visitors guide

Page 1

eXpo beel lAAG

The Ambition of the Territory Vlaanderen als ontwerp

AWJGGRAUaDVVTAT

Architectuurtentoonstelling & Atelier Vr 5 oktober 2012 > zo 6 jan 2013


The Ambition of the Territory Vlaanderen als ontwerp

AWJGGRAUaDVVTAT

Architectuurtentoonstelling & Atelier Vr 5 oktober 2012 > zo 6 jan 2013 openingsuren woensdag tot en met zondag 14 > 18 uur en bij voorstellingen 19 > 23 uur gesloten ma, di en feestdagen toegang gratis tentoonstellingsgids gratis

met de bijzondere steun van

in het kader van


The Ambition of the Territory Vlaanderen als ontwerp

The Ambition of the Territory presenteert Vlaanderen als een laboratorium om een nieuw ontwerpprincipe uit te testen. Eeuwen van consumptie van land en verspreide verstedelijking hebben geleid tot een fijnkorrelige, horizontale mix van functies. De verspreide verstedelijking wordt al te vaak beschouwd als de antithese van de duurzame en compacte stad. Maar wat als het ideaal van de compacte stad – en met dit ideaal het onderscheid tussen stad en open landschap – niet aangepast is aan de Vlaamse realiteit? Wat als Vlaanderen geen land is van compacte steden? Het nooit is geweest? In plaats van het territorium te confronteren met een onbereikbaar planningsideaal, gaat het collectief AWJGGRAUaDVVTAT op zoek naar een positief project voor Vlaanderen. Door onze (mentale) map van het territorium te hertekenen, kunnen het bestaande potentieel van het territorium naar boven halen. Ontwerpend onderzoek toont aan hoe de verschillende gebruiken van land aan elkaar gekoppeld kunnen worden in een ruimtelijk metabolisme. Op die manier kunnen we de verspreide verstedelijking, die we als weinig duurzaam omschrijven, omvormen tot een duurzame, metropolitane regio. Dat is de ambitie van het territorium. Vlaanderen als ontwerp — Atelier The Ambition of the Territory is de Belgische inzending voor de Biënnale van Venetië 2012. De tentoonstelling komt er op een moment dat de Vlaamse overheid aan het werk is met de opmaak van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dat de krijtlijnen uitzet van het territorium voor de komende decennia. Tegelijkertijd lanceerde de Vlaamse regering het project Vlaanderen in Actie (ViA), dat de ambitie nastreeft om Vlaanderen tegen 2020 tot de top tien van de Europese regio’s te laten behoren. Het onderzoeksproject The Ambition of the Territory is een oproep aan Vlaanderen voor een vernieuwde visie en een radicale ommekeer van de ruimtelijke planning en de maatschappelijke organisatie. The Ambition of the Territory op de Biënnale van Venetië is geen eindpunt, maar vormt de start van een breed maatschappelijk debat. De gelijknamige tentoonstelling in deSingel is daarom geen zuivere kopie van Venetië. In deSingel neemt The Ambition of the Territory de vorm aan van een atelier.

De komende maanden zullen experts, beleidsverantwoordelijken, ontwerpers en andere burgers intensief discussiëren, debatteren en ontwerpen. deSingel wordt een werkplaats voor ontwerpend onderzoek waar de ambitie van het Vlaamse territorium concreet gestalte krijgt. AWJGGRAUaDVVTAT AWJGGRAUaDVVTAT is een samenwerking tussen de Brusselse thinkand-do tank Architecture Workroom, het Nederlandse grafische bureau Studio Joost Grootens, het Franse stedenbouwkundige bureau GRAU, de Belgische architecten De Vylder Vinck Taillieu en de Belgische kunstenaar Ante Timmermans. Het project werd geïnitieerd door het Vlaams Architectuurinstituut en de Vlaams Bouwmeester. Die schreven gezamenlijk een ontwerpwedstrijd uit waarbij interdisciplinaire teams werd gevraagd een visie te formuleren op het concept van ViA Ruimte, een onderzoeksproject van de Vlaams Bouwmeester dat de Vlaamse overheid wil voeden bij het uittekenen van haar ruimtelijke beleid voor het komende decennium.


Pagina 4 – 5 plan tentoonstelling nog niet aangeleverd.


1. A Land Never — Studio Joost Grootens Tekenen en hertekenen: dat is de strategie van Studio Joost Grootens om het potentieel dat schuilgaat in het Vlaamse landschap zichtbaar te maken. Zijn cartografie A Land Never – een anagram van Vlaanderen – weigert het territorium in te delen in afzonderlijke zones voor wonen, industrie, landbouw, recreatie en natuur. Door de fijne korrel en de nabijheid van functies in het landschap te tekenen, geeft de kaart een beeld van het territorium zoals het werkelijk is: een soep van allemaal verschillende functies naast en door elkaar. Van een helder onderscheid tussen de compacte stad en de open ruimte is geen sprake. In de diversiteit en nabijheid van functies herkennen we de belangrijkste kenmerken van de compacte stad. Daar ligt de sleutel voor de omvorming van het Vlaamse territorium tot een duurzaam, ruimtelijk metabolisme. De kaart vormt het startpunt om de toekomst te ontwikkelen vanuit mogelijke synergieën tussen functies en niet langer vanuit het ideaalbeeld van een strikte scheiding tussen stad en landschap. 2. Zuid-Limburg — GRAU De streek rond Borgloon in het zuiden van Limburg is een idyllisch heuvellandschap met kastelen, kerken en boomgaarden. In de lente en de zomer lokt de streek vele toeristen. Er verblijven ook vele seizoenarbeiders uit Polen en India om te werken in de fruitteelt. Die diversiteit in gebruik en gebruikers van de ruimte leidt tot sociale en ruimtelijke conflicten. De landbouwactiviteiten in het gebied staan sterk onder druk van de stijgende woonbehoefte, de vraag naar recreatie en ecologische problemen. In plaats van de grenzen van de verschillende functies strikt af te bakenen, verweeft GRAU de verschillende ruimtegebruiken op strategische gekozen punten met elkaar. Nieuwe woningen, hotels voor toeristen, logementen voor fruitplukkers, lokale marktplaatsen en vrijetijdsvoorzieningen vormen stedelijke clusters in het landschap. Het zijn publieke plekken waar de diverse gebruiken en gebruikers elkaar niet langer kunnen ontlopen. Er ontstaat een territoriale collectiviteit. Landbouw, recreatie en wonen zijn op elkaar aangewezen. Ze hebben elkaar nodig. 3. Antwerpen-Brussel — GRAU Het gebied tussen Antwerpen en Brussel is een van de dichtst bebouwde regio’s van Vlaanderen. De oprukkende verstedelijking vormt een bedreiging voor de toekomst van de landbouw en de overgebleven natuurgebieden. In plaats van de groeiende ruimtevragen elk hun plaats toe te wijzen, verenigt GRAU de verschillende belangen in één ruimtelijk metabolisme. Locaties waar industriële activiteiten een overschot aan warmte en ener-

