AWM 48

Page 1

de architectuur voorbij nummer 48 7e jaargang mei/juni 2012 — € 19,50

Architectenweb Magazine Vrije vorm Flexibele mallen Open einde Organische stedenbouw Kritiek Wouter Vanstiphout Maliënkolder Kukje Gallery Duurzaam Vloerafwerking Interview Bjarke Ingels Wolken Oostcampus Ontwerpopgave Windmolens op land

48


Unexpected Nature van Marmoleum®

Laat u verrassen door Unexpected Nature van Marmoleum® Onverwachte landschappen en bijzondere kleuren uit de natuur vormen de inspiratiebron voor Unexpected Nature. Een unieke collectie waarin het duurzame karakter van Marmoleum® op een verrassende manier tot uiting komt. De 18 kleuren zijn koel en warm, en verwijzen met namen als vibrating copper en sliding glacier naar adembenemende fenomenen uit de natuur. De krachtige dessins zorgen daarbij voor een bijna tastbaar gevoel van spanning. Wilt u weten door welke landschappen onze ontwerpers geïnspireerd zijn en hoe natuurvriendelijk Marmoleum® geproduceerd wordt? Ga dan naar ons online magazine op www.forbomagazines.com.


BUILDING INSPIRATIONS ramen, deuren, vliesgevels en zonwering

Reynaers ontwikkelt aluminium raam-, deur- en vliesgevelsystemen in nauwe samenwerking met architecten, projectontwikkelaars en gevelbouwers. Een mooi voorbeeld hiervan is het hoofdkantoor van Eneco in Rotterdam van Dam en Partners Architecten. Voor dit duurzame kantoor ontwikkelde Reynaers een speciaal profiel dat voldoet aan de strenge eisen op gebied van isolatie, brandwerendheid en inbraakwerendheid. Zo wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan dit CO 2neutrale gebouw met A ++-energielabel. Interesse voor een profilering op maat? Kijk op www.reynaers.nl of bel 0492 - 56 10 20



Dakakker Op iets meer dan twintig meter boven het maaiveld groeien in Rotterdam straks allerlei groenten en fruit. Half april is de dakakker ingezaaid, aan het begin van de zomer zal er gestart kunnen worden met de eerste oogst. De dakakker is onderdeel van Test Site Rotterdam van de IABR en is bedoeld om lokaal groenten en fruit te telen en tegelijkertijd de leefomgeving in en om Het Schieblock te verbeteren. FotograďŹ e Ossip van Duivenbode


ARE YOU MAKING CITY? INTERNATIONALE ARCHITECTUUR BIËNNALE ROTTERDAM TENTOONSTELLINGEN / EVENTS / TOURS ROTTERDAM / ALMERE / SÃO PAULO / ISTANBUL 20 APRIL – 12 AUGUSTUS iabr.nl


HOOFDREDACTIONEEL

Organische stedenbouw

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

— De overheid richt zich primair op de openbare ruimte

Zolang gemeenten en ontwikkelaars de grondexploitatie decennia vooruit dichtrekenen is een werkelijk organische stedenbouw een utopie. In elk gesprek dat ik de afgelopen maanden met stedenbouwkundige bureaus over organische stedenbouw voerde, kreeg ik dit te horen. Om de vastgelopen ontwikkelingen vlot te trekken en te komen tot een stad die zich organisch vernieuwt is een andere economische grondlegger nodig. De enkele grondexploitatie zal hierbij vervangen moeten worden door een flexibeler modulairder variant. Pas dan is het zinvol te praten over hoe een organische stedenbouw eruit ziet. In het artikel in dit nummer over organische stedenbouw (zie pagina 30) zijn verschillende voorbeelden te vinden van zo’n andere grondexploitatie en de gevolgen hiervan voor het stedenbouwkundig ontwerp. Samen met de gemeentelijke overheden moet de stedenbouwkundige een stap terugzetten en zich in hoofdzaak richten op de realisatie van een robuust en kwalitatief netwerk van openbare ruimte. De programmatische en ruimtelijke invulling van de kavels wordt grotendeels vrijgelaten. Een diversere en dynamischere stad ligt zo in het verschiet. Op 19 april is in Rotterdam de vijfde editie van de IABR van start gegaan. De biënnale richt zich deze keer op het thema Making City en omvat naast verschillende tentoonstellingen voor het eerst ook zogenaamde Test Sites waarin geprobeerd wordt daadwerkelijk ‘stad te maken’. Test Site Rotterdam betreft het gebied rond Het Schieblock. Hier wordt onder meer een brug over het spoor gebouwd, een dakakker aangelegd en een ‘Biergarten’ geëxploiteerd. Het project is niet zonder controverse. De nieuwe programma’s die in en rond Het Schieblock zijn ontstaan, hebben het stadsdeel verlevendigd. Maar, zo vragen verschillende bezoekers aan Test Site Rotterdam zich ook af: zit dit deel van de stad echt te wachten op de extra openbare ruimte die de brug met zich meebrengt? Historicus Wouter Vanstiphout is enthousiast over Test Site Rotterdam, maar ziet er ook een symptoom in van een onderliggend probleem (zie pagina 64). Het is niet de gemeente die hier de regie voert, maar een particuliere partij. Namelijk ZUS. De gemeente had het volgens Vanstiphout niet zover moeten laten komen, maar: gelukkig vult de markt het achtergelaten gat zelf al. Bij die laatste conclusie kun je wel vraagtekens zetten. Het gaat hier inmiddels niet meer om het programmeren van gebouwen of een achteraf gelegen pleintje, maar om de aanleg van een belangrijke verbindingsader in het centrum van de stad. Dat hoort toch niet particulier ontwikkeld te worden? Wordt in dit proces het algemeen belang werkelijk gewaarborgd? En is dat op de lange termijn ook zo? Bij de in dit nummer gepresenteerde voorbeelden van organische stedenbouw worden de verantwoordelijkheden van de overheid en de particulier juist helderder gescheiden dan voorheen. De overheid is daarbij volledig verantwoordelijk voor de openbare ruimte. Zo hoort het.


In dit nummer

48 82—87

120—127

A

Architectuur

Product en

Cultuur en

PM Materiaal

CM Maatschappij

14-17 Korte berichten

42-47 Korte berichten

56-57 Korte berichten

18-27 EYE Delugan Meissl Associated Architects

48-53 Vloerbedekking

58-59 Popmuziek en architectuur

54-55 Het Binckje Marlies van der Linden en Raúl Wallaart

60-63 Digitale media en de stad

28-29 Trappen 30-37 Organische stedenbouw

64-69 Interview Wouter Vanstiphout


18—27

I

Interview

72-79 Bjarke Ingels

D

Duurzaamheid

72—79

EP

Economie en Praktijk

T

Techniek

80-81 Korte berichten

98-99 Korte berichten

110-111 Korte berichten

82-87 Oostcampus

100-115 Noorderparkbar Bureau SLA

112-113 Renovatie schoolgebouw Atelier Mariëtte Adriaanssen

116-109 Binnenstedelijk herontwikkelen

114-119 Flexibele mallen

Carlos Arroyo

88-93 Windmolens op land

120-127 Kukje Gallery SO – IL



Barrisol® Lumière Color® Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid Hilversum - Nederland by Neutelings Riedijk Architects

Deze uitzonderlijke projecten hebben één ding gemeen W E R E L D L E I D E R I N S PA N P L A F O N D S

Barrisol® Lumière® MaXXI Museum Rome - Italië by Zaha Hadid Zaha Hadid Architects © 2009 photographers : Roland Halbe

Barrisol® Acoustics® Operagebouw Oslo - Noorwegen by Snohetta Architects 2009 European Award of Contemporary Architecture

www.barrisol.com

Barrisol® Mediacite Shopping Center Luik -België by Ron Arad & Jaspers-Eyers architects


Winnaar van de VSK Award 2012 in de categorie lucht

Ontdek de nieuwe onze NEN7120 bij komst. themabijeen ia Meld u aan v l/ www.buva.n nthemabijee komsten

De nieuwe standaard in woonhuisventilatie!

0180 - 69 7500 | buva.nl



14 — AWM 48

A

Architectuur

EMMEN

1+1= 3 De entree voor de nieuwe dierentuin wil de gemeente Emmen combineren met een nieuw theatergebouw. In het ontwerp waarmee Henning Larsen Architects en de Van den Berg Groep de ontwerpprijsvraag wonnen wordt de meerwaarde van de combinatie van beide programma’s optimaal benut. De gemeente Emmen zit middenin het proces om het Noorder Dierenpark uit het centrum van de stad te verplaatsen naar een locatie dat er net buiten ligt. Deze verplaatsing biedt de stad ruimte om de eigen binnenstad te verbeteren. Voor de dierentuin biedt de nieuwe locatie ruimte om uit te breiden. Om het Noorder Dierenpark zich te laten ontwikkelen tot een weersonafhankelijk attractiepark en op zijn nieuwe locatie opnieuw met de stad te verbinden heeft de gemeente Emmen besloten de entree tot de nieuwe dierentuin te combineren met een nieuwe theatergebouw. De ontwerpprijsvraag die de gemeente hiervoor heeft uitgeschreven is dit voorjaar gewonnen door het Deense architectenbureau Henning Larsen

Architects samen met het Nederlandse ingenieurs- en architectenbureau Van den Berg Groep. De architectenbureaus stellen voor het entreegebouw en theatergebouw onder te brengen in een groot rechthoekig kader. De bovenzijde van dit kader bolt aan de ene zijde omhoog om de toneeltoren van de grote theaterzaal te huisvesten, aan de andere zijde bolt het omlaag om een intiem overdekt plein te vormen dat toegang biedt tot de dierentuin. Elke bolling markeert zo een deel van het programma. Het is bewonderenswaardig hoe Henning Larsen en de Van den

Berg Groep in hun ontwerp de zeer verschillende programma’s van entreegebouw en theatergebouw hebben weten te combineren. Het voorgestelde kader kan overdag gelezen worden als poort voor de dierentuin, maar ’s avonds als luifel voor het theater. Met het kader lijkt het theater als gebouw bovendien groter. Het eist een plek op in de stad. Het zou Emmen als stad dan ook werkelijk een impuls kunnen geven. De verplaatsing van het Noorder Dierenpark moet in 2015 voltooid zijn. Het nieuwe theater/entreegebouw moet in 2016 opgeleverd worden. (MvR)


15 — AWM 48

Christian Richters

A

Architectuur Korte berichten

Christian Richters

OUDESCHILD

Gejutte gevel Het museum van jutters en zeelui Kaap Skil in Oudeschild op Texel sluit aan op het karakter van het dorp en de historie van het Waddeneiland. Zo refereert de houten gevel van het door Mecanoo architecten ontworpen gebouw aan de traditie van jutten en hergebruik. Eeuwenlang bouwden Texelaren hun huizen en schuren van wrakhout dat afkomstig was van gestrande of vergane schepen. De verticale lamellen van Kaap Skil op hun beurt zijn gemaakt van verzaagde hardhouten damwanden uit het Noord-Hollands Kanaal. Daarmee passen ze ook bij de collectie, waarvan de ooit aangespoelde stukken eveneens een tweede leven (als museumobject) hebben gekregen. Ondanks dat het gevelmateriaal afwijkt van het huidige straatbeeld van zijn directe omgeving, sluit het silhouet met zijn in punten gelede dak aan op de naastgelegen huizen. De lamellen, met daarachter een glazen gevel, zorgen in combinatie met het daglicht binnen voor een lijnenspel op de vloer. Wat betreft het uitzicht hebben de architecten vooral ingezet op dat in het museumcafé: hier kunnen de

bezoekers genieten van de luchten boven het eiland. De entree en het museumcafé vormen de natuurlijke scheiding tussen de gereconstrueerde VOC-werf Reede van Texel in het souterrain en de wereld van de onderwaterarcheologie op de eerste verdieping. Het contrast tussen beide museumonderdelen wordt versterkt door de beleving van het licht en de ruimte. “In het souterrain worden bezoekers via

projecties, animaties en gebalanceerde verlichting door de tentoonstelling geleid, waardoor de intieme ruimte geheimen lijkt te verbergen. Op de eerste verdieping bepaalt het binnenvallende Hollandse licht de belichting van de collectiestukken, afkomstig van scheepswrakken uit de Noordzee en de Waddenzee. Verplaatsbare, glazen vitrines laten door hun transparantie de voorwerpen haast zweven door de ruimte”, zegt Mecanoo. (RW)


16 — AWM 48

BOEK

Landschappelijk wonen Nu de Vinex-operatie zo goed als voltooid is en veel gebieden de eerste krimp van het stedelijk gebied optreedt, ontstaat er volgens de auteurs van Landschappelijk Wonen meer ruimte voor groene woonmilieus. In het boek zijn 34 voorbeelden gedocumenteerd en geanalyseerd. Het onderzoek naar landschappelijk wonen is opgezet op initiatief van FARO architecten. Om ook de stedenbouwkundige en landschappelijke kant diepgaand te kunnen belichten nodigde het bureau Palmbout en H+N+S landschapsarchitecten hierbij uit. Vanaf de basis is het zo een doorwrochte studie geworden. De 34 in het boek gepresenteerde projecten variëren qua dichtheid, programma en landschappelijke opzet. Samen vertegenwoordigen de projecten een breed scala aan oplossingen. Elk project is prachtig gefotografeerd en wordt met tekeningen en diagrammen geanalyseerd. Daarbij zijn ook de kosten inzichtelijk gemaakt. Een fors boek, maar met goede reden. (MvR) Blauwdruk – 2012 – Hardcover – 400 pagina’s – 24 x 32 cm – ISBN 9789075271492 – € 59,90 – Nederlands

AMSTERDAM

Geaccentueerde stapeling De Vrije Universiteit (VU) laat een nieuw diagnostisch centrum bouwen aan de Van Der Boechorststraat in het Amsterdamse stadsdeel Buitenveldert. Opvallend aan het door atelier PRO architekten ontworpen laboratoriumgebouw is de geaccentueerde stapeling van de verschillende bouwdelen. De plint en de atria van het gebouw onderscheiden zich dankzij hun volledig glazen gevel het meest. In het verticale deel van het 21.000 vierkante meter omvattend complex is het verschil subtieler. De onderbouw, de lagere bovenbouw en de toekomstige uitbreiding daar bovenop hebben elk een eigen gevelritmiek. De betonnen

lamellen en de vensters van de zelfschaduwende gevels zijn ten opzichte van de bouwdelen eronder of erboven verschoven, wat het gebouw een spannend aanzicht geeft. Tot de nuances behoren ook de vensters in de zijgevels, die zijn gekanteld. Aan de bovenkant is het glas naar beneden gericht, zodat zonnewarmte kan worden geweerd, terwijl de vensters in het atrium juist omhoog zijn gericht om warmte van de zon aan te trekken. De twee atria van het gebouw fungeren als ´groene longen´. Het zijn getemperde buitenklimaatzones met binnentuinen, waaromheen clusters van werkkamers worden gegroepeerd. Werkruimten grenzend aan deze groene longen kunnen een langere periode van het jaar natuurlijk geventileerd worden. Door het raam te openen, stroomt getemperde buitenlucht, die door de zon passief wordt verwarmd, de ruimtes binnen. Dankzij de groene longen dringen licht, lucht en ruimte diep het gebouw binnen. (RW)


A

Architectuur Korte berichten

17 — AWM 48

NIEUWEGEIN

Stadshuis Nieuwegein In het nieuwe Stadshuis van Nieuwegein staan de thema’s transparantie en licht centraal. Dankzij de open opzet biedt het door 3XN ontworpen gebouw in hoge mate zicht op de verschillende functies. Een spiraalvormige trap en Guggenheim-achtige verdiepingen met glazen scheidingswanden spelen hierbij een sleutelrol. Het 27.000 vierkante meter omvattend complex, dat naast het stadhuis ook winkels en een bibliotheek huisvest, is ontworpen vanuit een democratische gedachte. Doordat het publiek zicht heeft op wat politici en ambtenaren doen, ontstaat optimale transparantie. De trap biedt, in samenspel met de halfronde verdiepingen, uitzicht op alle niveaus en hoeken van het gebouw. De meeste ruimtes zijn afgescheiden met glazen wanden, waardoor visueel weinig verborgen kan blijven. “De stad en haar burgers staan in nauw visueel contact met elkaar”, zegt Kim Herforth Nielsen van het Deense architectenbureau. “Dit zal het enthousiasme om bij te dragen aan een beter Nieuwegein vergroten.” Een tweede hoofdmotief in het ontwerp is de toetreding van daglicht. Het gebouw bevat een tweede huid van gezeefdrukte glazen panelen, die om de eigenlijke gevel heen is gevouwen. De tweede laag zorgt ervoor dat het zonlicht in de kantoren wordt gedempt. Tegelijkertijd zijn er nog genoeg ‘open’ plekken in de binnenste schil om ruim daglicht binnen te laten. Centrale rol hierin vervult het atrium, waarboven een hellend daglicht is gerealiseerd. “Daglicht draagt bij aan een goede werk- en leefomgeving. Het maakt het iemand mogelijk om het ritme van de dag te volgen en te genieten van de nuances die ontstaan door het verschuiven van de zon”, aldus Nielsen. (RW)


18 — AWM 48

Vrije vorm Als de zon doorbreekt licht het EYE op. Het is een nieuw baken in het Amsterdamse stedelijke landschap, dat de noordoever van het IJ definitief op de kaart zet. Met zijn gedurfde en consequent doorgevoerde vrije vormentaal zet het gebouw de nieuwe standaard voor publieke gebouwen. Tekst Michiel van Raaij Fotografie Ronald Tilleman/DAPh


A

Architectuur EYE Film Instituut Nederland Delugan Meissl Associated Architects

19 — AWM 48


20 — AWM 48

Het plafond. Alleen dat is al een verhaal op zich. Het plafond van het EYE beweegt. Bij wijze van spreken. Het plafond beweegt dan weer omhoog, dan weer omlaag, dan weer omhoog. In de verschillende foyers en zalen zelf rijst het plafond in het midden van de ruimte omhoog. Langs de randen van de ruimtes komt het plafond omlaag en vindt een ruimtelijke contractie plaats voordat de volgende ruimte betreden wordt. Het plafond loopt door van buiten naar binnen, en daar van ruimte naar ruimte. Het verbindt ruimtes onderling met elkaar. Op een aantal plaatsen in het gebouw loopt het plafond van een dubbelhoge ruimte door in een lagere ruimte een verdieping hoger. Doordat de kozijnen van de glaswand – die de ruimtes scheiden – verzonken zijn, loopt het plafond visueel door van de ene ruimte naar de andere. Het steeds doorlopende plafond benadrukt de (zicht)relatie tussen de verschillende ruimtes. Het ontwerp voor het EYE is ontstaan vanuit een fysiologische benadering van architectuur, vertelt architect Roman Delugan van het Oostenrijkse architectenbureau Delugan Meissl Associated Architects. “Wanneer je stilstaat zijn hoeken van 90 graden het prettigst”, denkt hij. “Je kunt je dan concentreren op zaken buiten je eigen lichaam. Dat is anders wanneer je beweegt: dan ontstaat er dynamiek en verhoud je je lichamelijk tot de ruimte om je heen.” Vrij gevormde ruimtes zijn volgens de architect dan meer op zijn plaats. Omdat scherpe hoeken ‘agressief ’ overkomen, heeft de Delugan in zijn ontwerp vooral stompe hoeken toegepast. Daardoor is het gebouw volgens hem juist ‘open’.

LANDSCHAP Onder het bewegelijke plafond ligt een houten vloer. Deze is op veel plaatsen vlak, maar vormt net zo makkelijk een hellingbaan, een trap, een tribune of niet-beloopbaar schuin vlak. Waar het

plafond zich kalm door het gebouw beweegt, daar verandert de vloer vaker van vorm. Het is een wat wilder landschap. Dat spel tussen het rustige, witte plafond en de wat eigenwijzere, meer door gebruikseisen gedefinieerde houten vloer daaronder manifesteert al direct bij de entree van het gebouw. Deze ligt aan de oostzijde van het gebouw. De sculpturale bouwmassa van het EYE vormt aan deze zijde een enorme uitkraging richting de oude Shell-toren. De onderzijde van de uitkraging wordt gevormd door een enkelvoudig vlak dat aan zijn basis overgaat in het plafond van het entreeportaal en de naastgelegen winkel. Van de eenvoudige beweging van het ‘plafond’ is op het houten landschap eronder weinig te merken. Omdat het café van het EYE op de eerste ver-

— Een fysiologische benadering van architectuur dieping ligt, moeten de bezoeker van het maaiveld omhoog geleid worden. Waar de gefacetteerde witte bouwmassa van het EYE een dialoog aangaat met de eveneens gefacetteerde witte draagconstructie in de plint van de oude Shelltoren en de kroon van dat gebouw, daar buigt het houten landschap eronder zich in een lange beweging richting het verderop gelegen aanlandingspunt voor de pont (en straks de metrohalte van de Noord-Zuidlijn). Een smalle, luie houten trap leidt bezoekers hier omhoog naar de entree. Richting het IJ gaat de luie trap daarbij over in grote houten plateaus en een tribune. Aan de zijde van de oude Shell-toren vouwt de luie trap om tot een brede, steile trap. Hoewel dit houten landschap wat rommelig oogt, is het bijzonder functio-

Boven De luie trap richting de entree op de eerste verdieping vormt aan de kade een tribune Links De foyer van de grote zaal vindt projectleider Philip Beckmann zelf de mooiste ruimte van het gebouw Rechts In het filmlab kunnen fragmenten van de films uit het archief van het EYE opgeroepen worden


A

Architectuur EYE Film Instituut Nederland Delugan Meissl Associated Architects

21 — AWM 48


22 — AWM 48

Bovenaan de trap kunnen bezoekers naar binnen of buiten over de galerij doorlopen naar het terras


A

neel. De luie trap heeft schuine treden zodat het feitelijk tussen een trap en hellingbaan inzit. De trap loopt daardoor fantastisch. De tribune richting het IJ vormt een zonnige hangplek met uitzicht op de binnenstad aan de overzijde van het water. De trap richting de oude Shell-toren begeleidt de wandel- en fietsroute, onder de enorme uitkraging hier, richting de verderop gelegen woonwijk Overhoeks.

ARENA Bovenaan de houten trappartij dirigeren twee witte verticale vlakken de beweging van de bezoekers. Het achterste witte vlak stuurt de bezoekers achter een glazen scherm direct het gebouw in, het voorste langere witte vlak begeleidt deze bezoekers over de galerij richting het buitenterras aan de IJ-zuide van het gebouw. Beide routes ontmoeten elkaar weer in het café, in de ‘arena’. “In de standaard bioscooptypologie komen bezoekers binnen, kopen ze wat te drinken en te eten, bekijken ze de film en worden ze daarna weer de straat

— “De arena vormt het hart van het gebouw” op gesmeten”, analyseert Delugan. “Het EYE Film Instituut Nederland had, buiten de tentoonstellingsruimtes om, in eerste instantie een programma van eisen dat precies dat vroeg. Maar bezoekers zijn dan niet meer dan consumenten.” Om van het EYE een verblijfsplek te maken heeft het architectenbureau de

Architectuur EYE Film Instituut Nederland Delugan Meissl Associated Architects

‘arena’ in het midden van het gebouw voorgesteld. Terwijl in de ruimte zelf het café gevestigd is, biedt de ‘arena’ ook toegang tot alle bioscoopzalen en tentoonstellingsruimtes die over de verschillende verdiepingen in het gebouw zijn verspreid. “Een communicatieruimte”, noemt Delugan het, “het hart van het gebouw.” Met de arena heeft het EYE volgens de architect vier keer zoveel verkeersruimte als een reguliere bioscoop. Zonder de uitstekende samenwerking met opdrachtgever ING was de arena er volgens Delugan nooit gekomen. “Architectuur ontstaat uit een dialoog met de opdrachtgever”, benadrukt hij. Door het café met buitenterras voor de bioscoopzalen en tentoonstellingsruimtes te plaatsen introduceert de architect een tussenzone tussen de vrij toegankelijke openbare ruimte en de betaalde binnenruimte. Het is een effectief middel om een instituut zoals het EYE laagdrempeliger te maken en het te verweven met het stedelijk leven. Een dergelijke tussenruimte wordt inmiddels overal in musea toegepast, zoals recent nog bij de vernieuwing van het NAi. Gezien het feit dat een belangrijk deel van het programma van het EYE uit tentoonstellingsruimtes bestaat, is het niet geheel verwonderlijk dat ook het EYE nu zo is opgezet. Delugan Meissl Associated Architects heeft een dergelijke tussenruimte ook al eerder ontworpen bij het Porsche Museum in Stuttgart. Wel bijzonder is echter dat de voor musea ontworpen tussenruimte nu wordt ingezet om ook de bioscooptypologie te vernieuwen. De locatie van het café direct aan de kade, met uitzicht op de stad aan de overkant, en aan de zonnige zijde van het IJ maakt het een niet alleen bijzondere maar vooral plezierige plek om te zijn. Succes lijkt gegarandeerd. Ook de manier waarop de tussenruimte met het cafe is ingericht is

23 — AWM 48

vernieuwend te noemen. Om enerzijds zoveel mogelijk zitplaatsen te creëren met vrij uitzicht over het IJ en anderzijds toegang te bieden tot de grote tentoonstellingsruimte op de eerste verdieping en de grote bioscoopzaal op de tweede verdieping heeft het architectenbureau de ruimte opgezet als een amfitheater. “Voor deze ruimte hebben we heel veel

— “Voor de arena hebben we veel maquettes gemaakt” maquettes gemaakt”, vertelt Delugan. Uiteindelijk is de tribune van het amfitheater op verschillende plaatsen gewoon als trap te beklimmen. Rond de ook in de tribune opgenomen bar zijn terrassen gemaakt met zitjes. Ter hoogte van de eerste en tweede verdieping zijn in de tribune galerijen gevormd die de verschillende functies aldaar ontsluiten. Een deel van de tribune bovenin de ruimte dat te steil werd is simpelweg uitgevoerd als een schuin houten vlak. Tegenover het houten landschap van de vloer en tribune staat ook hier een eenvoudig gevouwen plafond. Om de ‘arena’ een ruimte op zichzelf te maken en het uitzicht over het IJ tot iets bijzonders te maken heeft het architectenbureau ervoor gekozen het dak van het gebouw aan de IJ-zijde ver naar beneden te laten komen. Terwijl je onderaan de tribune het uitzicht sterk ervaart, verdwijnt dit bij het bestijgen van de tribune langzaam uit beeld, en draait de ervaring om de ruimte zelf. “Bij het bestijgen van de tribune voel je je verlicht”, denkt Delugan ook.


24 — AWM 48

Het uit beeld verdwijnen van het uitzicht past ook in de algehele organisatie van het gebouw waarbij de bezoeker richting de bioscoopzalen en tentoonstellingsruimtes langzaam maar zeker afscheid neemt van het daglicht om in de donkerte de films te kunnen bekijken. De ontsluiting van de bioscoopzalen heeft het architectenbureau volgens eigen zeggen extra lang gemaakt om de bezoekers afstand te laten nemen van het geroezemoes van het café en voor te laten bereiden op de stilte in de zalen.

