AWM 49

Page 1

de architectuur voorbij nummer 49 7e jaargang aug/sep 2012 — € 19,50

Architectenweb Magazine Evolutionair Almere Oosterwold Surrëel Stedelijk Museum Netwerk The Cloud Collective Inbreiding New Babylon Interview Rob Wagemans Perspectief Abdelkader Benali CPO Cascolofts Klimaatadaptatie Terreininrichting



Foto: Christian Richters

BUILDING INSPIRATIONS ramen, deuren, vliesgevels en zonwering

Reynaers ontwikkelt aluminium raam-, deur- en vliesgevelsystemen in nauwe samenwerking met architecten, projectontwikkelaars en gevelbouwers. Een mooi voorbeeld hiervan is Kaap Skil, het maritiem en juttersmuseum in Oudeschild (Texel) van architectenbureau Mecanoo architecten uit Delft. In het oog springend is de gevel van het nieuwe entreegebouw. Achter de houten lamellen gaat een aluminium vliesgevel schuil. Zo is naar buiten toe een schitterend uitzicht op de spectaculaire buitenlucht mogelijk terwijl binnen de lichtinval door de verticale lamellen zorgt voor een strak schaduwspel. Interesse voor een proďŹ lering op maat? Neem contact op met de architectenadviseurs van Reynaers. Kijk op www.reynaers.nl of bel 0492 - 56 10 20


Marilyn Monroe In de Canadese stad Mississauga, gelegen in de metropolitane regio van Toronto, zijn deze zomer de Absolute Towers opgeleverd naar ontwerp van het Chinese architectenbureau MAD. De slingerende ronde vormen van de torens zijn volgens het architectenbureau een verwijzing naar de natuur. De inwoners van de stad spreken inmiddels over de Marilyn Monroe-torens. FotograďŹ e Tom Arban



17 - 21 september 2012 DUTCH GREEN BUILDING WEEK

Green Inspiration Duurzaam bouwen en ontwikkelen in de praktijk: Bijeenkomsten Congressen Excursies Rondleidingen Workshops

Kijk voor het volledige programma op: www.dgbw.nl


HOOFDREDACTIONEEL

Leren samenleven

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

— Oude idealen krijgen in Almere een nieuwe vorm

Bij het rondetafelgesprek over organische stedenbouw dat Architectenweb net voor de zomer organiseerde was het met name het plan van MVRDV voor Almere Oosterwold (p 16) dat vragen opriep bij het panel en het publiek. In tegenstelling tot de in AWM 48 besproken plannen kent Almere Oosterwold nauwelijks nog openbare ruimte die door de overheid wordt beheerd. De wijkontsluitingswegen moeten de initiatiefnemers in het gebied zelf aanleggen. Maar is iedereen dan straks daar nog welkom? Is het nog onderdeel van de stad? Wordt het een stadsdeel voor de rijken? Want het zelf ontwikkelen van een woning en de bijbehorend infrastructuur is niet voor iedereen weggelegd. Dat waren enkele vragen die naar voren kwamen. Alles waar de Nederlandse stedenbouw in de afgelopen decennia voor stond wordt in het plan van Almere Oosterwold ter discussie gesteld. Zo lijkt het. Maar eigenlijk worden niet de idealen, maar wordt de traditionele invulling daarvan ondervraagd. In de visie van MVRDV is Almere Oosterwold straks volledig doorkruisbaar via de gemeenschappelijk beheerde wijkontsluitingswegen en een fijn netwerk van zelf beheerde paden. Het plan is daarbij ook zo opgezet dat niet alleen particulieren, maar ook collectieven en kleine ontwikkelaars er aan de slag kunnen. De grondprijs maakt het volgens MVRDV mogelijk ook sociale woningbouw te realiseren. MVRDV benadrukt dat Almere Oosterwold qua dichtheid tussen stad en platteland inzit. Voor een stedelijker gebied ligt een dergelijk plan minder voor de hand. Lees: bij intensiever gebruik van de openbare ruimte ligt het voor de hand de ontwikkeling en het beheer daarvan bij de overheid te leggen. Interessant is dat MVRDV in zijn presentatie van Almere Oosterwold de nadruk legt op de diversiteit aan invullingen die in het gebied mogelijk zijn en hoe deze invullingen direct naast elkaar kunnen bestaan. Vanuit de lucht gezien zorgt dit voor een stedelijk beeld. Het zou fantastisch zijn wanneer bij het doorkruisen van het gebied al die verschillende invullingen te ervaren zouden zijn. Op dat punt verschilt de ambitie van MVRDV zelfs niet sterk van een bureau als Concrete (p 80), dat zijn idealen heeft afgeleid van de manier waarop de Amsterdamse binnenstad gebruikt wordt. Dezelfde ruimte wordt daar op verschillende momenten van de dag vaak voor verschillende dingen gebruikt. Dit wordt gecombineerd met een mix van allerlei typen mensen. Alleen zo leren we echt samen te leven, denkt het bureau. Die mix van mensen zou ook in Almere Oosterwold kunnen ontstaan. Of dat daadwerkelijk gebeurd is afwachten. Misschien kan aan de website waarop de verschillende initiatieven gecoördineerd worden een algoritme toegevoegd worden die niet vergelijkbare initiatieven bundelt, maar juist de contrasten zo groot mogelijk maakt.


In dit nummer

49

80—89

112—119

A

Architectuur

Product en

Cultuur en

PM Materiaal

CM Maatschappij

12-15 Korte berichten

46-51 Korte berichten

60-61 Korte berichten

16-25 Almere Oosterwold MVRDV

52-57 Terreininrichting

62-63 21 schaamteloze observaties

58-59 elast-ic Elise Oussoren

64-69 De impact van festivals op de stad

26-27 Materialiteit 28-33 Centraal Justitieel Incassobureau Claus en Kaan Architecten

34-39 Stedelijk Museum Amsterdam Benthem Crouwel Architekten

70-71 Gesprek Arnon Grunberg en Nanne de Ru 72-77 Bouwen voor daklozen


16—25

I

Interview

80-89 Rob Wagemans

D

Duurzaamheid

28—33

EP

Economie en Praktijk

T

Techniek

90-91 Korte berichten

104-105 Korte berichten

120-121 Korte berichten

92-95 Watercampus GEAR

106-111 Cascolofts De Hoofden

122-127 Ontvangstpaviljoen ‘de Maasduinen’ CéGé Ingenieurs Bouwkunde

96-101 Aan Zee Emma

112-119 Architectenbureau ‘nieuwe stijl’ The Cloud Collective

128-129 Kaskantoor Aayu architecten 130-139 New Babylon Meyer en Van Schooten Architecten


GRENZELOZE MOGELIJKHEDEN Meer licht, meer lucht, meer ruimte. Vouwschuifpuien van Solarlux geven uw gebouw een bijzondere uitstraling en bieden u tal van mogelijkheden. Individueel, subtiel en licht te bedienen. De kracht van design en functionaliteit perfect gecombineerd.

Solarlux Nederland BV | 0548 - 631323 | www.solarlux.nl


Speels beton

IdeeĂŤnprijsvraag 2012

www.indekiemgescoord.nl


12 — AWM 49

A

Architectuur

AMSTERDAM

Modehangar langs de A10 Een hangar voor het produceren en showen van nieuwe mode. Zo kan het toekomstige hoofdkantoor van G-Star RAW langs de snelweg A10 in Amsterdam-Zuidoost worden opgevat. Het door OMA ontworpen gebouw bestaat uit een reusachtige creatieve kern, met daaromheen de kantoren en andere ondersteunende faciliteiten. Het creatieve centrum van het modemerk heeft het karakter van een hangar, een open ruimte inclusief hangardeuren naar buiten. De openheid moet de samenwerking tussen de verschillende creatieve afdelingen bevorderen. Daarnaast is de ruimte geschikt voor het organiseren van modeshows en feestjes, die door het openen van de hangardeuren ook (deels) in de buitenlucht kunnen plaatsvinden. Om de creatieve kern wordt een ring van kantoren, parkeervoorzieningen en andere functies gebouwd. Dit gedeelte is ook qua materialisatie afgescheiden van de hangarruimte: waar de kern is gevat in glas, zijn de ondersteunende functies voorzien van een donker betonnen gevel. De plint van het gebouw dient als ‘dropoff’ en parkeergelegenheid, en fungeert ook als podium voor evenementen. Wie op de snelweg langs het 140 meter lange gebouw rijdt, ziet de verschillende functies en afdelingen weerspiegeld in de constant van uiterlijk veranderende gevel. Meest prominent is de uitstekende glazen kubus, waarin de showroom zich bevindt. Hoewel dit volume is afgescheiden van het werkgedeelte, zijn er wel doorzichten naar de hangar gemaakt. Deze zijn zo geregisseerd, dat de medewerkers optimale privacy genieten. In 2013 is het 27.500 vierkante meter omvattende hoofdkantoor klaar. (RW)


13 — AWM 49

Luxigon

A

Architectuur Korte berichten

SEOUL

Licht, lucht en ruimte Voor het Yongsan International Business District in de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoul heeft het Amerikaanse architectenbureau REX een woongebouw ontworpen waarin de principes van het Modernisme opnieuw worden geïnterpreteerd. Wanneer short-stay appartementen van 40 tot 60 vierkante meter rond een kern met liften worden gegroepeerd, levert dat volgens architect Joshua PrinceRamus van REX weinig woonkwaliteit op. De woningen zijn donker, kunnen niet natuurlijk geventileer worden en van sociale interactie op de verdiepingen

is geen sprake. Met zijn bureau stelt hij dan ook een heel ander gebouwmodel voor. Door de woningen in U-vormige verdiepingen rond een hoog binnenhof te organiseren ontvangen de woningen van twee zijden zonlicht en is dwarsventilatie mogelijk. Door een ontsluiting via galerijen en door gemeenschappelijke terrassen te realiseren bovenop de uitkragende bouwdelen wordt bovendien sociale interactie op hoogte mogelijk. De individuele appartementen hebben steeds twee volledig glazen gevels voor een maximale daglichttoetreding. De plattegronden van de appartementen wordt bepaald door de keuken aan de ene zijde en de badkamer aan de andere zijde. Een multifunctionele wand, met onder meer het bed, beweegt hier tussenin en kan afwisselend een grotere woonkamer of grotere slaapkamer vormen. Het functionele appartement doet de stelling van Le Corbusier dat ‘een

huis een machine is om in te wonen’ eer aan. Het gebouwontwerp van REX is een sterke herinterpretatie van de Modernistische galerijflat met bijbehorende gezondheidsambitie en sociale agenda. Het ontwerp lijkt een stuk meer woonkwaliteit te bieden dan het standaard model voor dit type appartementen. Hoe het concept kostentechnisch zal uitpakken is afwachten. Het woongebouw moet in 2016 opgeleverd worden. (MvR)


DPI

14 — AWM 49

BOEK

How to Make a Japanese House Een-en-twintig interviews met bekende en minder bekende Japanse architecten over een door hem of haar ontworpen woonhuis. Dat is de kern van het boek dat Cathelijne Nuijsink na jarenlang onderzoek heeft samengesteld. De behoorlijk gesloten wereld van de Japanse architectuur breekt de Nederlandse Nuijsink, die zelf Japans spreekt, met de interviewvorm effectief open. Dat in elk interview maar één project wordt besproken is de kracht van het boek. Met de foto’s en tekeningen erbij kan zo een goed beeld gevormd worden van het specifieke ontwerp. De interviews zijn zo opgezet dat ze tegelijkertijd een breder verhaal vertellen over de Japanse woningbouw. Samen met de toegevoegde essays van enkele Japanse architecten en Nuijsink zelf biedt het boek zo een gedetailleerd beeld van hoe aan het Japanse woonhuis ontworpen wordt. (MvR)

Cathelijne Nuijsink – NAi Uitgevers – 2012 – Paperback – 328 pagina’s – 17 x 24 cm – ISBN 9789056628505 – € 39,50 – Engels

DEN HAAG

Nuancering Het kantorengebied rond de Utrechtsebaan in Den Haag is bijna af. Het laatste puzzelstuk – De Monarch II, III en IV – is ontworpen door Meyer en Van Schooten Architecten (MVSA) en geeft het masterplan van stedenbouwkundige Joan Busquets een laatste draai mee. De kantoorschijven langs de Utrechtsebaan staan strak in het gelid. De gebouwen staan op grofweg gelijke afstand van elkaar, hebben een gelijke hoogte en zijn met hun abstracte gevels allemaal even uitdrukkingsloos. Alleen het WTC vormt een hoogteaccent. Vanaf de verdiept gelegen snelweg of verhoogd gelegen randstadrail vormt het gebied een oase van architectonische rust. Dit is modernisme zoals het bedoeld was. Terwijl bij de kantorengebieden rond Rotterdam Centraal of de Amsterdamse Zuidas ingezet wordt op een menging van wonen en werken, is in Den Haag een compact en gebied gerealiseerd waar nagenoeg alleen gewerkt wordt. De locatie van het gebied net buiten het oude stadscentrum, bovenop een snelweg en parallel aan de barrière van het brede spooremplacement richting

Den Haag Centraal maken het monofunctionele gebied geen hindernis in het stedelijk weefsel. Dat het gebied in het weekend uitgestorven is, is vooral charmant. Het daarom niet verwonderlijk dat aan het gebied nu meer kantoorgebouwen toegevoegd worden. Hier past het. Wat betreft hun architectuur vormen de kantoorgebouwen die MVSA heeft ontworpen een eigentijdse toevoeging aan het gebied. Achter de strikt orthogonale kantoorschijven komen drie afgeronde kantoorgebouwen met een driehoekige plattegrond. Met hun afwijkende vorm nuanceren de gebouwen het architectonische ritme langs de Utrechtsebaan. Met reden, want anders dan in de eerdere plannen voor het gebied gedacht is een oudere kantoorschijf die dwars op de andere schijven staat onlangs niet gesloopt maar gerenoveerd en nu De Monarch I genoemd. Met hun afwijkende vorm maken de door MVSA ontworpen kantoorgebouwen lettelrijk en figuurlijk ruimte voor dit gebouw. Wellicht ter illustratie van hun ‘ontwrichtende’ werking in het gebied zijn de nieuwe kantoorgebouwen op de renderingen voorzien van schuin lopende raamstroken. Inmiddels is gestart met de bouw van De Monarch II. Dit gebouw wordt in 2013 opgeleverd en wordt verhuurd aan BAM. De volgende twee gebouwen – De Monarch III en IV – wachten nog op huurders. (MvR)


A

Architectuur Korte berichten

15 — AWM 49

SHANGHAI

Verhoogde publieke ruimtes Met twee verhoogde publieke ruimtes heeft KuiperCompagnons een dubbele slag geslagen in China. Het Rotterdamse bureau won in Shanghai de prijsvraag met een verticale uitbreiding van de beroemde oeverpromenade Bund, terwijl het in de vissershaven van Qingdao een ‘boardwalk’ over de daken van de havengebouwen legt. De opdracht in Shanghai behelst een uitbreiding van de zuidelijke kant van de Bund-promenade. KuiperCompagnons stelde een ‘skypark’ voor, dat de oude

stadsdelen verbindt met de rivier Huanpu. “De infrastructuur wordt overbrugd waardoor, niet zoals gewoonlijk, een correct vormgegeven park omringd door hoogbouw ontstaat, maar een spannende publieke ruimte voor alle inwoners van het centrumgebied, een stedelijke oasis voor recreatieve en culturele activiteiten in het stadshart van de metropool Shanghai”, zegt het bureau. Met de realisatie van het skypark is een investering van omgerekend veertig miljoen euro gemoeid. De opdracht in Qingdao, een havenstad en marinebasis, is erop gericht

het toerisme en het culturele leven een impuls te geven. KuiperCompagnons verandert de vissershaven Shazikou in een 32 hectare omvattend gebied met woningen, hotels en recreatieve functies. “Ook hier wordt de publieke ruimte als het ware opgetild en in de vorm van een boardwalk over de daken van de havengebouwen gelegd, zodat de vissersactiviteiten ongestoord kunnen doorgaan. Tegelijkertijd wordt het komen en gaan van de vissersbootjes als attractie geïntegreerd in het stadsleven. Inspiratie hierbij was onder andere de haven in Scheveningen.” (MvR)


16 — AWM 49

Evolutionaire stedenbouw Het organiseren van de energievoorziening en de zuivering van water wordt in Almere Oosterwold aan de bewoners zelf overgelaten. Hetzelfde geldt voor de aanleg van de secundaire wegen door het gebied. Het is een groot sociaaleconomisch experiment. Naar ontwerp van MVRDV. Tekst Michiel van Raaij Beeld MVRDV


A

Architectuur Almere Oosterwold MVRDV

17 — AWM 49


18 — AWM 49

Boven De structuurvisie voor Almere 2.0 die MVRDV in 2009 opstelde voorziet in de aanleg van een nieuwe oost-westas: de Schaalsprongas Links In de conditiekaart voor Almere Oosterwold zijn de eigenschappen van het bestaande landschap in kaart gebracht


A

Architectuur Almere Oosterwold MVRDV

19 — AWM 49

Het bestaande programma van het gebied wordt met de ontwikkeling van Almere Oosterwold uitgebreid met wonen, werken, voorzieningen, infrastructuur, water en groen

“Het begint straks bijvoorbeeld met de bouw van een woning langs een van de bestaande polderwegen. Deze woning maakt nog gebruik van de bestaande ontsluiting en haakt aan op de bestaande nutsvoorzieningen. Duurt het dan een maand of een jaar voordat het volgende initiatief van start gaat? Dat weten we niet, en het maakt ook niet uit. Op een bepaald moment zal de eerste bewoner een buurman krijgen. Onderling spreken zij wat zaken af. De een bouwt windmolens en deelt de daarmee opgewekte energie. De ander begint op zijn land water zuiveren en laat de ander daarop aanhaken. Dan komt er een derde die de gezamenlijke toegangs-

weg verlengt en een nieuwe watergang aanlegt. Op dat punt wordt de locatie ook interessant voor een wat groter collectief, die ook een fiets- en wandelroute aanlegt. Tegelijkertijd begint verderop, helemaal in het midden van de polder een nieuw collectief dat met stadslandbouw in zijn eigen eten verbouwt. De boer die het land eromheen gebruikt begint zijn landbouw te transformeren tot stadslandbouw: hij zet in op een verbreding van de productie en verkoopt zijn producten aan de straat. Daarmee wordt het gebied interessant voor recreanten, wat weer een aanjager is voor nieuwe bedrijvigheid, en op zijn beurt weer nieuwe recreanten aantrekt.

Zo ontstaat er een sociaaleconomisch vliegwieleffect.” Jeroen Zuidgeest van MVRDV spreekt vol vuur over de manier waarop Almere Oosterwold vanaf begin 2013 ontwikkeld zal gaan worden. Evolutionaire stedenbouw noemt hij het zelf. Het is een stedenbouw waarin niet langer wordt toegewerkt naar een vaststaand eindbeeld, maar een waarin initiatieven op elkaar kunnen reageren. Uiteindelijk is het de creativiteit van de bewoners die de ontwikkeling van het gebied stuurt. De evolutionaire stedenbouw staat daarmee ver af van de stedenbouw zoals die in de afgelopen decennia in Neder-


20 — AWM 49

land in de praktijk is gebracht. Wat betreft de geboden vrijheid gaat het plan voor Almere Oosterwold een stap verder dan de plannen waar andere gemeenten nog mee experimenten (zie AWM 48). Daarbij lijkt deze vorm van stedenbouw ook steeds meer op de stedenbouw van voor de twintigste eeuw. Het is zo tegelijkertijd een zeer geavanceerde stedenbouw en zeer elementaire stedenbouw.

ALMERE 2.0 Het plan voor Almere Oosterwold vindt zijn oorsprong in de Concept Structuurvisie die MVRDV in 2009 in nauwe samenwerking met de gemeente Almere voor de stad heeft opgesteld. Om Almere de beoogde schaalsprong succesvol te laten maken, zijn er voor de toekomstige ontwikkelingen een aantal eenvoudige principes opgesteld.

In Almere Oosterwold krijgen initiatiefnemers voor hetzelfde geld 3-4 maal zoveel ruimte als gebruikelijk

Een eerste is om te stoppen met de bouw van alsmaar hetzelfde woonmilieu. De stad moet diverser worden. Om dit te bereiken moeten nieuw te ontwikkelen gebieden iets toevoegen aan het bestaande, en dus een hogere of lagere dichtheid

— “Het gebied is bijna zo groot als heel Almere nu” hebben dan de bekende 30-40 woningen per hectare. Er wordt voortgebouwd op de meerkernige opzet van de stad, maar elke kern moet een eigen, uniek karakter krijgen. “Van monotonie naar rijkheid”, vat Zuidgeest de ambitie samen. Een tweede principe is dat er naast

de bestaande as, die van de Hollandse Brug richting Lelystad loopt, een Schaalsprongas komt die de verdere ontwikkeling van de stad structureert. Langs deze Schaalsprongas worden nieuwe kernen en een nieuwe openbaar vervoersverbinding ontwikkeld. Richting Amsterdam komen de stedelijkere kernen Almere IJland en Almere Pampus, in het centrum het stedelijkere Almere Weerwater en richting het oosten het landelijkere Almere Oosterwold.

CONDITIEKAART In het afgelopen jaar is het plan voor Almere Oosterwold, zoals dat in de structuurvisie was geschetst, op verzoek van de gemeente door MVRDV samen met werkmaatschappij Oosterwold verder uitgewerkt. Het plangebied, dat ten westen en oosten van de A27 in Almere ligt, vormt de overgang tussen de stad en het buitengebied en is 4.500 hectare groot. “Het is bijna zo groot als heel Almere nu”, zegt Zuidgeest. “Vanwege die enorme schaal gaat het meer om het ontwikkelen van een landschapsstrategie dan om stedenbouw.” Op dit moment wordt het gebied gebruikt voor grootschalige landbouw. Dit landschap vormt de basis voor de transformatie van het gebied tot gemengd woon-werk-stadslandbouwgebied. De gemeente zal in dit gebied geen voorinvesteringen doen. Alle particuliere, collectieve en (kleine) commerciële initiatiefnemers die iets in het gebied willen, zullen het polderlandschap zelf bewoonbaar moeten maken. Om de eigenschappen van het huidige landschap te inventariseren heeft MVRDV een zogenaamde conditiekaart getekend. Hierop zijn alle aanwezige boerderijen, waterwegen, groenstructuren, bovengrondse en ondergrondse infrastructuur, windmolens, reserveringen voor de toekomstige OV-verbindingen en de mogelijkheden en beperkingen die deze elementen opleveren samengebracht. “Elk deelgebied heeft andere kwaliteiten en trekt daarmee andere gebruikers”, denkt Zuidgeest: “Rond de snelweg zullen zich bedrijven vestigen. De grote windmolens zijn voor boeren een aantrekkelijke extra inkomstenbron. Woningbouw zal vooral in de gebieden daartussen en rond de bestaande groengebieden plaatsvinden.”


A

Architectuur Almere Oosterwold MVRDV

21 — AWM 49

De kavels in Almere Oosterwold kunnen elke gewenste afmeting hebben, en kunnen zowel individueel als collectief ontwikkeld worden

Het programma van het generiek kavel kan helemaal zelf door een initiatiefnemer ontwikkeld worden. Maar het programma kan ook verdeeld worden over verschillende iniatiefnemers. Als de som uiteindelijk maar klopt.


22 — AWM 49

In Almere Oosterwold realiseert iedere initiatiefnemer in principe zijn eigen deel van het generiek kavel. Naast de bebouwing gaat het om infrastructuur, stadslandbouw, groen, water en energie

GENERIEK KAVEL In Almere Oosterwold moeten in totaal zo’n 15.000 woningen gerealiseerd worden. Dat komt neer op een dichtheid van iets meer dan 3 woningen per hectare. “Het komt tussen de stad en het platteland in te zitten”, verklaart Zuidgeest. “Almere heeft de ambitie om zich te ontwikkelen tot een productieve stad. De stad wil zelf energie opwekken en voedsel verbouwen.” In Almere Oosterwold wordt ingezet op het produceren van alle voor dit nieuwe stadsdeel benodigde energie en

zal straks een deel van de voedselvoorziening voor de stad plaatsvinden. Ongeveer de helft van het plangebied zal getransformeerd worden tot (stads)landbouw. Naast woningbouw en (stads) landbouw zal er in het gebied straks ook gewerkt worden, zullen voorzieningen gerealiseerd worden, en moet er nieuwe infrastructuur, nieuw water en nieuw groen gerealiseerd zijn. Allemaal bij elkaar opgeteld vormen al deze functies het programma voor Almere Oosterwold. Om een werkelijk flexibel en gemengd woon-werk-stadslandbouwgebied te rea-

liseren heeft MVRDV alle benodigde onderdelen vastgelegd in het ‘generiek kavel’: op elk kavel wordt een evenredig deel van dit programma gerealiseerd. “Het is de enige harde eis in het stedenbouwkundig plan”, zegt Zuidgeest. Iedere particulier, ieder collectief en iedere kleine ontwikkelaar realiseert een deel van het woon-, werk- en voorzieningenprogramma, en een deel van de infrastructuur, het water en het groen. Of de kavel nu groot is of klein: de onderdelen waar het kavel uit bestaat zijn altijd hetzelfde. “In een collectief kun je


A

Architectuur Almere Oosterwold MVRDV

Initiatiefnemers in Almere Oosterwold dienen zelf een toegangsweg aan te leggen, samen met een rondom lopend pad. Daarnaast moeten zij ook zelf de aansluiting op de gebiedsontsluiting verzorgen, individueel of collectief

23 — AWM 49

open landschap met doorgaande groenstructuren ontstaan. Een helder principe waarvan de kwaliteit door de verschillende initiatiefnemers herkend zal worden en het niet nodig is precieze regels op te stellen. Rondom ontwikkel je jouw deel van de stadslandbouw en openbaar groen en zorg je voor de waterhuishouding, en een toegangsweg en een rondom lopend openbaar toegankelijke pad. En zorg je zelf voor energievoorziening en sanitatie. De gemeente legt die namelijk niet aan. Het is aan de bewoners om dat individueel of collectief te regelen. Dat kan door zelf die infrastructuur aan te leggen, of door zelf energie op te wekken en water te zuiveren. Voor een groot deel van Almere Oosterwold wordt op dat laatste ingezet. “Elke bewoner kan natuurlijk indivi-

— “Er zullen VvE’s ontstaan rond gezamenlijke wegen”

het programma natuurlijk wel verdelen”, zegt Zuidgeest. Zo kan het deel stadslandbouw bijvoorbeeld uitbesteed worden. “Als het totaalplaatje maar klopt met het vereiste programma.”

MEER VRIJHEID EN MEER VERANTWOORDELIJKHEID Dit alles heeft invloed op de grootte en indeling van de kavel. “Voor het bedrag dat je elders voor een kavel betaalt, krijg je hier een 3-4 maal grotere kavel”, zegt

Zuidgeest. Deze grotere kavel bestaat uit het oppervlak voor jouw tuin en woning met een nagenoeg reguliere grondprijs, en een daar omheen liggend deel voor stadslandbouw, water, groen en infrastructuur met een agrarische grondprijs. Zuidgeest: “Je krijgt die extra grond er dus bij. Hier kun je jouw droom realiseren.” “Maar tegenover die extra vrijheid staan ook een aantal verantwoordelijkheden”, zegt Zuidgeest. De grootte van de bebouwing op de kavel is vrij, maar door de bebouwing te concentreren en de zone eromheen open te laten zal een

dueel zijn energie en waterzuivering regelen”, zegt Zuidgeest, “maar uit onderzoek van de verschillende gemeentelijke diensten en ingenieursbureau Grontmij blijkt dat het bij de meeste technieken voordeliger is om het samen te doen.” De stedenbouwer verwacht dan ook dat er voor de opwekking van energie en waterzuivering verschillende collectieven gevormd zullen worden. De optimale schaalgrootte van die collectieven zal daarbij verschillen per gebruikte techniek. Hetzelfde zal volgens Zuidgeest gebeuren bij de aanleg van noodzakelijke infrastructuur, het water en het groen. Ook dat kan iedere bewoner individueel aanleggen en beheren. Maar zeker bij doorgaande wegen, waterpartijen en parkstroken is het al snel slimmer om dit gezamenlijk aan te pakken. “In het begin zal het misschien wat fragmentarisch zijn”, denkt Zuidgeest, “maar al snel zullen er een soort VvE’s ontstaan rond gezamenlijke wegen, gezamenlijke watergangen en gezamenlijke parkstroken.” Voor de mensen die dit allemaal ingewikkeld vinden en liever gewoon aangesloten zijn op het bestaande energienetwerk en de bestaande riolering zijn er


24 — AWM 49

De verschillende initiatieven in Almere Oosterwold zullen samen een patchwork vormen, waarin de onderdelen in schaal en inhoud sterk zullen variĂŤren


A

Architectuur Almere Oosterwold MVRDV

25 — AWM 49

Enkele impressies van de woonmilieus die in Almere Oosterwold kunnen ontstaan

wat kavels in de buurt van de bestaande leidingen. In de buurt van die leidingen kan ook nog gekozen worden voor een zogenaamde kernkavel, die als uitzondering een hogere dichtheid toelaat. Er wordt nog nagedacht over of de bewoners die hun eigen weg, water en groen beheren, en zelf hun eigen water zuiveren minder gemeentebelasting, afvalstoffenheffing en waterschapsbelasting hoeven te betalen. Zuidgeest zou dat wel logisch vinden.

WEBSITE Om de ontwikkeling van Almere Oosterwold te begeleiden zal er een interactieve website ingericht worden en zal er een gebiedsregisseur aangesteld worden. Elk initiatief in het gebied zal op de website geplaatst worden en relatie tot andere initiatieven ontwikkeld worden. Dit garandeert dat steeds of het generiek kavel gerealiseerd wordt. Gezamenlijk vormen al die initiatieven een steeds veranderende digitale plankaart. De website zal tegelijkertijd als forum werken. “Hier moeten verschillende initiatieven samen komen”, zegt Zuidgeest. “Je kijkt hoe je met je toekomstige buren of buurtbewoners kan samenwerken om energie op te wekken. Maar dit maakt het ook mogelijk specifieke kwaliteiten te ontwikkelen. Stel dat ik graag hardloop en er zijn anderen die dat ook graag doen, dan zouden we een groep woningen kunnen ontwikkelen waar een hardloopbaan omheen loopt.”

