Provincies en gemeenten krijgen meer taken en bevoegdheden en meer vrij te besteden budget, maar moeten de administratieve lasten voor burgers en bedrijven met 25 procent terugdringen De beleidsafdelingen op ministeries worden ‘in aantal, omvang en gelaagdheid’ verminderd ‘Gewetensbezwaarde’ ambtenaren hoeven geen homo-huwelijken te voltrekken Burgemeesters worden niet gekozen maar benoemd
De publieke omroep blijft tot 2015 zoals ze nu is en krijgt extra budget
Veiligheid, stabiliteit en respect
Bestuurlijke inrichting
Veiligheid
Publieke omroep
Extra uitgaven (2011) 0,7 miljard euro, waarvan 0,4 miljard voor extra capaciteit in de veiligheidsketen
Een slagvaardige en verbindende overheid
Preventie krijgt een impuls, onder meer door een rookvrije horeca, een commercial-verbod voor alcohol voor 21.00 uur op radio en tv, en hogere accijns op alcohol en tabak De no-claim korting wordt vervangen door een nieuw systeem van eigen betalingen In 2008 wordt de marktwerking in ziekenhuizen verder verruimd en daarna geëvalueerd ICT-gebruik wordt bevorderd, het elektronisch patiëntendossier start in 2010 Het kabinet wil kleinschalige verpleeghuiszorg bevorderen en belonen; nieuwe toetreders tot de markt worden hierbij ‘niet onnodig belemmerd’ De basisverzekering wordt uitgebreid met anticonceptiepil en tandarts De wetgeving rond stamcellen voor wetenschappelijk onderzoek en euthanasie blijft gehandhaafd De overtijdsbehandeling valt voortaan onder de Abortuswet waardoor vrouwen voor deze behandeling een verplichte, maar variabele, bedenktijd krijgen opgelegd
Er komt een pardon voor mensen die voor 1 april 2001 hun eerste asielaanvraag hebben ingediend
‘Substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie’, te realiseren in overleg met sociale partners en gemeenten op een ‘participatietop’, met een brede agenda Ouderen met een aanvullend pensioen hoger dan 18.000 euro per jaar gaan stapsgewijs meer belasting betalen als ze voor hun 65ste stoppen met werken Het belastingvoordeel voor kostwinnersgezinnen met kinderen boven de zes, wordt stapsgewijs afgebouwd, waardoor niet-werkende partners gestimuleerd worden betaald werk te zoeken De leeftijdgrens voor het niet meer herkeuren van WAO’ers daalt van 55 naar 45 jaar Volledig arbeidsongeschikten in de (oude) WAO krijgen, net als die in de WIA, een hogere uitkering De premiedifferentiatie voor werkgevers wordt afgeschaft in de WAO en juist ingevoerd in de WW
De algemene heffingskorting wordt niet meer aangepast aan de inflatie Er komt een belastingverlaging die werken tegen laag loon aantrekkelijk maakt Gemeenten krijgen meer mogelijkheden voor het voeren van gericht armoedebeleid Topinkomens in de (semi-)publieke sfeer worden gemaximeerd op het inkomen van de premier Het inkomen van de premier en ministers wordt stapsgewijs met 30 procent verhoogd De gouden handdruk voor topverdieners in (semi-)publieke dienst wordt maximaal een jaarsalaris
Alle wachtlijsten voor inburgerings- en taalcursussen worden weggewerkt De normen voor inburgeringscursussen worden verhoogd tot minimaal MBO-niveau Driejarige kinderen met taalachterstand krijgen voorschoolse educatie Alle burgers krijgen de plicht de grondrechten te verdedigen
Het wettelijk recht op ouderschapsverlof wordt verlengd van 13 naar 26 weken De sollicitatieplicht voor alleenstaande bijstandsgerechtigden met jonge kinderen verdwijnt Om segregatie te voorkomen, worden opvang, speelzalen en voorschoolse educatie geïntegreerd De organisatie van de jeugdzorg wordt vereenvoudigd; wachtlijsten worden weggewerkt Jongeren moeten tijdens hun schooltijd drie maanden maatschappelijke stage volgen Jongeren tot 27 jaar krijgen geen uitkering, maar een leer/werk-plicht
Er zal een nieuwe Emancipatienota worden uitgebracht Homo-emancipatie zal bijzondere aandacht krijgen ‘met name in etnische kring’
Er komt een ‘actieplan’ om probleemwijken binnen tien jaar te veranderen in ‘sterke wijken’ Met corporaties worden ‘niet-vrijblijvende’ afspraken gemaakt over nieuwbouw, betaalbaarheid, energie-efficiency van bestaande huizen en investeringen in achterstandswijken De hypotheekrenteaftrek blijft en er komt geen onderzoek naar alternatieven De huurliberalisatie gaat niet door; de huurstijgingen worden gekoppeld aan de inflatie
‘Met alle de overheid ten dienste staande middelen’ wordt ingezet op versnelde introductie van nieuwe, schone technologie Door energiebesparing en een groter aandeel voor duurzame energie wordt de uitstoot van broeikasgas in 2020 met 30 procent verlaagd ten opzichte van 1990, liefst in Europees verband Milieuvervuiling wordt door ecotaksen voelbaar in de prijzen, bijvoorbeeld bij vliegtickets Het kabinetsproject ‘Schoner en zuiniger’ moet Nederland brengen in de ‘Europese top’ van duurzame energievoorziening
Dierenmishandelaars worden strenger bestraft en krijgen een verbod op het houden van dieren in opdracht van:
Zorg
Ondernemerschap
Extra uitgaven (2011) 0,7 miljard euro, waarvan 0,5 miljard voor de gezondheidszorg en 0,1 miljard voor de publieke omroep
Een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie
Kennis en innovatie
Immigratie
Mobiliteit
Extra uitgaven (2011) 1,8 miljard euro, waarvan 1 miljard voor onderwijs
Onderwijs
Participatie Regio
Inkomens
Sociale samenhang Integratie
Jeugd en gezin
Extra uitgaven (2011) 2,5 miljard euro, waarvan 0,7 miljard voor kinderopvang en 0,4 miljard voor aanpak van achterstandswijken
Hoe wil het kabinet Balkenende IV zijn zes doelen bereiken? Dit is een visualisatie van het coalitieakkoord tussen CDA, PvdA en ChristenUnie. Citaten zijn uit dit document afkomstig.
