eigen energie. Verder is het gebouw zowel van binnen als van buiten waar mogelijk voorzien van groendaken en groenwanden. Niet alleen wordt op die manier gecompenseerd voor het beslag dat het gebouw legt op de natuur, ook produceert het gebouw zo zelf biomassa. McDonough vind het nog te vroeg om van een Cradle to Cradle-gebouw te kunnen spreken. Hij heeft het liever over een project dat geïnspireerd is door de Cradle to Cradle-filosofie. “Het is nog erg lastig om een gebouw volledig van Cradle to Cradle-gecertificeerde materialen en producten te maken. We beoordelen constant nieuwe materialen en bouwsystemen op hun Cradle 2 Cradle-potentieel. En we stimuleren bouwproducenten hun producten te blijven verbeteren. Cradle 2 Cradle is uiteindelijk niets meer dan een manifestatie van het menselijke verlangen om onze plek in de wereld te vieren met steeds nieuwe verbeteringen en innovaties.”—


Duurzaamheid Inspiratiehuis 20|20 William McDonough + Partners

D

95 — AWM 47

1 2 3 4

showrooms kantoorruimte expeditie ingang parkeergarage

Langsdoorsnede

1

1

2

1e verdieping

3

1

1 4

Begane grond

Opdrachtgever Park 20|20 CV (Volker Wessels, Reggeborgh Groep, Delta Development Group), Dordrecht (Delta) Ontwerpend architect William McDounough + Partners EU, Amsterdam Uitvoerend architect/BIM coĂśrdinator KOW Concepts, Design & Development, Den Haag Adviseur constructies Van der Vorm Engineering, Delft Adviseur bouwfysica/BREEAM DGMR, Arnhem Adviseur installaties Techniplan Adviseurs BV, Aannemer IBB Kondor, Leiden Systeemvloer Slimline Buildings BV, Capelle aan den IJssel Kanaalplaatvloeren VBI, Huissen Prefab wandelementen Kuipers Bouwmaterialen en Steenhandel, Denekamp HSB wanden De Groot Vroomshoop Houtbouw BV, Vroomshoop Staalwerk (constructief) Voortman staalbouw, Rijssen Aluminium gevels Rollecate Group, Staphorst Groene gevel BAM Mostert de Winter, Hardinxveld-Giessendam W-installatie Installatie Techniek Raalte E-installatie Cincin ea feummod Parallel Groep, Energie Techniek, Hazeswoudeolesto dio enim zzriusRijndijk tie min ute consectem Interieurarchitect do et luptatem nissed D/Dock Design & Development, tet venitAmsterdam num dor. Realisatie December 2011


96 — AWM 47

Beton, staal, steen of hout? Milieukosten van draagconstructies Welke draagconstructie is het milieuvriendelijkst? Uit een vergelijking van de milieukosten die verschillende draagconstructies met zich meebrengen, blijkt dat voor gebouwen met kleinere overspanningen beton niet als beste scoort. Tekst Michiel Haas De vraag welke draagconstructie het milieuvriendelijkst is blijft de gemoederen bezighouden. Heeft een stalen draagconstructie de laagste milieukosten? Een houten draagconstructie? Een stenen? Of toch een betonnen?

BOUWMATERIALEN Hout is in zichzelf een milieuvriendelijke grondstof. Het is nagroeibaar, wat wil

zeggen dat als een boom gekapt wordt er na zaaiing opnieuw een boom kan groeien. Zolang er geen roofbouw wordt gepleegd is het dus een oneindige grondstof. Een duurzaamheidslabel als FSC of PEFC biedt de garantie dat er geen onverantwoorde houtkap plaatsvindt. Hout heeft daarnaast een positieve CO2 balans. Het neemt tijdens zijn groei CO2 op en dat blijft in het hout opgeslagen totdat het wordt verbrand of verrot. Als voor inlands hout gekozen wordt, blijft de CO2 uitstoot die bij het transport ervan vrijkomt ook beperkt. Voor draagconstructies wordt in de praktijk veel naaldhout gebruikt. Door moderne lijmtechnieken zijn de beperkingen in de afmetingen van het hout niet direct meer van toepassing. Als draagconstructie wordt hout in Nederland nog altijd minder vaak gebruikt dan staal of beton. De vraag is of dat milieutechnisch wel terecht is. Staal wordt geproduceerd uit ijzererts of schroot, met toevoeging van grote hoeveelheden cokes. De hoeveelheid koolstof die in het ijzer is opgenomen is

bepalend voor de kwaliteit ervan. Staal heeft een erg laag koolstofgehalte (< 1,9%). Hierdoor is staal taaier, minder broos dan ijzer. In de bouw wordt daarom bijna uitsluitend staal gebruikt. Door de manier waarop staal geproduceerd wordt heeft het een vrij hoge energie-inhoud, en dus ook een hoge CO2 inhoud. Kalkzandsteen bestaat in basis uit kalksteen en zand. De basisingrediĂŤnten voor kalkzandsteen zijn kalksteen en zand. De stenen worden niet in een oven gebrand, maar in een autoclaaf onder druk met stoom behandeld. In vergelijking met bakproces van bakstenen is voor de productie van kalkzandsteen veel minder energie nodig. De totale milieubelasting van kalkzandsteen ligt dan ook wezenlijk lager dan die van baksteen. Beton is een mengsel van bindmiddel en vulstoffen als zand en grind. De milieubelasting van beton is gemiddeld. De feitelijke productie van beton kost relatief weinig energie. De productie van cement veroorzaakt echter wel een hoge uitstoot van CO2. Cement is zelfs verantwoor-


D 1

Duurzaamheid Milieukosten van draagconstructies

Draagconstructie rijwoningen, beukmaat 5,40 m

97 — AWM 47

Emissies

Grondstoffen

Landgebruik

Hinder

€120 €100 €80 €60 €40

Draagconstr. Staal & Infra+ vloer

Draagconstr. Staal & Holconvloer

Draagconstr. Staal & Breedplaatvloer

Draagconstr. Staal & Bollenplaatvloer

Draagconstr. Beton & Holconvloer

Draagconstr. Beton & Breedplaatvloer

Draagconstr. Staal & Kanaalplaatvloer incl. druklaag

€-

Draagconstr. Beton & Bollenplaatvloer

€20 Draagconstr. Beton & Kanaalplaatvloer incl. druklaag

Voor de draagconstructie van de rijen eengezinswoningen die veel in Nederland worden gebouwd, is de referentiewoning van Agentschap NL als uitgangspunt genomen. De hoofddraagconstructie van deze eengezinswoning heeft een beukmaat van 5,40 m bij een dieptemaat van 9,70 m, en heeft twee verdiepingen. Het bruto vloeroppervlak (BVO) van deze woning is 105 m². De functionele eenheid bevat de fundering, begane grondvloer, verdiepingsvloer, dakconstructie, wanden en eventueel de benodigde liggers (primair en secundair), kolommen en stabiliteitsvoorzieningen. De volledige materialisatie is teruggerekend naar 1 m² BVO.

Classificatiegrafiek van de hoofddraagconstructie van een eengezinswoning met een beukmaat van 5,40 m bij een dieptemaat van 9,70 m en bestaande uit twee bouwlagen

2

Draagconstructie appartementengebouw, beukmaat 5,40 m

Emissies

Grondstoffen

Landgebruik

Hinder

€70 €60 €50 €40 €30 €20

Draagconstr. Staal & Infra+ vloer

Draagconstr. Beton & In situ betonvloer

Draagconstr. Staal & Breedplaatvloer

Draagconstr. Staal & Bollenplaatvloer

Draagconstr. Beton & Breedplaatvloer

Draagconstr. Beton & Bollenplaatvloer

Draagconstr. Beton & Airdeck

Draagconstr. Staal & Massief houtenvloer

Draagconstr. Staal & Kanaalplaatvloer incl. druklaag

€-

Draagconstr. Beton & Kanaalplaatvloer incl. druklaag

€10 Draagconstr. Staal & Houten kanaalplaatvloer

Uitgangspunt is hier de hoofddraagconstructie van een appartementengebouw met een beukmaat van 5,40 m en een hoogte van vier verdiepingen. Het bruto vloeroppervlak (BVO) van de appartementen is gemiddeld 105 m². De functionele eenheid bevat de fundering, begane grondvloer, verdiepingsvloer, dakconstructie, wanden en eventueel de benodigde liggers (primair en secundair), kolommen en stabiliteitsvoorzieningen. De volledige materialisatie is teruggerekend naar 1 m² BVO.

Classificatiegrafiek van de hoofddraagconstructie van een appartementengebouw met een stramienmaat van 5,40 m in een gebouw van vier bouwlagen

Draagconstructie appartementengebouw, beukmaat 7,20 m

Emissies

Grondstoffen

Landgebruik

Hinder

€40 €35 €30

€25 €20 €15 €10

Draagconstr. Staal & Breedplaatvloer

Draagconstr. In situ beton & In situ betonvloer

Draagconstr. In situ beton & Breedplaatvloer

Draagconstr. Prefab beton & Breedplaatvloer

Draagconstr. Staal & Appartementenvloer

Draagconstr. Staal & Kanaalplaatvloer

€-

Draagconstr. In situ beton & Appartementenvloer

€5 Draagconstr. Prefab beton & Appartementenvloer

Uitgangspunt hier is de hoofddraagconstructie van een appartementengebouw met een stramienmaat van 7,20 m en een hoogte van vier bouwlagen. Het bruto vloeroppervlak (BVO) van de appartementen is gemiddeld 140 m². De functionele eenheid bevat de fundering, begane grondvloer, verdiepingsvloer, dakconstructie, wanden en eventueel de benodigde liggers (primair en secundair), kolommen en stabiliteitsvoorzieningen. De volledige materialisatie is teruggerekend naar 1 m² BVO.

Draagconstr. Prefab beton & Kanaalplaatvloer

3

Classificatiegrafiek van de hoofddraagconstructie van een appartementengebouw met een stramienmaat van 7,20 m en een hoogte van vier bouwlagen


98 — AWM 47

— Hout is een van de milieuvriendelijkste materialen

Draagconstructie kantoorgebouw, beukmaat 7,20 m

Emissies

Grondstoffen

Landgebruik

Hinder

€40 €35 €30

€25 €20 €15 €10

Draagconstr. In situ beton & In situ betonvloer

Draagconstr. Staal & Breedplaatvloer

Draagconstr. Staal & Appartementenvloer

Draagconstr. Staal & Kanaalplaatvloer

Draagconstr. In situ beton & Breedplaatvloer

Draagconstr. Prefab beton & Breedplaatvloer

€-

Draagconstr. In situ beton & Appartementenvloer

€5 Draagconstr. Prefab beton & Appartementenvloer

Uitgangspunt hier is de hoofddraagconstructie van een kantoorgebouw met een stramienmaat van 7,20 m en een hoogte van drie bouwlagen. Het bruto vloeroppervlak (BVO) van het kantoor is 3.000 m². De functionele eenheid bevat de fundering, begane grondvloer, verdiepingsvloer, dakconstructie, wanden en eventueel de benodigde liggers (primair en secundair), kolommen en stabiliteitsvoorzieningen. De volledige materialisatie is teruggerekend naar 1 m² BVO.

Draagconstr. Prefab beton & Kanaalplaatvloer

4

Classificatiegrafiek van de hoofddraagconstructie van een kantoorgebouw met een stramienmaat van 7,20 m en een hoogte van drie bouwlagen

Draagconstructie kantoorgebouw, beukmaat 10,80 m

Emissies

Grondstoffen

Landgebruik

Hinder

€40 €35 €30

€25 €20 €15 €10

Draagconstr. In situ beton & In situ betonvloer

Draagconstr. In situ beton & Breedplaatvloer

Draagconstr. Prefab beton & Breedplaatvloer

Draagconstr. Prefab beton & Kanaalplaatvloer

Draagconstr. Kalkzandsteen & Breedplaatvloer

Draagconstr. HSB & Massief houtenvloer

€-

Draagconstr. Kalkzandsteen & Kanaalplaatvloer

€5 Draagconstr. HSB & Houten kanaalplaatvloer

Uitgangspunt hier is de hoofddraagconstructie van een kantoorgebouw met een stramienmaat van 10,80 m en een hoogte van drie bouwlagen. Het bruto vloeroppervlak (BVO) van het kantoor is 3.000 m². De functionele eenheid bevat de fundering, begane grondvloer, verdiepingsvloer, dakconstructie, wanden en eventueel de benodigde liggers (primair en secundair), kolommen en stabiliteitsvoorzieningen. De volledige materialisatie is teruggerekend naar 1 m² BVO.