UITNODIGINGSPLANNING Binnen de ontwikkeling van Almere Oosterwold is in de basis geen actieve rol van de gemeentelijke overheid voor

de ontwikkeling van het gebied voorzien. Het hoofdnetwerk van wegen en watergangen voldoet voor de dichtheid van 3-5 woningen per hectare. “Maar de gemeente staat natuurlijk vrij om op een later moment een kavel te kopen en daar iets op te ontwikkelen”, zegt Zuidgeest. De gemeente zou er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om in een later stadium strategisch verschillende groengebieden met elkaar te verbinden, of ergens een school te bouwen. “De gemeente is dan simpelweg een van de initiatiefnemers.” Voorinvesteringen in infrastructuur, sanitatie en groenvoorziening doet de gemeente niet. “Bij deze vorm van stedenbouw ontwikkel je pas iets als het nodig is”, zegt Zuidgeest. “Het financiële voordeel hiervan blijkt zo groot, dat dit model nu ook toegepast gaat worden op andere ontwikkelgebieden van Almere.” De infrastructuur, het energienetwerk en de waterstructuur groeit niet meer vooruit, maar met de ontwikkelingen in de stad mee. Je doet pas iets wanneer het nodig is. “We gaan van restrictieve planning naar uitnodigingsplanning”, aldus Zuidgeest. “Almere Oosterwold is niet alleen een architectonisch en stedenbouwkundig experiment, maar net zo een organisatorisch, maatschappelijk en sociaaleconomisch experiment. Dat is wat het zo interessant maakt.”

GEEN UNIVERSEEL STEDENBOUWKUNDIG MODEL Zuidgeest benadrukt dat het voor Almere Oosterwold gehanteerde stedenbouwkundige model niet zomaar overal gehanteerd kan worden. Het is volgens hem toegesneden op een specifieke locatie en een specifiek programma. Bij een centralere locatie in de stad en bij hogere dichtheden zal in veel gevallen meer stedenbouwkundige

regie nodig zijn en ontkomt een gemeente ook niet aan investeringen in een kwalitatieve openbare ruimte. De excentrische locatie en lage dichtheid van Almere Oosterwold heeft MVRDV in staat gesteld om de grenzen op te zoeken van de organische stedenbouw. “Er is een heel duidelijk onderscheid gemaakt tussen dat wat geregeld moet worden, zoals de reservering voor de OV-verbinding, en dat wat vrij gelaten kan worden”, noemt Zuidgeest het. Maar hier betekent het gewoon dat er heel veel mogelijk is. Hoe zal Almere Oosterwold zich ontwikkelen? Waar zal deze collectie van initiatieven toe leiden? Zal het landschap

— “Je ontwikkelt iets pas als je het nodig hebt” zo open blijven als wordt gehoopt? Of wordt het een stadsdeel vol hekken die ’s avonds gesloten worden? Wat gebeurt er een omstreden religieuze gemeenschap zich hier vestigt? En zou dat allemaal zo erg zijn? Het zijn vragen waar op dit moment nog geen antwoord te geven is. De praktijk zal het leren. “Het is learning by doing”, zegt Zuidgeest. “Als het niet werkt kunnen de principes altijd nog aangepast worden. Maar het verdient absoluut de ruimte.” Het plan voor Almere Oosterwold wordt onderschreven door RRAAM, het Rijks-Regioprogramma Amsterdam Almere Markermeer. Naast MVRDV verdienen ook de verschillende overheden krediet voor het lef dat hier getoond wordt. Ook zij steken hun nek hier uit.—


26 — AWM 49

Materialiteit De precieze plaats van ramen en verdiepingen is niet zichtbaar. Ook de organisatie of functie is niet af te lezen aan de gevel.Wat resteert is een overdonderende materialiteit. 1 Golven Vanwege een groei in het aantal studenten is voor de Technische Universiteit van München dit tijdelijke auditoriumgebouw gerealiseerd. Een representatie van de functie of indeling van het gebouw is de golf niet. Alles draait om het spel van het licht op het golvende zwarte hout. – Architect Deubzer König & Rimmel Architekten

2 Pixels Dat duurzaamheid niet saai hoeft te zijn illustreert het ontwerp voor dit kantoorgebouw in Melbourne. De kleurige ‘pixel’-zonwering voorkomt dat het interieur teveel opwarmt, maar laat genoeg diffuus licht door voor om een rondom lopende zone met planten mogelijk te maken. – Architect Studio 505

3 Scherven Op de plaats waar de Titanic ooit gebouwd werd in het Noord-Ierse Belfast, is nu het Titanic museum geopend. De spitse volumes van het museum verwijzen naar de scheepsboeg van het beroemde schip. Verwijzen de aluminium ‘scherven’ in de gevel naar de fragiliteit van de scheepsboeg bij een botsing met een ijsberg? – Architect Civic Arts en Todd Architects

4 Bol Om een beschutte buitenruimte te kunnen bieden, zijn de rondom lopende balkons van deze drie woongebouwen in het Zuid-Franse Sète voorzien van stalen schermen. Het zijn deze schermen die de gevels

1

van de gebouwen een karakteristieke bolling geven en de nadruk verleggen van de individuele verdiepingen naar de gebouwvolumes als geheel. – Architect CFA – Colboc Franzen & associés

5 Gescrambled In de buurt van een nieuw vliegveld in Istanbul zijn deze honderd meter lange woongebouwen gerealiseerd. Het ontwerp voor de gevel, die is uitgevoerd in vezelcement platen, omschrijft het architectenbureau als een ‘experiment’. Individuele woningen of een ordening is in de gevel niet te herkennen. – Architect BFTA Mimarlik

6 Muziek In Nantes is op een oud industrieterrein een centrum voor hedendaagse muziek verrezen. Bovenop een oude bunker is een toren met studio’s gerealiseerd. Het patroon van de stalen gevel herhaalt zich elke tweede verdieping. De openingen in de gevel lijken willekeurig geplaatst. – Architect Tétrarc architectes mandatoires

7 Willekeurig Acht verschillende typen glas zijn in de gevel van deze bijna 120 meter hoge toren in Stockholm toegepast. Het willekeurige gevelpatroon onttrekt niet alleen de verdiepingen aan het zicht, ook het verschil tussen het hotel (bovenin) en het kantoor (onderin) is niet aan de gevel af te lezen. – Architect Wingårdh Arkitektkontor

2


Gürkan Akay

Cécile Septet

Ben Hosking

Christopher Heany

3

5 7

Stephane Chalmeau

6

Ola Fogelström

Henning Köpke Fotografie

A Architectuur Materialiteit 27 — AWM 49

4


28 — AWM 49


A

Architectuur Centraal Justitieel Incassobureau Claus en Kaan Architecten

29 — AWM 49

Mystieke ratio Tussen twee bestaande gebouwen van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) in Leeuwarden is onlangs een uitbreiding van deze overheidsinstantie gerealiseerd. Claus en Kaan Architecten heeft hier een kwalitatief hoogwaardig kantoorgebouw ontworpen als ijkpunt voor toekomstige ontwikkelingen op deze plek. Tekst Aldo Trim FotograďŹ e Christian Richters


30 — AWM 49

De diagrid draagconstructie rond het atrium verzorgt de stabiliteit in het gebouw. Op die manier konden de vloervelden zo open mogelijk blijven


A

Architectuur Centraal Justitieel Incassobureau Claus en Kaan Architecten

Ondanks de problemen in de kantorenmarkt, die gepaard gaan met een ongekende hoeveelheid aan ongebruikte vierkante meters, is er in sommige gevallen nog steeds nieuwbouw nodig. Gebleken is dat de krimp in de sector niet absoluut is maar gerelateerd aan locatie, kantoortype en uitstraling. Grauwe, liefdeloze kolossen in perifere gebieden zijn overgeleverd aan de tand des tijds, terwijl op andere locaties een nieuw kantoorgebouw kan leiden tot een kwaliteitsimpuls. Het gaat er dan om dat het gebouw met aandacht is ontworpen en zoveel mogelijkheden biedt, dat de gebruiker het gaat koesteren en zich er makkelijk in voegt. De tijd van speculatief vierkante meters de markt in pompen ligt ver achter ons. Kantoorgebouwen hebben alleen nog toekomstperspectief als ze ontworpen worden als gewilde objecten en appelleren aan een duidelijke behoefte. Een goed voorbeeld is de nieuwbouw van het CJIB die eerder oogt als een aantrekkelijk product in plaats van een stapeling van werkvloeren met een anonieme huid eromheen. Dit project is weliswaar recentelijk opgeleverd maar is geïnitieerd nog voor het woord ‘kantorenmalaise’ het discours binnen de vastgoedwereld ging domineren. Wel lijkt het met voortschrijdend inzicht ontworpen te zijn.

De nieuwbouw van het CJIB vormt een nieuwe schakel tussen de bestaande gebouwen van de dienst en markeert een van de routes richting het centrum van Leeuwarden

RUIME OPZET VARIABILITEIT Het oorspronkelijke idee was dat een uniform cluster van gebouwen van het CJIB een stadspoort zou gaan vormen langs de invalsweg van het centrum. Claus en Kaan Architecten kwam na selectie voor de opdracht echter met een voorstel vanuit een andere invalshoek. Als reactie op de minder representatieve bestaande gebouwen is de nieuwbouw een prominente schakel tussen beiden en tracht de essentie van kantorenbouw te herdefiniëren. Bij het ontwerp voor het CJIB wordt ingespeeld op de algemene behoefte aan licht, lucht en ruimte. Binnen een specifieke uitstraling van het gebouw wordt flexibele generieke ruimte geboden. Vanuit de opdrachtgever kwam de wens geen traditionele verkaveling met cellen en gangpad maken, maar een open vloer die ‘het nieuwe werken’ faciliteert. De opdrachtgever was vervolgens vrij om zijn eigen indeling te maken die ook makkelijk aangepast kan worden. In het overwegend witgrijze interieur zit de kwaliteit niet in de diversiteit van plekken en themaruimten, maar in afwerkingsniveau en verdiepingshoogte. In plaats van de standaard 2,6 meter vrije hoogte is deze opgerekt naar 3 meter. Hierdoor neemt de ruimtelijkheid en lichttoetreding toe. Daar de verdiepingshoogte van significante invloed is op de kosten, was het een zoektocht naar het maximaal haalbare binnen het budget.

31 — AWM 49

De open vloervelden worden gezoneerd door alle ondersteunende functies als pantries, sanitair en bergruimten, samen met trappen en liften, onder te brengen in ogenschijnlijk losse elementen. Op detailniveau is de aansluiting van deze elementen met de vloer en het plafond losgehouden, dat het beeld van een doorlopende ruimte versterkt. De positionering van de in grootte variërende elementen is gerelateerd aan een maatsysteem van 1,8 meter. Gezamenlijk maken deze ontwerpstappen het mogelijk om een grote variëteit aan indelingen en combinaties van kantoortypologieën te maken. In de huidige opzet van het CJIB vind je cellenkantoren met gangen, kantoortuinen, stillere overlegplekken en beschutte ruimtes. Allen vloeien ze in elkaar over waardoor een afwisselende werkomgeving ontstaat.

ATRIUM In het hart van het gebouw zorgt een sereen atrium voor nog meer ruimtelijkheid en lichtinval. De grote diepte van het gebouw maakte het noodzakelijk ook lichttoetreding van binnenuit te regelen. Het atrium is excentrisch geplaatst waardoor de vloe-


32 — AWM 49

ren rondom verschillende diepten hebben. Ook dit draagt weer bij aan het vergroten van variatie in het interieur. Op de begane grond werkt het atrium als een plaza, een grote representatieve hal. Het budget voor beeldende kunst is hier besteed aan een lichtgeel hangend kunstwerk van de Japanse kunstenaar Ken’ichiro Taniguchi. Binnen het steriele rechtlijnige atrium zorgt deze, op een boomkruin gelijkende sculptuur, voor verzachting en een kleurrijke verfrissing. Onder de sculptuur heeft Claus en Kaan een verdiepte zitplek gemaakt met banken waaromheen ontvangstplekken, een auditorium en vergaderruimten zijn gesitueerd. Tussen atrium en werkvloeren is een glazen gevel aangebracht om geluidshinder te voorkomen en beiden klimatologisch te scheiden. Het atrium vervult geen centrale rol in de klimaatbeheersing, maar wordt wel als overflow ruimte gebruikt voor lucht uit de kantoren. Wat bij het atrium meteen opvalt is de diagonale constructie die functioneert als stabiliteitskern. Elders in het gebouw is er zo geen obstructie van de flexibiliteit door betonnen kernen.

VOILE Tijdens het ontwerpproces bleek dat het gebouw door de zonbelasting en situering aan de drukke weg te maken zou krijgen met opwarming en aanzienlijke geluidsbelasting. Om beiden tegen te gaan is om het gebouw een tweedehuid façade aangebracht. Kleppen boven en onderin de gevel reguleren de luchtstroming. In de binnengevel zitten opvallende kleine ventilatieramen die door de werknemers zelf geopend kunnen worden om aan de psychologische wens te voldoen ‘iets open te

kunnen zetten’. Zo helder en steriel als het interieur is, zo tactiel en mystiek is de gevel. Naar buiten toe, naar de rotonde, werkt het gebouw als een twinkelend baken door de uit gebogen glazen lamellen opgebouwde gevel. Het blokvormige gebouw met afgeronde hoeken trekt de aandacht, onthult door de gevel wat van zijn functioneren maar verteld niet alles. Claus en Kaan wilde voorkomen dat het gebouw te veel zou gaan spiegelen door een vlakke glazen gevel. Een lang studietraject heeft uiteindelijk geleid tot het toepassen van de karakteristieke verticale gebogen lamellen. Hun ritme en vertekening van reflecties verrijken het gebouw en tezamen met de parelgele kleur van het metaalwerk gaat de diepte in de gevel meer tekenen. De glazen lamellen zijn speciaal voor dit project ontwikkeld. Naast de esthetische kwaliteiten bezitten de lamellen door hun vorm meer stevigheid en verstoren weerkaatsingen van geluid. Tegen de verwachting in wordt het uitzicht van binnenuit niet verstoord wat komt door de zuiverheid van de gebruikte grondstoffen voor het glas. De finesse in de materialisering en brede gebruiksmogelijkheden van het kantoorontwerp zijn doeltreffend. Het CJIB zou met zijn bijzondere verschijning en het ruimtelijke interieur een antwoord kunnen zijn op de vraag hoe nog wel levensvatbare kantoren gebouwd kunnen worden. Het anonieme gebied waarin het staat wordt opgewaardeerd met een gebouw dat dusdanig solitair is ontworpen dat het, waar dan ook tot zijn recht zou komen, maar vooral op deze locatie effect heeft. Het heeft een representatief karakter voor elke soort gebruiker, dit maakt het tot een kansrijke formule voor dit gebouwtype.—


Architectuur Centraal Justitieel Incassobureau Claus en Kaan Architecten

A

4

33 — AWM 49

2 4

5

Dwarsdoorsnede

1 2 3 4 5

4

entree atrium auditorium kantoorruimte parkeergarage

4

1e verdieping

3

2

4

1

Begane grond

4

Opdrachtgever Rijksgebouwendienst, Arnhem Gebruiker Centraal Justitieel Incasso Bureau, Leeuwarden Architect Claus en Kaan Architecten, Amsterdam Constructeur ABT, Arnhem Installatieadviseur Royal Haskoning, Groningen Bouwfysisch adviseur Peutz, Groningen Projectmanagement en directievoering ABT, Arnhem Aannemer Bouwcombinatie FBK vof, Leeuwarden Realisatie Mei 2012


34 — AWM 49

Stedelijk Museum Aan het Museumplein in Amsterdam is in de afgelopen jaren de uitbreiding van het Stedelijk Museum Amsterdam gerealiseerd. Maakt de door Benthem Crouwel Architekten nieuwbouw de hooggespannen verwachtingen waar? Tekst Michiel van Raaij FotograďŹ e John Lewis Marshall


A

Architectuur Stedelijk Museum Amsterdam Benthem Crouwel Architekten

35 — AWM 49


36 — AWM 49

In het coherente negentiende-eeuwse stedelijk weefsel van Amsterdam Oud-Zuid is de uitbreiding van het Stedelijk Museum een verrassing. Tussen de bebouwing in Oudhollandse baksteenarchitectuur is de helwitte en bizar gevormde nieuwbouw van het museum een wezensvreemd element. En zo gedraagt het zich ook. Door de spiegelende glazen plint van het gebouw verdwijnen de pootjes, waarop het witte volume rust, uit beeld en lijkt de uitbreiding te zweven. Als een ruimteschip waarvan de bestuurders twijfelen of dit wel een veilige landingsplaats is en dat daarom nog even in de lucht blijft hangen. Ook de oudbouw raakt de nieuwbouw ogenschijnlijk niet aan. De enige visuele verbinding die wordt gelegd is de uitlijning van de luifel van de nieuwbouw met de dakgoot van de oudbouw. Wie goed kijkt ziet dat de glazen dakopbouwen van de

— Er is een onwerkelijk element aan de buurt toegevoegd uitbreiding ook subtiel rijmen met de daken van het oude museum. Het opgezochte contrast met de oudbouw en de omliggende buurt overheerst echter alles. Met zijn glanzende witte kleur, zijn nagenoeg ononderbroken vlakken, en zijn vreemd gevormde volume hoort de nieuwbouw van het Stedelijk Museum uiteindelijk nergens bij. Het is een op zichzelf staand object. Misschien hoort het een beetje bij de witte spekbanden van de oudbouw, maar ook niet echt. Het lijkt ook niet op een gebouw. Dat het de bijnaam ‘de badkuip’ heeft gekregen is niet zo verwonderlijk. De materialisering en vormgeving doen daar wel wat aan denken. Al roept het ook herinneringen op aan de allereerste iPod en heeft het ook wel van een uitvergroot stuk plastic speelgoed. Met de nieuwbouw hebben Benthem Crouwel Architekten een onwerkelijk element aan de buurt toegevoegd. Het is surrealisme. Verwijst de architectuur van de nieuwbouw daarmee naar de moderne kunst binnen? Het is een vraag die projectarchitect Mels Crouwel wel begrijpt, maar niet bevestigend kan beantwoorden. “Op de as van het monumentale trappenhuis in de oudbouw wilden we de nieuwe entree in de nieuwbouw leggen”, zegt Crouwel. “Om deze entree te benadrukken voorzagen we de uitbreiding al in de eerste schetsen van een grote, symmetrische luifel. Het is een verwelkomend gebaar. Bovendien was maakt de schaduw van deze luifel het mogelijk een volledig glazen plint te maken.

Om het gebouw richting het Van Gogh Museum wat te openen is aan die zijde op de verdieping de minder hoge tentoonstellingsruimte geplaatst en is aan de zijde van de Van Baerlestraat het hogere auditorium geplaatst. Op de begane grond krijgt de boekwinkel zo een wat hoger plafond en krijgt het café een wat lager plafond – die heeft zo een wat intiemer karakter. De witte kleur van de gevel is een verwijzing naar het beroemde witte interieur in de oudbouw.” Zo kunstzinnig als de architectuur overkomt, zo pragmatisch zijn de overwegingen van de architect geweest.

NIEUW PLEIN Aan de basis van het ontwerp van Benthem Crouwel ligt de ambitie om het gebied tussen het oude gebouw en het ‘ezelsoor’ met de Albert Heijnsupermarkt en de ingang tot de ondergrondse parkeergarage niet dicht te bouwen, maar ruimte maken voor een nieuw plein. Met dit plein wordt niet alleen minder ruimte van het Museumplein afgesnoept, het plein biedt ook de mogelijkheid om het Stedelijk Museum aan deze zijde een nieuwe hoofdentree te geven. Om dit plein mogelijk te maken is het programma van in de nieuwbouw verticaal georganiseerd. Met de publieksfuncties verankerd om maaiveldniveau, restte voor de tentoonstellingsruimtes een plek daarboven en daaronder: in de kelder en op de eerste en tweede verdieping. Door de kelderverdieping met een dubbele roltrap een directe verbinding te geven met de eerste verdieping, zonder tussenstop op de begane grond, is de architect er desondanks in geslaagd toch een gesloten museumroute te realiseren. De zo ontstane combinatie van oudbouw en nieuwbouw had alleen geen achterzijde meer. De expeditie is daarom ondergronds gelegd en met een lift vanaf het maaiveld bereikbaar gemaakt. De lift heeft de architect opgenomen in een verticaal volume, dat meteen ook klimaatinstallaties bevat, en door zijn positie op het plein de expeditie van de Albert Heijn aan het oog onttrekt. “Met bepaalde lichtinval kijk je dwars door de strekmetalen huid van de lifttoren heen”, zegt Crouwel, die eraan toevoegt dat het logo van het museum er nog bovenop geplaatst moet worden. De lifttoren vormt zo werkelijk een verticaal element tegenover het horizontaal belijnde hoofdgebouw. Nog iets opmerkelijks. Ten tijde van het projectbezoek werd achter het ‘ezelsoor’ een potje voetbal gespeeld. De kreten die hierbij geslaakt werden, waren op het plein harder te horen dan daarbuiten. Het dak en de gevel reflecteren geluiden blijkbaar uitstekend. Het is afwachten wat dit betekent voor het terras dat vanaf de opening in september op het plein ingericht zal worden.


A

Architectuur Stedelijk Museum Amsterdam Benthem Crouwel Architekten

37 — AWM 49

Boven De nieuwbouw van het Stedelijk Museum is losgehouden van de oudbouw Links De bouwmassa opent zich richting het Van Gogh Museum, hier rechts op de foto Rechts De witte kleur van de gevel verwijst naar het beroemde witte interieur in de oudbouw van het Stedelijk Museum


38 — AWM 49

4

5

1e verdieping

Dwarsdoorsnede

De kelderverdieping wordt met een dubbele roltrap direct vanaf de eerste verdieping ontsloten

OMDRAAIING Het verleggen van de hoofdentree van het Stedelijk Museum van de Paulus Potterstraat naar het Museumplein loste voor Benthem Crouwel verschillende problemen op. Op deze manier kon het museum echt een nieuw gezicht krijgen. Maar belangrijker was dat het museum zo voorzien kon worden van een nieuwe bufferzone tussen binnen en buiten, tussen de tentoonstellingsruimtes en de straat. Die bufferzone met de boekwinkel en het restaurant (met buitenterras) maken het museum laagdrempeliger. In een tijd waarin musea worden afgerekend op bezoekersaantallen blijkt dit een must. In het ontwerp van het Stedelijk Museum wordt de schaduwkant van dit beleid echter ook zichtbaar.

Met de boekwinkel en het restaurant in de glazen plint presenteert het museum zich naar de stad als een grote winkel en blijft de kunst zowel van buiten gezien als vanuit de bufferzone gezien verborgen. Het is de vraag of het gebouw bezoekers straks weet te prikkelen om achterin het restaurant de tentoonstellingen in te duiken. Volgens Crouwel wordt het gebouw aan de buitenzijde nog voorzien van aankondigingen van wat er binnen tentoongesteld wordt. Maar zal dat genoeg zijn? Is de vercommercialisering van de musea niet doorgeschoten? Een tweede kanttekening die bij het ontwerp geplaatst moet worden is dat het Stedelijk Museum vooralsnog als enige zijn entree aan het Museumpark heeft gelegd. In het ontwerp is ervan uitgegaan dat het naastgelegen Van Gogh Museum hetzelfde zal


A

Architectuur Stedelijk Museum Amsterdam Benthem Crouwel Architekten

39 — AWM 49

4

3

1

2

5

Begane grond

Kelderverdieping

doen, maar of en wanneer dat zal gebeuren is nog onduidelijk. In de tussentijd blijft de verbinding met het Museumplein problematisch. De nieuwe entree ligt vanaf het Museumplein gezien verscholen achter het ‘ezelsoor’. De enige representatieve benadering is tussen het hoofdgebouw en bijgebouw van het Van Gogh Museum door, of eenvoudigweg vanaf achter het Stedelijk Museum lopende Van Bearlestraat. (En is het gebouw vanaf die zijden niet ook het mooist?) Overigens verandert de omdraaiing van het museum ook de betekenis van het Museumplein. Waar het tot voor kort echt een park was, daar heeft het ter plaatse van het Stedelijk Museum nu een stedelijk plein gekregen. Het Museumplein wordt zo iets minder park en iets meer plein. Een eventuele omdraaiing van het Van Gogh Museum zal dit nog eens versterken.

1 2 3 4 5

entree boekwinkel restaurant tentoonstelling oudbouw tentoonstelling nieuwbouw

GROEIEN Met de uitbreiding van het Stedelijk Museum is Benthem Crouwel Architecten erin geslaagd op een moeilijke locatie een compact en uitermate helder georganiseerd gebouw neer te zetten. In het stedelijk landschap van Amsterdam Oud-Zuid is de nieuwbouw een opvallende verschijning. Het is een jas die de collectie en reputatie van het Stedelijk Museum waardig is. Terugkijkend vraag je je af hoe het museum zo lang zonder deze extra ruimte heeft kunnen bestaan, en waarom dit proces zolang heeft geduurd. Echt groot is het museum in vergelijking met buitenlandse evenknieën ook nog steeds niet. Hoe de nieuwe verhouding tussen het gebouw en het Museumplein zich zal ontwikkelen is afwachten. Voor het Stedelijk Museum is het te hopen dat het Van Gogh zich ook snel omdraait. Het zal moeten groeien. Net als dat het bijzonder gevormde gebouw waarschijnlijk elk jaar mooier gevonden zal worden.—

Opdrachtgever Gemeente Amsterdam Architect Benthem Crouwel Architekten, Amsterdam Team Mels Crouwel, Joost Vos, Jan Benthem, Ronno Stegeman, Alexandra Jezierski, Daniel van der Voort, Rogier Putter, Moon Brader, Roy van Rijk, Job Schroen, Marleen van Driel, Florentijn Vleugels, Ton Liemburg, Jan Dirk Valewink Bouwmanager DHV Bouw en Industrie, Amersfoort Aannemer VolkerWessels, Amersfoort Ingenieurs Arup, Amsterdam Leverancier Twaron Teijin Aramid, Arnhem Technische Ingenieurs Imtech, Den Haag Adviseurs technische Ingenieurs Huisman en Van Muijen, Eindhoven Realisatie April 2012


Voor wie altijd op de hoogte wil zijn, is architectenweb.nl het juiste adres Dagelijks houden wij duizenden architecten op de hoogte van het laatste nieuws uit binnen- en buitenland, recent opgeleverde projecten en de nieuwste producten en materialen. Niet voor niets is architectenweb.nl met 15.000 nieuwsitems, 6.000 projecten, 6.500 producten en 1.600 materialen de grootste architectuursite van Nederland. Dus wie niets wil missen, brengt dagelijks een bezoekje aan:

architectenweb.nl



SYSTEMS SILENCE CUBE™ Flexibele, modulaire en geluidwerende concentratiewerkplekken

SYSTEMS SILENCE CUBE SQUARE™

SYSTEMS SILENCE CUBE CURVE™

www.interiorglassolutions.nl www.glassolutions.nl


Advertorial

ADVERTORIAL

Rockfon - MediCare assortiment Akoestische plafonds die voldoen aan hygiĂŤnische eisen in zorginstellingen Ziekenhuizen en gezondheidszorginstellingen hebben unieke en gedetailleerde vereisten voor hygiĂŤne, onderhoud, desinfectie en brandveiligheid. Het MediCare assortiment van Rockfon is speciďŹ ek voor deze eisen ontwikkeld. Veilig binnenklimaat Medicare behaalt de cleanroomclassiďŹ catie klasse ISO 5, wat duidt op een zeer beperkte stofafgifte. MediCareproducten zijn uitvoerig getest op microorganismen en dragen nauwelijks tot niet bij aan de verspreiding (bacteriologische klasse B10 of beter). HygiĂŤne en reinigbaarheid: MediCare-producten van Rockfon hebben hoogwaardige hygiĂŤnische oppervlakte-eigenschappen, kunnen gemakkelijk worden gereinigd en gedesinfecteerd. Brandveiligheid Het basismateriaal is steenwol, waardoor MediCare de hoogste brandreactie-klasse A1 behaalt. Duurzaamheid MediCare-producten zijn 100% recycleerbaar in eigen productieproces.

Akoestiek Goede akoestiek draagt bij aan een prettig comfort, wat genezingsprocessen kan versnellen. Hoge niveaus van ‘ongewenst geluid’ leiden tot een toename van hartslag, bloeddruk, ademhalingsritme en zelfs cholesterolniveaus*. MediCare draagt bij aan een gezond akoestisch comfort en spraakverstaanbaarheid tussen dokter en patiĂŤnt. Verschillende prestatieniveaus Het MediCare assortiment biedt voor iedere omgevingseis een optimale oplossing. t .FEJ$BSF 3PZBM Ruimtes waar basisvereisten gelden op gebied van hygiĂŤne en reiniging t .FEJ$BSF 1MVT Ruimtes waar de strengste vereisten gelden op gebied van hygiĂŤne en reiniging t .FEJ$BSF "JS Ruimtes waar luchtdruk beheerst dient te worden ter voorkoming van infecties Meer weten?

)FBMUI 5FDIOJDBM .FNPSBOEVN "DPVTUJDT

Rockwool B.V./Rockfon T +31 (0)475 353 035 E info@rockfon.nl I www.rockfon.nl


Main sponsor

Mediapartner

architect meets innovations

© DAPh

ARCHITECT @WORK THE NETHERLANDS

Ahoy Rotterdam 12 - 13 sept. 2012 4° editie - 13:00-20:00 Totaalevenement voor (interieur) architecten en voorschrijvers met focus op productinnovaties Toonaangevende VAKBEURS met innovaties van meer dan 250 fabrikanten en exclusieve verdelers STRENGE SELECTIECRITERIA voor een ongeëvenaard aanbod NETWORKING in een exclusieve sfeer SEMINARS ‘Klei en Architectuur’ EXPOSITION ‘Ceramics’ selected by MATERIA ART by EKWC IMAGES by DAPh R-O-B BrickDesign by Keller AG (an ROB Technologies Partner) W W W. A R C H I T E C TAT W O R K . N L Organisatie: Beurzen Adviesbureau T 030 298 22 93 netherlands@architectatwork.eu


Advertorial

ADVERTORIAL

Brandwerende, doorslaande deur zonder proďŹ el Ondanks dat brand- en bouwvoorschriften steeds strenger worden, verlangt u als architect zoveel mogelijk vrijheid. Ook als het gaat om de toepassing van brandwerend glas. Vetrotech Saint-Gobain biedt u niet alleen de vereiste (brand-)veiligheid, maar ook de creatieve speelruimte die u wenst. Want dankzij ons voortdurend innovatieve streven, bieden wij u optimale brandwerende producten voor alle mogelijke toepassingen, ook voor de meest complexe. Zoals de Contraam Deuren; een nieuw en eigentijds programma van volledig glazen, doorslaande, brandwerende deuren. Vetrotech introduceert de Lunax Contraam Serie: brandwerende deuren voor optimale transparantie Licht en transparantie zijn essentiĂŤle elementen in de hedendaagse architectuur. Met de nieuwe serie proďŹ elloze en door-

slaande Contraam Deuren combineert u optimale brandveiligheid met maximale lichtinval in zowel houten, stalen als ondersteuningsconstructies. Glasheldere voordelen van de nieuwe Lunax Contraam Deuren t 1VVS GVODUJPOFMF EVT OFVUSBMF vormgeving; t 7PMMFEJHF USBOTQBSBOUF FMFHBOUJF XBOU ÊÊn strak glazen vlak met onopvallende deurklemmen; t %PPSTMBBOE EVT WMVDIU FO HFCSVJLT SJDIUJOH [JKO POBGIBOLFMJKL t ;FMGTMVJUFOE EPPS WMPFSWFFS PG deursluiter; t 7PPS FMLF EFVSHSFFQ HFTDIJLU EVT WPPS ieder gewenst persoonlijk accent; t 5F QMBBUTFO JO IPVUFO TUBMFO FO ondersteuningsconstructies; t 7PPS[JFO WBO $POUSBn BN HFIBSE brandwerend, veiligheidsglas; t .BYJNBMF BGNFUJOH Y NN t (FTDIJLU WPPS EF DMBTTJm DBUJFT & &8 FO &*

Meer weten?

