Verslag
Ontwerpateliers gebouw - stad - landschap
De ruimtelijke impact van duurzame energie 13 december 2017
Colofon Zwolle, 13 december 2017 Architectuurcentrum Rondeel www.rondeeldeventer.nl info@rondeeldeventer.nl Architectuurcentrum Twente www.architectuurcentrumtwente.nl info@architectuurcentrumtwente.nl Zwols Architectuur Podium www.stichtingzap.nl info@stichtingzap.nl Het Oversticht www.hetoversticht.nl info@hetoversticht.nl
Inhoud Inleiding 5 Gebouw 7 Stad 13 Landschap 23
3
4
Inleiding Architectuurcentrum Rondeel zet in 2017 in op het thema ‘De ruimtelijke impact van energietransitie op rood, grijs en groen’. In dit kader organiseert Rondeel in samenwerking met Architectuurcentrum Twente, het Zwols Architectuur Podium (ZAP) en Het Oversticht drie ontwerpateliers. Uiterlijk 2020 wil de provincie Overijssel dat meer dan 42.000 koopwoningen energielabel B hebben. Deventer wil 3000 woningen per jaar energetisch verbeteren en over veertien jaar helemaal energieneutraal zijn. En de plannen van minister Kamp luiden: een CO2arme energievoorziening in 2050 en alleen nog duurzame auto’s verkopen vanaf 2035 in Nederland. Architectuurcentrum Rondeel leest in de omgevingsvisie van de provincie over ambities ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Rondeel vindt het opmerkelijk, dat de eerdergenoemde cijfermatige doelstellingen in geen enkel beleidsstuk direct worden benoemd, terwijl nieuwe energiebronnen sowieso veel ruimte in beslag nemen en grote ruimtelijke gevolgen hebben voor de kwaliteit van onze leefomgeving. Aan de ateliers konden maximaal 40 personen meedenken en mee-ontwerpen.
Onze doelstelling is het aanjagen van de kwaliteitsdiscussie, kennisverdieping en het bevorderen van de publieke belangstelling. De fantasie van elke deelnemer krijgt daarbij ruim baan! Wij zijn gestart op 6 april met Atelier Gebouw in Deventer, op 22 juni vond Atelier Stad in Zwolle plaats en op 19 oktober Atelier Landschap in Twente. Na korte inspirerende inleidingen gaan groepen onder leiding van een atelierleider aan de slag. De in woord en schetsen uitgewerkte ideeën worden geschikt gemaakt voor verwerking in een met de ateliers meereizende expositie. Expositie De meest innovatieve ideeën worden vanaf 18 januari 2018 geëxposeerd in het Architectuurcentrum Rondeel, te Deventer. Wij hopen dat uw droombeelden en realistische visies overheden en initiatiefnemers in beweging brengen. Uitgangspunt is wat ons betreft een positieve visie op noodzakelijke transformaties. De resultaten van de ateliers worden zo de opmaat naar een ideale leefomgeving waarin mensen harmonieus kunnen vertoeven.
5
www.rvo.nl 6
Gebouw
1
Op 6 april 2017 is de eerste avond over de ruimtelijke impact van de energietransitie gehouden, het thema was ‘gebouw’. De avonden worden georganiseerd door Architectuurcentrum Rondeel Deventer, ZAP, Architectuurcentrum Twente en Het Oversticht.
7
Inleiding Op 6 april was een dertigtal vakmensen, ontwerpers en geïnteresseerden aanwezig. Gezamenlijk hebben zij zich gericht op ruimtelijke impact van de energietransitie op de schaal van het gebouw . De avond ging van start met een pecha kucha presentatie van Hans Groenewegen. Hierin werd de stelling opgevoerd dat duurzaamheid, veelal wordt gezien als een containerbegrip en in feite niets anders is dan een rekensom. Deze stelling werd vervolgens extra kracht bijgezet met rekensommen, vuistregels en kengetallen. De moraal; vanwege onze moderne leefstijl en behoeften is er altijd energie nodig voor o.a. elektronica, vervoer en ander comfort. Er is dus een energiebehoefte en die moet verduurzaamd worden, heeft dit een impact en zo ja in welke mate? Bart Aptroot, van One Architecture, gaf een inleiding. Hoe hij met zijn bureau ten tijde van economische recessie een woonblok heeft gerealiseerd met duurzame en innovatieve oplossingen. Een goed voorbeeld van wat er kan en van wat eigenlijk standaard zou moeten in de Nederlandse bouwpraktijk. Het plan maakt deel uit van het masterplan ‘circulair Buiksloterham’. Een gemengd woon en werk gebied in Amsterdam met een zeer ambitieuze doelstelling. De belangrijkste les, zo formuleerde Bart, was dat tijdens de ontwerp en bouwfase, de techniek hem regelmatig inhaalde.