Draagconstr. HSB & Houten balklaag

5

Classificatiegrafiek van de hoofddraagconstructie van een kantoorgebouw met een stramienmaat van 10,80 m en een hoogte van drie bouwlagen


D

delijk voor een aanzienlijk deel van de wereldwijde CO2-uitstoot. Modern beton kan overigens wel minder cement toe dan vroeger. Op dat punt is er nog veel ruimte voor een verlaging van de CO2-voetafdruk van beton. Samenvattend kan gesteld worden dat hout in basis een van de milieuvriendelijkste materialen is, maar dat het zijn beperkingen heeft wat betreft toepasbaarheid. Als materiaal kent staal de hoogste milieubelasting. Er is echter aanzienlijk minder van nodig om tot een draagconstructie te komen. Kalkzandsteen en beton zijn in basis geen erg milieubelastende materialen. Maar omdat er relatief veel van nodig is voor een draagconstructie, kennen de materialen toch een flinke milieubelasting. In de onderstaande tabel is de milieubelasting van elk materiaal per gewichtseenheid uitgerekend. Doordat van elk materiaal voor een draagconstructie verschillende hoeveelheden nodig zijn, kan uit deze tabel nog niet de milieubelasting van de draagconstructies in deze materialen af te leiden.

MILIEUKOSTEN PER GEBOUWTYPE Rijwoningen In Grafiek 1 is te zien dat een houten draagconstructie bij rijwoningen wat betreft milieukosten goed scoort. Het minst milieubelastend is de HSB-constructie met houten balklaag. Deze scoort milieuklasse 1a, de beste. Alle andere constructies worden vergeleken met deze milieuklasse. Als tweede scoort de HSBconstructie met houten kanaalplaatvloer. Doordat deze constructie een 16% hogere milieubelasting kent, heeft deze constructie milieuklasse 1b. De best scorende steenachtige constructie is opgebouwd uit kalkzandsteen en kanaalplaatvloeren. Met een 23% hogere milieubelasting komt ook deze constructie in milieuklasse 1b. Hierop volgt de HSB-constructie met een massief houten vloer in milieuklasse 1c en een 38% hogere milieubelasting. De relatief slechte score hier komt door het vele hout dat in een massief houten vloer verwerkt zit. Pas op plaats zes, met een

Duurzaamheid Milieukosten van draagconstructies

99 — AWM 47

milieuklasse 1c, komt prefab beton met een kanaalplaatvloeren. Deze constructie heeft een 53% hogere milieubelasting. In deze vergelijking van draagconstructies voor rijwoningen komt hout dus als minst milieubelastend materiaal naar voren. Omdat staal in de woningbouw nauwelijks wordt toegepast als complete draagconstructie is dit materiaal niet meegenomen in de vergelijking.

Hoe groter de overspanningen en hoe hoger het gebouw, hoe minder hout kan meekomen. Bij die parameters maken staal en beton de dienst uit, waarbij beton altijd net een fractie beter scoort. De verschillen zijn echter niet groot; bijna alle constructies vallen in milieuklasse 1.

Appartementengebouwen Omdat bij de bouw van appartementen nauwelijks wordt toegepast, is dit materiaal in de vergelijking van draagconstructies voor dit type gebouw niet meegenomen. Uit Grafiek 2 blijkt dat bij een beukmaat van 5,40 m prefab betonnen wanden met kanaalplaatvloeren als milieuvriendelijkst naar voren komen. Voor dit type gebouw is dat dus de milieureferentie en dus milieuklasse 1a. Op plaats zes in de grafiek komt de eerste staalconstructie met kanaalplaatvloer. Deze draagconstructie heeft een 15% hogere milieubelasting en komt zo in milieuklasse 1b. Uit Grafiek 3 blijkt dat bij de grotere overspanning van 7,20 m staal al eerder interessant is. Hier staat staal op plaats vier met milieuklasse 1b, en een 20% hogere milieubelasting ten opzichte van de referentie, prefab beton met kanaalplaatvloer.

Voor de berekening van de milieukosten van de draagconstructies van rijwoningen, appartementengebouwen en kantoorgebouwen is gebruik gemaakt van de gegevens uit de Nationale Milieu Database. Deze gegevens zijn op het punt van landgebruik, ecologie en hinder aangevuld met gegevens van het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE). Een uitgebreidere vergelijking tussen de verschillende draagconstructies is opgenomen in NIBE’s Basiswerk Milieuclassificaties Bouwproducten, deel 1 draagconstructies, uitgave 2012-2014.

Kantoorgebouwen Uit Grafiek 4 blijkt dat voor kantoorgebouwen met een niet al te grote hoogte een hybride constructie van staal met een houten kanaalplaatvloer het minst milieubelastend is. Deze draagconstructie scoort dus milieuklasse 1a. Op plaats twee staat de constructie uit prefab beton met een kanaalplaatvloer. Omdat deze constructie maar weinig slechter scoort dan de beste variant, scoort ook deze oplossing milieuklasse 1a. De staal en infra+ vloer scoort minder goed met een milieuklasse 2a. Hierbij moet opgemerkt worden dat in deze vloer meer materiaal vereist, maar ook andere functies kan vervullen dan in deze vergelijking wordt meegenomen. Onder bepaalde omstandigheden kan het daarom milieutechnisch gezien een goed alternatief zijn.

VERANTWOORDING

Auteur Prof. dr. ir. Michiel Haas is directeur van het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE), een advies- en onderzoeksinstituut voor milieubewust en gezond bouwen, wonen en werken. Michiel Haas is tevens hoogleraar Materials & Sustainability aan de TU Delft.


100 — AWM 47

Arjen Schmitz

Onzichtbare duurzaamheid


D

Duurzaamheid Innovatoren Jo Coenen Architects & Urbanists

Voor de Floriade 2012 heeft Jo Coenen Architects & Urbanists het entreegebouw ontworpen. De dubbele glasgevel maakt het mogelijk om het gebouw, ondanks zijn locatie aan een drukke snelweg, natuurlijk te ventileren.

ontwerp van de Innovatoren, zoals het entreegebouw van de Floriade genoemd is, stond van tevoren vast. “Het staat in het bestemmingsplan voor het gebied vermeld”, aldus Sättele. Het architectenbureau voegde daar nog de ambitie aan toe dat die hoge duurzaamheid niet aan het gebouw af te lezen zou moeten zijn. Daarin is het ontwerpteam goed geslaagd.

Tekst Michiel van Raaij

ORGANISATIE

“Tot in het voorjaar van 2010 leek het erop dat er helemaal geen entreegebouw voor de Floriade gerealiseerd zou worden”, vertelt architect Jo Coenen, die het masterplan voor het gebied maakte. Voor het entreegebouw was tot dan geen opdrachtgever gevonden. Uiteindelijk heeft de Provincie Limburg het project op zich genomen. Om het gebouw zelf

— De duurzaamheid moest niet aan het gebouw af te lezen zijn te kunnen ontwikkelen, moest de provincie een truc uithalen. “De bouwtekeningen hebben we ‘documenten’ genoemd”, vertelt Coenen. “De uitvoering van die documenten is aanbesteed. Mijn bureau is daarbij aangewezen om de uitvoering te controleren.” In de aanloop naar de aanbesteding kreeg Jo Coenen Architects & Urbanists drie maanden de tijd om het ontwerp uit te werken. “Voor een traditioneel ontwerpproces was geen tijd”, zegt projectarchitect Bettina Sättele. “We hebben daarom een team van adviseurs samengesteld, waarvan we wisten dat die out of the box konden denken. Drie maanden lang hebben we intensief met hen samengewerkt aan het ontwerp. De adviseurs hebben zich echt gecommitteerd. En het integrale ontwerpproces heeft uiteindelijk andere oplossingen voortgebracht dan we zelf hadden kunnen bedenken.” Dat duurzaamheid centraal zou staan in het

De Innovatoren kent twee bouwdelen: de toren en de serre. De toren is bijna zeventig meter hoog. “Het is een immens teken in het landschap, het enige in de verre omtrek”, zegt Coenen. “Een echte landmark.” De toren heeft zestien verdiepingen. De begane grond en eerste verdieping zijn gereserveerd voor publieksfuncties. De tweede tot en met de tiende verdieping zijn ingericht als kantoorruimte. Op de tiende verdieping is daarbij een groot dakterras aangebracht. De zestiende verdieping is voor de ene helft ingericht als tentoonstellingsruimte en uitkijkplatform, en biedt voor de andere helft ruimte aan de installaties en de gevelonderhoudsinstallatie. Compositorisch bestaat de toren uit een witgekleurd dicht kader – door de architect ‘arcade’ genoemd – en een volledig glazen invulling. In het kader zijn de liften en trappenhuizen ondergebracht, samen met de toiletten en leidingkokers. De kantoorverdiepingen konden zo volledig open blijven. “Het zijn enorm flexibele ruimtes”, vindt Sättele. Dat de toren twee kernen heeft met elk een eigen lift, heeft als organisatorisch voordeel dat de bezoekers aan de tentoonstellingsruimte op de zestiende verdieping via de ene koker omhoog kunnen bewegen en met de andere koker weer omlaag kunnen komen. Ook wordt zo voldaan aan de eis voor twee afzonderlijke vluchtwegen. Maar minstens zo belangrijk is dat de kantoorvloeren met de twee kernen eenvoudig in delen te verhuren zijn.

MATERIALISERING “Duurzaamheid betekent onder meer het gebruik van zo min mogelijk materiaal”, zegt Sättele. De betonnen constructie van het gebouw is om die reden niet verder doorgezet dan de tiende verdieping, het bovenste deel van het gebouw is uitgevoerd in staal.

101 — AWM 47


Regio Venlo Floriade

102 — AWM 47

Dit bood aannemer BAM de mogelijkheid het bovenste deel volledig op het maaiveld te prefabriceren en vervolgens in een keer bovenop het gebouw te hijsen. Deze manier van bouwen scheelde flink in de bouwtijd, aangezien zo tegelijkertijd aan de betonconstructie en aan de staalconstructie gewerkt kon worden. Om de vorm van het gebouw te benadrukken en het gebouw een frisse uitstraling mee te geven, dacht Coenen al vanaf het begin aan een witte gevelbekleding. Natuursteen viel af omdat het relatief zwaar is en dus ook een zware achterconstructie vereiste.

— “Het is een immens teken in het landschap”

DUBBELE GEVEL Om de kantoorruimtes in de toren natuurlijk te kunnen ventileren is het gebouw voorzien van een dubbele glasgevel. Ook op hoogte kan zo gewoon een raam geopend worden, zonder last te hebben van de wind en zonder geluidshinder van de snelweg. De lucht die via de dubbele gevel de kantoren binnenkomt, wordt via de verhoogde vloer afgezogen naar de zuidelijke kern, waar een zonnetoren voor een natuurlijk trek zorgt. Omdat de toren aan een snelweg staat waarover ook gevaarlijke stoffen vervoerd worden, werd geëist dat de glasgevel een explosie op de weg zou kunnen weerstaan. Een manier om aan deze eis te voldoen was om te investeren in duur, verstevigd glas en een speciale gevelopbouw. Uit de berekeningen van adviesbureau Cauberg Huygen bleek dat een dubbele gevel uit goedkoper glas even veilig was.

