ARGUMENTENKAART EVIDENCE BASED BELEID KWALITEIT EBB verhoogt de kwaliteit van beleidsontwikkeling
Beleidsmedewerkers hebben onvoldoende kennis van en ervaring met EBB om het goed te kunnen doen. Het voorgenomen beleid wordt afgesproken in het coalitie- of regeerakkoord, EBB of geen EBB. EBB is veelal niet geschikt voor het oplossen van acute problemen.
KWALITEIT
EBB dwingt beleidsmedewerkers in contact te blijven met hun netwerk, de maatschappij en de wetenschap. EBB maakt het mogelijk consistenter onderwijsbeleid te voeren, over de politieke termijnen heen. EBB is voor het ministerie een goed middel om de kloof tussen wetenschap en praktijk te verkleinen.
Onderwijsbeleid zonder wetenschappelijk onderbouwing is niet ethisch
EBB levert kennis op
KENNIS
EBB vergroot de kennis van beleidseffecten. EBB vergroot de kennis over op een wetenschappelijke manier beleid maken.
EBB is een motiverende manier van beleid maken
ETHIEK
ETHIEK
Zonder EBB experimenteert het onderwijs in de praktijk met àlle kinderen. (Beperkte) zekerheid over de effecten van onderwijsbeleid is beter dan onzekerheid.
Wat zijn voor het ministerie van OCW de argumenten voor en tegen Evidence Based Beleid (EBB)?
MOTIVATIE
voor
Het ministerie heeft de morele plicht om de belastingbetaler te laten weten wat hij waarom doet. EBB hoort bij de beroepsstandaard van beleidsmedewerkers omdat het de kwaliteit van werk verbetert. EBB is dienstbaar aan de ideële opdracht van het onderwijs kennis te vergaren en te verbeteren.
in opdracht van:
EBB levert geen ‘harde’ kennis op De effecten van beleid zijn niet altijd goed te meten en daarmee ook niet ‘hard’ te maken. De kennis die EBB oplevert is lastig te gebruiken in andere situaties. Iedere vorm van ‘bewijs’ kent een mate van subjectiviteit.
EBB is geen motiverende manier van beleid maken EBB heeft geen zin want de politiek-ambtelijke werkelijkheid laat zich niet sturen door de uitkomsten. Leidinggevenden en bewindspersonen zitten niet op tegenbewijs te wachten. Beleidsmedewerkers en politici verliezen keuzevrijheid als alles steeds onderbouwd moet zijn. EBB kost beleidsmedewerkers tijd terwijl de bewindspersonen snel willen scoren.
EFFECTIVITEIT EBB leidt tot hoge kosten en levert weinig op
EFFECTIVITEIT
Het ministerie heeft, onder meer door opeenvolgende taakstellingen, onvoldoende capaciteit voor EBB. De effecten van wetenschappelijk onderzoek zijn vaak klein en voegen daardoor weinig toe. De bewindspersonen zijn ook zonder wetenschappelijke onderbouwing enthousiast over een beleidsvoorstel. De Tweede Kamer heeft wetenschappelijke onderbouwing niet als harde voorwaarde gesteld. Het meten van de effecten heeft weinig nut omdat het beleid dan al definitief of stopgezet is.
IMAGO
EBB kan draagvlak voor beleid vergroten, mensen die ermee aan de slag moeten, weten dat het werkt. Met EBB kan kritiek op het beleid van het ministerie beargumenteerd worden weerlegd. Het ministerie van Ónderwijs en Wétenschap heeft een voorbeeldfunctie voor het in- en uitvoeren van EBB.
EBB is de plicht van het ministerie
KENNIS
tegen
EBB voorkomt dat beleidsmedewerkers steeds opnieuw het wiel moeten uitvinden. Beleidsmedewerkers kunnen met EBB de effectiviteit en continuïteit van onderwijsbeleid borgen. EBB voorkomt ineffectief beleid en voorkomt daarmee tijd en kosten voor latere bijsturing.
EBB verbetert het imago van het ministerie
EBB is voor het onderwijs niet ethisch Kinderen zijn geen proefkonijnen. Onderwijs moet op dezelfde manier voor iedereen toegankelijk zijn. Ouders en kinderen voelen zich uitgesloten als zij niet aan het experiment mee mogen doen.
MOTIVATIE
Beleidsmedewerkers zijn trots en enthousiast als ze de effecten van (voorgesteld) beleid kunnen aantonen. Beleidsmedewerkers kunnen met EBB eigen onzekerheden, en die van bewindspersonen, afdekken. Beleidsmedewerkers kunnen mensen binnen en buiten het ministerie makkelijker overtuigen.