8
In vijf groepen is vervolgens gediscussieerd over de ruimtelijke impact van energietransitie op de schaal van het gebouw. Waarbij alle groepen een ander aspect van duurzaamheid hebben uitgediept. 1. De eerste groep hield zich voornamelijk bezig met bewustmaking, dit vanuit de filosofie dat wanneer burgers zich bewust worden van hun relatieve impact zij zich beter zullen inzetten voor de duurzame zaak. 2. Deze groep, die later in de vijfde groep opging, discusieerde over de energietransitie in wederopbouwwijken. Bij de verduurzaming van deze wijken ontstaat in plaats van een verwachte energieafname nu juist een toename. Doordat mensen leven met een gevoel van duurzaamheid, gaan zij minder zuinig om met hun verbruik. Conclusie was dat het daarom ook moet gaan om een gedragsverandering. 3. In groep 3 werd de stelling verdedigd dat de oplossing niet zit in de techniek, maar in het aanspreken van de natuurlijke systemen. Deze stellingname werd echter ook hevig bediscussieerd en beredeneerd. Er werd zelfs overwogen om het gehele niet-duurzame woningbestand te slopen en te vervangen door een duurzaam alternatief maar dit zou onnodig blijken wanneer er voldoende energie opgewekt kan worden. 4. In de vierde groep werd in het begin vooral kennis uitgewisseld over duurzame
systemen. Later kwam het idee om de woonfuncties te rangschikken naar energetische baten en lasten . 5. De laatste groep heeft naar aanleiding van een voorbeeld woonhuis in de Rivierenbuurt gebrainstormd over mogelijkheden rondom verduurzaming van gebouwen. Tijdens de warme maaltijd was er een optreden van Deventer Dichter Johanneke ter Steege. Zij wist met zeer bevlogen liedjes en gedichten het publiek volledig mee te krijgen in de sfeer van urgentie en creativiteit. Vervolgens presenteerde Hans Groenewegen zijn tweede pecha kucha. In deze presentatie, bedoeld om de creativiteit nog meer aan te wakkeren, werden kanttekeningen geplaatst bij thema’s die vaak als vanzelfsprekend worden gezien. Hoe willen we eigenlijk wonen? In de lucht? Onder de grond? In een cocon? Toch gewoon een trui aan in de winter? Spullen delen en collectief wonen? Vervolgens is er in de groepen verder ontworpen aan ruimtelijke ingrepen. Waarbij in de groepen extra aandacht werd gevraagd voor de verbeelding van de ideeën. Tijdens de afsluitende presentaties werd steeds door een van de groepsleden het doorlopen proces en de verkregen uitkomsten gepresenteerd en visueel onderbouwd met een schare tekeningen, schema’s en modellen.
Groepswerk Groep 1
Groep 2 en 5
Zij hebben hun eerder geformuleerde concept verder uitgediept en kwam tot een ‘Samen (be)leef huis’. Een concept voor kleinschalige duurzame modules die aan een bestaande woning gekoppeld kunnen worden wanneer de woonbehoefte kleiner wordt. De bovenverdieping dient als gemeenschappelijke leefruimte van de modulebewoners. Mooie bijkomstigheid is dat de bewoners van het bestaande huis, ouderen die kleiner willen wonen, gezelschap krijgen van de modulebewoners. Verder wordt het ontwerp aangekleed volgens het idee dat duurzaamheid in het bewustzijn moet worden binnengebracht. Dit door een knuffelmuur als centraal verwarmingselement en een duurzaamheidsmeter.
Groep 2 en groep 5 zijn na de pauze samen verder gegaan en kwamen uiteindelijk met een combinatie van verschillende ideeën. Van bestuurstechnisch - een progressief energietarief en het adapteren van energie - naar quick-wins als veel glas in combinatie met balkons om te eindigen bij minder voor de hand liggende ideeën als een parabooldak en patio’s. De inspiratie voor deze ideeën kwam voort uit klassieke leermeesters als Aalto en Utzon.
9
10
Groep 3
Groep 4
In groep 3 is de stelling uitgewerkt: Er is meer dan voldoende energie maar momenteel wordt er niet voldoende duurzaam opgewekt. Het vraagstuk dat nu speelt is daarmee een tijdelijke. Na verloop van tijd zal er voldoende energie zijn en zijn de bestaande woningen nog niet afgeschreven. De oplossing zit volgens de groep in een kast die naast of boven de bestaande woning kan worden geplaatst, die voorziet in de tijdelijke energiebehoefte. Het gepresenteerde ontwerp is meer een symbolische vertaling dan een serieus ontwerp en toont de tijdelijkheid van het probleem.
Deze groep heeft zich volledig gericht op de naoorlogse rijtjeswoning. Hoe kunnen deze woningen duurzamer? Uitgangspunt werd het omdraaien van de functies. Slapen gaat naar de koelere begane grond en wonen naar de bovenverdiepingen. De tuin wordt opgehoogd, hierdoor ontstaat ruimte onder de nieuwe tuin waar elektrische auto’s, de batterij van de toekomst en andere systemen kunnen worden geplaatst voor energieopwekking. Deze belangrijke gamechanger wordt gecombineerd met een groene gevel aan de straatzijde voor isolatie en het bevorderen van het stadsklimaat. Behalve aan de klassieke rijtjeswoning is er ook gekeken naar de grootschalige hoogbouw zoals bijvoorbeeld de ERA-flats. Hier is inspiratie gehaald uit de invuloefening die momenteel gaande is in de Bijlmer. Het idee is dat goed geïsoleerde units in het casco kunnen worden geplaatst.
Afsluiting Opvallend was dat alle groepen onderkenden dat het vraagstuk voornamelijk speelt bij de bestaande woningvoorraad. De zeer verschillende uitkomsten laten de diversiteit zien van oplossingen waaraan gedacht kan worden. Belangrijke thema’s zijn: • Het creëren van bewustwording en daarmee draagvlak; • Het op korte termijn oplossen van het energietekort door het standaard toepassen van maatregelen die de energiebehoefte doen krimpen zoals het aanbrengen van isolatie en het lokaal opwekken van deze energie; • Het aanpassen van gewoonten aan kansen die zich aanbieden.
een breed gedragen thema is waar meerdere mogelijkheden denkbaar zijn. De verschillende ontwerpen laten zien dat oplossingen in de leefomgeving kunnen worden ingepast. Maar ook dat voor oplossingen ruimte nodig is en dat de energietransitie zeer zeker wel een impact zal hebben op de fysieke ruimte. Dit hoeft echter niet permanent zo te zijn. De oplossing zit niet in één enkele maatregel maar in een combinatie van het beperken en het kleinschalig opwekken van energie.