MONUMENT “Het licht in Amsterdam is anders”, zegt Delugan, “doordat het overal wordt gereflecteerd door het water.” Door het EYE volledig te bekleden in een spierwitte gevelbekleding stelt de architect dit licht als het ware tentoon. In ieder geval licht het gebouw fel op zodra de zon gaat schijnen. De oriëntatie van de gevel- en dakvlakken helpen daarbij mee. Vanaf de

zuidoever van het IJ is het gebouw aan de overzijde van het water niet te missen. Op de pont vanaf het Centraal Station is het gebouw het gesprek van de dag. Het EYE ligt in de binnenbocht van het IJ. Die vooruitgeschoven positie maakt het gebouw zeer zichtbaar in de stad. Het is een – letterlijk – lichtend

— De tribune bestijgend verdwijnt het uitzicht uit beeld baken voor de ontwikkeling van Amsterdam Noord. Het is voor het eerst dat een publiek gebouw de stap over het IJ zet. Net zo belangrijk is echter dat met dit gebouw de kwaliteiten van de noordoever voor het eerst volledig benut worden. Met de oplevering van het EYE is het eerste deel van de noordoever

De inrichting van Zaal 4 verwijst naar de Art Nouveau-zaal in het oude gebouw van het Film Instituut

opgeleverd, en wordt deze door het cafe geactiveerd. Het terras voor het cafe is het zonnigste van heel Amsterdam. De zichtbaarheid van het gebouw heeft Delugan Meissl Associated Architects verder uitgebuit door het gebouw ook nog eens groter te laten lijken dan het eigenlijk is. In plaats van het gebouw een compacte vorm te geven, strekt het zich met zijn haakvormige plattegrond uit langs de oever. Het gebouw maakt zich breed. Met zijn grote uitkragingen is het gebouw bovendien relatief hoog. Het EYE eist de aandacht op. En dat is niet onterecht. Het EYE Film Instituut Nederland is de beheerder van het nationale filmarchief. Dat archief ligt niet in het Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum, maar in Amsterdam. Bij die functie past een monumentaal gebaar. Je kunt je wel afvragen of het hier tentoongespreide spektakel niet iets teveel van het goede is voor de functie die het gebouw nu vervult. Was op deze plek een theatercomplex of museum niet beter op zijn plek geweest? Zal het EYE voldoende bezoekers trekken om dit monumentale gebaar waar te maken? De tijd zal het leren. Aan de architectuur zal het niet liggen. Het vrij gevormde exterieur en interieur doet wat met je. De vrije vormentaal is overal, van trap tot draagconstructie tot gevelbekleding, consequent en overtuigend doorgevoerd. Binnen Nederland kent het gebouw op dat punt geen gelijke en zet het de nieuwe standaard. Het is een driedimensionaal billboard voor de mogelijkheden die architectuur op dit moment biedt. Dit kunnen wij maken. Het is knap dat de opdrachtgever en architect erin geslaagd zijn een dergelijke ambitieuze architectuur te realiseren voor slechts 36 miljoen euro. Het project stamt natuurlijk nog van voor de crisis. Maar laten we hopen dat het een inspiratiebron vormen voor een nieuwe generatie publieke gebouwen na de crisis.—


A

Architectuur EYE Film Instituut Nederland Delugan Meissl Associated Architects

25 — AWM 48

Inciduis Nullamc ortinisse tat, veriustisim vulputat at, quipis nonulputpat Ad molorit Susciduis el iustisisi. Wisim adigna faccum ing essecte

Boven In de arena is het cafĂŠ van het EYE ondergebracht. De ruimte is tegelijkertijd de centrale verkeersruimte van het gebouw Links De arena op de eerste verdieping is uitgerust met dynamische verlichting ontworpen door kunstenaar Olafur Eliasson


26 — AWM 48

3 5

3 4

1 3

Begane grond

1 2 3 4 5 6

arena winkel kantoorruimte filmlab: pods filmlab: digitaal archief tentoonstellingsruimte

Dwarsdoorsnede

1e verdieping

2


A

Architectuur EYE Film Instituut Nederland Delugan Meissl Associated Architects

6

2e verdieping

Opdrachtgever ING – Real Estate, Den Haag Architect Delugan Meissl Associated Architects, Wenen Team Elke Delugan-Meissl, Roman Delugan, Dietmar Feistel, Philip Beckmann (projectleider), Sebastian Brunke, Alejandro C. Carrera, Ruben Van Colenberghe, Burkhard Floors, Gerhard Gölles, Daniela Hensler, Thilo Reich, Hendrik Steinigeweg Gedelegeerd architect Bureau Bouwkunde, Rotterdam Adviseur draagconstructies Abt Adviseurs, Delft Adviseur installaties Techniplan Adviseurs, Rotterdam Adviseur bouwfysica Peutz, Zoetermeer Hoofdaannemer Bouwbedrijf M.J. de Nijs en Zonen, Warmenhuizen Bruto vloeroppervlakte 8700 m2 Realisatie Maart 2012

Langsdoorsnede

3e verdieping

27 — AWM 48


28 — AWM 48

Trappen Als architectonisch element zijn trappen van alle tijden. In veel gevallen zijn de trappen een naadloos onderdeel van de architectuur, maar soms treden ze zelf naar voren om met een bijzondere vorm of detaillering de aandacht te vragen.

Ruimtescheiding De trap in dit bestaande appartement in Budapest is ingezet als ruimtelijke scheiding tussen de woonkamer en de eetkamer/keuken. De ronde gaten in de trap zijn afgeleid van de ronde ramen die het appartement ook heeft. Omdat de trap aan Emmentaler kaas doet denken is die daarnaar vernoemt. – Architect Biljana Jovanovic

2 Daglicht Bij dit appartement aan de Amsterdamse grachtengordel was de opgave om meer daglicht de woning binnen te laten treden. Door een glaswand te plaatsen tussen de slaapkamer en de trap, valt daglicht het trapgat in. Op het eerste gezicht lijkt de stalen trap van onderen identiek aan de beloopbare zijde van de trap. Maar dat is schijn. Terwijl de optrede aan de bovenzijde van de trap onder een hoek staat, is deze aan de onderzijde ervan rechthoekig gemaakt. – Architect Laura Alvarez

3 Gedraaid In dit schoolgebouw in de Franse stad Saint Herblain is de op de begane grond gelegen foyer voor de muziekzaal via deze gedraaide trap verbonden met de op de eerste verdieping gelegen tentoonstellingsruimte. – Architect Tétrarc Architects

4 Rood Voor hun eigen kantoor in Shanghai hebben de ontwerpers van Taranta Creations een trap ontworpen die

vloeiend uit het plafond naar beneden komt. Met zijn felrode binnenzijde moet de trap een overgangszone vormen tussen de twee zeer verschillend ingerichte verdiepingen die het bedrijf gebruikt.” – Architect Taranta Creations

5 Hout De woningscheidende wanden en vloeren van dit appartementengebouw in het Zwitserse Innerberg zijn van beton. De rest is allemaal van hout: de gevel, het dak en de tussenvloeren van de maisonnettes. Uit die tussenvloeren komt deze houten trap naar beneden. – Architect GWJ Architektur

Gerardo Altemir

1

1

6 Transparant In het kantoorgebouw Port City 2 in Rotterdam zijn de betonnen trappen in het trappenhuis voorzien van gebogen glazen balustrades, die op hun beurt weer zijn voorzien van stalen leuningen. De trappen zijn gemaakt door Eestairs. – Architect Benthem Crouwel Architecten

7 Leuning In het nieuwe kantoorgebouw voor de sociale dienst in de Spaanse stad Móstoles is deze trappartij te vinden waarbij de kleurige stalen leuning via de wanden en het plafond omgevouwen wordt tot balustrade van het bordes. – Architect Dosmasuno Arquitectos

5

6


Sjen Qiang

Miguel de Guzmán

Ewout Huibers

Stéphane Chalmeau

A Architectuur Trappen 29 — AWM 48

2 3

4

7


30 — AWM 48

Oostenburg Ingeklemd tussen het Oostelijk Havengebied en de binnenstad is het voormalig havengebied Oostenburg zeer centraal gelegen in Amsterdam. In opdracht van woningcorporatie Stadgenoot heeft Urhahn Urban Design een stedenbouwkundig plan gemaakt waarin gefaseerd verschillende velden met kavels uitgegeven worden. De grootte van de gedachte bebouwing op de kavels varieert van bebouwing van vier lagen hoog tot appartemententorens. Particulieren, collectieven en kleine ontwikkelaars kunnen instappen en worden begeleid door Stadgenoot. Voor de kavels heeft Urhahn een maximum gebouwenvelop vastgesteld, in combinatie met de eis een deel van de kavel onbebouwd te laten. Op strategische plaatsen wil het bureau extra eisen stellen om de kwaliteit van de bebouwing te waarborgen.


A

Architectuur Organische stedenbouw

31 — AWM 48

bouw ndbeeld

Grote gebiedsontwikkelingen vinden momenteel niet meer plaats in Nederland. Veel actuele stedenbouwkundige plannen richten zich op de toekomstige bewoners als ontwikkelaars van de door hen gewenste woonomgeving.Wat zijn de actuele hands-on stedenbouwkundige middelen om omgevingen te laten ontstaan zonder een vooraf gedefinieerd eindbeeld? Tekst Robert-Jan de Kort

Momenteel zendt de omroep VPRO de documentairereeks ‘De slag om Nederland’ uit. De ondertitel van de serie – Het programma dat Nederland weer teruggeeft aan de Nederlanders – vat treffend de tijdsgeest samen. In de uitzendingen worden bestuurlijke en beleidsmatige mechanismen achter grootschalige en controversiële ruimtelijke projecten blootgelegd. Geraffineerd ontrafelen de programmamakers de ontstaansgeschiedenis van woonwijken, kantoorgebouwen en megaprojecten als paardentopsportcentra, stadskantoren en snelwegen. Keer op keer komt het erop neer dat deze plannen door bestuurders tegen de wil van burgers in zijn doorgedrukt. De gebruikte voorbeelden zijn uiteraard extremen, maar raken de kern van vervlogen tijden waarin de goed te calculeren opbrengsten van kantoren en woningbouw de drijfveer waren voor indrukwek-


32 — AWM 48

kende investeringen en een hoog ontwikkeltempo. Doordat de financieringsmechanismen achter de grootschalige ontwikkelingen door de recessie zijn stilgevallen, kan Nederland weer teruggeven worden aan de Nederlanders. De burger kan, als koper of bouwer zelf invulling geven aan zijn woon- of werkomgeving. Meer dan voorheen wordt door bestuurders, ontwikkelaars, woningcorporaties en stedenbouwkundigen getracht om vrijheden in gebiedsontwikkeling in te bouwen om de geïnteresseerde burger niet het idee te geven voor een voldongen feit te staan. Nee, deze wordt juist gevraagd om mee te helpen met het opbouwen van de wijken van morgen. Het schetsen van een helder eindbeeld van stedenbouwkundige plannen is hiermee contraproductief geworden. Er is behoefte aan plannen die uitgaan van een open einde. Hoe gaan stedenbouwkundigen hier nu mee om en wat voor beelden gebruiken zij dan om hun visie helder uiteen te zetten tegenover hun opdrachtgevers en, nog belangrijker, de toekomstige bewoners en ondernemers?

OPKNIPPEN VAN PLANGEBIEDEN IN KLEINERE DELEN Veel gemeentes wagen momenteel zelf (nieuwe) pogingen om in eigen beheer gebiedsontwikkelingen te initiëren. Omdat de vraag naar woningen inmiddels is gedecimeerd worden bestaande plangebieden opgeknipt in zo klein mogelijke deelgebieden Een voorbeeld van een dergelijke ontwikkeling is Rijswijk-Buiten waarvoor KuiperCompagnons het masterplan tekende. In het gehele plangebied moeten op termijn 4.000 woningen verrijzen. Inmiddels is er door de gemeente Rijswijk in eigen beheer een start gemaakt met de plannen voor de ontwikkeling van de eerste 250 woningen. Het dermate verkleinen van het plangebied zorgt ervoor dat de betrokken partijen, vooral gemeente en stedenbouwkundigen, al snel aanbelanden bij de kleine schaal van gebiedsontwikkeling. Dit leidt echter niet tot een minutieus uitgewerkt stedenbouwkundig plan. Het stedenbouwkundig plan gaat uit van een groenstructuur als publiek raamwerk met daarin private grondstukken waar meerdere woningen op gebouwd kunnen worden.

— Een verkaveling die meerdere gebouwtypen kan accommoderen Met het abstracte plan worden vervolgens toekomstige bewoners aangesproken. Een grote plankaart wordt in de visualisatie en publiciteit van het project nadrukkelijk vermeden. In plaats daarvan richten de beelden zich op sfeerimpressies van de groene omgeving en schematische weergaven van de manier waarop het gebied verbonden is met het stedelijke netwerk.

KAVELSTRATEGIE Doordat de ontwikkelende partijen vooraf vaak niet meer vaststaan, wordt er door stedenbouwkundigen ingezet op een slimme verkaveling van een gebied, dusdanig dat het raamwerk meerdere gebouwtypen kan accommoderen. Deze strategie werd medio 2011 onder andere gepresenteerd in Almere, waar Willem-Jan Neutelings het stedenbouwkundig ontwerp voor het Europakwartier ontvouwde (zie AWM 42). Particulieren en (kleine)projectontwikkelaars kunnen er direct van de gemeente kavels kopen die binnen een vastgestelde bouwenvelop naar eigen inzicht kunnen worden bebouwd. Neutelings noemde dit een terugkeer naar de oude stedenbouw van de negentiende eeuw. Deze methode vindt inmiddels ook buiten Almere navolging. Voorwaarde is wel dat de gemeentes de grond in bezit hebben en dat er nog geen overeenkomst met een projectontwikkelaar is gesloten. In het masterplan van Anna’s Hoeve in Hilversum deelde de Zwarte Hond het gebied op in zogenoemde generieke kavels van 62 bij 53 meter. Hoe de invulling van deze grondstukken eruit ziet wordt niet vastgesteld. De maat van het kavel maakt het mogelijk om er een appartementengebouw te realiseren of om het in te vullen met meerdere eengezinswoningen. Hiermee staat het plan in principe open voor verscheidene soorten opdrachtgeverschap.


A

Architectuur Organische stedenbouw

33 — AWM 48

RijswijkBuiten In het stedenbouwkundig plan dat KuiperCompagnons voor de gemeente Rijswijk heeft opgesteld richt het bureau zich op het borgen van de kwaliteit van de buitenruimte. Om maximaal te profiteren van het naastgelegen Wilhelminapark en Eisenburgerbos wordt de nieuwe wijk doorsneden met groene, paden die daar direct op uitkomen. Auto’s worden geparkeerd in parkeerhoven onder PV-luifels. De velden tussen de paden in zijn daarbij flexibel in te vullen. De bouwer van de eerste fase is al wel bekend. Via een aanbesteding is hiervoor Dura Vermeer geselecteerd.


34 — AWM 48

Anna’s Hoeve Voor een woonwijk in het oosten van Hilversum heeft De Zwarte Hond in opdracht van de gemeente een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt waarin een kavelmaat van 62 x 53 meter een grote flexibiliteit in programma, typologie en opdrachtgeverschap toelaat. Een robuust raamwerk van openbare ruimte ontsluit de kavels en begeleidt de overgang van de wijk naar de naastgelegen natuurgebieden.

In de visualisatie van het plan ligt de nadruk op de collectieve en publieke ruimtes tussen de uit te geven kavels in. De gemeente Hilversum wordt, net als de gemeente Rijswijk, verantwoordelijk voor het aanleggen van robuuste groenstructuren die het geraamte van de wijk worden. De eenduidige publieke ruimte als tegenhanger van de, gewenste, diversiteit in de organisch groeiende nieuwe wijk. Organische groei is tevens uitgangspunt bij de ontwikkeling van het Amsterdamse Oostenburg waarvoor Urhahn Urban Design in opdracht van woningcorporatie Stadgenoot plannen ontwikkelde. In tegenstelling tot Anna’s Hoeve vormt de omliggende stad het raamwerk van dit voormalige havengebied. Horeca-ondernemers vestigden zich al in het gebied en maakten daarmee de plek onderdeel van het collectieve geheugen van de Amsterdammers. Dit uitgangspunt is uitermate geschikt om het gebied door te ontwikkelen tot woon- en werkgebied. Urhahn beoogt een zogenoemde open transformatie tot stand te brengen waarin kavelsgewijs ontwikkeld kan worden. Daarvoor worden momenteel regels ontwikkeld die de particuliere bouwers moeten stimuleren om creatief om te gaan met de beschikbare ruimte en om verantwoordelijk om te gaan met de publieke ruimte. Urhahn definieerde onder meer de gemiddelde en maximale bouwhoogtes voor de grondstukken. Dit maakt bij een gemiddelde bouwhoogte van

20 meter een uitschieter naar een 30 meter hoog gebouw mogelijk. Dergelijke stedenbouwkundige regels staan toe dat er uitzonderingen op de regel kunnen ontstaan.

WENSBEELD Planners hopen er natuurlijk op dat hun regels op de meest positieve manier worden geïnterpreteerd en dat er een dynamische stedelijke omgeving ontstaat. Urhahn toont bijvoorbeeld met felgekleurde schetsen voor Oostenburg geen eindbeeld, maar een wensbeeld. Een ander aspect van dergelijke beelden is dat ze communiceren dat de eindgebruiker veel vrijheid geboden wordt. Als het motto ‘zoveel mensen, zoveel wensen’ opgaat, levert deze nieuw verworven vrijheid automatisch zeer diverse bebouwing op. Dit kan door mensen zelf te laten bouwen of door een aannemer aan te stellen die in staat is om met veel keuzevrijheid in serie te bouwen. Zelfbouw wordt momenteel op veel plekken gestimuleerd. Almere is inmiddels de erkende koploper, maar nu volgen meer gemeentes. In Amsterdam werd bijvoorbeeld eind oktober 2011 een zelfbouwmarkt georganiseerd en in Oostenburg wordt gehoopt op veel zelfbouwers. Ook de gemeente


Architectuur Organische stedenbouw

A

35 — AWM 48

- 4m

+4m

+ 7m

Busstation op hoogte + 7m

- 4m

+ 0m

Emmaviaduct op hoogte

+ 7m

Busstation op maaiveld

+ 7m 0m

+4m

+ 0m

Tunnel

Busstation op hoogte + 0m

+ 0m

Emmaviaduct op maaiveld

+ 0m

Busstation op maaiveld

- 4m + 7m

++44m m

+ 7m

Busstation op hoogte Perroneiland + 7m

- +4m 7m

+ 0m

Emmaviaduct op hoogte

+ 7m

Busstation op maaiveld

+ 4m

+ 0m

Traverse

Busstation op hoogte + 0m

+ 0m

Emmaviaduct op maaiveld

+ 0m

Busstation op maaiveld

- 4m

+4m

+ 7m

Busstation op hoogte + 7m

- 4m

+ 0m

Bestaande situatie

Emmaviaduct op hoogte

+ 7m

Busstation op maaiveld

+4m

+ 0m

Tunnel

Busstation op hoogte + 0m

+4 0m

Emmaviaduct op maaiveld

+ 0m

Busstation op maaiveld

+ 7m

+4m

+ 7m

Busstation op hoogte Doorgetrokken sporen

+ 7m

+ 7m

+ 0m

Emmaviaduct op hoogte

+ 7m

Busstation op maaiveld

+ 7m

+4m

+ 0m

Traverse

Busstation op hoogte + 0m

+ 7m

+ 0m

Emmaviaduct op maaiveld

Presentatietechnieken

+ 0m

Busstation op maaiveld

Veel stedenbouwkundige bureaus die zich op organische stedenbouw richten worstelen met de vraag hoe ze een plan zonder eindbeeld kunnen presenteren. Elk beeld dat geschetst wordt kan immers slechts een van de mogelijkheden laten zien. Op dit punt moet de stedenbouwkundige discipline innoveren. KuiperCompagnons en KAW leggen in hun presentaties van respectievelijk RijswijkBuiten en Bergwijkpark de nadruk op de ruimtelijke kwaliteit van het netwerk van openbare ruimte. Urhahn Urban Design en De Zwarte Hond daarentegen hebben bij hun plannen voor respectievelijk Oostenburg en Anna’s Hoeve ook de diversiteit gevisualiseerd die mogelijk is bij de invulling van de kavels. Een schema dat De Zwarte Hond heeft ingezet bij de organische ontwikkeling van Station Groningen is de beslisboom. Vanuit de uitgangspositie wordt de gemeente en ontwikkelaars op gezette tijden in de toekomst steeds twee keuzes geboden. Alle zestien mogelijke uitkomsten voldoen volgens De Zwarte Hond aan de eisen en zijn dus mogelijk. Het bureau heeft zelf overigens wel een voorkeur. Via de beslisboom is voor de opdrachtgever inzichtelijk wat de gevolgen zijn van een beslissing in het heden voor de nog te nemen beslissingen in de toekomst.


36 — AWM 48

Resultaten hiervan zijn al te zien in Almere, waar veel zelfbouwers kozen voor een zogenoemde cataloguswoning. In Rijswijk-Buiten werd bouwbedrijf Dura Vermeer betrokken om de woningen te bouwen, maar wel met de garantie dat het bedrijf veel keuzemogelijkheid zou aanbieden aan de toekomstige bewoners.

Utrecht tracht op het Veenmarktterrein particulieren enthousiast te krijgen om het masterplan van deze woonwijk zelf in te vullen. Via een open ontwerpprijsvraag werden architecten gevraagd om een schot voor de boeg te geven en alvast ontwerpen te genereren. De architecten dienden ook een maquette aan te leveren, zodat de gemeente deze in een grote maquette van het gebied kon plaatsen. Wederom is dit een wensbeeld, namelijk dat van een diverse woonwijk met bijzondere woningen. Nu is het aan de architecten om in contact te komen met geïnteresseerde particuliere opdrachtgevers. Tegelijkertijd richten bouwbedrijven zich ook op de wensen van de huizenkoper door meer keuzevrijheid aan te bieden binnen seriematige woningen.

FINANCIEEL EINDBEELD Veel planners hebben hoge verwachtingen van de diversiteit en dynamiek die de nieuwste focus van de stedenbouw zal opleveren. Gerealiseerde resultaten van de nieuwe focus van gebiedsontwikkeling zijn echter nog schaars en het blijkt niet gemakkelijk om mensen over de streep te trekken om zelf aan de slag te gaan. Daarmee is het ongewis wat voor een stedelijke omgevingen de aangehaalde voorbeelden zullen opleveren en hoeverre deze wezenlijk verschillen van de in de laatste decennia gerealiseerde wijken. Boven het aangehaalde stedenbouwkundige instrumentarium vormt de planeconomie een be-

— In plaats van een eindbeeld tonen de gemaakte schetsen een wensbeeld

Bergwijkpark Het kantorenpark Bergwijkpark Noord in Diemen wordt uitstekend ontsloten met de metro, trein en auto, maar legt het af tegen de nabijgelegen kantorenparken in Amsterdam. In opdracht van de gemeente Diemen heeft KAW een strategische visie opgesteld voor een geleidelijke transformatie van het gebied. Om het gefragmenteerde gebied op zichzelf te betrekken wil KAW allereerst investeren in de structuur en gebruikswaarde van de openbare ruimte. Op gemeentegrond wil het bureau een raamwerk neerleggen bestaande uit een Parkas, een rondlopende Parkway (gebiedsontsluitingsweg), en oost-west gelegen Parkstraat (woonstraat en fietsroute). De visie dient als open uitnodiging in plaats van een vastomlijnd plan, het toont de gemeentelijke ambitie voor de toekomst van het gebied. Voor de invulling van de velden binnen het raamwerk heeft KAW wel enkele spelregels opgesteld. In het midden van het gebied kan de bebouwing wat lager blijven, aan de randen kan ook hoogbouw komen.

P

P

P P

P

P

P P

P P P

P

P

P

P P

P P

P


A

Architectuur Organische stedenbouw

langrijke factor. De meeste bij gebiedsontwikkeling betrokken partijen gaan nog uit van een vastomlijnd plan ten behoeven van een vastomlijnde exploitatie tijdens een vastomlijnde ontwikkelperiode. Alle betrokkenen konden van tevoren vrij nauwkeurig inschatten wat ze aan een ontwikkeling konden verdienen. Deze reflex is, net als het werken met eindbeelden, contraproductief geworden. De ontwikkeling van gebieden aan de voorkant open te zetten betekent onvermijdelijk dat plannen ook economisch een open einde krijgen. Bij gebrek aan een nieuw model zal al doende geleerd moeten worden hoe investeringen al dan niet kunnen worden terugverdiend. Het blijft daarom cruciaal dat het vertrouwen weer terugkeert bij individuele huizenkopers en -bouwers en bij de banken die hun een hypotheek verstrekken. Zij moeten brood zien in de geboden vrijheden, bouwen of laten bouwen en een omgeving realiseren waarvan op een natuurlijke manier de waarde toeneemt. Daarbij worden nieuwe factoren belangrijk. Duurzaamheid is bijvoorbeeld een onderwerp dat hierin een rol van betekenis kan spelen. Het kunnen

aanbieden van zeer duurzame woningen is daarmee een belangrijk factor in het herwinnen van het vertrouwen van de burger. In Rijswijk-Buiten vormde het kunnen bouwen van energiezuinige woningen een harde voorwaarde in de Europese aanbesteding van de aannemer. Urhahn wil in Oostenburg de particuliere bouwers aansporen om duurzaam te bouwen door toe te staan dat dan bijvoorbeeld meer volume gebouwd mag worden. Niet langer is primair het financiële eindbeeld voor de totale ontwikkeling van belang, maar juist die voor de toekomstige bewoner. Een energiezuinige toekomstige woning betekent immers een lagere toekomstige energierekening. Als dit daadwerkelijk aanslaat zullen er aanzienlijk energiezuinigere buurten ontstaan, hetgeen weer betekenis heeft op de hogere schaalniveaus en daardoor opgepakt kan worden door stedenbouwkundigen. Het is aan hun om de potentie van een meer versnipperde en ongewisse gebiedsontwikkeling terug te vertalen naar de grotere schaal en om heldere perspectieven te blijven bieden voor een nog immer ongewisse toekomst.—

37 — AWM 48


Voor wie altijd op de hoogte wil zijn, is architectenweb.nl het juiste adres Dagelijks houden wij duizenden architecten op de hoogte van het laatste nieuws uit binnen- en buitenland, recent opgeleverde projecten en de nieuwste producten en materialen. Niet voor niets is architectenweb.nl met 15.000 nieuwsitems, 6.000 projecten, 6.500 producten en 1.600 materialen de grootste architectuursite van Nederland. Dus wie niets wil missen, brengt dagelijks een bezoekje aan:

architectenweb.nl



Main sponsor

Mediapartner

architect meets innovations

© DAPh

ARCHITECT @WORK THE NETHERLANDS

Ahoy Rotterdam 12 - 13 sept. 2012 4° editie - 13:00-20:00 Totaalevenement voor (interieur) architecten en voorschrijvers met focus op productinnovaties Toonaangevende VAKBEURS met innovaties van meer dan 250 fabrikanten en exclusieve verdelers SEMINARS Klei en Architectuur EXPOSITION Ceramics selected by MATERIA IMAGES by DAPh W W W. A R C H I T E C TAT W O R K . N L Organisatie: Beurzen Adviesbureau T 030 298 22 93 netherlands@architectatwork.eu

Sponsors


Gira Esprit Nieuwe afdekraamvarianten

hgschmitz.de

Gira breidt de materiaal- en kleurkeuze in het schakelaarprogramma Esprit verder uit. Met de nieuwe afdekraamvarianten aluminium zwart, aluminium bruin en notenhout-aluminium wordt het succesvolle designconcept consequent doorgevoerd: heldere vormen, geselecteerde materialen en perfecte oppervlakken. Bij de afdekramen van geëloxeerd aluminium blijft de natuurlijke slijpstructuur van het materiaal behouden. De organische nerf van het notenhout verleent elk afdekraam zijn individuele karakter. Voor Gira Esprit zijn meer dan 280 functies verkrijgbaar. Meer informatie: Fax +31 (0) 36 - 7 11 35 99, Gira Technische Profi Hotline: Tel 08 00 - 2 35 44 72 of www.gira.nl/esprit Afb. v. l. n. r: aluminium zwart/antraciet, aluminium bruin/crème wit glanzend, notenhout-aluminium/kleur aluminium

It’s under your feet!