gie produceren, zijn ideale vestigingsplekken voor nieuwe, energie-intensieve landbouwactiviteiten. Huizen worden gegroepeerd rond de water-, warmte- en elektriciteitsnetwerken van de glastuinbouw. Landbouw en recreatie delen een plek in ‘productieve parken’. Het territorium wordt zo producent van diensten die de samenleving in staat stellen te overleven. In plaats van een defensieve bescherming van de open ruimte tegen de oprukkende verstedelijking, zet de strategie die GRAU in samenwerking met de Boerenbond uittekende, in op bescherming door ontwikkeling. Het productieve landschap structureert de toekomstige verstedelijking, en niet langer omgekeerd. 4. Eurometropool — Atelier Versailles Het territorium van de Eurometropool – het transnationale gebied rond Lille, Kortrijk en Doornik – is niet ontstaan als een systeem van compacte steden dat in een later stadium is dichtgeslibd door een oprukkende verstedelijking rond de kernen. De verstedelijking is daarentegen sinds de vroege middeleeuwen horizontaal georganiseerd. Het landschap kende reeds zeer vroeg een verspreide bebouwing, een diversiteit aan economische activiteiten en een verdicht infrastructuurnetwerk. Het gehele territorium was ingeschakeld in de stedelijke economie. Die kon bloeien dankzij een netwerk van bevaarbare rivieren waarlangs op strategische plaatsen stedelijke centra ontstonden. Willen we vandaag de Vlaamse economie verder ontwikkelen en bouwen aan een welvarende toekomst, dan moeten we teruggrijpen naar de stedelijke geschiedenis van dit deel van Europa en een beleid voeren voor een gebied dat de nationale grenzen overstijgt. Het samenwerkingsverband van de Eurometropool is het beste bewijs dat niet de oude natiestaten, maar de stedelijke en metropolitane gebieden de motoren zijn van de Europese economie. 5. ESTEE — architecten de vylder vinck taillieu ESTEE is een conglomeraat van een kantoorgebouw, een industriehal en een woning met tuin, gelegen langs een snelweg. Voor architecten de vylder vinck taillieu is dit de hedendaagse versie van de geliefde Vlaamse vierkantshoeve. ESTEE staat symbool voor het private initiatief en de Vlaamse ondernemersgeest. Leven en werken zijn niet langer elkaar uitsluitende functies, maar zijn innig met elkaar verweven. Het samenkomen van diverse functies op één plek is niet gepland, maar het resultaat van opeenvolgende investeringen van het familiebedrijf. De ruimtelijke dynamiek van de private onderneming is een doorn in het oog van planners en architecten. Ze strookt niet met het ideaalbeeld van een rationele opdeling van het landschap in zones voor wonen, industrie en natuur. Moeten we de realiteit aanpassen aan dit ideaalbeeld? Of kunnen we de dynamiek


van het private ondernemerschap gebruiken om te bouwen aan een alternatieve, hybride en welvarende leefomgeving? Kunnen we ESTEE transformeren van een eiland langs de snelweg tot de bouwsteen van een kwalitatief en duurzaam weefsel voor het territorium? 6. Rijn-Maas-Scheldedelta — Architecture Workroom We besturen en plannen Vlaanderen vandaag volgens één enkel principe voor het hele grondgebied. Vlaanderen heeft echter geen eenduidige identiteit, en heeft die historisch ook nooit gehad. Vlaanderen maakt deel uit van de Rijn-Maas-Scheldedelta, een netwerk van complementaire stedelijke gebieden. Elk van deze territoria heeft eigen economische en sociale kenmerken en een andere vorm van verstedelijking. Niet één stad verzamelt alle functies. Net als een wijk in een stad is elk deelgebied afhankelijk van de andere territoria voor andere activiteiten en kwaliteiten. De nieuwe kaart van de Rijn-Maas-Scheldedelta die Architecture Workroom presenteert, toont aan dat niet de oude natiestaten maar de complementaire territoria de meest geschikte eenheden zijn voor de planning, het bestuur en de ontwikkeling van een duurzame en welvarende samenleving. Binnen deze territoria moeten we op zoek naar een nieuw evenwicht tussen de stad en haar hinterland. Vlaanderen zal niet metropolitaan worden door te streven naar het onbereikbare ideaal van de compacte stad. De steden van de Rijn-Maas-Scheldedelta zijn geen eilanden te midden van een open landschap. In plaats van de stedelijke centra strikt van hun buitengebieden te scheiden, zoals vandaag gebruikelijk is, moeten we de band van het verstedelijkte landschap met de kernen versterken. Zo kunnen we ze ontwikkelen tot metropolitane territoria. 7. Deze tekst is nog niet definitief, maar zet deze al maar Verbeelding in Actie — Ante Timmermans De consumptie van goederen, diensten en ruimte heeft niet enkel een enorme impact op de ruimte, maar ook op de samenleving zelf: op het dagelijkse leven, op de bewoners, op de organisatie van de arbeid. Ante Timmermans belicht in zijn werk van woorden en tekeningen de positie van het individu dat zijn leefwereld en territorium ziet verschuiven als gevolg van culturele, sociale en economische transities. Verbeelding in Actie isoleert elementen die deel uitmaken van het landschap of die we gebannen hebben uit ons beeld van het landschap. Het creëert nieuwe landschappen en stelt de vraag naar de betekenis van het landschap in een veranderende wereld. Door de verbeelding centraal te plaatsen, transformeert Ante Timmermans de mentale kaart van onze leefomgeving.



Vier thematische projecties zijn opgebouwd uit één of meerdere kortverhalen. De verschillende interviews met actoren en experts zijn verwerkt tot compilaties van opinies en uitspraken. De geïnterviewden delen hun expertise en gaan tegelijk met elkaar in gesprek. A. IT IS NOT A COMPACT CITY THE EURO-METROPOLITAN TERRITORY THE TERRITORY AS PROJECT Lengte: 10’43” / Nederlands, Frans en Engels gesproken met Engelstalige ondertiteling

In gesprek met Erik Grietens, beleidsmedewerker, Bond Beter Leefmilieu; Bertille Pruvost en Sonia Te Hok, studenten ENSA Versailles; Paola Viganò, architect en stedenbouwkundige, Studio Associati Bernardo Secchi Paola Viganò; Peter Stabel, stadshistoricus, Universiteit Antwerpen. B. AGRICULTURE IN AN URBANISED LANDSCAPE TOWARDS PRODUCTIVE SYNERGIES FOOD IN FLANDERS FOOD FOR THE WORLD Lengte: 10’34” / Nederlands gesproken met Engelstalige ondertiteling

