Article—Wat architectuur nog vermag / Pieter T\'Jonck—A+238 (NL)

Page 1

9 771375 507012

BEL € 12,50 | INT € 19,50 TWEEMAANDELIJKS ICASD | BRUSSEL KANTOOR VAN AFGIFTE GENT X P405054 beeld © landinzicht

OKTOBER – NOVEMBER 2012

BELGISCH TIJDSCHRIFT VOOR ARCHITECTUUR

A+238 HET LANDSCHAP EN DE LANDSCHAPSARCHITECT IN BELGIË

LANDSCHAP IS DEMOCRATIE

13E BIËNNALE VAN VENETIË

WAT ARCHITECTUUR NOG VERMAG

TECHNIEK GROENDAKEN


tekst Pieter T’Jonck

70

A+238

BIËNNALE

WAT ARCHITECTUUR NOG VERMAG

Chipperfield windt er in zijn statement geen doekjes om. De samenleving begrijpt vaak niet wat architectuur kan bijdragen aan de vormgeving van de samenleving. Maar ook de architecten zelf zijn daar debet aan. Hij laakt ook de onhebbelijke gewoonte van architecten “to construct objects that would be akin to a scream in the midst of mediocrity”. Hij vergelijkt architecten zelfs met veredelde patissiers. Ze worden ingehaald om feestjes op te luisteren, maar verkwanselen zo hun echte taak : de vormgeving van het individuele of maatschappelijke leven. Chipperfield wil hier, tegen de stroom in, een aanzet geven tot een herstel van de band tussen architectuur en “civil society”. Enkel zo komen architecten de identiteitscrisis te boven. Tegelijk krijgt het publiek zo een beeld van hun denkwereld. Geen ‘Bauaustellung’ Chipperfield heeft het wel degelijk over architectuur, niet over stedenbouw. Hij vermeldt in zijn introductie bijna terloops ‘Architecture beyond building’, Aaron Betsky’s biënnale uit 2008. Geen woord echter over Richard Burdetts editie ‘Cities. Architecture and society’ uit 2006. Beiden benadrukten nog de stedenbouwkundige inbedding van de architectuur. Chipperfield vertikt dat. Hij zingt liever de lof van Venetië – en Italië – als de ideale locatie voor een architectuur-

De 13e architectuurbiënnale in Venetië ging onder een slecht gesternte van start : economische crisissen beloven nooit veel goeds voor het architectenberoep. Als curator David Chipperfield deze editie de titel ‘Common Ground’ meegaf, dan was dat echter omdat hij oordeelt dat de architectuur ook in een ander opzicht in een crisis verkeert.

tentoonstelling. Venetië kreeg immers vorm door gebouwen, niet door stedenbouw. Geen “voids” in deze stad! Drie intrigerende buiteninstallaties van – toeval of niet – drie Portugese architecten illustreren de kracht en impact van het gebouwde object perfect. Álvaro Siza bouwde in de tuin van de Arsenale een grillig verspringende dikke wand rond enkele bomen. Die roept treffend de ervaring van de Venetiaanse ruimte op. Aan de waterrand bespeelt een constructie van Eduardo Souto de Moura de zichten en verbindingen die architectuur mogelijk maakt of verhindert. De gebroeders Aires Mateus tarten de zwaartekracht door een constructie van gewelven over de waterrand te laten balanceren. Dergelijke installaties op ware grootte zijn hier echter uitzonderlijk. De Biënnale van Venetië is geen ‘Bauausstellung’ die echte gebouwen tentoonstelt, maar representeert architectuur vooral via andere media. Chipperfield wou echter, vanuit zijn afkeer voor prima-donnaarchitectuur, vermijden dat deze biënnale alleen maar ‘topgebouwen’ van ‘sterarchitecten’ zou documenteren. “I wanted […] my colleagues to react to the prevalent professional and cultural tendencies of our time that place such emphasis on individual and isolated actions. I encouraged them instead to demonstrate the importance of influence and of the continuity of the cultural endeavor, to illustrate common and shared ideas that form the basis of an architectural culture.” Hij verzocht de architecten die hij uitnodigde om eerder hun ideeënwereld, hun invloeden, hun verwachtingen en hun samenwerkingen te documenteren dan hun eigen werk. Het moet gaan over de ‘Common Ground’ als de echte voedingsbodem van de architectuur.