Voor al uw professionele PVC projectvloeren

Nieuw: creëer uw eigen vloer met

mytaralaybygerflor.com

Tel: (040) 266 17 00 Fax: (040) 257 46 89 E-mail: gerflornl@gerflor.com www.gerflorbenelux.com


42 — AWM 48

PM

Product en Materiaal Van 17 tot en met 22 april vond de jaarlijkse Milan Design Week plaats. In de hele stad waren exposities, evenementen en installaties rond (product)ontwerp te zien. De Salone Internazionale del Mobile en de diverse satellietbeurzen – gezamenlijk aangeduid als i Saloni – laten vooral zien wat er op de markt wordt geïntroduceerd. Buiten de beurzen zijn er de locaties in de stad, zoals de districten Zona Tortona (met veel grote namen), Brera (veel showroooms) en Ventura Lambrate (met een nadruk op concepten, processen, experimenten en jonge talenten in design). Op deze pagina’s presenteert AWM een selectie van het getoonde.

MATERIA.NL

SALONE DEL MOBILE

tweemaal zo groot werkblad. Bij het openen en sluiten maakt de Deskbox gebruik van het parallelmechanisme uit ouderwetse naaidozen, die Arco in het verre verleden ook heeft gemaakt. Dit biedt hier het interessante voordeel dat het blad horizontaal blijft bij het bewegen, zodat alle artikelen bij het in- en uitklappen gewoon kunnen blijven liggen. www.arco.nl

Horizontale beweging Shay Alkalay en Yael Mer, die samen designstudio Raw-Edges vormen, hebben een praktische en verrassende werkplek ontworpen. De Deskbox is een strak vormgegeven tafeltje dat

hangend aan de muur een compacte werkplek biedt in situaties waar weinig ruimte is. Het tafeltje kan worden opengeklapt en blijkt dan een klein bureautje met bergruimte en een

Ecoben Het composietpaneel Ecoben heeft een kern van gerecycled karton. Aan beide zijden van het golfkarton is een heldere, dan wel zijdeglanzende plaat uit polyester of acryl verlijmd. De smalle kanten kunnen ook van acryl worden voorzien. De panelen kunnen worden gesneden en bewerkt met kunststof gereedschappen. Ecoben is stijf en licht van gewicht en is geschikt voor interieurtoepassingen. www.bencore.it


PM

43 — AWM 48 K

SALONE DEL MOBILE

Organische klink Naar de mening van Jean Nouvel zijn deurklinken meestal rechthoekig, koud en onplezierig in de aanraking. Hij ontwierp een klink die in alles het tegendeel is. De deurklink is speciaal ontworpen voor een hotel in de Londense wijk Chelsea (en ontleent daaraan zijn naam), maar is nu in productie geno-

men door Olivari. Het object is een kleine sculptuur die de afdruk draagt van de hand die hem heeft gevormd. De Chelsea heeft een afgeronde,

organische vorm die daadwerkelijk aangenaam in de hand ligt. Het product is uitgevoerd in mat keramiek. www.olivari.it

VENTURA LAMBRATE

Gebogen beton De Israelische ontwerper Itai Bar On richt zich op handvervaardigde producten van beton. Met zijn studio heeft hij een techniek ontwikkeld om beton te buigen. Dat biedt hem de mogelijkheid om objecten met vrije vormen uit lichtgewicht beton te creĂŤren, zoals krukjes en tafels met vervlochten poten. Verschillende oppervlaktestructuren zijn mogelijk, van een natuurlijke ruwe tot gladde gepolijste oppervlakken. www.itaibaron.com


44 — AWM 48

SALONE DEL MOBILE

Uit vloeibaar hout Philippe Starck en Eugeni Quitlett hebben gezamenlijk een stoel ontworpen voor wat zij het ‘post-plastic’tijdperk noemen. De Zartan, ontworpen voor de collectie van Magis, heeft een zitschaal die is vervaardigd uit volledig natuurlijke materialen. Houtpoeder, afkomstig van afvalhout, is vermengd met natuurlijke vezels als bamboe, vlas of hennep, en was of visolie. Onder hoge druk gedraagt het composietmateriaal zich als gesmolten kunststof, waardoor het in een mal kan worden gespoten. Er is ook een versie van de stoel uit gerecycled polypropyleen; Starck meent echter dat in de toekomst alle plastic moet worden uitgebannen. De Zartan ziet hij als een onderzoek naar de mogelijkheden van louter natuurlijk materiaalgebruik. www.magisdesign.com

ZONA TORTONA

Tekenen met tegels Het concept Mosa Murals omvat vijf verschillende ontwerpgroepen, met elk een eigen thema. Dit gaat verder dan een introductie van nieuwe kleuren en formaten. Zo zijn er tegels met een hoog-laagstructuur, tegels met een driedimensionaal effect doordat de mat geglazuurde tegels deels een extra laag met glanzend glazuur hebben gekregen, en tegels in exact dezelfde tint maar met een verschillende glans. Zo kunnen wandoppervlakken worden gemaakt met ritmes en patronen, door het combineren van formaten, kleurnuances, glansgradaties en texturen. De officiële introductie is in de loop van dit jaar. www.mosa.nl


PM

Product en Materiaal Korte berichten

45 — AWM 48

VENTURA LAMBRATE

Vouwlijnen De ontwerper Sander Mulder heeft zich voor zijn stoel Pythagoras laten inspireren door origami.

Diewke van den Heuvel & Sander Mulder

De vormen zijn uit een standaard plaat aluminium gesneden. De vouwlijnen zijn daarna gezet tot het uiteindelijke product. Hoewel de stoel misschien niet zo oogt, is hij robuust. De driehoekige lijnen dragen bij aan het esthetische beeld, maar dienen ook een draagconstructief doel. De visuele en structurele kenmerken worden versterkt door de afwerking met een matte poedercoating. De Pythagoras wordt uitgevoerd met eiken of met aluminium poten. www.sandermulder.com


46 — AWM 48

SALONE DEL MOBILE

Zijde op de wind Ontwerper Eugeni Quitlett heeft met de Silk een stoel ontworpen als een doek dat door de wind wordt gedragen. De Silk wordt vervaardigd uit transparant polycarbonaat. De zijden, de voorkant en de zitschaal bestaan uit transparant polycarbonaat; de achterkant is open gelaten. Kartell heeft een technische prestatie geleverd door de Silk in een enkele mal te gieten. Het materiaal en de uitvoering maken de Silk een elegant en welhaast etherisch meubel. www.kartell.it

MATERIA.NL

Tessuto Tessuto is een discrete oppervlaktestructuur voor de GetaLit HPLwerkbladen. Het linnendecor voelt daarmee aan als geweven textiel. Het laminaat bestaat uit Kraft-papier, dat is verzadigd met kunsthars. Het zichtvlak is gemaakt van decorpapier, dat is geĂŻmpregneerd met pure melamine. GetaLit wordt geproduceerd onder hoge druk en bij hoge temperaturen, om een slag- en krasvast oppervlak te krijgen. www.westag-getalit.de


PM

Product en Materiaal Korte berichten

47 — AWM 48

MATERIA.NL

Xorel De hoogwaardige eigenschappen van het geweven textiel Xorel zijn alle te danken aan het garen. Het garen absorbeert niet en is permanent vlekwerend. Daarnaast is Xorel antibacterieel en schimmelwerend. Het textiel voldoet aan hoge eisen met betrekking tot duurzaamheid, brandbaarheid, luchtkwaliteit en het milieu. Er zijn geen afwerkingen of coatings toegepast om de werking te verbeteren. Xorel kan worden toegepast als wand- en meubelbekleding, of afwerking voor plaatmateriaal. Het textiel, met een Cradle to Cradle Silver-certificering, is verkrijgbaar als onder andere jacquard weefsel, met embossing, borduurwerk of bedrukking. www.carnegiefabrics.com

ZONA TORTONA

Motief op de millimeter De jonge onderneming Val-Tile heeft diverse natuursteencollecties; daarbij is vooral de Neural-collectie opvallend. Als een eigentijdse vertaling van het oude steengraveren, zijn de marmermozaïeken met lasers voorzien van patronen en tekeningen. Zo heeft de serie Neural Synapsis Pixel grafische patronen, geëtst in kleine vierkante steentjes. Pulsar Recta heeft diverse cirkelvormige patronen op rechthoekige steentjes. Bij Neural Pulsar Scripta zijn letters en woorden in de rechthoekige marmersteentjes gegraveerd. De lasertechniek maakt bijzonder verfijnd graveerwerk mogelijk, ook voor ontwerpen op aanvraag. www.valtile.it


48 — AWM 48


PM

Product en Materiaal Vloerbedekking

49 — AWM 48

Kansen voor hergebruik Ook de vloerbedekkingsindustrie onkomt niet aan verduurzaming. Opvallend is dat twee sectoren die als problematisch zouden kunnen worden gezien – tapijt, vinyl – zelf zeer actief op zoek zijn naar nieuwe oplossingen. Tekst Robert Muis


50 — AWM 48

Voor duurzame vloerbekleding kan naar drie momenten worden gekeken: wat zijn de grondstoffen en waar worden die gewonnen, hoeveel energie kost de productie, en wat gebeurt er met de vloerbedekking aan het einde van de levenscyclus. Vinyl en tapijt lijken dan niet direct een gunstige keuze; zo wordt voor de productie van vinyl en kunststof tapijtgarens aardolie gebruikt, een eindige grondstof. Ook de fabricage van kunststoffen is milieubelastend. PVC wordt voorts geassocieerd met vluchtige organische stoffen (VOS), chloor en plastificeermiddelen. In bepaalde projecten kunnen tapijt en vinyl toch de praktische voorkeur hebben. Vanuit een langetermijnvisie ondernemen producenten in beide sectoren stappen om hun producten ecologisch verantwoorder te maken. Dit zal deels uit een oprechte zorg om mens en milieu zijn. Maar de betrokken producenten zullen ook beseffen dat verandering noodzakelijk is om als industrie te overleven.

VINYLPLUS De Europese PVC-industrie heeft zichzelf in 2000 een open en gezamenlijke benadering opgedragen om te verduurzamen. Het programma Vinyl 2010 werd volgens de PVC-industrie een succes, met als belangrijke verworvenheid de inrichting van een infrastructuur voor de jaarlijkse inzameling en recycling van meer dan 250.000 ton PVC. Vóór 2000 werd PVC algemeen beschouwd als materiaal voor de stortplaats. Aangezien PVC na stort niet afbreekt, is volledige recycling een must. Gesterkt door het succes heeft de Europese PVCindustrie zichzelf in juni 2011 weer voor tien jaar een opdracht gegeven, onder de noemer VinylPlus. Met dit vervolgprogramma pakt de industrie onder andere de emissie van organochloor aan, streeft ze naar een duurzaam gebruik van additieven, en wil ze naar verhoging van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie en grondstoffen. Verder legt de industrie zichzelf een enorme sprong voorwaarts op in de recycling van PVC (naar 800.000 ton) en de ontwikkeling van innovatieve recyclingtechnologieën. Een van de partijen die het VinylPlusprogramma heeft onderschreven, is Tarkett. De onderneming is ook betrokken bij het platform Club Green, waar experts op verschillende gebieden hun kennis rond duurzaamheid delen. “Met het oog op recycling proberen we contracten af te sluiten met opdrachtgevers voor de terugname van vinyl”, legt Charissa Kok van Tarkett uit. “Het betreft vooral snijafval bij het installeren van vloeren, waartoe we containers op locatie plaatsen. In sommige landen, zoals Duitsland, wordt zelfs vinyl aan het einde van de levenscyclus teruggenomen. Verder recyclet Tarkett het eigen productiesnijafval.” Met zes eigen

recyclingfabrieken, waar vorig jaar in totaal 103.000 ton aan vinyl is gerecycled, is Tarkett waarschijnlijk een van de grootste hergebruikers van vinyl. Zowel homogeen als heterogeen vinyl wordt gerecycled. De vloerbedekking wordt geselecteerd op kleur en vermalen tot granulaat om als grondstof te dienen voor nieuw vinyl. Wat niet meer geschikt is voor nieuw vinyl wordt verwerkt in bijvoorbeeld backings en in isolatiemateriaal. Vooralsnog moet het gerecyclede vinyl echter nog altijd worden gecombineerd met nieuw vinyl in nieuwe producten. Een aantal fabrikanten heeft ook al concrete resultaten behaald in het terugdringen van vluchtige organische stoffen in het vinyl. Een manier om de emissies terug te dringen is het vervangen van weekmakers door natuurlijke, hernieuwbare stoffen. Tarkett heeft dat gerealiseerd in de IQ-collectie.

— Met behulp van een LCA kan milieuwinst worden behaald Volgens Kok zit Tarkett al ruimschoots onder de Europese norm, zelfs als die wordt aangescherpt, waaraan nu wordt gewerkt. Ook Bolon gebruikt bij de recente collecties hernieuwbare grondstoffen voor weekmakers. De fabrikant van geweven vinyl vloerbedekking verwerkt ook gerecycled vinyl in de nieuwe producten. De nieuwe Bolon-collecties zijn Breeam A en A+ gecertificeerd.

TAPIJTGARENS Bij tapijt werken producenten ook aan het verduurzamen van het begin en einde van de levenscyclus van de verschillende producten. Met behulp van levenscyclusanalyses (LCA’s) kan milieuwinst worden behaald. Als een klant lang met een tapijt wil doen, kan uit een LCA blijken dat het een verstandige keuze is een stevig tapijt en een goed onderhoudsprogramma te kiezen. InterfaceFLOR biedt daarom onderhoudsprogramma’s aan. “Dat klinkt misschien vreemd uit de mond van een fabrikant”, zegt Geanne van Arkel, “maar als een tapijt langer meegaat heeft dat een aantal voordelen. Het betekent een kostenbesparing voor de klant en er is minder afval. Als het tapijt langer mooi blijft is de klant bovendien tevreden over het product.” Anderzijds: als duidelijk is dat een tapijt maar twee jaar blijft liggen, kan het voor een lage milieu-impact interessanter zijn om te kiezen voor een tapijt waarin


PM

Product en Materiaal Vleorbedekking

51 — AWM 48

Met de klok mee beginnend linksboven: Misty Blue, een karpet uit oude tapijten (Leoxx); Visions of Lines (Desso); Bolon by Missoni; Mosaic (Desso).


52 — AWM 48

minder garen is gebruikt. Volgens Van Arkel van InterfaceFLOR – ook als expert betrokken bij Club Green – richt de aandacht van de tapijtindustrie zich sterk op de garens. Ze vormen het onderdeel met de grootste milieu-impact. “Er zijn drie mogelijke oplossingen”, geeft ze aan. “Minder garengebruik, zoveel mogelijk gerecycled garengebruik, of het gebruik van andere typen garens, eventueel in een mix.” Een tapijt waarin minder garens is gebruikt, maar dat toch aan projecteisen voldoet, is heel goed mogelijk. InterfaceFLOR heeft bijvoorbeeld een microtuftkwaliteit, waarin 50% minder garen is verwerkt. Het tapijt heeft volgens Van Arkel de akoestische kwaliteiten van een zachte en de uitstraling van een harde vloerbedekking. Het gebruiken van ander typen garens is sterk in ontwikkeling. Er wordt onderzoek gedaan naar biobased materialen, waarbij garens (of beter gezegd: de polymeren voor garenproductie) worden vervaardigd uit natuurlijke materialen.

— “Op dit moment is gerecycled garen de beste optie”

Boven India Silk, uit restanten van de sari-productie (Leoxx) Rechts boven Biosfera I (InterfaceFLOR ) Rechts onder iQ Natural (Tarkett)

Van Arkel wijst erop dat dit, hoewel ‘biobased’ milieuverantwoord klinkt, niet per se de beste oplossing is. “Je neemt veel grond in beslag en het is de vraag wat je uit de voedselketen wegneemt. Daarom is ook hierbij een LCA interessant”, legt ze uit. “Op het moment is het gebruik van zoveel mogelijk gerecycled garen de beste optie” Niet alle garens zijn even goed te recyclen. Voor tapijt dat aan hoge eisen moet voldoen, is polyamide (PA) het beste materiaal. Bij het gebruik van bijvoorbeeld hennepvezels voldoet een tapijt niet aan de brandveiligheidseisen. Volgens Van Arkel moeten er dan zoveel stoffen aan worden toegevoegd, dat het tapijt niet meer milieuvriendelijk is. Bij polyamidevezels kan het type PA 6 volledig worden teruggebracht in de oorspronkelijke staat (gedepolymeriseerd). Er zijn geen kleurbeperkingen voor het nieuwe product. PA 6.6 is lastiger en kent een beperkter aantal mogelijke kleuren. Garenproducent Aquafil heeft Econyl ontwikkeld, een garen uit 100% gerecycled materiaal, inclusief post-consumer tapijtvezels. InterfaceFLOR, die deze ontwikkelling sterk heeft gestimuleerd, kon het garen als eerste toepassen. Inmiddels wordt Econyl ook gebruikt door andere


PM

Product en Materiaal Vloerbedekking

tapijtfabrikanten. Zo heeft het Deense Ege de ‘ecoline’-serie, waarin de tapijten voor minstens 70% bestaan uit hergebruikt materiaal. Dat scheelt in het gebruik van grondstoffen en energie. De serie omvat bijvoorbeeld de collecties Carré Modular en Barcode Econyl 70.

MATERIALEN SCHEIDEN Tapijt bestaat niet alleen uit garens, maar heeft ook een rug, met andere ingrediënten. Het is vaak nog lastig om garens en rug volledig te scheiden. Vaak worden de garens van de rug geschoren voor recyling. De rug wordt dan vermalen of verbrand, met daarin nog een deel garens. Met Re-Entry 2.0 heeft InterfaceFLOR een techniek om garens en backing volledig gescheiden te recyclen. Het garen wordt hergebruikt voor nieuw garen; de overgebleven backing wordt direct opnieuw verwerkt een nieuwe backing. Een voorbeeld van tegeltapijt uit volledig gerecycled materiaal is de Biosfera I. “Het is boeiend om te zien dat ook andere industrieën daar mee gebaat zijn”, zegt Van Arkel. “Zo worden ook opgebruikte vissersnetten, die vroeger werden gedumpt, gerecyceld voor de nieuwe tapijtgarens.” Desso heeft de scheidingstechniek Refinity ontwikkeld, waarmee twee hoofdstromen aan herbruikbaar materiaal voor handen komen. Inmiddels is volgens de producent 60% van het assortiment tapijttegels vervaardigd met Econyl. De bitumenrug wordt hergebruikt in de wegenbouw en dakbedekkingen. De polyolefine-laag van de Desso EcoBase-rug kan geheel worden hergebruikt in het eigen productieproces De niet-recyclebare deeltjes worden gebruikt als secundaire brandstof in de cementindustrie. Niet uit gerecycled tapijtgarens en -backings, maar uit (vooral) andere afgedankte materialen bestaat Re-used, een collectie vloerkleden van Leoxx. De afgepaste tapijten zijn vervaardigd uit stukken van ingezamelde oriëntaalse tapijten, uit zijde die overblijft bij de vervaardiging van traditionele Indiase sari’s, uit vezels van afgedankte bananenbomen, uit repen oude jeans en uit oude fietsbanden. Goed, de collectie biedt geen structurele oplossing, maar biedt wel een decoratieve bijdrage aan een schonere wereld.—

Meer weten? www.clubgreen.nl www.vinylplus.eu

53 — AWM 48


54 — AWM 48

Het Binckje Stedenbouw binnen Een architectonisch meubel, zo noemt Marlies van der Linden het Binckje, dat zij samen met Raúl Wallaart heeft ontworpen. “Het is weliswaar geen tafel of stoel, maar je gebruikt het Binckje wel in een interieur en het is verplaatsbaar”, zegt ze. Tekst Robert Muis De Binckjes zijn houten demontabele huisjes, die kunnen worden uitgerust als zelfstandige werkruimte. Ze bieden een betaalbare maar comfortabele werkplek voor zelfstandigen, maar zijn tegelijkertijd een mogelijkheid om leegstaande kantoorgebouwen en bedrijfshallen leefbaar te maken en zodoende de waarde van het vastgoed op peil te houden. Daarnaast kunnen de Binckjes dienst doen als bijvoorbeeld beursstand of kantoortje in een magazijn. “Het is voorlopig nog bedoeld voor binnen. Het Binckje heeft de vorm van een huisje, maar nog geen voorzieningen als afwatering. Het beschermt vooral tegen koude”, aldus Van der Linden.

Het pand staat op de Binckhorst in Den Haag, een bedrijventerrein waarvan de revitalisatie al jarenlang door de gemeente wordt bediscussieerd. Het masterplan dat in 2006 door OMA werd gemaakt, is in november 2011 definitief in de prullenbak geworpen. “Aan het einde van een winterdag zaten we met jassen en hand-

— “Wij zochten iets dat makkelijk te verwarmen zou zijn” schoenen aan nog steeds te verkleumen”, vertelt Van der Linden. “We mochten de ruimte niet elektrisch verwarmen, want dat was te duur. Daarom zochten Raúl en ik iets kleiners, dat isoleert of makkelijk te verwarmen is.“ Ze wilden bovendien een flexibele en modulaire oplossing. Deze huisjes kunnen in elk interieur worden geplaatst, ongeacht de ondergrond. Ze hoeven niet, zoals de gewoonlijke kantoorhokken die in hallen verrijzen, aan de muren te worden bevestigd. Ze laten het gebouw ongeschonden achter.

FLEXIBEL Het Binckje is ontstaan uit een eigen behoefte van Van der Linden en Wallaart. Het architectenduo had een onverwarmde plek in De Besturing, een pand waarin zich diverse ateliers hebben gevestigd.

CONSTRUCTIE Het volledig houten huisje kan eenvoudig worden geassembleerd door twee personen, met twee steeksleutels en een

ladder. Het staat op een grid, dat net als het geraamte uit planken bestaat. De onderdelen worden in elkaar geschoven. De hoekstaanders zijn verlijmd en door de verbindingen met bouten vast te zetten, ontstaat een momentvaste constructie. Het geraamte kan naar behoefte worden ingevuld met panelen, bijvoorbeeld met isolatie- of transparante platen. De vloer, gevuld met isolatiedozen, beschermt de gebruiker tegen optrekkende koude. Doordat het Binckje is gebaseerd op standaardafmetingen (2,44 en 1,22 meter), zijn productiekosten en vervoer geen problemen.

STOER “Het product moet enerzijds warm en huiselijk zijn; anderzijds moet het toch stoer zijn, om te kunnen concurreren met al het beton eromheen”, zegt Van der Linden. “Dat stoere maar zachte zit in ‘binkje’. En de c erbij is uiteraard omdat het huisje is ontstaan in de Binckhorst. We hebben vooral gedacht aan zzp’ers, die een betaalbare en toch comfortabele en representatieve werkplek zoeken”, zegt Van der Linden. “Doordat de Binckjes verplaatsbaar zijn – we onderzoeken of we er ook nog wielen onder kunnen monteren – zijn opstellingen eenvoudig te veranderen. Stel dat twee ontwerpers voor een project een periode samenwerken, dan kunnen ze de Binckjes tegen elkaar plaatsen en hun ruimte verdubbelen. Je kunt koppelingen creëren, maar ook straatjes en pleinen maken. Je kunt met de Binckjes bijna stedenbouw plegen.”—


PM

Product en Materiaal Het Binckje Marlies van der Linden en RaĂşl Wallaart

55 — AWM 48

Boven Bij projecten waar samengewerkt moet worden kunnen de Binckjes eenvoudig gekoppeld worden Links De houten draagconstructie kan ingevuld worden met zowel dichte als transparante delen Rechts De Binckjes zijn ontstaan vanuit de behoefte aan een te verwarmen ruimte binnen oude gebouwen


56 — AWM 48

CM

Cultuur en Maatschappij INSTALLATIE

Kunstbank op de Zuidas Op een braakliggend stuk grond op de Amsterdamse Zuidas is dit voorjaar de Kunst Reserve Bank geopend. Bij deze alternatieve bank kunnen mensen euro’s inruilen voor een munt waarvan de waarde is gebaseerd op die van kunst. De valuta, Kunstwerken genaamd, hebben echt waarde. Elke week ontwerpt een gerenommeerde kunstenaar een munt, die in een oplage van honderd wordt geslagen door de eigen geldpers van de Kunst Reserve Bank. De waarde is niet gekoppeld aan de groei of daling van de economie, maar bepaald door diens eigen succes op de particuliere handelsmarkt. De bank is gehuisvest in een door Blanca Architecten ontworpen loket en geldkluis. Doel van het ontwerp was om het principe van ‘de meest transparante bank van Nederland’ te verbeelden. “We geven ermee aan dat we geen gevel en duur marmer nodig hebben om te kunnen functioneren”, zegt ‘bankdirecteur’ Ron Peperkamp.

Het loket bestaat uit demontabele, lichtgewicht materialen als hout en acrylaat. De kluis is een verbouwde container. “De gebouwen moesten mobiel zijn, want we hebben voorlopig slechts een vergunning voor een jaar”, vervolgt Peperkamp. Hij sluit niet uit langer te blijven, maar denkt er ook aan met de bank naar andere financiele centra in Europa te reizen. “Het is heel ambitieus, maar we zouden graag naar Frankfurt gaan en de bank met Duitse kunstenaars te exploiteren.