STALEN BOMEN “Voor de gewenste abstractie van de gevel zochten we naar een materiaal dat we in grote platen zouden kunnen toepassen en dat we ook aan de onderzijde van het kader konden toepassen”, zegt Sättele. Uiteindelijk is gekozen voor Eternit. “Ook omdat Eternit veel met duurzaamheid bezig is.”

Voor de hoogbouw van de Innovatoren ligt een volledig transparante laagbouw. Deze serre – die de architect overigens ‘atrium’ noemt – zal tijdens de Floriade plek bieden aan een van de tuinbouw exposities. Voor het dak van de serre golden dezelfde


D

Duurzaamheid Innovatoren Jo Coenen Architects & Urbanists

veiligheidseisen als voor de torengevel. Het dak uitvoeren in glas zou niet alleen duur zijn, maar ook een zware constructie vragen. Het ontwerpteam heeft daarom gekozen voor een transparant dak van ETFE. “Een balonnendak”, grapt Coenen. Om een dynamische golfbeweging in het ETFEdak te realiseren, is ervoor gekozen de golf langzaam in hoogte te laten aflopen. “De golf wijst zo richting het Floriade-terrein”, vertelt Coenen. “De golf zelf is een stukje vrolijkheid, een vliegend tapijtje.” Het golvende dak wordt ondersteund door slanke stalen boomconstructies. Door de veranderende vorm van het dak is elk paar ‘bomen’ zo net even anders. Herhaling is er niet. Langsdoorsnede

ERVARING Wat betreft de beleving van het gebouw vervullen de toren en de serre ieder een eigen functie. Met zijn eenvoudige en abstracte compositie komt de toren het best tot zijn recht als deze van een afstand bekeken wordt. Het is een sterk baken in het landschap. Van dichterbij gezien mist de toren op het lagere schaalniveau een versierende detaillering. “We hebben de toren bewust zo ontworpen”, vertelt Coenen desgevraagd: “Het is een naakt gebouw.” Het ontbreken van versiering op het lagere schaalniveau van de toren wordt gecompenseerd in de detaillering van de serre, met name in de uitwerking van de draagconstructie en het dak daarvan. Om de vorm van de stalen ‘bomen’ zo helder mogelijk te houden, heeft de architect samen met de constructeur een ontwerp gemaakt waarin schroefverbindingen zoveel mogelijk zijn vermeden. De ‘takken’ zijn aan de ‘stam’ gelast. Het ETFE-dak is voorzien van patroon van bladeren. Van de draagconstructie en het dak zijn van tevoren mock-ups gemaakt, die op de locatie op de juiste hoogte zijn gehangen. Op die manier kon beleving van de serre zeer precies getest worden. “De ‘bomen’ met hun ‘takken’ en het dak met ‘bladeren’ verwijzen naar de bomen in de omgeving”, vertelt Coenen. De ruimte moest niet het gevoel geven dat je buiten zou staan, maar ook niet het gevoel geven dat je in een gebouw zou zijn. Coenen: “Net als bij een kas moest het ertussenin zitten.” Met zijn verwijzingen naar de natuur is de serre uiteindelijk ook op te vatten als een ornament van de Floriade. Een entreegebouw waardig.—

Meer weten? De Floriade 2012 wordt gehouden van 5 april tot 7 oktober. Zie ook: www.floriade.nl

2e verdieping

Begane grond

Opdrachtgever Provincie Limburg, Maastricht Architect Jo Coenen Architects & Urbanists, Amsterdam Team Jo Coenen, Bettina Sättele, e.a. Aannemer BAM Utiliteitsbouw, Eindhoven Adviseur constructie Adviesbureau Tielemans, Eindhoven Adviseur installaties Huygen Installatieadviseurs, Maastricht Adviseur bouwfysica en brandveiligheid Cauberg Huygen Raadgevende Adviseurs, Maastricht Adviseur bouwkosten Bremen Bouwadviseurs, Heerlen Adviseur duurzaamheid Boom, Maastricht Realisatie Januari 2012

103 — AWM 47


104 — AWM 47

EP

Economie en Praktijk

DUBBELROL

Architect en aannemer Sinds kort heeft Marina Moons naast haar architectenbureau ook een aannemersbedrijf. Ze voert daarmee haar eigen projecten uit. Volgens Moons een win-winsituatie: “Het bespaart de opdrachtgevers geld en het maakt je werk beter.” Anderhalf jaar geleden sloeg voor architect Marina Moons de crisis toe. Ze ontsloeg haar vaste medewerkers en haar opdrachten liepen terug. Tijd voor bezinning en het grijpen van nieuwe kansen: het begeleiden van projecten van begin tot eind. Eigenlijk wilde Moons altijd al een eigen aannemersbedrijf om grip te hebben op wat er in de uitvoering gebeurt. “Veel belangrijke en beeldbepalende beslissingen worden genomen in de uitvoeringsfase, waar je als architect niet of slechts marginaal invloed op hebt. De gevolgen van zulke beslissingen kunnen enorm zijn, zeker bij restauraties en renovaties. Voor je het weet is er iets stuk gemaakt.”

Haar opdrachtgevers zijn blij met haar expertise. Het levert hun onder andere financieel voordeel op. “Als architect ken je het budget beter en baseer je daar ook je beslissingen op. Je kunt ook slimmer reageren wanneer er gedurende het proces in het budget gesneden moet worden”, ligt Moons toe. Over haar financiële verantwoordelijkheid zegt ze: “Daardoor kijk je nog kritischer naar waar je je geld

aan uitgeeft. Zeker op het gebied van installaties kosten stomme keuzes veel geld. Om dat te voorkomen zit ik vroeg met derden aan tafel.” Wanneer de markt in de toekomst weer aantrekt, wil Moons haar dubbelrol als architect-aannemer blijven spelen: “Je projecten worden er alleen maar beter van, omdat je er meer zorg aan kunt besteden.”(LZ)


EP

PODIUM

SPUTNIK Onze naam, Sputnik, is afgeleid van de eerste satelliet. Het staat symbool voor innovatie en een optimistisch toekomstbeeld. Sputnik werd gelanceerd als hemelbestormend idee, met een verbluffend eenvoudige en elegante vormgeving. Met die grondgedachte maken we onze ontwerpen. Eenvoudig en uitgesproken. Als een ontwerp eenvoudig is en open is voor interpretatie kan iedereen er een eigen invulling aan geven en ontstaat draagvlak er voor het ontwerp. Dat is belangrijk bij complexe opgaves, waar-

Economie en Praktijk Korte berichten

bij het programma van eisen specifiek is, er veel stakeholders betrokken zijn en de eindgebruikers een individuele stem hebben. Tot het moment dat een ontwerp uitgevoerd is, is het een communicatiemiddel. Door een ruimtelijk type te ontwikkelen als basis voor het ontwerp, in plaats van meteen te gaan vormgeven, wordt het toegankelijk, communicatief en onafhankelijk van esthetiek. Het type beschrijft op een diagrammatische manier de ruimtelijke en programmatische relaties die horen bij een specifieke opgave. Het type maakt het ontwerp weerbaar in discussies over mooi of lelijk. Voor de realisatie van een ontwerp is het commitment van alle partijen nodig. Door gezamenlijke uitgangspunten vast te stellen en tot uiting te laten komen in een type, krijgt een ontwerp een

105 — AWM 47

stevige basis. Op het type kun je altijd terugvallen. Voor ons begint een geslaagd ontwerp met een klip en klaar type dat de fantasie prikkelt met een specifieke vormgeving. Het schrijft niet vast omlijnd wat er in de ruimte kan of hoort te gebeuren, maar daagt uit tot nieuw gebruik. Hoe specifieker de vormgeving, hoe beter het is. Hoe vrijer het gebruik, hoe beter het is. Op deze manier krijgt het ontwerp een eigen identiteit, is het toekomstvast voor verschillende gebruikers. In samenwerking met De Olifantenkooi/Architectuur Lokaal vraagt AWM aan verschillende ontwerpers hun visie op het ontwerpvak te verwoorden in een zelfgeschreven tekst.


106 — AWM 47

In Europa Nieuwe markten Voor wie buiten de Nederlandse grenzen aan de slag wil, biedt Europa interessante mogelijkheden. De cultuurverschillen zijn een verrijking voor de eigen praktijk, al maken ze de samenwerking soms lastig. Claus en Kaan, Karres en Brands, AGS Architekten & Planners, Meyer en Van Schooten Architecten (MVSA) en atelier PRO zijn een aantal jaren actief op de Europese markt en vertellen over hun ervaringen. Tekst Tineke Groot Nu de markt voor architectuur en stedenbouwprojecten in Nederland is gekrompen, kijken steeds meer bureaus naar de mogelijkheden buiten de grenzen. Via prijsvragen en Europese aanbestedingen proberen ze een voet tussen de deur te krijgen in een van

onze buurlanden. Dat is niet gemakkelijk. Toch lukt het sommige. Misschien niet meteen, maar elke verloren opdracht levert weer nieuwe kennis op waardoor de kans op succes stijgt.

INFORMEEL PROCES Om zijn opdrachtenportefeuille uit te breiden, oriënteerde Claus en Kaan Architecten zich aanvankelijk steeds meer op België. Door de internationale bekendheid werden het bureau ook door opdrachtgevers uit Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Spanje benaderd. In Frankrijk begonnen de architecten zes jaar geleden omdat een Franse stedenbouwkundige hen vroeg een appartementencomplex te ontwerpen in Saint-Jacques-de-Lalande, een buitenwijk van Rennes. Ze werkten met een lokale architect in verband met de plaatselijke wetten en regelgeving en bouwden een Frans netwerk op. Felix Claus: “Bouwen is in Frankrijk heel anders georganiseerd dan in Nederland. Woningbouwers zijn geen grote concerns, maar lokale partijen. Kleine aannemers en


107 — AWM 47

Christian Richters

EP

Economie en Praktijk Nieuwe markten

een informeel proces maken het lastig om de beoogde kwaliteit te halen.” Inmiddels heeft Claus en Kaan verschillende projecten gerealiseerd, waaronder woningbouw in Evry, de Chambre de Métiers en een woningbouwproject in Lille, en een stedenbouwkundig plan in Grenoble. Onlangs won het bureau een opdracht voor een laboratorium in Orsay, bij Parijs.

— “Franse burgemeesters zijn machtiger dan Nederlandse”

EFFICIËNTE BESLUITVORMING Sinds vorig jaar heeft Claus en Kaan een vestiging in Parijs. Nederlandse en Franse architecten werken daar samen. Claus: “Wij zijn gericht op continuïteit. Natuurlijk is het een gebaar naar Frankrijk om onze betrokkenheid te tonen. Maar het heeft ook bedrijfsmatig gezien voordelen. Met een eigen vestiging heb je meer controle over een project, het proces verloopt efficiënter en het geeft je een betere financiële positie.” Bijzonder in Frankrijk is dat de politiek nauw betrokken is bij bouwprojecten. Claus: “Frankrijk is bezig met een inhaalslag die Nederland vijftien jaar geleden heeft gemaakt. Er is een grote

achterstand in renovatie en gebiedsontwikkeling. Ze kijken daarvoor met bewondering naar Nederland: IJburg, Ypenburg, Leidsche Rijn. Een nieuwe generatie Franse politici houdt van de zakelijke instelling van Nederlandse architecten. Het bouwproces verloopt rationeel en efficiënt. Dat maakt ons tot een betrouwbare partner. Daarbij zijn Franse burgemeesters machtiger dan Nederlandse. Wij presenteren onze plannen aan de burgemeester en als hij erachter staat, gebeurt het. Als je dan ook nog Frans spreekt, je afspraken nakomt en van lekker eten en wijn houdt, maakt dat de communicatie een stuk soepeler.”