Vetrotech Saint-Gobain Benelux T +31 (0)495 57 44 35 F +31 (0)495 57 44 36 E vetrotech.benelux@saint-gobain.com I www.vetrotech.com


46 — AWM 49

PM

MATERIA.NL

DendroLight Dunne lagen van sparren-, dennenen essenhout worden volgens een gepatenteerd proces van een profiel voorzien en vervolgens verlijmd en geperst.

Product en Materiaal

BUITENMEUBELS

Lang tafelen Grote gezelschappen mogen aanschuiven aan één lange picnictafel. De extra lange tafel is onderdeel van de collectie Marina bij het Belgische

De profilering vermindert het gewicht van de DendroLight-panelen met 40%, evenals de interne spanningen van het hout. DendroLight Middle Layer heeft een laag soortelijk gewicht, lage zwellingspercentages en een laag lijmgehalte. De panelen kunnen met gewone gereedschappen worden bewerkt en lenen zich voor tal van toepassingen, inclusief gebogen vormen. Bij DendroLight 3-Layer Panel is de constructie aan beide zijden voorzien van een laag multiplex of MDF, voor een grotere stabiliteit van het oppervlak. www.dendrolight.lv

merk Extremis. De nieuwe collectie is ontworpen door Bruno Fattorini & Partners, een bureau dat vaak de nadruk legt op materiaalinnovatie. De ontwerpers kozen voor een archetypische picnictafel en lieten die vervaardigen uit glasvezelversterkte polyester. Deze composiet is massief, duurzaam en voelt aan als hout, maar is beduidend

minder gevoelig voor vocht en temperatuurwisselingen. Daarbij kan de picnictafel uit één stuk worden gemaakt, met een maximale lengte van twaalf meter. Genoeg plaats voor zo’n veertig personen. De Marina collectie omvat verder een eettafel en stoelen. www.extremis.be


47 — AWM 49

Hans Oostrum Fotografie

PM

Product en Materiaal Korte berichten

VERLICHTING

Verlaagd plafond

Ook op locaties met een donker plafond kan met indirect led-licht worden gewerkt door de Be-Leaf. De armatuur, ontworpen door ‘Boo | ben oostrum ontwerpt’, heeft zijn eigen plafond. De Be-Leaf bestaat uit gebogen staal met een dikte van 1,5 mm en maakt gebruik van een led-module (3000K/6watt) van IdFrm, voor wie de armatuur ook

is ontworpen. IdFrm is een bureau dat adviseert omtrent duurzame verlichting en onderzoek en ontwikkeling initieert op het gebied van led-technologie. De Be-Leaf is 400 x 290 x 145 mm groot. De uitvoering in verschillende kleurencombinaties voor het staal en het snoer versterken de speelse uitstraling. www.boontwerpt.nl

MATERIA.NL

Ecosense Earth Line De naam suggereert het al: de Ecosense-panelen van het Spaanse Sinktal bestaan uit een ecologisch verantwoorde en volledig recyclebare hars. In de translucente panelen zijn organische en synthetische elementen opgenomen. Voor de Earth Line-collectie maakte ontwerper Maria Isabel Leite dessins met bijvoorbeeld bamboeringen, hout, schors, takjes en zeegras. Een coating versterkt de krasbestendigheid en het onderhoudsgemak. Ecosense-panelen hebben verder een hoge brandwerendheid en slagvastheid. www.sinktal.com


48 — AWM 49

MATERIA.NL

Glass2 Glass2 is een milieuvriendelijk plaatmateriaal, geproduceerd met 99% gesmolten gerecycled glas. Het bevat geen lijm, chemicaliën of hars en heeft een volledig gesloten oppervlak. In tegenstelling tot veel andere glasproducten, is Glass2 vrijwel krasbestendig maar kan, indien toch gekrast, worden gerepareerd. Het materiaal is weersbestendig en ongevoelig voor hitte en koude. Daardoor kan het plaatmateriaal zowel binnen als buiten worden toegepast. Het is leverbaar in verschillende diktes en afmetingen, ook met geïntegreerd gaas of als dubbele plaat met een laag kunststof ertussen. De collectie bestaat uit elf, overwegend translucente kleuren. www.glass2.com

MEUBELS

Vlakke huisgenoot De Flatmate is een secretaire voor het laptop-tijdperk. Het meubel, ontworpen door Michael Hilgers voor het Duitse merk Müller Möbelwerkstätten, is slechts 12 cm diep. Met zijn compacte afmetingen en onopvallende vormgeving maakt de Flatmate ruimtes, die te klein zijn voor conventionele meubels, bruikbaar. Als het meubel is geopend heeft de gebruiker een werkblad en houders voor bijvoorbeeld een smartphone en een tablet tegen de achterwand. Ook verlichting en een stekkerdoos zijn in het meubel verwerkt. Aan de zijkanten bevinden zich bergvakken. www.annodesign.nl


PM

Product en Materiaal Korte berichten

49 — AWM 49

STRAATVERLICHTING

Verwisselbare led-modules Over straatverlichting met leds wordt bij gemeentes nog getwijfeld. De vraag is of over een aantal jaren nog reservestukken verkrijgbaar zijn om bijvoorbeeld een straatarmatuur met aanrijdingsschade te vervangen. En meer nog: kunnen de gemeentes profiteren van vooruitgang in de ledtechnologie zonder de hele armatuur te moeten vervangen? Osram speelt hierop in met een modulair concept. De armatuur Streetlight10 LED is zo ontwikkeld, dat modules kunnen worden verwisseld zonder dat er iets verandert aan het armatuurontwerp. Verder kunnen de armaturen telkens van de nieuwste led-technologie worden voorzien. Osram biedt een compleet programma met de modellen Midi, Mini en Micro. Daarbij zijn er bovendien speciale armatuurmodules voor oversteekplaatsen voor fietsers en voetgangers. www.osram-benelux.com

MEUBELS

Sober gedetailleerd De zitting, rugleuning en armleuningen van de stoel 3000 Njord vormen en vloeiende beweging. De zitschaal heeft zacht golvende lijnen en is vervaardigd

uit antracietkleurig polyestervilt. Het vormt een geslaagd contrast met de hoekige vorm van de houten poten. De stoel oogt daarmee sober en natuurlijk. De zitting is in het frame geklemd; aan de binnenzijde van de schaal vormen de houten nokken aan de poten een fraai detail in het vilt. De 3000 Njord is een ontwerp van Scaffidi & Johansen voor het merk Kusch+Co www.kusch.com


50 — AWM 49

VERLICHTING

Lamp als mediastation De bureaulamp die Philippe Starck voor Flos bedacht, is een bijzonder functioneel ontwerp. De rechte lijnen van de D’E-Light en de uitvoering in aluminium, deels verchroomd, geven de lamp een koel en zakelijk uiterlijk. De lichtbron is een 5w led, waarvan het licht gericht wordt verspreid. Verder heeft Starck de D’ELight aan de bovenzijde voorzien van een kleine standaard en een connector voor diverse digitale gadgets, zoals de iPhone of iPad. De bureaulamp verschijnt komend jaar op de markt. www.flos.it

MEUBELS

Transparante werkplek De Italiaanse ontwerper Michele de Lucchi heeft een transparant werk- en bergmeubel ontworpen voor de projectinrichter Kembo. De Studiolo bestaat uit een blank houten frame, ingevuld met glas, waardoor het de functie van een

secretaire en een vitrine combineert. Het idee van De Lucchi: met zijn persoonlijke bezittingen kan de werknemer zijn werkplek een eigen signatuur geven, zonder het corporate design van de organisatie te ondermijnen. Als de werknemer afwezig is, toont zijn werkplek bovendien nog steeds diens persoonlijke inrichting. Opvallend aan de Studiolo zijn het gebogen glas van de klep en het scharniersysteem waarmee de klep wordt geopend. www.kembo.com


PM

RAAM- EN DEURKOZIJNEN

Slank en isolerend Het kozijn- en deursysteem FINProject heeft een strakke uitstraling door de slanke profilering en de uitvoering in aluminium. De slanke uitvoering in alumnium is gecombineerd met een nieuw meerkamer-kunststofprofiel in de kern van het kozijnsysteem. De systeemdetails

Product en Materiaal Korte berichten

51 — AWM 49

zorgen voor goede prestatiewaarden in warmte- en geluidsisolatie, dichtheid, openingscomfort en veiligheid. De producent Finstral noemt een kozijnisolatie van Uf 1,0 tot 1,1 W/m2K en een Uw-waarde van 1,2 W/m2K bij dubbele, of 0,84 tot 0,87 W/m2K bij drievoudige beglazing. Het verdekt liggende kozijnsysteem kan met alle FIN-Project-vleugelvarianten worden gecombineerd. Er zijn drie lijnen, de Nova Line, de Classic Line en de Twinline Nova. De laatstgenoemde is in de weersbestendige tussenruimte voorzien van jaloezieën. www.finstral-nederland.nl

WANDAFWERKING

Gebloemde en naadloze wand Ontwerper Edward van Vliet heeft in opdracht van de fabrikant Senso dessins gemaakt voor een nieuwe collectie wandafwerking. ‘Senso Wall by Edward van Vliet’ is voorzien van de geometrische bloempatronen, die veel werk van de ontwerper kenmerken. De wandafwerking kan in verschillende kleuren en patronen worden uitgevoerd. Senso Wall is gemaakt van gemalen steen en kunststof bindmiddelen; daardoor is het goed naadloos verwerkbaar en ongevoelig voor water. Dat maakt de afwerking volgens Senso geschikt voor zelfs doucheruimtes. In tegenstelling tot gebruikelijke afwerkingen op basis van leem, kalk, cement of verf, is het product nagenoeg onderhoudsvrij. Het steen is hoog alkalisch, waardoor Senso Wall ongevoelig is voor schimmelvorming en kalk moeilijk hecht. www.sensovloeren.nl


52 — AWM 49

Terreininrichting Inspelen op klimaatverandering Het wordt warmer en natter in de Lage Landen. Nederland en BelgiĂŤ krijgen steeds vaker te maken met extreme regenval, maar ook lokt de stijgende temperatuur zelfs de Nederlanders steeds vaker naar de terrassen. De klimaatverandering vindt zijn weerslag op de inrichting van de openbare ruimte. Tekst Robert Muis


PM

Product en Materiaal Terreininrichting

Momenteel wordt voor het eerst een plein met de ‘officiële’ functie van piekberging bij (hevige) regen gerealiseerd. Het bureau voor stedelijk onderzoek en ontwerp De Urbanisten maakte het plan voor de herinrichting van het Benthemplein in Rotterdam, waarvan de bouw inmiddels is gestart (zie ook AWM 47). Twee ondiepe bassins vangen het regenwater uit de onmiddellijke omgeving op en wanneer het langdurig regent wordt het water uit een ruimere omgeving van het plein opgevangen in een derde, dieper bassin. Het regenwater stroomt naar de bassins via grote rvs goten. Het ‘waterplein’ fungeert uiteraard niet louter als piekberging, maar biedt vooral de buurt een plek om te gebruiken voor sport, spel en ontmoeting.

KLIMAATADAPTATIE Het Benthemplein is een voorbeeld van hoe de

aandacht voor klimaatadaptatie de inrichting van de buitenruimte kan beïnvloeden. Door het veranderende klimaat moet in Nederland en België rekening worden gehouden met heviger regenbuien, waarop de huidige rioleringssystemen niet zijn berekend. Verder moet worden ingespeeld op het hitte-eilandeffect of Urban Heat Island Effect, dat een groeiend probleem kan gaan worden. Er wordt voorgesteld om die opwarming te temperen met warmtereflecterende verharding, en meer groen en waterpartijen in de steden. “Uit het toenemnd aantal groendaken en –muren blijkt al de grote interesse voor meer vegetatie in de stedelijke omgeving”, zegt Peter Lubbers van Buro Lubbers. “Echter niet per se voor verkoeling. Het groen kan de warmte temperen, maar zorgt ook voor een langzame opname en afgifte van regenwater, en het afvangen van fijnstof.” Buro Lubbers, een bureau voor landschapsarchitectuur en stedelijk ontwerp, werkt aan een groen park op een van

53 — AWM 49

Impressie van het Benthemplein in Rotterdam, ontworpen door De Urbanisten; de realisatie van het waterplein is gestart


54 — AWM 49

Rechts Voor de Noordrand Nieuw-Vennep ontwierp Wim Poppinga (Buro Poppinga) tien Binocle-banken. De ‘verrekijkers’ zijn uitgevoerd in gietsteen door Samson Urban Elements Linksonder Met je laptop in de buitenlucht: WiFi is een geheel stalen straatmeubel, dat daar op inspeelt (GroundLevel duurzaam straatmeubilair) Rechtsonder De MEADRAIN Top 100 Iron Age roosters zijn gemaakt van gerecycled en onbehandeld gietijzer; ze krijgen na verloop van tijd een natuurlijke roodbruine uitstraling (MEA Drainage Systems)


PM

Product en Materiaal Terreininrichting

de gebouwen van het voormalige Philips-terrein Strijp S in Eindhoven. “Het moet een begaanbaar park worden”, legt Lubbers uit, “met 1.200 m2 bos. Daartoe moet een leeflaag worden aangelegd op een nieuw dak met kanaalplaten. Dit heeft ook consequenties voor de gebouwconstructie, maar die moest toch worden opgedikt in verband met de nieuwe bestemming.” Volgens Dirk van Peijpe van De Urbanisten is al veel onderzoek gedaan naar het Urban Heat Island Effect en dat laat zich vertalen naar tal van mogelijke maatregelen in stedelijk gebied, zoals groene daken, warmteaborberende bestrating en stadsbormen. “De stedelijke wateropgave is wel veel concreter. Regenwater moet op een andere wijze dan via het riool geborgen en afgevoerd worden”, aldus Van Peijpe. “De ruimte voor meer oppervlaktewater is vaak beperkt. De openbare ruimte kan dan een rol spelen, bijvoorbeeld in de vorm van een waterplein. Dat is een heel duidelijke ruimtelijke opgave.” Hij geeft aan dat het idee van waterpleinen al langer bestaat. Voor de Gemeente Rotterdam heeft De Urbanisten heeft veel onderzoek gedaan en waterpleinen zijn opgenomen in het beleid van de Gemeente Rotterdam. Lubbers vertelt dat ook zijn bureau op het moment werkt aan een aantal projecten, waar waterberging een facet van het ontwerp is. “De eisen voor het verwerken van regenwater bij pieken zijn door de overheid inmiddels opgeschroefd”, stelt hij. “Je kunt niet alle riolering in Nederland vervangen, dus er moeten andere oplossingen worden bedacht.” Het plein De Parade in Den Bosch is aangelegd met hoogteverschillen. De straten die op het plein uitmonden hebben een grotere capaciteit gekregen voor het verwerken van regenwater.

PRODUCTONTWIKKELING Voor verbeterde afvoer van regenwater zijn inmiddels ook producten ontwikkeld, uiteenlopend van speciaal gevormde straatstenen tot percolatiesystemen en ‘intelligente’ riolen. Van dat laatste is de Wavin Quickstream een voorbeeld, een systeem voor regenwaterafvoer in onderdruk. Ten opzichte van een conventioneel systeem voert dit meer en sneller regenwater af met minder leidingen, kleinere diameters, zonder helling en met een groot zelfreinigend vermogen. De producent Cityroofs heeft het systeem Stormwatervertra-

ging ontwikkeld, in twee varianten. Het systeem combineert bijvoorbeeld een kolk voor vertraagde waterafvoer en een drainagemat van Wavin met een substraatlaag voor groendaken. De andere variant maakt gebruik van de gelijkmatig water afvoerende dreentegels van Zoontjens en de ongebruikte ruimte eronder. Een kratsystem als ACO Stormbrixx zorgt voor (tijdelijke) waterberging en -infiltratie onder (waterpasserende) verharding. Het Stormbrixx-systeem bestaat uit één stapelbaar basiselement van gerecycled polypropyleen dat op verschillende manieren gemonteerd kan worden. De kratten vormen altijd samen één unit en een creëren onder de verharding een netto open

— De stedelijke wateropgave is heel concreet ruimte van 95%. De omtrek van een unit kan met topdeksels en panelen die zijdelingse steun geven worden afgewerkt, waarmee binnendringen van het grondpakket wordt voorkomen. Voorts zijn er infiltratiekolken en -riolen, die zorgen voor het verspreid in de grond wegzakken van water. Feitelijk zijn het gangbare kolken en riolen, die zijn voorzien van perforatie. Als overloop kunnen wadi’s worden aangelegd. Bij al deze methoden om regenwater verspreid te infiltreren in de grond, moet de hemelwaterafvoer (HWA) uiteraard ontkoppeld zijn van de riolering voor het vervuilde afvalwater. De ontkoppeling van de HWA bij bestaande bouw of het niet koppelen bij nieuwbouw wordt al een aantal jaren gepropageerd, maar is volgens Ginette Blom van ruimtelijk ontwerpbureau Blom & Moors nauwelijks zichtbaar geworden in de architectuur. “Uiteindelijk wordt er toch vaak gekozen voor het verbergen van de ontkoppelde HWA en wordt er weinig gebruik gemaakt van gootjes, wadi’s en dergelijke. Productontwikkeling heeft op dat gebied nog niet echt doorgezet.” Terwijl het heel goed mogelijk is om producten voor dergelijke nieuwe, specifieke situaties te ontwikkelen. Blom vertelt dat haar bureau werkt aan een veerstoep aan de Waal, met

55 — AWM 49


56 — AWM 49

1

2

3

4

5

6


PM

Product en Materiaal Terreininrichting

een zitmeubel voor de wachtenden op de pont. “Daarbij moeten we rekening houden met het feit dat het zitelement van tijd tot tijd onder water staat. We onderzoeken momenteel welk materiaal daar goed tegen kan en wij geschikt vinden voor het ontwerp.”

IDENTITEIT

1 Plein in Kapellen door Buro Lubbers, met een boomrooster van ANAE

2 Boomrooster voor Nederweert www.anae.nu

3 Twig multifunctioneel ziten afscheidingselement, hier toegepast op de Floriade 2012 www.samson-urbanelements.nl

4 Tail bank met variabele leuning en plantenbak www.grijsenproject.nl

5 Surf Isle dubbelgekromde zitplatforms met optioneel boomgat www.streetlife.nl

6 Stormbrixx www.aco.nl

Blom & Moors ontwerpt veel speciale zitelementen, zoals recent voor het winkelgebied Lijnbaan en boombakken met zitelementen voor de Wilhelminapier in Rotterdam, een zitelement voor het Mercatorplein in Amsterdam en een enorm lange houten bank voor de Marikenstraat, een winkelgebied in Nijmegen. “Het zitmeubilair mag allemaal wat royaler”, zegt Blom. “Ook de hekjes en rekjes zijn voorbij. Men vindt het belangrijker dat mensen elkaar kunnen ontmoeten dan dat zwervers misschien op de bank gaan liggen.” Een dertig meter lange bank vormt een wand langs het Heilig Hartplein in Veghel. Het ontwerp van producent ANAE in samenwerking met het bureau Oslo zorgt ervoor dat de zitfunctie van het

— Straatmeubilair op een ‘tapijtje’ van bestrating geeft het plein intimiteit plein wordt versterkt, terwijl het voorkomt dat op het plein wordt geparkeerd. De leverancier van straatmeubilair GroundLevel heeft in opdracht van de Van Lanschotbank een zitbank ontworpen, die met 2,10 m niet eens bijzonder lang is, maar zich door zijn vorm leent voor sociale interactie. Zo neigen de uiteinden naar elkaar, waardoor mensen tegenover elkaar kunnen zitten, vertelt Frank Willems van GroundLevel. Hij ziet ook steeds meer de toepassing van ziteilanden, met stoelen die worden gegroepeerd. Soms op zo’n informele wijze, dat je onwillekeurig de neiging krijgt om ze te verzetten, maar ze blijken goed verankerd. Om een pleintje in het Belgische Kapellen meer intimiteit geven, plaatste Buro Lubbers het

57 — AWM 49

straatmeubilair op een ‘tapijtje’ van bestrating. Ook is een boomrooster van ANAE verwerkt in het ‘tapijt’. “Naar aanleiding daarvan bedachten we om bij een volgend project het boomrooster als tapijt te ontwerpen”, zegt Rob Lubrecht van ANAE. “Dat hebben we kunnen realiseren in Nederweert, in samenwerking met Elyps. In een volgend stadium zouden we ook de banken met het tapijt als een object willen ontwerpen. Een architect wil het aantal objecten beperken om de openbare ruimte zo rustig mogelijk te houden. Als je objecten op deze wijze integreert, kun je toch een eenheid creëren en een ruimte een identiteit geven.” Interessant aan het soort opgaven als het Benthemplein vindt Van Peijpe de topografie van zo’n plein. “Je ontwerpt om het water te kunnen vasthouden per definitie een landschap met hoogteverschillen en dat schept mogelijkheden voor een interessante inrichting en gebruik”, zegt hij. “Aan het plein ligt een aantal scholen met duizenden studenten, een kerk en een jeugdtheater.” In een aantal bijeenkomsten met gebruikers en omwonenden van het waterplein werd duidelijk dat veel ruimte is gewenst voor sport, spel en ontmoeting. Het diepe bassin met zijn brede trappartijen wordt bijvoorbeeld een plek voor urban sports en waar ook het theater uitvoeringen kan geven. De goten zijn bruikbaar voor skaters. Hogere randen rondom het groen zijn prima plekken om te hangen. “We proberen altijd, liever dan het letterlijke vormgeven, vooral aanleidingen voor ontmoeting te creëren.”—

Meer weten: http://www.riool.net/riool/home.do


58 — AWM 49

elast-ic Rekbaar gebruik De flexibele wand elasti-ic is ontstaan vanuit de interesse van architectonisch ontwerper Elise Oussoren voor een gradiënt, waarbij het materiaal medeverantwoordelijk is voor het eindbeeld. Tekst Robert Muis Fotografie Elise Oussoren “In architectonisch ontwerp spelen altijd de kwesties symmetrie of asymmetrie en even of oneven. Binnen een gradiënt heerst er voor mij een spanning tussen de symmetrie en asymmetrie”, legt Elise Oussoren uit. Aanvankelijk hadden verlopen – van klein naar groot, van donker naar licht – haar interesse binnen een vaste vorm, bijvoorbeeld een houten meubel. Ze raakte echter benieuwd naar het effect als ze niet exact kon bepalen hoe het eindproduct eruit zou zien, als ook het materiaal invloed zou hebben op de vorm. Ze besloot een materiaal te nemen met minder voorspelbaar effect: elastiek. “In de loop van het ontwerpproces wilde ik de spanning opzoeken tussen vorm en materiaal. Het was een onderzoek naar in hoeverre je nog controle

kan hebben over elastiek en wanneer het elastiek de controle overneemt. Ik wilde een opbergwand maken die flexibel is; niet alleen door het gebruik van elastiek, maar ook door de grootte van de vakken te kunnen aanpassen aan het gebruik en de ruimte.”

WEB Elast-ic is een wand uit een elastisch materiaal in banen met lussen en metalen verbindingshaken. De elastieken banen zijn wit met een ingeweven patroon van opake en transparante strepen. Onderling kunnen de banen door de lussen en de haken worden verbonden, zodat er een web ontstaat. Het web wordt als geheel met dezelfde haken opgehangen aan metalen balken, die tegen het plafond zijn bevestigd. “De gebruiker kan de grootte en de openheid van het ontwerp zelf bepalen door de elastieken stroken dicht bij elkaar of verder uit elkaar op te hangen”, zegt Oussoren. “Ook kan de gebruiker de stroken door middel van de haken op verschillende hoogtes met elkaar verbinden. Hierdoor kan hij zelf bepalen hoe groot de openingen in de wand worden.” In het gebruik van het aantal haken en de verdeling ervan wordt het verloop in de elast-ic zichtbaar. Een minimum aan

haken geeft de wand een transparant uiterlijk; het gebruik van veel haken zorgt voor een dichte, compacte wand en voor meer schaduwwerking. De totale grootte en uitvoering van het ontwerp is naar wens van de opdrachtgever aan te passen in lengte en breedte, alsook in soort en kwaliteit, door elastiek te nemen met een ander uiterlijk en andere rekbaarheid. Het hier afgebeelde ontwerp heeft banen van 27 cm breed in stugge en sterke kwaliteit, en is in totaal 6 m lang en 3,5 m hoog.

SPEL Oussorens ontwerp kan meerdere rollen vervullen: decoratieve wand, scheidingswand en opbergwand. In het laatste geval daagt de wand de gebruiker bovendien uit om te spelen. Variëren in het gewicht en de grootte van de voorwerpen en het kiezen van de plaats in de wand, zorgt voor steeds een ander beeld van de elastische ‘vakken’. De gebruiker kan bovendien telkens een anders gevormd web creëeren door het plaatsen en verplaatsen van de verbindingshaken. Hij wordt uitgenodigd om te twijfelen, te experimenteren en te combineren. Of, zoals Oussoren het spel formuleert: onderzoeken hoe ‘stretch-vol’ de wand kan zijn.—


PM

— Wanneer neemt het elastiek de controle over de vorm over?