Europa
Een actieve internationale en Europese rol
Buitenland en defensie Arme landen
Extra uitgaven (2011) 0,4 miljard euro
Extra inkomsten (2011)
Emancipatie
16,5 miljard euro
Wonen
De criminaliteit moet met 25 procent worden teruggedrongen, gerekend vanaf 2003 De samenwerking van de regionale politiekorpsen moet worden verbeterd; een landelijk politiecorps is daarmee voorlopig van de baan Omwille van openbare orde en veiligheid kan gelaatsbedekkende kleding worden verboden Het ‘doorgeven van radicaliserende boodschappen’ door internet-providers wordt verboden Coffeeshops bij scholen worden gesloten en coffeeshops in de grensstreek worden tegengegaan
Zelfstandig ondernemerschap wordt gestimuleerd, onder meer met fiscale maatregelen De ‘regeldruk’ voor ondernemingen wordt (opnieuw) met 25 procent teruggebracht Het kabinet zal ‘kansrijke initiatieven en betekenisvolle sectoren’ gericht ondersteunen Het aantal koopzondagen wordt zo mogelijk teruggedrongen
Universiteiten krijgen een groter onderzoeksbudget, vooral voor duurzame energie Arbeids- en kennismigranten krijgen makkelijker toegang tot Nederland
Files worden bestreden met rekeningrijden, gedifferentieerd naar tijd, plaats en milieukenmerken Schiphol kan binnen de bestaande normen doorgroeien en gaat niet naar de beurs De Nederlandse Spoorwegen moeten jaarlijks 5 procent meer reizigers vervoeren
De overheid gaat alle diploma-eisen vaststellen, en scholen krijgen meer vrijheid van handelen Voor ouders worden schoolboeken op middelbare scholen gratis Het systeem van leerrechten in het hoger onderwijs gaat in de koelkast; er wordt een nieuw systeem voor bekostiging en besturing bedacht Doel van het project ‘Aanval op de schooluitval’ is de halvering van de schooluitval in 2012
Noord-Nederland krijgt de Zuiderzeelijn, of een ‘alternatief samenhangend pakket’
Het kabinet wil een nieuw Europees verdrag sluiten dat zich in ‘inhoud, omvang en benaming’ onderscheidt van de per referendum verworpen Europese Grondwet In het nieuwe Europese verdrag moet de democratische controle worden ‘zeker gesteld’ en de taakverdeling tussen de Unie en de lidstaten opnieuw worden vastgelegd Het kabinet wil strengere handhaving van de toelatingseisen aan nieuwe Europese lidstaten
In 2010 wordt besloten over de aankoop van nieuwe straaljagers, waarbij de JSF zal worden vergeleken met alternatieve toestellen
Ontwikkelingslanden moeten veel sterker gaan participeren in het wereldhandelsstelsel Bovenop het budget voor ontwikkelingssamenwerking komt er geld voor duurzame energie
Het kabinet verhoogt de lasten voor burgers en bedrijven met 2,5 miljard euro Het kabinet rekent met de verwachte economische groei van 2 procent per jaar, waardoor in 2011 8 miljard euro extra in de schatkist vloeit
Waarvan 1,2 miljard euro door de algemene heffingskorting niet langer te laten meestijgen met de inflatie Waarvan 1,1 miljard milieubelastingen op onder meer vliegtickets en verpakkingen
Waarvan 0,75 miljard door het aantal (beleids)ambtenaren terug te brengen Waarvan 0,25 miljard door jongeren tot 27 jaar geen recht op Bijstand meer te geven
Het kabinet bezuinigt 6 miljard euro
Waarvan 0,5 miljard door te korten op reïntegratiebudgetten voor uitkeringsgerechtigden
Duurzame productie
Dierenwelzijn
En wat gaat dat kosten? Een duurzame leefomgeving
Extra uitgaven (2011) 0,9 miljard euro, waarvan 0,5 miljard voor energie
Extra uitgaven (2011)
Het kabinet geeft 7 miljard euro uit aan nieuw beleid om de zes hoofddoelstellingen te bereiken Het kabinet verlaagt de lasten voor burgers en bedrijven met 3 miljard euro
16,5 miljard euro
Saldo
Waarvan 1,2 miljard ter stimulering van arbeidsparticipatie Waarvan 0,8 miljard ter verbetering van de koopkracht Waarvan 0,5 miljard voor kinderen, jeugd en gezin
Het kabinet zet 6,5 miljard euro opzij om de staatsschuld te verlagen
Het financieringstekort van 0,2 procent van het nationaal inkomen in 2007 moet in 2011 zijn omgeslagen in een overschot van 1,1 procent gemaakt door:
©
deFinitieKaart evidenCe Based Beleid 1 Beleidsmedewerkers kunnen EBB in twaalf stappen ontwikkelen Toon zo wetenschappelijk mogelijk aan wat de aard en omvang van het probleem is. Stel een helder, operationeel beleidsdoel (SMART). Kies zo mogelijk maatregelen waarvan eerdere (buitenlandse) evaluaties aantonen dat ze werken. Maak een heldere beschrijving van de maatregelen. Bepaal de methode waarmee de maatregelen worden geëvalueerd. Bepaal wat er met de uitkomsten van de evaluatie wordt gedaan. Bepaal welke data nodig zijn voor en passen bij de gekozen evaluatiemethode. Organiseer altijd ten minste een voor- en nameting. Zorg dat de data worden verzameld volgens de vereiste specificaties en kwaliteitsnormen. Analyseer de data en trek conclusies over de effectiviteit van de maatregelen. Herzie de maatregelen zo nodig. Houd contact met de wetenschap en de praktijk over (wetenschappelijke onderbouwing van) beleid.