Woningbouw in St. Jacques-de-la-Lande In een stedenbouwkundig plan van Jean-Pierre Pranlas realiseerde Claus en Kaan Architecten een superblok met 107 appartementen. De appartementen in St. Jacques-de-la-Lande bij Rennes bieden een mix van koop- en sociale huurwoningen


108 — AWM 47

Ruggeveld Ten oosten van Antwerpen liggen de gebieden Ruggeveld en Botelaar-Silsburg waarvoor Karres en Brands in samenwerking met Maxwan, 1010 en Goudappel Coffeng een landschappelijke visie heeft gemaakt. Het plan voorziet in een optimale verweving van landschap, sportpark, bedrijvigheid en ecologie


EP

Economie en Praktijk Nieuwe markten

OP WEG NAAR DE LIFT Australië was het eerste buitenlandse avontuur voor Karres en Brands. Een jaar na de oprichting won het bureau daar een groot project. Het leverde hen ervaring op met buitenlandse projecten, naamsbekendheid en vervolgprojecten. Nu wordt er vooral binnen Europa gewerkt: in België, Denemarken en Duitsland. Nieuwe opdrachten krijgt het bureau via prijsvragen waarvoor het wordt uitgenodigd of via meervoudige opdrachten. De professionele cultuur in Duitsland en Denemarken is op zich vergelijkbaar met die in Nederland, maar toch kent het werken er verschillen. Bart Brands: “De stedenbouwer heeft er meer aanzien dan in Nederland. Ze zijn niet gewend in alternatieven te denken. Je doet het zoals het is afgesproken. Als er halverwege iemand bijkomt van een andere hiërarchie die het er niet mee eens is, moet het helemaal opnieuw. In Londen krijg je geen kritiek tijdens de vergadering. Maar op weg naar de

— “In de vergadering hoor je niets, daarna krijg je zes pagina’s kritiek” lift hoor je wat er niet goed aan je ontwerp wordt gevonden. België heeft echt een heel andere cultuur. Ze blijven beleefd en tijdens de vergadering uiten ze geen commentaar. Maar daarna krijg je zes bladzijden met kritiek. Dat kostte veel te veel uren. Inmiddels zijn we erachter hoe het daar werkt. De voorstellen moeten eerst met alle partijen worden voorgekookt, opmerkingen verwerkt en dan pas gepresenteerd. Dat gelaagde besluitvormingsproces met succes afleggen lukt alleen met een goede lokale projectleider in je team.”

ON-BELGISCHE PARTICIPATIE In Antwerpen werkt Karres en Brands samen met Maxwan aan Ruggeveld, een project met on-Belgische participatie van buurtbewoners. Daarom werd een Nederlands team ingeschakeld. Het structuurplan is goedgekeurd en heeft een prijs gewonnen. Brands: “De mensen stap voor stap uitleggen wat je doet en ze bij elkaar brengen is een enorme uitdaging. De omwonenden vinden het prachtig om mee te denken over het plan.”

109 — AWM 47


AGS, Jora Vision

110 — AWM 47

AGS, Jora Vision

Adventure World Even buiten Warschau wordt een themapark ontwikkeld. In het grootste waterpretpark van Polen komen meer dan 25 attracties en twee hotels. Deel van de ontwikkeling is ook een Entertainment Village met cinema’s, restaurants, winkels, nachtclubs, een casino en een Music Hall


EP

Economie en Praktijk Nieuwe markten

MAZEN IN DE WET AGS Architekten & Planners werkt voornamelijk voor de Nederlandse markt. Twee jaar geleden werd het bureau benaderd door projectontwikkelaar Peter Jan Mulder. Hij wilde een groot themapretpark met resort opzetten in Polen: Adventure World Warsaw. De kern van het pretpark is een groot indoor waterpark. AGS werd geselecteerd vanwege zijn ervaring met het bouwen van zwembaden. Over de verschillen met Nederlandse projecten zegt de projectarchitect Paul Arets: “Het ontwerpteam

— “De regels zijn vaak klantonvriendelijk, die moet je omzeilen”

bestaat grotendeels uit Nederlandse bedrijven. De projectorganisatie en de uitvoering zijn merendeels in Poolse handen. Het projectmanagement en de financiële bewaking zijn minder efficiënt dan in Nederland. De communicatie gaat in het Engels, dat is geen probleem. Lastiger is de regelgeving. Je kunt goed merken dat het een voormalig Oostblokland is. De regels zijn strikt en er zijn veel procedures; welstandtoetsing is er echter niet. Je moet de mazen in de wet zien te vinden zodat je de regels, die vaak klantonvriendelijk zijn, kunt omzeilen. Maar de cultuur is ambtelijk. Ze zoeken vooral naar problemen, in plaats van oplossingen.” Het Poolse project was toeval, maar het gevolg is dat AGS nu actiever over de grens naar projecten zoekt. Zeker nu het in Nederland minder goed gaat in de bouw. Het bureau is inmiddels betrokken bij een tweede Adventure World in het Midden-Oosten. Daarnaast wordt samengewerkt in combinaties met grote Nederlandse aannemers voor projecten in het buitenland, met name in het Midden-Oosten.

111 — AWM 47


112 — AWM 47

Terre Bonne Het Z1-gebouw vormt samen met het Z2gebouw een ensemble op het kantorenpark Terre Bonne, Nyon. De gebouwen vervullen door hun locatie op het kantorenpark een centrale functie. Z1 biedt naast exibel in te richten kantoorvloeren ook ruimte aan het restaurant, dat het gehele kantorenpark bedient


EP

113 — AWM 47 Nieuwe markten

ANTICIPEREN Meyer en Van Schooten Architecten voelt zich een Europees bureau, met Nederland als vestigingsplaats. Zowel in Nederland als daarbuiten is het uitgangspunt hetzelfde: het bureau doen alleen interessante projecten, met een opdrachtgever die ambitie heeft. Uit Zwitserland kregen Meyer en Van Schooten een verzoek om twee kantoorgebouwen te ontwerpen: Terre Bonne. Voor een andere locatie een masterplan met een gemengd programma. Roberto Meyer: “Zwitserland en Duitsland zijn heel vergelijkbaar met Nederland. Zwitsers werken op

— “Zonder de klik met de opdrachtgever kun je nergens goed bouwen” een traditionele manier, zoals wij dat vroeger ook in Nederland deden, met een opdrachtgever, een architect en een bouwer. Heel overzichtelijk. We werken met een lokaal cobureau in verband met de regelgeving. Dat is vooral een kwestie van anticiperen op

wat anders is dan in Nederland: de knelpunten snel analyseren en de angels er tijdig uithalen. Net als in Nederland is het belangrijk dat er een klik is tussen de architect en de opdrachtgever, een basis van vertrouwen, anders kun je geen goed gebouw maken. En je moet de couleur locale begrijpen. Daarom presenteer ik alles zelf in het Frans.” In duurzaamheid loopt Zwitserland voor op Nederland. Er bestaat een strikte energieprestatienorm, de Minergie. Hoe beter je die volgt, des te meer punten je scoort en des te meer volume je mag bouwen binnen het project.

AMBITIE Volgens Roberto Meyer is vooral kwaliteit heel belangrijk op dit moment, maar ook een goede procesbeheersing: “Een gebouw moet zichzelf verkopen, dat garandeert continuïteit. We hebben plezier in wat we doen en als dat in een ander land is, geeft dat een extra uitdaging. In het buitenland werken is geen doel op zich maar het dient zich aan. Verder streven we naar goed vormgegeven gebouwen. Binnen strakke randvoorwaarden de grenzen opzoeken van de mogelijkheden om er zo veel mogelijk uit te halen. En ambitie bij de opdrachtgever. Maar als die extra moeite doet om een buitenlandse architect te vragen, dan getuigt dat al van ambitie.”


114 — AWM 47

Deal Ground & May Gurney, Norwich In samenwerking met Engelse specialisten heeft atelier PRO een stedenbouwkundig plan gemaakt voor een ‘overstromingsbestendige’ wijk in de oksel van twee rivieren in Norwich


EP

Economie en Praktijk Nieuwe markten

PUZZELS Atelier PRO begon in Groot-Brittannië met een opdracht in Norwich voor de Engelse projectontwikkelaar Lanpro in 2004. Sindsdien vraagt Lanpro het bureau voor bijzondere opgaven waarin echt gepuzzeld moet worden: opdrachten met een hoge dichtheid en een complex programma. Op dit moment werkt atelier PRO aan drie projecten in Engeland. Ondanks de crisis gaat Engeland door met stadsuitleg. In Nederland ligt dat stil. Martijn de Visser, projectarchitect: “In Engeland wordt vanuit de markt gewerkt. Iemand met land gaat naar een ontwikkelaar om een plan te laten maken waarmee hij naar de gemeente gaat. De ontwikkelaar regelt de verkeerskundige, architect en ecologen, die in teamverband de oplossingen onderzoeken. Het voordeel is dat je direct betrokken bent en met zijn allen een integrale oplossing bedenkt, maar op een groter schaalniveau is het niet optimaal, omdat dat buiten je invloedsfeer ligt.”

in Nederland.” Atelier PRO doet ook Europese aanbestedingen in België, Duitsland en Denemarken. De Visser: “In Nederland kennen we inmiddels het klappen van de zweep. In andere landen investeren we daarin. In

— “Uiteindelijk gaat het zeker lukken, maar het kost tijd” België en Duitsland zitten we al in de tweede ronde. Uiteindelijk zal het lukken, maar het kost tijd. We onderhouden contacten met lokale bureaus, zodat je voeling krijgt met een land, de mentaliteit en de cultuur. We kiezen voor landen vanwege hun potentie en ons gevoel voor die landen. Ook spreken we de taal.”

OVERSTROMINGSBESTENDIG

GEDULD

Een interessant grootschalig project is Dealground & May Gurney, Norwich, een overstromingsgebied waar een overstromingsbestendige wijk van 700 woningen wordt gepland. Er zijn veel lokale adviseurs bij betrokken, want het is een gevoelig gebied. De Visser: “Het is heel inspirerend: ander landschap, een watergebied met niveauverschillen, met veel bijzondere diersoorten. We bouwen met water. Dat levert zeker nuttige kennis op voor toekomstig gebruik, ook

De meeste bureaus zijn het erover eens dat werken in andere landen een verrijking is. Je kijkt weer met een frisse blik naar je eigen werk. Je leert van andere praktijken waardoor je gemakkelijker met onverwachte omstandigheden kunt omgaan en het genereert nieuwe opdrachten doordat je een uitgebreid netwerk opbouwt. Maar je moet wel affiniteit met het land hebben, er tijd en geld in willen investeren en geduld hebben.—

115 — AWM 47


116 — AWM 47

Ketensamenwerking als middel voor innovatie in de bouw, een pleidooi De huidige voorbeelden van ketensamenwerking in de bouw hebben bijna uitsluitend betrekking op de optimalisatie van bouwprocessen. De vernieuwingen zijn bovendien vaak uitsluitend gerelateerd aan het uitvoeringsproces. Hoe kan ketensamenwerking leiden tot ‘meer significante’ innovatie? Tekst Perica Savanovic´/SBR


EP

Economie en Praktijk Ketensamenwerking

Ketensamenwerking wordt zowel in de bouw als in andere sectoren doorgaans geassocieerd met een verbeterde samenwerking tussen de partijen die bij een proces betrokken zijn. In veel sectoren is verbeterde samenwerking ook inderdaad een resultaat op zichzelf. Een voorbeeld hiervan is de transportsector. De primaire activiteit ‘transporteren/leveren’ vertegenwoordigt daar de directe waarde. Een betere samenwerking genereert daardoor direct resultaat. In de bouw daarentegen is het resultaat (en daarmee de waarde) hoofdzakelijk vertegenwoordigd door een afgeleide van primaire activiteiten: niet het bouwen op zich, maar het gebouwde object. Ook in de bouw leveren de bestaande vormen van ketensamenwerking weliswaar iets op, maar het betreft hier slechts optimalisaties. De complexe

uitdagingen in onze gebouwde omgeving, zoals de grote energie- en duurzaamheidkwesties, vragen echter niet zozeer om meer optimalisatie (efficiëntie), maar om meer innovatie (effectiviteit). Wanneer er eenmaal sprake is van innovatie, volgt optimalisatie vaak vanzelf.