De avond heeft aangetoond dat duurzaamheid
11
www.engie-zakelijk.nl 12
stad
2
De tweede avond over de ruimtelijke impact van de duurzame energietranstie vond plaats op 22 juni in de Stadkamer in Zwolle. Centraal stond de energieopgave van de stad, met Zwolle als casus. Daarbij waren twee deelgebieden onderscheiden: het historisch centrum met omgeving en een deelgebied van een bedrijventerrein met aangrenzend een jaren ’70 woonwijk.
13
Inleiding De avond werd ingeleid met twee presentaties. Een pecha kucha van Maarten Douwe Bredero over de stedenbouwkundige visies op stadsontwikkeling. En een inleiding van Raymond Frank, gemeente Zwolle, over de kengetallen voor Zwolle. In sneltreinvaart nam Maarten het publiek mee, over wat een stad moest zijn en wat het nu moet zijn? Een stad werd eerst gebouwd als vestingstad, met verdedigingswerken om vijanden te weren. Later kwam er een stroming voor de ‘tuinstad’ een kern waar mensen werken met satellieten waar mensen wonen met daartussen veel groen. Daarna kwamen stromingen voor de ‘sociaal stad’ waarbij rijk en arm gemengd werden en door elkaar woonden. Vervolgens kwam Le Corbusier met de ‘machine stad’, waarbij het voertuig leidend was in het ontwerp van de stad.
14
“Mensen willen geen windmolens in de buurt hebben, er is altijd weerstand! Blijkbaar is de urgentie nog onvoldoende. Nee zeiden andere, de urgentie is er wel, alleen het besef mist.” De afgelopen jaren is er veel gedaan rondom de ‘verticale stad’ waarbij functies gestapeld worden. Is de tijd nu rijp voor een nieuwe stroming: de ‘energie stad’? Bij het ontwerp van de stad gaat het om begrenzen, dragen en scheiden van functies en structuren. In de stedenbouw wordt gebruik gemaakt van de ‘weefselmethode’, het denken in netwerken. Het gaat daarbij ook om sociale aspecten: het verhaal en de mens komen samen. Thema’s die Maarten meegaf die spelen bij het ontwerp van een stad zijn: • Veiligheid (sociaal en fysiek); • Bruikbaar (netwerken, functies, bereikbaarheid); • Gezondheid (ruimte, groen); • Energiezuinig (ecologisch). Raymond Frank vertelde over de aanpak van
gemeente Zwolle voor de energietransitie van de stad. De concrete doelen die de gemeente gesteld heeft is dat de CO2 uitstoot in 2025 met 25% is verminderd (ten aanzien van 1990)en dat er 25% van de gebruikte energie duurzaam wordt opgewekt. Dat betekent op schaal van de stad een CO2 reductie van 205 kiloton CO2. In 2050 wil de gemeente energie neutraal zijn. Daarnaast gaf Raymond aan dat bij het verbruik van energie het in Zwolle zo is dat maar 1/5 wordt verbruikt door huishoudens, maar liefst 4/5 wordt gebruikt door het bedrijfsleven. Om te voldoen aan deze energievraag is ruimte nodig. Door de gemeente zijn berekeningen gemaakt met de huidige beschikbare technieken. Uit die studie blijkt dat er 35% van de doelstelling voor 2050 haalbaar is binnen de oppervlakte van gemeente Zwolle.
Input
“Ik ben wel geschrokken van de schaal die nodig is aan windmolenparken om een stad te voorzien!”
Ter inspiratie waren er twee sprekers uitgenodigd die gedurende de avond hun verhaal vertelden over het werken aan duurzame energielandschappen.
Pilot: Drechtsteden energie neutraal Bart Bomas - BVR adviseurs
BVR adviseurs heeft in een consortium van partijen een ontwerpend onderzoek gedaan naar de regio Drechtsteden om input te geven aan de regionale energiestrategie. Hiervoor hebben zij vijf ruimtelijke ateliers georganiseerd rondom Dordrecht. Het doel dat vanuit de regio gesteld was is dat in 2050 de hele regio energieneutraal is en dat de energie duurzaam wordt opgewekt. Het consortium heeft negen draaiknoppen bedacht die passen in één overall visie voor het gebied. De negen knoppen: 1) Los van aardgas: 80% op warmtenet 2) Stedelijke herstructurering 3) Nieuwbouw energieleverend 4) Transport energiezuinig 5) Industrie neutraal en leverend: batterij voor de stad met smartgrid 6) Landschap als energiebron 7) Aanleg netwerk versterken 8) Stimuleer lokale initiatieven 9) Investeer in een duurzame regio
High-density energy landscapes Sven Stremke - WUR & Academie van Bouwkunst (AMS)
Sven verteld dat projecten op het gebied van duurzame energie altijd al stuiten op protest. In Kinderdijk was er 230 jaar geleden ook protest toen daar de molens gebouwd werden, nu is dat aangewezen als Unesco Werelderfgoed. Dat maakt echter de opdracht niet makkelijker. Daarnaast schatten mensen de voortgang in duurzame opwekking veel hoger in. Geschat wordt dat 40% van ons energieverbruik duurzaam wordt opgewekt in realiteit is dit slechts 6 a 7%, de beleving is verkeerd. Sven stelde drie uitgangspunten voor het ontwerpen aan duurzame energielandschappen: 1) Niet ergens anders gaan oplossen! Maar hier kijken wat je kan doen; 2) Niet denken dat je het later wel oplost, maar nu beginnen met de technieken die voorhanden zijn; 3) Benut de stad-land relatie: high-density energy landscape, denk in regio’s en werk samen.