Product en Materiaal elast-ic Elise Oussoren

59 — AWM 49


60 — AWM 49

CM

Cultuur en Maatschappij

BOEK

Alomvattende ruimtelijke geschiedenis Het boek ‘1000 jaar Amsterdam’ biedt een algemene ruimtelijke geschiedenis vanaf het moment dat de eerste kolonisten gingen wonen rond het water dat we nu de Amstel noemen. Vrijwel niets dat met de ruimtelijke ontwikkeling van de stad te maken heeft, blijft onbesproken. Ruimtelijke geschiedenissen over Amsterdam zijn er genoeg, uiteenlopend van een zeer diepgravend boekwerk over de ontwikkeling van de grachtengordel tot biografieën van figuren als Jan Schaefer. Ook in algemene geschiedenisboeken over de stad komt de ruimtelijke ontwikkeling prominent aan bod. Dat is logisch, omdat deze vaak niet los kan worden gezien van andere belangrijke gebeurtenissen. Was er immers een Paleis op de Dam geweest zonder de Gouden Eeuw? Zou Amsterdam zijn status als handels-

stad hebben kunnen bestendigen zonder de pakhuizen aan de grachten? Toch is het aardig om in de vorm van ‘1000 jaar Amsterdam’ een algemeen overzicht van de ruimtelijke ontwikkeling in handen te hebben. Zeker omdat het een vrijwel alles omvattend en plezierig boek is geworden. Dat zit hem vooral in de haast tijdschriftmatige opzet. Het hoofdverhaal, lopend van de vermoedelijke stichting tot de huidige ontwikkelingen rondom het IJ, wordt geïllustreerd en afgewisseld met beelden en afzonderlijke artikelen. Door bijvoorbeeld kaarten van Amsterdam en Venetië uit bijna hetzelfde jaar naast elkaar te leggen, legt auteur Fred Feddes uit waarom de veel gemaakte vergelijking tussen deze steden grotendeels mank gaat. Een verhaal over het gerucht dat er een schat zou liggen op de plek waar het pand van Peek & Cloppenburg is gebouwd, zorgt weer voor de nodige verstrooiing. Het boek is ingedeeld in vijf perioden. Hiervan zijn vier ooit voorgesteld door Cornelis van Eesteren, de legendarische stedenbouwkundige die het Algemene Uitbreidingsplan voor Amsterdam heeft gemaakt. Feddes voegde er zelf het laatste tijdvak aan toe, dat Van Eesteren voor een groot deel niet meer heeft mee-

gemaakt. Het boek is bedoeld als een standaardwerk, en dat mag het vanwege de alomvattendheid ook genoemd worden. Wie meer wil weten over de afzonderlijke onderwerpen dan in ’1000 jaar Amsterdam’ wordt verteld, kan altijd op zoek gaan naar een van de boeken die daar ongetwijfeld over zijn verschenen. (RW)

Fred Feddes – Thoth – 2012 – Hardcover – 368 pagina’s – 24 x 34 cm – ISBN 9789068685305 – € 29,90 – Nederlands


CM

INSTALLATIE

Miniatuurstad op de Neude Tijdens de laatste editie van Festival aan de Werf afgelopen mei in Utrecht was een denkbeeldige miniatuurstad gebouwd op de Neude. Deze installatie van gestapelde blokken vormde een tijdelijke toevoeging aan het stedelijke weefsel. De bebouwing gaf het Utrechtse plein voor ruim een week grootstedelijk al-

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

lure, met hoogbouw culminerend in een metershoge ‘wolkenkrabber’. Daarnaast bewogen de bezoekers zich door straten, steegjes en hofjes, waar normaal een open ruimte was. De door Monadnock ontworpen miniatuurstad werd zo net ‘echt’. “Echter, deze verschaalde replica werkt vervreemdend en provoceert, zodat bezoekers bewust werden van hun dagelijkse levensomstandigheden”, zegt het architectenbureau over Model City, zoals de installatie heette. Het was dit jaar de 27e en laatste keer dat Festival aan de Werf werd georganiseerd. Het festival fuseert met het – eveneens Utrechtse – dansfestival

61 — AWM 48

Springdance. “Het nieuwe festival toont met name internationaal, innovatief podiumkunstenaanbod in de disciplines theater, dans en de cross-overs daartussen. Het geeft talentvolle Nederlandse kunstenaars de kans om zich binnen die internationale en interdisciplinaire context te presenteren”, meldt het festival op zijn website. Monadnock is geen vreemde op het festival. In 2010 was het bureau verantwoordelijk voor de installatie ‘Make No Little Plans’, die eveneens op de Neude stond. Dit twee niveaus tellend bouwwerk had een tribune als dak, vanwaar bezoekers voorstellingen konden bekijken en van het uitzicht konden genieten. (RW)


62 — AWM 49

21 schaamteloze observaties voor een 21e-eeuwse Nederlandse architectuur Ter gelegenheid van de presentatie van het nieuwe Jaarboek Architectuur hield schrijver Abdelkader Benali een rede waarin hij het opneemt voor de onzichtbare architectuur, de figuur van de architect met die van de schrijver vergelijkt, en met voorstellen komt ter verbetering van ons land. De volledige rede is hier weergegeven. Tekst Abdelkader Benali Ik neem het vandaag op voor alle onzichtbare gebouwen, de gebouwen die niet genoteerd staan in onze catalogus van het netvlies, de gebouwen die over het hoofd worden gezien, de gebouwen waar het stof van de onverschilligheid overheen ligt. De gebouwen die verweesd zijn en toch te trots om aandacht op te eisen. De gebouwen waar het revolutionair elan allang overheen is gewaaid. Ik ben de onbezoldigde vertegenwoordiger van deze alsmaar groter wordende groep. Leegstand is niet het probleem, onzichtbaarheid is het probleem. Ik ben hier vandaag om het onzichtbare gebouw een theoretisch raamwerk te geven. Het Jaarboek Architectuur wekt de schijn van volledigheid, ik wijs die claim af in naam van de Onzichtbare Gebouwen. Deze gebouwen hebben wellicht ooit uw boek opgesierd om daarna geruisloos te verdwijnen. De lijst van onzichtbare gebouwen wordt alsmaar langer en door uw noeste arbeid om elk jaar met een jaarboek op de proppen te komen, werkt u het langer worden van die lijst alleen maar in de hand. Het Jaarboek Architectuur kan nooit recht doen aan de onzichtbare gebouwen, want zodra recht wordt gedaan door ze op te nemen zijn het geen onzichtbare gebouwen meer. Onzichtbare gebouwen dragen hun verdriet in stilte. Niemand stoort zich

eraan; niemand merkt ze op. Duizenden mensen lopen er doorheen zonder ooit op te merken: dit is toch een aardig gebouw, of, waarom heeft dit gebouw nooit in het Jaarboek Architectuur gestaan? Een goede vriendin vertelde me dat ze vertikte om een gebouw binnen te stappen

— De architect leert zijn opdrachtgever lezen dat niet in het Jaarboek Architectuur had gestaan, zoals een gourmand het vertikt om in een bistro zonder een Michelin-ster te eten. Deze tendens moet toch gestopt worden! In naam van de onzichtbare gebouwen, stop deze lijstjeswaanzin! Deze naturalistische negentiende-eeuwse tendens om de werkelijkheid recht te kunnen doen door het in de dwingende mal van de catalogus te stoppen. Ik heb gezegd. En nu mijn aanbevelingen. “In gelul kan men niet wonen,” zei ooit iemand, maar dat is natuurlijk niet waar. In gelul kan men wel wonen, de vraag is alleen in

wat voor soort gelul men wil wonen. Architecten kunnen goed lullen. Het is me opgevallen dat architecten betere teksten hebben dan schrijvers en dat komt omdat architecten hun projecten moeten verantwoorden aan mensen die de taal van de architectuur niet kunnen lezen. Voordat ze iets duidelijk maken, moeten ze de ontvanger duidelijk maken wat ze duidelijk gaan maken. De architect leert zijn opdrachtgever lezen in een taal die hij zelf verzonnen heeft. De missie van de architect is geslaagd wanneer de opdrachtgever de grammaticafouten van de architect corrigeert. Dit bespaart tijd en werk. Wat zou de designbril zijn zonder de architect? Architecten zijn het verlengstuk van dictators en democraten, filosofen en opvoeders geweest; de eeuw van de architect moet nog beginnen. Een samenleving zonder architectuur is ondenkbaar, een samenleving zonder architecten is goed denkbaar. De schrijver weet dat de belangrijkste zinnen de zinnen zijn die de lezer zelf in de tekst weet te leggen. De architect weet dat de belangrijkste component van het gebouw het uitzicht is, dat wat niet door hem gebouwd is. Een blauwe hemel met hier en daar een wolkje of een dik pak sneeuw, dat is


CM een weerbericht waar de architect wat mee kan. De schrijver schrijft omdat hij het vertrouwen in de taal heeft verloren. De architect bouwt omdat hij het vertrouwen in de taal heeft gewonnen. Praten over architectuur is praten over de staat van het land. Architectuur moet een doorlopende motie van wantrouwen zijn. Wat in de politieke realiteit niet mogelijk is, maakt de architectuur waar. Architectuur is een utopie met een beperkte houdbaarheidsdatum. Alleen in de architectuur omvat het kunstwerk ook echt de bezoeker ervan. En wat de bezoeker ervaart is niet wat de architect erin heeft gelegd. De architect begint met een idee. De beschouwer begint met de materie en denkt zich het idee erbij. Een gebouw valt altijd met de deur in huis. Architecten vallen nooit met de deur in huis. Ze komen via de achtertuin naar binnen en vertrekken via de voordeur naar buiten. Sommige schrijvers stralen, nog voordat ze een roman hebben geschreven, uit dat ze er al een heel oeuvre op hebben zitten. Architecten maken altijd de indruk nog te moeten beginnen aan het eerste grote project. Mensen die gebouwen overdonderend vinden, willen er nooit in wonen of werken. Toen de Japanse architect Yoshio Taniguchi zijn plannen voor het nieuwe MOMA in New York aan het bestuur ontvouwde, was zijn exposé kort. Geeft u me geld, dan maak ik een prachtig gebouw. Geeft u me veel geld, dan zorg ik ervoor dat het gebouw verdwijnt. Sindsdien vind ik de mooiste gebouwen de gebouwen die ik nog niet eerder had gezien. Onzichtbare gebouwen zijn kostbare gebouwen. Het mooiste onzichtbare gebouw is het Kohnstammhuis aan de Wibautstraat. Ik neem alvast een voorschot op het Jaarboek Architectuur van de Onzichtbare Gebouwen. Het boek wordt langzaam verorberd, het gebouw – het kijkvoorwerp – valt in z’n geheel over ons heen en moet daarna teruggebracht worden tot honderden, duizenden zinnen. Een roman is een mihoengerecht waarvan alle afzonderlijke ingrediënten samenkronkelen, architectuur is een soep, vloeibaar, gebonden en onmogelijk om te achterhalen wat de ingrediënten zijn. We neigen het huis waarin we wonen

Cultuur en Maatschappij 21 schaamteloze observaties

63 — AWM 49

Het ‘onzichtbare’ Kohnstammhuis is onlangs gerenoveerd naar ontwerp van Ibelings van Tilburg architecten

niet tot de catalogus van architectuur te rekenen. Ons huis is een verlengstuk van onze biologische aanwezigheid. De architect kan niet leven met deze illusie maar moet deze illusie wel in stand houden, wil hij brood op de plank. Wat is uw onzichtbare gebouw? Onthoud het en deel het met uw vrienden, kennissen en vijanden. Nederland heeft het in zich om het eerste geheel overdekte land te worden; waarom niet? Men had ook niet kunnen denken in de twaalfde eeuw dat grote watergebieden ingepolderd konden raken. Ik zou de uitspraak van Multatuli die hier in Rotterdam aan de Van Oldebarneveltstraat hangt willen parafraseren: Van de maan af gezien, zijn we allemaal overdekt. In mijn jeugd kondigden de gebouwen die werden opgetrokken op het Weena de jubilante victorie van het neoliberalisme aan. Op dit moment voltrekt zich een gedaanteverwisseling op het Kruisplein; honderden meters perron worden aangelegd. De eeuw van de mobiele reiziger is aangebroken. De samensmelting van het spoorboekje en het bestek is een feit. De mooiste gebouwen zijn gebouwen die niet gebouwd hadden mogen worden. Alles van waarde is in het begin lelijk. Dat de hedendaagse architectuur geen gebouwen voor daklozen neerzet zie ik als

een omissie. Wat de reiziger onthoudt van een gebouw is niet zozeer het gebouw, maar de wijze waarop het zich verhoudt tot alles eromheen. Een klein park bij een gebouw maakt het gebouw niet beter, maar het creëert wel sentiment. Het gebouw waarin mensen zich het best voelen is de auto. De architect is nog altijd een ambachtsman uit de Renaissance; hij moet de podesta behagen want anders krijgt hij hem geen gebouw aangesmeerd en hij moet zijn kunstzinnige idealen temperen, anders krijgt hij nooit meer een tweede kans. Vandaag kronen we de zichtbare gebouwen. Zichtbare gebouwen die op een dag het hoogst bereikbare zullen bereiken en dat is onzichtbaarheid. Pas onzichtbaar onthult het gebouw zijn ware aard.— De bovenstaande rede sprak schrijver Abdelkader Benali op 25 maart uit tijdens de feestelijke presentatie van de vijfentwintigste editie van het Jaarboek Architectuur in het NAi. Het boek wordt uitgegeven door NAi Uitgevers, na de fusie van Uitgeverij 010 nu nai010 geheten. Omdat het een jubileumeditie betreft, is een extra deel toegevoegd waarin teruggekeken wordt op de ontwikkelingen die zich in de vijfentwintig jaar in de Nederlandse architectuur hebben voltrokken.


64 — AWM 49

Festivals in de stad Dynamische buitenruimtes

In de grotere en kleinere Nederlandse steden worden steeds meer festivals gehouden. Het wonen in de stad wordt letterlijk een feest.Welke impact hebben de festivals op de inrichting van de stad? Een gesprek met Miriam van Lierop, Programmamanager Binnenstad. Tekst Michiel van Raaij Beeld Dienst Stadsontwikkeling Rotterdam


CM

Cultuur en Maatschappij De impact van festivals op de stad

Dit voorjaar werd Koninginnedag in Amsterdam voor het eerst sinds jaren gevierd zonder het grote podium van Radio 538 op het Museumplein. Het festival trok de afgelopen jaren zo veel bezoekers dat andere activiteiten er letterlijk door in het gedrang kwamen. Door de grotere evenementen een plek te geven aan de rand van de binnenstad en een kleinschaliger karakter te geven, moest Koninginnedag weer voor alle groepen iets te bieden houden. Ook mensen met kinderen moeten op deze dag de stad in kunnen, aldus burgemeester Eberhard van der Laan. Met de afschaffing van de Dance Parade nam de Gemeente Rotterdam twee jaar geleden al een vergelijkbaar besluit. De strandrellen in Hoek van

Holland vormden toen de concrete aanleiding om het dansfestival uit de binnenstad van Rotterdam te weren. Net als Radio 538 nu werd de Dance Parade verzocht het festival op een afgesloten terrein buiten de stad te houden en voortaan toegangskaarten te verkopen. De veiligheid van het gratis toegankelijke festival in de binnenstad kon de gemeente niet langer garanderen.

CITY LOUNGE Maar net als in Amsterdam nu speelde in Rotterdam destijds ook iets anders mee. Te veel inwoners van

65 — AWM 49

De culturele organisaties rond het Schouwburgplein hebben input geleverd bij de renovatie van het plein en zijn uitgenodigd om zelf vaker van het plein gebruik te maken


66 — AWM 49

de stad ervoeren de Dance Parade als overlast. Nog belangrijker was echter dat het karakter van het festival inmiddels niet meer paste bij de beleving die de gemeente voor de binnenstad voor ogen had. “Lange tijd was het: hoe groter, hoe beter”, vertelt Miriam van Lierop, Programmamanager Binnenstad bij de dienst Stadsontwikkeling in Rotterdam. “Uit dat beleid zijn een paar heel mooie festivals voortgekomen, zoals het Zomercarnaval en de Marathon. Maar op sommige punten werd het te veel, zoals met de Dance Parade.” “De laatste jaren zetten we juist in op kleinere festivals. Deze kleinere schaal past bij het concept van de binnenstad als City Lounge, zoals dat in het binnenstadsplan van 2007 is vastgelegd. Als er een grootschalig evenement georganiseerd wordt, vindt dat plaats op een locatie aan de rand van de stad en wordt dat gecombineerd met kleinere evenementen in de stad. North Sea Jazz Festival vindt bijvoorbeeld plaats in Ahoy en wordt gecombineerd met North Sea Round Town in de binnenstad.” Met haar festivalbeleid loopt Rotterdam binnen Nederland voorop. De stad aan de Maas was er in 1990, toen de stad 650 jaar bestond, ook als eerste bij om stevig in te zetten op het houden van festivals in de stad. Daar was reden toe. “De na de oorlog gebouwde binnenstad was een zakencentrum waar verkeer heel dominant was”, zegt Van Lierop. De stad had bijna geen terrassen. ’s Avonds was er nauwelijks iets te doen. Om hier verandering in te brengen zette de gemeente breed in. Meer woningen in de binnenstad moesten voor draagvlak zorgen voor horeca en cultuur. Maar het aanbod van cultuur werd ook vergroot: De Schouwburg, het NAi en de Kunsthal werden gebouwd, culturele festivals werden ondersteund. Twintig jaar later tonen de volle terrassen op zomerse dagen en de goed gevulde festivalagenda van de stad het succes van het beleid. Van Dunja tot de Dag voor de Romantische Muziek: voor iedereen is er in de stad wat te doen.

EEN ANDERE MANIER VAN WERKEN Een onderbelicht aspect van de gemeentelijke ambitie om zo veel festivals in de stad te houden is welke gevolgen dit heeft op de inrichting van de openbare ruimte. Van Lierop benadrukt dat de stedelijke festivals allereerst om een andere benadering van de ontwerpers van de buitenruimte vragen. “Bij het ontwerp van de buitenruimte betrekken we alle partijen die er gebruik van maken: de café’s die er een terras hebben, de instellingen die eraan grenzen, en de evenementen die er gebruik van maken.” “Het betekent dat als we aan de kades ontwerpen, we met de Wereldhavendagen praten. Het zijn

telkens andere gesprekken. Momenteel zijn we bezig met het monumentale park van Zocher. Hoe kan daar een multicultureel festival als Dunya gehouden worden zonder het karakter van het park geweld aan te doen?” “Traditioneel wordt sterk gedacht vanuit het ontwerp: hoe het eruit moet komen te zien. Nu gaat het erom dat het er niet alleen mooi uitziet, maar dat de inrichting van de buitenruimte er ook voor zorgt dat het echt een feest wordt. Beleving en gebruik spelen dus een veel belangrijker rol. Dat vraagt een omslag in het denken. Dat wordt gelukkig steeds beter opgepakt.” Voor de partijen die van de buitenruimte gebruik maken vergt het ook een andere manier van denken. Zij krijgen niet alleen een stem in de inrichting van de buitenruimte, maar ook een verantwoordelijkheid bij de programmering ervan. “Alle instellingen rond het Schouwburgplein hebben zich verzameld in een vereniging: De Schouwburg, De Doelen, Codarts, Pathé. Alle par-

— De laatste jaren zet de gemeente Rotterdam in op kleinere festivals tijen hebben meegepraat over de renovatie van het Schouwburgplein, maar denken collectief ook na over hoe evenementen die in de verschillende gebouwen plaatsvinden hun weerslag kunnen vinden in de buitenruimte.”

LOCATIEPROFIELEN Vanwege het grote aantal festivals dat in Rotterdam georganiseerd wordt, heeft de gemeente per gebied in zogenaamde locatieprofielen vastgelegd welk type festival er kan plaatsvinden. “Met al zijn culturele instellingen is het Schouwburgplein de plek waar we uitpakken. Daar houden we de UIT-markt. Dat is mainstream. Voor het Grote Kerkplein geldt iets heel anders. Omdat het wat kleiner is, mikken we daar op amateurkunst. Dat is een plein voor de bewoners. Het Schouwburgplein daarentegen heeft een regionale functie.” “In een locatieprofiel staat ook omschreven wat er praktisch gezien wel en niet mogelijk is op een locatie als het Schouwburgplein. Hoe veel gewicht het dak van de parkeergarage kan dragen, wat de geluidsisolatie van de omliggende woningen is, dat er een geluidsinstallatie in de vloer van het plein opgenomen


CM

Boven Om vanaf de Boompjeskade met Oud & Nieuw het vuurwerk op de Erasmusbrug te kunnen zien, is het park daar ruim voorzien van grasvelden Rechts De grasvelden in het Park bij de Euromast zijn verstevigd om er beter festivals als Dunya te kunnen houden

Cultuur en Maatschappij De impact van festivals op de stad

67 — AWM 49


68 — AWM 49

Binnenrotte Het idee om de buitenruimte dynamisch te maken, zodat deze zowel bij festivals als op andere dagen optimaal kan presteren, komt in uitvergrote vorm terug in het voorstel voor de Binnenrotte in Rotterdam dat architectenbureau Shift samen met landschapsarchitect Paul Zuidgeest heeft ingezonden voor het Stadsinitiatief Rotterdam. Op de Binnenrotte wordt twee dagen per week een grote markt gehouden, de andere vijf dagen ligt het plein er verlaten bij. Shift denkt dat in die dagen de Binnenrotte prima een sportplein kan zijn. Naast een vaste atletiekbaan introduceert het bureau hiervoor enkele bewegende elementen. Met

lichte gordijnen kunnen op niet-marktdagen enkele sportvelden afgeschermd worden van het plein. Een opgetild kunstgrasveld kan op niet-marktdagen naar beneden gehaald worden tot het pleinniveau. Een houten pleindeel komt op niet-marktdagen omhoog en vormt dan het dak van een ijsbaan. In het voorstel van Shift en Paul Zuidgeest heeft de Binnenrotte op niet-marktdagen een compleet andere functie dan op marktdagen. Het plein krijgt daarmee een wat schizofreen karakter. Ook roept deze enorme transitie praktische vragen op. Anderzijds toont het voorstel aan dat een buitenruimte met enkele dynamische elementen radicaal getransformeerd kan worden. Hier ligt volop ruimte voor ontwerp.


CM

Cultuur en Maatschappij De impact van festivals op de stad

is. Zowel voor de organisatoren van de evenementen als voor de ontwerpers is het een handig instrument.”

SOMS MINDER BOMEN De binnenstad van Rotterdam wordt in fases helemaal opnieuw ingericht. Voor stilstaande auto’s is in de straatprofielen minder plek, voor de voetganger juist meer. Daarbij wil de gemeente de openbare ruimte ook verzachten en vergroenen. “De wens om nieuwe bomen te planten botst soms met de wens van de festivals voor vrij uitzicht. Op dat moment moet er een afweging gemaakt worden: is het evenement dit waard? Daarover ga je met elkaar in gesprek. Soms komen we daar goed uit, soms minder goed.” “De Boompjeskade wordt getransformeerd tot een park aan de rivier. In de zomer wil je in dat park in de zon kunnen liggen, met Oud & Nieuw wil je vanaf het park naar het vuurwerk bij de Erasmusbrug kunnen kijken. Hiervoor hebben we verschillende weides ontworpen, die meteen stevig genoeg zijn voor een Oud & Nieuw-feest. De verhouding tussen bomen en gras had ook anders gekund, maar voor dit programma is dit de optimale balans.” “Voor het Stadhuis op de Coolsingel kwamen we er minder goed uit. Op de hele Coolsingel worden bomen geplant. Voor het Stadhuis moet echter de tribune kunnen staan voor de jaarlijkse marathon. Beide wensen bleken niet met elkaar te verenigen. Uiteindelijk is er daarom voor gekozen de bomen maar weg te laten.” Voor de weides in de parken betekent het vroeg in het proces meenemen van de wensen van de festivals dat de weides steviger wordt uitgevoerd dan voorheen. “Dat merk je niet als je erop ligt of loopt”, benadrukt Van Lierop. Maar hierdoor kunnen

69 — AWM 49

bijvoorbeeld de karren van Dunja of grote groepen mensen van het grasveld gebruik maken zonder dat het na afloop van het evenement direct gerepareerd hoeft te worden. “Straten permanent afsluiten voor festivals is nog niet voorgekomen”, zegt Van Lierop, “De binnenstad mag ook geen asfaltvlakte worden. Integendeel, de stad moet juist groener worden.”

MULTIFUNCTIONELE BUITENRUIMTE Een nieuwe opgave is hoe de pleinen – op de dagen dat er geen festivals gehouden worden – aantrekkelijk zijn om naar te kijken of te verblijven. “Zelfs als er zestig dagen een festival gehouden wordt op een plein, zijn er nog driehonderd over”, rekent Van Lierop voor. Bij het Schouwburgplein wordt daarom momenteel gekeken of er voor de periodes tussen de festivals elementen op het plein geplaatst kunnen worden. “Recent is het Museumpark opgeleverd. Een groot deel van dit park is opengehouden voor evenementen als De Parade, de Pleinbioscoop en nu ook een biologische markt. In het ontwerp is daar rekening mee gehouden. Maar nu zeggen veel mensen dat het wel erg kaal is geworden. Daarom is er een project gestart om samen met de buurt meubilair voor het plein te ontwerpen uit hergebruikt hout. Op niet-festivaldagen kan dat meubilair het plein tot een interessantere ruimte maken, en ander gebruik uitlokken.” “Om optimaal in te kunnen spelen op het wisselende gebruik, moet de buitenruimte zelf ook dynamisch worden. Deze ontwikkeling staat echter nog in de kinderschoenen, zegt Van Lierop. “We zijn er nog mee aan het experimenteren. En dat is ontzettend leuk.”— Voor elke locatie in Rotterdam is een locatieprofiel opgesteld. Hierin is vastgelegd welk type festival waar gehouden kan worden


70 — AWM 49

Gesprek Arnon Grunberg en Nanne de Ru Werken in een grijs gebied De nieuwe roman ‘De man zonder ziekte’ van Arnon Grunberg gaat over een architect. Ter gelegenheid van de officiële verschijning ging de schrijver op uitnodiging van Architectenweb in gesprek met architect Nanne de Ru. De twee spraken over werken in omstreden landen en overwegingen die daarbij komen kijken. Tekst Ronnie Weessies In ‘De man zonder ziekte’ reist hoofdpersoon Samarendra Ambani naar Irak en Dubai, omdat hij in deze landen een gebouw mag ontwerpen. De opdracht in Bagdad draait uit op een enorme mislukking, met nare gevolgen voor de architect. Gedreven door eerzucht besluit hij, ondanks negatieve adviezen uit zijn directe omgeving, zijn geluk toch nog eens te beproeven in Dubai. Dat leidt uiteindelijk tot zijn ondergang. Ondanks de soms al te dramatische gebeurtenissen herkent Nanne de Ru een aantal ‘interessante kenmerken’ van een architect in de hoofdpersoon. “Hij heeft een heel grote ambitie, maar daarin zit een sterke ondertoon van naïviteit. Hij heeft het idee dat je de wereld beter kunt maken en dat hetgeen wat je toevoegt beter is dan wat je aantreft”, zegt de medeoprichter van Powerhouse Company. “Er zit ook een metaverhaal in, over de positie van de architect in de wereld die almaar uitdijt. De naïviteit waarmee de hoofdpersoon denkt Puccini naar Bagdad te gaan brengen, is typerend voor dit moment in de tijd, waarin het ineens

mogelijk is om vanuit het veilige Europa een totaal onbekende wereld in te trekken met zulke ambities. Het boek laat de keerzijde van deze naïviteit zien.” Aan werken in landen als Dubai, en ook bijvoorbeeld China, kleven voor veel westerlingen morele bezwaren. De vraag

— “Je serveert een saus van design en verleiding” blijft altijd of een architect er goed aan doet om er opdrachten aan te nemen. Zou De Ru, zoals zijn fictieve vakgenoot, een bibliotheek met ondergrondse bunker willen ontwerpen in de Golfstaat? “De verleiding is natuurlijk evident. Als je een groot gebouw wint in een land dat je niet kent, is dat al een avontuur op zich. Maar ik zou zelf niet in het Midden-

Oosten willen werken, ook omdat ik weinig feeling heb met de manier van zaken doen. In China werk ik wel, maar dat komt doordat de opdrachtgever een oud-student van me is. Dat is een groot verschil, want hij kent me en heeft vertrouwen en geloof in mij.”

DUBBELZINNIGE POSITIE Wat betreft de morele aspecten voor werken in dubieuze landen zegt Grunberg zich in een dubbelzinnige positie te bevinden. “Afgelopen herfst is een groep Nederlandse schrijvers naar China gereisd. Omdat mijn werk niet in het Chinees is vertaald, ging ik niet mee. Als ik was uitgenodigd, had ik dat waarschijnlijk wel gedaan. Nu heb ik echter kritiek geleverd op de schrijvers, die hun reis trachtten te rechtvaardigen door bijvoorbeeld te zeggen: het is een groot land en af en toe moet je helpen mensen te alfabetiseren door er op te treden. Wat mij betreft kunnen ze beter zeggen: ik ga er heen om te verkopen en begeef me in een grijs


71 — AWM 49

Jochem Eerden

CM

Cultuur en Maatschappij Gesprek Arnon Grunberg en Nanne de Ru

gebied, maar dat doen we allemaal. Niet alleen schrijvers en architecten maken vuile handen. Hoe kun je bijvoorbeeld als toerist ergens naar toe gaan om lekker te zonnen, terwijl even verderop iemand wordt gemarteld? In de praktijk blijkt dus dat de morele positie die ik zou kunnen innemen onhaalbaar is, of ik houd me er zelf ook niet aan.” Als Grunberg naar China zou gaan, denkt hij het voor zichzelf te zullen ‘rechtbreien’ door een kritische houding in te nemen ten opzichte van zijn gastheer. Iets soortgelijks deed Rem Koolhaas ook bij zijn omstreden ontwerpopdracht voor het hoofdkantoor van de Chinese staatstelevisie. “Zijn houding was: ik doe het om te kijken of ik wat zou kunnen veranderen en verbeteren, misschien kan ik het verschil maken”, zegt De Ru. De architect zet zijn vraagtekens bij de opvatting van Koolhaas. “In Europa is een architect een belangrijke vormgever van de civil society. In landen buiten ons continent denkt echter niemand er zo over. Daar zien ze een architect als een ondergeschikte ingenieur, iemand

die vormgeeft aan wat de echte mannen bedenken. Je serveert als architect een saus van design en verleiding, maar die stichtelijke kant willen ze helemaal niet van je.”

CONTEXT Toch moet de rol van de architect in landen als China niet onderschat worden, gezien de kolossale omvang van veel bouwprojecten. De gesprekspartners halen de uitspraak ‘Fuck the context’ van Koolhaas aan, waarmee hij erop doelde dat niet in alle situaties rekening kan worden gehouden met de omgeving van een gebouw. “Er zijn plekken waar context niet zo’n gewicht heeft”, zegt De Ru, “Zo bouwen ze in China honderd nieuwe steden voor tweehonderd miljoen mensen. Dat gebeurt op enorme braakliggende terreinen, zonder omringende bebouwing. Dan heb je als architect natuurlijk heel veel zeggingskracht, want alles wat je doet, zorgt voor een radicale breuk met wat er eerder was.”—

Arnon Grunberg – Nijgh en Van Dittmar – 2012 – Paperback – 160 pagina’s – ISBN 9789038894836 – € 17,50 – Nederlands


72 — AWM 49

Bouwen voor daklozen Architectuur met zorg Tot vijf jaar geleden was er geen referentie voor het bouwen van opvang voor daklozen. Inmiddels kun je spreken van een architectonische opgave. Architecten willen niet alleen een gevoel van thuis creëren, maar ook een zo mooi mogelijk gebouw maken. “We hebben een paleisje gebouwd voor heroïneverslaafden”, zegt Oliver Thill over het Junky Hotel. Tekst Kirsten Hannema De ‘lobby’ waarin je het glazen gebouw binnenkomt is met zijn grote hoogte en royale daglichtinval ronduit spectaculair. De kamers, elk twintig vierkante meter groot, beschikken over een eigen keuken en badkamer. Ook wanneer je kijkt naar de bezetting van het personeel – net niet een op een – dan weet je dat het de bewoners aan niets zal ontbreken. “We hebben een paleisje gebouwd voor heroïneverslaafden”, zegt architect Oliver Thill van Atelier Kempe Thill over het gloednieuwe Junky Hotel, dat het bureau in opdracht van woningcorporatie Rochdale realiseerde.

gelopen jaren zijn er in Nederland op verschillende plaatsen indrukwekkende, nieuwe gebouwen verrezen waarin daklozen en verslaafden een, al dan niet tijdelijk, thuis vinden. In de Utrechtse wijk Ondiep werd in 2007 een hostel voor dakloze alcoholverslaafden opgeleverd, ontworpen door Versseput architecten. Het hostel is gebouwd op een prominente plek en opvallend door de bijzondere gevels waarin bamboereliëf en florale motieven zijn verwerkt. Nog zo’n opmerkelijk gebouw is Omnizorg in Apeldoorn (2009, FBW architecten) waarin opvang, zorg en publieke functies zijn samengebracht in een kleurrijk, bakstenen bouwblok rond een groen binnenhof. Even optimistisch oogt de architectuur van De Herberg in Zwolle (2009, Leijh Kappelhoff Seckel van den Dobbelsteen architecten), van de Kessler Stichting in Den Haag Transvaal met zijn bontgekleurde dak (2011, Soeters Van Eldonk Architecten) en van de nieuwbouw aan de Poeldijkstraat in Amsterdam West (2011, Heren 5 architecten). Vonden daklozen en verslaafden vroeger onderdak in bestaande, enigszins provisorisch ingerichte gebouwen die even sjofel oogden als de gebruikers zelf, deze voorbeelden laten zien dat de opvang een op zichzelf staande architectonische opgave is geworden.

COMBINATIE MET ZORG EEN ARCHITECTONISCHE OPGAVE Verslaafdenopvang met de allure van een viersterrenhotel; het project in de Bijlmer staat niet op zichzelf. De af-

De reden dat zorginstellingen als GG en GD, gemeentes en woningcorporaties overgaan tot nieuwbouw is overal hetzelfde. Er is al jaren sprake van overlast: rondhangende zwervers op straat, dief-

stal en inbraak. Tijdelijke voorzieningen lossen deze problematiek niet op. Met een structurele voorziening hoopt men de problemen beheersbaar te maken. Daarbij komt dat, anders dan dertig jaar geleden, daklozen dikwijls niet alleen dakloos zijn maar ook verslaafd. Soms komt de verslaving voort uit psychische problemen, maar het omgekeerde kan ook het geval zijn. De verslaving leidt tot allerlei gezondheidsklachten, waardoor ook de vraag naar zorg onder daklozen is toegenomen.