Beleidsmedewerkers kunnen effecten aantonen op basis van kwantitatief en kwalitatief onderzoek Kwantitatief onderzoek richt zich op kwantitatieve uitkomsten van beleid (zoals aantal schoolverlaters). Kwantitatief onderzoek levert, afhankelijk van de gekozen methode, ‘harde’ conclusies op. Kwalitatief onderzoek richt zich doorgaans op het verklaren van de gevonden uitkomsten. Een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek verdient daarom de voorkeur.
6
een deFinitie
Beleidsmedewerkers hanteren een tweeledige definitie van Evidence Based Beleid (EBB) EBB is beleid dat zich bij de beschrijving van het beleidsprobleem en de oplossing zoveel mogelijk baseert op wetenschappelijke kennis; én EBB is beleid waarvan de (verwachte) effecten zo wetenschappelijk mogelijk kunnen worden aangetoond.
een Manier van Beleid MaKen en evalueren
2 een aantal uitgangspunten
Wat is Evidence Based Beleid (EBB) volgens het ministerie van OCW?
3
In volgorde waarin de methode ‘hard’ bewijs oplevert, zijn er de volgende methoden
een aantal doelen
Via kwantitatief evaluatieonderzoek De gouden standaard: Een gecontroleerd experiment met een interventiegroep en een controlegroep die op basis van loting zijn vastgesteld. Een quasi-experiment (of natuurlijk experiment): Een methode die een toevallig tot stand gekomen interventie- en controlegroep (bijvoorbeeld bij geleidelijke invoering van beleid) benut. Instrumentele variabelen: De interventiegroep en controlegroep worden gevormd door individuele eigenschappen die de kans om deel te nemen aan het beleid beïnvloeden maar geen invloed hebben op de effecten van dat beleid. Matching methode: Tussen de interventiegroep en de controlegroep wordt gecorrigeerd voor achtergrondkenmerken.
Via kwalitatief evaluatieonderzoek Een casestudie: Het intensief bestuderen van één of enkele cases gedurende een bepaalde periode. Benchmarkstudie: Onderzoek waarin gelijkende actoren met elkaar worden vergeleken. Tevredenheidsonderzoek: Onderzoek dat de tevredenheid vastlegt van een bepaalde doelgroep over een beleidsmaatregel. Opiniepeiling: Een meting van de opinie van belanghebbenden over het gevoerde beleid. Observatie-onderzoek: Waarnemingsmethode waarbij de onderzoekers door kijken en luisteren vaststellen wat er gebeurt. Beschrijvend onderzoek: Onderzoek waarbij de onderzoeker op vooraf afgesproken aspecten let en die beschrijft.
in opdracht van:
5
EBB is voor professionele beleidsmedewerkers een natuurlijk onderdeel van hun werk Beleidsmedewerkers zijn verplicht de effectiviteit van hun beleid te toetsen. Beleidsmedewerkers moeten publiek geld zo effectief en efficiënt mogelijk besteden. Beleidsmedewerkers moeten bewindspersonen zo goed en onderbouwd mogelijk informeren. Beleidsmedewerkers moeten oog hebben voor de lange termijn. Beleidsmedewerkers worden beoordeeld en beloond op basis van hun EBB.
Beleidsmedewerkers willen met EBB zes doelen bereiken EBB heeft als doel beoogd beleid zo effectief mogelijk uit te voeren. EBB heeft als doel de uitrol van ineffectieve maatregelen te voorkomen. EBB heeft als doel vooraf de gekozen beleidsrichting te kunnen onderbouwen. EBB heeft als doel achteraf verantwoording af te kunnen leggen over het gekozen beleid. EBB heeft als doel de kwaliteit van het beleidsproces te verhogen.
een aantal vorMen van BewiJs vergaren
4 een aantal randvoorwaarden
Beleidsmedewerkers zijn praktisch in staat EBB te voeren Beleidsmedewerkers hebben genoeg tijd voor EBB. Beleidsmedewerkers hebben voldoende budget voor EBB. Beleidsmedewerkers hebben (toegang tot) kennis van onderwijs en wetenschap. Beleidsmedewerkers hebben kennis over evaluatiemethodieken. Beleidsmedewerkers kunnen rekenen op steun van hun leidinggevenden en vanuit de politiek.