Humanisme Het is merkwaardig hoe verschillend architecten op deze uitnodiging reageren. Norman Foster pakt uit met een overdonderende videomontage waarin beelden van alle mogelijke types gebouwen en publieke plaatsen voorbij flitsen. Ze trekken de grote massa aan, voor zo diverse doeleinden als het genot van kunst of sociale strijd en zelfs kwalijke uitwassen als naziconferenties. Het laatste beeld toont Stonehenge. Alsof Foster wil zeggen : vanaf het prille begin manifesteerde de mens zich in en door architectuur. Die vaag humanistische retoriek klinkt nogal hol. Humanistische legitimaties voor de architectuur zijn hier echter wel schering en inslag. Een mooi voorbeeld daarvan is de installatie van Urban Think Tank en Justin McGuirk. Zij documenteren hoe arme Venezolanen een leegstaande kantoortoren in Gran Horizonte squatten. De installatie bestaat, naast slogans en foto’s van Iwan Baan, uit een restaurant met ruwe bakstenen muren. Waar anders dan aan tafel kan je beter praten over sociale uitdagingen? Ze kregen er de Gouden Leeuw voor van de biënnalejury. Architecten stellen zich in die installatie bescheiden op als dienaars van ‘de gewone mens’. Ze belijden de gedachte dat ze van hem ook iets kunnen opsteken. Die geest steekt ook de kop op in nationale paviljoens zoals dat van de VS of van Japan. Dat laatste toont hoe drie jonge architecten onder leiding van Toyo Ito een ‘Home for all’ bedachten voor, maar ook in nauwe dialoog met slachtoffers van de tsunami. De idee van participatieplanning beleeft hier een tweede jeugd. Op de problematische pretenties ervan wordt evenwel niet ingegaan : dit paviljoen sleepte de Gouden Leeuw voor landenpaviljoens in de wacht.


B Iテ起NALE

The Ambition of the Territory. Ontwerpen aan een metropolitaan Vlaanderen tot 6 januari 2013 deSingel, Antwerpen www.desingel.be gratis rondleidingen op de tentoonstelling op 18 november en 16 december 2012

ツゥ laura bown

DE MACHT VAN HET GELD EN DE ONGEBREIDELDE CONSUMPTIEDRANG HEBBEN DE ARCHITECTUUR DE NEK OMGEDRAAID.

A+238 71


B IË N N A L E

Hardcore architectuur Toch vormen dergelijke bijdragen een minderheid, zowel in de Arsenale als in de landenpaviljoens. Als er één ding opvalt bij deze editie, dan wel dat concrete gebouwen en plannen een eersteplansrol spelen. Je zou bijvoorbeeld verwachten dat het thema ‘Common Ground’ als vanzelf zou leiden tot aandacht voor de relatie architectuur-milieu, maar het tegendeel blijkt waar. Het Italiaanse paviljoen is dan wel volgestouwd met planten, een echt punt over duurzaamheid maakt dat land toch niet. Het Duitse paviljoen vertrekt van een ecologisch motief, maar snijdt dat in een aantrekkelijke presentatie onmiddellijk toe op de concrete bouwpraktijk. ‘Reduce/Re-use/Recycle’ past het principe van de ‘ladder van Lansink’ over recuperatie van afvalmateriaal toe op het bouwproces. De idee is dat we beter gebouwen een tweede leven geven dan steeds weer af te breken en te herbeginnen. De vraag is echter vooral : vanwaar die plotse terugkeer? In de vorige editie, ‘People meet in architecture’, onder leiding van Kazuyo Sejima, werd die omslag al aangekondigd, maar ging het toch nog vaak meer om ideeën en dromen. Hier is het betoog soms hardcore architecturaal. Toshiko Mori toont modellen op ware grootte van complexe bouwdetails van haar hand en van de hand van moderne meesters als Breuer, Johnson, Wright etc. O’Donnel + Tuomey bouwt een toren van houten plankjes, een ‘Vessel’ geïnspireerd door gedichten van Seamus Heaney. Daarbij leggen ze echter de link met baksteentechnologie die ze toepasten in eerdere ontwerpen en uitvoerig demonstreren. Voor het brede publiek zijn dat soort demonstraties vaak moeilijk te doorgronden. Bevattelijker, en fascinerend, is het werk van fotograaf Thomas Struth. In een tentoonstel-