— “We hopen het probleem beheersbaar te maken” In de recent opgeleverde gebouwen wordt opvang daarom gecombineerd met zorgvoorzieningen. In sommige gevallen, zoals in het Junky Hotel in Amsterdam, blijven bewoners in het gebouw wonen totdat ze overlijden of naar een tehuis voor ouderen worden overgeplaatst. Bij andere projecten, zoals De Herberg in Zwolle, is het doel om daklozen te re-integreren in de maatschappij. Een combinatie van beiden komt ook voor, zoals bij het Tijdelijke Thuis aan de Poeldijkstraat in Amsterdam West.

HOTEL Het lijkt een contradictio in terminis: een huis voor een dakloze. Hoe geef je


73 — AWM 49

Ulrich Schwarz

Ulrich Schwarz

CM

Cultuur en Maatschappij Bouwen voor daklozen

2012: Junky Hotel In het Junky Hotel in Amsterdam Bijlmer, ontworpen door Atelier Kempe Thill, zijn voor de dakloze verslaafden kamers gemaakt met eigen keuken en badkamer. In het midden van het kubusvormige gebouw bevindt zich de ‘lobby’ die royaal van daglicht is voorzien en waar gemeenschappelijke functies zoals het restaurant zijn ondergebracht


2011: Tijdelijk Thuis Aan de Poeldijkstraat in Amsterdam ontwierp Heren 5 een complex met opvang voor verslaafden en daklozen. Ondanks de enorme afmetingen van het complex voelt de schaal klein en persoonlijk. In het pand zijn vier ‘huizen’ ondergebracht met een eigen ingang aan de straat en een gemeenschappelijk patio

Leonard Fäustle

Dirk Verwoerd

Leonard Fäustle

74 — AWM 49


CM

Cultuur en Maatschappij Bouwen voor daklozen

geeft. Met als resultaat dat bewoners nu op sokken door het gebouw lopen. Klomp: “Ik ben toch thuis? zeggen ze dan. Dat is precies wat we hoopten te bereiken.”

KLEINER EN PERSOONLIJKER

als architect vorm aan zo’n gebouw? Een lastige vraag, want tot vijf jaar geleden was er geen enkele referentie op dit gebied. “Wij kenden het gebouw voor het Leger des Heils van Le Corbusier in Parijs, maar daar hield het ook op”, vertelt Oliver Thill. “We hebben uiteindelijk gekozen voor een hotelachtige opzet. Daaruit komt ook het idee voort voor de woonkamer in het atrium, die als een soort lobby fungeert. Daardoor voelt het eerder als een jeugdhonk dan als de gesloten organisatie die het is.” “Ik heb niet de illusie dat we mensen met onze architectuur kunnen veranderen”, zegt Jan Klomp van Heren 5 over de opvang in Amsterdam West. “Maar we willen ze wel een warm hart toedragen. Dat doen we door een gevoel van thuis te creëren.” De architect vertelt hoe hij bij de opdrachtgever heeft ‘gevochten’ om een eikenhouten vloer in het gebouw te krijgen, die de beoogde, warme sfeer

Geen klinische instelling met TL-verlichting en linoleum op de vloer, maar een gebouw met een menselijke maat en een huiselijke uitstraling. Dat is de omslag die de architecten willen bewerkstelligen in het denken over zorg. Die gedachte past binnen de trend die in de gehele zorgsector te zien is, of het nu gaat om ziekenhuizen, verzorgingshuizen voor bejaarden of gehandicaptenzorg. Overal vindt een omschakeling plaats, van zorgkolossen naar kleinschaliger structuren, en van een ‘anonieme’ aanpak naar een meer persoonlijke benadering van de klant. Het Tijdelijke Thuis van Heren 5 illustreert deze strategie goed. Weliswaar is het gebouw met 12.000 vierkante meter fors, maar door het op te delen in vier kleinere ‘huizen’ (nachtopvang, groepswoningen, internaat, zelfstandige woningen) voelt het veel kleiner. Elk deel

— “We hebben gevochten voor een warme sfeer” heeft een eigen ingang aan de straat. De patio in het midden van het gebouw, waar alle vleugels op uitkomen, zorgt er bovendien voor dat je nergens het overzicht verliest. Van grote betekenis is volgens Klomp de kunst die in het gebouw is opgenomen. Kunstenaar Frederik Molenschot heeft, in samenspraak met de bewoners, een soort tatoeages op het gebouw en in het naastgelegen viaduct

75 — AWM 49

onder de snelweg A10 aangebracht. “De mensen herkennen hierin echt iets van zichzelf terug”, merkt architect Klomp. Bijkomende voordeel is dat ze ‘hun’ gebouw mooi willen houden. Na een jaar ziet het interieur er nog steeds spic en span uit en is er geen tag te vinden onder het viaduct. Het laat zien hoe architectuur kan bijdragen aan een betere situatie voor bewoners en omwonenden. De publieke voorzieningen in het gebouw, zoals de fietsen- en meubelmakerij, helpen daar ook bij. Natuurlijk gaat het ook wel eens mis. Jan Klomp: “De zitbank die we voor naast de entree hadden ontworpen werd uiteindelijk vooral gebruikt door dealers. Die is door HVO-Querido na klachten uit de buurt omgebouwd tot bloembak, een hele sjieke, dat wel. ”

AANDACHT In de Bijlmermeer waren er, anders dan bij de meeste projecten, geen protesten van omwonenden over de bouw van het Junky Hotel. “Er is gekozen voor een plek waar geen woningbouw stond”, legt Oliver Thill uit. “In feite staat het op de mooiste plek van de Bijlmer, met aan de ene kant uitzicht over het Bijlmerpark en het Bijlmerparktheater, en aan de andere kant het zwembad van Vera Yanovtchinsky architecten.” Atelier Kempe Thill voegt daar met zijn glazen kubus een architectonisch hoogtepunt aan toe. “Onze opdrachtgever was zelf ook verbaasd over het resultaat; dat is voor deze doelgroep bepaald niet vanzelfsprekend. Maar als architect willen wij natuurlijk in de eerste plaats een zo mooi en duurzaam mogelijk gebouw maken. Dat is de kwaliteit van het project. Tegelijkertijd vraag ik me af welk signaal je hiermee afgeeft. Als ik dit project vergelijk met de vaak beroerde standaard aan de hand waarvan sociale woningbouw meestal wordt ontwikkeld zou je wensen dat aan elk plan met dergelijke aandacht wordt gewerkt.”—


CornĂŠ Bastiaansen

76 — AWM 49

2007 Hostel Hogelanden

Christian Richters

Hostel Hogelanden is ontworpen door Versseput Architecten. Het staat in de Utrechtse wijk Ondiep en is het eerste project voor langdurige woonbegeleiding voor acoholverslaafde daklozen in Nederland

2009 Omnizorg In Apeldoorn ontwierp FBW architecten een integrale leef-, woon- en opvangvoorziening met zorgfuncties voor daklozen, verslaafden en (ex-)psychiatrische patienten. Het ontwerp is in nauwe samenspraak met omwonenden vormgegeven


77 — AWM 49

Ben Vulkers

CM

Cultuur en Maatschappij Bouwen voor daklozen

2009 De Herberg

Daria Scagliola/Stijn Brakkee

Inspiratie voor het ontwerp van Daklozenopvang De Herberg in Zwolle, een ontwerp van Leijh Kappelhoff Seckel van den Dobbelsteen architecten, werd gevonden in een uitspraak van een dakloze die ‘vocht voor een tweede kans in de maatschappij’. De Herberg is opgetrokken uit materialen die in dit gebouw een tweede leven hebben gekregen. De leefruimten zijn georiënteerd rond een centrale patio, die is ingericht met meubilair van de straat

2011 Kessler Stichting Voor de Kessler Stiching heeft Soeters Van Eldonk architecten in de wijk Transvaal in Den Haag een markant gebouw ontworpen voor de opvang van dak- en thuislozen. Het dak is - hoe toepasselijk voor de opvang van daklozen - het centrale thema en blikvanger van het gebouw geworden


Bezoek het nieuwe Materia Inspiration Centre Amsterdam In het Materia Inspiration Centre te Amsterdam (IJburg) staat de uitwisseling van kennis en inspiratie tussen creatieve professionals (architecten, ontwerpers) en producenten van innovatieve materialen centraal. Met een totale oppervlakte van maar liefst 1.400m2 omvat het Materia Inspiration Centre een uitgebreide materialencollectie, showrooms van toonaangevende bedrijven, een

bibliotheek, flexwerkplekken en het Materia CafĂŠ. Op deze unieke locatie organiseert Materia regelmatig themaexposities, workshops, lezingen, bijeenkomsten en andere activiteiten waarbij kennisdeling en inspiratie op het gebied van innovatieve materialen en technieken centraal staat. Kom langs en laat u inspireren!


Exclusive partners

Open van maandag t/m vrijdag van 10.00 – 16.00 uur, entree is gratis Pedro de Medinalaan 1b 1086 XK Amsterdam +31 (0)20 – 71 30 650 info@materia-ic.nl www.materia-ic.nl

KNOWI N G I NF OR M I NG EXPLO RING


80 — AWM 49


I

Interview Rob Wagemans

81 — AWM 49

Het begint bij het bed De afgelopen jaren heeft Concrete naam gemaakt met zijn interieurontwerpen en het citizenM hotelconcept. Dit voorjaar verraste het bureau met de presentatie van het ontwerp voor vier wolkenkrabbers in New Jersey. Een interview met partner Rob Wagemans. Tekst Michiel van Raaij FotograďŹ e Thea van den Heuvel/DAPh


82 — AWM 49

Een portretfoto van alleen hemzelf wilde Rob Wagemans, oprichter en partner van Concrete, in eerste instantie niet laten maken. “We zijn een familie”, licht hij zijn bezwaar toe, “het gaat niet om mij.” Bovendien wordt Concrete – na een periode waarin Wagemans het bureau leidde – nu door drie partners bestuurd. Een sporadische ‘ik’ verbetert hij in het gesprek steeds tot ‘wij’. Na jarenlang vooral interieurs te hebben ontworpen, kon u onlangs het ontwerp presenteren voor vier wolkenkrabbers in New Jersey. Welke ontwikkeling heeft Concrete de afgelopen periode doorgemaakt? Probeert u die ontwikkeling te sturen? “Wie had ooit gedacht dat wij nog eens vier wolkenkrabbers zouden ontwerpen? Ik niet. Het moet op je pad komen. Als we dat van tevoren hadden bedacht, hadden we het waarschijnlijk niet gered. Eerlijk gezegd heb ik nooit ver vooruit willen kijken. We weten nu dat de fundering van deze vier wolkenkrabbers in New Jersey in november gestort wordt. Daar werken we naartoe. Maar wat we over een jaar doen? Ik heb geen idee. Als de opdracht doorgaat waar ik vanochtend over hoorde, ziet Concrete er over een jaar weer heel anders uit dan nu en hebben we tegen die tijd wellicht een dependance in andere stad. De ontwikkeling van het bureau door de jaren heen is weinig bewust gegaan. Naar mijn idee doen we ons werk nu niet anders dan voorheen. Het enige dat ik van tevoren bedacht had was dat wanneer ik een bureau zou beginnen, dat een multidisciplinair bureau zou moeten worden. Ik heb ooit een maand aan het Bauhaus gestudeerd en dat heeft me altijd gefascineerd. Je had daar alle disciplines – van metaalwerkplaats tot fotostudio – en als student mocht je in de eerste maand gewoon alles proberen. Ik heb toen bijvoorbeeld voor het eerste foto’s ontwikkeld.” Hoe kiest u welke kant u opgaat? Wat is uw kompas? “Intuïtie.” Kunt u dat uitleggen? “De ontwikkelde intuïtie is voor ons bureau het belangrijkste. Als we als bureau een formule zouden gebruiken, dan zou iedereen die kunnen overnemen. Alleen met intuïtie kunnen wij onderscheidende,

authentieke ontwerpen blijven maken. Die intuïtie moet je ontwikkelen, daar moet je op leren vertrouwen. Als je moet kiezen tussen je hart of je hersenen, dat moet je je hart volgen. Daar gaan veel dingen van stuk, maar daar is vast een goede reden voor.” Hoe traint u die intuïtie? “Door steeds nieuwe dingen te doen, nieuwe paden te bewandelen. Dat moet je durven. Je moet een keer in een jeugdhotel geslapen hebben, een keer ziek worden van eten, bereid zijn om leergeld te betalen. Anders weet je nooit hoe een land werkelijk is, hoe echt Indiaas eten smaakt, hoe er in Amerika of Azië gebouwd wordt. Of hoe het is om in de Arabische wereld afgeblaft te worden. Want het is weleens

— “Wij maken architectuur vanuit de binnenkant” mis gegaan. Vlak voor de crisis hebben we ons helemaal scheel gerend in de Arabische wereld en daarbij geaccepteerd om in hun hiërarchie te werken. Dat werkte niet. Daar hebben we geleerd dat we op onze manier willen werken of niet. Maar je moet het toch een keer meegemaakt hebben. Nu weet ik dat ik dat niet meer wil en ben ik in staat een dergelijke situatie in een vroeg stadium te herkennen. Als ik naar de Albert Heijn loop, neem ik een andere route terug. Want die heb ik nog niet gezien. Als je elke dag buiten de gebaande paden treedt, kom je heel veel tegen. Ga een keer linksaf als je altijd rechtsaf gaat.” Wat heeft Concrete haar opdrachtgevers te bieden? “Wij maken architectuur vanuit de binnenkant en laten ons graag motiveren door de commerciële ambitie van een project. We willen restaurants maken waar iedere avond mensen gelukkig zitten te eten. Dat is wat we in elke opgave proberen te bereiken.” Hoe slaagt u erin elk project tot een

commercieel succes te maken? “Wij maken altijd iets dat specifiek is, iets dat anders is dan wat de markt te bieden heeft. Dus als een opdrachtgever ons vraagt om een hotel te ontwerpen in Londen, dan ontwerpen wij iets dat er anders uitziet dan er al in die stad te vinden is. Wij vinden het niet zo interessant om datgene dat er al is verder uit te diepen. Wij vinden het leuker om de wereld een stukje verder te helpen.” Wat als die opdrachtgever niet bereid is die stap vooruit te zetten? “Als uit de gesprekken met de opdrachtgever naar voren komt dat die zeer behoudend is, of iets van ons vraagt dat we al eens gemaakt hebben, dan gaan we niet met die opdrachtgever in zee. Want als wij het niet leuk genoeg vinden om eraan te werken, krijgt het van ons onvoldoende aandacht en heeft de opdrachtgever uiteindelijk niet wat hij wil. Daar wordt niemand beter van. Het levert bovendien niet de vervolgprojecten op waar wij naar op zoek zijn. We willen dat al onze projecten een bepaalde kwaliteit halen en succesvol zijn geweest.” Heeft u met uw bureau een specifieke manier waarop u opgaven benadert? “Wij zoeken altijd twee dingen op. Allereerst is dat het dogma dat toch wel in elk marktsegment of project zit. Iets dat vanzelfsprekend lijkt, maar dat niet is. Wanneer je dat omdraait, heb je een ander startpunt gevonden voor het ontwerp. Het tweede is de irritatie of frustratie die in bijna elk project zit. Iets dat we niet begrijpen. Als we die twee dingen eenmaal hebben opgelost, dan zijn de overige problemen ineens te overzien. We vergelijken het weleens met koken. Wanneer je iets lang inkookt wordt de smaak zo intens, dat je er vanaf dat punt weer nieuwe ingrediënten aan kunt toevoegen om er een smakelijk gerecht van te maken. Dat traject volgen we, op een intuïtieve manier, bij elk project.” Welk deel van het bouwproces bestrijkt u met uw bureau? Doet u ook de volledige uitwerking en de bouwbegeleiding? “Wij zien onszelf steeds meer als een art director. We beginnen altijd met een concept and narrative zoals wij dat noemen. Een voorlopig ontwerp eigenlijk. Van het definitief ontwerp doen wij een


I

Interview Rob Wagemans

83 — AWM 49

Links Concrete heeft zich in een grachtenpand op de De Wallen in Amsterdam gevestigd om de buurt een diverser karakter te geven

Ewout Huibers

Onder De wanden in de kantoorruimtes van Concrete zijn voorzien van een collage van inspirerende beelden

Ewout Huibers

Terwijl we momenteel het meest in New York bouwen. Dan is het veel handiger om daar een tekenkamer te hebben. Ten derde kan ik zo blijven doen wat ik wil doen – ontwerpen – in plaats van een people manager te moeten worden. Dat laatste is niet mijn ambitie.”

deel. Zodra er in de werkzaamheden een zekere repetitie komt, proberen we dat uit te besteden aan lokale architecten die de regelgeving en markt ter plaatse goed kennen. De gemaakte tekeningen controleren wij wel.” Zo blijft uw bureau lean and mean? “Ik krijg regelmatig de vraag hoe wij zoveel projecten kunnen doen met maar 36 mensen. Maar ik denk dat er zo’n dertig tot veertig mensen op andere bureaus aan onze projecten werken. In totaal zijn het misschien dus wel 76 mensen. Het

grootste deel daarvan sturen wij alleen indirect aan.” Die mensen wilt u niet direct kunnen aansturen? “Als bureau proberen we een hechte familie te zijn. We proberen het beste uit iedereen te halen. Met 76 mensen lukt dat niet meer. Dan krijg je toch afdelingen. Een tweede reden is dat we met deze werkwijze veel flexibeler zijn en eenvoudiger over de hele wereld aan de slag kunnen. Als ik iedereen hier heb zitten, heeft iedereen verstand van Amsterdam.

U noemt het al: New York. Hoe is het project voor de vier wolkenkrabbers met appartementen in het naastgelegen New Jersey tot stand gekomen? “De betreffende ondernemer is een van de belangrijkste huurwoningbezitters van New Jersey. Daarnaast heeft hij ook een hotel, het W Hotel. Nu hebben wij een W Hotel in Londen ontworpen, wat een vijfsterren hotel is, en ontwerpen wij elk citizenM hotel, wat een eensterren hotelketen is. Die combinatie vond deze ondernemer interessant, want zijn ambitie is om zo dicht mogelijk bij Manhattan comfortabele maar betaalbare woningen te gaan verhuren. Ik heb met hem afgesproken en dat klikte. En belangrijker nog: we begrepen elkaars behoeften. Om de woningen betaalbaar te houden, is het zaak zo klein mogelijke woningen te maken. Het aangeboden eenkamer appartement moet veel efficiënter met zijn vierkante meters omspringen dan een


84 — AWM 49

traditioneel ingerichte eenkamer appartement dat doet. Wij zijn begonnen met het bed. Daarna kwam de kast, daarna het keukentje en tenslotte kwam het toilet. We hebben eindeloos op die plattegrond zitten puzzelen. Dat heeft uiteindelijk tot deze gebouwen geleid. Je ziet dat het daarmee geen typisch architectenproject is. Normaal gesproken begin je met de randvoorwaarden van de locatie, teken je een toren en kijk je hoeveel kamers erin passen, en bestudeer je vervolgens hoe die kamer eruit kan zien en waar het bed kan staan. Erikjan Vermeulen, ook partner bij Concrete, gaf onlangs een lezing in De Brakke Grond. Ik heb hem voorgesteld een bed op het podium te plaatsen, want dat is de basis van al onze successen: de Supperclub, citizenM, en nu deze woontorens. Uiteindelijk heeft Erikjan een bar op het podium gezet om aan te tonen dat een ruimte dat een ruimte verschillende functies kan vervullen: een theaterzaal kan ook een club zijn. Maar dat bed is ook belangrijk. Wij benaderen de opgaven toch echt van de andere kant.” Is het niet typisch Nederlands om te beginnen met de woningplattegrond en die vervolgens te repeteren tot een gebouw? “Die praktijk bestaat al lang niet meer. Maar misschien moeten we dat de architectenbureaus niet kwalijk nemen. Projectontwikkelaars hebben de woningplattegrond al klaarliggen en hebben de architect alleen nog nodig voor de gebouwhuid.” Richard Powers

Links De door Concrete ontworpen hotelkamers voor citizenM zijn compact, maar van alle gemakken voorzien

Richard Powers

Rechts In de plint van elk citizenM is een comfortabele lounge ingericht

Bij deze wolkenkrabbers sleutelt u wel weer aan het hart van het gebouw. “De verspringingen in de gevels van de

Richard Powers

Boven In Londen is onlangs het vierde citizenM hotel geopend


I torens in New Jersey hebben we niet uit esthetisch oogpunt zo ontworpen. We hadden simpelweg een programma dat bestond uit een- en tweekamerappartementen. In plaats van die woningen te groeperen hebben we ze in delen over de torens verdeeld. Wij proberen gebouwen altijd zó handig in elkaar te zetten, dat er budget overblijft om iets bijzonders te kunnen doen. In de torens in New Jersey zitten alle schachten boven elkaar. Bovendien heeft elke woning, of het nu een een- of tweekamerwoning is, op dezelfde plek dezelfde badkamer. In totaal hebben we 2400 dezelfde badkamers. De overkragingen die je ziet blijven binnen de marge van de betonconstructie en in dat laatste stuk zit geen enkele leiding meer. Het is een soort loggia die bij de woning getrokken is. Door het gebouw op die manier in elkaar te zetten, kan straks een lagere huur gevraagd worden. Dat vinden wij leuk.” De wolkenkrabbers krijgen zeer neutrale glazen gevels. Moeten die gevels niet ook uitdrukken dat het torens zijn? “(Stilte) Ik denk dat er genoeg randvoorwaarden zijn, waardoor het gebouw een gebouw wordt. Op dit moment wil ik alle middelen die we inzetten kunnen beredeneren vanuit praktisch oogpunt, niet vanuit esthetisch oogpunt. Deze woningen hebben daglicht nodig, een zo breed mogelijke ruimte, een raam dat open kan, enzovoorts. Het belangrijkste is dat de huurders straks blij zijn. Dan is ook mijn opdrachtgever blij. Daarna wil ik nog wel met wat architecten in discussie over de vraag of de gebouwen nog iets kleins nodig hadden gehad.” Zowel voor uw woontorens als voor citizenM geldt dat de gebouwen zijn gebaseerd op zeer precies ontworpen binnenruimtes. Hoe flexibel zijn deze gebouwen daarmee in de toekomst? Een interieur heeft een kortere levensduur dan een gevel en een draagconstructie. “Goed ontworpen ruimtes gaan net zo lang mee als een gebouw als geheel. De materialisatie van een interieur is natuurlijk onderhevig aan mode, maar dat kan gewoon aangepast worden. De restricties daarvoor zijn bij citizenM niet groter dan bij een betonnen gebouw.

Interview Rob Wagemans

Het probleem is dat er tegenwoordig zoveel slechte gebouwen neergezet worden. Soms zijn de woningplattegronden nog prima, maar moeten de gevels vernieuwd worden. En soms is de vorm van de kantoorvloer prima, maar is de locatie niet goed. In dat geval heeft de stedenbouw eigenlijk de kortste levensduur gehad. Ik vind het op dit moment eigenlijk heel gezond om het interieur weer leidend te laten zijn voor het gebouwontwerp. Want niemand anders doet het. Laten we kijken wat dit oplevert.” Worden de interieurs die u in het verleden heeft ontworpen al langer

— “Wij zien onszelf steeds meer als art director” gebruikt dan voorzien? “Meestal wel. Ik denk ook dat er een in al onze ontwerpen een soort tijdloosheid zit, al zal niet iedereen dat met me eens zijn. Wij ontwerpen liever klassiekers dan hippe winkels.” Hoe vindt u het om in Amerika te werken? “Heel leuk. In een bepaald opzicht is het ’t land van de onbegrensde mogelijkheden, in een ander opzicht weer helemaal niet. Het bouwen is veel lastiger dan hier, dat wordt sterk door de vakbonden bepaald. Ik denk dat wij veel geluk hebben met onze opdrachtgevers. Er zijn genoeg opdrachtgevers die gewoon meedoen met wat de wereld dicteert. Maar wij werken voor opdrachtgevers die echt het verschil willen maken. Dat is in New York zo, maar ook in Bombay. Voor dat soort mensen is het overal leuk om te werken.” Hoe weten zij Concrete te vinden? “Van de buitenkant zijn wij goed afleesbaar. We maken uitgesproken werk dat in tijdschriften en boeken staat. Zo wordt onze website gevonden, en worden we gebeld. Maar uiteindelijk is het toch de vent met de tent die je kent. Onze manier

85 — AWM 49

van werken is heel persoonlijk. We willen echt een emotionele band opbouwen met onze opdrachtgevers.” Door de economische crisis is de concurrentiestrijd tussen architectenbureaus geïntensiveerd. De prijzen waarvoor gewerkt wordt staan onder druk, soms wordt er zelfs gratis gewerkt. Hoe gaat u hier in uw bureau mee om? “Dat er onder de prijs gewerkt wordt, begrijp ik wel. Als ons gevraagd zou worden om tegen een lage vergoeding een ontwerp te maken voor een wolkenkrabber in New York en wij hebben een kans van een op vijf dat ons ontwerp ook gekozen wordt, dan zouden we daar wel in investeren. Helemaal gratis een ontwerp maken doen we nooit. Daar is niemand bij gebaat, ook de opdrachtgever niet. Dan heb je geen relatie. Met een vergoeding voel ik me verplicht iets te ontwerpen wat echt voor de opdrachtgever is, en voelt de opdrachtgever zich verplicht er serieus naar te kijken. Als een opdrachtgever een gratis ontwerp krijgt, en hij vindt het wat, dan vraagt hij om een nieuw gratis ontwerp. Er zit geen einde aan. Iets anders is dat de mensen die het vaakst iets gratis willen hebben, meestal ook het rijkst zijn. Of bij een bedrijf werken met veel geld. Er is maar zelden een ondernemer naar ons toegekomen die werkelijk weinig geld had. Want zo’n ondernemer snapt dat wij ook een bedrijf runnen. Het zijn vaak de grote projectontwikkelaars met veel te duur personeel, grote auto’s en hoge bonussen, die kleine ondernemers onder druk zetten. Dat is eigenlijk crimineel. Dan vraagt zo’n grote hotelketen of je voor niks naar Sjanghai wilt vliegen om een idee voor een hotel te presenteren. Echt belachelijk. Daar gaan wij niet in mee. Voor onze opdracht in New Jersey heeft de opdrachtgever mijn vliegticket betaald. Ik maak daar graag tijd voor vrij. Maar als hij wil dat ik kom, moet hij daarvoor zorgen. Dan is er een verhouding. Dan verwacht de opdrachtgever iets van mij en voel ik me verplicht die iets te geven.” Welke uitdagingen ziet u als u kijkt naar de manier waarop de Nederlandse of Europese steden gebouwd worden?


86 — AWM 49

Harborside City in het Amerikaanse New Jersey bestaat uit vier torens van 220 meter hoogte. Het project bevat in totaal zo’n 2500 kleinere huurwoningen


I

Interview Rob Wagemans

87 — AWM 49


88 — AWM 49


I

“Wij hebben een vrij heftig beeld van de stad. In de leukste steden gebeurt alles op de vierkante meter. Neem Amsterdam. Wij hebben met ons bureau op de Leidsestraat gezeten. Daar wordt gewinkeld, gezopen, gevreeën, gelachen, gehuild, gewoond en gewerkt. Het gebruik hangt af van het moment van de dag en van het weer. Maar het gebeurt allemaal op dezelfde vierkante meter. In alle grote steden zie je dat er woondorpen worden gebouwd – dat noem je dan IJburg – en worden werksteden gerealiseerd – dat noem je dan de Zuidas – en worden daarnaast ook nog plekken gemaakt waar gewinkeld kan worden – dat noem je dan de Lijnbaan. Dát moet je dus niet doen. Je moet mensen net als in een dorpje bij elkaar gooien. Mensen moeten met elkaar leren leven. Dat is volgens mij de oplossing voor alles. Als de ene groep mensen hier woont en de ander groep daar, dan komen ze niet bij elkaar over de vloer en leren ze elkaar niet kennen. Juist door het contrast op te zoeken, je aan te passen, leer je elkaar te respecteren en wordt je leven veel rijker. De woontorens die we in New Jersey hebben ontworpen passen niet helemaal in dat concept van de microstad waar alles op de vierkante meter gebeurd. Maar wij proberen de lobby van het gebouw wel te transformeren tot een café, zodat mensen elkaar kunnen ontmoeten en mensen die in de buurt werken er ook komen. We willen zoveel mogelijk incidenten creëren. Dat je tegen elkaar oploopt. We willen niet zulke brede gangen maken dat je elkaar nooit aanraakt, maar dat je juist het lef krijgt iemand aan te spreken. Dat soort dingen willen we maken, moeten we maken.” U bent ervan overtuigd dat architectuur in staat is om mensen bij elkaar te brengen?