Of naar The City in Londen en daar samenwerken met Engelse kunstenaars.” Belangrijkste doel is van de Kunst Reserve Bank om een breder publiek te betrekken bij de discussie over de herinrichting van het financiële systeem. “Die discussie wordt nu hoofdzakelijk gevoerd door economen en politici. Terwijl het uiteindelijk allemaal over óns geld en ónze toekomst gaat”, luidt een statement op de website van de bank. (RW)


CM

PARTICIPATIE

Bubble Building Met de Bubble Building wilde DUS Architects de inwoners van Rotterdam in staat stellen op een laagdrempelige manier zelf architectuur te maken. Volgens het bureau is het project echter ook een knipoog naar de geknapte economische bubbel. Nog een keer, nog een keer… vooruit, nog een keer. De zoektocht naar de perfecte zeepbel is verslavend. Hij kan altijd mooier en groter, en langer blijven

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

hangen. De zeepbel begint als een perfect vlak, maar bolt vervolgens – als de wind er vat op krijgt – op tot onvoorstelbaar mooie vormen. Tot – pats! – het onvermijdelijke knappen van de zeepbel. De hele cyclus van bouw tot verval van de zeepbel is in enkele seconden voltooid. De Bubble Building is inderdaad het meest tijdelijke paviljoen ter wereld, zoals DUS Architects het project noemt. Het project was van 20 april tot 6 mei te vinden in het Karel Doormanhof in Rotterdam als onderdeel van het architectuurfestival ZigZagCity. In dit festival werd een serie minder bekende buitenruimtes in de binnenstad met een tijdelijk paviljoen op een nieuwe manier onder de aandacht gebracht. Het fascinerende aan de Bubble Building is dat het niet bestaat als je er

57 — AWM 48

met een stoïcijns langs wandelt. Meer dan 15 stalen bakken met een ondiepe laag zeepsop erin is het dan niet. Pas als een van de frames uit het zeepsop getrokken wordt komt het gebouw tot leven. Dit paviljoen bestaat zolang je eraan bouwt. Volgens architect Hans Vermeulen, partner van DUS Architects, zijn met het gebruikte superzeepsop zeepbellen met een maximum oppervlakte van vier vierkante meter te maken. De frames zijn te groot om in je eentje te hanteren. De beste zeepbellen maak je met z’n tweeën of met een groep mensen. Daarmee komt ook een van de onderliggende boodschappen van DUS Architects aan het licht: bouwen doe je samen. Wat het paviljoen echter net zo goed duidelijk maakt is dat bouwen leuk is en voor iedereen bereikbaar is. (AS)


58 — AWM 48

Frank Lloyd Garfunkel Popmuziek en architectuur Architectuur inspireert ook popmuzikanten. Ze schrijven er liedjes over, raken bevriend met een beroemde architect of wagen zichzelf aan de bouwkunst. AWM zocht er een en ander over uit en kwam onder meer John Denver, Simon & Garfunkel en dEUS tegen. Tekst Ronnie Weessies

Er bestaan vele popliedjes die raken aan architectuur, in vrijwel ieder genre. Zo heeft wijlen rapper Guru een nummer genaamd ‘Respect the architect’, belijdt technoformatie Underworld haar liefde voor hoogbouw in ‘Mmm skyscraper I love you’ en gaven de indierockers van The Decemberists een liefdesliedje de titel ‘Here I dreamt I was an architect’ mee. Ook sommige bandnamen verraden een fascinatie voor de bouwkunst. Begin jaren tachtig verwierf de Britse gothicband Bauhaus een cultstatus, terwijl momenteel Architecture in Helsinki (uit Australië) bescheiden aan de weg timmert in de alternatieve muziekscene. Tijdens de eerste jaren van dit millennium was zelfs kortstondig een Canadese band actief, die zich naar het Barcelona-paviljoen van Mies van der Rohe had vernoemd.

tevens stemfragmenten van de Amerikaan. Nu geldt Buckminster Fuller als de Leonardo da Vinci van de twintigste eeuw en was hij zeker niet alleen als architect actief. Tekenend in dit opzicht is het brede palet aan kunstenaars die binnen hun eigen stiel les hebben gehad van de uomo universalis. Naast bijvoorbeeld de architect Norman Foster zijn ook componist John Cage en schilder Willem de Kooning leerlingen van hem. Weer een ander verhaal is de zanger John Denver. Als student architectuur heeft hij Bucky leren kennen, en daaruit vloeide een levenslange vriendschap voort.

— John Denver was oud-student van Buckminster Fuller Nadat de grootste successen van zijn muzikale loopbaan voorbij waren, zette de artiest zich net als de oude meester in voor onder meer duurzaamheid. Hij vereeuwigde zijn bewondering voor Buckminster Fuller in het nummer ‘What one man can do’. Hij had het in 1980 geschreven voor diens 85e verjaardag en voerde het drie jaar later, tijdens de uitvaartceremonie van zijn vriend, opnieuw uit.

BUCKMINSTER FULLER IRONISCHE VINGERWIJZING De hit onder architectuurgerelateerde liedjes is momenteel ‘The architect’ van dEUS. In het uit 2008 stammende nummer wordt het verhaal verteld van een architect die broedt op een groot plan voor de wereld: “I’ve reason to believe that what I find / Is gonna change the face of human kind / And all these years before well I was blind / That’s my conclusion’. Het lied, dat als single fungeerde voor het album ‘Vantage Point’, is geïnspireerd door Richard Buckminster Fuller. In de lyrics wordt specifiek het succes genoemd van de geodetische koepel, de door ‘Bucky’ bedachte lichte boloverspanning die in de hele wereld, ‘From the coast of Tahiti, to the hills of Rome’, terug is te vinden. Het nummer bevat

Hoewel nimmer als single verschenen, is ‘So long, Frank Lloyd Wright’ het best verkochte eerbetoon aan een architect. Het nummer staat op het succesalbum ‘Bridge over troubled water’ van Simon & Garfunkel, dat wereldwijd 25 miljoen keer over de toonbank ging. Het nummer gaat wellicht niet alleen over de befaamde bouwmeester. Velen zien in de naam ‘Frank Lloyd Wright’ een ironische vingerwijzing van songschrijver Paul Simon richting zijn maatje Art Garfunkel, die een studie architectuur had zien mislukken. Het lijkt in elk geval onwaarschijnlijk dat hij ‘All of the nights we’d harmonize till dawn’ heeft doorgebracht met Wright, die stierf


CM

Cultuur en Maatschappij Popmuziek en architectuur

toen Simon net van de middelbare school kwam. Zo bezien bevat het liedje nog een andere dubbele lading. De melancholie die eruit spreekt, ruikt naar de treurnis om het einde van een prachtige tijd samen. Mogelijk heeft Simon, die het nummer net als de meeste andere liedjes van het duo schreef, voorvoeld dat ‘Bridge…’ het laatste Simon & Garfunkel-album zou zijn. Zijn inspiratie raakte op, waarover hij overigens ook al impliciet de vrees uitsprak in de songtekst, en de twee waren in artistiek opzicht uit elkaar gegroeid. Terwijl Garfunkel, die de vocalen van het nummer voor zijn rekening nam, voor de laatste keren ‘So long’ zingt, roept Simon op de achtergrond nauwelijks hoorbaar ‘So long already, Artie’. Na de bijbehorende wereldtournee gingen de jeugdvrienden elk hun eigen weg.

SMOEZELIGE PUNKZAALTJES Uiteraard heeft architectuur ook invloed op de uitvoering van popmuziek. In een toespraak op de globale TED-conferentie van 2010 vertelde David Byrne dat de nummers van zijn band Talking Heads uitstekend klonken in de smoezelige punkzaaltjes van begin jaren tachtig. Toen hij ze moest spelen in concertzalen als de New Yorkse Carnegie Hall, kostte het hem veel meer moeite ze uit de verf te laten komen. “Ik stelde mezelf de vraag: schrijf ik muziek voor een specifieke ruimte? Doen alle muzikanten dat?”, zei de architectuurliefhebber. Onbewust wel waarschijnlijk, luidt de conclusie die de toeschouwer van zijn presentatie trekt. Niet voor niets komt oermuziek uit Afrika het best tot zijn recht in de Afrikaanse buitenlucht en klinkt koorgezang het mooist in een gotische kerk. Maar eigenlijk beïnvloeden (pop)muziek en architectuur elkaar wederzijds. Zonder muziek waren er geen concertgebouwen, poppodia en discotheken geweest. Dankzij de technologische ontwikkelingen van de laatste jaren eist de muziek ook nieuwe ruimtes op. Door de nummers van Guru af te spelen op de verfijnde speakers van tegenwoordig, is er zelfs geen gebouw nodig om ze in volle glorie te horen. Dat kan eveneens op straat, of in de auto. De architect die in het genoemde nummer gerespecteerd moet worden, is dan ook de muzikant.—

Meer weten? Bekijk voor meer architectuurgerelateerde muziek de uitgebreide discussie hierover in LinkedIn-groep van Architectenweb.

59 — AWM 48


60 — AWM 48

Met de Verbeterdebuurt-app kunnen bewoners problemen in hun buurt melden

Omarm de complexiteit Digitale media en de stad Digitale media kunnen helpen om bewoners en andere gebruikers van de stad meer te betrekken bij stedelijke kwesties als duurzaamheid en leegstand. Ontwerpers zien hun rol hierbij verschuiven. In plaats van voltooide producten te leveren, moeten zij open processen creëren waarin de verschillende betrokkenen kunnen participeren. Tekst Michiel de Lange Dankzij de smartphone dragen stedelingen altijd hun eigen muziek en vrienden op zak en hoeven zij nooit meer aan iemand de weg te vragen. Handig maar ook eenzijdig. De stad is er niet alleen om te personaliseren, om je er van af te sluiten of om er zo efficiënt mogelijk doorheen te bewegen. Het is ook een plek om vreemden te ontmoeten en met verschillen te leren omgaan. Dicht op elkaar en in grote aantallen moeten uiteenlopende mensen met elkaar leven en gezamenlijke problemen oplossen. Kunnen diezelfde digitale media helpen om steden leefbaar en levendig te maken? Hoe kunnen stedelijke ontwerpers

digitale technologieën en principes uit de digitale cultuur inzetten om burgers bij hun stad, bij hun medebewoners en bij collectieve kwesties te betrekken? Wereldwijd kampen steden met kwesties zoals sociale rechtvaardigheid, duurzaamheid, water-, voedsel-, en energievoorziening. Ook hebben sommige steden te maken met specifiek lokale en regionale problemen als krimp en vergrijzing. Veel steden worstelen bovendien met een gebrek aan sociale cohesie en veiligheid, leegstand, verarmde publieke ruimte en de kloof tussen lokale politiek en burgers. Dit soort complexe gemeenschappelijke


CM

Cultuur en Maatschappij Digitale media en de stad

De Energie-app toont energiegegevens van gebouwen

kwesties zijn niet het exclusieve ‘eigendom’ van één enkele partij. Betrokkenen hebben conflicterende belangen en maken uiteenlopende korte- en langetermijnafwegingen. Vaak ontbreekt overeenstemming over wat precies het vraagstuk is, laat staan wat de oplossing is. Bovendien kent de stad een grote diversiteit aan stakeholders: lokale overheden en beleidsmakers, woningbouwverenigingen, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, (lokaal) bedrijfsleven, mediamakers en kunstenaars die werken in de openbare ruimte en andere stadsbewoners. Om complexe kwesties aan te pakken zijn gemeenschappelijke vormen van organisatie en beheer nodig. Voorwaarde is een inclusief eigenaarschap waarbij alle betrokken partijen zich mede-eigenaar voelen van het probleem.

kunnen mensen kleine problemen in de omgeving vastleggen en aan de verantwoordelijke overheid melden. Ook kunnen zij eigen ideeën voor verbeteringen inbrengen en support organiseren. Daarnaast genereren overheden en andere instituten grote hoeveelheden data en stellen die inmiddels vaker publiekelijk beschikbaar. Dataverzamelingen zijn waardevolle hulpbronnen voor ‘city-hacking’, een proces waarbij bewoners zelf stedelijke processen kunnen helpen vormgeven.

— Naast overheden verzamelen ook burgers data

GENETWERKTE PUBLIEKEN Naast digitale mediatechnologieën sijpelen ook de principes en ethiek uit de online participatiecultuur door in het stedelijke domein. Digitale media kunnen op verschillende manieren bijdragen aan een gevoel van eigenaarschap rond stedelijke kwesties. Op digitale platforms kunnen bijvoorbeeld genetwerkte publieken ontstaan. Veel stedelingen mijden inspraakavonden, uit vrees voor de daar volgens hen te vaak aanwezige Nimby-types. Via digitale media kunnen zij toch deelnemen aan het verbeteren van hun leefomgeving. Een voorbeeld is het project Verbeterdebuurt. Via hun mobiele device

De wedstrijd Apps for Amsterdam had als doel met open data interessante diensten ontwikkelen. Eén van de winnaars was de Energielabel-app die energiegegevens van gebouwen toont. Niet alleen overheden maar ook burgers zelf verzamelen data. Voor het Amerikaanse project Air Quality Egg is een draagbare sensor ontwikkeld, waarmee burgers in realtime de luchtkwaliteit in hun stad kunnen meten maar bovenal een middel hebben om aan discussies hierover deel te nemen. Een derde manier waarmee een gevoel van eigenaarschap kan worden gegenereerd, is do-it-

61 — AWM 48


62 — AWM 48

Het Amsterdamse Staalmanpark is in co-creatie met jongeren en buurtbewoners ontworpen. Het ontwerp is een voorbeeld van een nieuwe, opener manier van werken door architecten


CM

Cultuur en Maatschappij Digitale media en de stad

De Energielabel-app toont energiegevens van gebouwen

yourself burgerschap. Stedelingen ontwerpen hierbij met digitale tools hun eigen stad. In Face Your World van Jeanne van Heeswijk en Dennis Kaspori werkten jongeren en andere buurtbewoners in Amsterdam Slotervaart met een 3D-simulatieomgeving samen aan het ontwerp van het Staalmanpark. Tussen 2005 en 2011 is het plan gerealiseerd. Tenslotte kunnen met digitale media speelse ontmoetingen en bijzondere gebeurtenissen ontstaan. In As If It Were The Last Time van kunstenaar Duncan Speakman luisterden deelnemers naar een mp3-soundtrack. Sommigen kregen instructies om minimale handelingen uit te voeren. Anderen waren toeschouwer. Deze onalledaagse filmische scènes in de straten van London creëerden een poëtische stadservaring. Kortom, stedelingen raken betrokken bij stedelijke kwesties wanneer zij toegang hebben tot informatie, instrumenten hebben om zelf te handelen en zich emotioneel verbonden voelen met hun omgeving en elkaar.

VERSCHUIVEN Ook de rol van stedelijk ontwerpers in het ontwerpproces verschuift. Niet langer zijn architecten en planners de enige stedelijke professionals. Mediamakers en genetwerkte burgers drukken een steeds zwaarder stempel op stedelijke cultuur, interactie en ruimtegebruik. Dit gaat verder dan crowdfunding, waarbij de verhouding tussen expert en publiek niet wezenlijk verandert. In plaats van voltooide producten of diensten zullen ontwerpers steeds vaker open processen creëren om het potentieel van burgers en van andere disciplines te benutten. Zo verruilen ze beheersingsidealen en exclusief auteurschap voor

onvoorspelbaarheid en ambiguïteit. Hiermee lijken ze steeds meer op bijvoorbeeld game-makers. De kunst van participatieve ontwerpprocessen met digitale media is om grootstedelijkheid te omarmen zonder te blijven plannen aan de hardnekkige modernistische erfenis van institutionele controle en overzicht. Dat laatste zit nog immer besloten in het Smart City-paradigma, waarbij technologiebedrijven en steden allianties aangaan om stedelijke diensten te automatiseren en optimaliseren. De kunst is om bewoners in bottom-up processen te betrekken maar dan zonder de in essentie anti-urbane idealen van kleinschaligheid, gelijkgestemde gemeenschappen en versimpeling.

— Stedelijke ontwerpers lijken steeds meer op game-makers Naar het laatste neigt bijvoorbeeld de Transition Town-beweging, die probeert hyperlokale antwoorden te bieden op wereldwijde problemen door onder andere eigen voedselproductie en energieopwekking. Smart City en Transition Town poneren een enkelvoudige oplossing voor stedelijke problemen: technologische efficiëntie, terug naar lokale gemeenschappen. De uitdaging is om de stad niet te willen beheersen of zijn complexiteit op te heffen, maar juist te tappen uit de verscheidenheid en vindingrijkheid van zeer diverse stedelingen.—

63 — AWM 48


64 — AWM 48

De Export Paradox Interview Wouter Vanstiphout Als houder van de leerstoel Design as Politics aan de TU Delft cureert hij het gelijknamige zijprogramma van de biënnale in Rotterdam. Ook verschijnt er binnenkort een boek, Are we the world?, waarin hij de Nederlandse architectuurmachinerie kritisch bekijkt.Wouter Vanstiphout over het verwarrende rollenspel van de stedenbouw, het ‘proces’ als exportproduct en hoe rellen iets prijsgeven van de stad dat de stad zelf liever verborgen houdt. Tekst Roel Griffioen

Het is een tot de verbeelding sprekende foto, in het openingsessay van het boek Are we the world? Randstad Holland vs. São Paulo, Detroit, Istanbul, dat eind april verscheen. De foto toont Ole Bouman, directeur van het NAi, die aan een vergadertafel contracten tekent, terwijl hij tevreden wordt gadegeslagen door Halbe Zijlstra, als minister van Cultuur en Onderwijs verantwoordelijk voor de spijkerharde bezuinigingen op het kunst- en architectuurbeleid. De foto is verleden jaar in China genomen, toen Bouman optrad als koppelaar om een overeenkomst te sluiten met een groep Chinese ontwikkelaars en investeerders. De inzet: het ontwerpen een grote wijk door Nederlandse architecten. “Zijlstra werd direct beloond met het bewijs van de positieve effecten van zijn bezuinigingsbeleid op de financiële vindingrijkheid van de instituten,” schrijft Wouter Vanstiphout, samensteller van het boek, in het essay waarin de foto is

opgenomen. Op het kantoor van Crimson licht hij zichzelf toe, meestal comfortabel achteroverleunend, maar soms, als er een punt moet worden gemaakt, voorovergebogen met de ellebogen op tafel. “Het feit dat de NAi daar is om een deal te brokeren, dat vind ik heel interessant. Deze regering grijpt keihard in de architectuurbasisstructuur. De instituties denken: we worden uitgekleed, dus moeten op zoek naar nieuwe markten. Bij de IABR is het hetzelfde verhaal. De Biënnale zoekt een nieuwe reden van bestaan en vindt die in de buitenwijken van São Paolo. Nederland exporteert ideëel geladen opvattingen over architectuur, stedenbouw, en methode, terwijl thuis dat systeem wordt afgebroken en misschien wel vervangen met iets nieuws – daar zit iets geks in.” Volgens Vanstiphout verbloemt de verkoop van ‘proces’ een diepere identiteitscrisis bij de instituties zelf. “Er gebeurt wel van alles, maar dat is uit nood geboren. We hebben geen geld meer, dus het NAi krijgt niets. Het NAi krijgt geen geld meer, dus verkoopt het architecten in China. Wat je niet ziet is de wil om het helemaal anders te gaan doen.”

— De verkoop van ‘proces’ verhult een diepere crisis Het kantoor van Crimson Architectural Historians bevindt zich achter een 19e eeuwse gevel aan de Mathenesserlaan in Rotterdam, een monumentale straat die uitmondt bij het NAi. Dat het interview hier plaatsvindt kwam toevallig zo uit, maar ligt eigenlijk niet voor de hand. Formeel is Crimson niet bij deze IABR


65 — AWM 48

Ossip van Duivenbode

CM

Cultuur en Maatschappij Interview Wouter Vanstiphout

De Design as Politics-tentoonstelling in de Hofbogen


66 — AWM 48

De Nederlandse Randstad, een ooit zo verfijnd planningsproject, gericht op het behoud van open ruimtes en de gelijkheid tussen dorpen en steden is nu verscheurd door politieke deregulering en lokalisme

No

or d

w i j kerho

ut

LEIDEN

SCHIEDAM

P+R

s: Building permit ! only 35 EURO!!

only 1,50/h

UNDER CONSTRUCTION:

418.000 m2

L

NEW

OFFICE SPACE!!!

DRIVERS

LICE

EUR 34,05 NSE: ALPHEN A/D RIJN

Sao Paulo is een megastad die na vele tientallen jaren van ongebreidelde demografische groei op adem lijkt te komen en nu zijn interne spanningen en sociale ongelijkheid moet aan gaan pakken. De stad bevindt zich in een politiek proces waarin de burgermaatschappij meer bij de stedelijke planning wordt betrokken

NTIC

CAMARGO CORRÊA

ATLA

RAIN

ST

FORE

ANEL RODO

SAO PAU LO SAO PAUL 5

SAO O 12 SAO PAULO PAUL 26 O 60


CM

betrokken. Het is in de hoedanigheid van hoogleraar aan de TU Delft dat Vanstiphout een bijdrage levert aan de Biënnale. In september 2010 werd hij daar de eerste hoogleraar Ontwerp en Politiek, een leerstoel die al snel werd omgedoopt tot het ronkender Design as Politics. Tegelijk is het lastig om de Design as Politics-tak van de biënnale volledig los te zien van Crimson. De tentoonstelling vindt plaats in de Hofbogen, een door Crimson in 2006 geïnitieerd project voor de in de onbruik geraakte Hofpleinlijn, waarbij kleine ondernemers en instanties zich in de ‘bogen’ van het viaduct vestigen. Simone Rots, ook Crimson, is directeur van Hofbogen B.V.. De lijntjes met de directie zijn – voorzichtig uitgedrukt – kort? “Iets van drie meter,” zegt Vanstiphout. “Dan lijkt het een soort incestueuze knoop, absoluut. Er was geen ruimte voor ons in de grote tentoonstelling. Toen heb ik voorgesteld om op zoek te gaan naar een eigen ruimte. De Hofbogen lag voor de hand.” Zo’n enigszins schizofreen rollenspel is Crimson niet vreemd – en de biënnale ook niet. “Bij eerdere projecten zoals WIMBY in Hoogvliet traden we op als een soort metaprojectontwikkelaar, terwijl Michelle Provoost en ik tegelijkertijd promoveerden in Groningen. Dat is misschien typisch voor onze manier van werken. Met een been in de modder en met een been in de bibliotheek.” Ander voorbeeld. Bij de vorige editie van de IABR, Open City in 2009-2010, richtte Crimson een tentoonstelling in rond het thema Maakbaarheid. “De enige tentoonstelling over maakbaarheid is er een waarbij je iets maakt, redeneerden we. Dus creëerden we samenwerkingsverbanden met de stad Rotterdam, met woningbouwcorporaties en ontwikkelaars om samen tot kansrijke projecten te komen.” Die lijn lijkt nu door de IABR overgenomen te zijn, zegt Vanstiphout. “Eigenlijk doet de biënnale op grote schaal wat wij vorige keer in het klein deden, namelijk het combineren van de rollen van consultant, curator, lobbyist en zelfs planner.”

Cultuur en Maatschappij Interview Wouter Vanstiphout

67 — AWM 48

Wouter Vanstiphout werkend aan de affiches van de Design as Politics-tentoonstelling in de Hofbogen

EXPORT Dat de IABR dit rollenspel op hoog niveau speelt, en bij de Test Sites in São Paolo en Istanbul zaken doet met belangrijke spelers, vindt Vanstiphout boeiend. Maar het komt niet uit de lucht vallen. “Eigenlijk is dit een nieuwe aflevering in een traditie die is ingezet in de jaren zestig, toen internationale denkers als Peter Hall naar de Randstad wezen als ideaal groeimodel voor wereldsteden. Toen werd de Randstad op het wereldpodium gehesen, terwijl het natuurlijk nooit bedoeld was als een model voor de ontwikkeling van megasteden. Integendeel, de Randstad was bedacht om stedelijke ontwik-

keling te bufferen, te kalmeren. Eigenlijk zijn de Nederlanders ondanks zichzelf er toch in gaan geloven.” Er was ook reden om trots te zijn, stelt Vanstiphout. “Nederland had een extreem professionele, extreem dichte, extreem bureaucratische planningsstructuur ontwikkeld, die er in slaagde om een heel land als één project te plannen.” Daarbovenop is in de jaren tachtig een hele infrastructuur gelegd van fondsen, instituties en regelingen ter stimulering van goed ontwerp. Het ontwikkelen en promoten van ontwerp op alle schalen was gewoonweg deel van het nationale beleid. Nog steeds leunen we op de in-


68 — AWM 48

frastructuur die toen gelegd is. “Het NAi, het Stimuleringsfonds van de Architectuur, het Berlage Instituut, de IABR, samen is dat een powerhouse van architectuurpromotie en -ontwikkeling. Al gaan er nog tien bezuinigingsrondes overheen, dan nog hebben wij meer dan de rest. De Nederlandse glamour in het buitenland heeft ook daar mee te maken. Ook Superdutch, het vorige exportproduct, is er in zekere zin het gevolg van.” “Wat we exporteren is niet zozeer het ontwerp meer, nu exporteren we de bureaucraten, de directeuren, de structuren, het proces. Proces is iets waar de Nederlanders in gespecialiseerd zijn geraakt, door die enorme basisinfrastructuur. Het proces is bijvoorbeeld planning, coalitievorming, samenwerking et cetera. Maar wat is dat nu eigenlijk? Wat wordt er nou geëxporteerd? Daar hebben we geprobeerd achter te komen.”