In gesprek met Peter Stabel, stadshistoricus Universiteit Antwerpen; Piet Vanthemsche, voorzitter Boerenbond; Rik Derwael, vennoot fruitbedrijf Derwael. C. LIVING AND WORKING FROM SEPARATION TO COMBINATION ENTREPRENEURIAL LANDSCAPE Lengte: 8’13” / Nederlands gesproken met Engelstalige ondertiteling

In gesprek met Peter Stabel, stadshistoricus Universiteit Antwerpen; Rudy T’Jolleyn, zaakvoerder Estee Industries; Erik Grietens beleidsmedewerker, Bond Beter Leefmilieu; Piet Vanthemsche, voorzitter Boerenbond. D. THE AMBITION OF THE TERRITORY Lengte: 7’23” / Nederlands en Engels gesproken met Engelstalige ondertiteling

In gesprek met Paola Viganò, architect en stedenbouwkundige, Studio Associati Bernardo Secchi Paola Viganò; Peter Stabel, stadshistoricus Universiteit Antwerpen; Erik Grietens, beleidsmedewerker, Bond Beter Leefmilieu; Piet Vanthemsche, voorzitter Boerenbond.


THE AMBITION OF THE TERRITORY AWJGGRAUaDVVTAT

‘Het lelijkste land ter wereld’: zo kwalificeerde Renaat Braem in 1968 onze regio. Het Vlaamse territorium was – en is vandaag nog meer dan ooit tevoren – een ongeordend landschap met een eindeloze nevenschikking van generieke bouwsels en functies. De banaliteit van het landschap, het gebrek aan stedelijkheid en de bricolagecultuur waren een doorn in het oog van de modernisten. Intussen is het denken over architectuur en stedenbouw sterk geëvolueerd, maar het algemene misprijzen voor het Vlaamse landschap is bij architecten en planners de voorbije decennia ongewijzigd gebleven. De vooronderstelling die aan de basis ligt van de veroordeling van het Vlaamse landschap in de discours van Braem tot op heden, is het ideaal van de compacte stad.

lijkaardige territoriale ontwikkeling kennen: de Veneto regio (Italië), de Zwitserse stedelijke valleien, de English Midlands (Verenigd Koninkrijk), de regio Katowice (Polen) of het noordelijke Rijnland (Duitsland). Deze gebieden zijn verstedelijkt, maar niet door een uitdijende concentratie van stedelijke functies en programma’s rond stedelijke aantrekkingspolen. De fijnmazige nevenschikking van functies vindt in deze regio’s ook tussen de traditionele stadskernen plaats. Voor deze Europese territoria moeten we op zoek naar een aangepaste visie. Een visie die de realiteit niet confronteert met een onaangepast planningsideaal, maar die de typische dynamiek van deze regio’s aanwendt om een andere, duurzame organisatie tot stand te brengen, zowel ruimtelijk, maatschappelijk als economisch.

Dit ideaal is vandaag nochtans meer dan ooit actueel. De vele maatschappelijke uitdagingen die op ons afkomen – denk aan de demografische explosie, de klimaatproblemen, het duurzame gebruik van energie en grondstoffen, de mobiliteitsproblemen, de aanhoudende consumptie van land – vragen om een radicale ommekeer in de manier waarop we onze ruimte moeten inrichten. Door met zijn allen dichter bij elkaar – in casu in de stad – te wonen, te leven en te werken, kunnen we onze voetafdruk beperken en de open ruimte vrijwaren van verdere verstedelijking.

Als we het idee laten varen dat de compacte stad het enige goede en duurzame model voor verstedelijking is, openen zich nieuwe perspectieven. We moeten de verspreide verstedelijking, omvormen tot een duurzame, metropolitane regio. Hiervoor moeten we vertrekken van wat reeds aanwezig is in het territorium. We moeten het potentieel van het territorium aangrijpen om een nieuwe dynamiek te creëren. Dat is de ambitie van het territorium.

Maar Vlaanderen is geen land van compacte steden. En is het nooit geweest. Weliswaar kent Vlaanderen op zijn grondgebied een dicht netwerk van veelal kleinere tot middelgrote steden, toch is het Vlaamse verstedelijkingspatroon in niets vergelijkbaar met de klassieke figuur van een periferie rond dominante stedelijke centra, zoals dat voor Parijs of Londen het geval is. De verstedelijking in Vlaanderen is overal. Het ideaal van de compacte stad – en met dit ideaal het onderscheid tussen stedelijke gebieden en open ruimte – is niet aangepast aan de Vlaamse realiteit. Het is een onbereikbaar ideaal. Het zadelt ons op met frustratie en schuldgevoel. Schuldgevoel omdat we er maar niet in slagen om ons territorium in te richten volgens het ideaal van de compacte stad. Frustratie omdat we het schaarse land blijven consumeren bij gebrek aan een betere visie. Een positief project voor Vlaanderen is afwezig. Vlaanderen is geen unicum. Elders in Europa zijn er regio’s die een ge-

Van consumptie naar productie Wat hier op het spel staat is zoveel meer dan de kwestie of we in een mooi of lelijk land leven. Het gaat ook om ecologie, onze voedsel- en energievoorziening, het klimaat, onze economie, onze huisvesting, onze welvaart. Het huidige ruimtegebruik zorgt voor een grote druk op de infrastructuur. Mensen moeten dagelijks vele kilometers afleggen van huis naar werk, van school naar recreatie of naar de winkel. De verspreide verstedelijking legt een enorme claim op de natuurlijke structuren, de biodiversiteit en de open ruimte. De nood aan een nieuwe ruimtelijke aanpak wordt nog verder aangescherpt door de economische en demografische ontwikkelingen. Als een van de economische motoren van het Europese continent trekt Vlaanderen vele nieuwe mensen aan. Tegen 2050 verwacht Vlaanderen 1 miljoen nieuwe inwoners. Burgers die allemaal een plek zullen zoeken om te wonen en een activiteit om in hun levensonderhoud te voorzien. Deze vooruitzichten betekenen voor Vlaanderen niet enkel een noodzaak maar ook een kans om te breken met het huidige