Interview Rob Wagemans

“Ja, wij maken de producten om dat leven te bereiken. Dat is een zware last. Maar voor ons is het een vanzelfsprekende agenda. Dit is onze overtuiging. Daarom zitten we nu met ons bureau ook op de Wallen. Deze buurt was te eenzijdig geworden. Alleen maar low culture, cheap sex. Wij willen daar high culture tegenover zetten. Hoogwaardige prostitutie zou ik ook toejuichen hier. Wij hopen dat zich hier meer creatieven vestigen. Dat de Wallen de plek wordt waar de stad zijn

— “Je moet mensen net als in een dorp bij elkaar gooien” scherpe randjes laat zien, met de meest creatieve ondernemers, de meest ranzige dingen die er in onze maatschappij mogelijk zijn, en de meest luxe dingen daar weer naast. Dat het hier allemaal samenkomt.” Hoe is de ontstane functiescheiding in de steden ongedaan te maken? Door verdichting? “In plaats van uit te breiden, moeten we inbreiden.” In welke van uw projecten is het gelukt werkelijk verschillende sferen met elkaar te confronteren? “Het realiseren van deze ambitie begint bij de overheid en de stedenbouwers. Wij werken vooral op microniveau. In een matige buurt zetten wij bijvoorbeeld een andersoortig restaurant neer. Weet je hoeveel leuke mensen er op de Wallen wonen? Er woont hier een gemeenschap muzikanten en een gemeenschap katholieken. Beide zie je alleen

89 — AWM 49

niet. Het zou mooi zijn als we iets zouden kunnen maken waar zij elkaar kunnen treffen. Dat het aan de oppervlakte komt. Bij dat laatste kunnen de door ons ontworpen cafés, restaurants en hotels zeker helpen.” Via een interieur kan een bepaalde groep zich in de stad manifesteren. En door die verschillende sferen naast elkaar te leggen, kan er een dialoog ontstaan in de stad? “Ja. De markt was vroeger de plek waar iedereen elkaar tegenkwam. Het café vervult tegenwoordig die functie. In Café het Loosje op de Nieuwmarkt komt heel de stad, van arm tot rijk. In de restaurants die we ontwerpen proberen we het ene uitgelulde stel zo dicht bij het andere uitgelulde stel te zetten, zodat ze hopelijk een partnerruil doen, en de rest van hun leven gelukkig zijn met die nieuwe partner. We ontwerpen ook vaak lange tafels, waaraan je als een grote familie samen kunt zitten. Zodat je niet zover uit elkaar zit dat je alleen maar geconfronteerd wordt met het feit dat je al een tijd uitgeluld bent, maar een dialoog kunt hebben. Daar zijn wij echt mee bezig. Omdat wij het leuk vinden dat die spontaniteit in het leven blijft. We waren onlangs in Bombay. In plaats van een mooie taxi met geblindeerde ramen te nemen, hebben we een taxi genomen zonder ramen, zonder banden bijna. Onze koffers moesten op het dak. Met die taxi hebben we twee-en-een-half uur door de stad gereden. Daarvan hebben we zoveel geleerd over die stad. Voor Bombay zou ik graag een taxi ontwerpen zonder ramen.”—


90 — AWM 49

D

Duurzaamheid

BOEK

Biomimicry in Architecture Sommige lezers zullen denken, zo merkt de auteur van Biomimicry in Architecture zelf in het boek op: ho eens even, ik ben geen agrariër maar architect. Wat betreft Michael Pawlyn slaat de lezer het betreffende hoofdstuk verder over, maar dan mist die wel voorbeelden van belangrijke innovaties in stadsplanning en de wijzen waarop gebouwen kunnen worden geïntegreerd in een flexibele en verrijkende context. Vervolgens beschrijft hij hoe ‘ecosystems thinking’ kan helpen om bijvoorbeeld te zorgen dat duurzame architectuur niet een op zich staand deel is, maar onderdeel van een ‘duurzaam geheel’ en hoe architectuur gebruik kan maken van dat wat ruim voorhanden is, hetgeen afval kan zijn. Die technieken hanteert de natuur namelijk ook, en met succes. Dit

stukje is in meerdere opzichten typerend voor het boek. Ten eerste wat betreft de luchtige, prettig leesbare stijl. Ten tweede wat betreft de inhoud: Pawlyn, directeur van Exploration Architecture en medewerker aan het Eden Project van Grimshaw, maakt duidelijk dat biomimicry veel verder strekt dan het imiteren van vormen en kleuren uit de natuur. Hoe ver biomimicry kan reiken, beschrijft hij in zes hoofdstukken over telkens een deelgebied. De natuur biedt met haar miljoenen jaren ervaring voorbeelden voor hoe we efficiëntere structuren kunnen bouwen, materialen vervaardigen, afvalloze systemen bereiken, het water beheren, onze klimatologische omgeving controleren en hoe we energie kunnen produceren voor gebouwen. Elk hoofdstuk combineert theorieën en inzichten (vanuit verschillende hoeken) met een aantal uitgebreide projectbeschrijvingen en een synthese. Pawlyn geeft vele voorbeelden, in woord en beeld, van fascinerende oplossingen in de natuur en de vertalingen in de architectuur. Het laatste hoofdstuk kijkt breder en biedt voorbeelden van integrale biomimetische oplossingen, voor achtereenvolgens een landschap, een stad,

een gebouw en een onderneming. Duurzaamheid is onontkoombaar, in ontwerp en architectuur. Pawlyn maakt op een aangename manier duidelijk hoe vruchtbaar biomimicry daarbij kan zijn. (RM) Michael Pawlyn – Riba Publishing – 2011 – Paperback – 130 pagina’s – 24,5 x 19 cm – ISBN 9781859463758 – € 30,97 (£ 25,00) – Engels


D

Duurzaamheid Korte berichten

91 — AWM 49

PROMOTIEONDERZOEK

Gebiedsgerichte systemen

Het proefschrift van Leo Gommans is getiteld “Gebiedsgerichte Energetische Systeemoptimalisatie”. Hij onderzocht de voorwaarden waaraan een (ontwerp) technisch hulpmiddel moet voldoen, waarmee ruimtelijk planning op regionale schaal kan worden ondersteund. Op basis van de voorwaarden is een rekenmodel ontwikkeld, waarmee het mogelijk is optimale energiesystemen voor gebieden te ontwikkelen. Het onderzoek van Gommans maakt deel uit van een breed onderzoek naar de synergie tussen regionale planning en exergie (SREX). Met exergie wordt de kwaliteit van energie aangeduid. Veel bestaand onderzoek en in gang zijnde ontwikkelingen richten zich op maatregelen op gebouwniveau. Gommans stelt dat met afstemming van energiesystemen op regionale schaal betere resultaten behaald kunnen worden. Een van de redenen hiervoor is dat veel duurzame energiebronnen, zoals zonne- en windenergie geen constante bronnen zijn. Dat maakt de noodzaak en daarmee de invloed van opslag groter.

Opslag levert weer exergieverliezen op en kost bovendien energie, materiaal en ruimte. Daar moet bij een energietransitie naar duurzame energie allemaal rekening mee worden gehouden. Op basis van deelonderzoeken naar de definitie van optimale energiesystemen en meetcriteria, heeft Gommans hiervoor een rekenmodel ontwikkeld. Met het model is voor ontwerpmaatregelen inzichtelijk te maken wat de geïnvesteerde energie, de bespaarde en de geproduceerde energie is. “Maatregelen om energie te sparen kunnen zo worden vergeleken met maatregelen om energie op te wekken. Ook kan met het rekenmodel de CO2-terugverdientijd en financiële terugverdientijd worden bepaald”, legt Gommans uit. Het effect van de maatregelen heeft met veel meer te maken dan met de hoeveelheid energie die het oplevert. Gommans: “Vooral afstemming van beschikbare hernieuwbare energie, de vorm, de plaats en de tijd zijn cruciaal voor een optimaal energiesysteem. Transport, conversie en opslag van energie brengen altijd verlies met zich mee.” Dit verlies moet uiteraard worden beperkt, maar kan beter worden voorkomen. “De mogelijkheden die een gebied zelf heeft zijn heel belangrijk voor de optimalisatie.” En die mogelijkheden

Recreëren

Transport-as

Wonen, winkels

kunnen met het rekenmodel meegenomen worden. Er zijn voor twee casestudies (in Zuidoost-Drenthe en Zuid-Limburg) energieplannen ontwikkeld. In de energieplannen zijn verschillende exergieconcepten gecombineerd. In deze concepten wordt het maximale uit energie gehaald met zo min mogelijk verlies van energie. De plannen hebben onder andere geleid tot de conclusie dat in de toekomst moet worden gestreefd naar een aanbodgestuurde energievoorziening en niet langer naar een vraaggestuurde energievoorziening. Voor een optimaal energiesysteem moeten de conversie, het transport en de opslag van energie op elkaar worden afgestemd. (LZ)

Het gebruik van fossiele energiebronnen moet worden teruggedrongen, dat is algemeen bekend. Dat wordt in de gebouwde omgeving nog vooral gedaan met maatregelen aan of op gebouwen, maar dat kan ook door naar het hele gebied te kijken. Leo Gommans promoveerde 11 juni aan de TU Delft met een onderzoek naar de voorwaarden voor een gebiedsgerichte duurzame energietransitie. Welke middelen zijn nodig voor zo’n overstap naar duurzame energiebronnen?

intensief

extensief ➔

tuinbouwkassen Warmte-koude-opslag


92 — AWM 49

Samenwerking Watercampus De toekomstige watercampus in Leeuwarden heeft hoge internationale ambities ten aanzien van watertechnologie en duurzaamheid. Dat heeft een zware druk op het ontwerp neergelegd. Toch lijkt GEAR erin geslaagd om de ambities en het ontwerp te integreren tot een vriendelijk en uitnodigend gebouw dat als bijna vanzelfsprekend in het landschap ligt. Tekst Karen Heijne Beeld GEAR Vier Friese bureaus – TWA architecten, Achterbosch architectuur, Borren Staalenhoef architecten en Jelle de Jong architecten – zijn een samenwerkingsverband aangegaan onder de naam GEAR. GEAR staat voor het Engelse ‘versnelling’ maar misschien nog wel meer voor het Friese ‘samen’. In de Noordelijke regio werd een aantal Europese aanbestedingen gehouden. “Afzonderlijk konden we daar in veel gevallen niet aan deelnemen vanwege de gestelde omzeteisen”, vertelt Doeke van Wieren van TWA. Door de oprichting van GEAR kunnen de specificaties van de afzonderlijke bureaus bij elkaar worden opgeteld. Maar er was een tweede reden om een corporatie aan te gaan. Als ontwerpers zijn ze betrokken bij de regio, dat is wat ze bindt, en samen kun je meer is de gedachte. “Met de ontwerpers van de verschillende bureaus bijeen vormen we

een creatieve denktank en geven we gevraagd en ongevraagd adviezen over regionale ruimtelijke vraagstukken. Ik heb het dan over de problematiek rondom krimp, de relatie stad en landschap en mobiliteit”, aldus van Wieren. “Je moet kunnen inspelen op de toekomst en de opgaven die er liggen.” De werkwijze van GEAR is als volgt: er wordt gestart met een brainstorm om gezamenlijk de kaders en de richting van het ontwerp te bepalen, vervolgens neemt een ontwerpatelier – in dit geval met TWA en Achterbosch – het over. Kort na de oprichting van GEAR werd de aanbesteding voor de watercampus bekend gemaakt. Een eerste testcase die meteen tot succes heeft geleid. De gemeente Leeuwarden is de opdrachtgever en onderzoeksinstituut Wetsus wordt de toekomstige hoofdhuurder van de campus. “Het selectieontwerp is het ver-

trekpunt en wordt op dit moment verder ontwikkeld”, licht van Wieren toe.

WATERCAMPUS De Watercampus verrijst aan de zuidrand van Leeuwarden en start niet uit het niets. De naastgelegen Johannes de Doperkerk fungeert als bedrijfsverzamelgebouw voor gerelateerde bedrijven en ook de hogeschool is al op het terrein gevestigd. De opgave is feitelijk een uitbreiding met een hoofdgebouw. Wetsus is een internationaal onderzoeksinstituut op het gebied van watertechnologie, zij gebruikt ongeveer de helft van het gebouw. De andere helft van het hoofdgebouw wordt in units verhuurd aan bedrijven die een connectie hebben met watertechnologie. De nieuwbouw wordt gefaseerd uitgevoerd, de omvang van de volgende fases


D

is nu nog niet bekend toch moet het gebouw er ‘af ’ uitzien. GEAR gaat uit van het principe van de celdeling: het gebouw krijgt één vast punt, vanaf daar kan het zich over twee assen spiegelen.

HOGE DUURZAAMHEIDSEISEN Met de functie van de campus in gedachte is het geen verrassing dat het ontwerpproces is gestuurd door hoge eisen aan duurzaamheid. Binnen de BREEAM meetwijze (Building Research Establishment Environmental Assessment Method) moet het gebouw de status ‘excellent’ krijgen, de op één na hoogste normering. BREEAM is oorspronkelijk ontwikkeld door het Engelse Building Research Establishment (BRE) en sinds 2009 ook in Nederland operationeel. Op verschillende schaalniveaus worden

Duurzaamheid Watercampus GEAR

maatregelen toegepast om deze status te verkrijgen. Dat gaat verder dan kennis over de herkomst en afbreekbaarheid van toegepaste materialen en installaties. De flexibiliteit van het gebruik, maar vooral

— Een gebouw ontworpen vanuit het landschap ook de bijdrage die het interne productieproces van Wetsus kan leveren zijn belangrijke uitgangspunten. Voor zover mogelijk krijgt het hoofdgebouw een gesloten waterkringloop. Het regenwater wordt opgevangen en intern gezuiverd voor drink- en laboratorium-

93 — AWM 49

water, en ook het afvalwater wordt zonder tussenkomst van een rioolwaterzuivering gezuiverd en geloosd. Het residu van dit proces wordt afgescheiden en gebruikt voor onderzoek of mestproduct. Ook in de energievoorziening – doelstelling energie-neutraal – speelt water een rol. Bij de zuivering van het afvalwater komt biogas vrij dat als energiebron wordt gebruikt. Samen met de PV-panelen op het dak is de energievoorziening daarmee gedekt. De toegepaste materialen voldoen aan de hoogste eisen ten aanzien van duurzaamheid en het gebouw zal worden gefabriceerd en geassembleerd volgens de IFD methode (Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen). Het ontwerp bevat veel glas, niet een materiaal dat je gelijk met duurzaamheid associeert. “In feite bestaat glas uit silicaten, ofwel zand, een natuurlijk product”, legt van Wieren uit. Oud glas wordt hergebruikt en de


94 — AWM 49


D benodigde energie voor de productie wordt op een duurzame manier gewonnen. De koellast wordt echter de grootste uitdaging op energetisch vlak. “We zijn nu samen met de andere adviseurs het principe van adiabatische koeling aan het onderzoeken. Koeling gebaseerd op de verdamping van water waarmee het warmte onttrekt.” Verder is gekozen voor natuurlijke ventilatie. De verse lucht wordt centraal aangevoerd vanaf een schone plek buiten het gebouw en vervolgens door een grondpakket en een waterbuffer gevoerd. De zo voorverwarmde dan wel afgekoelde lucht wordt via het atrium door de werkvertrekken gevoerd en vervolgens afgevoerd via de gevel.

Duurzaamheid Watercampus GEAR

95 — AWM 49

2

4

6

Langsdoorsnede

1

5

3

4

4

VLOEIEND WATER De organische vorm was een duidelijke wens van de toekomstige huurder. “Kenmerkend voor huidige duurzame gebouwen is een technologische en harde uitstraling, dat wilden zij absoluut niet”, aldus van Wieren. Geen etalage voor technologie, maar een gebouw ontworpen vanuit het landschap. De functie draait om water, dus ook de vorm. “We zijn gaan experimenteren met de verschillende toestanden van water.” In eerste instantie kwamen we op een meer hoekig of kristalvormig volume, zoals ijs, water in vaste toestand. Mede door de landschappelijke context - het water van de stadsrivier Potmarge stroomt door het terrein - is het uiteindelijk een vloeiende vorm geworden. De conische vorm is het directe resultaat van de stedenbouwkundige randvoorwaarden. De hoogte van het gebouw mocht niet boven de 18 meter uitkomen, terwijl het programma vraagt om vier bouwlagen en een parkeerlaag. Golvende houten lamellen vormen de huid van het hoofdgebouw van de Watercampus. Zij zijn beweegbaar en zorgen zowel voor de sturing van het daglicht. De onderlinge afstand van de lamellen verschilt en ter plaatse van de twee entrees wordt de huid als om een oog opgetild om de bezoekers uit te nodigen. Vanuit de stad geeft het entreeplein toegang tot de lobby op de eerste verdieping die verder volledig wordt ingericht

1 2

1e verdieping

als hoofdlaboratorium; het functionele zwaartepunt van het gebouw. Een trap geeft vanuit de lobby toegang tot de atriumvloer op de tweede verdieping. Het gebouw heeft geen publieksfunctie, maar een gemeenschappelijk auditorium geeft ruimte voor kennisuitwisseling en voorlichting. Op deze en de twee bovenliggende verdiepingen liggen, als een ring om het atrium, de kantoren en analytische laboratoria. De strook met een diepte van veertien en een halve meter is flexibel opgezet, de functies zijn uitwisselbaar en kunnen zich aanpassen aan toekomstig gebruik. Het licht wordt door de lamellen vanaf de gevel naar binnen gestuurd. Aan de zuidzijde wordt het hoofdgebouw door een looproute gekoppeld aan de twee bestaande gebouwen van de campus. Het landschapsontwerp van bureau Veenenbos en Bosch sluit aan op het bestaande karakter van het gebied, een structuur van waterlopen en ruige rietoevers. De architectonische vorm van het hoofdgebouw van de watercampus is een optelsom van de wensen van de

1 2 3 4 5 6

steigpunten groene long atrium kantoorruimte natte cellen parkeergarage

opdrachtgever en de strikte stedenbouwkundige randvoorwaarden. Deze combinatie heeft een vrij en autonoom ontwerp opgeleverd. Het gebouw lijkt als een zelfstandig wezen uit het water omhoog te rijzen, klaar voor de toekomst.—

Opdrachtgever Wetsus, Leeuwarden Architect Gear (TWA, Burdaard; Achterbosch architectuur, Leeuwarden) Advies Ingenieursbureau Wassenaar, Haren Advies Grontmij, Amersfoort en Roosendaal Landschapsarchitect Veenenbos en Bosch, Arnhem


96 — AWM 49

De vriendelijke schoorsteen Aan het Oostvoornse Meer, net ten zuiden van de eerste Maasvlakte, heeft architectenbureau Emma een restaurant ontworpen dat op alle vlakken duurzaam is opgezet. Ook wat betreft de bedrijfsvoering. In de keuken wordt bijvoorbeeld op hout gekookt. Tekst Michiel van Raaij FotograďŹ e Tobias Reymond


D

Duurzaamheid Aan Zee Emma

97 — AWM 49


98 — AWM 49

Het is elke dag weer wachten op de wind. De voorspellingen bestuderen en op precies het goede moment het water op gaan. Als windsurfer leef je met het weer, met wat de natuur je aanreikt. Dat is waar je zo goed mogelijk gebruik van maakt. Door zijn ligging achter de zeedijk heeft het Oostvoornse Meer wel de wind van de zee maar niet de golven. Het is daarom een populaire windsurfspot. En net zoals de windsurfers optimaal gebruik maken van de aanwezige natuurlijke elementen, zo heeft Emma in zijn ontwerp voor restaurant ‘Aan Zee’ optimaal gebruik gemaakt van wat de locatie aanbiedt: zon, wind, aarde en beplanting. Warmte en koude voor het restaurant wordt gewonnen via twee zonneboilers op het dak van het gebouw, in combinatie met elf 95 meter diepe gesloten aardbronnen. Elektriciteit wordt opgewekt door een klein veld van PV-cellen op het dak en twee kleine windmolens. Afvalwater wordt gezuiverd in een helofytenveld van zo’n 200 vierkante meter, zodat een rioolaansluiting niet nodig is. Het vet wordt daarvoor nog uit het afvalwater gehaald; dat kan nog gebruikt worden in de biomassacentrale. De ventilatie vindt plaats via natuurlijke trek. In het ontwerpproces kwam naar voren dat de

keuken van een restaurant erg veel energie verbruikt. In ‘Aan Zee’ zijn alle grootverbruikers – magnetron, hete lucht oven, frituur, en gasfornuis – vervangen door één enkel houtgestookt fornuis uit Oostenrijk. Momenteel wordt er nog op eiken gestookt, maar op termijn zal snoeiafval uit het omliggende natuurgebied als brandstof dienen. Rond het gebouw zal dat snoeiafval gedroogd worden. “De ambitie om een zo duurzaam mogelijk restaurant neer te zetten is in de loop van het proces omarmd door de opdrachtgever, een horecaondernemer uit Oostvoorne. De opdrachtgever werd de grootste ambassadeur van het plan”, vertelt architect Marten de Jong van Emma. “Het idee om op hout te koken en geen frituur te installeren is van hem afkomstig.” Die keuze past in een groter verhaal. Het eten wordt uit de regio betrokken en is altijd vers.

MATERIALISERING Het restaurant staat op een lage duinrug aan de rand van het Oostvoornse Meer en kijkt in de verte uit op de Noordzeedijk. In de toekomst zal die duinrug wellicht verhoogd moeten worden. Om die


D

Duurzaamheid Aan Zee Emma

99 — AWM 49

reden is het gebouw volledig demontabel gemaakt en hoofdzakelijk uitgevoerd in staal en hout. Dat er geen steen gebruikt kon worden vormde voor de architect een uitdaging. Het liefst had De Jong de gebouwmassa ingezet om de opwarming en afkoeling van het gebouw te reguleren. Nu moest Emma dit anders oplossen. “Maar”, zo verzekert De Jong, “juist als het moeilijk wordt, voelen wij ons als een vis in het water.” Wat betreft de toegepaste materialen heeft Emma erop gelet geen ‘vieze dingen’ te gebruiken. De Cradle-to-Cradlefilosofie speelde daarbij op de achtergrond mee. “Maar we zijn daar niet dogmatisch mee omgegaan”, benadrukt De Jong. In het gebouw zijn bijvoorbeeld aluminium kozijnen toegepast. Bij het hout dat in het gebouw is toegepast is erop gelet dat er zo min mogelijk zaagafval zou ontstaan.

COMPOSITIE

Boven Vanaf de nabijgelegen parkeerplaats loopt een pad voor het gebouw langs en loopt een tweede pad het gebouw op Onder Binnen krult het gebouw zich met een lange bank om de open haard

— Alle grootverbruikers zijn uit de keuken gehaald

Vanuit de geometrie bekeken spelen in het ontwerp van het restaurant twee elementen een hoofdrol: de duinrug waar het gebouw doorheen snijdt en de schoorsteen van de houtkachel in het restaurant. In de geometrische compositie werken de duinrug en de schoorsteen als een soort magneten: hoe dichter je erbij bent, hoe sterker de aantrekkingskracht wordt. Vanaf de nabijgelegen parkeerplaats gezien lijkt het gebouw op te rijzen vanuit de duinrug, vanaf het Oostvoornse Meer gezien lijkt het gebouw zich in de eerste plaats rond de schoorsteen te wikkelen. Tussen de duinrug en de schoorsteen in ontspant het gebouw met soepele lange lijnen. Op het punt waar het gebouw de duinrug doorsnijdt is de bouwkundige structuur volledig orthogonaal gehouden en is de ruimte in verschillende kamers opgedeeld. De bouwkundige structuur wilde het architectenbureau in eerste instantie realiseren met hergebruikte zeecontainers. Uiteindelijk is er echter voor betonnen kelderbakken gekozen. In deze betonnen structuur zijn de meer utilitaire ruimtes


100 — AWM 49

5

8 9 3

4

8

7

2

11

6

1

Begane grond

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

3

Langsdoorsnede

10

4

terras entree restaurant keuken toiletten personeelsruimte spoelkeuken opslag installatieruimte afvalruimte faciliteiten buitensport

8


D

Duurzaamheid Aan Zee Emma

van het gebouw ondergebracht, zoals de toiletten, de spoelkeuken, de koelingen, de installatieruimte en de faciliteiten voor de watersporters. Deze functies hebben minder daglicht nodig en vereisen veel wandlengte. Hoe anders is het gebouw in de buurt van de schoorsteen. Hier is alles rond. Op maaiveldniveau krult het gebouw zich in een mooie boog rond de open haard waaruit de schoorsteen ontspringt. Binnen kon zo een lange bank gemaakt worden, waar alle gasten op gelijke afstand van de haard kunnen plaatsnemen. Uit dezelfde beweging als de krul rond het haardvuur ontspringt aan deze zijde van het gebouw ook een lange, soepel gevormde luifel voor het restaurantgedeelte. De luifel lijkt door zijn vorm bijna te wapperen in de wind. Hierboven, op het tweede maaiveld krult het gebouw met een houten

de schoorsteen door de trap illustreert bij het restaurant die nieuwe verhouding tot de schoorsteen.

METAFOREN

— Ook bij een duurzame economie horen schoorstenen

Als fysieke verschijning vertelt restaurant ‘Aan Zee’ uiteindelijk een gelaagd verhaal. Terwijl het ontwerp bij de eerste aanblik qua vorm moeilijk te plaatsen is, worden bij herhaaldelijk bezoek de verschillende lagen leesbaar. Van de achterliggende parkeerplaats gezien lijkt het gebouw op een duin, terwijl de luifel aan de opbollende vlieger van een kitesurfer doet denken. In de plattegrond daarentegen is weer de gespiraalde vorm van een schelp terug te zien. Het zijn beelden die de architect in de beginfase van het ontwerp heeft gebruikt om het karakter van het gebouw te duiden en die in de loop van het ontwerpproces onderdeel zijn geworden van een nieuw en samenhangend verhaal. Doordat er meerdere metaforen tegelijk worden ingezet en de gebruikte metaforen sterk geabstraheerd zijn, wordt het nergens voorspelbaar, maar blijft het gebouw je steeds verassen. “Dat is ook precies de bedoeling”, vertelt De Jong. “De opdrachtgever wenste nadrukkelijk een gebouw dat een ervaring zou zijn, waar bij elk bezoek weer wat anders te ontdekken zou zijn.”—

trap rond de schoorsteen even omhoog om een klein uitzichtpunt te vormen. De behandeling van de schoorsteen als onderdeel van de architectuur en als functioneel onderdeel van het daklandschap doet in de verte wel wat denken aan het werk van Antoni Gaudí. Aan het Oostvoornse Meer lijkt Barcelona echter ver weg. Hier verwijst de schoorsteen van het restaurant in de eerste plaats naar de verderop gelegen, hoge schoorstenen van de Rotterdamse haven die een skyline op zich vormen. Overigens heeft het restaurant ook nog een lagere schoorsteen ter plaatse van de keuken: voor het houtgestookte fornuis. Is het niet vreemd om juist bij een uiterst duurzaam gebouw de schoorsteen, die toch verwijst naar uitstoot, zo’n prominente rol te geven in de compositie? Ja en nee. Natuurlijk heeft de schoorsteen nog die connotatie, maar dat is aan het veranderen. Denk daarbij ook aan de skipiste die architectenbureau BIG in Kopenhagen bovenop een nieuwe energiecentrale heeft ontworpen met zijn ringvormige schoorsteen en rookringen (zie AWM 48). Ook bij de duurzame economie horen schoorstenen. Met nauwelijks uitstoot nu. De letterlijke omarming van

Opdrachtgever Van Marion, Oostvoorne Architect Emma architecten, Amsterdam (www.emma-architecten.nl) Team Marten de Jong, Jurg Hertog, Gerdo Weltevreden, Rob Bakker, Janneke van de Velden, Kasia Heijermans Bouwmanagement Jan Lemmens, Oostvoorne Constructeur SvR bouwconstructies, Spijkenisse Aannemer I. van Reek en Zn Bouw en Aannemingsbedrijf Oostvoorne Adviseur W-installaties Vroegh & Hobbel BV, Oostvoorne Adviseur E-installaties Hoogenboom Brielle BV, Brielle Interieurbouw Square vision, Alphen aan de Rijn Realisatie November 2011

101 — AWM 49


de architectuur voorbij

6 AWM’s voor maar € 69,-

nummer 49 7e jaargang aug/sep 2012 — € 19,50

ex 6% BTW

GUN JEZELF MEER INZICHT

Architectenweb Magazine Evolutionair Almere Oosterwold Surrëel Stedelijk Museum Netwerk The Cloud Collective Inbreiding New Babylon Interview Rob Wagemans Perspectief Abdelkader Benali CPO Cascolofts Klimaatadaptatie Terreininrichting

www.architectenweb.nl/awm


Tijdelijk 35% korting op een AWM jaarabonnement Betaal het eerste jaar € 69,Ik neem een jaarabonnement voor € 105,– met een éénmalige korting van 35%. Ik betaal het eerste jaar € 69,-.

naam

m/v

bedrijfsnaam adres postcode/woonplaats

Stuur deze antwoordcoupon in een envelop naar: Architectenweb B.V. Antwoordnummer 42137 1020 WB Amsterdam

telefoon email handtekening

Een postzegel is niet nodig. Het abonnement geldt tot wederopzegging en wordt door middel van een btw-factuur in rekening gebracht. U ontvangt het welkomstgeschenk nadat het abonnementsgeld door u is voldaan.