TWEE KEER ANDERS Om te komen tot innovaties in de bouw is het belangrijk dat de definitie van ketensamenwerking niet ophoudt bij een andersoortige samenwerking tussen traditionele bouwpartijen. Ook het voor ogen hebben van een andersoortig resultaat maakt deel uit van het doel van ketensamenwerking. Het andersoortige van de samenwerking kan

117 — AWM 47


118 — AWM 47

daarbij omschreven worden als ‘anders dan de traditionele, sequentiële opeenvolging van gescheiden werkzaamheden door verschillende partijen in de keten’. Concreet kan zich dit bijvoorbeeld uiten in het opheffen van de scheiding van de huidige rollen en werkzaamheden van/tussen de huidige ketenpartijen. Het kan echter ook leiden tot een verandering van de rollen en werkzaamheden van/tussen de huidige ketenpartijen. Het andersoortige van het resultaat heeft te maken met de beoogde innovaties. De gewenste en nodige verduurzaming van de gebouwde omgeving (in de breedste zin van de term) impliceert dat het resultaat van de samenwerking in de bouw, het gebouw dus, aan niet-gangbare eisen moet voldoen. Deze nieuwe (samenstelling/set van) eisen verandert de eigenschappen van gebouwde objecten; de bestaande voldoen immers niet. Dat heeft als gevolg dat de identiteit van deze objecten noodzakelijkerwijs verandert of moet veranderen. Deze nieuwe objecten ontstaan weliswaar uit bestaande kennis en (deel)

— Innovatie impliceert een resultaat dat aan nietgangbare eisen voldoet oplossingen, maar kunnen niet enkel daarmee volledig omschreven worden. Hierdoor verandert dus de (technische) omschrijving ervan. De directe consequentie is dat er voor het verbeteren van de resultaten naast procesinnovatie, waar huidige ketensamenwerkingen zich hoofdzakelijk op richten, productinnovatie noodzakelijk is. Product is hierbij een breed omschreven begrip, waar bouwcomponenten, bouwdelen, gebouwen, en zelfs gebieden onder vallen.

INTEGRAAL IN PLAATS VAN GEÏNTEGREERD Een vaak gehoorde uitspraak in de praktijk is dat op gebied van productinnovatie “alles al bedacht is”, waarbij voornamelijk gedoeld wordt op technische (deel)oplossingen. Vanuit dat standpunt ligt de focus al snel op het vinden van de partijen die dit ’alles’ kennen en/of ermee kunnen werken, en ze dan beter te laten samenwerken. De stap naar ‘meer significante’ innovatie zit echter in het integraal ontwikkelen van dit ‘alles’. En dat is meer dan enkel het kiezen van geschikte (systeem)onderdelen en het daaruit voortvloeiende proces efficiënt inrichten.

Ketensamenwerking moet derhalve niet alleen tot een ander samenwerkingsproces leiden, maar ook tot een ander type objectresultaat. Het effect van een dergelijke ketensamenwerking is dan ook niet alleen in kosten en in tijd uit te drukken. Het effect is vooral zichtbaar in de toegevoegde waarde van het resulterende product. Het lastige is dat die toegevoegde waarde zich niet van te voren laat omschrijven. Hoewel er een duidelijke richtlijn is, is het geen concreet resultaat waarop aangestuurd kan worden. De toegevoegde waarde is immers de innovatie en die is niet van te voren te bepalen. Een voorbeeld waar ketensamenwerking heeft geleid tot contextuele innovatie is het welbekende ministerie van Financiën. Een van de toegevoegde waardes is bijvoorbeeld het atriumdak. Dat kon niet voorafgaand aan het ontwerpproces in de vraagstelling/specificatie worden bepaald. Het was geen omschreven vraag en is pas als het resultaat van de multidisciplinaire kennisinbreng in een integraal ontwerpproces ontstaan. Er is sprake van een integraal resultaat waarbij deeloplossingen worden getransformeerd tot een coherente eenheid. Dit in tegenstelling tot voorbeelden waarbij er slechts sprake is van een geïntegreerd resultaat, waarbij deeloplossingen worden gecombineerd tot een ‘gestapeld geheel’.

OPTIMALISATIE VOLGT VANZELF UIT INNOVATIE Wanneer partijen openstaan voor innovatie ontstaan vaak als vanzelf optimalisaties. Een grotere efficiëntie is als het ware een bijproduct van effectiviteit. Door op de juiste manier om te gaan met ketensamenwerking, kunnen bijvoorbeeld faalkosten worden vermeden. Faalkosten, alle onnodige kosten, zijn vaak het resultaat van beslissingen die genomen zijn op grond van onvoldoende beschikbare kennis. Dat er op de beslismomenten onvoldoende kennis beschikbaar is, komt voort uit het feit dat traditioneel de belangrijkste keuzes in het begin van een bouwproces genomen worden. De vroege beslismomenten komen voort uit de traditionele benaderingen, waarbij vraagontwikkeling (wat is het precies dat men wil) als een apart traject wordt gezien. Het is een uitsluitend analytische exercitie die als doel heeft een zo goed mogelijk omschreven programma van eisen (functioneel of in detail) te krijgen. Op dat traject volgt sequentieel de oplossingsontwikkeling; een vaak lineaire afstemming van vraag en aanbod. Vanuit deze hiërarchie en de op sequentiële handelingen gebaseerde verhoudingen wordt de integratie van de kennis in de keten tegengewerkt. Omdat bovendien de kaders voor verbetering van samenwerking worden versmald tot optimalisatie en kostenreductie, verlopen eventuele


EP

Economie en Praktijk Ketensamenwerking

119 — AWM 47

Het schilderij Ad Parnassum van Paul Klee laat zien hoe je out-of-the-box kunt denken: a line is a dot that went for a walk

veranderingen van de eenmaal vastgestelde koers moeizaam. Dat resulteert vervolgens onder andere in de beruchte faalkosten. Door minder vast te houden aan de traditionele sequentiële afhandeling kan beter worden ingespeeld op eventuele veranderingen in het proces en kunnen faalkosten worden voorkomen.

DE ROL VAN DE ARCHITECT De hier omschreven vorm van ketensamenwerking vraagt niet alleen om een andere benadering van de keten. Het vraagt in zekere zin ook om een verandering van de rollen en werkzaamheden van/tussen de huidige schakels in de bouwketen. Om tot innovatieve producten en concepten te komen is integratie van multidisciplinaire kennis nodig. De praktijkvoorbeelden en initiatieven in de bouw beschouwen de innovatiegerichte activiteiten vooralsnog hoofdzakelijk als een black-box. Het inbrengen van kennis wordt daarbij doorgaans vertaald naar het procesmatig kiezen en samenstellen; van producten, bouwwijzen et cetera. Het gebruik van duurzame energiemaatregelen (voor reductie van energieverbruik en/of gebruik van hernieuwbare energiebronnen) illustreert dit treffend. Keuze uit elders ontwikkelde technische deeloplossingen vormen de essentie van zo’n proces. De verschillende black-boxen van technische innovaties worden letterlijk op elkaar gestapeld of vaak zelfs pas achteraf als maatregel toegevoegd. Hierdoor worden niet de essenties van deeloplossingen

integraal op elkaar afgestemd, ze worden slechts geïntegreerd. Deze gang van zaken kan zelf ook als black-box worden aangeduid. Om een stap verder te komen zijn ketenpartijen nodig die out-of-the-box (kunnen) denken en daarmee bestaande oplossingen en kennis verder (kunnen) transformeren. Een schoen die architecten goed zou moeten passen. Hiervoor is het wel nodig dat zij hun monodisciplinaire ontwerpactiviteiten omzetten in multidisciplinaire ontwikkelactiviteiten. In de wereld van industrieel ontwerpen is deze design thinking-discussie reeds aangezwengeld. Onder andere door Tim Brown (CEO van IDEO) met zijn provocerende uitspraak “design is too important to be left to designers” (uit zijn boek ‘Change by

— “Integraal ontwerpen is meer dan deeloplossingen integreren” Design’, 2009). Het is in feite een oproep aan alle ontwerpers om eigen unieke competenties breder in te zetten dan traditioneel gevraagd in de keten van activiteiten. Met design thinking als primaire procesaanpak voor gerichte innovatieontwikkeling biedt ketensamenwerking in de bouw voor architecten mogelijkheden om een bredere rol te spelen in projecten.—


120 — AWM 47

Techniek

CONSTRUCTIE

Vlijmscherp Het Weense architectenbureau Najjar&Najjar heeft in Krems an der Donau een informatiecentrum voor UNESCO annex aanmeerplaats voor schepen ontworpen. Ondanks de grote overspanning en de bijbehorende afmetingen van de constructie is het ontwerp scherp en elegant. De lengte van de poort wordt gevormd door een grote ruimtevakwerkconstructie. Ter plaatse van het informatiecentrum zwelt de diepte van de poort aan tot 14 meter. Deze deels uitkragende constructie is gemaakt met dwars op het ruimtevakwerk geplaatste vakwerkliggers. Naar de uiteinden verjongen deze liggers, Manfred Seidl

In het ontwerp voor het UNESCO-informatiecentrum en de aanmeerplaats langs de Donau gebruikt het architectenduo Najjar&Najjar een expressief gevormd dak om de verschillende functies te verbinden. Eigenlijk is er niet echt sprake van een dak: er is een poort die plaatselijk transformeert tot een dak.

waardoor het dak steeds slanker wordt, van een kleine twee meter tot niets. De ruimtevakwerkconstructie is op drie plaatsen ondersteund: aan beide uiteinden en ter plaatse van het informatiecentrum. De verankering in de grond is buigvast om de momenten op te kunnen vangen die de uitkraging van het dak veroorzaakt. Ook de dakbedekking maakt deel uit van de draagconstructie. De zwaluwstaart platen en de houten planken zijn vormvast met de vakwerken verbonden en vormen hierdoor een horizontale stabiliserende schijf. Door zijn scherpte en hardheid vormt de poort annex het dak een contrast met het omliggende groen. De vloeiende en elegante vorm is echter in harmonie met het water. Afhankelijk van het zonlicht hebben de bekleding van de poort en het water dezelfde kleur. Het eindresultaat is vervreemdend en toch ook natuurlijk. (LZ)


T

Techniek Korte berichten

121 — AWM 47

VolkerWessels

DETAIL

Tactiliteit Voor de Raad van Bestuur van bouwconcern VolkerWessels is naar ontwerp van De Zwarte Hond een opvallend hoofdkantoor gerealiseerd. Het gebouw heeft een herkenbare, sculpturale vorm en een gevel vol tactiliteit. Bakstenen penanten geven het hoofdkantoor een sterke, verticale ritmiek. Het nieuwe hoofdkantoor van VolkerWessels staat prominent langs de snelweg bij Amersfoort. Het duurzame gebouw heeft een GPR-score van 8 en is in korte tijd gebouwd. Terwijl het gebouw overhoeks gezien een onneembare vesting met een sculpturale vorm lijkt, ziet het kantoor er frontaal juist transparant en uitnodigend uit. Van welke kant het gebouw ook benaderd wordt, de sterke, verticale ritmiek in de gevel is goed zichtbaar. De ritmiek wordt gecreëerd door gebouwhoge bakstenen penanten die worden afgewisseld met even hoge glazen stroken. Het metselwerk is geprefabriceerd en opgehangen aan de, eveneens geprefabriceerde, betonconstructie. De detaillering zorgt binnen het ritme voor afwisseling: op sommige plekken zijn de vensters in lijn gebracht met de voorzijde van de penant, terwijl het glas overwegend is teruggelegd. Om de verschijningsvorm te diversifiëren zijn de penanten niet symmetrisch. De schuin aflopende kant maakt het ritme niet minder sterk, doch enigszins ongedwongen. De sculpturale vorm en ritmiek zijn in evenwicht. (LZ) 1

2

3

4

5

6

2

3

7

4

1 2 3 4 5 6 7

Prefab beton Hemelwaterafvoer Prefab metselwerk Glas Staalconstructie Akoestische wand Houtskeletbouwelement