Deze Informatiekaart geeft een overzicht van wat het ministerie van OCW bedoeld met Evidence Based (onderwijs)Beleid (EBB). Deze kaart is tot stand gekomen op basis van literatuuronderzoek en denksessies met beleidsmedewerkers van het ministerie van OCW. Met dank aan allen voor hun denkwerk.
gemaakt door:
© 2010
NAAR EEN TOEKOMST DIE WERKT De arbeidsmarkt staat aan de vooravond van een fundamentele verandering: de komende decennia krijgen we te maken met meer werk en met minder mensen. Door internationale concurrentie nemen de eisen aan het kennisniveau en het aanpassingsvermogen van de beroepsbevolking toe. De Commissie Arbeidsparticipatie adviseert in het rapport Naar een toekomst die werkt (juni 2008) over maatregelen die nodig zijn om de arbeidsparticipatie tot 80 procent te verhogen. Het gaat om voorstellen voor de korte en de lange termijn. Het gaat ook om voorstellen om de werking van de arbeidsmarkt kwalitatief en kwantitatief te verbeteren. Deze Informatiekaart is de visuele samenvatting van het rapport.
Vijf knelpunten staan een hogere arbeidsparticipatie in de weg:
Met meer mensen aan het werk kunnen vier doelstellingen gerealiseerd worden:
Er zijn 900.000 mensen die wel kunnen en willen werken (de ene helft met uitkering, de andere helft zonder), maar die niet goed aan het werk worden geholpen. De werktijden en de organisatie van werk maken dat er veel in (kleine) deeltijdbanen wordt gewerkt. De arbeidsmarkt voor ouderen zit op slot; er wordt te weinig in hun inzetbaarheid geïnvesteerd. Het onderwijs sluit (kwalitatief) onvoldoende aan op de vraag van de arbeidsmarkt en de schooluitval is te hoog. Door gebrek aan stimulans wordt er te weinig geïnvesteerd in de inzetbaarheid van werknemers.
Met voldoende en goed opgeleide mensen kan de economie blijven groeien. De beschikbaarheid en kwaliteit van de publieke dienstverlening (onderwijs en zorg) blijft op peil. Concentraties van inactiviteit en uitsluiting worden voorkomen. De AOW en andere sociale voorzieningen blijven betaalbaar ondanks het toenemend aantal ouderen.
ANALYSE Waarom moet de arbeidsparticipatie omhoog en waarom gaat dit niet vanzelf? Verbeter de uitvoering van reïntegratie. Zorg dat er in regionaal verband bindende resultaatafspraken worden gemaakt. Introduceer een no-risk polis voor ziekte en een tijdelijke loonkostensubsidie voor werkgevers bij het aannemen van langdurig werklozen. Introduceer een participatieplicht voor alle mensen die een half jaar een uitkering hebben en combineer dat met een financiële prikkel.
Stimuleer meer uren werken door werknemers in deeltijd. Maak via aanpassing van de belastingkortingen meer uren werk voor deeltijdwerkers financieel meer lonend. Geef als overheid het goede voorbeeld aan werkgevers door flexibele werktijden aan te bieden. Introduceer voor- en naschoolse voorzieningen naar Zweeds model.
Stimuleer werken tot de AOW-leeftijd.
Stimuleer inzetbaarheid door introductie van een Werkbudget voor iedereen. Laat werknemers zelf de bestemming bepalen (inzetbaarheid of inkomensaanvulling). Laat alle partijen meebetalen aan het Werkbudget waarbij kostenneutraliteit een belangrijk uitgangspunt is.
SPOOR 1 zO SNEL MOGELIjK MEER MENSEN AAN HET WERK
OPLOSSINGEN Hoe kan de arbeidsparticipatie omhoog tot 80 procent?
SPOOR 2 WERKzEKERHEID vOOR IEDEREEN
Verhoog de arbeidskorting voor ouderen. Maak het mogelijk om levenslooptegoeden ook na 65-jarige leeftijd in te zetten. Verhoog voor werkgevers de vrijstelling voor sociale premies als ze ouderen in dienst nemen. Roep sociale partners op om de arbeidsduur van oudere werknemers geleidelijker af te bouwen.
Vorm de WW om tot een Werkverzekering. Laat werkgever bij ontslag maximaal een half jaar loon doorbetalen en maak de werkgever in deze transferperiode ook verantwoordelijk voor reïntegratie. Zorg dat bij voldoende inspanning door de werkgever na een half jaar de sector voor zes maanden de financiering overneemt, waarbij de verantwoordelijkheid voor reïntegratie overgaat naar de Locatie Werk en Inkomen (LWI) – sociale partners kunnen de uitvoering ook elders beleggen –. Introduceer een Voorziening voor Werk en Inkomen, uitgevoerd door de LWI onder de financiële verantwoordelijkheid van de gemeente waarbij de uitkeringshoogte geleidelijk daalt tot bijstandsniveau. Zorg dat de uitkeringsduur van de drie fasen korter is dan de huidige WW.
Maak één partij financieel verantwoordelijk voor reïntegratie van mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt. Beleg het financiële risico van langdurig werklozen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en Wajongers op het niveau van de LWI.