...of meld u online aan via www.architectenweb.nl/awm


104 — AWM 49

EP

Economie en Praktijk

OPDRACHTGEVER

Chinese oplichting Verschillende Nederlandse en buitenlandse architecten zijn afgelopen voorjaar benaderd door een frauduleuze Chinese opdrachtgever. Hoewel de werkwijze van deze partij in Nederland zeer discutabel overkomt, gingen meerdere bureaus op haar voorstel in. Zo gemakkelijk blijkt het namelijk nog niet om de betrouwbaarheid van een opdrachtgever uit China te toetsen. Tientallen bureaus uit binnen- en buitenland ontvingen in maart dit jaar een mail van Xi’an Guiying Trading Co. Ltd.. Namens dit bedrijf stelde ene ‘Jenna’ de architecten een grote opdracht in de Chinese stad Xi’an in het vooruitzicht. Wanneer ze naar China zouden

komen om het contract te tekenen, kregen ze alvast twintig procent van de miljoenenfee uitbetaald, zo luidde de belofte. Ondanks deze in West-Europa ongebruikelijke manier van werken, en het feit dat meerdere firma’s ‘exclusief ’ voor dezelfde opdracht bleken te zijn benaderd, gingen veel architecten er op in. Velen hielden het bij mailcontact, maar sommige bureaus boekten daadwerkelijk een ticket en vlogen er naar toe. De ‘opdrachtgever’ bleek echter uit op geld en presentjes, iets wat veel vaker voorkomt in China en andere opkomende economieën. Toch is het volgens directeur Giel Groothuis van Dutch Design Workspace (DDW) in Shanghai lastig te beoordelen of een bedrijf als Guiying nep is. De werkwijze van deze partij verschilt namelijk niet of nauwelijks van veel bonafide opdrachtgevers uit het land. “Veel Chinese bedrijven die voor het eerst de internationale markt op gaan, zijn een beetje onhandig. Die komen dan onbetrouwbaar over, maar vaak zit er toch een

opdracht achter”, zegt Groothuis. Ook de zakencultuur in het land maakt het voor buitenstaanders moeilijk een bedrijf te beoordelen op diens goede wil. “In China wordt er op allerlei manieren zaken gedaan, daar is geen peil op te trekken. Wat dat betreft is het land echt nog een Wilde Westen.” Het vragen van presentjes is ook niet ongebruikelijk, aldus de directeur van DDW. “Het geven van zakelijke geschenken is hier heel gewoon. Maar daarin verschilt China niet van andere landen.” Volgens Groothuis doen architecten er goed aan om in ieder geval een company check te laten verrichten door de Nederlandse ambassade in Beijing, voor ze besluiten in zee te gaan met een opdrachtgever. DDW, dat Nederlandse architecten helpt de markt in China te betreden, verricht zelf ook controle. “Dat doen we bijvoorbeeld door gewoon langs te gaan. Geloof me maar dat het veel goedkoper is dat wij een beeld van een bedrijf schetsen, dan dat architecten er zelf naar toe gaan.” (RW)


EP

PODIUM

i29

Sinds enige tijd zoekt i29 interior architects naar manieren om een duurzame werkwijze te hanteren en uiteindelijk een bijdrage te leveren aan een duurzame(re) wereld. Het valt te betwijfelen of het gebruik van verantwoorde materialen daarvoor volstaat. Al is het maar omdat zelfs de experts op dit gebied geen eensluidende antwoorden hebben. Is recyclen beter dan nieuwe duurzame materialen? Welke rol speelt het productieproces en de levensduur? Als interieurarchitecten werken we vaak met een gegeven situatie. Daarbij zijn de echt duurzame keuzes, zoals de toepassing van energieneutrale systemen, al (of niet) door de architect gemaakt. Daarom zijn we aangewezen op het gebruik van duurzame materialen, waarbij de keuze nogal beperkt is. Het punt is dat het niet altijd mogelijk is een duurzaam materiaal, zoals snelgroeiend vurenhout, te presenteren (ook al proberen wij dat wel). Niet iedereen

Economie en Praktijk Korte berichten

vindt immers hetzelfde mooi. Bovendien willen we niet onze creativiteit laten beperken door een gelimiteerde keuze uit beschikbare duurzame materialen. Ons doel is een omgeving te creëren waarin mensen tot bloei komen. Een omgeving die bijdraagt aan het welzijn van mensen. Vooralsnog doen we dit instinctief door ruimtes ruimtelijk te maken; vol licht en lucht, zodat je kunt ademen en denken. We zouden echter nog slimmer om kunnen gaan met materiaalgebruik. Door selectief te zijn, kan de gemaakte keuze tot het uiterste worden opgerekt en worden grenzen opgezocht. Dit levert een spanningsveld op in het ontwerp en is tevens een duurzame manier van werken. Natuur is ruimtelijk, weids en onbegrensd. Uit onderzoek blijkt dat mensen zich beter voelen in een groene omgeving. Echter, de meeste mensen wonen en werken tegenwoordig in een stad. Meestal met een gebrek aan natuurlijke omgeving. Natuur terugbrengen in de directe leefwereld van mensen zien wij als een taak van de interieurarchitect. Een planoloog en landschapsarchitect kunnen in de buitenruimte extra aandacht aan (ecologisch) groen geven of zelfs principes uit de permacultuur

105 — AWM 49

toepassen. En waar groen geheel afwezig is in de openbare ruimte kunnen mensen zelf aan de slag met guerrilla gardening. Waar Transition Towns (zelfvoorzienende sociale gemeenschappen) streven naar het bouwen van nieuwe duurzame gemeenschappen, is onze opgave het faciliteren van binnenhuisnatuur of zelfs indoor gardening. Zittend achter computerschermen op kantoor en in huis, vergeten mensen wat de waarde en de eenvoudige rijkdom is van bijvoorbeeld groente die onder je eigen ogen groeit. We stellen ons ten doel datgene terug te geven aan mensen waarvan we langzaam vervreemd zijn geraakt. Het is dus niet ons doel om ontwerpen te maken voor mensen die vooral geïnteresseerd zijn in een groter, mooier en duurder huis dan de buren. Echte schoonheid zit voor ons niet in de deurknop, de kraan, de spulletjes, maar in de natuurlijke schoonheid van licht, lucht en ruimte. In samenwerking met De Olifantenkooi vraagt AWM aan verschillende ontwerpers hun visie op het ontwerpvak te verwoorden in een zelfgeschreven tekst. www.arch-lokaal.nl


106 — AWM 49

The Cloud Collective Ze studeerden af toen de crisis al in volle gang was en realiseerden zich dat ze voor een radicaal andere strategie moesten kiezen, wanneer ze een kans wilden maken op de lastige markt voor architecten. The Cloud Collective zweert het kantoor af en stelt daarvoor het netwerk in de plaats. Het auteurschap gaat ook overboord. Het oeuvre is straks ‘van niemand’, of eigenlijk: van iedereen. Een architectenbureau ‘nieuwe stijl.’ Tekst Kirsten Hannema Beeld The Cloud Collective


EP

Economie en Praktijk Architectenbureau ‘nieuwe stijl’ The Cloud Collective

107 — AWM 49

SPOORWEG SU DAKAR, SENE Dakar is wellicht vooral bekend van de Parijs-Dakar rally; een race waarin het gebrek aan infrastructuur juist centraal staat. Maar ook de Dakar-Niger spoorlijn vindt hier haar aanvang. En het is deze spoorlijn, nog binnen Dakar, die de locatie vormt voor het project dat we hier willen bespreken. Wat je hier ziet is een markt met als locatie de spoorlijn. Deze markt is ontstaan ter plekke van een lichte dubbele curve en vlak voor de kruising van een relatief grote straat met het spoor. Een locatie waar passerende treinen, die hoe dan ook over het gehele traject nooit harder dan 40 mph, wat gelijk staat aan 65 km/u rijden, genoodzaakt waren langzaam te rijden, en zich daardoor voor een eventuele combinatie met eventuele andere activiteiten leende. Dit gecombineerd met de centraliteit van de plek, een gebrek aan andere openbare ruimte geschikt voor markten, het feit dat het terinverkeer op deze spoorlijn niet erg intensief is en het feit dat door de groei van de markt op deze plek heeft de gemiddelde snelheid van de trein verder heeft doen afnemen, maken dat deze flexibele markt permanente vormen heeft doen aannemen.

Het functioneringsprincipe op een lager niveau van de markt is vervolgens simpel. Indien er geen treinverkeer plaats vindt wordt de ruimte van de spoorlijn ingenomen en als straat gebruikt. Aan beide zijden van het spoor bevinden zich kleden met koopwaar. Mensen lopen zowel over het spoor tussen de kleden door als achter de kleden langs achter deze verkooppunten langs. Lopen over het spoor biedt daarbij een goed overzicht van het aanbod aan beide zijden van het spoor. Komt er vervolgens een trein aan toetert deze en verplaatsen de mensen zich eenvoudigweg naar de ruimte tussen en achter de kleden. De waren die op en kleed verhandeld wordt komt daarbij veelal direct uit een werkplaats er direct achter. Veelal gaat het dan om kleine handgemaakte of middels lichte bewerkingen te produceren producten. Daarnaast wordt er lichte waar verhandeld dat op andere plekken in de stad in door grotere producenten is geproduceerd of middels de zee tot Dakar is gekomen. Het resultaat is een lineaire markt waar productie en verkoop zich direct naast elkaar bevinden. Semi-formele handelaren die achterliggende productie aan de man brengen, maar ook straatverkopers die elk willekeurig op dat moment voorhanden en gewild product

‘De trein wo zozeer als ee van de mark Eerder is zijj variatie,, datgg ruimte voor verschaft,, of klant. ’ verhandelen, on klanten uit de ac en elders in de zoveel tijd, de die zich in de tr de trein nameli kan er namelijk mensen in en de trein handel ge stapt uit daar gewekt is, koop en stapt later v in de trein weer je plek terug t wordt hierbij n verstoring van Eerder is zij ee datgene dat de r verschaft, of ee (DV)

Hybrid Infrastructures

Het complex blijft onderdeel van de stad

P 08

#01

In dit afstudeeronderzoek is gekeken naar metropolitane binnenstedelijk verdichting en hybride infrastructurele ruimtes. Vijf ontwerpers hebben simultaan gewerkt aan de architectonische uitwerking en de stedenbouwkundige kaders. Deze mix van bottom-up en top-down is momenteel erg actueel. Het project is ingezonden voor de Archiprix NL 2010


108 — AWM 49

The Cloud Collective begon twee jaar geleden zoals ooit ook bureaus als Mecanoo en MVRDV begonnen: een vriendengroep op de universiteit die samen leuke dingen wilde doen. Met een groep van tien studeerden ze aan de TU in Eindhoven, werkten al vanaf hun eerste jaar samen aan verschillende ontwerpopdrachten en merkten dat ze samen werken leuker vonden dan in hun eentje. Daarbij vulden ze elkaar goed aan. Toch constateerden ze dat ‘gewoon’ met elkaar een bureau oprichten, zoals Mecanoo of MVRDV, niet zou werken.

VERANDERING “Ik geloof niet dat architectenbureaus zoals ze nu bestaan de komende 25 jaar stand kunnen houden”, stelt Rick ten Doeschate. “Als ik om me heen kijk naar vrienden die in het bedrijfsleven werken, zie ik bijvoorbeeld dat ze experimenteren met allerlei vormen van kruisbestuiving. Dat bepaalt hun succes. Vergelijk dat met een architectenbureau waar

— Door ‘anders’ te werken wil TCC laten zien dat het beter kan 35 mensen de schetsen van de directeur uit zitten te werken. Daar gaat zó veel creativiteit verloren.” “Het individuele auteurschap is niet meer belangrijk”, stelt Gert Kwekkeboom. Hij vindt dat architecten die door middel van theaters, musea en wolkenkrabbers hun handtekening afgeven passé zijn. Al was het maar omdat door de crisis er nauwelijks nog opdrachten voor dergelijke megaprojecten te vergeven zijn. “De opgaven zijn veranderd. Neem de overheid, die werkt steeds meer met consortia, en niet met individuele architectenbureaus. Wij willen een nieuwe vorm van architectuur ontwikkelen die daadwerkelijk in samenwerking tot stand komt.” “We gaan toe naar een flexibele economie”, zegt Daniël Venneman. Hij ziet dat steeds meer architecten kortere tijd bij verschillende, vaak internationale bureaus werken of – al dan niet gedwongen door de crisis – als zzp’er. “Zelf heb ik na mijn afstuderen in Madrid gewerkt en ik kom nu net terug uit Berlijn.

Ook heb ik de ambitie om voor mezelf te beginnen; ik wil niet afhankelijk zijn van een baas. Onze samenwerking brengt dat doel een stap dichterbij. Samen sta je sterker. Als het aankomt op ervaring, maar ook op capaciteit, waardoor je verschillende soorten opdrachten – klein en groot – kunt aannemen.”

WISSELENDE SAMENSTELLING Vanuit deze ambities ontstond dus The Cloud Collective (TCC), een netwerk van ambitieuze ontwerpers – vijftien inmiddels – die in wisselende samenstellingen aan een veelheid van projecten werken. TCC is wat je een architectenbureau ‘nieuwe stijl’ zou kunnen noemen. Al een jaar of tien geleden zag je ze overal in Europa opduiken: groepjes jonge architecten die slim gebruikmaken van de mogelijkheden die internet, Skype, smartphones en Easyjet bieden. Zo kun je als beginnend bureau gemakkelijk je bereik vergroten, de kosten voor een kantoorruimte uitsparen en via blogs en nieuwssites veel publiciteit genereren. Succesvolle voorbeelden zijn het Sloveense Sixpack (2004), dat begon als een reizende tentoonstelling met werk van zes jonge bureaus (waaronder Bevk Perovic, Ofis en Sadar Vuga) en uitgroeide tot een internationaal fenomeen; en het Duitse Baupiloten (2003), een joint venture tussen een groep jonge architecten en de TU Berlijn (vooral bekend door hun Taka Tuka Land-crèche).

LUIS IN DE PELS Een ander kenmerk van deze collectieven is dat zij het ook inhoudelijk ‘anders’ willen aanpakken. Sixpack maakte zich nadrukkelijk los van de architectonische traditie uit het Joegoslavische verleden. Baupiloten focust op ‘sociaal geëngageerde architectuur’ – een reactie op de architectuur uit de jaren negentig die vooral de aandacht trok door opvallende vormen. Ook TCC wil met zijn projecten tegen de gevestigde orde schoppen. Zijn eerste werk, het afstudeerproject ‘Hybrid Infrastructures’ een verdichtingoperatie rond de Mandelabrug in Arnhem, was in feite een pleidooi tegen de klassieke, topdown-manier waarop stedenbouwkundige ontwikkelingen, vaak tergend langzaam, tot stand komen. Terwijl normaal gesproken eerst het masterplan, dan de stedenbouwkundige deelplannen en tot slot de architectonische invulling van de bouwblokken wordt ontworpen, besloten


EP

Hermit’s House I en II Het project dat begon als een zoektocht naar de complexiteit en eenvoud van het bouwen, heeft in een vervolg geleid tot een standaardontwerp met een zelfbouwhandleiding. Het pionieren in de uitvoering leidde tot effectieve oplossingen die eenvoudiger zijn dan de standaardoplossingen. Inmiddels wordt dit concept doorontwikkeld tot een serie van verschillende zelfbouwhuizen

Economie en Praktijk Architectenbureau ‘nieuwe stijl’ The Cloud Collective

109 — AWM 49


110 — AWM 49

de jonge architecten dit simultaan te doen. Het ontwerp van in elkaar grijpende, over elkaar heen en onder elkaar door lopende structuren verbeeldt min of meer hoe dat in z’n werk gaat. “De jury van de Archiprix vond het kwalijk dat de individuele auteurs niet meer herkenbaar waren in het plan, maar dat beschouwen we als een compliment. Het is tenslotte het product dat ertoe doet”, zegt Rick ten Doeschate.

zich ontpopt als ‘digitale expert’. Momenteel is Van der Net bezig met een onderzoeksproject en game-installatie over open sourceinformatie en de visualisatie daarvan. Denk aan een Wikipedia-achtige site waarop data over ruimtelijke ordening en stedenbouw vrij toegankelijk zijn voor publiek. “Als non-profitorganisatie kun je meer informatie beschikbaar stellen dan een regulier bedrijf. Dat surplus, het dienen van een gemeenschappelijk belang, is uniek voor The Cloud Collective.”

KRITIEK COÖPERATIEVE VERENIGING Op de vraag wat zo’n collectief product beter maakt, antwoordt Gert Kwekkeboom: “In je eentje staar je jezelf vaak blind op een bepaald aspect. Architecten menen dat ze integraal ontwerpen, maar dikwijls zit hun ontwerpego in de weg. Met veel mensen kun je complexe opgaven beter aan. Het resultaat heeft meer samenhang.” Rick ten Doeschate: “Zelfs bij bureaus met vijf partners zie je dat fundamentele kritiek op elkaar ontbreekt. Ze runnen elk hun kleine bedrijfje. Ik merk dat wij ons vrij voelen alles tegen elkaar te zeggen. We zoeken niet naar perfecte vorm, maar naar specifieke oplossingen voor een bepaald probleem.” In 2010 realiseerde TCC het Hermit’s House, een zelfbouwexperiment voor een particulier die een goedkoop (5000 euro) tuinatelier wilde. Door het succes dat het project vooral in DIY-land Amerika heeft, wordt het nu doorontwikkeld tot een prototype waarmee consumenten zelf hun eigen huisje kunnen aanpassen aan hun eigen wensen. Het huisje wordt nu verder ontwikkeld en (tegen betaling) kan een complete handleiding gedownload worden. “Een typisch voorbeeld van onze aanpak”, meent Daniël Venneman. “We willen niet afwachten tot het werk naar ons toe komt, maar we zien onszelf ook als ondernemers die nieuwe ideeën op de markt brengen.”

DIVERSITEIT Van stedenbouw tot zelfbouw, van landschapsarchitectuur tot installatiekunst; de opgaven waaraan TCC werkt zijn, net als bij de meeste jonge bureaus, divers. Dat kan ook makkelijk omdat de verschillende architecten allemaal hun eigen discipline hebben; naast TCC werken de meesten ook voor andere bureaus. Gert Kwekkeboom werkt bij Venhoeven CS, Rick ten Doeschate bij Venhoeven CS en atelier Rijksbouwmeester, Daniël Venneman werkte voor een landschapsbureau. Mark van der Net is gestationeerd in een vakantiehuisje in Frankrijk en heeft

Het bedrijfsmodel van TCC is nog in ontwikkeling. “De vraag over hoe we ons verdienmodel zien begint nu wel te spelen”, erkent Van der Net. Want doordat vrijwel al zijn collega’s een baan hebben zijn ze financieel niet afhankelijk van TCC. Dat is enerzijds een voordeel, want zo blijft de focus op zelfgeïnitieerde experimenten liggen. Anderzijds is het uiteindelijke doel wel om de organisatie verder te professionaliseren. Venneman: “We zitten nu nog

— “Zelfs bij bureaus met vijf partners ontbreekt de keiharde kritiek” een beetje op amateurniveau, maar ik zet er wel degelijk op in dat ik mezelf hier straks mee kan profileren.” Niet dat er een kantoor moet komen met een secretaresse en een directie. Dat juist niet. Nee, The Cloud Collective kiest voor een ongebruikelijke weg; de groep is momenteel bezig uit te zoeken hoe ze een coöperatieve vereniging op kunnen zetten. “Het is een beetje een vergeten bedrijfsmodel, maar je ziet het dankzij de crisis steeds vaker. Het leuke is dat de leden gedeeld eigenaar zijn; de organisatie ligt bij de individuen in plaats van bij een directie en een Raad van Bestuur. Dat sluit ook goed aan bij wat we uiteindelijk willen: dat de inhoud zoveel mogelijk blijft bij de mensen die het doen.”— The Cloud Collective bestaat momenteel uit Gert Kwekkeboom, Niels Ponjee, Pieter de Ruijter, Rick ten Doeschate, Daniël Venneman, Joris Lipsch, Jouri Kanters, Ingrid van der Heijden, Jan Lebbink, Martijn van Gurp, Rene van Poppel, Floriane Pic, Gerjan Streng, Lucia Cano Dato en Hana Ratkovcic.


EP

Economie en Praktijk Architectenbureau ‘nieuwe stijl’ The Cloud Collective

111 — AWM 49

Archives Versailles Vier ontwerpers hebben tegelijk gewerkt aan het ontwerp voor de transformatie van een archiefgebouw tot woonomgeving. Geconcludeerd werd dat het op verschillende schalen werken aan de bestaande structuur meer kan opleveren dan vasthouden aan een eenduidig concept

Roadmap In het project Roadmap is een strategie ontwikkeld voor de doorontwikkeling van de kantooromgeving Amstel III. Voor dit project heeft TCC een team samengesteld met verschillende specialisaties binnen het collectief, aangevuld met externen. Het project is ingezonden voor Europan 11 en werd door de jury geselecteerd


112 — AWM 49

Cascolofts In de Amsterdamse Houthavens zal binnenkort een 170 meter lange strook door collectieven bebouwd moeten gaan worden. Architectencollectief de Hoofden ontwikkelde het gebouwconcept Cascolofts en wierf daarmee twee bouwgroepen. Is dit CPO of projectontwikkeling anno 2012? Tekst Robert-Jan de Kort Beeld De Hoofden


113 — AWM 49

HVDN architecten

EP

Economie en Praktijk Cascolofts De Hoofden


114 — AWM 49

Samen met je toekomstige buren je woonomgeving bouwen; dit avontuur wordt door beleidsmakers steeds vaker voorgespiegeld in de praktijk van de Nederlandse gebiedsontwikkeling. Bij Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) ontwikkelen particuliere opdrachtgevers samen een woongebouw. Deze ontwikkelmethode geldt als een serieus te nemen alternatief voor reguliere

— Bij CPO wegen individuele belangen vaak zwaarder dan collectieve projectontwikkeling door het beoogde kostenvoordeel dat ermee te behalen is. De toekomstige bewoners ontwikkelen samen met een architect hun woongebouw waardoor de winstmarges van de projectontwikkelaar geen onderdeel vormen van de uiteindelijke prijs per woning. Hierdoor ontstaat een financiële marge om gebouwen van

extra collectieve functies als zwembaden of fitnessruimtes te voorzien. Gebouwde voorbeelden zijn al mondjesmaat in Nederland te vinden en een paar jaar geleden omarmde de gemeente Almere opzichtig CPO als manier om hele wijken te ontwikkelen. De voornaamste inspiratie hiervoor komt uit Duitsland waar in Tübingen tussen 2007 en 2009 een hele wijk werd gevuld met door collectieven ontwikkelde woongebouwen. Door de stilgevallen projectontwikkeling in de Nederlandse woningbouw is de hoop van beleidsmakers gevestigd op particuliere inspanningen bij het vlot trekken van de woningmarkt. Daardoor heeft het grootschalige CPO ook zijn weg gevonden naar andere steden. Bijvoorbeeld in de Amsterdamse Houthavens, waar de eerste stap in de grootschalige ontwikkeling van het gebied gezet moet gaan worden door zelfbouwers die zich in collectieven hebben verenigd. Het plangebied in de Houthavens, Blok 0 genaamd, betreft een 170 meter lange en 40 meter brede strook gelegen aan een van de havenkades. HVDN architecten maakte het ontwerp voor het stedenbouwkundig deelplan en legde deze vast in de kavelpaspoorten. De bouwenvelop gaat uit van bebouwing aan de

maximaal toegestaan bouwvolume minimaal verplicht te realiseren bouwvolume minimale breedte: 8,10m straatgevel op rooilijn buitenruimte is onderdeel van het bouwvolume bij een achtergevel hoger dan 22m+peil, geldt een maximale bouwdiepte van 16m vanuit de rooilijn Haparandaweg

max. 29m met ontheffing

bij een achtergevel hoger dan 14m+peil, geldt een maximale bouwdiepte van 9m vanuit de rooilijn houthavenkade

max. 26m

min. 22m

max. 18m min. 13m max. 14m min.16m

var i

ab

el

min. 4m

max.18m

n. 3

HVDN architecten ontwikkelde kavelpaspoorten, die de randvoorwaarden vormden voor onder andere de Cascolofts

mi

/

lb ave 4k

ree

dte


115 — AWM 49

Boven Interieurimpressie van een Cascoloft Links Voorbeeldinrichting plattegronden Onder Voorafgaand aan de ontwikkeling van de Cascolofts werden potentiële bewoners geïnformeerd tijdens masterclasses

Marriet Haverkamp

EP

Economie en Praktijk Cascolofts De Hoofden


116 — AWM 49

Een impressie van de Cascolofts


EP

Economie en Praktijk Cascolofts De Hoofden

117 — AWM 49

4

3

1 2 3 4

herenloft woning 2x loft penthouse

3

3

1

1

3

2

Doorsnede Cascolofts

voorop en achterop het kavel. Deze bebouwing, met vrije bouwhoogtes tot 28 meter aan de achterzijde en 18 meter aan de kade, staat 13 meter uit elkaar. Harde randvoorwaarde is dat de woningen klimaatneutraal zijn. De gemeente Amsterdam ontving in totaal 28 inschrijvingen voor Blok 0. Dat zijn ruim vier keer zoveel plannen als waar ruimte voor is. De keus van de gemeente voor CPO lijkt daarmee een succesvolle te zijn.

NIEUWE SAMENWERKINGEN Dat geïnteresseerde toekomstige bewoners van nieuwbouwwijken zich op voorhand verenigen is niet gebruikelijk. Om particulieren zover te krijgen een bouwgroep te formeren blijkt het nog steeds nodig dat traditionele partijen uit de bouwkolom zich opwerpen om dit proces te begeleiden. Blok 0 heeft daarom een palet aan nieuwe samenwer-

— Blok 0 heeft een palet aan nieuwe samenwerkingen opgeleverd kingen opgeleverd; architecten, projectmanagers, aannemers en ontwikkelaars hebben zich in verschillende samenstellingen verenigd en bieden zich op de website van Blok 0 en via de sociale media aan. Het aanbod voor groepsvorming gaat daarmee vooraf aan de vraag. Het proces van CPO

lijkt hierdoor een zijweg in te slaan die de ontwikkeling in de Houthavens weer dichterbij reguliere projectontwikkeling brengt. Wat verder opvalt is dat binnen een van de groepen door vijf architectenbureaus wordt samengewerkt en dat ontwikkelaar en aannemer totaal afwezig zijn. Onder de naam ‘de Hoofden’ – een verwijzing naar het gebouw waarin ze gezamenlijk gehuisvest zijn – besloten Marc Koehler Architects, de Architekten Cie, Architectuurcentrale Thijs Asselbergs (aTA), Hootsmans architectuurbureau en I Love Architecture (ILA) vorig jaar de krachten te bundelen en zich op te werpen als vraagbaak voor zelfbouwers. Het gegeven dat de betrokken bureaus allemaal in het hetzelfde gebouw huizen maakt het goed mogelijk de taken intern te verdelen. De bureaus wisten binnen zes maanden bijna drie bouwgroepen te formeren. Dit succes laat zich verklaren doordat de architecten erin slaagden een helder woonperspectief te schetsen voor beoogde leden van de bouwgroepen.

EIGEN WONING EERST Eind oktober 2011 vertegenwoordigden Marc Koehler en Annemarie Schwemmer (aTA) de Hoofden op de Amsterdamse Zelfbouwmarkt in de Houthavens. Het voornemen was om vier masterclasses zelfbouw te organiseren. Samen geloofden ze erin genoeg expertise en ervaring in huis te hebben om particulieren de vele mogelijkheden en voordelen van het particuliere bouwproces voor te spiegelen. Gewapend met flyers legden ze hier de eerste contacten met geïnteresseerde particulieren. Op de Zelfbouwmarkt ontvingen de Hoofden zo’n dertig inschrijvingen voor de masterclasses.


118 — AWM 49

Deze avonden werden geen doorslaand succes, omdat er ondanks de vele aanmeldingen slechts enkele mensen kwamen opdagen. Met de personen die wel kwamen ontstond er desalniettemin een interessante discussie die aan de basis stond van de volgende stap die de Hoofden nam. Er werd namelijk geconstateerd dat de vrijheid en meerwaarde die CPO biedt op gebouwniveau niet duidelijk of doorslaggevend is voor potentiële deelnemers. De mogelijke vrijheid die CPO op woningniveau kan opleveren werd wel direct door potentiële deelnemers gezien. Het denken van veel particulieren begint dan ook vaak bij de eigen woning, terwijl de informatievoorziening vanuit de aanjagers zich richtte op het proces.

CASCOLOFTS De Hoofden besloten daarop hun energie te steken in het ontwerpen van een gebouwmodel dat als kader zou kunnen dienen voor deze gedachte. In 2011 ontwierp Marc Koehler op het KNSMeiland een loftappartement. De woning bestaat uit een riante, dubbelhoge ruimte in de oude havenkantine. Koehler ontwierp de invulling voor deze ruimte. In de naastgelegen casco’s hebben andere

— De ontwikkeling van Blok 0 lijkt nieuw optimisme te brengen architecten binnen hetzelfde ruimtelijke kader totaal andere woningen ontworpen. De architecten constateerden dat dit model, in gestapelde vorm, een concreet antwoord kon zijn op het tot nog toe abstracte beeld dat onder veel mensen leeft van CPO. Binnen een strak framework dat een heldere gebouwvorm oplevert, kopen mensen voor ongeveer 250.000 euro een casco ruimte van circa vijf meter hoog die ze daarna naar eigen smaak met (of zonder) een architect naar keuze kunnen invullen. Er werd voor het gebouwtype een naam bedacht die de lading volledig dekt: Cascolofts. De Hoofden merkten dat de interesse voor deelname aan het project bij particulieren groeide nu er een concreet gebouwmodel was, gekoppeld aan één aantrekkelijk woningtype. Er was een aanbod gecreëerd dat een latente vraag opwekte. Daarmee is CPO verworden tot een hybride tus-

sen particulier opdrachtgeverschap en reguliere projectontwikkeling, met ditmaal niet de projectontwikkelaar maar de architect als aanjager van het ontwikkelproces.

GROEPSCOHESIE Het heldere beeld van een gebouw vol loftwoningen trok vele geïnteresseerden aan. Echter het vormen van een ware bouwgroep is stap twee. Het bleek dat van de vele geïnteresseerden er slechts een fractie overblijft die zich echt wil committeren aan het project. Verder bleek dat de particulieren niet idealistisch gedreven zijn in het vormen van een collectief. De gemene deler van de toekomstige bewoners is dat ze allemaal ‘gewoon’ een mooie woning op een mooie plek voor ogen hebben. Collectieve voorzieningen zoals zwembaden en binnentuinen blijken geen doorslaggevende reden te zijn voor deelname aan een groep. Het bijeenhouden van de groep is daarmee tot de taken van de architecten gaan behoren. Waar gebruik van sociale media als Facebook en Twitter vanzelfsprekend is, blijven fysieke contactmomenten doorslaggevend. Inmiddels organiseerden de Hoofden al meer dan tien inloopavonden die steeds serieuzer van toon werden. Om deelname te formaliseren werd uiteindelijk een bijdrage van 1.000 euro per woning gevraagd. De Hoofden schreven twee gebouwen in voor Blok 0 en momenteel werken ze aan een derde groep voor een ander plangebied in de Buiksloterham.

NIEUW OPTIMISME De 28 inschrijvingen voor Blok 0 zouden moeten inhouden dat er ook daadwerkelijk 28 volledige bouwgroepen geformeerd zijn. Dit blijkt niet het geval. Wat opvallend is, is dat de gemeente, waarschijnlijk uit angst voor een te laag aantal inschrijvingen, de drempel voor inschrijven zodanig verlaagd heeft dat ook regulier ontwikkelde gebouwen konden worden ingeschreven. Hierdoor is het voor particulieren ook mogelijk om te wachten en te zijner tijd ‘gewoon’ een woning te kopen van een projectontwikkelaar. Dit kan een reden zijn voor toekomstige bewoners om zich niet bij een groep aan te sluiten. Het animo voor collectief particulier opdrachtgeverschap op zich blijkt hiermee, in tegenstelling tot het animo voor een aantrekkelijke woning op een aantrekkelijke plek, nog lang niet zo vanzelfsprekend. Hoe dan ook lijkt de ontwikkeling van Blok 0 een nieuw optimisme in de Nederlandse woningbouwmarkt te brengen.—


EP Het loftappartement dat Marc Koehler ontwierp op het KNSMeiland diende als voorbeeld en inspiratie voor veel potentiële kopers (Fotografie: Marcel van der Burg)

Economie en Praktijk Cascolofts De Hoofden

119 — AWM 49


120 — AWM 49

Techniek Ney & Partners en J.L.Deru

CONSTRUCTIE

Begin dit jaar werd in het Belgische Riemst een bijzondere brug opgeleverd. De brug staat precies op de plek waar voor België de Tweede Wereldoorlog begon. De tuibrug overspant het verbrede Albertkanaal en herbergt in een van de landhoofden een museum. In verband met de verbreding van het Albertkanaal, tussen Antwerpen en Luik, diende de bestaande brug bij Riemst vervangen te worden. Het Belgische Ney&Partners won een aantal jaar geleden de prijsvraag met een plan dat het bureau samen met kunstenaar Jozef Legrand indiende. De uitwerking en de bouw namen de nodige tijd in beslag in verband met de logistieke eisen: de verbinding moest gedurende het gehele bouwproject intact blijven, terwijl ook de

doorvaart voor de binnenschepen niet belemmerd mocht worden. De totale lengte van de brug is 195 meter. De centrale vrije overspanning is 100 meter. De hoofddraagconstructie bestaat uit twee metalen kokers. De afmetingen van de kokers variëren: daar waar de krachten het grootst zijn, zijn de kokers dat ook. De kokers zijn duidelijk zichtbaar in het ontwerp opgenomen. Zowel aan de onderzijde als vanaf de brug geven ze gebruikers en passanten inzicht in de krachtswerking. De con-

structie wordt ook ingezet om het 18,5 meter brede brugdek te verdelen. In het midden is de ruimte voor het zware verkeer. De voet- en fietspaden bevinden zich aan de buitenzijde, gescheiden van het gemotoriseerde verkeer en beschermd door de kokers. Aan de zijde van Riemst is in het landhoofd een museum geïntegreerd dat aandacht besteedt aan de Tweede Wereldoorlog. Het massieve gebouw benadrukt de elegantie van de brugconstructie. (LZ)

Ney & Partners en J.L.Deru

Brug in Riemst


121 — AWM 49

KROMMING

ZILVERLING De gevel van woongebouw De Zilverling is gemaakt van stroken aluminium. Door een gepatineerde toplaag van zink en de detaillering met felsnaden lijkt het gebouw een vrij traditionele gevel van zink te hebben. Achter deze indrukken gaat een innovatie schuil in het INNO-felssysteem. Om de door de architect gewenste kromming in de gevel mogelijk te maken, moest een nieuwe fels worden ontwikkeld.