verstedelijkingsprincipe en te werken aan een alternatief planningsmodel. De kwestie raakt aan de fundamenten van onze welvaartsstaat. Deze is gebouwd op het principe van consumptie. Consumptie van grondstoffen, van goederen en diensten, maar ook van land. Bijna dagelijks bericht de krant over spanningen tussen natuurbehoud en landbouwactiviteit, tussen bedrijvigheid en wonen, tussen verstedelijking en het behoud van de open ruimte. Er ontstaat een gevecht om het gebruik van land. Verschillende sectoren maken aanspraak op elkaars land en beschuldigen elkaar van de negatieve effecten op de omliggende functies, op het klimaat of op de biodiversiteit. De consumptiemaatschappij botst vandaag op haar limieten. Als we onze welvaartsstaat – brede welvaart door herverdeling – niet overboord willen gooien, moeten we haar heruitvinden. Het principe van consumptie moeten we vervangen door een principe dat de samenleving, de verschillende ruimtegebruiken en het territorium op elkaar afstemt. Een ontwikkeling die de elementen op een productieve manier met elkaar verbindt, als een ruimtelijk metabolisme. We hebben nood aan een omslag van consumptie naar productie. Metabolische cartografie Tekenen en hertekenen. Dat is de strategie die ons moet wijzen op het potentieel dat reeds aanwezig is in het Vlaamse landschap. De traditionele kaart van het Vlaamse territorium voldoet niet. Zij verdeelt het territorium in zones bestemd voor industrie, wonen, natuur, recreatie en landbouw en is een weerspiegeling van de klassieke principes van planning en ruimtelijke politiek. De klassieke planning scheidt functies van elkaar om negatieve effecten te reduceren. Het resultaat is een stellingenoorlog tussen conflicterende belangen en ruimteclaims. A Land Never van Studio Joost Grootens toont evenwel aan dat de klassieke kaart niet strookt met de realiteit. De ‘metabolische cartografie’ van Joost Grootens is een instrument om het potentieel van een multifunctioneel territorium te kunnen vatten en weer te geven. Het instrument staat niet langer ten dienste van een consumptiegerichte planning. Het weigert het territorium te verdelen in stedelijke gebieden die gescheiden zijn van industrie-, natuur- of landbouwgebieden. Door de fijne korrel en de vermenging van functies van het metropolitane landschap te tonen, krijgen we een beeld van het territorium zoals het werkelijk is: een soep van allemaal verschillende functies naast en door elkaar. Van een helder onderscheid tussen stad en platteland is geen sprake meer. We zien eerder een fijnmazige mix van ruimtegebruiken die nog geen weefsel hebben gevormd. De kaart toont een opmerkelijke diversiteit van functies en een al even opmerkelijke nabijheid van verschillende gebruiken van land. Deze twee termen – diversiteit en nabijheid – zijn de woorden die vaak gebruikt

worden als de karakteristieken van de compacte stad. Hier ligt dan ook de sleutel tot de omvorming van het Vlaamse landschap tot een duurzaam territorium. De cartografie legt de basis voor een nieuwe lectuur van het landschap. Zij toont dat er in het landschap een enorm potentieel bestaat van horizontale relaties, uitwisselingen en combinaties van programma’s en functies. Verweving van wonen en werken Vlaanderen – en andere delen van Europa die door dit soort van verspreide verstedelijking worden gekenmerkt – zijn niet ontstaan en niet te sturen vanuit een centralistische organisatie. Noch bestuurlijk. Noch ruimtelijk. Noch economisch. Net zoals de ruimtelijke organisatie decentraal is, is ook de Vlaamse economie geen planeconomie. Het private initiatief en het ondernemerschap liggen aan de basis van de economische activiteit en de welvaart in dit deel van Europa. Vlaanderen is van oudsher een ondernemerslandschap. Het private initiatief heeft het territorium gevormd tot wat het vandaag is. Het private initiatief staat centraal in het project ESTEE van architecten De Vylder Vinck Taillieu (aDVVT). ESTEE is een conglomeraat van een kantoorgebouw, een industriehal en een woning met tuin, gelegen langs een snelweg. ESTEE is als het ware de hedendaagse versie van de vierkantshoeve. De vierkantshoeve is een oud model dat symbool staat voor de Vlaamse ondernemersgeest. Het samenkomen van functies op één plek is niet zozeer gepland, maar ontstaan vanuit de verlangens en risico’s die de ondernemer zelf wil en kan nemen. Het lot van de onderneming heeft zich in de tijd gematerialiseerd in de compositie en transformatie van gebouwen en bijgebouwen. In de hedendaagse versie van de vierkantshoeve staan niet langer de architectuurkwaliteit en de goede smaak van de objecten centraal. Alles draait hier om de kracht van de combinatie van functies en de koppeling van programma’s. Door het complex uit zijn context te plukken en te presenteren als een archetype of een model voor Vlaanderen, zetten de architecten de traditionele dogma’s van architectuur en planning op losse schroeven. Een rationele ruimtelijke planning kiest vandaag voor een georganiseerde consumptie van ruimte voor welbepaalde programma’s en functies. Wonen en werken zijn in deze logica elkaar uitsluitende functies. ESTEE is de antithese van dit principe: leven en werken zijn elkaars uitgangspunt, elkaars alter ego. ESTEE stelt de vraag of we de welvaart kunnen schoeien op een in Vlaanderen welbekende leest – het familiebedrijf – in plaats van de consumptie van het territorium te plannen via zoneringprincipes. Kan de ruimtelijke


organisatie van leven en werken op één plek een principe aanreiken om de structuur van het gehele horizontaal verstedelijkte gebied te herdefiniëren? Kunnen we ESTEE transformeren van een solitair eiland langs de snelweg tot het basisingrediënt van het territoriale weefsel? Tot een horizontale schakeling van wonen, werken en landschap die een duurzaam alternatief vormt voor het weefsel van de compacte stad? Ruimtelijk metabolisme In het gelijktijdige en meervoudige ruimtegebruik ligt de kiem voor een duurzame transformatie van het territorium. Dat toont de strategie van het stedenbouwkundig bureau GRAU voor de ontwikkeling van Borgloon in het zuiden van Limburg. Deze streek is een relatief open gebied dat gedomineerd wordt door landbouwactiviteiten. Dankzij de vele seizoenarbeiders die in de fruit- en groenteteelt werken, is er een dynamisch sociaal netwerk ontstaan, dat soms ook tot culturele conflicten leidt. De landbouwactiviteiten staan echter onder druk van de stijgende woonbehoefte, de vraag naar recreatie en ecologische problemen. In plaats van de grenzen van de verschillende programma’s en functies strikt af te bakenen en een compromis te sluiten tussen de diverse ruimteclaims, tracht GRAU de verschillende ruimtegebruiken op strategische gekozen punten met elkaar te verweven. Zo kan een woongemeenschap bijvoorbeeld de restwarmte van een nabijgelegen landbouwactiviteit gebruiken voor haar verwarming. Op die manier bereiken we niet alleen een grotere energie-efficiëntie, maar worden de landbouwactiviteiten en de woongemeenschap ook sterker met elkaar verbonden. Ze hebben elkaar nodig. Naast Borgloon maakte GRAU ook een ontwerp voor het gebied tussen Antwerpen en Brussel. Deze regio in het centrale deel van Vlaanderen kent een enorme verstedelijkingsdruk. Het is een van de dichtst bebouwde regio’s van Vlaanderen. De stijgende grondprijzen en de groeiende vraag naar ruimte voor recreatie zijn een bedreiging voor de toekomst van de landbouw. In de strategie die GRAU in samenwerking met de Boerenbond ontwikkelde, koppelt het bureau de verschillende uitdagingen aan elkaar, in plaats van ze, zoals gebruikelijk, sectoraal te behandelen. Locaties waar industriële activiteiten een overschot aan warmte en energie produceren, zijn ideale vestigingsplekken voor nieuwe energie-intensieve landbouwactiviteiten. Huizen worden dan weer gegroepeerd rond de water-, warmte- en elektriciteitsnetwerken van de glastuinbouw. Het doorgeven van overtollige energie, het hergebruiken van water of het recupereren van warmte worden sturingsprincipes om de meest geschikte locaties aan te duiden voor toekomstige programma’s en functies. De naast en over elkaar liggende systemen van landbouw, wonen, industrie, natuur en recreatie werken met elkaar samen en treden in interactie. Dat leidt tot onderlinge win-winsituaties en geeft de diversiteit van sociale en