© audrey contesse

A+238

© laura bown

72

ling binnen de tentoonstelling presenteert hij zijn beelden van steden. Er komt haast geen mens voor in deze beelden, waardoor gebouwen en straten als een zelfstandige realiteit met een eigen, soms zeer bevreemdend, karakter zichtbaar worden. Grandioos. Nostalgie Het lijkt alsof de slagzin ‘Common Ground’ tot een zekere nostalgie leidde. Nostalgie naar de tijd dat de architectuur nog een maatschappelijke factor van betekenis was en bouwen nog een ook figuurlijk gewichtige zaak? Of plooien architecten zich op hun ‘core business’ terug omdat het beroep door de crisis danig in de verdrukking raakt? De Spaanse architecten kunnen daarvan meespreken. Luis Fernández-Galiano maakt hun vertwijfeling tastbaar. Door de crisis zitten ze aan de grond, al stonden ze aan de wieg van een belangrijk stedelijk reveil door hun spraakmakende projecten. Dat demonstreert hij in een performance : piepkleine maquettes van roemruchte ontwerpen worden in laden verstopt. Je hart slaat een slag over bij die ellende. Zelfs OMA, een vaste gast op deze biënnale, die je toch niet meteen van nostalgie zou verdenken, blikt terug op het verleden. Koolhaas heft een rouwzang aan op het verlies van de utopie van de architectuur als maatschappelijk project. Hij zet hier belangrijke publieke gebouwen uit de jaren 1960-1970 in de kijker, megacomplexen als het Londonse South Bank Center of het gemeentehuis van Cergy-Pontoise bij Parijs. Die gedurfde projecten werden bedacht en uitgevoerd door architecten die als ambtenaar werkten voor grote stedelijke planningsbureaus. Ze voelden niet in het minst de behoefte om te schitteren als sterarchitect, maar hun werk bepaalt nog

steeds die steden. Door de voortschrijdende privatisering kwijnden die planningsbureaus echter volledig weg. Het bewijst dat met dat verscheiden ook het geloof in de publieke zaak en sector verzwonden. Patisserie De klacht van Koolhaas rijmt met Chipperfields veroordeling van architectuurpatisserie, maar wordt door Crimson Architectural Historians ook cijfermatig, met een groene lach, onderbouwd. In een hilarische beeldmontage, naar het model van middeleeuwse triptieken, demonstreren zij dat architecten nog enkel voor culturele projecten – Chipperfields patisserie – mogen opdraven, maar buitenspel staan bij belangrijke maatschappelijke opgaven als de bouw van nieuwe steden. Hun utopische gedachtegoed rond de ‘new towns’ uit de 20e eeuw heeft afgedaan. Nieuwe steden zijn grote financiële operaties die mikken op de happy few die er kunnen schuilen tegen de boze buitenwereld. Weinigen wagen zich echter aan een verklaring waarom het ooit zo verkeerd kon lopen. Het Israëlisch paviljoen is één van de weinige plekken die een werkelijk bijtende kritiek levert op de huidige productievoorwaarden van de architectuur. Als je het paviljoen binnenstapt blijkt de hele begane grond een ‘gadget shop’ te zijn. Pas als je naar de etage gaat zie je waar die gadgets vandaan komen : de expo zet uiteen hoe het neoliberalisme de aard en kwaliteit van gebouwen en publieke ruimte in Israël op enkele decennia tijd volledig veranderde. In de vroegere sociale welvaartsstaat regeert nu de macht van het geld en ongebreidelde consumptiedrang. Die ‘commodification’ heeft de architectuur de nek omgedraaid.