15
“Techniek gaat het op termijn bepalen of we de doelen gaan halen.”
Groepswerk Groep 1 De eerste groep had gekozen voor een specifieke focus op de twee deelgebieden. Voor de binnenstad stelde de groep voor een nieuw waterpeil in te voeren. Daarmee het water in beweging te brengen en de stad te vergroenen. Ook zag de groep kansen voor zonnepanelen op open plekken in de stad. In de aanlooproutes, fietspaden, kunnen zonnepanelen worden ingelegd. Een extra idee was om zeppelins boven de stad te laten waarmee windenergie kan worden gevangen. Voor het bedrijventerrein had de groep een doeltreffende oplossing, het hele terrein overdekken met een zonnepark. Dit levert 45kiloton op per jaar, genoeg om te voldoen aan de opgave. Daarnaast zag de groep nog een mogelijke combinatie met windmolens waarmee nog meer energie kan worden opgewekt.
16
Opmerkingen: Bart en Sven verzorgden het commentaar: Sven bekeek de ideeën vanuit de ‘sustainbenadering’. Wat goed is aan deze plannen is het gebruiken van de (nog) niet gebruikte ruimte, daarnaast kijkt de groep naar meekoppelkansen, het combineren van functies wordt gewaardeerd. Een ander goed punt is dat de energie niet wordt verstopt maar nu juist wordt geëtaleerd. Met de vergroening draagt de groep ook bij aan de klimaatopgave, waarvan Sven aangeeft dat de klimaat- en de energieopgave bij elkaar moeten komen.
Groep 2 De tweede groep heeft zich gericht op de schaal van de gemeente. Zij stellen voor om in de Mastenbroekerpolder het waterniveau te verhogen, dit zorgt voor minder CO2. De IJsselcentrale wordt hergebruikt voor de winning van duurzame energie. En er wordt energie gewonnen uit oppervlaktewater. Zo komt de groep met het voorstel om in de stadsgracht aquatechniek in te zetten, dit zorgt niet alleen voor opwekking van duurzame energie maar betekent ook zichtbaarheid. Bewustzijn wordt door deze groep nogmaals onderstreept, zo geven ze aan dat dit ook op scholen moet worden onderwezen. De groep heeft ook ideeĂŤn voor het koppelen van historische woningen aan het energienetwerk en waar mogelijk deze panden te verduurzamen. De groep heeft een systeem bedacht waarin de plus aan (zonne)energie op bedrijventereinen kan worden overgebracht naar de omliggende woonwijken, hiervoor heeft de groep ook een maquette gebouwd.
Opmerkingen: Erg goed dat kinderen worden meegenomen in de transitie, op termijn gaat de energietransitie ook werk opleveren. Daar moeten dus opleidingen in worden gefaciliteerd. De groep wordt gecomplimenteerd over het benutten van het water. Ook is het sterk dat de groep door de schalen heen heeft gekeken naar oplossingen. Bij het benutten van de polder wordt aangegeven dat hier het waterpeil tot een dergelijk niveau kan worden verhoogd zodat dit gaat werken als CO2 zink: het vasthouden van CO2 in de polder. Complimenten voor de wisselwerking tussen wijken. Als tip werd gegeven om te kijken wat dit betekent door het jaar heen in de verschillende seizoenen.
17
Groep 3 Groep 3 heeft zich voornamelijk gefocust op de schaal van de stad. Zwolle is al omgeven door netwerken, deze worden benut voor een groot energiepark. De groep speelt met ideeÍn als het ontmoedigen van het autogebruik, herinrichting van het warmtenet, vergroening van de ruimte en dijken en wallen vullen met zonnepanelen. Voor de balans wordt de overtollige energie opgeslagen in waterbakken. Met dit plan kan de groep 378kiloton opwekken. Daarbij geven ze aan dat dit wel vraagt om groots denken en samenwerken in de regio. De groep heeft vervolgens het deelgebied van het bedrijventerrein verder uitgewerkt. Uitgangspunt hier is het creÍren van bewustwording op lokale schaal. Verschillende vormen van energie opwekking worden tentoongesteld, belangrijk onderdeel van het plan zijn een aantal grote windfunnels, deze zorgen ook voor herkenbaarheid. De omgeving wordt vergroend en de auto’s worden benut als batterijen.
18
Opmerkingen: Hergebruik van het gasnet is interessant, de groep schuwt niet het maken van grote ingrepen. Het is goed dat het zichtbaar wordt waar de energie vandaan komt en daarmee beleefbaar wordt. Met dit plan wordt een nieuw cultuurlandschap gemaakt, dat kan een ontwerpgedachte zijn. De uitwerking van het bedrijventerein geeft inzicht in de kansen voor dergelijke terreinen. Het wordt gewaardeerd dat de groep door de schalen heen en in de tijd heeft gedacht over energietransitie.
“Er moet draagvlak worden gecreëerd om initiatieven van de grond te krijgen. Dit kan bijvoorbeeld door geld te laten terugvloeien naar sociale doelen.” Groep 4 - Zwolle in verval De vierde groep heeft gewerkt aan de grote schaal: de Deltastad. Door de jaren heen zijn in de stad delen van het watersysteem verdwenen, waterlopen bijvoorbeeld. De groep heeft gewerkt aan het plan ‘Zwolle in verval’. Hoofdprincipe is het cascaderen van water, door het water te laten vervallen wordt energie opgewekt, en dit kan tot aan het centrum. Per niveau worden functies toegevoegd. Een dergelijk principe kan op een aantal plekken worden gerealiseerd, daarbij sluit de groep aan op de bestaande bronnen rondom de stad. Hier worden kolken gemaakt. Op de overgangen kan iets bijzonders gebeuren. Het weefsel van de stad loopt er onderdoor. Dit idee zorgt voor nieuwe navigatietekens langs de IJssel. Het zijn nieuwe typologieën in het stedelijk landschap. Opbrengst van dit idee is circa 100kiloton.