economische activiteiten een plaats. De strategie van GRAU buigt conflicterende belangen om tot een territoriale collectiviteit. Zo ontstaat een nieuwe logica voor de ruimtelijke planning. De overgebleven open lobben in het steeds verder verstedelijkende territorium functioneren voortaan als ‘productieve parken’, waar landbouw en recreatie een gedeelde plek innemen. In plaats van een defensieve bescherming van de open ruimte tegen de oprukkende verstedelijking, zet de strategie van GRAU in op bescherming door ontwikkeling. De organisatie en de productiviteit van de onbebouwde ruimte structureren de toekomstige verstedelijking, en niet meer omgekeerd. Het landschap wordt productief. Het territorium is producent van diensten die de stedelijke samenleving in staat stelt te overleven. Het territorium vormt als het ware een ruimtelijk metabolisme. Deze nieuwe logica stelt ons in staat om te breken met het huidige principe van consumptie van land. Eerder dan de groeiende ruimtevragen naast elkaar te schikken in gebieden of zones, verbindt het productieve landschap de verschillende belangen in één ruimtelijk metabolisme. De demografische ontwikkeling en de economische evoluties leiden zo niet langer automatisch tot een verdere consumptie van het territorium. De transformatie van het territorium tot een duurzaam metabolisme wendt het potentieel aan dat reeds aanwezig is in het landschap. Door vanuit de ambitie van het territorium te vertrekken, kunnen we de bestaande diversiteit en nevenschikking van functies en activiteiten verder ontwikkelen tot een territorium met metropolitane kwaliteit. De verspreide stedelijkheid, kan misschien een van de grootste troeven worden van de Vlaamse regio binnen een Europese context. Globale transities Deze inzichten leiden tot een drastische verschuiving van de missie en de reikwijdte van de territoriale planning. De focus van planning lag in de laatste decennia bijna volledig op de organisatie van een netwerk waarin de dienstensector en de diensteneconomie ruimte kregen om zich te vestigen en te ontwikkelen. De missie van ruimtelijke planning verleggen naar het territoriale metabolisme, verbreedt de focus van de planning naar mogelijke synergieën tussen ruimtegebruiken en naar verschillende vormen van productiviteit in het verstedelijkte territorium. De ruimtelijke ontplooiing van de kennis- en diensteneconomie is gebaseerd op het idee dat innovatie, onderzoek en ontwikkeling dé economische roeping is van Europa in een veranderende wereld. In die visie zijn de westerse landen de hersenen van de globale economie en kan de handenarbeid zich vestigen waar de loonvoorwaarden het voordeligst zijn.


Vandaag staat die scheiding tussen hersenen en handen onder grote druk. Ook landen als India, Brazilië en China ontpoppen zich als koplopers van innovatie. Op zeer korte tijd hebben de groeilanden een enorme capaciteit ontwikkeld. Vanuit de interactie tussen hun sterke kennis- en maakindustrieën ontwikkelen deze landen zich tot de meest dynamische en innovatieve stedelijke economieën van de wereld. Dat brengt op zijn beurt een sociale transitie teweeg. Er ontstaan ook in die landen een middenklasse en een maatschappelijk debat over betere arbeidsvoorwaarden en hogere lonen. Als die lonen tijdens de komende decennia naar elkaar toegroeien, vervalt het voordeel van de wereldwijde verdeling van economische activiteiten. Als we onze visie en politiek niet wijzigen, blijft Europa verweesd achter als het oude continent dat zijn maakindustrie heeft afgestoten en niet langer de enige pool van kennis en innovatie is. Om competitief te blijven, moet Europa ook van de maakindustrie opnieuw een prioriteit maken. Vandaag zien we dat zowel de overheid als verschillende grote bedrijven in de Verenigde Staten reeds streven naar een terugkeer van de manufacturing industry. Dit fenomeen gaat vandaag nog in tegen de globale tendens van delokalisatie, maar opent een noodzakelijk perspectief op een meer competitief en divers economisch fundament voor Europa. De transformaties in de economie hebben niet alleen een grote impact op de ruimte, maar ook op de samenleving zelf: op de bewoners, op de organisatie van de samenleving en op de organisatie van ons werk. Ante Timmermans belicht in zijn tekeningen de positie van de mens als individu die – vaak passief maar soms ook actief – zijn gemeenschap, leefwereld en territorium ziet verschuiven als gevolg van mondiale transities. De verschuiving in het denkkader van consumptie naar productie is immers ook een sociale en culturele transformatie. De samenwerking tussen verschillende programma’s en activiteiten en het uitwisselen en delen van grondstoffen en energie betekenen zoveel meer dan een vorm van ruimtelijke of energetische efficiëntie. Het zijn transities die radicaal ingrijpen op de organisatie van de maatschappij en het leven van de mens. Binnen het nieuwe denkkader en ontwikkelingsprincipe ontstaat een context waarin de mens zich kan transformeren van consument tot actor in metropolitane en productieve territoria. Ondernemerslandschap De ontwikkeling van het Vlaamse territorium tot een fijnmazig verstedelijkt gebied is het resultaat van verschillende golven van verspreide bebouwing. De verstedelijkingsgolf na de Tweede Wereldoorlog geldt als de ruimtelijk vertaling van de consumptiemaatschappij. Die verstedelijkingsgolf leidde tot een drastische intensivering van de verspreiding en ver-