DEMOCRATISCH DEFICIT We – dat is Vanstiphout en het team waarmee hij het boek en de tentoonstelling samenstelde. En dan was er ook nog hulp van de studenten die geparticipeerd hebben in een van de afstudeerateliers die hij in Delft gaf. In het boek worden verschillende strategieën aangewend om op een betekenisvolle manier naar de stad te kijken. De case studies zijn de Test Sites van de IABR, aangevuld met Detroit – als een soort worst case scenario voor onze eigen krimpstad Rotterdam. Een data-analyse over ongelijkheid; overzichten van de belangrijkste spelers in elke stad; “face-offs” tussen de verschillende steden en enkele duidende essays vormen de inhoudelijke ruggengraat. Het geheel is doorweven met prikkelend beeldmateriaal, waarvan het meest in het oog springend de grote “allegorische voorstellingen” (aldus Vanstiphout) van de geselecteerde steden zijn. “Dit zijn tableaux vivants – maar dan niet vivants – van hoe die steden als een soort politiek landschap in elkaar steken. Wat zijn de grote machthebbers, de tendensen, de angsten, de taboes. Dat zijn zaken die

in de aanpak van de Test Sites buiten beschouwing blijven. Daar denkt men in formules: er is een bos, er is een snelweg en er moeten mensen wonen – hoe lossen we dat op? Met een typisch Nederlandse integrale planningsfilosofie. Het is allemaal waar, en een zinvolle aanpak. Maar een stad wordt door veel meer dingen bepaald. Irrationele angsten. Politieke geschiedenissen. Dat hebben wij weer geprobeerd te laten zien.” Het grootste probleem van deze tijd is volgens Vanstiphout het “democratisch deficit” in steden. “Het cynisme overheerst; de politiek is een reactieve, bijna naar zichzelf verwijzende wereld die ver boven de mensen uitgegroeid is. Dat zijn vrij generieke observaties, maar ik denk dat deze dingen in de stedenbouw het duidelijkst tot uitdrukking komen. De

— “Bij rellen kijk je ineens recht in de beerput” grote sociale kwestie is in hoeverre de omgeving het gevolg is van iets dat men wil. Ook in Nederland valt de stadsontwikkelingsmachine op geen enkele manier nog te sturen. Er bestaan grote abstracte economische modellen, maar die zijn niet openbaar, daar wordt niets over verteld.” Later tijdens het gesprek voegt Vanstiphout toe: “In de optiek van veel architecten is participatie een soort laag waar je het ontwerp zo ongeschonden mogelijk doorheen moet krijgen. Wij vinden juist dat het daar moet ontstaan. Daarom heet de leerstoel niet Design and Politics, maar Design as Politics. Het zijn geen andere werelden.” Democratie, of liever het gebrek eraan. Daar ging ‘Blame the Architect’, Vanstiphouts lezingreeks over de relatie tussen rellen en stedenbouw, eigenlijk ook over. In de tentoonstelling in de Hofbogen neemt dit onderzoek een

belangrijke plaats in. Vanstiphout en zijn studenten bestudeerden vijf steden. Of eigenlijk vier: Detroit in 1967, Amsterdam in 1980, Londen in 1981, Parijs in 2005, en weer Londen, in 2011. “Rellen trekken een masker weg,” stelt Vanstiphout. Een van de dingen die tijdens het onderzoek aan de oppervlakte kwamen, is dat rellen dikwijls losbarsten op het moment dat stad op zijn of haar hoogtepunt van zelfbewustheid is. Londen was verleden jaar in de ban van de voorbereidingen op de Olympische Spelen, tot het in de zomer plots misging. Ook Detroit dacht de zaken goed op orde te hebben. In de prachtige propagandafilm Detroit: City on the Move uit 1965 zegt de burgemeester trots in de voice-over, terwijl er glamorous beelden van een modernistische metropool voorbijschuiven: “A new renaissance is changing the face of the city. This renaissance, seen everywhere, is the direct result of considered planning.” In werkelijkheid werd door de stedelijke vernieuwingsgolf de zwarte onderklasse verbannen naar de nieuwe projects. Twee jaar later braken de rellen uit. Volgens Vanstiphout wijst dit op het fundamenteel wantrouwen dat bij de lagere klassen jegens planners bestaat. “Als een architect komt die zegt: wij gaan voor u dit en dit en dit doen. Voor ons? Tegen ons, bedoel je. ‘Damn the Master’s Plan’, was de veelzeggende slogan die de Black Panthers gebruikten in hun protesten tegen de herstructurering van New York in de jaren zestig. Het probleem zit ’m vaak niet in de plannen zelf, maar in hoe plannen worden uitgerold over de stad. In hoe ze verteld worden, uitgelegd. Het gaat om het democratische gehalte van de stedenbouw. Het probleem dat de rellen laten zien is dat als mensen niet geloven dat wat je aan het doen bent voor ze echt voor hen is, dan ben je klaar. Dat leidt niet per se tot rellen, maar dat is wel de meest theatrale kristallisatie ervan.” Vanstiphout buigt nog een keer voorover. Dan, met een grimmig lachje: “Op het moment dat rellen zich voltrekken kijk je opeens recht in de beerput. Dan zie je echt wat de stad voorstelt.”—


69 — AWM 48

Ossip van Duivenbode

CM

Cultuur en Maatschappij Interview Wouter Vanstiphout

Rotterdam in de uitverkoop “ZUS [curator van Test Site Rotterdam] is op dit moment in Rotterdam een belangrijkere partij met meer inhoud en autoriteit dan de Dienst Stadsontwikkeling”, zegt Wouter Vanstiphout: “Dat is natuurlijk te gek voor woorden. De Dienst, die de publieke belangen moet vertegenwoordigen, is kapot gereorganiseerd en heeft geen enkele samenhangende lijn meer in hoe ze omgaat met projectontwikkelaars, architecten of wat dan ook. Het gevolg is dat de projectontwikkelaars die in deze stad werken, de stad nauwelijks serieus nemen. Ze worden op geen enkele manier gedwongen, verleid, of geholpen om na te denken over de context, de identiteit van de stad, de lokale gevoeligheden, de publieke belangen. Het is gewoon een uitverkoop. ZUS weet door manipulatie, intimidatie, verleiding en puur fanatisme meer te bereiken voor de stad dan onze eigen ambtenaren en bestuurders. Er is in deze stad een soort on-

derhandelingscultuur ontstaan waarbij degene die betaalt, bepaalt. Er komt een kavel, iemand wil daar iets heel groots op neer zetten, en zegt tijdens de bouw: ‘Ik doe toch maar niets in de plint, dat kost me teveel.’ De welstand – waar ik zelf deel van uitmaak – of de supervisors sputteren tegen: ‘Maar het moet. Dat hebben we toch afgesproken?’ Dan stapt de ontwikkelaar naar de wethouder zegt: ‘Anders ga ik wel weg’. Robeco zit in een toren van nog geen 20 jaar oud, wil in een nieuwe toren tegenover het station. Dat wordt toegestaan, omdat ze anders dreigen weg te gaan. Deze stad slaagt er op geen enkele manier in om af te dwingen dat de leegstand niet vergroot wordt. In de Test Sites Istanbul en São Paolo die op de Biënnale worden gepresenteerd, zien we prachtige, blinkende, Nederlandse plannen, die je echt met trots vervullen. Daar werkt die Superdutchness nog. Dan kijk je naar Rotterdam, daar lijkt het een enorme armoede. Er

wordt een model geëxporteerd dat werkt en echt laat zien wat ontwerp te bieden heeft, maar Rotterdam laat zien dat onze eigen overheden het laten lopen. Wat we in Rotterdam zien, is de desintegratie van de publieke planning. ZUS vult de ideeën- en machtsleegte die daardoor ontstaat gedeeltelijk op. Daar mogen we dankbaar voor zijn, maar tegelijk is de eenzame positie van ZUS het symptoom dat het grondig mis is. Wat ZUS doet is het aan de kaak stellen wat er niet klopt, en het dan maar zelf doet. Ik herken daar veel in, en het vervult me met hoop dat het uiteindelijk wel weer goed komt met de Nederlandse stedenbouw. Het wachten is op het moment dat de tijdelijke en plaatselijke aanvallen van ZUS en soortgelijke bureaus op het systeem, zich bestendigen in het stichten van een heel nieuw systeem, en we publieke planning weer zien als iets dat we niet alleen maar exporteren, maar ook in ons eigen land realiseren.”



Geef kleur aan akoestiek

VAN LICHT NAAR DONKER, SCHAKERINGEN EN SCHADUWEN… GRIJSTINTEN BRENGEN MOEITELOOS ELEGANTIE IN EEN STEDELIJKE OMGEVING...

www.rockfon.nl


72 — AWM 48


I

Interview Bjarke Ingels

73 — AWM 48

“Duurzaamheid hoeft geen pijn te doen” Bjarke Ingels streeft in zijn ontwerpen naar een synergie tussen ogenschijnlijk tegenstrijdige functies. Door bijvoorbeeld het dak van een duurzame afvalcentrale te gebruiken als skihelling, wordt de waarde van het gebouw versterkt. “Architecten moeten duurzaamheid zichtbaar maken”, zegt de Deense architect. Tekst Ronnie Weessies Beeld BIG


74 — AWM 48

Hoewel hij qua leeftijd nog aan stimuleringsprijsvragen voor jonge architecten zou kunnen meedoen, behoort de 37-jarige Bjarke Ingels nu al tot de wereldwijde eredivisie in de architectuur. Met hun schaal en vormambitie passen de ontwerpen van zijn in 2006 opgerichte bureau BIG goed bij de internetcultuur, maar qua inhoud en visie hebben ze meer voeten in de aarde. Inmiddels zijn er een aantal toonaangevende projecten gerealiseerd, zoals het 8-House in thuisstad Kopenhagen, en het aantal opdrachten neemt in weerwil van de economische crisis toe. Dit voorjaar was Ingels voor een lezing in Rotterdam. Hij heeft er een verleden, want hij werkte tussen 1998 en 2001 bij OMA. Uw periode bij OMA vormde het startpunt van uw loopbaan. Waarom heeft u daar destijds gesolliciteerd? “Voornamelijk vanwege Rem Koolhaas. Tijdens mijn studie was ik gefascineerd door verschillende architecten. Er was sprake van seriële monogamie, met telkens een slechte afloop doordat ik het uiteindelijk toch niet met iemand eens was of gewoon mijn interesse verloor. Maar toen ontdekte ik Koolhaas, met zijn haast journalistieke benadering van architectuur, waarbij projecten een product lijken van een specifieke situatie in de samenleving of stad. Ze reageren altijd op de wereld buiten de architectuur. Dit veranderde mijn visie, in die zin dat architectuur een extensie en materialisatie is van wat er in de maatschappij gebeurt. Ik denk dat Koolhaas me meer heeft beïnvloed dan welke andere architect dan ook. Mijn baan bij OMA is de enige waarvoor ik ooit heb gesolliciteerd.” Het is zelfs de enige baan in de architectuur die u ooit gehad heeft buiten uw eigen bureaus PLOT en BIG. Hoe kijkt u op uw tijd bij OMA terug? “Ik heb er twee jaar gezeten, verdeeld over twee perioden. Ik heb er een half jaar stage gelopen en later anderhalf jaar gewerkt als bijna-afgestudeerd architect. Ik werkte de hele tijd aan de Seattle Public Library, wat een geweldig leerproces voor me is geweest. Dat zat hem vooral in de participatie van de gebruikers. Het ging om een nieuwe huisvesting voor een bestaande bibliotheek, het personeel was er dus al. We moesten puur maatwerk leveren, elke ontwerpbeslissing werd genomen op basis van informatie die we bij de medewerkers hadden ingewonnen. Als we van hun wensen afweken, zouden ze afhaken. Ik werkte rond de millenniumwisseling, nog in de Gouden Eeuw van de Nederlandse architectuur. Rotterdam was toen echt het Mekka voor architecten, ze kwamen er vanuit de hele wereld naartoe.

Nog steeds heb ik overal in de wereld vrienden die ik in Rotterdam heb leren kennen. Als je met mensen uit andere landen over architectuur discussieert, ga je jouw eigen cultureel bepaalde zienswijze beter begrijpen. Simpelweg doordat mensen uit andere culturen totaal anders tegen zaken aankijken. Ik heb die internationale omgeving omarmd en voortgezet, want binnen mijn eigen bureau zijn ook twintig tot dertig nationaliteiten vertegenwoordigd.” In welke zin heeft het werken bij OMA u beïnvloed als architect? “Ik heb daar een hoop praktische dingen ontdekt. Voor ik bij OMA kwam, dacht ik dat dingen heel erg bedacht waren. Dat een team zou gaan zitten, vervolgens heel diep nadenken en het idee dat daaruit ontstaat uitvoeren. Het bleek echter om een materieel en chaotisch proces te gaan, waarbij verschillende dingen werden uitgeprobeerd. Ik kwam zo achter het

— “Bij OMA ontdekte ik het denken met je handen” belang van het denken met je handen, tot mijn verrassing mag ik wel zeggen. Van glashelder ogende gebouwen zou je verwachten dat ze ook op zo’n gladde manier de wereld in zijn gekomen. Dat gebeurt echter via een zeer rommelig proces van trial and error, succes en mislukking. En zo kom je uiteindelijk uit op het eindresultaat. Bij OMA ontdekte ik tevens de potentie van Darwins evolutietheorie. Dit proces van uitsluiting en selectie is vergelijkbaar met de manier waarop wij ook bij BIG ontwerpen. Dingen in de natuur ontstaan als resultaat van successen en mislukkingen van vele individuen. De succesvolle individuen slagen er in nageslacht te krijgen, waardoor hun eigenschappen worden doorgegeven. En dan is er natuurlijk nog de invloed van mutatie. Op zo’n manier kun je ook de ontwikkeling van ideeën bij ons bureau beschouwen.” Na zijn afstuderen richtte Ingels in 2001 bureau PLOT op. Dat deed hij samen met de Belg Julien DeSmedt, die hij bij OMA had leren kennen. Hun praktijk, waarmee ze onder meer een zwembad in de haven van Kopenhagen realiseerden, vormde qua


I

Interview Bjarke Ingels

75 — AWM 48

Boven Ter verdichting van Kopenhagen heeft BIG voorgesteld rond een weinig gebruikt sportveld een 3 km lang woongebouw te bouwen Links In New York heeft BIG een hybride ontworpen tussen het Europese gesloten bouwblok en de Amerikaanse wolkenkrabber


76 — AWM 48

De door BIG ontworpen energiecentrale in de binnenstad van Kopenhagen blaast zijn rook in ringen uit. Elke ring staat daarbij voor eentiende ton CO2

Het dak van de door BIG ontworpen energiecentrale transformeert iedere winter in een skihelling


I

Interview Bjarke Ingels

manier van werken een blauwdruk voor Ingels’ latere bureau BIG. Continu onderzoek, ontwerpen buiten de opdrachten om, het zijn kenmerken van een proactief architectenbureau. Vanwaar hanteert u deze werkhouding? “Dat deden we voornamelijk toen we nog niet zoveel opdrachten hadden. Voorbeelden van zelf geïnitieerde projecten zijn Kløvermarken, met woningen in een soort Chinese Muur rond sportvelden, en Superharbour, een kunstmatig en stervormig eiland tussen Denemarken en Duitsland. Beide ontwerpen zijn nooit gerealiseerd, maar ze zorgden wel voor debat, in het laatste geval zelfs tot aan het nationale parlement toe. Projecten als deze zijn onderdeel van onze evolutionaire manier van werken. Kijk, als je voor een prijsvraag twee maanden aan een ontwerp werkt en je wint niet, kun je ermee stoppen. Maar je ontwikkelt onderweg zo veel goede ideeën en waardevolle gedachten. Ook doe je ontzettend veel kennis op. Dat kun je later weer toepassen in andere projecten.” Maar wat is uw doel met deze manier van werken? De wereld verbeteren? “Ik schat dat vijf tot tien procent van de stad publiek eigendom is, de rest is in private handen. Als de hele stad zou worden ontworpen naar de wensen van private partijen, zouden we een zeer armoedige stedelijke omgeving krijgen. Wij moeten er als architecten voor zorgen dat een gebouw onderdeel wordt van een levendige buurt, en dat onze steden interessanter en aantrekkelijk worden om in te wonen. Publieke en private belangen zijn niet per se met elkaar in conflict, vaak zijn de succescriteria voor beide juist dezelfde. Een levendige buurt zorgt ervoor dat er

— “Wij werken volgens Darwins evolutietheorie” klanten naar winkels komen en dat een ontwikkelaar makkelijker woningen kan verkopen. Wij zoeken naar wegen om deze mogelijkheden voor synergie te exploiteren. Onze proactiviteit zit vooral in het toevoegen van secundaire functies, zoals bij de afvalcentrale in Kopenhagen waarvan het dak als skihelling gebruikt gaat worden. Dit idee komt voort uit onze constatering dat met publiek geld enorme investeringen in

77 — AWM 48

dit soort centrales wordt gedaan. Tegelijkertijd vormen deze gebouwen grijze gebieden, of zelfs zwarte gaten op de stadskaart. Door het dak toegankelijk te maken, verandert de centrale in een levendige plek en kunnen mensen genieten van hun geld dat erin is geïnvesteerd.” Is dat wat u verstaat onder ‘hedonistic sustainability’, het thema van de lezing waarvoor u deze keer naar Rotterdam bent gekomen? “Duurzaamheid wordt te vaak beschouwd als een compromis, of iets wat de kwaliteit van leven naar beneden haalt. Maar goed doen hoeft geen pijn te doen. Veel aspecten van duurzaamheid verbeteren juist de kwaliteit van je leven. In Kopenhagen verplaatst bijvoorbeeld veertig procent van de inwoners zich per fiets. Dat doen ze niet uit duurzame overwegingen, maar omdat het de snelste, comfortabelste en meest genietbare manier van vervoer is. Je hoeft nooit te zoeken naar een parkeerplaats voor je auto, of in de file te staan. Of wat te denken van het zwembad in de haven, dat ik met PLOT heb gerealiseerd. Mensen kunnen daar zwemmen in schoon water en genieten van de indrukwekkende omgeving. De op fossiele brandstoffen gedreven economie heeft ons veel goeds gebracht, zoals een enorm gestegen welvaartspeil en levensverwachting. Ik zie het CO2-probleem dan ook niet als het gevolg van een mislukking, maar van succes. Zoals een eeuw geleden steden verdronken in paardenstront vanwege het succes van het paard, zorgt het succes van de auto nu voor problemen met CO2. En zoals de auto een oplossing voor het ‘paardenprobleem’ was, moeten we nu naar nieuwe oplossingen voor de hoge CO2uitstoot zoeken.” Opvallend is dat de afvalcentrale, die in 2016 af moet zijn, midden in de stad komt te staan. Dat lijkt op een breuk met het modernistische idee van het scheiden van stedelijke functies. “Ik denk dat de overweging van de modernisten was dat verschillende functies andere benodigdheden hebben, en ze daarom een andere plek behoeven. Maar juist vanwege die verschillende behoeften ontstaan er mogelijkheden voor synergie. Vergelijk het met een getrouwd stel, waarbij een man de delen van zijn vrouws maaltijd opeet die zij niet lust. Omdat ze van smaak verschillen, vullen ze elkaar aan. Bij de afvalcentrale is de uitstoot niet-giftig, waardoor het dak gebruikt kan worden voor recreatieve doeleinden. En bij ons appartementengebouw Bjerget in Denemarken hebben we de woningen op het zonnige zuiden georiënteerd, terwijl de koudere noordkant geheel is benut voor een parkeergarage. Op die manier maak je optimaal gebruik van de omstandigheden.


78 — AWM 48

Rechts De door BIG ontworpen woontoren in Vancouver krult zich om de autoweg heen om de vereiste dertig meter afstand ervan te houden Linksonder In het ontwerp voor het havenbad in Kopenhagen vierde Bjarke Ingels het schoner worden van het havenwater Rechtsonder In Vancouver staat tegenover de slanke woontoren een brede plint met voorzieningen


I

Interview Bjarke Ingels

Ik denk dat wij ons als architecten ook op dit soort laaghangend fruit moeten richten. Waar voor steden in Denemarken oriëntatie op de zon en gebruik van geothermische warmte goede duurzame maatregelen zijn, past in Miami weer een ruime overhang voor het creëren van uitzicht en schaduw. Een andere opgave voor architecten is om een abstract iets als duurzaamheid concreet en zichtbaar te maken. Mensen raken moe van de discussie over duurzaamheid omdat het te gecompliceerd is. Je kunt je immers niet druk maken over iets waarvan je niet eens een voorstelling hebt. Onze skihelling bijvoorbeeld maakt het wel tastbaar. De rookringen die het uitstoot, bevatten een bepaalde hoeveelheid kooldioxide. Tien ringen staan gelijk aan één ton CO2.” BIG heeft vorig jaar een filiaal geopend in New York. Een opvallende stap, aangezien de VS niet meer geldt als een groeimarkt en architecten in de Big Apple moeilijk aan werk komen. Kai-Uwe Bergmann, een andere partner van het bureau, vertelde in editie 45 van dit magazine dat BIG nog wel degelijk groeimogelijkheden ziet in Amerika. Ingels voegde de daad bij het woord door zelf naar New York te verhuizen en de leiding te nemen over het kantoor aldaar. Waarom bent u er persoonlijk naartoe gegaan? “Deels omdat ik het een geweldige stad vind, en ook vanwege praktische redenen. Ik geef namelijk les aan de universiteiten van Columbia, Harvard en sinds kort Yale. De directe aanleiding was echter het project West 57th Street, een zogeheten courtscraper (een combinatie van hoogbouw met een riante groene binnenplaats, RW). Ik zou er zo vaak naartoe moeten dat me dit wel het juiste moment leek om ons er te vestigen. Sindsdien hebben we veel opdrachten gekregen in Noord-Amerika. Zo doen we een toren in Vancouver, en komen er projecten aan in Toronto, Montréal, Miami en Chicago. En in opdracht van de familie Rockefeller gaan we ons grootste project ooit uitvoeren, een Rockefeller Centre in China. Daar zijn we erg verheugd over. Het New Yorkse Rockefeller Centre heeft zoveel kwaliteiten toegevoegd aan de Amerikaanse stad, zoiets willen we met het Rose Rock Centre geheten hoogbouwcomplex ook voor de hedendaagse Chinese stad bewerkstelligen.” Hoe verklaart u het succes van BIG in Amerika? “Ik denk dat onze gebouwen, die er anders uitzien omdat ze anders werken, een welkom alternatief vormen voor de extremen die je daar ziet. Aan de ene kant heb je de West Coast-bureaus met hun zeer expressieve en kostbare ontwerpen, terwijl de bureaus van de East Coast juist hele conservatieve, winstgedreven ontwerpen maken. Het geven van betekenis aan gebouwen wordt verrassend genoeg nauwelijks belicht in het architectuurdebat. Daar tegenover staat

79 — AWM 48

onze tegelijkertijd pragmatische en utopische benadering, waarmee we laten zien hoe je het praktische en prachtige met elkaar kunt combineren.” Welke strategie hanteert u om daar opdrachten te verwerven? “We hebben onze cliënten ontmoet door er simpelweg te zijn, en uit die ontmoetingen vloeiden opdrachten voort. Ook West 57th Street hebben we op die manier binnengehaald. Uit mijn ontmoeting met de opdrachtgever ontwikkelde zich een gedeeld zakelijk belang en een vriendschap. In de VS en in Canada gaat het erom het juiste moment te pakken en er vol voor te gaan. Ian Gillespie bijvoorbeeld, onze opdrachtgever in Vancouver en Toronto, ontmoette ik bij een genootschap dat zich bezig houdt met stedelijke ontwikkeling. Toen ik hem vertelde dat we pas een filiaal hadden geopend in New York, zei hij: “Ah, ben je hier!” Let wel, Vancouver ligt zeven uur vliegen, drie tijdzones en een land verderop. Ons megaproject in China hebben we te danken aan een lezing die ik gaf in het New York Times-gebouw. Na afloop kwam iemand van een merkenbureau naar me toe om me voor te stellen aan meneer Rockefeller. En nu werken we aan een 588 meter hoge toren in China. Zo’n dynamiek heb ik ergens anders in de wereld nooit meegemaakt.”—


80 — AWM 48

D

Duurzaamheid

VERGROENING

Landschappelijke impuls In de gemeente Dalfsen heeft Factor Architecten voor Vitens een nieuw drinkwaterproductiebedrijf ontworpen. Voor het gebouw mikt het architectenbureau op de hoogste Breeam-NL-score.

Van werkelijke duurzaamheid is sprake wanneer een gebouw nauwelijks tot geen negatieve impact heeft op zijn natuurlijke omgeving, of deze zelfs verbeterd. Het nieuwe drinkwaterproductiebedrijf in Dalfsen geeft met groendak evenveel groene ruimte terug als het inneemt. Maar de faciliteit zorgt ook voor een verbetering van de omliggende natuurlijk. Rond het gebouw wordt een nieuw groen- en moerasgebied aangelegd dat wordt begraasd door Galloway-koeien. Voor het ontwerp hiervan werkt het architectenbureau samen met Veenenbos en Bosch Landschapsarchitecten.

Het gebouw zelf is zo ontworpen dat het autarkisch kan functioneren. Het gebouw is allereerst goed geĂŻsoleerd. De energie die het gebouw vervolgens nog nodig heeft wekt het zelf op. Warmte en koude kunnen onttrokken worden aan het drinkwaterproductieproces. Het gebouw wordt uitgevoerd in beton en hout. Samen met opdrachtgever Vitens heeft Factor Architecten, dat onderdeel is van de IA Groep, de ambitie om met het ontwerp binnen zijn categorie de hoogst mogelijke Breeam-NL-score te behalen: very good. Het gebouw moet in 2014 opgeleverd worden. (AS)


D

Duurzaamheid Korte berichten

81 — AWM 48

RESTWARMTE

Warmtehub Als schakel in het nieuwe restwarmtenet in Rotterdam wordt op de zuidoever van de havenstad komende zomer gestart met de bouw van een warmtehub. In zijn ontwerp zet WE architecten het gebouw in om ook de naastgelegen wijk een impuls te geven. De Tarwewijk in Rotterdam-Zuid ligt aan zijn noordzijde aan de Maashaven en biedt vanaf de kade daar uitzicht op Katendrecht en de hoogbouw van de Wilhelminapier daarachter. Vooralsnog blokkeert een smalle strook industrie de relatie tussen de wijk en de haven, maar dit gaat veranderen. In de komende jaren moet langs de kade een gemengd woonwerkgebied ontstaan. Een kans voor de wijk. De ontwikkeling van de strook langs het water overlapt met de aanleg in 2013 van de Nieuwe Warmteweg: een leidingnet waarmee restwarmte uit de haven naar de stad wordt getransformeerd. Hiervoor moet onder meer

aan de kade van de Tarwewijk een zogeheten warmtehub worden gebouwd. De door de gemeente Rotterdam uitgeschreven ontwerpprijsvraag voor dit gebouw is gewonnen door WE architecten. De kern van het voorstel van WE

architecten is om de warmtehub iets terug te plaatsen van de kade, zodat daar een plein kan ontstaan. Hier kan van het uitzicht genoten worden of op de watertaxi gestapt worden. De warmtehub zelf bestaat uit een zestien meter hoge buffertank en een warmteoverslagstation. Met een lang, gevouwen vlak worden beide onderdelen tot elkaar betrokken. Een glazen gevel maakt de techniek binnen zichtbaar in de stad. Rijen ledlampjes op de buffertank laten zien hoeveel restwarmte er gebruikt wordt. Waar in het verleden nogal eens getracht werd de voor de stad noodzakelijke installaties weg te stoppen in anonieme gebouwen, kiest WE architecten ervoor de duurzame technologie zichtbaar te maken voor de stad, de omwonenden inzicht te geven in het functioneren van de installatie, en het gebouw in te zetten om de omliggende wijk te verbeteren. Zo zorgt de warmtehub niet alleen voor een reductie van de CO2-uitstoot, maar eveneens voor sociale en maatschappelijke duurzaamheid. (MvR)


82 — AWM 48


D

Duurzaamheid Oostcampus Carlos Arroyo

83 — AWM 48

In de wolken Aan de rand van het centrum van de Belgische gemeente Oostkamp heeft de Spaanse architect Carlos Arroya in een bestaande loods een nieuw gemeentehuis ontworpen. In de loods heeft de architect met een minimum aan materiaal een sculpturale ruimte ontworpen die meteen ook als klimatologische buffer fungeert tussen binnen en buiten. Tekst Aldo Trim FotograďŹ e Rien Lous/DAPh


84 — AWM 48

Boven De grote wolkachtige ruimte van het gemeentehuis vormt programmatisch maar ook klimatologisch een tussenzone tussen buiten en binnen Links De bestaande loods heeft Carlos Arroya hemelsblauw laten schilderen Rechts In een van de koepelvormige ruimtes in het interieur is de raadzaal ondergebracht


D

Duurzaamheid Oostcampus Carlos Arroyo

Via een Open Oproep van de Vlaams Bouwmeester kwam Carlos Arroyo in 2008 aan deze opdracht. Bij de selectie baarde hij opzien door met een radicale doch bescheiden visie te komen. In plaats van de uit 1991 stammende loods te slopen of te wijzigen, ging Arroyo uit van volledig hergebruik, kabels en leidingen incluis. Dit uitgangspunt had financiële en ecologische redenen. Het heeft de kosten van de ingreep aanzienlijk gedrukt en de milieubelasting door sloopafval beperkt. Volgens Arroyo richten we ons bij hergebruik te vaak alleen op de zichtbare (esthetische) componenten van een gebouw, maar is de onzichtbare infrastructuur net zo goed herbruikbaar. Daar kwam bij dat hij al vroeg tijdens het ontwerptraject een concept in handen had dat juist zijn kracht haalt uit het contrast met de anonieme loods. De binnenruimte van de loods is in het ontwerp van Arroyo getransformeerd tot een soort ‘ballenbak’; de ruimte is opgevuld met koepels die elkaar doorsnijden en zo een gemeenschappelijke binnenruimte vormen. Het publiek wordt ontvangen in een wolkachtige holte, die je uitnodigt om erin rond te dwalen en je over te geven aan de ruimtelijke sensatie. Daar waar de koepels de gevel en het dak snijden ontstaan ronde daklichten, patio’s en vensters met zicht naar buiten. Het zijn deze simpele doorsnijdingen die de gevel net de afwisseling geven die hij nodig heeft.