Tweede natuur Enkele installaties gaan zeer diep in op de bewuste of onbewuste tradities en geplogenheden van het bouwen. De Zilveren Leeuw ging bijvoorbeeld naar het ontwerp voor een

A+238 73

kunnen ontstaan uit grote misverstanden en hoe vorm en inhoud nooit perfect overlappen. Een van de meer spitante bijdragen, maar je moet er wel ruim de tijd voor nemen. Dat geldt niet voor de vrij kleine, maar precieuze maquette die de Duitser Robert Burghardt toont. Het is een collage van iconen van het modernistische bouwen. Dat sublieme cadavre exquis, dat geen enkel nut heeft, wilde hij laten bouwen op de locatie van het recent afgebroken ‘Palast der Republik’, het Oost-Duitse volkspaleis annex parlement dat recent om onbegrijpelijke motieven – afgezien van een diepe haat tegen al wat aan de DDR herinnerde – afgebroken werd. Als een soort herinnering aan de turbulente geschiedenis waarvan wij de erfgenamen zijn, kan dat project – gebouwd of niet – tellen.

vlnr Het Belgische paviljoen, Norman Foster (in de Arsenale), OMA (in de Giardini, centraal paviljoen), San Rocco (Arsenale)

© audrey contesse

© audrey contesse

Een van de nevenverschijnselen van die ontwikkeling is de groeiende macht die (virtuele) media hebben over het publieke debat. Herzog & De Meuron documenteren hoe de combinatie crisis-mediadebat hen in het project voor de Elbphilharmonie erg zuur opbrak. Dit gebouw had de parel op de kroon van de nieuwe ‘Hafencity’ van Hamburg moeten worden, maar contractuele ruzies, budgetten die ontspoorden en investeerders die afhaakten hebben tot eindeloze vertragingen in de bouwwerken en tot een inkrimping van het volume geleid. Alle partijen rolden vechtend over de straat, en de Duitse kranten maten dat breed uit. Herzog & De Meuron geven die krantenartikels hier weer zonder commentaar. Aan de bezoeker om na te denken over de ‘autonomie’ van het ontwerp in dit tijdsgewricht. FAT, Architectural Doppelgängers Research Institute, San Rocco en Ines Weizman wezen in een erg geestige installatie op een andere bedreiging voor de architecturale traditie. Modellen als de ‘Villa Rotunda’ werden in de architectuurgeschiedenis eindeloos gekopieerd en gerecycleerd, maar nu kunnen architecten lang niet meer zo vrijelijk met zo’n specifiek ontwerp omgaan door de opmars van de auteursrechten als allesoverheersend economisch principe. Dat testte het collectief eens uit door te proberen de rechten te pakken te krijgen op het ontwerp voor een woning voor Josephine Baker van Adolf Loos. Je gelooft je ogen niet als je het leest.