EBB verbetert de kosteneffectiviteit van beleidsontwikkeling
EBB verhoogt de kwaliteit van de beleidsontwikkeling niet
BELEIDSRUIMTE
Deze Argumentenkaart geeft een overzicht van de argumenten voor en tegen Evidence Based (onderwijs)Beleid (EBB) voor het ministerie van OCW. Deze kaart is tot stand gekomen op basis van denksessies met beleidsmedewerkers van het ministerie van OCW. Met dank aan allen voor hun denkwerk.
IMAGO
EBB verslechtert het imago van het ministerie Onderwijsinstellingen ervaren de informatie die nodig is om EBB te voeren als extra last. De wetenschappelijke kennis die bij EBB ten grondslag ligt aan beleid is ook altijd te weerleggen.
BELEIDSRUIMTE
EBB is voor het ministerie niet altijd mogelijk Wetgeving (zoals de Wet op het Primair Onderwijs) staat experimenten niet altijd toe.
gemaakt door:
© 2010
defInItIekaart MarktwerkInG
Hoe kunnen we marktwerking in de zorg definiëren?
een tweetal defInItIeS
een tweetal doelen
Marktwerking in de zorg is een systeem van door de overheid gereguleerde concurrentie waarbij vraag en aanbod de prijs en kwaliteit van de zorg bepalen terwijl toegankelijkheid en solidariteit zijn gewaarborgd.
Welke doelen heeft de wetgever met het marktwerkingssysteem? Doelmatige zorg; een goede verhouding tussen kosten en baten en efficiënte benutting van middelen. Kwalitatief betere en effectievere zorg.
Marktwerking in de zorg is het systeem waarmee de wetgever voor elk van de drie zorgsectoren (Zvw, Wmo, AWBZ) de balans tussen vraag en aanbod stuurt en begrenst.
wat verstaan wij onder marktwerking in de gezondheidszorg?
Aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan om de doelen van marktwerking te bereiken? Marktwerking vereist een financieringsstructuur die partijen prikkelt efficiëntere zorg te verlenen. de juiste prikkels
Marktwerking vereist concurrentie die partijen dwingt tot innovatie: betere producten en diensten. Marktwerking vereist concurrerende aanbieders, zodat consumenten echt iets te kiezen hebben. Marktwerking vereist mondige patiënten en dus emancipatie van de patiënt. Marktwerking vereist dat de prikkels per sector (Zvw, Wmo, AWBZ) worden geoptimaliseerd.
Marktwerking vereist dat partijen toegang hebben tot informatie over de kwaliteit van de zorg. transparantie
Marktwerking vereist dat partijen inzicht hebben in de kosten van de zorg.
Marktwerking vereist wet- en regelgeving tegen ongewenste neveneffecten.
Waar is de wetgever vanuit gegaan bij het ontwerpen van het marktwerkingssysteem? De kwaliteit van de zorg blijft gewaarborgd; de zorg voldoet altijd aan minimumeisen. Alle burgers hebben recht op een basispakket aan zorg dat toegankelijk, bereikbaar en betaalbaar is.
een aantal UItGanGSPUnten
een aantal randvoorwaarden
Marktwerking vereist dat toetreding bij wet is geregeld. markttoezicht
Marktwerking vereist toezicht, onder andere van marktmeesters. Marktwerking vereist dat toezichthouders, waaronder de overheid, de markt de ruimte geven.
Alle burgers zijn verzekerd en betalen naar draagkracht mee aan de kosten van de zorg. Patiënten moeten zelf kunnen kiezen bij wie ze zich verzekeren en waar ze welke zorg kunnen krijgen, en van wie.
ondernemerschap
De mate van regulering verschilt, afhankelijk van wat voor een zorgsector (Zvw, Wmo, AWBZ) wenselijk is.
in opdracht van:
Marktwerking vereist ondernemerschap en acceptatie van risico’s voor marktpartijen. Marktwerking vereist dat toetreden tot de zorgmarkt mogelijk en (financieel) aantrekkelijk is.
Deze Informatiekaart is tot stand gekomen op basis van literatuuronderzoek en één denksessie met deelnemers aan de Master Class voor Zorgbestuurders van het Erasmus Centrum voor Management Development in de zorg. Met dank aan de deelnemers voor hun denkwerk. gemaakt door:
© 2010
InformatIekaart lokale duurzame energIebedrIjven Hoe kan een gemeente een LDEB financieren? Een gemeente kan subsidiëren
Wat is de definitie van een LDEB?
De gemeente stelt geld beschikbaar voor een LDEB; de exploitant hoeft dit niet terug te betalen.
definitie
Een gemeente kan een lening verstrekken De gemeente stelt (tegen relatief lage rente) geld beschikbaar voor een LDEB.
Een gemeente kan garant staan
Financiering
De gemeente dekt het risico af dat een LDEB een (bank)lening of de rente niet meer kan betalen. De gemeente dekt nieuwe, hogere rentes af bij herfinanciering van een langlopend LDEB-project.