122 — AWM 47

Mantel Al Hamra Firdous Tower, Koeweit Stad, Koeweit, SOM Met 412 meter is de Al Hamra Firdous Tower het hoogste gebouw in Koeweit Stad. De toren met zijn sculpturale vorm biedt uitzicht over de Arabische golf. De vorm is het antwoord op een aantal functionele wensen, waaronder het optimaliseren van de huuropbrengst, het adequaat omgaan met het woestijnklimaat en het vermijden van extreme windbelasting op en om het gebouw. Tekst Linda Zenger Beeld SOM SOM leverde in 2009 in Dubai de Burj Khalifa op, ’s werelds hoogste gebouw. Dit jaar is er, eveneens in het Midden Oosten, een nieuwe reus verschenen:


T

de Al Hamra Firdous Tower in Koeweit Stad. Slechts half zo hoog, maar vele malen complexer van vorm. De vorm is de resultante van een betrekkelijk eenvoudige Booleanse operatie. Van een holle, vierkanten toren met afgeronde hoeken is aan één zijde een prismatische vorm afgetrokken. De prisma heeft de grootte van een kwart verdieping en roteert elke verdieping een paar graden tegen de klok in, van west naar oost. Wat overblijft is een monolithische, stevige gestalte, omhuld door een gracieuze, openstaande ‘mantel’ met opgezette kraag. In de lokale regelgeving is bepaald

Techniek Al Hamra Firdous Tower SOM

123 — AWM 47

dat op de gegeven locatie drievierde van het grondoppervlak bebouwd mag worden. Teneinde maximale verhuurmogelijkheden te creëren, is op elke verdieping een kwart van het oppervlak onbebouwd gelaten, namelijk de prismatische vorm die uit de toren is gesneden. Dat de snede in de glazen gevel aan de zuidzijde is gemaakt, vloeit voort uit de wens de instraling van zonnewarmte zo veel mogelijk te voorkomen. Door vervolgens de snede per verdieping een paar graden te verdraaien, wordt de windbelasting op en om het gebouw drastisch verlaagd. Door de onvoorspelbare vorm wordt de wind

verstrooid en kan deze niet in kracht cumuleren. Op elke verdieping bevinden zich twee kernen met liften en kantoorruimte. De kantoorruimten oriënteren zich naar het oosten, noorden en westen. De ruimte ten zuiden van de kern wordt voornamelijk gebruikt als verkeersruimte en geeft toegang tot de serviceruimten die zich in de kern bevinden. Ramen in de zuidgevel verlichten de verkeerszone en bieden direct uitzicht over de stad en de achterliggende woestijn. Om de hoeveelheid zoninstraling te beperken zijn de ramen onder een hoek in de gevel geplaatst. De

Middenbouw

Hoogbouw

Plattegronden

Laagbouw


124 — AWM 47

Formfinding entree van het gebouw bevindt zich aan de noordzijde. De zoom van de ‘mantel’ is hier opgetild.

cpi.2_a cp_e

cpe.2_e

cpi.1_e cpe.1_e

He +300 m. cpi.1_e

cpi.2_e

cp_e

He +300 m.

cpe.2_e cpe.1_e

cp_d

cpi.2_d cpe.2_d

cpi.1_d cpe.1_d

Hd +225 m. cpi.1_d

Hd +225 m.

cp_d cpi.2_d

cpe.1_d

cpe.2_d

cp_c

cpi.1_c

cpi.2_c

cpe.1_c

Hc +150 m. cpi.1_c

cpe.2_c

Hc +150 m.

cp_c cpi.2_c

cpe.1_c cpe.2_c cpi.1_b

cp_b cpi.2_b

cpe.1_b

cpe.2_b

Hb +75 m.

cpi.1_b

Hb +75 m.

cp_b

cpe.1_b

cpi.2_b

cpe.2_b cpe.1_a cpi.1_a

cpe.1_a

Ha +00 m.

cpi.1_a

cp_a cpi.2_a

cpe.2_a

De ‘binnenzijde’ van de toren is bekleed met trencadis-mozaïek

cp_a

cpi.2_a cpe.2_a

Ha +00 m.

Stabiliteit Zowel de hoogte als de vorm van het gebouw bezorgden de ingenieurs de nodige uitdagingen. Als gevolg van de verdraaiing van de uitsnede zijn twee getordeerde kopgevels ontstaan. Deze maken deel uit van de hoofddraagconstructie. Ze zijn een onderdeel van het stabiliteitssysteem van de toren en zorgen ook voor een gedeeltelijke afdracht van de verticale krachten. Tegelijkertijd stelde de vorm van de kopgevels extra eisen aan de draagconstructie. In de westelijke kopgevel neemt de uitkraging toe met de hoogte. Deze uitkraging veroorzaakt grote torsiekrachten op de kern. De kern is niet alleen berekend op de verticale belasting op de lange termijn, maar ook op de gevolgen van de torsiekrachten. De kern is opgebouwd uit betonnen wanden die in dikte variëren van 300 tot 1200 millimeter. Ook de gebruikte betonkwaliteit is aangepast aan de lokale omstandigheden, die per verdieping variëren. De druksterkte van de gebruikte betonsoorten varieert van 50 N/mm2 tot 80 N/mm2. Behalve de kern en de kopgevels bestaat de hoofddraagconstructie nog uit de vloeren, een kolomconstructie aan de rand van de vloervelden en een dragende zuidgevel. De kolommen zijn gestort van beton met een druksterkte van 40 N/mm2. Ze zijn tegelijk gestort met de vloeren en werken samen als een raster. De kolommen kunnen op die manier niet alleen verticale krachten opnemen, maar ook buigende momenten ten gevolge van bijvoorbeeld windbelasting. Ook de zuidgevel vroeg speciale aandacht. Deze gevel is voorzien van circa vijfhonderd openingen. Deze openingen zijn niet loodrecht op de geveldikte aangebracht, maar onder verschillende hoeken. Door de asymmetrie in de openingen kon geen doorlopende wapening worden aangebracht. De wapening varieert per opening zodat elke opening zijn specifieke geometrie kon krijgen.


T

Techniek Al Hamra Firdous Tower SOM

125 — AWM 47

Doorsnede Al het betonwerk in de Al Hamra Firdous Tower is ter plekke gestort. De grote vormverschillen tussen de kern, de vloeren, de getordeerde kopgevels, de zuidgevel en de kolommen vroegen een evenzo grote variatie aan bekistingen en bekistingtechnieken. In een vroeg stadium is overleg gevoerd met alle hierbij betrokken partijen. Dit overleg is medebepalend geweest voor de vorm. Zo is de kromming van de kopgevels aangepast om de bekistingsnelheid te vergroten. Door deze gevels op te bouwen uit een serie hyperbolische parabolen, kon gebruik worden gemaakt van een zelfklimmende bekisting. De getordeerde kopgevels konden op deze manier gelijktijdig met de rechte wanden van de kern worden gestort. Stoffering Het ontwerp van de gevel voert het conceptuele ontwerp van de constructie verder door. Een vliesgevel van glas en staal vormt de stof waarmee de ‘mantel’ is gemaakt. Vanuit de kantoren is het uitzicht maximaal. De zuidgevel en de kopgevels vormen hiermee een sterk contrast. Hun massiviteit geeft het gebouw zijn stevigheid en staat symbool voor de bescherming tegen het extreme klimaat. De homogeniserende vliesgevel bestaat uit panelen van 1,5 bij 4,2 meter. Er is gekozen voor glas met een zilver-witte glans die de toren zijn elegantie en ‘lichtheid’ geeft. Een ander criterium bij het kiezen van het glas waren de technische mogelijkheden van het materiaal. Om de gevel een zo zacht mogelijke ronding te kunnen geven, moest het glas geschikt zijn om gebogen te worden geproduceerd en toegepast. Van het totale geveloppervlak is 30 procent gebogen. Meerdere testopstellingen waren nodig voor het afstemmen van het gewenste visuele resultaat en het voldoen aan de strenge eisen die het wrede woestijnklimaat stelt aan de materialen en constructie. De kopgevels en de zuidgevel zijn bekleed met kalksteen uit de Jura. Om ook bij deze massieve, dragende delen een bepaalde zachtheid te krijgen is de ronding zo glad mogelijk gemaakt. De

1

2 3

4

5 2

6

5 2

7 8

9

10

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Daktuin Installaties VIP-kantoren Kantoren hoogbouw Sky lobby Kantoren middenbouw Kantoren laagbouw Winkels Spa Lobby


126 — AWM 47

Uitwaairende kolommen bij de entree

Constructief principe lobby

1 element Kniksterkte 25.000 kN

2 elementen Kniksterkte 48.500 kN

3 elementen Kniksterkte 49.500 kN

4 elementen Kniksterkte 189.000 kN


T

Techniek Al Hamra Firdous Tower SOM

127 — AWM 47

Zuidwestgevel gevels zijn derhalve bekleed volgens de Trencadistechniek, de mozaïekstijl die Antoni Gaudí veelvuldig gebruikte. Hierbij worden scherven in natte specie gedrukt. Deze techniek verving de aanvankelijk geplande panelen van 1,4 bij 0,6 meter op een metalen frame. Lobby De entree bevindt zich aan de noordzijde van de toren. De ruimte is 24 meter hoog en beslaat de gehele begane grond tussen de noordgevel en de kern. De zeven kolommen die achter de noordgevel schuilgaan zijn vanaf de twaalfde verdieping tot beneden naar buiten gebogen. De kromming, en daarmee de ontstane ruimte, is ter plaatse van de lobby het grootst. Dit levert ter plekke grote buigende momenten in de kolommen op. Om deze momenten op te vangen zijn de kolommen middels een complexe boogconstructie met de kern verbonden. Deze boogconstructie vormt het plafond van de lobby. De knikbelasting is maatgevend geweest voor de uitwerking van deze constructie. In totaal zijn er drie boogelementen aan de kolommen toegevoegd om voldoende weerstand te bieden tegen deze belasting. Eerst zijn de kolommen met elkaar verbonden. Vervolgens zijn er boogverbindingen met de kern gemaakt. Als laatste zijn dwarsverbindingen aangebracht tussen verschillende elementen. Opdat de constructie van de lobby de bouw van de rest van de toren niet onnodig zou vertragen zijn de lobbyelementen zo ontworpen dat na de bouw van Doorsnede en aanzicht lobby

de kolommen en de eerste verbindingen reeds verder kon worden gegaan met de bouw van de bovenliggende vloer en de rest van de constructie. Logica De bouw van de toren was het initiatief van een gezamenlijke onderneming waarin een lokale ontwikkelaar en een aannemer samenwerken. Functioneel gedreven logica vormde de rode draad in het proces. Niet alleen in het ontwerp van de constructie, maar ook in de bepaling van de vorm en de hoogte. In eerste instantie bestond de opdracht voor de Al Hamra Firdous Tower uit een gebouw van slechts tweehonderd meter hoog. Doordat de overheid de plannen voor het gebied aanpaste, is de mogelijkheid ontstaan de hoogte van het gebouw te verdubbelen. Die mogelijkheid is logischerwijs aangegrepen.—


128 — AWM 47

De vorm van de gevel is geĂŻnspireerd op het logo van de gemeente Apeldoorn


T

Integratie van installatie en inrichting Informatiecentrum Ecofactorij, Apeldoorn, A2Architekten Op een bedrijventerrein bij Apeldoorn staat de Ecofactorij, een gemeentelijk informatiecentrum. Dankzij verregaande samenwerking tussen verschillende partijen is het gelukt in het gebouw duurzame installatietechnische oplossingen te integreren in de interieurinrichting. De ruimtes kunnen flexibel worden ingedeeld met klimaatwanden die voorzien in 80% van de warmte- en koudebehoefte. Tekst Linda Zenger Fotografie Michael van Oosten

Een groot aantal bedrijven is betrokken bij de ontwikkeling, het ontwerp, de bouw, de uitvoering en het beheer van het informatiecentrum Ecofactorij. Het gebouw staat op het gelijknamige, duurzaam ontwikkelde industrieterrein tussen de A50 en de A1 bij Apeldoorn. Het gebouw is voorzien van zonnepanelen, gerecyclede vloerbedekking en