B IËNNALE

campus in Lima van Grafton Architects. Zij onderbouwen dat door een parallel te trekken met eeuwenoude architectuur als Machu Picchu en met roemruchte voorgangers als de Braziliaan Paolo Mendes da Rocha. In al die gevallen wordt de architectuur een soort tweede natuur, een tweede grond bovenop de natuurlijke. Cino Zucchi, die vereerd werd met een speciale vermelding, toont een losse compositie van toonkasten vol gelijkaardige objecten – geen architectuurobjecten, ook geen ontwerpen van zijn hand, maar bijvoorbeeld asbakjes of haspels of foto’s van gelijkaardig geklede mensen. Ze suggereren dat onze materiële cultuur een ongedachte maar toch beslissende voedingsbodem is voor architectuur. Hij kreeg daarvoor een speciale vermelding van de jury. Omgekeerd toont Caruso St John in een groepstentoonstelling het belang van een intellectuele reflectie op en dialoog met de geschiedenis. Geestelijke leidraad is het werk van de Britse maniëristische architect John Soane. Er zijn trouwens enkele prachtige tekeningen uit zijn studio te zien. Dirk Somers’ Bovenbouw Architecten speelt in dit tegendraadse manifest een mooie rol. Zijn gedachten werkt hij in een bijdrage aan het jongste Jaarboek Architectuur Vlaanderen ook nader uit. Lichtvoetiger, zelfs ironisch, is de bijdrage van San Rocco, het tijdschrift dat slechts twintig keer zal verschijnen om een vooraf bepaalde reeks thema’s te behandelen. Hier toont men de resultaten van de editie over ‘samenwerkingen’ in de architectuur als een reusachtig lange tafel vol maquettes en teksten. Die documenteren projecten waar twee of meerdere architecten aan werkten, soms met een interval van meerdere eeuwen, soms tegelijkertijd. Je leert er uit hoe meesterwerken

Kunst Kunst, als natuurlijke gesprekspartner van de architectuur, was een weerkerend thema. Chipperfield nodigde zelfs het Zwitserse kunstenaarsduo Peter Fischli en David Weiss (die laatste stierf nog voor de opening van de expo) uit. Hun beelden van luchthavens onthullen het anonieme, contextongevoelige karakter van deze epicentra van het moderne leven. Alleen klonk die boodschap een beetje belegen. Architect Peter Märkli ontleedde de verhoudingen van een zaal binnen de Arsenale. Volgens de aslijnen ervan plaatste hij precies georiënteerde, zware betonnen sokkels. Daarop verrezen vijf ruwe sculpturen van de menselijke figuur van Hans Josephsohn en één beeld van Alberto Giacometti. Het geheel ademt een sfeer van ‘diepe waarheden’, ten koste van de pertinentie van het verhaal. Die pertinentie is er wel bij de installatie van Paul Robbrecht,


A+238

B IË N N A L E

DIT SOORT MEGAEVENEMENTEN WORDT GETEISTERD DOOR OVERDAAD. HET IS DAN OOK JAMMER DAT ER NIET WAT STRENGER GESELECTEERD WERD.

© tine cooremans

74

Paul Robbrecht, Hilde Daem en Marie-José Van Hee (in de Arsenale)

Hilde Daem en Marie-José Van Hee. Enkele bescheiden maquettes en vooral de films van Maarten Vanden Abeele illustreren de lange samenwerking tussen deze architecten. Minstens zo belangrijk is echter de expliciete link die ze legden met het werk van kunstenaars als Luc Tuymans en Anne Teresa De Keersmaeker en curatoren als Chris Dercon en Laurent Busine. Zij worden hier opgevoerd als belangrijke gesprekspartners. Uiteraard kon ook Cristina Iglesias hier niet ontbreken (Robbrecht en Daem ontwierpen samen met haar de Leopold de Waelplaats aan het KMSK in Antwerpen). Haar ‘dak’ van geweven metaal ‘Passage V (The Dreams)’ bepaalt zelfs het beeld van de installatie. Overdaad schaadt Al bij al biedt deze biënnale een erg rijk palet van gedachten rond de idee ‘Common Ground’. Er valt veel meer te zien dan hier zelfs maar opgesomd kan worden. Dit soort mega-evenementen wordt inderdaad geteisterd door overdaad. Het is dan ook jammer dat er niet wat strenger geselecteerd werd. Niet iedereen ging immers even intelligent met de vraag om. Het was zelfs onthutsend om zien hoe schraal de bijdrage was van enkele ‘sterren’. Hans Kollhoff vulde een zaal met modellen. Het ging zowel om studies van de renaissancistische gevelopbouw door zijn studenten aan de ETH Zürich, als om studies voor de gevels van zijn wolkenkrabber aan de Potzdammer Platz in Berlijn. Vooral daaruit bleek zijn obsessie met het klassieke Berlijnse bouwblok, maar nieuwe gedachten leverde dat niet op. Ook Zaha Hadid zette vooral haar eigen werk in de kijker, met o.a. een spectaculaire, dubbele conische structuur van metaalplaten. Ze toont in een didactische