Verbeter de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Geef het VMBO ruimte voor de intersectorale leerweg en vakschoolvarianten voor tekortsectoren. Zorg dat het VMBO en het MBO goed op elkaar aansluiten (doorlopende leerlijnen). Introduceer een open bestel voor het beroepsonderwijs met meer ruimte voor private initiatieven en zorg voor een bekostiging op basis van diploma’s en arbeidsmarktkansen van afgestudeerden.
Verhoog de inzetbaarheid. Geef iedereen recht op een digitiaal e-portfolio waarmee men meer inzicht krijgt in de eigen arbeidsmarktpositie en loopbaanmogeljkheden. Introduceer op grote schaal talentverkenningen en EVC-procedures (Elders Verworven Competenties). Zorg dat mensen een groter deel van hun scholingsuitgaven fiscaal kunnen aftrekken.
SPOOR 3 DuuRzAME ARbEIDS PARTIcIPATIE
Verhoog geleidelijk de AOW- en pensioenleeftijd. Verhoog vanaf 2016 de AOW-gerechtigde leeftijd met één maand per jaar totdat deze in 2040 op 67 uitkomt.
Fiscaliseer geleidelijk de AOW. Laat AOW-gerechtigden geboren na 1945 vanaf 2011 meebetalen aan de AOW.
in opdracht van:
Commissie Arbeidsparticipatie
gemaakt door:
© 2008
Dijsselbloemkaart De Commissie Dijsselbloem is in haar onderzoeksrapport ‘Tijd voor Onderwijs’ kritisch over de onderwijs vernieuwingen in Nederland. Toch zal ook in de toekomst onderwijsvernieuwing nodig blijven. Deze kaart geeft een overzicht van de eisen die de Commissie stelt aan toekomstige onderwijsvernieuwingen.
De scholen zijn verantwoordelijk voor het ‘hoe’. De scholen zijn verantwoordelijk voor het ‘hoe’. (zie ‘eisen aan de scholen’)
De scholen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijsproces. De scholen bepalen de manier waarop kennis en vaardigheden worden aangeleerd. De scholen bepalen het pedagogischdidactisch klimaat.
De overheid is verantwoordelijk voor het ‘wat’. (zie ‘eisen aan de overheid wat betreft de inhoud’)
De scholen moeten zich voor doorgevoerde vernieuwingen verantwoorden. De scholen moeten zich verantwoorden aan de overheid en direct belanghebbenden. De scholen moeten verantwoorden welke keuze zij maken uit de mogelijke werkvormen. De scholen leggen in hun schoolplannen verantwoording af aan het bevoegd gezag en aan ouders. Scholen moeten met een begin en eindtoets hun ‘toegevoegde waarde’ laten zien.
EisEn aan DE scholEn
Scholen moeten personeel bij de onderwijsvernieuwingen betrekken.
algEmEnE EisEn aan DE RolVERDEling BiJ onDERWiJsVERniEUWing
De overheid is verantwoordelijk voor een zorgvuldig proces van onderwijsvernieuwing. (zie: ‘eisen aan de overheid wat betreft het proces’)
Binnen de school moeten de docenten de vakdidactiek bepalen.
Onderwijsvernieuwing vereist een zorgvuldig beleidsproces. (toetsingskader voor onderwijsvernieuwingsbeleid)
Scholen moeten zich bij vernieuwing de volgende vragen stellen Welke (nieuwe) onderwijsinhoud vraagt om welke (nieuwe) werkvormen? Bij welke leerling(groep) zet je wanneer welke (nieuwe) werkvorm in? Is hierbij rekeninggehouden met specifieke doelgroepen, zoals zorgleerlingen of jongens en meisjes? Is de (nieuwe) werkvorm bewezen effectief en efficiënt voor deze inhoud en voor deze leerlingen? Zo nee, hoe kan de vernieuwing dan middels een onderzoek in de praktijk worden getoetst? Is er controle op de vernieuwing, bijvoorbeeld door een wetenschappelijk instituut? Zijn er genoeg gekwalificeerde docenten om te kunnen vernieuwen en worden zij goed bijgeschoold?
De overheid is verantwoordelijk voor de onderwijsinhoud.
Welke eisen stelt Dijsselbloem bij toekomstige onderwijs vernieuwingen aan de scholen en aan de overheid?
De overheid moet een meetinstrument hebben om de onderwijskwaliteit te bewaken. Inspectie moet de resultaten controleren met een door de Tweede Kamer gemaakt toetsingskader.
De overheid moet ook elementen van het ‘hoe’ borgen. De overheid bepaalt de wettelijk verplichte onderwijstijd. De overheid stelt de kwaliteitseisen voor docenten op.
De overheid moet zorgen voor adequate en additionele financiering. De overheid mag niet van scholen eisen dat ze vernieuwing financieren uit de lopende begroting. OCW moet inzichtelijk maken hoeveel geld beschikbaar is voor welke vormen van onderwijsvernieuwing. De overheid is verantwoordelijk voor het bewaken van de efficiënte besteding van de onderwijsgelden.
De politiek moet geen (partij)politieke idealen proberen te realiseren via het onderwijs. De politiek moet in regeerakkoorden geen gedetailleerde afspraken maken over onderwijsvernieuwingen.
De Tweede Kamer moet onderwijsvernieuwing gefaseerd invoeren.
De overheid is verantwoordelijk voor toetsing en examinering.
De overheid is verantwoordelijk voor het toezicht.
Onderwijsvernieuwing kan alleen als er voldoende tijd en geld is.