Techniek Informatiecentrum Ecofactorij A2Architekten

FSC-parket. In het interieur is de Crystal Wall toegepast, een scheidingswand die voorzien is van PCM-panelen. De PCM’s (Phase Changing Materials, zie kader) die in de panelen opgenomen zijn, houden de temperatuur in de aangrenzende ruimte constant. Het gebruik van PCM’s in de bouw is op zich niet nieuw. Dat de panelen in de Ecofactorij zijn aangesloten op het mechanische ventilatiesysteem is echter een primeur. De koppeling van de PCM-panelen en de klimaatinstallaties maakt het mogelijk om 80% van het jaar te voorzien in de warmte- en koudebehoefte. Behalve in de scheidingswanden zijn ook PCM’s in de vloer toegepast. Hier betreft het een ‘conventionele’, passieve toepassing. Rendement De aansluiting op de mechanische ventilatie versterkt de werking van de klimaatwanden, of beter gezegd het vergroot hun capaciteit. Door actief lucht langs de PCM-lamellen te blazen kan meer materiaal van fase veranderen en daarmee meer warmte of koude onttrekken aan de ruimte. Hiervoor was het noodzakelijk de samenstelling van het gebruikte faseovergangsmateriaal aan te passen. Als faseovergangsmateriaal is in de Ecofactorij gebruik gemaakt van zout. Behalve zout zijn ook parafine, glycol en alcohol in de vloeistof opgelost. Bij de gebruikelijke samenstelling is de capaciteit per vierkante meter zo’n 20 Watt. In het Nederlandse klimaat komt dat overeen met gemiddeld vier uur koeling of verwarming. Door de nieuwe samenstelling is een vermogen tot 50 W/m2 mogelijk. Dat is voldoende capaciteit is om een ruimte gedurende een

129 — AWM 47

PCM’s, Phase Changing Materials Faseovergangsmaterialen kunnen worden ingezet bij de klimaatbeheersing in gebouwen. Bij de faseovergang van materialen van vloeibaar naar vast, van vloeibaar naar gasvormig of vice versa, komt energie vrij of is juist energie nodig. Met dit principe kan warme of koude worden opgeslagen en afgegeven. Door de toegepaste PCM zo samen te stellen dat de overgangstemperatuur rond kamertemperatuur ligt, onttrekt het materiaal warmte aan de ruimte wanneer de temperatuur in de ruimte hoger wordt dan de overgangstemperatuur van het materiaal. Omgekeerd zal het materiaal warmte afstaan, wanneer de temperatuur in de ruimte onder de overgangstemperatuur zakt. Concreet: een materiaal heeft een smelttemperatuur rond de 21 graden Celsius. Wanneer de ruimtetemperatuur 23 graden is, zal het materiaal smelten. Dat kost energie/warmte en die wordt ontrokken aan de ruimte. Daardoor zakt de ruimtetemperatuur. Wanneer de temperatuur in de ruimte zakt tot zo’n 19 graden, zal het faseovergansmateriaal gaan stollen. Daarbij komt warmte vrij, die het materiaal afgeeft aan de ruimte. De temperatuur in de ruimte zal niet verder dalen.


130 — AWM 47

De klimaatwand


T

Techniek Informatiecentrum Ecofactorij A2Architekten

131 — AWM 47

gehele dag op temperatuur te houden. Alleen in de zomer, wanneer de koellast het grootst is, is er zo’n 20% extra vermogen nodig. Hierin wordt voorzien met een dauwpuntkoeler. Voor extreem koude dagen is een houtpelletkachel in het gebouw opgenomen. In de winter recirculeert het systeem de warme lucht. In de zomer wordt lucht van buiten gehaald. In totaal levert het systeem een energiebesparing van zo’n 45% op ten opzichte van conventionele koel/verwarmingssystemen. Naast financiële voordelen levert dit ook een besparing op de uitstoot van CO2. Gebruikerswensen Om de installaties zo goed mogelijk te laten werken is afgezien van thermostaatknoppen en lichtschakelaars. Gebruikers kunnen de temperatuur, het licht en de ventilatie regelen via hun mobiele telefoon. Door te bepalen hoeveel lucht er langs de lamellen stroomt, heeft de gebruiker invloed op de ruimtetemperatuur. Wanneer in de zomer de lamellen voor de helft open gezet worden, betekent dit dat er 50% minder lucht langs de PCM’s stroomt. Zo kan de gebruiker de temperatuur in de zomer iets laten stijgen. Gedurende dag zal dan niet de totale hoeveelheid PCM’s smelten (warmte opnemen). Ondanks de aansluiting op de gebouwinstallaties is het mogelijk de kantoren steeds op de wensen van de gebruikers aan te passen. De wanddelen zijn aangesloten op een verdeler met flexibele eindstukken. Deze verdeler is op zijn beurt aangesloten op het vaste ventilatiesysteem, dat in de Nederlandse kantorenmarkt krachtens het Bouwbesluit verplicht is. Het gemeentelijk informatiecentrum, waar nieuwe bedrijven informatie kunnen vinden wanneer zij zich willen vestigen op het bedrijventerrein, is gelegen op de begane grond. Daar bevindt zich ook een presentatieruimte. Op de drie verdiepingen herbergt de Ecofactorij kantoren. Behalve een voorbeeldproject is het de bedoeling dat het gebouw ook een broedplaats wordt voor nieuwe duurzame initiatieven.—

Detail klimaatwand

1 2 3 4 5 6 7

Ventilatiesysteem Plafondsysteem Luchtinblaas Isolatie Scheidingswand PCM-paneel Luchtuitblaas

1

2 3

4

5

6

7

Opdrachtgever Sparkling Projects, Apeldoorn Architect A2 Architekten, Apeldoorn Adviseur installaties Autarkis, Almere Producent en installatie Crystal Wall Brakel Interieurgroep, Hilversum Realisatie November 2011


132 — AWM 47

Het belang van de dwarsverbanden bij de Brainport Avenue Eindhoven


T

Techniek Infratecture

133 — AWM 47

Infratecture; denken in netwerken, handelen in schakels Ontwerpers zijn geen verkeerskundigen; verkeerskundigen zijn geen ontwerpers. Ze hebben elkaar echter hard nodig in de steeds complexer wordende infrastructurele opgaven. Marc Verheijen en Floris Alkemade betogen ieder vanuit hun eigen perspectief waarom het integraal ontwerpen van infrastructuur een voorwaarde is voor kwalitatief hoogwaardige ontwerpresultaten. Tekst Astrid Aarsen/Architectuurzaken

Marc Verheijen (MV) is architect en verkeerskundige. Naast zijn werk als architect bij Gemeentewerken Rotterdam heeft hij een betrekking als lector aan de Hogeschool van Rotterdam. Daar introduceerde hij de term infratecture, die staat voor het integraal ontwerpen van infrastructuur. Hij laat verkeerskundigen en ingenieurs graag de meerwaarde zien van een architectonische aanpak. Daarbij drukt hij hen op het hart dat ze niet hun heldere denkwijze overboord moeten gooien. Floris Alkemade (FAA) is na zijn


134 — AWM 47

periode als partner bij OMA nu als zelfstandig architect en stedenbouwkundige actief, onder andere bij grote infrastructurele projecten. Een integrale benadering van infrastructurele projecten kan een ruimtelijke, economische en maatschappelijke meerwaarde hebben. Het kan bovendien een ontwerp- en realisatieproces versnellen. Kunt u een concreet praktijkvoorbeeld noemen? MV: De ringweg rondom Eindhoven, waar Floris nauw bij betrokken is, vind ik een goed voorbeeld van meerdimensionaal denken. Hier is de ruimtelijke

— “De infrastructuur is een deel van onze samenleving” kwaliteit als uitgangspunt genomen. Het wordt ontworpen als één gemeenschappelijk plein, waarin ook de beleving van de automobilisten en de locatiespecifieke context, de Eindhovense science industry, is meegenomen. FA: Dat klopt. Ik ben sinds kort voorzitter van het Q-team voor Brainport Avenue Eindhoven, de centrale as van de intelligentste regio van Europa. Dit team beoordeelt alles dat binnen honderd meter aan weerszijden van deze snelweg gerealiseerd wordt. Best, Son en Breugel, Veldhoven en Waalre zijn allemaal gemeenten die samen met Eindhoven aan deze snelweg liggen. Die gemeenten realiseerden zich heel goed dat zij onzichtbaar zouden worden wanneer de identiteit van

de regio enkel aan Eindhoven zou worden geknoopt. Dat inzicht maakte het mogelijk om individuele, politieke belangen opzij te zetten en een gemeenschappelijke identiteit te ontwikkelen die uiteindelijk krachtiger is dan wat iedere stad of ieder dorp afzonderlijk kan doen. De snelweg is nu letterlijk en figuurlijk het verbindende element van deze regio. Die potentie van infrastructuur zien en benutten voor ruimtelijke ontwikkeling, dat is waar het volgens mij om gaat. MV: Een ander voorbeeld uit mijn ontwerppraktijk is de Hoekse Lijn, de spoorverbinding tussen Schiedam en Hoek van Holland. Doel van dit project is de bestaande spoorlijn om te bouwen tot metrolijn. Voor deze ombouw is een zeer korte bouwtijd geëist. Als architect kan ik dat alleen halen door in prefab en montage te denken. Daarom heb ik vanaf het begin heel bewust gekozen voor een integraal ontwerpproces, waarbij diverse bouwspecialisten al in de voorfase zijn betrokken. Dus ook de betonspecialist, landschapsarchitect, stedenbouwkundige, staalconstructeur, funderingsexpert, industrieel ontwerper et cetera. Door de specialistische praktijkkennis vroeg in de ontwerpfase te integreren kun je het proces optimaliseren en zelfs versnellen. Ondanks de bouwdoosachtige, bouwkundige opgave is hier sterk ingezet op de beleving van de metroreiziger. Er is verder gekeken dan alleen het functioneel uitwerken van nieuwe metrovoorzieningen. Dat uit zich bijvoorbeeld in de locatiespecifieke uitwerkingen van de stations binnen het generalistische ontwerp van de metrolijn. Het zijn geen stations die enkel vanuit de eisen van de metro ontwikkeld zijn. Ze zijn zo ontworpen en gesitueerd dat ze, als bouwwerken, ook een verrijking zijn


T

Techniek Infratecture

135 — AWM 47

De ringweg Eindhoven wordt door meerdere gemeentes gezamenlijk ontwikkeld


136 — AWM 47

Impressie van een halte van de Hoekse Lijn

De bestaande spoorlijn wordt omgebouwd tot metrolijn


T

voor de omliggende wijken. Dat is een zwaarwegende factor in het ontwerpproces geweest. Ontwerpen aan infrastructuur is dus veel meer dan vormgeven aan het rationeel functionele? MV: Inderdaad. Aan infrastructurele ingrepen ligt een veel bredere en wezenlijke vraag ten grondslag, namelijk ‘wat betekent de beoogde ingreep voor onze samenleving?’ Door deze vraag te stellen, kun je niet louter met een functioneel antwoord komen. Daarmee laat je zien dat het ook gaat over het toekomstige gebruik, over de sociaal-culturele impact, over duurzaamheid en ook over esthetiek en beleving. Infrastructuur is met andere woorden een onlosmakelijk onderdeel van onze samenleving. Wat staat bij de meeste infrastructurele projecten een dergelijke werkwijze in de weg? MV: Het betrekken van de context is niet vanzelfsprekend, althans niet in de verkeerskundige praktijk. Daarin wordt de infrastructurele ontwerpopgave nog te vaak als een eendimensionale opgave opgepakt in plaats van als een meervoudig en integraal vraagstuk. Het functionele is uiteraard belangrijk, en kan in veel gevallen de aanleiding zijn voor een bepaalde ontwerpvraag. Maar functionaliteit is nog te vaak allesbepalend in plaats van een van de bepalende factoren. FA: Het ontwerpen aan infrastructuur moet echter ook geen mooimakerij zijn. Ik heb het idee dat er weliswaar meer en meer ontworpen wordt aan infrastructuur, maar dan vaak met een verkeerde intentie. Persoonlijk heb ik een voorkeur voor de absolute helderheid van goede ingenieurskunst, zoals de Afsluitdijk. Enkel een wezensvreemde esthetische laag ergens overheen leggen, is contraproductief. Het gaat om het zoeken naar