LEVS architecten

LEVS architecten ontwierp De Zilverling in de wijk Amsterdam Geuzenveld. In het kader van de stedelijke vernieuwingen in Amsterdam-West wilden de architecten de idealen van de tuinsteden – licht, lucht, ruimte – op een nieuwe manier vorm geven. Het is een opvallend gebouw geworden met een expressieve gevel. De 68 woningen hebben ruime balkons. Horizontale stroken in de gevel golven vanaf de buitenwanden ter plaatse van de balkons naar buiten, omsluiten vervolgens de balkons en vloeien aan de andere kant weer over in de gevel. Deze vorm maakt het nodig de gefelste banen zowel hol als bol te krommen. In samenwerking met aannemer en gevelbouwer zijn de profileer- en walsmachines doorontwikkeld om de profilering met de gewenste kromtestraal te kunnen realiseren. Op de werkplaats is een mock-up gebouwd, waarmee het felssysteem, de kromming zelf en alle aansluitingen geoptimaliseerd konden worden. Raamopeningen, gevel, borstweringen en balkons: alles vloeit in elkaar over. Door voor de balkons een trapezoidaal staalprofiel als achterconstructie te gebruiken kon de complexe detaillering relatief snel en prijsgunstig worden gerealiseerd. (LZ)

Marcel van der Burg

T

Techniek Korte berichten


122 — AWM 49

Maximale sluisbeleving Ontvangstpaviljoen Nationaal Park ‘de Maasduinen’, Well aan de Maas, CéGé Ingenieurs Bouwkunde


T

Techniek Ontvangstpaviljoen ‘de Maasduinen’ CéGé Ingenieurs Bouwkunde

Een in onbruik geraakte schutsluis vormt de locatie voor het ontvangstpaviljoen in het Nationaal Park ‘de Maasduinen’. CéGé Ingenieurs Bouwkunde heeft het paviljoen letterlijk in de sluis gehangen. “We willen bezoekers laten ervaren hoe het was om de sluis in een boot te passeren, een zeer indrukwekkende ervaring”, zeggen de ontwerpers. Ook andere delen van het sluiscomplex zijn in het ontwerp betrokken en zorgen voor een maximale ‘sluisbeleving’. Tekst Linda Zenger Fotografie Henk Schuurmans/DAPh

123 — AWM 49


124 — AWM 49

Plattegrond

4 2 3

7

1

1 5

6

5

1 2 3 4 5 6 7

entree expositieruimte horeca keuken toilet berging techniek

Doorsnede over de sluis

1

Stichting het Limburgs Landschap schreef in 2006 een prijsvraag uit voor een ontvangstpaviljoen voor het Nationaal Park ‘de Maasduinen’. Er werd verzocht de omgeving in het ontwerp te betrekken: de meren, de schutsluis en de bijbehorende bouwwerken. De sluis vormt de verbinding tussen het Reindersmeer en het Leukermeer, dat weer uitmondt in de Maas. Het Reindersmeer is kunstmatig ontstaan, door zandwinning. De sluis was nodig voor het afvoeren van het zand, via het Leukermeer naar de Maas. Sinds het stoppen van de

3

2

zandwinning zo’n vijftien jaar geleden wordt de sluis niet meer gebruikt. Beleving Cégé Ingenieurs Bouwkunde uit Lunteren ontwierp het ontvangstpaviljoen in de sluis. Vooral om de bezoekers de sluis te laten ervaren, maar ook om het landschap zo min mogelijk te beïnvloeden. Het paviljoen vormt op deze manier bovendien een verbinding tussen de beide sluiskades. Het gemaal wordt een groepsontvangstruimte en de sluiswachtertoren een kantoor.

1

In een bootje een sluis passeren is behoorlijk indrukwekkend: de betonnen wanden, het veranderende waterniveau en de enorme hoeveelheid water achter die gesloten deuren. “Die ervaringen willen we voelbaar maken om de bezoekers een maximale sluisbeleving te geven”, zegt Johan Cornelis van CéGé. “In de prijsvraag werd gevraagd een paviljoen te integreren in het landschap. Ook dat hebben we gedaan door het paviljoen in de sluis te hangen.” Behalve het paviljoen is er halverwege in de sluis ook een platform aangebracht. Hier kan men tot


T

Techniek Ontvangstpaviljoen ‘de Maasduinen’ CéGé Ingenieurs Bouwkunde

125 — AWM 49

Afgedaald op het plateau kunnen bezoekers de sluis goed ervaren

Het vermijden van details is niet de enige manier waarop de architect een te nadrukkelijke aanwezigheid van het gebouw heeft voorkomen. Er is ook naar zoveel mogelijk eenheid gezocht bij de aansluitingen die wel gedetailleerd moest worden. De roosters die de betonnen zwevende vloer omlijsten, komen terug aan de onderzijde van de dakrand


126 — AWM 49

zes meter in de sluis afdalen. Cornelis: “Ook hier ervaart men de beslotenheid van de sluis.” Na het stoppen van de zandwinning zijn de gesloten sluisdeuren aan het oostelijke einde van de sluis vervangen door een keermuur. De keermuur vormt de scheiding tussen de beide waterhoogten. Constructie Het ontvangstpaviljoen, dat onder andere 450 m2 horeca herbergt, bevindt zich aan het noordoostelijke einde van de sluis. Het gehele paviljoen is zo’n twee meter in het maaiveld verzonken. Constructief gezien is het paviljoen in drie segmenten op te delen. Links en rechts van de sluis bestaat de vloer uit een betonnen plaat. De ruimte tussen de sluismuren wordt overspannen door stalen balken. Hierop is eveneens een betonnen vloerplaat aangebracht. De vloer is losgehouden van de sluismuren. Langs de rand van de betonplaat zijn looproosters gelegd, waardoorheen het water zichtbaar is. Aan de ene zijde van de keermuur komt het water tot vlak onder de roosters, aan de andere zijde ligt het waterniveau veel lager. Over dit

rooster is het paviljoen ook buiten de openingstijden van de horeca te gebruiken als verbinding van de noordelijke naar zuidelijke sluiskade. De drie losse vloerdelen worden visueel bij elkaar gehouden door één groot dak. Langs de rand van het dak is een grote stalen randbalk aangebracht, die deze horizontale, verbindende lijn versterkt. De balk is 650 millimeter hoog. Constructief was dit niet nodig; de hoogte is gerelateerd aan de dikte van het dakpakket dat volledig achter de balk schuilgaat. Het dak rust op een aantal kolommen zowel binnen als buiten het paviljoen. De kolommen hebben, evenals de gevelstijlen, een donkere kleur gekregen. Zo vallen ze minder op en lijkt het dak te zweven boven het maaiveld en het water. Keuzes Hoewel het paviljoen boven de keermuur is gesitueerd, is het niet daar op gelegd. De reden is tweeledig: praktische argumenten zijn de onbekende draagkracht van deze muur en de noodzaak dat de muur voor onderhoud altijd goed bereikbaar moet zijn. De muur moet vanwege

Door de verdiepte ligging is de invloed van het paviljoen op de omgeving klein

zijn functie als scheiding tussen de waterhoogtes onderhouden kunnen worden. Anderzijds was deze beslissing voor de architecten vooral een conceptuele. Een ondersteuning zou geen recht doen aan de perceptie dat het paviljoen letterlijk in de sluis hangt. Op basis van dit hangende concept en het uiteindelijke beeld was er wellicht wel een andere voor de handliggende oplossing geweest. Het dak, zeker met zijn forse randbalken, was een uitstekende drager geweest, waaraan de vloer tussen de sluismuren opgehangen had kunnen worden: “Dat is inderdaad door ons hoofd gegaan”, vertelt Johan Cornelis. “Het zou echter hebben geleid tot veel forsere kolommen, wat weer indruist tegen onze tweede wens: de horizontaliteit van het landschap onderstrepen.” Een logische oplossing, omdat het paviljoen immers ontworpen is om juist dat landschap toegankelijk te maken voor het publiek. Met het paviljoen in Well aan de Maas heeft het Nationaal Park er dan ook een bijzondere entree bij gekregen. Het civieltechnische landschap is via de architectuur in het natuurlijke landschap ingebed.—


T

Techniek Ontvangstpaviljoen ‘de Maasduinen’ CéGé Ingenieurs Bouwkunde

127 — AWM 49

Details doorsnede dwars op de sluis

1

2

3 4

5

6

Details doorsnede in de richting van de sluis 1 2

1 2

3 4 5 6 7

HEA 650, thermisch verzinkt persrooster, thermisch verzinkt isolatieglas stalen kozijn RAL 7021 vensterbank, azobe gewapend beton stalen hekwerk RAL 7021

3 4

7

2

1

Opdrachtgever Stichting het Limburgs Landschap, Lomm Architect CéGé Ingenieurs Bouwkunde, Lunteren Constructeur Adviesburo K.J. de Krijger, Ede Technisch adviseur Technisch Buro De Vries B.V., Veenendaal Aannemer HKM Realisatie BV, Escharen Realisatie Mei 2012


128 — AWM 49

Straatperspectief

Kaskantoor Aayu architecten Met het ontwerp voor een kaskantoor heeft Aayu architecten het concept van de dubbele gevel een nieuwe dimensie gegeven. De gevel is meer dan een extra buffer tussen het buiten- en binnenklimaat waarin installaties zijn opgenomen. De ruimte biedt plaats aan landbouwgrond en bedient het gebouw op deze manier van vele extra’s. Tekst Linda Zenger Beeld Aayu architecten

Daniel Höwekamp en Luigi Pucciano van Aayu architecten ontwierpen het kantoor samen met DGMR, IMd Raadgevende Ingenieurs en stadslandbouwexperts van de WUR in het kader van een competitie. De dubbele gevel maakt deel uit van een groter concept waarin het gebouw op vele manieren bijdraagt aan zijn omgeving. Het gebouw is zelfvoorzienend op het gebied van warmte en elektriciteit. Warmte uit de kas wordt in de grond opgeslagen en plantenafval uit de kas levert weer biogas voor elektriciteit. Omdat het gebouw bovenop een bestaande hal is geplaatst is extra vloeroppervlak gecreëerd en is ruimte ontstaan voor stadslandbouw. De opbouw en detaillering van de gevel onderstrepen deze extra’s. De gevelvlakken zijn op een zodanig afstand geplaatst, dat ertussen een ruimte ontstaat die als kas kan functioneren. Werknemers kunnen hun eigen lunchingrediënten oogsten. De kas voorziet niet alleen in groenten en fruit, maar ook in extra gebruiksruimte in de vorm

van flexwerkplekken, rust- en vergaderplekken. Bij de detaillering speelt de verschillende levensduur van de gebouwdelen (constructie, gevels, installaties en inrichting) een grote rol. Door deze verschillende delen mechanisch met elkaar te verbinden is de mogelijkheid ontstaan een deel dat daar eerder aan toe is op eenvoudige wijze ook eerder te vervangen. Hierdoor kan elk onderdeel in het gebouw zo lang mogelijk worden gebruikt. De flexibiliteit van het gebouw wordt bovendien ondersteund doordat de indivuele werkplekken kunnen worden aangesloten op het ventilatie- en datasysteem dat in de vloer is opgenomen. De inrichting kan zo zonder veel moeite worden aangepast als dat nodig is. De houten constructie is in het zicht gelaten. Momenteel is het team met verschillende marktpartijen in gesprek om het concept in gebouwde vorm gestalte te geven. (LZ)


T

Techniek Kaskantoor Aayu architecten

129 — AWM 49

Principe geveldoorsnede

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

Naast de kasgevel is ruimte voor flexwerkplekken

12 8 13 14

1 2 3 4 5 6 7 15

8

16

17 18 19

9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19

beplanting substraat 400 mm wortelvlies, epdm underlayment luchtlaag underlayment 18 mm cellulosevlokken in vakken 240 mm constructie Kerto-Ripa vloer 30 x 600 mm multiplex 30 mm rolgordijn glas met folie beregening pe-bak met beplanting waterafvoer geïsoleerde binnengevel anhydrietvloer climalevel egalisatielaag bollenplaatvloer


130 — AWM 49


T

Techniek New Babylon Meyer en Van Schooten Architecten

Constructief ornament New Babylon, Den Haag, Meyer en Van Schooten Architecten Met de uitbreiding en verbouwing van Babylon in Den Haag tot New Babylon is het gebruiksoppervlak meer dan verdrievoudigd terwijl de footprint met slechts 30% is toegenomen. Achter de uniforme materialisatie gaat een van de meest complexe en grootste projecten van Meyer en Van Schooten Architecten schuil. Tekst Linda Zenger Fotografie Jan Paul Mioulet/DAPh

131 — AWM 49

Tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Bezuidenhoutseweg, het Koningin Julianaplein, het Centraal Station en het Anna van Buerenplein is sinds 2006 gebouwd aan New Babylon, een renovatie en uitbreiding van het Babylon dat in 1974 is opgeleverd. De locatie is uiterst complex en de bestaande bebouwing is verre van makkelijk te noemen. Het oude Babylon is een donker, introvert gebouw, dat nooit de waardering heeft gehad die het wellicht zou hebben verdiend. De aanpak door Meyer en Van Schooten Architecten is door gebruikers en passanten met open armen ontvangen. De bestaande functies zijn in aantal vierkante meters sterk uitgebreid en het wonen is toegevoegd aan het programma. “Het is wellicht ons meest complexe project”, meent architect Roberto Meyer. “Niet in de laatste plaats door wisselingen van opdrachtgevers.” Irène Horvers, die als projectarchitect de afgelopen negen jaar aan het project heeft gewerkt, vult aan: “Op mijn adressenlijst komen denk ik wel driehonderd mensen voor die allemaal gerelateerd zijn aan dit project.”


132 — AWM 49

Begane grond

3e verdieping

Het dakaanzicht geeft een indruk van de complexiteit Open omarming In verband met de wens de kantoren en het hotel deels door te laten functioneren tijdens de verbouwingen en omdat het extra programma niet op de bestaande fundering kon worden gebouwd, heeft Meyer en Van Schooten Architecten gekozen het oude Babylon te ‘omarmen’ met nieuwbouw. Hoewel een omarming een zekere insluiting suggereert, is de plint zo vormgegeven dat de link met het maaiveld, die in het oude Babylon ontbrak, hersteld is. Het gebouw opent zich naar de omgeving. Ondanks de omarming is de bestaande bouw goed zichtbaar. Dat garandeert zichtlijnen vanuit de bestaande kantoren naar de omgeving en de stad. Het meest prominent van de oude bebouwing is het hotel. In de nieuwe samenstelling heeft het zijn hotelfunctie behouden. Een omarming zoals bij de rest van het oude Babylon was door de plaatsing aan de rand van de kavel niet mogelijk. Toch wordt het hotel omarmd: niet langs de gevels, maar via het dak en de plint. Aansluiten op de bestaande fundering was hier niet mogelijk. Ook kon het bestaande gebouwdeel niet worden ondergraven voor het aanpassen


T

Techniek New Babylon Meyer en Van Schooten Architecten

133 — AWM 49

Openbare route Hotel Kantoor nieuw Kantoor bestaand Commerciele functies Woningtype 1 Woningtype 2 Woningtype 3 Restruimte

12e verdieping

Plattegrond hoogbouw De twee torens die de noordoosthoek en de zuidwesthoek van de kavel domineren hebben niet een eenvoudige rechthoekige plattegrond. Elke toren is opgebouwd uit twee schijven. Dit vloeit voort uit de ‘omarming’. Het maakt het aanzien van de torens slanker. Het grootste voordeel wordt echter duidelijk op de plattegrond. Op elke verdieping zijn zes woningen gerealiseerd. Het hebben van twee uitzichten is een grote meerwaarde voor een woning. Dit is dankzij de ‘splitsing’ het geval. Een groter aantal appartementen dat per verdieping door eenzelfde kern kan worden ontsloten is ook financieel gunstig.


134 — AWM 49

Het bestaande hotel is aan de boven- en onderzijde omarmd door nieuwbouw

van de fundering. De overbouwing is gefundeerd op een geheel eigen constructie, bestaande uit vier poten. De kantoren zijn als een tafel over het hotel gezet. Om een indruk te geven van de impact van deze beslissing: “De grote rioleringsbuizen rondom het hotel moesten tijdelijk worden volgestort met zand om niet te bezwijken onder het gewicht van de twee kranen die de tafelconstructie op zijn plaats hebben gehesen”, vertelt Meyer. Constructieve ornamenten De constructiemethode van de hoteloverbouwing is in de gevel duidelijk zichtbaar. De hoteloverbouwing vormt hiermee geen uitzondering; het thema komt op meerdere plaatsen terug. Overal waar speciale ingrepen plaats moesten vinden, is dit te zien. De constructieve ingrepen vormen de ‘afwijkingen’ in de gevel, de verbijzonderingen: het zijn als het ware constructieve ornamenten. De vakwerkspanten en stabiliteitskruizen in de gevels zijn hier net als de zwaar geconstrueerde glaskap over de tweede verdieping voorbeelden van. Ook de V-vormige kolom die het overstek aan de Bezuidenhoutseweg ondersteunt is zo’n ornament. “Door de ondersteuningen op het maaiveld samen te brengen wordt een autonoom element gevormd. Dit is versterkt door de kolommen aan de bovenzijde te elkaar verbinden met een witte balk”, licht Horvers toe. “Het element heeft de aannemer de nodige hoofdbrekens bezorgd. De bekisting verloopt van breed en ondiep aan de onderzijden naar smal en diep aan de bovenzijde. Prefabriceren was door de afmeting niet mogelijk.” Horizontaliteit De krachtige constructieve uitspraken worden versterkt door


T

Techniek New Babyloon Meyer en Va an Schoooten Architecten

Doorsnede dragende gevel woning

135 — AWM 49

Doorsnede dragende zijgevel woning

1 2 3 4 5 1

2 3 4 6

5 6

7

7

8

8

9

9

Bij het penthouse wordt de constructie omgevouwen naar het dak

1 2 3 4 5 6 7 8 9

aluminium kozijn met HR++ glas gezette aluminium cassette, blank geanodiseerd 3 mm isolatie 120 mm betonwand 300 mm, in het werk gestort wandafwerking cementdekvloer 70 mm isolatie 30 mm betonvloer 220 mm plafondafwerking


136 — AWM 49

Doorsnede niet dragende kantoorgevel

1

2 3 4

5

6 7 8

9

1 2 3 4 5 6 7 8 9

aluminium kozijn met massagekleurd vlakglas gezette aluminium cassette, blank geanodiseerd 3 mm isolatie 140 mm, sandwichgevel aluminiumbeplating aluminium sandwichgevel met HR++ glas cementdekvloer kanaalplaatvloer 400 mm betonnen balk 660 x 750 mm, geprefabriceerd systeemplafond

de terughoudendheid in de overige materialisatie. Deze is ondanks de grootte van het gebouw beperkt tot aluminium en glas. De functies in het gebouw laten zich niet direct lezen. Een bewuste keuze: “We wilden geen collage maken”, aldus Meyer. “De combinatie van de bestaande bouw en de toegevoegde volumes zorgen al voor voldoende contrast.” De verschillende bouwvolumes worden samengebonden met witte banden die over alle gevels doorlopen. Woningen en kantoren, beide worden door dezelfde gevelpanelen omsloten. De panelen bestaan uit horizontale, aluminium stroken en glas. De witte stroken hebben een hoogte van 400 millimeter. Ze voegen, versterkt door hun lichte kleur, een horizontale dimensie toe aan de verticale vormentaal die het complex door de torens op stedenbouwkundige schaal heeft. De horizontaliteit verbindt het wonen, het werken en de commerciële functies; oud en nieuw, hoog en laag. Hoewel van buiten niet direct als zodanig leesbaar, zijn er op detailniveau duidelijke verschillen tussen de detailleringen van de geveldelen per functie. Het glas in de gevelpanelen is afwisselend helder en gescreend. De ruimte tussen de gevelstroken is daardoor deels open en deels gesloten. De positie van de verschillende elementen uit de panelen is gerelateerd aan de functie erachter. Bij de kantoren is de hoeveelheid helder glas teruggedrongen om verblinding door zoninstraling te voorkomen. De onderdorpel van de kozijnen is hier bovendien zo laag mogelijk gesitueerd om de zittende werknemers uitzicht te geven. Horizontale kliklijsten benadrukken de lijnvoering en delen de ramen op en maken het mogelijk delen te openen. Bij de woningen is juist zo veel mogelijk helder glas toegepast met inachtneming van de regelgeving omtrent borstweringshoogten et cetera. Door de variërende positionering van de horizontale banen ontstaat er beweging in de horizontaliteit. Het eindresultaat doet onbewust denken aan de branding in de zee.


T

Techniek New Babylon Meyer en Van Schooten Architecten

De horizontale belijning is bij de kantoren versterkt door witte kozijnstroken

137 — AWM 49


138 — AWM 49


T

Bouwmethode Tegen de verwachting in gaan achter de uniforme materialisatie verschillende bouwmethodes schuil. Sommige delen zijn geprefabriceerd, andere in het werk gestort. Sommige torengevels zijn dragend, andere niet. De draagconstructie van de kantoren is geprefabriceerd en bestaat uit een skelet van vloeren en kolommen, waaraan een elementengevel is gehangen. De torens daarentegen zijn traditioneel gebouwd met een tunnelbekisting. In verband met de snelheid is ook hier prefab overwogen. Constructief gezien was dit echter niet voor de hand liggend. Met tunnelen kun je efficiënter construeren: de wanden zijn nu aan de vloeren gestort en vormen een stijf geheel. Terwijl elders in New Babylon de belangrijkste constructieve oplossingen worden benadrukt met een visueel accent, is dit in de torens minder consequent gedaan. Niet de in het oogspringende stabiliteitskruizen zijn het belangrijkst; de primaire dragers bevinden zich achter de dichte geveldelen. Hoewel de witte diagonalen het welhaast suggereren bevindt zich steeds hoger in het gebouw logischerwijs niet steeds constructie: de hoeveelheid dichte, constructieve panelen neemt af, waardoor er meer ruimte voor helder glas komt en de diagonalen zichtbaarder worden. Het zichtbaar maken van de diagonalen is deels een praktische overweging: “Er is zoveel dat je het haast niet weg kunt werken”, aldus Horvers. “Dat we er iets meer mee gedaan hebben is uiteraard wel een keuze.” De met wit aluminium omklede diagonalen zijn architectonisch ingezet om de torens te beëindigen. Ze zijn

Techniek New Babylon Meyer en Van Schooten Architecten

139 — AWM 49

om de dakrand gevouwen. Ter plaatse van het dakterras van het penthouse is dit duidelijk zichtbaar. Voor de architectonische continuïteit zijn de witte stroken ook doorgezet in de borstweringen van de balkons. Logistiek en stedenbouw Hoe complex de detaillering en constructie van het gebouw ook mag zijn, deze complexiteit valt welhaast in het niet wanneer gekeken wordt naar de stedenbouwkundige en logistieke organisatie. Zowel het organiseren van de bouw op zo’n drukke locatie als het organiseren van alle verkeersstromen tijdens het uiteindelijke gebruik. Lang niet alle uitdagingen zijn zichtbaar gebleven. “Ik heb nooit geweten hoeveel er onder de grond ligt!” aldus Horvers. “Er is een tunnel rondom de parkeergarage met alleen maar leidingen. Normaal zit het leidingwerk in twee stroken van anderhalve meter breed onder de weg. Rondom Babylon was daar geen ruimte voor. Alles ligt nu gestapeld langs de wanden in een tunnel van anderhalve meter hoog. De onderhoudsmonteurs kunnen er tussendoor lopen.” Routing en ontsluiting zijn misschien wel de meest cruciale thema’s, zowel in het ontwerp- en uitvoeringsproces als in het uiteindelijke gebruik. Daarbij gaat het niet alleen om de bewoners van de torens en de gebruikers van de winkels, de kantoren en het hotel. Ook passanten die het station in noordelijke richting verlaten, zullen het complex doorkruisen. Babylon maakt weer deel uit van de openbare ruimte, in organisatie en vormgeving. Daarmee is transformatie en verdichting een groot aantal stappen dichter bij een stedenbouwkundig succes.—

Opdrachtgever Babylon Den Haag bv: Fortress en SNS Property Finance BV, Den Haag Architect Meyer en Van Schooten Architecten, Amsterdam Projectarchitect Roberto Meyer Senior architect Irène Horvers Projectteam Aafke de Bode, Bas Hoevenaars, Gerard van Hoorn, Tommy Pwa, Jeroen Schilder, Job Stuijt Vloeroppervlak 143.500 m2 Constructeur Corsmit raadgevend adviseur bv, Rijswijk Installatieadviseur bv Adviesburo T&H, Nieuwegein Bouwfysisch adviseur DGMR raadgevend adviseurs, Den Haag Aannemer Bouwcombinatie New Babylon vof: Ballast Nedam NV en Boele & Van Eesteren, Den Haag Realisatie Medio 2012


Besturing van de Gira KNX / EIB installatie Gira tastsensor 3 Met de Gira tastsensor 3 kunnen diverse busfuncties van de Gira KNX / EIB installatie worden aangestuurd, b.v. lichtscènes opvragen, lampen schakelen en rolluiken of jaloezieën bedienen. Er zijn drie verschillend uitgeruste uitvoeringen verkrijgbaar: Basis, Comfort en Plus. De Gira tastsensor 3 is verkrijgbaar in verschillende kleuren en materialen, passend bij de Gira schakelaarprogramma‘s Standaard 55, E2, Event, Esprit, E 22 en F 100. De opschriften voor de wippen kunnen met de Gira labelservice in een paar stappen online worden aangemaakt. Meer informatie: Fax +31 (0) 36 - 7 11 35 99, Gira Technische Profi Hotline: Tel 08 00 - 2 35 44 72, www.gira.nl/tastsensor3 Afbeelding v.l.n.r.: Gira Tastsensor 3 Basis, Comfort en Plus in het schakelaarprogramma Gira E 22 Edel Staal

Neem een abonnement op de wekelijkse Architectenweb nieuwsbrief en blijf op de hoogte van het laatste architectuurnieuws.

architectenweb.nl/nieuwsbrief


141 — AWM 49

Colofon AWM Architectenweb Magazine #49 AWM verschijnt zes maal per jaar ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 92103 1090 AC Amsterdam tel 020 - 71 30 600 fax 020 - 71 30 601 info@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Jeroen van Oostveen jvo@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert Muis rm@architectenweb.nl Marit Smits ms@architectenweb.nl Ronnie Weessies rw@architectenweb.nl Linda Zenger lz@architectenweb.nl Eindredactie Paul Poley Medewerkers aan dit nummer Kirsten Hannema, Karen Heijne, Robert-Jan de Kort, Sjoerd Reitsma, Karin Roelofse, Aldo Trim Basisontwerp Solar Initiative, Amsterdam Vormgeving David Llamas Drukkerij Ipskamp Drukkers, Enschede Advertenties Bart Sakkers tel 020 71 30 600 sales@architectenweb.nl

Abonnementen Losse nummers € 19,50 Jaarabonnement (6 nummers) € 105,– Nabestellingen € 21,50 per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb B.V., minimaal vier weken voor de verschijningsdatum van het laatste nummer van uw abonnement. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand.

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

Linda Zenger Vakredacteur

Robert Muis Vakredacteur

Ronnie Weessies Vakredacteur

Marit Smits Bureauredacteur

David Llamas Vormgever

Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook. © 2012 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V. Het binnenwerk van AWM is gedrukt op FSC-gecertificeerd papier. Coverfoto Ulrich Schwarz

Jeroen van Oostveen Uitgever


In volgend nummer

50 ARCHITECTUUR

Boekenberg MVRDV TECHNIEK

Virtuele brandproef Ingenieursbureau CHRI

Arnhem Centraal Van beton naar staal

ECONOMIE & PRAKTIJK

Big BIM SBR PRODUCT & MATERIAAL

Verlichting Een overzicht van de nieuwste trends

Advertentie-index Archello 143 Architect@Work 44 Cement & Beton Centrum 11 Dutch Green Building Council 6 Gira 140

Glassolutions 42 Hewlett-Packard 2 Reynaers 3 Rockwool Rockfon 43 Saint Gobain 45 Solarlux 10 Wienerberger 144

Islamitisch Uitvaart Paviljoen Atelier PUUUR

Ook adverteren? Neem contact op met Bart Sakkers via 020 71 30 600 of mail naar sales@architectenweb.nl


h t i l o k i r t S t e m k r e t s Samen bedrijfstak

rs- en Afbouw Een deskundig partner voor de Stukadoo

Strikolith is al jaren een toonaangevende leverancier van kwalitatief hoogstaande gevelisolatie-, pleisteren verfsystemen voor de professionele markt in de nieuwbouw, renovatie en restauratie. Daarnaast kunt u bij Strikolith terecht voor een tech nisch advies, begeleiding en tal van vaktechnische opleidingen. Zo is er MyStriko. MyStriko-leden worden op de hoogte gehouden van de nieuwste ontwikkelingen op het vakgebied, hebben toegang tot uitgebreide informatie en genieten speciale voordelen.

Gaat u ook voor kwaliteit en zekerheid? Word dan lid en meld u aan op: www.strikolith.com/mystriko


Building Value

Terca straatbakstenen. Generaties lang. Kleurvast en blijvend mooi.

Als een straatbaksteen kon praten, zou hij niet uitverteld raken. Met verhalen die teruggaan naar een ver verleden. Terca straatbakstenen zijn authentiek, onderhoudsvriendelijk en zeer duurzaam. Straatbakstenen die generaties lang meegaan en daardoor ook nog eens kostenbesparend zijn. Laat u inspireren door de uitgebreide keuze via www.wienerberger.nl/straat

Wienerberger B.V. straatbakstenen@wienerberger.com | www.wienerberger.nl/straat


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.