Opmerkingen: De herwaardering van het water wordt gewaardeerd, Zwolle als putje biedt kansen in plaats van problemen. Ook in deze groep wordt de klimaatmitigatie gezamenlijk opgepakt met de energieopgave. Een dergelijk systeem kan ook in de herfst nuttig zijn, zo kan hiermee het microklimaat verbeteren. Daarnaast kan er energie worden bespaard. Mooi dat water een drager wordt van identiteit.
19
Groep 5 Deze groep heeft zich gefocust op de casus van het bedrijventerein. Dergelijke gebieden zijn de meest dynamische gebieden van een stad en kennen de grootste transities. In het plan worden de water- en groenassen benut, die worden nu nauwelijks gezien. Het water wordt verbreed en de ruimte eromheen groener, dit gaat een nieuwe beleving geven. De ontwikkelingen die de groep voorstelt zijn fijnmazig en organisch. Zo heeft de groep een kasachtige oplossing bedacht in een combinatie van stadslandbouw en zonnepanelen. Zij voorzien dat meerdere gebieden op termijn zich op deze wijze kunnen ontwikkelen. Daarnaast geeft de groep aan dat duurzaamheid zichtbaar moet zijn. Zij voegen daarom ook landmarks toe. Deze plannen leveren gezamenlijk circa 180 kiloton op.
“De gemeente mag gronden gebruiken voor het realiseren van maatschappelijke opgaven. Energie is zo’n opgave, dus waarom geen agrarische gronden hiervoor gebruiken?”
20
Opmerkingen: Dit plan kan al binnen 10-15 jaar worden gerealiseerd waarmee de transitie wordt bereikt. Daarnaast kan de innovatie op dit gebied een vliegwieleffect geven, het kan zorgen voor een prikkel. Het is een zeer pragmatisch plan, zo kan er bij wijkvernieuwing direct worden ingespeeld op de duurzaamheid.
Groep 6 - Energiehenge De zesde groep heeft zich opgesplitst in twee groepen. De eerste groep heeft modellen gemaakt, deze gaan ervanuit dat de bevolking afneemt en dat bepaalde stadsdelen op termijn niet meer nodig zijn: de kern Zwolle wordt kleiner. Delen van de stad worden vrijgeven aan het landschap: Energielandschappen. Om de stad is een cirkel gemaakt van grote gebouwen met windturbines: ‘Energiehenge’. Wonen in een windmolen van 193m hoog. waarbij de bevolking is verdeeld in doelgroepen. Nuance in het tweede model is de herovering van de polder. In dit model dringt de polder door tot in de stad. Het andere deel van de groep heeft gekeken naar passende ingrepen rondom de stad. Zo stellen zij voor om gebruik te maken van bestaande waterplassen. Hogere dijken aan te leggen voor waterkracht. En vooral ook energie te besparen, minder verbruiken en verplichtingen stellen: Verplicht bedrijven om 3x zoveel energie te leveren dan dat ze gebruiken. En maak heel Zwolle autovrij.
Opmerkingen: De eerste modellen zijn radicaal, zou een dergelijk principe ook werken op grotere schaal? In elk geval is de combinatie interessant van de sociologische kant met de geometrie. Ook worden er kansen geschetst om de stad-land relatie te verbeteren. Het idee uit de tweede groep om minder te rijden en anders elektrisch wordt ondersteund, zo’n ingreep levert 80% CO2 besparing op. Helaas wordt dit momenteel nog niet meegenomen in berekeningen.
21
www.lagendijktlarchitecten.nl 22
landschap
3
Op 19 oktober 2017 vond het derde en laatste energie-atelier plaats in de Twentse Welle, te Enschede. Onderwerp van deze avond was het landschap: Wat zijn de ruimtelijke gevolgen van de nieuwe duurzame energievormen in het landschap?