Techniek Infratecture

de balans. Het moet integer blijven. Het probleem bij infrastructurele ontwerpen ligt doorgaans in een te grote complexiteit. Eenvoud en helderheid vormen de oplossing. Wat zou de juiste intentie van het ontwerpen moeten zijn? FA: Ik merk dat de grootste kracht van het ontwerp niet zozeer ligt in ‘ik heb het zo bedacht en zo gaan we het dus maken’, maar juist in het absorberen en verwerken van tegenkrachten die het ontwerp soms fundamenteel veranderen. Voor mij ontstaat een vernieuwend inzicht meestal op die momenten dat een proces even helemaal vastloopt en de situatie hopeloos lijkt. Op zo’n moment ontstaat er een

— “Ontwerpen moet niet slechts mooimakerij zijn” stemming waarin alleen radicale ingrepen je nog verder kunnen helpen en waardoor ineens alles anders is. Als ontwerper kun je die ruimte veel makkelijker nemen dan een politicus of een financier. Die conflicten en momenten van hopeloosheid ontstaan overigens altijd vanzelf, daar hoef je niets voor te doen. Het gaat er dus om dat je als ontwerper voortdurend in staat bent om radicale wijzigingen aan te brengen. Dat is uiteindelijk een veel krachtiger middel om je plannen te realiseren dan een ontwerp koste wat kost willen realiseren. Is dat wat ontwerpers wel kunnen en wat verkeerskundig ingenieurs missen?

137 — AWM 47

MV: Dat is inderdaad wat bij ingenieurs vaak ontbreekt. Een typische ingenieursbenadering begint vaak met ‘zeg maar wat ik uit moet rekenen.’ Bovendien zijn ingenieurs getraind in het buiten houden van allerlei emoties, leukigheden, toevalligheden, gesprekken en sferen. Ze willen gewoon een koude, rationele berekening kunnen maken. Denken in vragen in plaats van in vraagstukken, in oplossingen in plaats van in mogelijkheden. Dat zit in de ingenieursgenen. En dat is gelijk ook hun kracht. Ik houd geen pleidooi dat er hele volksstammen moeten komen die integraal infrastructuur kunnen ontwerpen. Het moeten er wel meer worden dan nu het geval is. FA: Natuurlijk zijn er verkeerskundig ingenieurs die ook het totaalbeeld opnieuw kritisch kunnen bekijken en heroverwegen, alleen zit die manier van denken en werken veel minder in hun systeem. Dat leidt ertoe dat de gekozen oplossingen, integraal beschouwd, vaak onhandig zijn. Het wezen van de opgave is meestal simpel, maar binnen twee, drie stappen heb je een nauwelijks te beheersen complexiteit. Iedere keer weer. Een goed ontwerp is meer dan een optelsom van opgeloste problemen, ook al is iedere stap te rechtvaardigen. De zuiverheid van de totaalstructuur mag niet uit beeld verdwijnen. En als dat lukt, ontstaan er dus infrastructurele projecten met een meerwaarde? FA: Ja! Bij een onderzoek naar de verdubbeling van de A6 bij Almere, in opdracht van onder meer Rijkswaterstaat, heb ik meegemaakt dat verkeerskundigen uiteindelijk een omslag maakten in hun denken en daardoor mogelijkheden ontdekten waar ze niet eerder op gekomen waren. De opdracht was om van een vierbaansweg een achtbaansweg te maken, waarbij op de binnenste banen


138 — AWM 47 Ecoduct

AFRIT 8 Almere Oost

40m

BUITENRING N702

Ibispad

AFRIT 7 Almere Buiten F UMDREE SPECTR Kolibripad

40m

A 27

MOD11

G

IN

R

EN SS

TU

Plan voor verdubbeling van de A6 bij Almere 3 70

N

HAGEVOORTDREEF

AFRIT 6 Almere Buiten-West

Sallandsepad

Matissepad Palmpolstraat

40m

Kolthoornpad

N305

VELUWEDREEF

RA ND S

TA

DD RE

EF

AFRIT 5 Almere Stad

Petersenpad

O O SP

Stu rm

WADDE NDR EEF

EF RE RD

ey pa d

OPTIE 3

AFRIT 4 Almere Haven

NOORDERDREEF

Fontanapad

DR ER

WESTERDREEF

STEDENDREEF

PARALLELDREEF

ST OO

F EE

Burgerspad

HAVENDREEF

AFRIT 3A Havendreef

PARALLELDREEF

HAVENDREEF

Dunloppad

70 2 HO GER

IN

G

40m

GOO

IMEERD IJK-WES T

AFRIT 3 Almere Stad-West

Guilmetpad

NDREEF ELEMENTE

N

AFRIT 2 Almeerdstrand

PAMPUSWEG

13.5m IJMEER

DIJK

Ijmeer

dijk

AFRIT 1

13.5m


T

Techniek Infratecture

120 kilometer per uur en op de buitenste 80 kilometer per uur gereden zou mogen worden. Door de noodzaak te bevragen over de positionering van de vier nieuwe banen, kwamen we op het idee om ermee te gaan ‘wandelen’, zichtassen te ensceneren en punten op te zoeken waar we in ons ontwerp iets mee zouden kunnen. Door deze wegen verder van de oorspronkelijke snelweg af te leggen, ontstonden er in plaats van ingesloten en ontoegankelijke restruimtes, juist toegankelijke gebieden waar landschappelijke kwaliteit te genereren is. Dat was een wezenlijke stap die uiteindelijk de verkeerskundig ingenieurs van Rijkswaterstaat prikkelden om daarop door te gaan. Als je voldoende afstand neemt, kun je bijvoorbeeld een

maar kan tegelijkertijd door alle schalen heen denken en oplossingen genereren. Anders gezegd, de infratect denkt in netwerken en handelt in schakels. FA: Ontwerpen vraagt een vorm van intelligentie en nadenken die impliceert dat je verder gaat dan het oplossen van deelproblemen. Dat je in staat bent om een grotere structuur vorm te geven waarin de specifieke kennis van verschillende vakgebieden gecombineerd wordt om nieuwe wegen in te slaan. Dus verder gaan dan infrastructuur alleen. Uitzoomen, kennis combineren en opnieuw helderheid aanbrengen in die structuur. In de grootste blokkades zit ook de grootste potentiële kracht verborgen voor vernieuwing.

— “Meer dan een optelsom van opgeloste problemen”

In het vlugschrift Infratecture is één van de stellingen dat het ontwerpen van infrastructuur niet alleen een integrale, maar ook een culturele opgave is.Waarin ligt voor u die culturele opgave? MV: Met cultuur bedoel ik cultuur met een kleine c, het alledaagse. Het gaat over bewustwording dat infrastructureel ontwerpen betekent dat je bezig bent met het realiseren van de hardware in de maatschappij. Daarbij speelt de betekenis die die hardware heeft voor mensen, voor wat ze doen en kunnen, een grote rol. FA: Het gaat erom verder te denken dan de concrete infrastructurele vraag. Een denken dat niet stopt bij het klakkeloos toepassen van regelgeving of hanteren van richtlijnen, maar die regelgeving en richtlijnen op de juiste wijze weet te interpreteren om zodoende extra kwaliteit toe te voegen. Wellicht nog meer dan bij andere vakgebieden gaat het er bij infratecture om voor een complexe situatie een eenvoudige oplossing te ontwerpen.—

snelweg maken zonder vangrails. Normaal gesproken is het vanzelfsprekend om een snelweg zo min mogelijk ruimte in te laten nemen. Maar juist door meer ruimte te nemen, blijkt er een veel betere landschappelijke en stedelijke inpassing mogelijk te worden. Een infratect combineert dus absolute helderheid met oog voor de context? MV: Een infratect is zich bewust van de betekenis die zijn ontwerpkeuzes voor een individueel mens kunnen hebben. Hij haalt de gebruiker uit de anonimiteit,

139 — AWM 47

Floris Alkemade

Marc Verheijen


Neem een abonnement op de wekelijkse Architectenweb nieuwsbrief en blijf op de hoogte van het laatste architectuurnieuws.

architectenweb.nl/nieuwsbrief


141 — AWM 47

Colofon AWM Architectenweb Magazine #47 AWM verschijnt zes maal per jaar ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 92103 1090 AC Amsterdam tel 020 - 71 30 600 fax 020 - 71 30 601 info@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Jeroen van Oostveen jvo@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert Muis rm@architectenweb.nl Marit Smits ms@architectenweb.nl Ronnie Weessies rw@architectenweb.nl Linda Zenger lz@architectenweb.nl Eindredactie Paul Poley Medewerkers aan dit nummer Astrid Aarsen, Roel Griffioen, Tineke Groot, Michiel Haas, Bas van der Horst, Sjoerd Reitsma, Karin Roelofse, Perica Savanovic, Renson van Tilburg Basisontwerp Solar Initiative, Amsterdam Vormgeving David Llamas Drukkerij Ipskamp Drukkers, Enschede Advertenties Bart Sakkers tel 020 71 30 600 sales@architectenweb.nl

Abonnementen Losse nummers € 19,50 Jaarabonnement (6 nummers) € 105,– Nabestellingen € 21,50 per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb B.V., minimaal vier weken voor de verschijningsdatum van het laatste nummer van uw abonnement. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand.

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

Linda Zenger Vakredacteur

Robert Muis Vakredacteur

Ronnie Weessies Vakredacteur

Marit Smits Bureauredacteur

David Llamas Vormgever

Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook. © 2012 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V. Het binnenwerk van AWM is gedrukt op FSC-gecertificeerd papier. Coverfoto Imre Csany/DAPh

Jeroen van Oostveen Uitgever


In volgend nummer

48 CULTUUR & MAATSCHAPPIJ

Festivalstad De impact van festivals op de inrichting van de stedelijke buitenruimte

Interview Bjarke Ingels

James D. Davidson

PRODUCT & MATERIAAL

Vloerafwerking Ecologisch verantwoord ECONOMIE & PRAKTIJK

EYE Delugan Meissl Architects Rene den Engelsman

Flexibele stedenbouw De opkomst van een nieuwe ontwerppraktijk

Advertentie-index Besam 86 Bouwmag 38, 39 Building Holland 10, 11 Cement & Beton Centrum 6 Derako 140 Dynamobel 3

Glassolutions 60, 143 Grand Route XL 41 Hansgrohe 61 In-Zee 40 Mostert de Winter 87 Reynaers 144 Solarlux 2

Ook adverteren? Neem contact op met Bart Sakkers via 020 71 30 600 of mail naar sales@architectenweb.nl


SYSTEMS SPECIALS

5 meter hoge semi-structurele wanden en puien

Paleis Het Loo Architect: Koen van Velsen Fotograaf: RenĂŠ de Wit

Interior GLASSOLUTIONS T +31(0)33 - 450 28 30 E igs@saint-gobain.com www.interiorglassolutions.nl


BUILDING INSPIRATIONS ramen, deuren, vliesgevels en zonwering

Reynaers ontwikkelt aluminium raam-, deur- en vliesgevelsystemen in nauwe samenwerking met architecten, projectontwikkelaars en gevelbouwers. Een mooi voorbeeld hiervan is het hoofdkantoor van Eneco in Rotterdam van Dam en Partners Architecten. Voor dit duurzame kantoor ontwikkelde Reynaers een speciaal profiel dat voldoet aan de strenge eisen op gebied van isolatie, brandwerendheid en inbraakwerendheid. Zo wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan dit CO 2neutrale gebouw met A ++-energielabel. Interesse voor een profilering op maat? Kijk op www.reynaers.nl of bel 0492 - 56 10 20


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.