LANDSCHAPPELIJKE BELEVING Carlos Arroyo ziet zijn architectuur als een landschap dat je alleen kunt begrijpen door je erin te verplaatsen. Hij is niet geïnteresseerd in één beeld, het is juist de sequentie van beelden die voor hem architectuur maken. Dit is ook de reden dat hij zijn ontwerpen liever persoonlijk presenteert: het geeft hem de mogelijkheid bewegende beelden te integreren in zijn verhaal. Gebouwen horen zich volgens Arroyo als ecosystemen te gedragen. Ruimten, constructies en materialen functioneren in samenhang met elkaar en hun omgeving. Ook het gemeentehuis van Oostkamp werkt op die manier. In feite suggereert de architectuur eerder een natuurlijk verschijnsel te zijn dan een gebouw. De koepelruimte oogt als het binnenste van een wolk, de buitengevel van de bestaande loods is lichtblauw geschilderd als referentie naar de lucht. Het werkelijke gebouw maakt Arroyo in centrale stervormige clusters waar kantoren en spreekkamers in zitten. Alles eromheen is eerder onderdeel van de continue publieke ruimte van Oostkamp dan dat het ‘gebouw’ is.

ZONERING EN KLIMAAT De hal is opgedeeld in een functionele gradiënt van toegankelijk tot meer besloten. De clusters zijn hierin de intermediair. Het publieke deel van de hal wordt door de veelvormigheid verdeeld in kleinere zones die een prettige schaal introduceren en plaats kunnen bieden aan verschillende functies. Zo is de raadzaal een van de zones die slechts door een glaswand van het publiek wordt gescheiden, dit draagt bij aan de transparantie van de lokale politiek. De zonering ondersteunt ook een innovatieve, eigenlijk eeuwenoude, klimaathuishouding, het door Arroyo genoemde Thermal onion-concept. Dit behelst een graduele overgang tussen temperaturen buiten en binnen het gebouw, toegespitst op het gebruik en bezetting. In plaats van alle ruimten op

— De wolkachtige ruimte nodigt uit om in rond te dwalen dezelfde manier te verwarmen, worden bijvoorbeeld de clusters behaaglijk geklimatiseerd terwijl de hal een semi-binnenklimaat krijgt. De schillen van de ui bestaan respectievelijk uit de gevel van de loods, de koepels en de kantoorclusters. Tussen de gevel en koepels bevindt zich een luchtlaag die als isolator werkt. Net zo functioneert de hoofdruimte vervolgens weer als buffer voor de clusters. Het is een natuurlijk adaptief systeem dat reageert op de situatie buiten. Dit geldt ook voor de binnenverlichting; sensoren meten de intensiteit en lichtkleur buiten. Via een lichtprogramma wordt deze informatie vertaald naar de lichtsterkte van de armaturen. Zo vervaagt niet alleen de materiële maar ook de klimatologische grens tussen exterieur en interieur. Het is Arroyo’s bijzondere opvatting over behaaglijkheid in het fysieke gebouw die duurzaam maakt; het energieverbruik wordt beperkt door klimatologisch slim te ontwerpen.

COMPOSIET Het initiële idee was om de koepels te vervaardigen uit beton, dat tegen een opgeblazen bekisting gespoten zou worden. De precisie hiervan

85 — AWM 48


86 — AWM 48

— Het gebouw is onderverdeeld in verschillende klimaatzones

bleek echter lastig te controleren en het gevaar bestond dat de ballonbekisting zou breken. Er is daarom besloten is de koepels op te bouwen uit composietsegmenten die ter plekke samengevoegd zijn tot de koepels. Het composietmateriaal bestaat uit met glasvezel versterkt gips en heeft een wanddikte van maar 7 mm. Voor de constructie fungeerde de aanwezige betonvloer als een tabula rasa. Vanwege de vroegere opslagfunctie was de vloer berekend op grote belasting en konden de koepels simpelweg op de vloer geplaatst worden zonder extra constructieve aanpassingen. Op de koepels is op sommige plekken in een cirkelvorm akoestisch absorberende isolatie van papiersnippers aangebracht. Deze plekken tekenen zich af als een anamorfose; de projectie van de cirkel op de grillige koepels doet de cirkel vertekenen.

SYSTEMATIEK Met behulp van parametrische software is de positionering van de koepels bepaald. Verschillende

3

2

4

4

1

5 5

7

6

13

9

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

entree publiekeruimte raadszaal ontvangstruimte kantoren zaal patio kantine kleedruimte magazijn/archief overdekte binnenplaats werkplaats garage

8

12 12 12

10 11

12

13


D

Duurzaamheid Oostcampus Carlos Arroyo

factoren bepaalden hierbij de contouren waarbinnen ‘gespeeld’ kon worden. De dakspanten en kolommen vormden bijvoorbeeld fysieke obstakels waaromheen gemanoeuvreerd moest worden. Een andere factor was een regel met betrekking tot de brandveiligheid. Deze impliceerde dat de hoofdruimte niet groter dan 3500 m2 mocht zijn, opdat het nog als één brandcompartiment gezien kon worden. Tijdens het ontwerp zorgde de software ervoor dat een vergroting van koepels vanuit functionele overwegingen werd gecompenseerd door elders koepels te verkleinen. Vanwege zijn specifieke architectuur heeft Carlos Arroyo tot nu toe weinig projecten kunnen realiseren. In België heeft hij echter een fijn werkterrein gevonden, zo zegt hij zelf. De Belgische cultuur staat open voor zijn manier van werken en hij heeft tijdens de realisatie van dit gemeentehuis op plezierige wijze intensief samengewerkt met het gemeentebestuur. Dit wonderbaarlijke project vormt een stevige impuls voor het bureau van Arroyo en is voor Oostkamp een aanwinst op sociaal, cultureel en politiek vlak.—

Opdrachtgever Gemeente Oostkamp, België Architect Carlos Arroyo Architect, Madrid Team Carlos Arroyo, Vanessa Cerezo, Pieter Van Den Berge, David Berkvens, Carmina Casajuana, Luis Salinas, Irene Castrillo, Benjamin Verhees, Bart Anthonissen, Evelien Pringels, Vik Vanackere, Koen Hermans Partner architect ELD Partnership, Antwerpen Realisatie Maart 2012

87 — AWM 48


88 — AWM 48

Het rijk wil voor 2020 zo’n 1000 windmolens op land realiseren.Yttje Feddes, Rijksadviseur voor het Landschap, en Pros ten Hove, architect bij Arcadis, geven elk hun visie op hoe deze molens een plek kunnen krijgen in het landschap. Tekst Astrid Aarsen


89 — AWM 48

A2studio

D

Duurzaamheid Windmolens op land

In de visie van Rijksadviseur voor het Landschap Yttje Feddes kunnen windmolens waterstaatkundige elementen in het landschap benadrukken, zoals hier bij de aanlanding van de Afsluitdijk


90 — AWM 48

De een bewondert ze vanwege hun strakke verticale belijning in ons horizontale landschap, vanwege hun functionaliteit en esthetische schoonheid. De ander beleeft ze als bedreigend en agressief, een noodzakelijk kwaad. Met de door hen opgewekte duurzame energie wordt een belangrijke stap gezet richting het behalen van de Kyoto-doelstellingen voor 2020. Op dit moment leveren zo’n 2000 windturbines vier procent van de Nederlandse energiebehoefte. Dat is grofweg een derde van de windenergie die het rijk in 2020 gerealiseerd wil zien. De nieuwe generatie windmolens, windturbines, is met hun hoogte van vaak meer dan honderd meter niet alleen imponerend maar ook bijna schaalloos. Ze kunnen daarom desoriënterend werken en het Nederlandse landschap ernstig verstoren. Over een ding zijn zowel de voor- als tegenstanders van deze ranke stalen reuzen het eens: de impact van het toenemende aantal windmolens is groot. Zeker nu ook in Nederland de eerste windmolenparken van meer dan 100 MW verschijnen, in Flevoland (Zuidlob) en in de Noordoostpolder (NOB). Dat vraagt om meer dan een economische visie. En om daadkracht. Maar van wie? Van het Rijk? Is het de hoogste tijd dat het Rijk weer een inhoudelijk verhaal over de ruimtelijke ordening gaat vertellen? Of moeten we ons veel meer gaan richten op de processen die vanuit het lokale in gang worden gezet en zorgen dat daar voldoende ‘ruimtelijk geweten’ benoemd wordt om tot duurzame landschappelijke oplossingen te komen?

AANSLUITEN BIJ HET LANDSCHAP In juni 2011 verscheen Een choreografie voor 1000 molens, een uitnodiging van Yttje Feddes, Rjjksadviseur voor het Landschap, tot het maken van een nationaal landschappelijk windplan. “Om de versnippering van het Nederlandse landschap te stoppen, is een ‘groot verhaal’ nodig over de schoonheid en de duurzaamheid van het landschap.” Feddes heeft een missie en spreekt duidelijke taal. Zij bouwt voort op het werk van haar voorganger, Dirk Sijmons, en op zijn advies Windturbines in het Nederlandse landschap (2007). Zelf schreef ze eerder al Windmolens hebben een landschappelijk verhaal nodig (2009). In haar ‘choreografie’ laat Feddes zien waarom ontwerpend onderzoek naar de impact en mogelijkheden van windmolens nodig is en hoe het ingezet kan worden om tot een goed windplan te komen. “Ik heb het bewust een choreografie genoemd. Deze is bedoeld ter inspiratie en is ontstaan uit nieuwsgierigheid. Het rijk wil 6000 MW aan windenergie op land opwekken, om hoeveel molens gaat het dan? Zo’n duizend blijkt dus. Het zou mooi zijn wanneer we windmolens in een bepaalde mate en in een bepaald

ritme aan de grotere elementen in het Nederlandse landschap kunnen koppelen, aan ontginningspatronen, havens, grote dijklichamen, kanalen. Deze robuuste structuren zijn richtinggevend voor de inpassing en compositie van de windmolens. Op die manier kunnen ze fungeren als bakens in het landschap en vertellen ze een landschappelijk verhaal dat aansluit bij de logica van het landschap.” Dat de nieuwe generatie windmolens bij het waterstaatkundige verhaal van Nederland hoort, staat voor Feddes buiten kijf. Deze windmolens zijn eenentwintigsteeeuwse elementen die functioneel goed passen in het deltalandschap. Het is echter de manier waarop ze

— De windmolens hebben een grote impact op het landschap in het landschap worden geplaatst die haar zorgen baart. De huidige windturbines zijn de schaal van menselijke verbondenheid voorbij. Het gaat ook allang niet meer om een individuele boer die op zijn erf een of twee windmolens plaatst, maar om ontwikkelaars, energiemaatschappijen en collectieven. Met duurzame energie is simpelweg geld te verdienen. De rijkscoördinatieregeling die onder verantwoordelijkheid valt van het ministerie van Economie,Landbouw en Innovatie (EL&I) is in het leven geroepen om als rijksoverheid projecten van nationaal belang te kunnen coördineren. Voor die projecten is een ruimtelijk besluit en vereist en een milieueffectrapportage (MER) verplicht. Goed geregeld, althans zo lijkt het. Want wat in deze regeling ontbreekt, is een visie op de landschappelijke inpassing van de windmolens. Bij de uitvoering van de subsidieregeling Duurzame Energie kijkt het rijk niet naar de situering van het windmolenpark in het landschap. De regeling heeft een autonome werking. “Het is bijna alsof je een VINEX woningbouwopgave hebt en de locatiekeuze overlaat aan de projectontwikkelaar.”, aldus Feddes. Hier laat het Rijk volgens de Rijksadviseur voor het Landschap hier een kans liggen. Hoewel het een kwestie van tijd dat de techniek zodanig is ontwikkeld dat windmolens in zee kunnen worden geplaatst en uit het zicht verdwijnen, is bij de beoogde toename van windmolens op land een landschappelijk verhaal op nationale schaal onmisbaar. “Als je als rijk geen proactief beleid hebt, geen heldere visie op nationale schaal om te kunnen sturen op de plaatsing van windmolens en windmolenparken, dan is het risico groot dat het landschap verrommelt, de duurzame energiedoelstelling niet wordt gehaald en uit-


D

Duurzaamheid Windmolens op land

91 — AWM 48

Het basiswindplan dat Rijksadviseur voor het Landschap Yttje Feddes heeft opgesteld

eindelijk de maatschappelijke weerstand alleen maar groter wordt.” Juist in de plaatsing van windmolens liggen landschappelijk gezien kansen. Kansen om de zichtbaarheid van de molens vanaf grote afstand in te zetten om landschappelijke samenhang en bestaande landschapspatronen te visualiseren en te versterken.

ERVARING VANAF HET MAAIVELD Architect Pros ten Hove van Arcadis, die onder andere het windplan opstelde voor de Wieringermeer,

benadert de opgave anders. Hoewel hij de visie van de Rijksadviseur voor het Landschap onderkent en zelfs heeft bijgedragen aan de totstandkoming van ervan, vertrekt Ten Hove vanuit een ander startpunt, namelijk vanuit de lokale bestuurlijke praktijk. En vanuit het perspectief van de gebruiker, de omwonende, de voorbijganger. Is het nog mogelijk een verbinding te leggen tussen de positionering van de windmolens en de menselijke ervaring ervan? Om dit te onderzoeken bouwde Arcadis een 3D-model van de Wieringermeer. Ten Hove: “Vaak worden 3D-modellen alleen


A2studio

92 — AWM 48

Windmolens in een lijnopstelling kunnen in de visie van rijksadviseur Yttje Feddes lange lijnen in het landschap benadrukken

gebruikt om een plan te presenteren. Wij gebruiken ze ook als onderzoeksmodel. De impact van molens met een as hoogte van 100 meter of meer is alleen in de derde dimensie te ervaren. Bij deze schaal voldoet een tekening niet meer.” In dit 3D-model heeft Ten Hove zijn ontwerp voor de Wieringermeer ontwikkeld. Via trial and error. Hoewel het ontwerp aansluit bij de structuur van het landschap, is het landschap niet het uitgangspunt geweest. Zijn benadering verschilt zodoende wezenlijk met die van Yttje Feddes. In de ontwerpmethode van Ten Hove is de ervaring leidend. Wat voelt aangenaam? Wanneer worden er belangrijke zichtlijnen doorbroken of juist gecreëerd? Hoe maak je het beeldeffect zo rustig mogelijk? Door samen met de direct betrokkenen het proces te doorlopen en de mogelijkheden te onderzoeken, kan weerstand worden weggenomen en draagvlak ontstaan. Volgens Ten Hove ligt de belangrijkste rol voor adviseur-ontwerpers in het vormen van het ruimtelijk-landschappelijk geweten in de dynamische bestuurlijke processen: “In het proces creëer je

maatschappelijk draagvlak, dat gebeurt niet met een van bovenaf gedicteerd landschappelijk verhaal.” Vakinhoudelijk kan het landschappelijke verhaal van Yttje Feddes moeiteloos locatiespecifiek worden gemaakt. In die zin is het zeker ook voor Ten Hove

— “Windmolens van 100 meter zijn alleen in de derde dimensie te ervaren” bruikbaar. Of de ontwerpen van Ten Hove andersom ook opgeschaald kunnen worden is wel de vraag. Zijn de ontwerpen die zo, letterlijk, van onderop vorm krijgen teveel geworteld in de lokale situatie om op een hoger schaalniveau ingepast te kunnen worden?


D

Duurzaamheid Windmolens op land

Met het risico dat de oplossing binnen lokale poltiekbestuurlijke grenzen worden opgelost in plaats van op een hoger schaalniveau allianties te sluiten in het belang van het Nederlandse landschap? De praktijk zal dat moeten uitwijzen. Juist een ontwerp op de regionale schaal zou weleens het meest optimale resultaat kunnen opleveren, maar dan wel met een nationaal landschappelijke verhaal als referentie. Wat is uiteindelijk het meest wenselijke vertrekpunt: een nationaal landschappelijk windplan of de lokale praktijk? Economische beslissingen over windmolens kunnen alleen tot duurzame landschappelijke oplossingen leiden wanneer daaraan inhoudelijke afwegingen ten grondslag liggen. Een positieve ontwikkeling is dat het Rijk een structuurvisie Windenergie op land aan het voorbereiden is. Wat daarbij niet mag ontbreken, is een wijziging in de toepassing van de Subsidieregeling Duurzame Energie. De grootste landschappelijke winst is te behalen als de regeling alleen nog maar wordt toegepast in die gebieden die in de structuurvisie zijn aangewezen. Er moet volgens Feddes voorkomen worden dat er tussengebieden kunnen ontstaan. Want daar is het bij de Reconstructiewet Intensieve Veehouderij mis gegaan. “De grootste groei heeft daar uiteindelijk niet in de concentratiegebieden plaatsgevonden, maar in de tussengebieden. Dat heeft mij gevoed in mijn overtuiging dat er voor windmolens echt een streng plan moet komen.”, aldus de Rijksadviseur. Het zijn echter de politieke aspecten, de verhoudingen tussen de verschillende overheden en de economische belangen die het zo complex maken.

93 — AWM 48

Mocht het mis gaan, dan is het goed om te weten dat de levenscyclus van deze windmolens gemiddeld twintig jaar is, dat ze demontabel zijn en dat deze molens geen blijvende schade aanricht aan het landschap. Bovendien is het merendeel van de in de molens toegepaste materialen recyclebaar. Maar als de choreografie aanspreekt, deze de windmolens een verhaal laat vertellen dat ons landschap een nieuwe betekenis geeft en mensen in beweging zet, waarom zouden we dan landschappelijk blijven improviseren?—

Meer weten? Lees het rapport Een choreografie van 1000 windmolens na op: www.collegevanrijksadviseurs.nl

Uit het eigen onderzoek van architect Pros ten Hove van Arcadis blijkt dat ook een slingerende lijnopstelling als lijn wordt herkend

Cincin ea feummod olesto dio enim zzriustie min ute consectem do et luptatem nissed tet venit num dor.


de architectuur voorbij

6 AWM’s voor maar € 69,-

nummer 48 7e jaargang mei/juni 2012 — € 19,50

ex 6% BTW

GUN JEZELF MEER INZICHT

Architectenweb Magazine Vrije vorm Flexibele mallen Open einde Organische stedenbouw Kritiek Wouter Vanstiphout Maliënkolder Kukje Gallery Duurzaam Vloerafwerking Interview Bjarke Ingels Wolken Oostcampus Ontwerpopgave Windmolens op land

48

www.architectenweb.nl/awm


Tijdelijk 35% korting op een AWM jaarabonnement Betaal het eerste jaar € 69,Ik neem een jaarabonnement voor € 105,– met een éénmalige korting van 35%. Ik betaal het eerste jaar € 69,-.

naam

m/v

bedrijfsnaam adres postcode/woonplaats

Stuur deze antwoordcoupon in een envelop naar: Architectenweb B.V. Antwoordnummer 42137 1020 WB Amsterdam

telefoon email handtekening

Een postzegel is niet nodig. Het abonnement geldt tot wederopzegging en wordt door middel van een btw-factuur in rekening gebracht. U ontvangt het welkomstgeschenk nadat het abonnementsgeld door u is voldaan.

...of meld u online aan via www.architectenweb.nl/awm


Datum: Tijd: Plaats: Kosten:

donderdag 7 juni 2012 9:00 -17:00 uur Floriade, Dutch Masters Paviljoen, Venlo â‚Ź 345,00 per deelnemer (ex. 19% btw)

2

01 2 c h #d


Neem een abonnement op de wekelijkse Architectenweb nieuwsbrief en blijf op de hoogte van het laatste architectuurnieuws. Hoofdadministratie Thyssenkrupp AG, Essen

Grote architectuur, perfecte brandbeveiliging

De in hetzelfde vlak liggende STS stalen deuren

Architectonische meesterwerken verdienen de beste brandbeveiliging met brandwerende en rookdichte deuren van HĂśrmann. Verkrijgbaar uit staal en aluminium, T30/60/90, in doorlopend design en deuren met hetzelfde aanzicht. De STS stalen deuren zijn met stompe aanslag, die zonder metselwerk snel en keurig kunnen worden gemonteerd. Ideaal voor hoogwaardige architectuur.

Deuren voor woning en industrie

architectenweb.nl/ nieuwsbrief

Meer inlichtingen bij:

www.hormann.nl 7HO Ĺ? )D[


98 — AWM 48

EP

Economie en Praktijk

BOEK

Van weerstand naar transparant Internet en social media, niemand kan er meer omheen. Volgens Marjet Rutten en Inge Sijpkens geldt dat ook voor de bouw-, installatie- en vastgoedbranche. Dat maken ze met hun boek Van weerstand naar transparant meer dan duidelijk. In het boek wordt ingegaan op alle aspecten van het gebruik van internet en social media in de bouw. De tekst is gelardeerd met voorbeelden en tips. De kern van het boek bestaat uit een omschrijving van de online mogelijkheden, van websites, blogs, community’s en webshops tot sociale media als LinkedIn, Twitter, Facebook, YouTube en Foursquare. Voorafgaand aan deze twee helder opgezette en leerzame delen wordt uitvoerig ingegaan op het waarom van internet en social media. Veranderingen in de we-

reld van communicatie en media worden omschreven en onderbouwd. Angsten die dit op kan roepen worden erkend. Het is duidelijk dat het boek ontstaan is uit nieuwsgierigheid naar de online mogelijkheden. Hierbij was een en zekere scepsis de auteurs niet vreemd. De boodschap dat meedoen een must is, komt desalniettemin drammerig over. De vele quotes versterken de boodschap niet. Behalve als herhaling voegen ze weinig toe. Online zou dit, zoals het boek suggereert, wellicht goed werken, maar in een boek komt het geforceerd over. Gelukkig wordt wel duidelijk aangegeven dat voorzichtigheid geboden is en dat het maken van de juiste afwegingen alvorens online te beginnen belangrijk is. Dit wordt besproken in het laatste deel van het boek; een uiterst waardevol deel. (LZ)

Marjet Rutten, Inge Sijpkens – Constructief – 2011 – Hardcover – 319 pagina’s – ISBN 9789081583824 – €39,00 – Nederlands


99 — AWM 48

Jan Hibma

EP

Economie en Praktijk Korte berichten

PODIUM

Defacto Ontwerpen zijn complexe projecten die, indien goed uitgevoerd, schitteren in hun eenvoud. Dat is ons doel; het maken van ontwerpen die een onvermijdelijk conclusie lijken van de wensen van de opdrachtgever en van de aanwezige kenmerken en kwaliteiten van de ruimte en de omgeving. We werken binnen Defacto zowel aan architectonische interieurs als aan grootschalige stedenbouwkundige projecten. We maken vooral naam met ons stedenbouwkundige werk, maar we willen ook aan interieurs blijven werken omdat dit beantwoordt aan onze drive om mooie dingen te maken, contact te hebben met het materiaal en om tot in het detail door te kunnen ontwerpen. Onze architectuurprojecten zijn maatwerk; een huis richt je niet in: je bouwt het om de gebruiker en zijn of haar

bezittingen heen. We schrijven daarbij niet voor hoe er geleefd moet worden, maar creëren een diversiteit aan ruimten die door de gebruiker kunnen worden geïnterpreteerd en tot plekken gemaakt. De ruimten variëren in materiaal, maat, lichtval en daarmee ook in sfeer en gebruik. Onze specialiteit op het gebied van architectuur is het brengen van licht en ruimte in, vaak kleine, monumentale panden. Met een goed ontwerp kan zelfs een ruimte zo klein als een badkuip tot een echte plek worden. De stedenbouwkundige projecten waar we aan werken zijn vaak complexer van aard doordat het aantal ‘lagen’ dat het ontwerp beïnvloedt veel groter is. Bij deze projecten stellen we het doorvertalen van onderzoek en methode naar ontwerpuitgangspunten centraal. We willen niet alleen een ontwerpbeeld creeren wat je al dan niet mooi kunt vinden, maar ook het ontwerp verankeren in gedegen onderzoek. Het is hierbij belangrijk grip te krijgen op de variabelen die je ontwerp beïnvloeden. Dit doen we door nauwkeurig te kijken, wat ons in staat stelt complexe opgaven te door-

gronden. Zo werken we bijvoorbeeld aan langetermijnstrategieën (2100) voor waterveiligheid. We kijken niet alleen of een buitendijks gebied risico loopt doordat het kan overstromen, we onderzoeken ook hoe vaak en in welke seizoenen het onderloopt, om hoeveel water het gaat en wat de kwaliteit van dat water is. Door goed te kijken kunnen nieuwe verbanden in beeld worden gebracht en kan waar nodig de consensus worden doorbroken. Hierdoor komen we op innovatieve ideeën. Een aantal variabelen is, zeker op de lange termijn, niet goed te overzien. Onze ontwerpen zijn dan ook geen blauwdruk, maar een drager van potenties die in de tijd kunnen worden geactiveerd. Dit maakt dat onze ontwerpen robuust zijn en ruimte bieden aan verschillende en onvoorziene gebeurtenissen zonder in te boeten aan kwaliteit. In samenwerking met De Olifantenkooi vraagt AWM aan verschillende ontwerpers hun visie op het ontwerpvak te verwoorden in een zelfgeschreven tekst. www.arch-lokaal.nl


100 — AWM 48

De draagconstructie van de Noorderparkbar is gebaseerd op drie stalen frames van een tijdelijk ziekenhuis


EP

Economie en Praktijk Noorderparkbar Bureau SLA, Overtreders W

101 — AWM 48

Expeditie Marktplaats Onder het optimistische motto ‘Het komt altijd goed’ ontwikkelden Bureau SLA en Overtreders W een koffiebar in het Amsterdamse Noorderpark. Vertrouwend op donaties en vrijwilligers maakten de ontwerpers het zichzelf niet makkelijk. Daarbovenop stelden ze zich ten doel om alle bouwmaterialen te kopen via de veilingsite Marktplaats. Tekst Robert-Jan de Kort Fotografie Shinji Otani


102 — AWM 48

Alle gebruikte bouwmaterialen zijn gevonden op Marktplaats.nl


EP

Economie en Praktijk Noorderparkbar Bureau SLA, Overtreders W

103 — AWM 48

Het idee voor de koffiebar in het Noorderpark ontstond in 2008 tijdens een zomerse dag. Sinds 2007 bevindt zich in dit park de Noorderparkkamer: de ‘culturele huiskamer’ van de buurt. Artistiek leider Floor Ziegler bedacht samen met architecten Peter van Assche van Bureau SLA en Reinder Bakker van Overtreders W dat het park behoefte had aan een permanent horecapaviljoen. Er werd een ontwerpvoorstel gemaakt voor een paviljoen opgebouwd uit tweedehands containerframes en bouwmaterialen. In 2009 gaf woningcorporatie Ymere aan het paviljoen te willen ontwikkelen, waardoor er een aanzienlijk budget beschikbaar leek te komen. De intredende recessie zette echter een streep door deze plannen.