De politiek moet zelfbeheersing tonen.
De overheid definieert de onderwijsinhoud via leerstandaarden en canonisering. Leerstandaarden worden ontwikkeld met docenten, schoolleiders, inspectie en wetenschap. Vernieuwing van de onderwijsinhoud is een geleidelijk proces. Vernieuwing van de onderwijsinhoud vergt grote betrokkenheid van vakdocenten.
Om de kwaliteit van onderwijs te kunnen meten, is een verplichte begin en eindtoets nodig. In het VO moet de leerling om te slagen een voldoende halen voor zowel eindexamen als schoolexamen.
De probleemanalyse is wetenschappelijk onderbouwd en wordt breed gedragen door betrokkenen. Er is aangetoond dat overheidsinterventie nodig is en eerder beleid is geëvalueerd. Er is verantwoord welke beleidsalternatieven zijn overwogen en gekozen. Het beleid is opgesteld en uitgewerkt rekening houdend met ander beleid. De gekozen beleidsoptie moet wetenschappelijk gevalideerd worden in kleine pilots. Aan de voorwaarden voor een goede implementatie (tijd, geld, expertise) is voldaan. Scholen en docenten zijn actief betrokken bij de totstandkoming van de vernieuwing. Er is voldoende draagvlak voor de vernieuwing onder alle betrokkenen. De vernieuwing moet tussentijds worden geëvalueerd, echter zonder overhaaste bijstellingen. Wie wil afwijken van dit toetsingskader moet dit altijd eerst uitleggen aan het parlement.
EisEn aan DE oVERhEiD WaT BETREFT DE inhoUD
EisEn aan DE oVERhEiD WaT BETREFT hET PRocEs
In nieuwe onderwijswetten moet ruimte zijn voor het uitproberen en bijstellen van de wet. De wet moet ruimte bieden om een aantal jaren te experimenteren met stapsgewijze invoering. De wet moet ruimte bieden om vernieuwingen op kleine schaal te evalueren. De wetgever kan de definitieve wet vervolgens aanpassen op basis van de praktische bevindingen.
De Tweede Kamer moet onderwijsvernieuwing laten toetsen door externe experts. De Tweede Kamer moet voor nieuwe onderwijswetten een uitvoeringstoets laten uitvoeren. De uitvoeringstoets bekijkt of scholen de vernieuwing bedrijfsmatig uit kunnen voeren. De uitvoeringstoets bekijkt of docenten de vernieuwing inhoudelijk kunnen realiseren. De uitvoeringstoets bekijkt de financiële onderbouwing van de onderwijsvernieuwing. De uitvoeringstoets bekijkt of er voldoende tijd beschikbaar is voor de vernieuwing.
De overheid mag onderwijsvernieuwing niet uit handen geven aan externe procesmanagers. Extern procesmanagement staat op gespannen voet met de politieke verantwoordelijkheid. Extern procesmanagement staat op gespannen voet met adequaat parlementair toezicht.
in opdracht van:
onderwijs dat werkt
gemaakt door: ©
Onder de ‘huidige regelsamenleving’ verstaan we een samenleving die in sterke mate op expliciete regels gebaseerd is. Op basis van bijeenkomsten met deskundigen op het gebied van de regelsamenleving zijn de voor- en nadelen op deze kaart in beeld gebracht.
VOORDELEN VOORDELEN De regelsamenleving faciliteert hoge standaarden (maatschappelijk en bedrijfsmatig). De regelsamenleving faciliteert de complexiteit en diversiteit in de samenleving (maatwerk). De regelsamenleving biedt een juridische structuur en legt rechten en plichten vast. De ruimte voor willekeur neemt af.
NADELEN Door de complexiteit zijn regels vaak onderling strijdig of werken averechts. Er blijven altijd uitzonderingsgevallen bestaan waarop de regels slecht aansluiten. Regels vragen vaak om nog meer regels, en het inperken van de regelsamenleving is lastig. Sommige regels zijn vooral een antwoord op incidenten en daarom overbodig of relatief duur. Omdat het toezichtsapparaat te klein is voor het aantal regels, zien autoriteiten zich gedwongen tot gedoogbeleid, wat leidt tot willekeur. De regels worden vaak ontdoken en dat vermindert de geloofwaardigheid ervan. Regels worden soms voor andere doelen gebruikt dan beoogd, daarmee neemt de rechtszekerheid af. In de regelsamenleving worden leken afhankelijk van (juridische) experts.
VOORDELEN
JuridiSch
Sociaalcultureel
De regelsamenleving biedt mensen houvast en een vertrouwensbasis voor maatschappelijk verkeer. Collectieve problemen worden opgelost via collectieve goederen en voorzieningen. Iedereen heeft gelijke rechten en plichten, iedereen wordt gelijk behandeld. De regelsamenleving zorgt voor de zwakkeren die anders het onderspit zouden delven. De opgebouwde collectieve wijsheid en de culturele waarden zijn expliciet vastgelegd. Expliciete regels stellen traditionele, impliciete regels ter discussie. De regelsamenleving voedt het debat over de gedeelde normen en waarden.
NADELEN
Wat zijn de maatschappelijke voor- en nadelen van de huidige regelsamenleving?