23
Inleiding Het derde en laatste atelier over de ruimtelijke impact van de duurzame energietransitie vond plaats op 19 oktober in de Twentse Welle te Enschede. De avond ging over de implementatie van nieuwe vormen van energie en de ruimtelijke impact ervan op het landschap. Door Ruud van der Koelen, architect en voorzitter Architectuurcentrum Twente werden de aanwezige welkom geheten. Hij blikte alvast vooruit op de avond die in teken staat van de implementatie van de energietransitie en de impact die het zal hebben op het landschap. Als opening van de avond werd de expositie van de voorgaande ontwerpateliers ‘gebouw’ en ‘stad’ geopend door Cristien Bensink. Zij is hoofd van de afdeling stedelijke ontwikkeling bij de gemeente Enschede. Zij vertelde over de ambities van de stad en wat de energietransitie een lastige opgave maakt. Het nationaal, regionaal en lokaal belang is evident. Energie dient niet langer weggestopt te worden, als voorbeeld wordt de Stadshaard in Enschede genoemd. De zichtbaarheid van nieuwe vormen van energiewinning is belangrijk om een beeld te krijgen van de ruimtelijke consequenties. Dit helpt mensen te wennen aan veranderingen. Christien benadrukte in haar verhaal dat de energietransitie behalve als ruimtelijke opgave ook kan bijdragen aan het innovatieve karakter van het landschap. Daarnaast kan het een kans
24
zijn om de draagkracht van het landschap te vergroten en het economisch rendement te verbeteren. De expositie toont bovenal dat we niet bang hoeven te zijn voor de energietransitie maar het vooral te zien als uitdaging! Tuin- en landschapsarchitect Andries van den Berg gaf een inleiding over de verschillende manieren waarop je naar de opgave kunt kijken. “Hoe ontwikkel je beelden en hoe ken je er waarde aan toe?” Vanuit beleving, bronnen en bodem kan er op verschillende manieren naar de opgave gekeken worden.. Deze avond
staat het buitengebied centraal. Kleine kernen kunnen vaak genoeg ruimte bieden aan de implementatie van duurzame energie. De echte opgave zit bij de steden waar de energietransitie vooral een ruimtebeslag zal leggen op het buitengebied. Dat zal een grote impact hebben op het landschap en moet daarom zorgvuldig worden gedaan. De gelaagdheid van het landschap biedt aanknopingspunten voor transitie. Maar een klein deel van het landschap is beleefbaar. Geologische kenmerken en ondergrondse infrastructuur zijn zo goed als onzichtbaar. Deze onzichtbare wereld van
leidingen voor elektra en gas zijn kostbaar en waardevol om op aan te sluiten. In de workshop worden deze punten ‘stopcontacten’ genoemd. Ze zorgen voor het transport en opslag van energie. Een van de centrale vragen van de avond was hoe maak je de onzichtbare lagen en netwerk van het energielandschap zichtbaar? Aan de andere kant hoe zorg je ervoor dat de ‘ zichtbaarheid’ van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen in het landschap geaccepteerd worden? Als voorbeeld wordt de casus ‘Reduzum’ in Friesland benoemd waarbij provinciale wetgeving een lokale windmolen ondermijnt. Er is sprake van tegenstrijdigheden op nationaal en lokaal niveau. Er zal steeds meer vanuit lokale ‘communities’ geïnitieerd worden. Zowel overheden als bedrijven hebben een rol in het organiseren en faciliteren van de energietransitie. Samenwerking tussen bureau’s, overheden en andere partijen is belangrijk. Jaco Remmelink, van Architectuurcentrum Rondeel, gaf een pecha kucha over de diversiteit en verscheidenheid van het Overijsselse landschap. Hij is van noordwest naar zuidoost door de provincie Overijssel gereden, met in zijn achterhoofd de vraag; ‘Is er nog wel ruimte?’ Tijdens de rit verbaasde hij zich over de uitgestrektheid van de provincie.
• •
•
•
•
•
•
Het laagveenlandschap: Hier is de beleving van het water belangrijke . Evenals wonen, werken en recreëren. Het zeekleilandschap: Dit refereert nog naar het verleden en de relatie met de Zuiderzee. Het landschap kenmerkt zich door de ontginningen, de terpen en boerderijen. Het dekzandlandschap. Dit landschap kent glooiingen, loofhout en dennenbomen. Het oude zandlandschap met zijn heide is voor een groot deel verdwenen. Waarin de hoogspanningsmasten bijzonder goed beleefbaar zijn. Het rivierenlandschap: Dit landschap kenmerkt zich als traag, met hoge natuurwaarden. De rivieren hebben potentie, ondanks het geringe hoogteverschil, kan hier door de stroming energie worden opgewekt. Een voorbeeld hiervan is de Hezenbergerstuw in Hattem die ongeveer 43 huishoudens voorziet van stroom. Het jonge ontginningslandschap heeft duidelijke lijnen met strakke, grote kavels. Het is vlak en wordt gedomineerd door akkerbouw. Hier lijken kansen te liggen voor zonnepanelen. Het hoogveenlandschap: hierin lijkt niet veel te beleven. Lange lijnen en akkerbouw maakt het landschap geschikt voor het inpassen van zonnepanelen. Het beekdallandschap: Dit kent veel watermolens en smalle stroompjes waar het water met hoge snelheid stroomt. 25
Eerste schetssessie In drie groepjes zijn de deelnemers uiteengegaan. Als snel wordt duidelijk dat er veel verschillende professionals op de avond zijn afgekomen. Landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen, architecten etc. Veelal hebben de mensen een bepaalde band met het landschap en delen ook wel een zorg om vraagstukken die bij de implementatie van de energietransitie spelen. Hoe kan je zorgvuldig zonne-energie inpassen in het landschap? De eerste opgave van de avond is contextueel. Kies een landschapstype en denk na over de implementatie van duurzame energie uit wind, water en zon. Waarbij de afweging: Is energieproductie een nieuwe laag die zijn eigen bestaansrecht heeft, of moet het ondergeschikt zijn aan het bestaand landschap? De tweede opgave is; ‘verzin wat voor de ‘stopcontacten’, de aansluiting op het bestaande netwerk. Een derde opgave is de vraag hoe het bijdraagt aan de acceptatie, het besef bij de mensen van de urgentie van de opgave. Pauze – diner – Gedicht stadsdichter Enschede (Moes Wagenaar) Een tweetal gedichten worden voorgedragen door Moes Wagenaar. Een combinatiegedicht over de Usseler Es en ‘De fietsenmaker’ en een lofdicht voor een lokale fietsroute. De gedichten benadrukken de dualiteit van de opgave: Hoe krijg je een beweging van medestanders in plaats van oppositie?