menging van ruimtegebruiken. Toch vormde die verstedelijkingsgolf geen breuk met de stedelijke ontstaansgeschiedenis van het transnationale stedelijke en economische complex waar Vlaanderen deel van uitmaakt, namelijk de Rijn-Maas-Scheldedelta. De fundamenten voor de verspreide bebouwing en verstedelijking in dit deel van Europa vinden we reeds terug in de vroege middeleeuwen. Sindsdien is het maatschappelijke en ruimtelijke organisatieprincipe niet fundamenteel gewijzigd, maar slechts in golven geïntensiveerd. De cartografische analyses en representaties door Atelier Versailles betreffen de Eurometropool: het transnationale gebied op de grens tussen Frankrijk en België, met Lille, Kortrijk en Doornik als belangrijkste polen. Ze tonen aan dat dit territorium niet het resultaat is van een systeem van compacte steden dat in een later stadium is dichtgeslibd door een oprukkende verstedelijking rond de kernen. De ‘onderlegger’ van de verstedelijking is daarentegen horizontaal georganiseerd in een territoriaal systeem van verspreide bebouwing, een diversiteit aan activiteiten en een zeer dicht netwerk van infrastructuur. De huidige verspreide verstedelijking vindt haar oorsprong in een steeds verdere verdichting van een nederzettingenpatroon dat reeds vanaf de vroege middeleeuwen het platteland bezette. Ook toen al was het private ondernemerschap een cruciaal onderdeel van onze cultuur. Sinds de middeleeuwen ontwikkelt het territorium zich vanuit de kleinste schaal van het ondernemen. Een woning was gelegen langs een infrastructuur, die de verbinding verzorgde met een van de stedelijke kernen. Aan de achterzijde gaf diezelfde woning toegang tot de landbouwgrond. Terwijl landbouwactiviteit een groot deel van het jaar de hoofdactiviteit was, nam de nevenactiviteit – bijvoorbeeld textielateliers, kleinhandel – over de eeuwen heen een steeds belangrijkere plaats in. De nevenactiviteit verplaatste zich langzaam naar de stad en werd hoofdactiviteit. Maar het nederzettingenpatroon, met woningen die vooraan aan de infrastructuur en achteraan aan het landschap zijn gekoppeld, is ongewijzigd gebleven. De flexibiliteit en kleinschaligheid van het nederzettingenpatroon kenden een veerkracht die levensnoodzakelijk bleek in tijden van economische crisis. De bewoners van het territorium konden steeds terugvallen op een zelfvoorzienend systeem van voedselproductie op het moment dat de handel en de stedelijke economie niet langer voor voldoende inkomsten zorgden. Het verstedelijkingspatroon materialiseert met andere woorden een robuuste, dubbele economische oriëntatie. In tegenstelling tot andere regio’s in Europa waar één economische activiteit dominant is – zoals bij voorbeeld de graanproductie in het Franse Picardië – is de Vlaamse duo- of multi-economie ingebed in de structuur van het territorium.


Transnationale metropolen Sinds de middeleeuwen ontwikkelde de Rijn-Maas-Scheldedelta zich als een netwerk van complementaire stedelijke handelskernen. Er was niet één stedelijke kern die alle functies absorbeerde en waarop het hele hinterland georiënteerd was, zoals in Parijs of Londen. Elk van de stedelijke centra stond voor een bepaalde economische activiteit en was tegelijkertijd afhankelijk van de andere steden voor andere activiteiten en producten. De textielproductie bijvoorbeeld, concentreerde zich in de regio tussen Lille en Gent omdat de landbouwgrond een hoogwaardige productie van vezels (bijvoorbeeld vlas) toeliet en omdat er via het dichte netwerk van waterwegen een directe verbinding bestond met havensteden zoals Antwerpen. De combinatie van territoriale factoren (kwaliteit van de grond, geografie, hydrografie) en de positie in het netwerk zorgde ervoor dat de Rijn-Maas-Scheldedelta zich kon ontwikkelen als een decentraal systeem van complementaire steden. Tussen dat netwerk van kernen en stedelijke knooppunten lag een lappendeken van territoria. Elk van deze territoria had een specifieke structuur en productiviteit. De wisselwerking tussen de economische specialisaties van de verschillende territoria en het steeds sterker wordende stedelijke systeem, maakt dat de Rijn-MaasScheldedelta tot op vandaag een van de meest welvarende gebieden van Europa is. Ondanks die historisch gegroeide diversiteit plannen en besturen we het Vlaamse territorium vandaag nochtans volgens één enkel principe. Binnen de politieke grenzen van de Vlaamse regio – of het Vlaamse Gewest – gelden dezelfde planningsprincipes. Daarnaast hebben ook lokale gemeenten en steden de bevoegdheid om de ontwikkeling van hun grondgebied te begeleiden en te sturen. Beide niveaus van bestuur en planning zijn onaangepast aan de stedelijke structuur en de territoriale verschillen. Geen van beide beleidsniveaus is in staat het territorium aan te wenden als een hefboom om de ontwikkeling te sturen en de grote maatschappelijke en economische uitdagingen te lijf te gaan. De geldende administratieve grenzen staan in voortdurend conflict met de realiteit van het territoriale systeem. Zowel de geschiedenis als de huidige dynamiek maken duidelijk dat Vlaanderen geen enkelvoudige identiteit heeft gekend of kent. We kunnen het ons daarom niet langer veroorloven om ons te laten leiden door het principe van one planning fits all. De regionale verschillen of specialisaties in landbouwproductie, industriële activiteiten of stedelijke structuren bevestigen de lezing van de RijnMaas-Scheldedelta als een collectie van complementaire verstedelijkte territoria. De kaart van Architecture Workroom schuift daarom de schaal van het territorium naar voren als het meest geschikte voor de planning, het bestuur en de ontwikkeling van een duurzame en welvarende samen-