De regelsamenleving ontmoedigt eigen verantwoordelijkheid en initiatief. Mensen raken het gevoel kwijt van de achterliggende waarden en principes van de regels. Mensen gaan risico mijden, want zij zijn (door een claimcultuur) bang om fouten te maken. Voor een deel van de burgers is de regelsamenleving te complex, waardoor tweedeling dreigt. De regelsamenleving behartigt gevestigde belangen, buitenstaanders worden benadeeld. Mensen raken vervreemd van ‘het systeem’ en voelen zich niet meer thuis. De regelsamenleving is zo complex dat een ieder - onbewust - overtredingen maakt. Mensen verwachten dat regels alles oplossen, de regelsamenleving biedt schijnzekerheid.
VOORDELEN
De politiek kan met regels problemen en ergernissen van het publiek oplossen. De politiek kan zaken gedetailleerd regelen en maatwerk bieden. De regelsamenleving is goed bestuurbaar, omdat het systeem beheersbaar is. Bestuurders kunnen gedrag voorspellen en daardoor beter beïnvloeden.
Regels, zoals voor intellectueel eigendom en handel, faciliteren innovatie en economische ontwikkeling. De regelsamenleving legt de basis voor ondernemerschap (eigendomsrecht, contractrecht). De regelsamenleving zet marktpartijen en instellingen aan tot innovatie.
NADELEN De vele en complexe regels - soms van beperkte kwaliteit - hollen onder burgers het draagvlak voor regelgeving uit. Het systeem is zo complex dat de politiek de gevolgen van (nieuwe) regels niet goed inschat en daardoor fouten maakt. Politici staan onder druk door de publieke overtuiging dat zij met regels alles kunnen oplossen. De burger heeft het gevoel dat niets mag, en keert zich tegen de politiek. Toezichthouders kunnen niet alles controleren en stellen daarom - zonder politieke controle - hun eigen prioriteiten en uitvoeringsagenda vast.
in opdracht van:
Politiek
economiSch
Deze Informatiekaart is onderdeel van het KPMG-programma ‘Hypegiaphobia’. Onder deze Engelse term, die staat voor de angst voor het nemen van eigen verantwoordelijkheid, onderneemt KPMG initiatieven om samen met andere maatschappelijke partijen op zoek te gaan naar een nieuwe balans tussen regels en vertrouwen. Meer informatie hierover is te vinden op www.hypegiaphobia.nl.
NADELEN De publieke kosten voor het regelapparaat en het toezicht zijn hoog, detailregels maken en onderhouden is bovendien extra duur. De private kosten voor de naleving en verantwoording zijn hoog en bovendien zijn er verborgen kosten omdat innovaties door regels moeilijker tot stand komen. De regelsamenleving remt de economische groei en verslechtert de concurrentiepositie. De kans op schade door claims of boetes neemt toe.
gemaakt door:
© 2008
Polarisatie Deze kaart vormt de aanzet tot een advies van de RMO over polarisatie. De voor- en nadelen op deze kaart zijn geïnventariseerd in twee denksessies met deskundigen op het gebied van polarisatie. De kaart weerspiegelt hun inzichten. Met dank aan alle deelnemers voor hun denkwerk. Bij deze kaart is de volgende definitie van polarisatie gehanteerd: “Proces waarin twee groepen steeds meer tegenover elkaar komen te staan of worden gezet”.
Voordelen
De rechterlijke macht wordt creatiever en zoekt nieuwe oplossingen, bijvoorbeeld mediation. De grenzen van de rechtstaat worden actiever verkend en zonodig aangescherpt. Het vertrouwen in de rechterlijke macht neemt toe als polarisatie-conflicten goed worden opgelost.
Partijen moeten zich bezinnen op hun positie en hun argumentatie verbeteren. Compromissen sluiten in achterkamertjes heeft minder kans, dat maakt de politiek transparanter. Polarisatie maakt duidelijk waar de scheidslijnen lopen in de samenleving. Het publieke debat wordt levendiger, waardoor de betrokkenheid van burgers toeneemt. Tegenstellingen worden blootgelegd en bespreekbaar, dat versterkt de democratie. De media trekken meer consumenten en krijgen meer kans om zich te profileren.
Nadelen Politieke tegenstellingen leiden tot een instabiel politiek stelsel, samenwerken is moeilijker. Polarisatie leidt tot populistische leiders en symboolpolitiek, de inhoud wordt minder belangrijk. Een gebrek aan tolerantie binnen de partij en bij de partijleider vermindert de partijdemocratie. Debatten verharden en verengen, de kwaliteit van de onderbouwing doet er niet meer toe. In de politiek ontstaat tunnelvisie, waardoor andere ideeën buitengesloten worden. Politici verliezen geloofwaardigheid bij burgers door extreme uitspraken en overdrijvingen. Polarisatie zal ertoe leiden dat meer politici en opiniemakers worden bedreigd door geweld. Politieke partijen of geestelijk leiders kunnen polarisatie exploiteren en versterken. Media en politiek gijzelen elkaar, de ruimte voor genuanceerde boodschappen verdwijnt. De media worden zelf speler in de polarisatie en verliezen hun onafhankelijkheid.
Nadelen
Politiek en Media
Juridisch
Economie
Nadelen Welzijn en welvaart worden beperkt omdat de samenwerking tussen groepen vermindert. Transactiekosten worden hoger, omdat mensen minder handelen op basis van vertrouwen. Mensen gaan extreem veel of juist heel weinig risico nemen, ook op financiële markten. Buitenlandse investeringen en toerisme kunnen afnemen vanwege polarisatie. Professionals (zorg, politie, onderwijs) hebben meer tijd nodig om wantrouwen te overwinnen. Mensen worden voorzichtig met kritiek en creativiteit, dat schaadt het concurrentievermogen. Polarisatie beïnvloedt de gezondheid negatief; dat leidt tot hogere zorgkosten. Het tegengaan van polarisatie legt beslag op schaarse publieke middelen.