pitch door Theo de Bruijn Theo de Bruijn, directeur stedenbouw en landschap bij IAA Architecten, benadrukt dat de energieopgave een combinatie is van ontwerp en sturing. “De opgave wordt onderschat”. Er moet een stip aan de horizon zijn; waar willen we naar toe en wat betekent dat? Als voorbeeld noemt hij het project rondom de A37, een landschapsvisie op inpassing van zonne-energie. Als concept heeft IAA de ‘solarchain’ een ‘kralenketting’ van zonnepanelen bedacht. De fysieke lijn in het landschap kan ingezet worden om zowel open landschappen en de nieuwe energielandschappen elkaar te laten versterken, nou juist omdat ze elkaar steeds afwisselen. Het doorgronden van de technische aspecten is een voorwaarde voor ontwerpers om bij te kunnen dragen aan iconische landschappen. Zonnepanelen hebben een ingewikkelde businesscase en deze zal moeten worden uitgewerkt wil een project slagen. Als tweede voorbeeld noemt Theo ‘De groene fabriek’. Een initiatief om bij te dragen aan een energie neutrale Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen). De nadrukt ligt op de ‘ruimtelijke matchmaking’, dit omdat de opgave te groot is om in één keer op te pakken. Het is de kunst om diverse actuele zaken op te pakken, het momentum te gebruiken en op het juiste moment de opgaves en partijen te koppelen. De kanaalzone in Lochem is een pilot van dit project. De rol van de ontwerper binnen deze context is allereerst het begrijpen van de opgave. Daarnaast het ontwerpen vanuit een dubbeldoelstelling en het versimpelen van de opgave. Dit laatste is erg belangrijk omdat het helpt bij het verbinden van verschillende partners en maatschappelijke groepen. Door de opgave te versimpelen ontstaat er ruimte voor oplossingen.
26
pitch door Gertjan Jobse Energielandschappen zijn van alle tijden, zo verteld Gertjan Jobse, landschapsarchitect bij Arcadis. De nadrukt lijkt nu te liggen op het opwekken van energie, maar vooral het transport en de opslag van energie is een groot vraagstuk in deze energietransitie. Voorop staat dat er nog altijd meer energie bespaard kan worden. Daarna komt het terugdringen van gebruik van niet duurzame energiebronnen. Zoals fossiele brandstoffen ed. De energieopgave ligt tussen centraal en decentraal, tussen de grote en kleine schaal; bij het collectief op wijk- en gebiedsniveau. De opgave is om hier op verschillende schalen en niveaus samenhang in te krijgen. Arcadis hanteert drie niveaus waarop gestreefd wordt naar samenhang: het niveau van het landschap, het niveau van de samengestelde elementen en het niveau van het afzonderlijke element. Daarbij is het denken vanuit integraliteit van belang.
27
Tweede schetssessie en terugkoppeling Groep 1 Het motto van groep 1 is; ‘onderste boven’. Ze willen het bestaande netwerk gebruiken door rond de knooppunten zonnevelden aan te leggen. Op de knooppunten komen batterijen om de energie op te slaan. Dat netwerk koppel je aan het netwerk van de stad waar de energievraag is. Deze zonnevelden kunnen binnen de kavelstructuur worden gemaakt. Er ligt een kans in het concentreren van stadslandbouw aan de rand van de stad, daar waar de energie uit het landschap kan worden opgeslagen. In grote torens worden algen geteeld. Op gebouwniveau is dit zelfvoorzienend, maar door aan te sluiten op het netwerk kan er ook aan de stad energie geleverd worden. In twee maquettes is het plan uitgewerkt. Het grote en een kleiner netwerk. Uitgangspunt is het gebruik van de huidige leidingen om kleinere leidingen doorheen te leggen. Daar waar het verborgen netwerk omhoog komt, bij de knooppunten, liggen zonnevelden van verschillende groottes. Een archetypische batterij met het formaat van een obelisk vormt de schakel tussen de onder- en bovenwereld. Deze centra kunnen belangrijke schakels zijn van een smartgrid. Eerst lokaal en bij overschot naar het grotere netwerk. De batterij is een icoon. Voor het inpassen van zonnevelden heeft deze groep zich ten doel gesteld om goede uitgangspunten te formuleren. Zoals velden aanpassen aan de schaal van het landschap. En zorg dragen voor goede inpassing. Bijvoorbeeld door de aanleg van aardwallen van twee meter in ‘mogelijk’ vrije vormen met daarbinnen zonnepanelen. Het ‘voedselstroombos’ is een idee om rond deze zonnevelden planten en bomen te planten die eetbaar zijn. Een voedselstroombos vereist een investering, maar zorgt ervoor dat een goede inpassing van zonnepanelen wordt gegarandeerd.
28
Opmerkingen: • Net als bij de andere groepen wordt aan een bestaande locatie een nieuwe invulling en een nieuwe betekenis geven. Interessant is dat het daarnaast ook een functie toevoegt, namelijk voedselproductie. Energie, voedsel en beleven. De manier van inpassen maakt dat het op veel verschillende plekken toepasbaar is. • In eerste instantie lijkt de batterij een soort van grafsteen: een grafsteen voor de oude waarden en een symbool voor de transitie van landbouw naar energiebouw. Van graanvelden naar energievelden. Sturen op een overgang naar twee nieuwe vormen van gebruik van het landschap, op een wijze dat het slim aansluit op bestaande netwerken en steden. • Wat ook opvalt zijn de maquettes: de manier waarop het gemaakt is suggereert dat het toegankelijk moet zijn. De energieknooppunten als een soort ‘catacombe’ waar oude leidingen weer tot leven komen. De batterijen zijn hierin de energietorens van Twente.