leving. Binnen de Rijn-Maas-Scheldedelta onderscheidt de kaart verschillende territoria, elk met hun eigen ruimtelijke uitdagingen en kansen. Door het potentieel van de verschillende territoria aan elkaar te koppelen, kan een territoriaal metabolisme ontstaan. De toekomst van Vlaanderen hoeft dus niet bedacht te worden volgens één enkel principe voor het gehele grondgebied, maar vanuit de complementaire territoria. Sommige van die territoria bevinden zich binnen de grenzen van Vlaanderen, andere overschrijden de grenzen en zijn gelegen in verschillende gewesten of landen. Een bestuur dat uitgaat van de collectie van metropolitane territoria kan Vlaanderen hefbomen bieden om zijn toekomst in een Europese context te plannen. Bouwen aan de Europese welvaart Als we de landschappelijke organisatie en de productiviteit van Europa in kaart brengen, wordt duidelijk dat de Rijn-Maas-Scheldedelta een gebied is met een specifiek, decentraal stedelijk en territoriaal systeem. Als we de toekomst van dit systeem plannen vanuit de ambitie van het territorium, kan de delta zich ontwikkelen tot een alternatieve vorm van de metropool. Het metropolitane potentieel wordt echter zowel in Vlaanderen als in Europa niet erkend. Het metropolitane systeem is een onbegrepen en onderbenutte realiteit die nochtans op vele plaatsen in Europa aanwezig is. Het zijn gebieden waar de huidige en toekomstige welvaart buitenproportioneel wordt geproduceerd en waar tegelijkertijd de sociaaleconomische, demografische en ecologische uitdagingen het sterkst samenkomen. Deze stedelijke regio’s bieden concentraties van conflicten maar ook van kansen. Pas als we die met elkaar in verband kunnen brengen binnen goed functionerende ‘metropolitane machines’, kunnen we bouwen aan een evenwichtig en duurzaam Europees territorium van de toekomst. Europa is vandaag nog te veel georganiseerd als een verzameling van natiestaten. Met alle macht trachten de afzonderlijke landen de welvaart binnen hun landsgrenzen te beschermen. Ze willen de dynamiek in stand houden die hen sinds de Tweede Wereldoorlog heeft doen uitgroeien tot welvaartsstaten. Een dynamiek gebaseerd op de consumptie van ruimte, diensten en goederen. De natiestaat is echter achterhaald door de realiteit van het metropolitane territorium. Haar grenzen hebben vandaag nog slechts een culturele en organisatorische betekenis. De consumptiemaatschappij heeft vandaag haar grenzen bereikt. De koopkracht wordt met overheidssteun op peil gehouden om de machine draaiende te houden. De sociale verschillen groeien ondanks de herverdeling van rijkdom. Ruimte om verder te exploiteren is er niet meer. De jaren van explosieve groei hebben van welvaart een verworvenheid gemaakt –


iets wat er is, en wat juist verdeeld dient te worden. Maar nu de groei stagneert, blijken de principes van de welvaartstaat een blok aan het been. Ze zijn onmogelijk om staande te houden. Het lijkt wel alsof we in slaap gewiegd zijn door onze levensstandaard, die de vorige generaties collectief hebben opgebouwd. Alsof we zijn gaan geloven dat dit een eindtoestand is, verankerd in een stabiele maatschappelijke organisatie. Maar welvaart ontstaat niet in abstractie. Ze wordt geproduceerd op heel concrete plekken. Het zijn de metropolitane gebieden die op een buitenproportionele manier welvaart creĂŤren. Wereldwijd komen mensen samen in stedelijke gebieden om aan een betere toekomst te bouwen. Wereldwijd vormen metropolen de drijvende krachten van een mondiale evolutie waar welvaartscreatie gepaard gaat met het aanpakken van sociale, economische en ecologische uitdagingen. Europa kan niet achterblijven bij deze wereldwijde transities. Het moet daarom de focus radicaal verschuiven naar de productieve capaciteit van zijn stedelijke en territoriale organisatie. Van de consumptie van het territorium naar de ambitie die inherent besloten ligt in zijn verstedelijkte gebied. Om de welvaartscreatie opnieuw te verzekeren, moet Europa vertrekken van de ambitie van zijn territorium.


Biografieën AWJGGRAUaDVVTAT is een associatie van ontwerpers bestaande uit Architecture Workroom Brussels (BE), grafisch ontwerperbureau Studio Joost Grootens (NL), stedenbouwkundig bureau GRAU (FR), architecten De Vylder Vinck Taillieu (BE) en kunstenaar Ante Timmermans (BE). ‘The Ambition of the Territory’ kwam tot stand als antwoord op de projectoproep van het Vlaams Architectuurinstituut en de Vlaams Bouwmeester, om de invulling van het Belgisch paviljoen op de Internationale Architectuurbiënnale in Venetië aan te grijpen om de betekenis van Vlaanderen als grensoverschrijdende stedelijke realiteit in Europa bloot te leggen. Het multidisciplinaire team nodigde de fotografe Dieuwertje Komen (NL) uit om het Vlaamse verstedelijkte landschap in beeld te brengen. Het werk van de studenten van ENSA Versailles (FR) voor de ontwerpstudio over het grensoverschrijdende metropolitane gebied Eurometropolis Rijsel-Kortrijk-Doornik werd in de presentatie opgenomen. Het traject werd uitgezet en doorlopen in samenwerking met het team Vlaams Bouwmeester en het Vlaams Architectuurinstituut, via workshops en ateliers met partners, experten en stakeholders. AW Architecture Workroom Brussels (AWB) is een werkplaats voor innovatie binnen de architectuur, stedenbouw en andere aan de ruimtelijke ontwikkeling verwante disciplines. Haar centrale ambitie is het versterken van de maatschappelijke betekenis en rol van het ruimtelijk ontwerp en het ontwikkelen van vernieuwende ontwerpprincipes in relatie tot maatschappelijke uitdagingen. Door het initiëren en stimuleren van de ontwikkeling van – en het onderliggend debat over – nieuwe modellen, principes en visies voor de vormgeving van de leefomgeving. De focus van de acties die de werkplaats ondersteunt en onderneemt, is de architecturale toekomst van de stad in het algemeen, en van het verstedelijkte Europa in het bijzonder. Brussel, kleine kosmopoliete stad en Europese hoofdstad, is voor de werkplaats zowel een ideale internationale context als voorwerp voor ontwerpend onderzoek. JG Studio Joost Grootens werd opgericht in 1995. Joost Grootens studeerde Architectonische Vormgeving aan de Gerrit Rietveld Academy in Amsterdam. De grafische ontwerpstudio ontwerpt boeken over architectuur en stedenbouw en is gespecialiseerd in atlassen en kaarten. In hun cartografie vertalen ze complexe stedelijke en landschappelijke realiteiten van verschillende schalen tot inzichtelijke representaties. De Studio focust op het onwikkelen van strategieën, technologieën, producten, ... ten dienste van het in kaart brengen en begrijpen van onze steeds complexer wordende wereld. GRAU GRAU, een associatie van vier architect- urbanisten, is een bureau voor architectuur en stedenbouw met basis in Parijs. Hun naam ontlenen ze aan de