Wat zijn de voor- en nadelen van polarisatie in Nederland?
Sociaal
Polarisatie leidt tot wantrouwen en uitsluiting; bevolkingsgroepen leven meer gesegregeerd. Het melden van misstanden binnen de groep vermindert, omdat dit wordt gezien als verraad. Sommige groeperingen zullen het collectieve sociale contract opzeggen. Door polarisatie neemt de tolerantie af: men vindt dingen sneller dan voorheen onacceptabel. Zelfgenoegzaamheid neemt toe door polarisatie, mensen zien succes als hun verdienste. Polarisatie geeft een veelheid aan tegengestelde geluiden, dit draagt bij tot normonzekerheid. Polarisatie roept emotie op en dat staat een rationele discussie in de weg. Polarisatie bevestigt clichés en stereotyperingen, deze zijn moeilijk te doorbreken. De media gaan zaken ongenuanceerder voorstellen en informatie gaat verloren.
Voordelen
Polarisatie maakt inzichtelijk waar eventuele veiligheidsproblemen zitten, en zorgt voor extra ingrepen in de veiligheid. De extra nadruk op veiligheid kan leiden tot nuttige innovaties in de beveiligingsbranche. Polarisatie maakt dat bevolkingsgroepen zichzelf beter gaan beschermen. Groepen gaan zelf geweld disciplineren, omdat de macht van de groep toeneemt. Polarisatie leidt af van praktische problemen en kan op andere terreinen een veilig gevoel geven.
Polarisatie vermindert het gevoel van veiligheid, mensen gaan zich risicomijdend gedragen. Polarisatie voedt haat en extremisme, dit leidt tot ongewenst gedrag en bedreigt de veiligheid. Polarisatie maakt dat sommige mensen gewelddadig worden. De samenleving verhardt als polarisatie leidt tot verscherping van het strafrecht. Internationale conflicten kunnen door polarisatie worden geïmporteerd.
in opdracht van:
Bij polarisatie worden problemen blootgelegd en dat maakt ook de oorzaken inzichtelijk. De samenleving wordt transparanter: tegenstellingen en extreme groepen worden zichtbaar. Polarisatie versterkt de sociale samenhang binnen bevolkingsgroepen. Polarisatie is soms een (noodzakelijke) stap in de emancipatie van minderheden; zij gaan daardoor hun identiteit bewuster aanzetten. Polarisatie activeert mensen, omdat gewoontes en routines worden doorbroken. Polarisatie laat inzien dat voor tolerantie meer nodig is dan enkel onverschilligheid. Polarisatie maakt posities helderder, mensen worden over elkaars ideeën aan het denken gezet.
Nadelen
Voordelen
Nadelen
De rechtsstaat wordt ondermijnd, bijvoorbeeld door maatregelen die de privacy inperken. Polarisatie kan een aanleiding vormen om de vrijheid van meningsuiting te beperken. Het maatschappelijk fatsoen juridiseert, dat verhoogt de druk op het justitiële apparaat. Polarisatie werkt klassenjustitie in de hand: vooroordelen zorgen voor strengere straffen. Het respect voor gerechtelijke uitspraken neemt af; omdat verliezers zich vaker onheus behandeld voelen. Politici voelen zich door polarisatie soms gedwongen uitspraken te doen over de rechtspraak, dat vermindert de scheiding der machten. De kans op gelegenheidswetgeving en verscherping van de strafbepaling neemt toe. Maatregelen als reactie op polarisatie (verbod op islamitische scholen) kunnen tot wettelijke ongelijkheid leiden.
Voordelen
Voordelen Polarisatie leidt tot verhoogde concurrentie en daarom misschien tot meer bedrijvigheid. Een aantal sectoren profiteert van polarisatie (media, advocatuur, beveiliging). Door polarisatie onstaan eenduidige groepen en is marktgedrag beter voorspelbaar. Polarisatie leidt tot meer uitgesproken en zelfbewuste werknemers. Door polarisatie krijgen belangengroepen (zoals vakbonden) een belangrijker rol.
Voordelen
Door polarisatie identificeren mensen zich sterker met een groep: dat biedt houvast. Trots op het lidmaatschap van de eigen groep neemt toe. Je hard uitspreken tegen de andere groep kan binnen de groep extra status opleveren. De perceptie van de werkelijkheid is eenvoudiger, mensen kunnen daardoor sneller beslissen. Polariseren is stoer, opwindend, spannend en biedt vermaak.
Veiligheid
Persoonlijk
Nadelen Polarisatie leidt aantoonbaar tot spanning, depressie, agressie, zelfisolatie en fysieke klachten. Door toegenomen identificatie met de groep voelen mensen zich afhankelijker en nemen zij moeilijker afstand van de groep; zij verliezen hun gevoel van zelfbeschikking. Individuen moet voldoen aan groepsnormen waardoor emancipatie minder acceptabel wordt. Mensen voelen zich eerder tekortgedaan: ze krijgen het gevoel recht te hebben op alles. Door polarisatie worden mensen gedwongen om te kiezen, twijfel is niet meer mogelijk.
gemaakt door: ©