TWEEDE KANS Begin 2011 kwam er een nieuwe kans. Ymere wilde opnieuw een bijdrage leveren, ditmaal echter met een bescheiden financiële injectie van 28.000 euro vanuit een zogenoemd buurtinitiatievenbudget. Bureau SLA en Overtreders W maakten een nieuw, compacter ontwerp en besloten zelf zoveel mogelijk tijd te investeren in de ontwikkeling van het

— Via crowd funding is 11.500 euro opgehaald project. De uitgangspunten om containerframes als basis te gebruiken en de bar volledig uit tweedehands materialen op te bouwen bleven overeind. Voor 2.300 euro werd allereerst via de veilingsite Marktplaats een grote bestelwagen aangeschaft. Hiermee zouden de ontwerpers stad en land afreizen om de benodigde bouwmaterialen op te halen.

SPONSORING Omdat het gedoneerde bedrag van Ymere niet voldoende was, werd ook via een ander kanaal geld ingezameld. De ontwerpers zetten hun project op de

website ‘Voor de kunst’. Op deze site wordt via particuliere sponsoring geld ingezameld voor culturele projecten. Dit wordt ook wel crowd funding genoemd. Om de resterende 11.500 euro in te zamelen maakten de ontwerpers een promotiefilmpje. Het werkte: via de website kwam het volledige bedrag binnen, in de vorm van kleine en grotere donaties. Veel donaties kwamen van buurtbewoners. Veilingsite Marktplaats is, met een donatie van 7.500 euro, een van de grootste sponsors die via dit kanaal geworven werd.

TIJDSINVESTERING De (tijds-)investering van de ontwerpers en hun medewerkers moet ook niet worden miskend. Een grove schatting van de gemaakt uren komt uit op 2.500. De bar is in zes maanden tijd geassembleerd in een loods. Hier besteedden de ontwerpers, medewerkers van Bureau SLA en andere vrijwilligers menig weekend. Marktplaats stelde bovendien nog tachtig medewerkers ter beschikking, een forse tijdsinvestering. Ze groeven onder andere de voor de rioleringsbuizen benodigde sleuven. Veel tijd is gaan zitten in het zoeken, aanschaffen en ophalen van de bouwmaterialen. Interessant neveneffect hiervan is de schat aan verhalen die achter de materialen zitten. De ontwerpers documenteerden vijftig verhalen en verzamelden ze op de website ‘Het Komt Altijd

Goed’. Hier is onder meer te lezen hoe de benodigde ramen, een van de kenmerkendste elementen van het ontwerp, bijeen gekocht zijn. Ook tonen de anekdotes de krappe tijdspanne waarin de materialen zijn opgehaald. Twee dagen voor de opening werden de laatste 10 x 30 tegels voor op de bar gekocht. Medio februari werden de drie containerframes van de loods naar het Noorderpark gebracht en aldaar naast en op elkaar gezet. Op 16 maart kon de bar feestelijk worden geopend. Hiermee eindigde een intensief proces dat leidde tot een gebouw zonder opdrachtgever en zonder formele eigenaar. De Noorderparkbar is uiteindelijk van niemand, en daarmee van iedereen.

GEEN COLLAGE Ondanks het feit dat het gebouw uit allerhande tweedehands materialen is opgebouwd, beoogden de ontwerpers het ontwerp zoveel mogelijk een eenheid te laten zijn. Dit is bij het gebouwde resultaat terug te zien in de afwerking. De kleurstelling van de Noorderparkbar is overwegend zwart-wit. Voor het hout in het exterieur werd gekozen voor de Japanse techniek Shou Sugi Ban. Door de buitenzijde van het hout te verkolen is een waterkerende laag gevormd. Alle houten delen zijn hierdoor zwart gekleurd. De raamkozijnen, waarmee de wanden en het plafond van de barruimte zijn omhuld, zijn wit geschilderd.—


104 — AWM 48

Binnenstedelijk herontwikkelen Kleine ontwikkelaars zoeken naar nieuwe, flexibele mogelijkheden in de bestaande stad. Kleinschalige ontwikkelingen, gericht op mensen in relatie tot elkaar en de omgeving en op een andere manier gefinancierd.Twee projectontwikkelaars nieuwe stijl, Urban Breezz en Lingotto, laten zien welke kansen er liggen in de stad.

Urban Breezz, raakte betrokken bij de ontwikkeling van dit industrieel erfgoed toen eigenaar Vestia aan hem vroeg een exploitatieconcept voor het gebouw te bedenken. Ten Hove: “Vanuit het gebouw en zijn omgeving ontwikkelden we een passend concept met functies waar op die plek behoefte aan is, zoals schone technologie. Andere partijen kunnen er ruimte huren en we organiseren evenementen. Dankzij het succes van HAKA worden we ook voor andere projecten gevraagd.”

Tekst Tineke Groot BUSINESS CASE Grootschalige projecten top-down ontwikkelen behoort tot het verleden. Er is geen markt meer voor. Banken en beleggers zijn voorzichtiger geworden. Leegstand ligt op de loer. Voor projectontwikkelaar Urban Breezz begon het binnenstedelijk ontwikkelen met het HAKA-gebouw in Rotterdam. Dit voormalige hoofdkantoor van de Handelskamer, ontworpen door Hermann Mertens en gebouwd in 1932, stond al jaren leeg. Ben ten Hove, partner bij

Ten Hove werkte ooit bij IBC/Heijmans Vastgoed als regiodirecteur: “Daar regeren techniek en financiering. Ze ontwikkelen vanuit volume en een daarbij passende locatie. Ik wil inhoudelijk werken, in een rustig tempo, bottom-up: starten met het concept, dat ontwikkelen vanuit de stedelijke context, de mensen, de cultuur, de gemeenschap en de behoefte aan ruimte.” Zo ontwikkelt Urban Breezz in samenwerking met andere partijen business cases voor

bestaande gebouwen of gebieden. Daarmee worden huurders of kopers aangetrokken zodat een gebouw weer rendabel wordt. Al naar gelang het gebouw en de plek in de stad kunnen dat bijvoorbeeld broedplaatsen worden, horecagelegenheden, ‘instap’-winkels voor startende ondernemers of een kleinschalig theater. Ten Hove: “Herontwikkeling begint met een aanjager, een pakkend concept vanuit een karakteristiek gebouw. De voorkeur gaat uit naar een monument, omdat de gemeente het belang voor de stad dan al erkent. Ook heeft het meer aantrekkingskracht op kopers en huurders. Met een pakkende concept weten we bedrijven te interesseren zich daar te vestigen, om te beginnen de early adopters (vaak een creatief milieu). Daarbij werken we met lage drempels zoals omzetafhankelijke huur en flexibele termijnen. Vervolgens organiseren we interactie: ontmoetingen en evenementen, en trekken we horecaondernemers aan. Daardoor ontstaat samenwerking en worden weer nieuwe bedrijven aangetrokken. Uiteindelijk levert het ook meerwaarde op voor de omgeving.” Om-


EP

Boven Het HAKA-gebouw is door Urban Breezz herontwikkeld tot een laboratorium voor bedrijven, instellingen en overheden die hun kennis op het gebied van water en energie willen bundelen Rechts Binnen in het HAKA-gebouw zijn onder andere gemeenschappelijke ruimten ondergebracht, zoals vergaderruimten

Economie en Praktijk Binnenstedelijk herontwikkelen

105 — AWM 48


106 — AWM 48

dat Urban Breezz geen gebouwen koopt, en ‘slim’ investeert, blijven de ontwikkelkosten laag. Het bureau ontvangt van de eigenaar een percentage van de exploitatie of wordt betaald voor de gemaakte uren.

SOCIALE DIENSTPLICHT VOOR GEBOUWEN Leegstand kan verloedering veroorzaken. Om dat tegen te gaan introduceerde Urban Breezz de ‘sociale dienstplicht voor leegstaande gebouwen’. Na een jaar leegstand moet er een programma komen voor activiteiten die meerwaarde

— Twee keer zoveel publiek betekent 40% meer omzet hebben voor de buurt, ongeachte de verdere plannen voor zo’n gebouw. Nieuwegein heeft bijvoorbeeld een nieuw stadskantoor gekregen met theater. Het oude theater aan de andere kant van de stad dateert uit de jaren ‘70. Omdat het te klein is, zal het worden gesloopt. Het ligt echter aan een kansrijk pleintje met

goed openbaar vervoer en een leeg kantoorgebouw. Tot de sloop kunnen er laagdrempelige activiteiten worden ontwikkeld. Dat is goed voor de buurt en het kan dienen als re-integratieproject. Zo kan het een tweede leven krijgen en wellicht een definitieve herbestemming.

RE-INTEGRATIEPROJECTEN Leegstand in een winkelcentrum of stadshart resulteert al snel in een neergaande spiraal van steeds minder publiek, lagere omzetten en daardoor nog meer leegstand en verloedering. Om die negatieve spiraal te keren, kan Urban Breezz worden gevraagd een zogenaamd re-integratieprojecten te starten. Er wordt in de leegstaande winkels een knutselplek ingericht, of een winkel waar buurtbewoners kunnen leren naaien of koken, een kinderspeelplaats, openbaar toilet, een postzegelbeurs waar verzamelaars kunnen ruilen, of een praatclub. Ten Hove: “Het gaat om projecten die nuttig zijn en verbindend, maar die in het begin geen marktconforme huur kunnen opbrengen. Bekeken vanuit de meerwaarde die deze projecten kunnen hebben voor de mensen en de omgeving, kan een lagere huur zichzelf op een ander niveau of een ander tijdstip terugverdienen. Allereerst heeft meer mensen op straat een gunstig effect op het bestedingspatroon. Voor de winkeliers betekent

twee keer zoveel publiek 40 procent meer omzet. Zo komt de loop terug en wordt verloedering tegengegaan. Voor de mensen die een laagdrempelig project als een kookwinkel of praatclub beginnen kan het een opstapje zijn naar een echte eigen onderneming. De gemeente kan hiervan een deel financieren door de huren te verlagen. Zodra de onderneming op eigen benen kan staan, betalen ze de volledige huur. Het mes snijdt dus aan twee kanten.”

KAUWGOMBALLENFABRIEK Lingotto is gespecialiseerd in het binnenstedelijk herontwikkelen van bestaande gebouwen en locaties die hun oorspronkelijke functie hebben verloren. In 2006 kocht Lingotto de Kauwgomballenfabriek, de voormalige Maple Leaf fabriek in Amsterdam, en ontwikkelde daar bedrijfsruimten voor creatieve gebruikers. Vanuit de Kauwgomballenfabriek werkt het bedrijf nu aan een breed scala aan projecten: het herontwikkelen van industrieel vastgoed zoals De Fabriek in historisch Delfshaven, het realiseren van nieuwe woongebieden op oude industrieterreinen zoals Ultimulti op het voormalige slachthuisterrein in Leiden en soms ook nieuwbouw, zoals het bedrijfsverzamelgebouw Dexxx op IJburg. De Kauwgomballenfabriek zelf is een duidelijk voorbeeld van de werk-


EP

Links In opdracht van Lingotto ontwierp NEXT architects de renovatie van Huygens´ dok. Door een grote ingreep rondom de entree, zal het gebouw zich in de toekomst openen naar de omgeving. Een atrium zorgt voor licht in het hart van het gebouw Onder Het uit 1961 stammende stadsdeelkantoor in Watergraafsmeer, Amsterdam wordt door Lingotto ontwikkeld tot een multifunctioneel pand met onder andere een sportschool en horeca

Economie en Praktijk Binnenstedelijk herontwikkelen

107 — AWM 48


108 — AWM 48

wijze van Lingotto. Het complex bestaat uit vijf verschillende gebouwen met een eigen karakter die gefaseerd werden ontwikkeld om de kosten en risico’s te spreiden. Per gebouwdeel werd bepaald welke ingrepen noodzakelijk waren om de karakteristieken van elk gebouwdeel zo goed mogelijk tot hun recht laten komen en voor welke doelgroep het zou worden ontwikkeld.

RISICOMANAGEMENT Jasper Stam, projectontwikkelaar bij Lingotto: “De concepten zijn flexibel en multifunctioneel. Er moet daarna weer een volgend leven mogelijk zijn. Wij proberen levendigheid in de stad te

— Elke partij moet die risico’s dragen die hij zelf kan besturen maken. Omdat we met een klein team werken, zijn de lijnen kort en kunnen we ideeën snel vertalen naar concrete plannen. We ontwikkelen business cases door een idee tot een totaalconcept uit te werken waarin de kosten en opbrengsten in een goede relatie tot elkaar staan. De contracten, de vergunningen en de financiering zijn ook in het totaalconcept geregeld. Dan kunnen we tot uitvoering overgaan.” Zo ontwikkelt Lingotto in een leegstaande parkeergarage in Amsterdam-Zuidoost het concept ‘World of Food’. Voor dit project werkt Lingotto samen met Stadsdeel Zuidoost, HendriksSchulten/Harvey Otten architecten en MaFlo (Loek Beeren) / EME projects (Michael Eman) als horecaspecialisten. Per project gaat Lingotto strategische allianties aan met andere partijen. In deze samenwerking worden de risico’s van het project zo efficiënt mogelijk over de partijen verdeeld zodat elke partij alleen die risico’s draagt die hij zelf kan besturen. De gebouweigenaar, bijvoorbeeld een gemeente, woningcorporatie

of een vastgoedfonds, draagt het risico van de opstallen en soms de financiering, Lingotto draagt het risico van afzet (verhuur, verkoop), de aannemer de bouwrisico’s.

POTENTIE VAN DE LOCATIE Van de samenwerkende partijen verwacht Lingotto naast het nemen van eigen risico ook een actieve eigen inbreng in het project om het concept in de loop van het bouwtraject te vervolmaken. Stam: “Het interessante van herontwikkelen is dat elk project uniek is. Het gebouw in combinatie met de locatie bepaalt de mogelijkheden. Daarbij gaat het niet om megalomane projecten maar om kleine ingrepen. Het gebouw is leidend. De staat van het gebouw, de constructie. Oud industrieel erfgoed is meestal erg verwaarloosd, maar de constructie is sterk. Daarentegen hebben de glanzende kantoorkolossen uit de jaren ’80 en ’90 veelal een goedkope constructie. Herontwikkelen vergt dan een andere aanpak. Ook de potentie van de plek telt mee. Een gebouw van 25.000 m2 in Amsterdam Centrum ontwikkelen is minder lastig dan een gebouw van 10.000 m2 in Amersfoort Schothorst.”

ARCHITECTEN Omdat de ingrepen zo beperkt mogelijk worden gehouden, werkt Lingotto het liefst samen met architecten die goed kunnen luisteren en meedenken en efficiënt kunnen ontwerpen. De kosten van het ontwerptraject houdt Lingotto daarmee in de hand. Soms wordt een ambachtelijke architect gekozen met gevoel voor detaillering, een andere keer komt Lingotto met een concept dat door een architect moet worden uitgetekend. Ook kunnen architecten zelf projecten initiëren. Stam: “Het initiatief voor Dexxx op IJburg is genomen door BNB architecten en BO6 architecten. Wij hebben er partijen bijgezocht en samen het concept verder ontwikkeld.” Inmiddels is transformatie geen niche meer en gaat Lingotto weer op zoek naar nieuwe opgaven. Stam: “Je moet jezelf constant opnieuw uitvinden, daardoor houd je een frisse blik.”—


109 — AWM 48

Ossip van Duivenbode

Ossip van Duivenbode

EP

Economie en Praktijk Binnenstedelijk herontwikkelen

Boven Samen met Mei Architecten werkt Lingotto aan de renovatie van De Fabriek in Delfshaven, Rotterdam. In De Fabriek worden 36 werkunits van 30 m2 gerealiseerd, die afzonderlijk verhuurd kunnen worden op basis van een exibel huurcontract. Het ontwerp van Mei is gericht op het behoud van de aanwezige esthetische, cultuurhistorische en constructieve kwaliteit. In de vorm van een atrium wordt ruimtelijke kwaliteit toegevoegd Links Over het atrium wordt een bij het pand passend industrieel kasdak gerealiseerd


110 — AWM 48

OVERSPANNING

Zichtbaarheid Het Londense treinstation King’s Cross heeft een grote transformatie ondergaan naar ontwerp van architectenbureau John McAslan + Partners. De nieuwe hal ten westen van het oude stationsgebouw is de grootste stationsoverkapping zonder ondersteuning van Europa. Meer nog dan de afmetingen is het de vormgeving die indrukwekkend is. Het oude station is in 1972 uitgebreid met een tijdelijke overkapping die vrij willekeurig tegen het monumentale pand was aangezet. Het onttrok de bakstenen gevel grotendeels aan het zicht en bood slechts beperkt ruimte voor winkels en wachtende reizigers. Architect John McAslan kreeg in 2005 de opdracht een nieuwe stationshal te realiseren, het oude station zorgvuldig te restaureren en de spooroverkappingen te renoveren. De nieuwe hal is halfrond van vorm en voegt 7.500 m2 toe. Hij bestaat uit één

grote overkapping. Centraal staat een trechtervormige constructie van vijf dubbele kolommen die naar beide zijden uitwaaieren en zo de halve cirkel vormen. Aan zijn uiteinden wordt de overkapping ondersteund door zestien boomvormige kolommen. De overkapping heeft daar een hoogte van vijf meter. In het centrum neemt die hoogte toe tot negentien meter. De vorm van de hal sluit aan op het Great Northern Hotel, dat aan de zuidrand van de hal staat. Naast het hotel is de nieuwe entree gesitueerd. In het noordelijke deel bevindt zich een tussenverdieping waar winkels en horeca zijn ondergebracht. Dit deel sluit tevens aan op de Londense metrostation St. Pancras. De spanten zijn in delen geprefabriceerd. In de nacht werden de losse delen naar het station vervoerd en op hun plek gehesen. Overdag werden de nieuwe onderdelen aan elkaar gelast. Vervolgens zijn de driehoekige dakpanelen bevestigd. Voor de bouw was een enorme steigerconstructie nodig. Niet alleen om de bouwers hun werk te kunnen laten doen, maar ook om de constructie te ondersteunen totdat deze voltooid was. De renovatie van de kappen die de

John Sturrock

Hufton and Crow

Techniek

acht sporen overdekken, vormden logistiek ook een grote uitdaging. Er mocht geen trein uitvallen voor de 50 miljoen passagiers die het station jaarlijks gebruiken. De kappen zijn 250 meter lang, 22 meter hoog en 65 meter breed. Voor de renovatie van de spooroverkappingen is onder de kap een tijdelijke kap gebouwd. Deze beschermde de reizigers en de treinen voor vallende bouwdelen en bood de arbeiders een werkplek. De tijdelijk kap is gedurende de renovatie over de sporen verreden. Met het enorme project is het internationale treinstation weer op de kaart gezet. Voor een prijs van 500 miljoen Britse pond zijn oud en nieuw beiden in volle glorie zichtbaar. (LZ)


T

CONSTRUCTIE

Evenwicht Op een driehoekige kavel aan een van de Hilversumse hoofdwegen staat een markante woontoren gepland. Met het ontwerp geeft architect René van Zuuk een antwoord op de vele eisen van de gemeente en de opdrachtgever. De vormgeving maakt de constructie in een oogopslag duidelijk, terwijl deze evengoed spannend overkomt. De Dudoktoren gaat de afsluiting vormen van een reeks torens uit de jaren tachtig, die samen met naoorlogse woningbouw van vier lagen het gebied domineren. Omdat de kavel zo prominent is en het gebouw vanuit alle kanten kan worden benaderd vroeg de gemeente om een alzijdig en symmetrisch gebouw met een sculpturale vorm. De afmeting van de kavel en de minimale afstand die behouden moest blijven tot de erfgrens en het ondergronds leidingwerk, brachten met zich

Techniek Korte berichten

mee dat het gebouw een kleine voet diende te krijgen. De opdrachtgever eiste op zijn beurt dat de woningen niet allemaal eenzelfde woonoppervlak zouden krijgen. Deze eisen tezamen leidden welhaast onvermijdelijk tot de uiteindelijk vorm, die de toren nog voor de realisatie de bijnaam ‘het melkmeisje’ heeft bezorgd. Naar boven toe kraagt

111 — AWM 48

elke verdieping verder uit zodat het vloeroppervlak ook elke verdieping toeneemt. Door de uitkraging aan weerszijden van de kern gelijk te houden, worden grote buigende krachten vermeden. De uitkragingen houden elkaar in evenwicht, net als twee gelijkgevulde emmers van een melkmeisje. De toren is op staal gefundeerd en de betonnen constructie is getunneld. De wanden doen op deze manier dienst als hoge balken, die momentvast aan de vloeren zijn bevestigd doordat wanden en vloeren tegelijk zijn gestort. Stabiliteit wordt verzorgd door schijfwerking in de vloeren en wanden. De uitkragingen komen in alle vier oriëntaties terug. Door deze puntsymmetrisch plattegrond kent het gebouw geen voor-, achter- en zijkant. De oriëntatie van de verschillende appartementen is overhoeks waardoor elke woning twee uitzichten heeft. Hierdoor heeft elke woning altijd een zonbescheh nen n balkon, ondanks de overstekende, hoger gelegen woningen. In totaal zijn in h de d toren 52 appartementen ondergebracht. (LZ) b


112 — AWM 48

Gevelfragment met versprongen breipatronen

Vitrage Renovatie schoolgebouw, Tilburg, Atelier Mariëtte Adriaanssen Voor de Tilburgse School voor VAVO verbouwde Atelier Mariëtte Adriaanssen een bestaand schoolpand op het campusgebied Stappegoor. De gevels zijn bekleed met composietpanelen waarin een breiwerk van vormgever Petra Vonk is verwerkt. Zowel in ruimtelijkheid als in detaillering zijn het verleden en het heden met elkaar verbonden. Tekst Linda Zenger

Het getemperde licht en beperkte uitzicht bevordert de concentratie

De oude schoolvleugel bestond uit een gang met aan weerszijden diepe praktijklokalen. De gang was verstoken van daglicht en de gevels waren slecht geïsoleerd. Met relatief beperkte maatregelen herbergt de vleugel nu moderne werk-, ontmoetings- en onderwijsruimten. In het midden is een atrium gecreëerd waarin spreekkamers zijn ondergebracht. Hierop en hier omheen bevinden zich flexwerkplekken en de pauzeruimte. Links en rechts van het atrium zijn de onderwijsondersteunende ruimte en de kantoren gelegen; direct daar achter, aan de gevel, liggen de klaslokalen. Het atrium wordt van ruimschoots voldoende daglicht voorzien door een sheddak. Dit dak is niet de enige verwijzing naar de oude textielfabrieken uit de omgeving. In de gevelbekleding is een breiwerk opgenomen. Het breiwerk, naar ontwerp van Petra Vonk, is verwerkt in composieten gevelpanelen. De panelen zijn geproduceerd door Holland Composites. De productie verschilt nauwelijks van de ‘gewone’ composietplaten die bij het bedrijf worden gemaakt. Een aantal lagen glasvezeldoek wordt op elkaar gelegd, waarna het hele


T

Techniek Renovatie schoolgebouw Atelier Mariëtte Adriaanssen

113 — AWM 48

Geveldoorsnede pakket met behulp van vacuüminjectietechniek door een kunsthars met elkaar wordt verbonden. Voor de gevelpanelen van het schoolgebouw is tussen de lagen glasvezel een extra laag aangebracht: het breisel. De combinatie van glasvezel, breisel en kunsthars resulteert in een translucent paneel: een beschermende vitrage. De vitrage omsluit zowel de gesloten houtskeletbouwelementen als de daglichtopeningen. De gebouwvleugel waar het gevelpaneel is toegepast onderscheidt zich hierdoor van de rest van het complex. Het breisel is opgebouwd uit drie verschillende patronen, wat voor enige afwisseling zorgt. “Het lastigste was de slappe lappen breiwerk binnen de snijlijnen van de panelen te houden”, vertelt de producent. “De panelen worden per 100m2 in twee stukken geproduceerd en later op maat gesneden. Als hulpstuk zijn houten raamwerken gebruikt ter grootte van de uiteindelijke panelen. De breisels zijn hier zo netjes mogelijk in gelegd. Bovendien is elke lap voorafgaand aan de plaatsing op de productietafel gestoomd om de rekbare gebreide te stabiliseren. De bemoeiingen om de breisels zo strak mogelijk in de panelen te krijgen, is zichtbaar. Op sommige plaatsen zit het breiwerk verschoven in het paneel. In plaats van de spanning tussen het ambachtelijke en industriële te onderdrukken, was het misschien interessanter geweest dit verschil juist extra te benadrukken.—

1 2

3

4 5

6 7

Proeflap van breifabriek De Reuver

8

9

10

11 12

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

aluminium afdekkap gevelpaneel 5,5 mm afstandhouder houtvezelplaat 20 mm minerale wol 200 mm kozijn aluminium lekdorpel dampremmende laag multiplex 12 mm gipsvezelplaat 12 mm kantplank isolatie 90 mm


114 — AWM 48

Een textielmal vormde de basis van dit door Zaha Hadid Architects ontworpen betonnen entreeportaal in Bangalore


T

Techniek Flexibele mallen

115 — AWM 48

Het entreeportaal in Bangalore kon met de textielmal in twee weken gebouwd worden

Flexibele mallen Ontwerpen met flexibele mallen zou het antwoord kunnen zijn op de wens steeds lichter, eleganter en vrijer te construeren. Zowel in binnen- als buitenland wordt er flink mee geëxperimenteerd. Recentelijk leverde Zaha Hadid Architects twee pilotprojecten op. Zwarts & Jansma Architecten behaalde vorig jaar de finale van een internationale prijsvraag met een ontwerp waaraan de nieuwste ontwikkelingen rondom flexibele mallen ten grondslag liggen.Welke mogelijkheden schuilen er in deze techniek? Tekst Diederik Veenendaal Een zak met 65 m2 meter zeil, draad, lijm, een riksja en 12.000 roepies (178 euro). Hiermee sneden, naaiden en installeerden een meester-kleermaker en zijn assistent in anderhalve dag een textiele mal in een frame van gebogen buisprofielen. Deze actie leverde de bekisting op voor een pilotproject van Zaha Hadid Architects. De totale bouw, inclusief het storten en uitharden, duurde twee weken. Na een week uitharden van het beton kon de laatste hand worden gelegd aan de constructie. Het resultaat was een elegante, uiterst dunne betonnen overkapping die sinds augustus vorig jaar voor de ingang van de faculteit Computer Science van de BMS College of Engineering in Bangalore staat.