installatie echter ook waar ze de mosterd haalde. Onderzoeksmodellen van ingenieurs als Heinz Isler, Frei Otto of Felix Candela reveleren hoe overtuigende vormen ontstaan uit doorgedreven structureel onderzoek. Intrigerender zijn twee installaties van Valerio Olgiati en Tod Williams Billie Tsien Architects die drijven op een vergelijkbaar idee. Olgiati hing in een zaal van de Arsenale een smetteloos wit volume, een zwevende tafel, op. Erboven hangt een nog veel imposantere, even witte platte balk. Op de tafel tonen een hele rist bekende architecten de beelden die hen tot inspiratie dienden. Sommige zijn geestig en relevant. Diener & Diener beperkt zich tot slechts twee foto’s. Een ervan toont een opstapje naar een terras gemaakt van… gestapelde boeken. Sommige zijn ronduit pretentieus. MVRDV toont zo een leeg wit vlak als visuele inspiratiebron. Nauwelijks geloofwaardig als je even verder hun film ‘The Why factory’ ziet : een cynische dan wel stuitend naïeve parabel over een nieuwe stedenbouw gebaseerd op vrij initiatief en vrije samenwerking. De ‘Wunderkammer’ van Williams en Tsien doet iets analoogs : in een paviljoentje in de tuin van de Arsenale brachten zij dozen bij elkaar waarin bekende architecten hun favoriete objecten staken. In beide gevallen berust de aantrekkingskracht van de installatie echter toch meer op het ‘appeal’ van de ‘stars’ dan op de intrinsieke betekenis van de beelden. Dat is ook de achillespees van de selectie van Chipperfield. In weerwil van zijn concept zie je hier relatief weinig opkomende en vooral veel gevestigde namen. Peter Zumthor is hier bijvoorbeeld vertegenwoordigd in een film van Wim Wenders die hem haast als een goeroe opvoert. Weinig ‘Common Ground’ hier.

Een even oude rakker als Luigi Snozzi doet, alweer vooral via films, het thema meer recht aan. Zijn rehabilitatie van kleine stadskernen wordt verteld aan de hand van de collectieve inspanning van bestuurders en bewoners die het ontwerp dragen en mogelijk maken. Planning en stedenbouw zijn op deze biënnale nauwelijks aanwezig. Notoire uitzonderingen daarop zijn het Franse en Belgische, door de Vlaamse Gemeenschap ingevulde paviljoen. Dat paviljoen gaat dus tegen de tijdgeest in, ook al liet Architectural Workroom Brussels (AWB) zich wel leiden door het thema ‘Common Ground’. Letterlijk zelfs. AWB verzamelde een groep kunstenaars, stedenbouwkundigen, architecten en cartografen rond zich om een nieuw toekomstperspectief voor ons versnipperde landschap te schetsen. ‘The ambition of the territory’ wil daarmee een architecturaal-stedenbouwkundige vertaling bieden van het beleidsperspectief ‘Vlaanderen in Actie’ (ViA). De grondgedachte hier is dat het model van de ‘compacte stad’ niet toepasbaar is op gebieden als Vlaanderen of de Veneto, die een eeuwenoude traditie van verspreide ontwikkeling kennen. Die veroordelen als ‘urban sprawl’ gaat voorbij aan de specifieke kwaliteiten en ontwikkelingskansen ervan. Een gerichte ontwikkeling van synergieën tussen industrie, recreatie, landbouw en woongebieden kan hier uitkomst bieden. De boodschap kwam in Venetië echter niet sterk uit de verf door een teveel aan weinig trefzeker opgesteld materiaal. De zustertentoonstelling in de Singel in Antwerpen blijkt het op dat punt veel beter te doen. Een terechte herkansing…


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.