grijze schilderijen van Gerhard Richter. Geen middelmatig of tussengelegen grijs, maar een grijs dat een permanente spanning oproept. GRAU beschouwt de hedendaagse stad als een dens en intens grijs, net als Richters monochromen. Het is een stad waarin ideeën en stijlen gevochten hebben voor een bestaan zonder ooit te winnen of the verliezen. GRAU ziet de hedendaagse stad dan ook doorheen een grijze en ondoorzichtige werkelijkheid. Een plaats waar fysieke structuren aan de ene kant en alledaagse stedelijke fenomenen aan de andere kant samen bestaan met vaak verschillende en zelfs tegenovergestelde logica’s volgen. aDVVT Architecten De Vylder Vinck Taillieu is sedert 2010 de naam voor het bureau dat sinds 2008 het oude Jan De Vylder Architecten en Jo Taillieu architecten samenbracht en nu onder gemeenschappelijke leiding staat van drie architectzaakvoerders, Jan De Vylder, Inge Vinck en Jo Taillieu. Ze delen een intuïtieve aanpak en koppelen fantasierijke ingevingen aan pragmatiek. Ze komen tot grensverleggende resultaten die tot de verbeelding spreken en poëzie oproepen. Naast het maken van gebouwen is ook het ontwerpen van tentoonstellingen en meubels deel van hun praktijk. AT Ante Timmermans maakt tekeningen die met een vlijmscherp en onderzoekend oog aangrijpen op de banale thematiek van de routine van het leven. De tekeningen koppelen vaak woord en beeld, en kan men beschouwen als mind maps. Bij het tekenen gaat het om het registreren en doorgronden van de wereld, dit wil zeggen om een proces van waarnemen en denken dat het meest direct tot uidrukking komt in het even vluchtige als tijdloze medium van de tekening. Ante Timmermans’ cartografieën en topografieën van het denken in al hun verschijningsvormen zijn in feite poëtische reflecties over de wereld, waarin verleden, heden en toekomst in gelijke mate aanwezig lijken. In zijn actuele werk worden deze ideeën ook vertaald in installaties. Atelier Versailles Atelier Versailles is een afstudeerstudio van Ecole Nationale Supérieure d’architecture de Versailles uit het schooljaar 2011-2012, onder leiding van Djamel Klouche (l’AUC), bijgestaan door Joachim Declerck (AWB), en David Van Severen (Office KGDVS). Dieuwertje Komen Dieuwertje Komen fotografeert het stedelijk landschap. Haar fotografie toont haar nieuwsgierigheid voor de origine van de stedelijke ruimte en het gebruik ervan. Ze portretteert de plaatsen aan hun randgebieden, of in de nieuwe stadscentra, met soms een niet bedoelde vlucht uit de grote stedelijke metamorfoses bieden. Haar werk bevat een groeiende collectie aan foto’s - van plaatsen in en buiten Europa – die ons inzicht bieden in de stedelijke werkelijkheid.


colofon OPDRACHTGEVER Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur COPRODUCTIE Vlaams Architectuurinstituut Christoph Grafe Team Vlaams Bouwmeester Peter Swinnen, Stefan Devoldere, Bart Steenwegen deSingel Internationale Kunstcampus AWJGGRAUaDVVTAT CURATOR TEAM Architecture Workroom Brussels, Studio Joost Grootens, GRAU, architecten de vylder vinck taillieu, Ante Timmermans

Interviews Rik Derwael, Erik Grietens, Peter Stabel, Sonia Ter Hok en Bertille Pruvost, Rudy T’Jolleyn, Piet Vanthemsche, Paola Vigano METAALWERKEN Jozef Denoyel DRUKWERK TENTOONSTELLING Color Copy 2000, Shannon, Lettershop Edegem TYPEFACE TENTOONSTELLING Atlas Grotesk OPBOUW PAVILJOEN V.L. Projects

PROJECTLEIDING Katrien Vandermarliere

OPBOUW TENTOONSTELLING Techniek deSingel

Architecture Workroom Brussels Joachim Declerck, Roeland Dudal, Thomas Cattrysse, Diederik de Koning, Pieterjan Gijs, Nik Naudts, Tine Segers, Tanya Meuws, Pierre Violon

PRODUCTIEASSISTENT Hanne Platteeuw

Studio Joost Grootens Joost Grootens, Christiaan Drost, Ricardo Leite, Slavká Pauliková, Tine van Wel GRAU Ido Avissar, Erwan Bonduelle, Susanne Eliasson, Anthony Jammes architecten De Vylder Vinck Taillieu Jan De Vylder, Inge Vinck, Jo Taillieu, Kevin Joutel, Jean-Nicolas Ertzscheid, Theo De Meyer, Hanne Platteeuw, Kozuma Takafumi KUNSTINTERVENTIE Ante Timmermans Atelier Versailles Djamel Klouche, Joachim Declerck, David Van Severen, Emmanuelle Allaire, Pauline Cabiro, Mathieu Lucas, Bertille Pruvost, Quentin Sommervogel, Sonia Te Hok, Barbara Vialette ATELIER PARTNERS Boerenbond, Eurometropolis, Vlaanderen in Actie TEKSTREDACTIE Joeri De Bruyn FILMS Roel van Tour, Jan De Coster, Niki van Striem

ASSISTENTIE ANTE TIMMERMANS Theo De Meyer, Lize De Pauw, Dries Deleye, Jasper Hostens, Bart Oris, Sanne Spiessens, Jonas Van Belle, Silke Van Damme, Karel Vandamme MET DE STEUN VAN Goedhart Repro, Saint-Gobain Construction Product Belgium, V.L. Projects ViA Vlaanderen in Actie + logo ViA MET DANK AAN Eric Awouters, Bart Baets, Olivier Bastin, Jelte Boeijenga, Jan Boelen, Peter Cabus, Axel Clissen, Michiel Dehaene, Wivina Demeester, Rik Derwael, Yves Deweerdt, An Digneffe, Salomon Frausto, Charlotte Geldof, Paul Gerretsen, Dieuwertje Komen, Tom Lagast, Hans Leinfelder, Lars Lerup, Karel Lhermitte, Brigitte Mouligneau, Kris Nuyts, Henk Ovink, Heidi Pinxten, Michel Regnault de la Mothe, Renaat Roekaers, Janny Rodermond, Marc Rosiers, Peter Stabel, Rudy T’Jolleyn, Karel Tobback, Gert Van De Moortel, Jona Van der Cruyssen, Chantal Van Uytfange, Stan Van Pelt, Ilja Vandamme, Stef Vande Meulebroucke, Piet Vanthemsche, Jan Vermassen, Pascal Willekens, Jan Zaman Deze tentoonstelling vindt ook plaats van 29 augustus 2012 tot 25 november 2012 in het Belgisch Paviljoen op de 13de Internationale Architectuur Biënnale van Venetië 2012.




architectuur theater dans muziek

www.VAi.be

T +32 (0)3 242 89 70 JAN VAN RIJSWIJCKLAAN 155 / B-2018 ANTWERPEN

www.desinGel.be

T +32 (0)3 248 28 28 DESGUINLEI 25 / B-2018 ANTWERPEN

WORD fAn VAN DESINGEL OP fAcebook Het Vlaams Architectuurinstituut wordt betoelaagd door de Vlaamse Gemeenschap. Het programma wordt mogelijk gemaakt dankzij Nationale Loterij, Armstrong, ODS Jansen en Goedhart Repro. deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap en geniet de steun van de Provincie en de Stad Antwerpen. hoofdsponsor

mediasponsors


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.