AA Visiting School Dit Hyperthreads-project in India is een van de satellietprojecten van de gerenommeerde Londense AA School of Architecture. Onder de naam AA Visiting School worden wereldwijd projecten uitgevoerd, waarbij met workshops voor studenten en professionals kennis wordt uitgewisseld. Shajay Bhooshan werkt bij de Computation and Design Group van Zaha Hadid Architects (ZHA|CODE) en is directeur van de AA Visiting School, Bangalore, India. Hij licht toe: “We zijn altijd geïnteresseerd geweest om het soort geometrieën te realiseren die we normaliter alleen ontwerpen bij ZHA. Door fysieke experimenten ontwikkelen

we een intuïtie voor de gevolgen voor het gedrag en de bouw van deze constructies.” Het idee voor het gebruik van een textiel als mal was het gevolg van eerdere ontwerpworkshops elders, waar op kleine schaal met lycra of kabelnetten werd geëxperimenteerd. De kosten voor de overkapping in Bangalore waren 80 euro per vierkante meter, vergelijkbaar met de gemiddelde prijs voor dakconstructies in de regio. In een tweede project in Mexico werd dit onderzoek voortgezet. Het textiel vervangen door een stalen wapeningsnet. De bouw werd voltooid in negen dagen, tegen een vierkante meter prijs die circa 2,5 keer hoger lag dan in India.


116 — AWM 48

Een textielmal maakt de Pringle-vormige constructie mogelijk die Zwarts & Jansma Architecten met OKRA voor een faunapassage in Colorado ontwierp

Icff2012 Van 27 tot en met 29 juni 2012 wordt in Bath, Engeland ’s werelds tweede internationale conferentie op het gebied van flexibele mallen gehouden. Shajay Bhooshan, Rob Torsing, Mark West en onderzoekers uit o.a. Bath, Zürich, Delft en Eindhoven zullen de projecten waaraan zij werken toelichten. De icff2012 conferentie is voor iedereen toegankelijk. www.icff2012.co.uk

Lichtgewicht De experimenten van Bhooshan maken deel uit van de opmars die flexibele mallen momenteel maken. Het gebruik van een textiel of membraan als mal maakt markante, dubbelgekromde betonnen vormen mogelijk die ingaan tegen traditionele associaties van betonarchitectuur. Het woord ‘bekisting’ is niet langer van toepassing. Textiel creëert een nieuw vocabulaire voor betonstructuren. Bovendien biedt het de mogelijkheid de hoeveelheid bouwmateriaal terug te brengen en daarmee gewicht te besparen. Enerzijds doordat efficiënte, constructieve vormen kunnen worden gerealiseerd en anderzijds door het beton uit te laten

harden in lichte mallen. Een extra voordeel van textiele mallen is de luchtdoorlatendheid van de ‘bekisting’. Omdat lucht en water via het textiel kan ontsnappen, kan de watercementratio worden verlaagd en luchtgaatjes worden voorkomen. Het betonoppervlak wordt wezenlijk harder en consistenter en daardoor ook beter bestand tegen chemische indringing. Het werken met textiele mallen is overigens niet nieuw. De methode werd al rond 1900 ontwikkeld. In eerste instantie voor betonnen vloeren; rond de Tweede Wereldoorlog voor betonnen schalen als tijdelijke kazernes en munitieopslagen. Groter succes werd geboekt in de geotechniek en waterbouwkunde. Hier


T

Techniek Flexibele mallen

117 — AWM 48

Opbouw draagconstructie faunapassage in Colorado

landscaping

- locally sourced conrete shell

- lightweight temporary formwork membrane - automatic cutting pattern generation - recyclable temporary cable net

Ontwerpflexibiliteit textielmal - flexible topology - reusable

temporary supporting structure

foundation

werd textiel werd gebruikt als mal voor funderingspoeren en dijkbekledingen, omdat de methode in natte omstandigheden of geheel onder water eenvoudig toegepast kon worden. De Spaanse architect Miguel Fisac paste de techniek in de jaren ’70 als eerste architectonisch toe om expressieve gevelpanelen te vormen. Het aantal voorbeelden in de architectuur en gebouwde omgeving bleef echter gering. De toepassing van textiel in het maken van betonnen vormen wekt daarom vandaag de dag, ondanks een eeuw aan ontwikkelingen, nog altijd verbazing. Grote overspanning Als het aan Rob Torsing van Zwarts &

- adjustable - reusable

Jansma Architecten ligt, komt hier snel verandering in. Een eerste aanzet tot die verandering is het ontwerp van Landshape. Dit ecoduct heeft de vorm van een Pringle, of om preciezer te zijn een hypar. Het ontwerp, een inzending voor de ARC International Wildlife Crossing Infrastructure Design Competition in Colorado, werd een van de vijf finalisten. Zwarts & Jansma ontwikkelde het concept van een textielen mal verder teneinde een grotere overspanning te kunnen verwezenlijken. Torsing: “De techniek die nodig is om ons ontwerp te realiseren heeft zich tot op zekere hoogte in het verleden reeds bewezen. Alleen nog niet op deze schaal. Textiel-

mallen zijn niet eerder op deze schaal gerealiseerd. Daarom combineren we de techniek met een kabelnetconstructie.” Daarmee zijn reeds grotere constructies gebouwd, zoals in 1972 het kabelnetdak in het Olympisch park in München van Frei Otto. Kostenramingen voor de lokale situatie in Colorado, Verenigde Staten tonen aan dat een enkele brug (90 meter) in zijn geheel circa 1300 dollar per vierkante meter zou kosten, tegen 1600 dollar per vierkante meter voor een conventionele prefab betonnen brug met tussensteunpunt (2x 45 meter). Zowel het kabelnet, de ondersteuningsconstructie als mogelijk ook het textiel kan worden


118 — AWM 48

Het door Zaha Hadid Architects ontworpen paviljoen in Mexico is in negen dagen met een flexibele mal gebouwd

Nederlands onderzoek Ook aan de Nederlandse universiteiten wordt onderzoek gedaan naar textiele mallen. Roel Schippers van de TU Delft heeft zich toegelegd op geautomatiseerde prefabricatie van membraangevormde betonpanelen. Hiermee sluit hij aan op huidige trends in vrije vormen en bijbehorende gevelopbouw in architectuur waarin momenteel nog veel gebruik wordt gemaakt van materiaalverspillende technieken als CNC-gefreesde schuimmallen. Frank Huijben van de TU Eindhoven verkent een geheel uniek gebruik van membranen als mal in de vorm van vacuümgetrokken membranen. Membranen onder positieve luchtdruk werden de afgelopen decennia al gebruikt voor het maken van betonkoepels, maar onder vacuüm ontstaan totaal andere mogelijkheden. In combinatie met willekeurige vulmiddelen staan dergelijke, herbruikbare vacuümmallen toe om diverse texturen in het betonoppervlak te realiseren.

hergebruikt; dat maakt de methode financieel aantrekkelijk. Uitvoering en onderzoek De eerdergenoemde voorbeelden betroffen dunne schaalconstructies. Textielmallen bieden echter nog meer vormgevingsmogelijkheden bij volledig gevulde mallen. Het in aanbouw zijnde Women and Newborn Hospital in Winnipeg, Canada is hiervan een voorbeeld. De hoofdentree is voorzien van een overkapping en enkele bankjes, beide gemaakt van gevulde textielmallen. De mallen zijn ontworpen door C.A.S.T. (Centre for Architectural Structures and Technology), een onderzoeksfaciliteit van de Universiteit van Manitoba, Canada, waar men zich het afgelopen decennium heeft toegelegd op de ontwikkeling van textielmallen. Directeur en professor Mark West ontdekte dat de nieuwe vormen niet alleen voor technische uitdagingen zorgen: “Alles wat ontstaat, wanneer je

een plastisch materiaal als beton in een membraan stort, lijkt op iets organisch. Een lichaam of een groente. Dat kan vreemde associaties opleveren. Zo vond een van de verpleegsters, die namens de klant bij de bouw betrokken was, het ontwerp van de V-vormige kolommen lijken op een vagina. Een poging de kolommen aan te kleden mocht niet baten. Hoe meer we de erotiek van de architectuur probeerden te onderdrukken, hoe erger het werd.” Door de knooppunten van de kolommen onder het maaiveld te leggen, is de associatie verdwenen. Het gebruik van textielmallen in architectuur blijft naast pionierend werk als dat van Zaha Hadid Architects en Zwarts & Jansma Architecten vooralsnog beperkt tot eenvoudige toepassingen. Academisch werk als dat van C.A.S.T. en de AA School of Architecture krijgt echter navolging bij steeds meer bouwkundige en civieltechnische faculteiten over de hele wereld. Met name de Uni-


T versiteit van Bath, Engeland en de ETH Zürich, Zwitserland richten zich op het wegnemen van obstakels in de vertaalslag van concept naar praktijk. In Bath richt men zich daarbij vooral op vragen aangaande wapening, materiaalbesparing en prefabricatiemogelijkheden van textielgevormde elementen zoals liggers. Andere uitdagingen liggen in het gelijktijdige ontwerp van zowel de mal als het beton. In tegenstelling tot stijve, traditionele bekistingen wordt de vorm van een flexibele mal bepaald door de druk van het vloeibare beton. In Zürich wordt daarom gewerkt aan ontwerpmiddelen en digitale tools voor uiteenlopende, textielgevormde constructies, zodat ontwerpers en ingenieurs in de toekomst niet aangewezen zijn op fysieke schaalmodellen Alvorens de techniek van textiele mallen breed te kunnen inzetten zal nog het nodige onderzoek moeten worden

Techniek Flexibele mallen

119 — AWM 48

verricht. Echter, interesse in de vormentaal van textielmallen hebben de afgelopen jaren een vlucht genomen. De architectonische en bouwkundige mogelijkheden zijn legio en de voordelen worden met de dag beter in kaart gebracht.—

Over de auteur ir. Diederik Veenendaal is promovendus aan de ETH Zürich (BLOCK Research Group) en constructeur bij Witteveen+Bos. Hij was betrokken als adviseur bij Landshape en ontwikkelde parametrische ontwerpmodellen voor het Women and Newborn Hospital in Winnipeg. Aan de ETH werkt hij momenteel aan onderzoek naar digitaal ontwerp en analyse van schaalconstructies, textielmallen en textielgevormde objecten. Bij de conferentie in Bath zal hij spreken over de rol van software in het ontwerp en de toekomst van textielmallen.

In Manitoba worden binnen een ontwerp van Smith Carter Architects deze door C.A.S.T. ontwikkelde, vrij gevormde kolommen gerealiseerd


120 — AWM 48

De Kukje Gallery in het stedelijke landschap van Seoul

Maliënkolder 510.000 stalen ringetjes zijn in de gevel van de Kukje Gallery in Seoul verwerkt. De ringetjes vormen samen een enorme maliënkolder die over de verschillende gebouwonderdelen is heen gespannen. Het gebouw is ontworpen door architectenbureau SO – IL, dat de unieke gevel samen met ingenieursbureau Front ontwikkelde. Tekst Michiel van Raaij Fotografie Iwan Baan


T

Techniek Kukje Gallery SO – IL

121 — AWM 48


122 — AWM 48

Met zijn natuurlijk vallende gevel sluit het tentoonstellingsgebouw aan op de organisch gegroeide oude stad eromheen

In de zich snel ontwikkelende ZuidKoreaanse kunstwereld neemt de Kukje Gallery een belangrijke plek in. De galerie is gevestigd in een verzameling van gebouwen in een historische wijk van de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoul. “Het is niet eenvoudig om in zo’n kleinschalig stedelijk landschap iets eigentijds neer te zetten”, vertelt architect Florian Idenburg van SO – IL (Solid Objectives – Idenburg Liu) via Skype vanuit zijn kantoor in New York. Door zijn schaal overschreeuwt een nieuw gebouw al snel de oude bebouwing. Idenburg: “Aan het begin van het ontwerpproces hebben wij daarom gezocht naar manieren om de gebouwvorm te verzachten.” Op zijn kantoor had Idenburg al een tijd een materiaalsample liggen

bestaande uit in elkaar gehaakte metalen ringen, een soort maliënkolder dus. Dat fascineerde hem. “Om te testen hoe zoiets zou werken, hebben we simpelweg een panty over de maquette gespannen”, vertelt Idenburg. Dat werkte. “Deze huid leverde een architectuur op die niet helemaal gedefinieerd is.” Toen ook de opdrachtgever overtuigd was van het ontwerp, kwam Idenburg erachter dat er nog nooit een gebouw met zo’n maliënkolder-gevel gerealiseerd was. “Er bestond geen enkele kennis rond dit materiaal”, vertelt hij. De ontworpen dubbele kromming kon echter op geen enkele andere manier gemaakt worden. “We hebben het daarom vanaf de basis helemaal zelf moeten uitzoeken.”

In de uitwerking van de maliënkoldergevel heeft SO – IL intensief samengewerkt met het ook in New York gevestigde Front, een ingenieursbureau dat gespecialiseerd is in het ontwikkelen van nieuwe gevelsystemen. Vooral partner Michael Min Ra van Front (zie ook AWM 30) speelde een belangrijke rol. Dat Min Ra zelf is geboren in ZuidKorea hielp daarbij mee. “De maliënkoldergevel hebben we zowel via de fysieke weg als via de digitale weg ontwikkeld”, vertelt Idenburg. De fysieke weg verliep via het testen van de treksterkte van de stalen ringen tot het laten maken van nieuwe materiaalsamples en de bouw van een mockup. De digitale weg startte bij SO – IL met een model in Rhino. Front heeft


T

Techniek Kukje Gallery SO – IL

Situatie

In tegenstelling tot de complex gevormde gevel is de tentoonstellingsruimte zo eenvoudig mogelijk gehouden

123 — AWM 48


124 — AWM 48

Vanaf het maaiveld leidt een rechte trap omhoog naar het dakterras en een slingerende trap naar beneden de kelder in

de gevel vervolgens volledig in Catia gemodelleerd. “Elke ring zat erin”, vertelt Idenburg. “Dat had tot resultaat dat het gedrag van de gevel zeer precies voorspeld kon worden.” Tijdens de realisatie van het tentoonstellingsgebouw merkte Idenburg dat de precisie van het computermodel niet overeenkwam met de Koreaanse bouwcultuur. “Waar in het computermodel een centimeter verschil maakte, werd door de Koreaanse bouwvakkers gewoon aan de gevel getrokken en gelast tot het goed was.” Voor Idenburg, die een periode bij Sanaa heeft gewerkt en zo ook bekend is met de Japanse bouwcultuur, was dit wel even wennen. “In de Koreaanse maatschappij gaat het meer om de benadering dan om perfectie.”

Geleidelijke groei Het nieuwe tentoonstellingsgebouw staat op een onregelmatig gevormd terrein middenin de stad. “De galerie heeft zich de afgelopen dertig jaar constant aangepast aan de vraag”, vertelt Idenburg, “en is geleidelijk gegroeid.” Het resultaat een verzameling van vrijstaande gebouwen dat verbonden wordt via een wat ongedefinieerde buitenruimte: een erf. Gezien vanaf de belangrijkste autoweg in de wijk ligt het nieuwe tentoonstellingsgebouw achter op het terrein van de Kukje Gallery. Hier sluit het terrein echter ook aan op enkele stegen, zodat het gebouw hier in zekere zin ook een tweede voorzijde van de galerie vormt. Het zich in alle richtingen vertak-

kende erf en het organisch gevormde stedelijk weefsel heeft Idenburg in zijn ontwerp tot thema gemaakt. Het gebouw staat vrij op het erf en heeft een alzijdige oriëntatie. Het gebouw heeft zelfs letterlijk aan weerszijden een entree. Op de onregelmatig gevormde omgeving kon Idenburg alleen via een omweg aansluiten. De architect ontwierp een tentoonstellingsruimte van 16 x 9 x 6 meter en ‘duwde’ alle secundaire ruimten hieruit naar buiten. Aan de basale tentoonstellingsruimte hangen rondom twee entreeportalen, een trap naar het dak, een trap naar de kelder, een airconditioning, en een lift. Elk van deze ruimtes heeft een eigen, op zijn functie afgestemde vorm gekregen, en is


T

Techniek Kukje Gallery SO – IL

125 — AWM 48

Plattegronden en doorsnede zodoende in de gevel herkenbaar. Over deze collage van elementen is de maliënkoldergevel gespannen. Een zeer functionele benadering van het gebouw levert via het gevelontwerp zo toch een complex gevormd gebouw op. Het is een gebouw dat zichzelf in de gevel nergens herhaalt, van elke kant anders is, en daarmee verrassend goed aansluit op zijn wat rommelige omgeving. Misschien is dat omdat de gevel technisch gezien geen ‘vorm’ heeft: de krommingen van de maliënkoldergevel komen voort uit de eigenschappen van het materiaal zelf. Het gebouw heeft daardoor iets ‘natuurlijks’. Op het terrein van de Kukje Gallery bewegen de bezoekers tussen en rond de gebouwen. De gebouwen beleef je vooral zijdelings en van dichtbij. Met zijn gelaagde gevel en steeds wisselende vorm speelt het tentoonstellingsgebouw van SO – IL hier slim op in. Het is een plezier om eromheen te wandelen. Ringen De ringen in de maliënkoldergevel hebben een diameter van 4,5 centimeter. “Voor het zicht van een afstand zou je ook aan een grotere diameter kunnen denken”, zegt Idenburg, “maar omdat dit gebouw vooral van dichtbij wordt ervaren was dit hier de beste maat.” Omdat roestvrijstaal in zichzelf donker van kleur is en SO – IL een licht gebouw wilde, heeft het architectenbureau de stalen ringen laten zandstralen. “Door het reliëf dat hierdoor op de ringen ontstaat, wordt het licht veel diffuser gereflecteerd”, vertelt Idenburg, die tevreden is met het resultaat. “Als de zon schijnt glanst de gevel overigens nog steeds. Ook verschijnen dan schaduwen op de betonnen wand erachter. De gevel wordt dan nog gelaagder.” De 510.000 ringen die voor de gevel nodig waren zijn geproduceerd in de Chinese stad Anping en daar met de hand aan elkaar gelast. “Het schoonspuiten van de grote rollen gevel gebeurde in de lokale autowasstraat”, lacht Idenburg. “Aan de ene kant is de gevel met de nieuwste computertechnologie uitontwikkeld, maar aan de andere kant was de productie totaal geïmproviseerd. Vroeger was die combinatie van hightech met low-tech niet mogelijk, maar in onze hybride wereld kan dat nu wel.”

Dwarsdoorsnede

1

Begane grond

3

2

4

5

Kelderverdieping

1 2 3 4 5

tentoonstellingsruimte presentatieruimte foyer keuken goederenlift


126 — AWM 48 2

Omdat het gebouw vooral van dichtbij wordt ervaren, zijn de stalen ringetjes in de gevel wat kleiner gehouden


Techniek Kukje Gallery SO – IL

T

127 — AWM 48 24

Detail van de bevestiging van de maliënkoldergevel

1

2

3

4

5

6

7

1 2 3 4 5 6 7 8 9

schroefdraad om maliënkolder gevel aan te spannen betonnen dakrand stalen geleiderail dakrand verbindingsring rond RVS balkje RVS maliënkolder gevel stalen draagconstructie stalen geleiderail stalen bevestigingsplaat

Opdrachtgever Kukje Gallery, Seoul Architect SO – IL, New York Team SO – IL Florian Idenburg, Jing Liu, Iannis Kandyliaris, Cheon-Kang Park, Sooran Kim Uitvoerend architect Jong Ga Architects, Seoul Advies gevel Front, New York Team Front M. Min Ra, Jeffrey Kock, Benjamin Bradley, Evan Levelle, Koshi Kawakami Landschapsarchitect Garden in Forest, Seoul Advies draagconstructie Dong Yang Structural Engineering, Seoul Hoofdaannemer Jehyo Construction and Engineering, Seoul Realisatie April 2012

8 9

Omdat de Koreaanse aannemer de bouw van de gevel niet aandurfde, heeft Front de gevel op eigen risico als onderaannemer gefungeerd. Voor de ophanging van de gevel heeft het ingenieursbureau een nieuw bevestigingssysteem ontwikkeld. Dit systeem zorgt automatisch voor een lichte voorspanning in de maliënkolder en voorkomt vouwen. Ook maakt dit systeem het mogelijk om de maliënkolder, die ook in het maaiveld verankerd is, na te spannen. Idenburg vertelt dat de maliënkolder in de praktijk precies zo ‘viel’ zoals ze op basis van de maquette aan het

begin van het ontwerpproces hadden verwacht. Waar het team in de loop van het proces echter wel achter kwam was dat de uitstulpingen rond het gebouw niet te groot konden worden. De uit rechthoekige ‘doeken’ opgebouwde gevel kan vanuit ruststand maximaal 30% worden opgerekt. Ook moest voldoende ruimte tussen de verschillende uitstulpingen gelaten worden. Binnen-buiten “De huid is een heel fysiek ding. Bezoekers van de galerie raken het aan, leunen er tegenaan”, vertelt Idenburg. “Het is

daarbij ook spectaculair als je erin stapt en het van binnen ervaart.” Deze ervaring is het sterkst bij de trap naar het dak. Maar eigenlijk is het jammer dat de maliënkoldergevel niet meer doet voor het interieur. In de tentoonstellingsruimte is elke verwijzing naar de omgeving vermeden. Daarmee is de ruimte uitermate doelmatig, maar misschien ook wat al te eenvoudig en banaal. Een plaatselijke ontmoeting van binnen en buiten, bijvoorbeeld bij het café of tuin, had de spannende maliënkoldergevel nog meer diepte kunnen geven. Een tip voor de volgende uitbreiding?—


2de Amsterdamse ARCHITECTEN B A L 22 JUNI 2012

21:00u de Centrale Markthal amsterdamsarchitectenbal.NL


129 — AWM 47

Colofon AWM Architectenweb Magazine #48 AWM verschijnt zes maal per jaar ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 92103 1090 AC Amsterdam tel 020 - 71 30 600 fax 020 - 71 30 601 info@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Jeroen van Oostveen jvo@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert Muis rm@architectenweb.nl Marit Smits ms@architectenweb.nl Ronnie Weessies rw@architectenweb.nl Linda Zenger lz@architectenweb.nl Eindredactie Paul Poley Medewerkers aan dit nummer Astrid Aarsen, Roel Griffioen, Tineke Groot, Robert-Jan de Kort, Michiel de Lange, Sjoerd Reitsma, Karin Roelofse, Albert Schouten, Aldo Trim, Diederik Veenendaal Basisontwerp Solar Initiative, Amsterdam Vormgeving David Llamas Drukkerij Ipskamp Drukkers, Enschede Advertenties Bart Sakkers tel 020 71 30 600 sales@architectenweb.nl

Abonnementen Losse nummers € 19,50 Jaarabonnement (6 nummers) € 105,– Nabestellingen € 21,50 per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb B.V., minimaal vier weken voor de verschijningsdatum van het laatste nummer van uw abonnement. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand.

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

Linda Zenger Vakredacteur

Robert Muis Vakredacteur

Ronnie Weessies Vakredacteur

Marit Smits Bureauredacteur

David Llamas Vormgever

Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook. © 2012 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V. Het binnenwerk van AWM is gedrukt op FSC-gecertificeerd papier. Coverfoto Rien Lous/DAPh

Jeroen van Oostveen Uitgever


In volgend nummer

49 CULTUUR & MAATSCHAPPIJ

Zorggebouwen Verdergaande specialisatie

New Babylon MVSA

PRODUCT & MATERIAAL Jan Paul Mioulet/DAPh

Terreininrichting De nieuwste ontwikkelingen ECONOMIE & PRAKTIJK

Aan Zee EMMA

Tobias Reymond

Open samenwerkingsverbanden Voor elk project een nieuwe combinatie van talenten

Advertentie-index Architect@Work 40 Amsterdams Architectenbal 128 Barrisol 11 BUVA 12 Cityroofs 131 Design District 70

Forbo 2 Gerflor 41 Gira 41 Hörmann 97 Hewlett-Packhard 13 IABR 6 Mosa 10 Reynaers 3 Rockwool Rockfon 71

SBR 96 Wienerberger 132

Ook adverteren? Neem contact op met Bart Sakkers via 020 71 30 600 of mail naar sales@architectenweb.nl


Multi functionele daken

Cityroofs levert daktotaalconcepten; voor advies, ontwerp, aanleg en onderhoud van alle soorten platte daken. Met onze gespecialiseerde producten en diensten wordt een hoogstaand ontwerp gemaakt en gerealiseerd zoals leefdaken, groendaken, waterretentiedaken en energiedaken.

Experts in elevated landscapes

We zien steeds nieuwe mogel캐kheden en toepassingen voor het platte dak. Het platte dak biedt ruimte voor leefdaken met bestrating en beplanting, hierdoor ontstaat extra leefruimte voor recreatie, wonen en werken.

Cityroofs Centaurusweg 19 - 25 Postbus 61 5000 AB Tilburg

T +31 (0)13 45 82 800 F +31 (0)13 45 82 809 info@cityroofs.nl www.cityroofs.nl


Foto: Andrew Lee

Award-winning International Brick Architecture

Foto: FG + SG/Fernando and SĂŠrgio Guerra

brick ’12

Voor de vijfde maal heeft Wienerberger prijzen toegekend aan de beste keramische architectuur, wereldwijd. Om recht te doen aan de bijzondere en duurzame eigenschappen van keramische bouwmaterialen. Op zoek naar inspiratie in keramisch bouwen? Kijk snel op www.brickaward.com

Wienerberger BV info.nl@wienerberger.com | www.wienerberger.nl | www.brickaward.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.