Groep 2 Groep 2 is aan de slag gegaan met het thema: “wat te doen met de ‘stopcontacten’ die nog aanwezig zijn in het landschap?” Aan dit vraagstuk werd direct een andere vraag gekoppeld “Wat kunnen we met het landschap van Overijssel waar veel landgoederen zijn?” Want er was behoefte aan houvast. Al snel werd het idee geboren om landgoederen langs de ‘onzichtbare’ infrastructurele lijnen te leggen in het landschap, net zoals landgoederen langs de Vecht en andere plekken. Deze landgoederen geven een aanleiding om de plek mooi en interessant te maken. Door langs de lijnen routes aan te leggen, met om de zoveel tijd een windmolen en een aantal zonnevelden, krijgen de ‘landgoederen’ een zichtbare relatie. Daarna werd nagedacht over de vorm en het model van het landgoed. Er is gedacht over een klassiek model, symmetrisch met een aantal bouwhuizen. Echter bleek het interessanter om iets te doen met de bestaande gebouwen van de plek. De essentie van het ontwerp zit in de vormgeving van het landgoed. Hier ontstaat een kans om verschillende intrinsieke waarden te koppelen en daarmee meerwaarde te creëren. Het ontwerp begint met de route die aankomt bij een ‘stopcontact’ waar een aantal gebouwen bij elkaar staan; wateropslag, biovergisting-silo’s of andere opslagsystemen. Gecombineerd met een veld met driehoekige zonnepanelen, a la het voorstel van IAA, waarmee een Engels landschap gemaakt kan worden. Als eindpunt van de route een zichtlijn over een geel koolzaadveld met aan de horizon een of twee windmolens. Het idee is dat je door de verschillende elementen heen een fantastisch zicht hebt op het landschap. Het is de combinatie van nut, noodzaak en beleving.
Opmerkingen: • Een windmolen kan een herkenningspunt zijn, het adres van het landgoed in het landschap. Net zoals een rode beuk in het Groningse landschap op een klassiek landgoed. • Het toevoegen van nieuwe energielandgoederen maakt de onzichtbare infrastructuur zichtbaar. Er ontstaat in feite een nieuwe laag in het landschap. • Is er gedacht aan logies? Wordt het gas exclusief voor het landgoed? Een landgoed heeft meerdere pachters, dus het zou een landgoedcoöperatie kunnen zijn. Het beheer is nog een vraagstuk. Evenals eventuele andere functies. • Elk landgoed heeft zijn eigen wijn, of zijn eigen gas: Landgoedgas!! Hier worden wij vrolijk van. De landgoederen zijn een goed idee om van een vergeten plek een levende plek te maken. 29
Groep 3 Groep 3 heeft zich onder andere de vraag gesteld hoe Overijssel eruit ziet en waar de kansen liggen. Hieruit kwam dat de hoogveengebieden een kans bieden voor het opwekken van duurzame energie. Dit landschap kenmerkt zich door de grote schaal en rechte percelen. Door sommige percelen vol te leggen met zonnepanelen kan de schaal van het landschap worden getoond. Een tweede kans wordt gezien in het benutten van de nationale infrastructuur. Hierlangs kunnen windmolens gebouwd worden, zowel langs rijkswegen als kanalen. Hier zorgen ze voor een visuele referentie in het landschap. Vanuit het vraagstuk rondom de verbinding Almelo – Zwolle is het idee ontstaan om een nieuw traject voor de A35 aan te leggen ten noorden van de N35 om de doorstroming te verbeteren. Deze zou verdiept aangelegd kunnen worden waardoor er aan de noordzijde een wal ontstaat die vervolgens kan worden vol gelegd met zonnepanalen. Energie infrastructuur kan weggewerkt worden onder het wegdek. Langs de noordzijde van de wal is er ruimte voor recreatief gebied. Het gebied ten westen van de Sallandse heuvelrug werd aangewezen als gebied waar windmolens gebouwd kunnen worden. Hier zou elke boer zijn eigen windmolen kunnen bouwen, en kunnen ze allemaal verschillend zijn. In tegenstelling tot de windmolens langs infrastructuur die allen gelijk zijn biedt het losse verband van ‘kleinere’ windmolens een kans voor lokale initiatieven. Een ander idee is om zonnepanelen op de kruinen van stuwwallen en essen te leggen, in een halve parabool en iets verdiept. Zo zijn de niet zichtbaar van een afstand. Dit kan ook dienen als magneet om mensen de natuur in te laten gaan. Op die manier ontstaat een win-win situatie. Het laatste idee heeft te maken met voedselproductie: Stadslandbouw is mogelijk aan de rand van de stad met op het dak zonnepanelen. Hierdoor kan een soort industriegebied met landbouw worden ingericht op plaatsen waar nu vooral industrie plaatsvindt.
30
Opmerkingen: • N35 is een moeizaam traject, weerbarstig. (er is een bestaand onderzoek naar de A35 met ook een verdieping door Maikel van Gessel) De opgave verbindt verschillende vraagstukken. Door slim met water en grondstoffen om te gaan kan er veel geproduceerd worden. • Zorgen om ‘megastallen’. Storend in het landschap. • Compleet door alle schalen heen: het is een ingewikkeld en ambitieus plan.
Afronding Andries van den Berg rond de avond af:
“Als landschapsarchitect ben ik grootgebracht met de mindset ‘Bij twijfel groter maken’. Neem in deze opdracht altijd de schaal van Overijssel als uitgangspunt. Maak verbindingen in de samenleving en zoek samenwerking met de provincie. Ontwerp door de schalen heen en laat je op elke schaal weer verassen met wat er mogelijk is. Van de ‘comfort of the known’ naar ‘the excitement of the new’.”
31
13 december 2017