Een LDEB produceert of levert lokaal duurzame energie uit zon, wind, water, (schone) biomassa of de aarde. Een LDEB levert energie aan lokale afnemers, zoals bewoners, bedrijven of instellingen. Afnemers gebruiken energie voor elektriciteit, verwarming, koeling, warm water, koken of brandstof. Een LDEB is een zelfstandige marktpartij en behaalt een maatschappelijk verantwoord rendement. Een LDEB is meestal een samenwerkingsverband van burgers, bedrijven en lokale (publieke) instellingen.
Een gemeente kan zelf investeren
Welke diensten kan een gemeente aanbieden?
De gemeente is (mede-)oprichter en (mede-)eigenaar van de private rechtspersoon LDEB. De gemeente investeert (mede) in een fonds waarop energiebedrijven - ook LDEB’s - kunnen inschrijven. De gemeente investeert in een specifiek LDEB.
diensten
De gemeente brengt op eigen initiatief partijen bij elkaar die een LDEB kunnen oprichten. De gemeente eist de inzet van LDEB’s bij gebieds- of projectontwikkeling. De gemeente stelt bij aanbestedingen en concessies prestatie-eisen die gelijk zijn aan die van LDEB’s. De gemeente draagt zorg voor de kennisbasis over LDEB’s.
Een gemeente kan klant zijn De gemeente betaalt een LDEB voor te leveren diensten als energie of expertise.
Wat is een lokaal duurzaam energiebedrijf (ldeb) en welke rol kan een gemeente hierin spelen?
Hoe kan een gemeente haar diensten organiseren? Een gemeente kan zich beperken tot primaire taken De gemeente verricht haar wettelijke taken. De gemeente stimuleert en faciliteert LDEB’s. De gemeente laat commerciële uitbating van energie over aan de LDEB-exploitant.
Een gemeente kan met partners samenwerken in een zelfstandig LDEB-rechtspersoon De gemeente is met burgers, bedrijven of (publieke) instellingen aandeelhouder. Partners kiezen een rechtsvorm: stichting, (coöperatieve) vereniging, fonds, maatschap of vennootschap.
Een gemeente kan zelfstandig LDEB´s opzetten
Een gemeente kan de ontwikkeling van LDEB’s stimuleren
Een gemeente kan de ontwikkeling van LDEB’s faciliteren De gemeente zorgt voor (snelle) vergunningsverlening. De gemeente stelt fysieke capaciteit ter beschikking, zoals personeel of grond. De gemeente draagt financieel bij aan LDEB’s.
Een gemeente kan zelf de uitbater van de duurzame energie zijn De gemeente produceert duurzame energie en verkoopt deze aan energieleveranciers. De gemeente koopt zelf duurzame energie in en verkoopt deze aan eindgebruikers. De gemeente produceert duurzame energie en verkoopt deze aan eindgebruikers. De gemeente verkoopt energieoverschotten. De gemeente verhuurt duurzame energie-installaties. De gemeente investeert in LDEB´s.
Organisatie
De gemeente is de enige aandeelhouder van een LDEB en kiest een passende rechtsvorm. De gemeente produceert of levert duurzame energie en verhandelt eventuele energieoverschotten.
Aan wie kan de gemeente diensten aanbieden? Een gemeente kan diensten aanbieden aan exploitanten van LDEB´s
Welke wet- en regelgeving is mogelijk relevant voor een gemeente?
markten
Een gemeente moet voldoen aan wet- en regelgeving Gemeenten zijn wettelijk verplicht “prudent” om te gaan met hun middelen. Gemeenten mogen alleen geld uitlenen, investeren of garanties geven wanneer het de publieke zaak dient. Gemeenten moeten LDEB-activiteiten onder voorwaarden aanbesteden. Gemeenten mogen organisaties geen overheidssteun verlenen.
Wet- en regelgeving
Exploitanten zijn uitbater van een LDEB. Exploitanten kunnen (een combinatie van) burgers, bedrijven, instellingen of de overheid zelf zijn.
Een gemeente kan diensten aanbieden aan eindgebruikers van LDEB´s Eindgebruikers ontvangen direct te gebruiken energie en betalen hiervoor een rekening. Eindgebruikers kunnen burgers, bedrijven, instellingen of de overheid zelf zijn.
Een gemeente kan diensten aanbieden aan andere energiebedrijven Een LDEB moet voldoen aan wet- en regelgeving
Andere energiebedrijven produceren of leveren - net als een LDEB - ook energie.
Het type energie (elektriciteit, warmte, vervoer) bepaalt welke wetten en regels gelden voor een LDEB. Een LDEB moet mogelijk voldoen aan wetten als de Warmtewet, Elektriciteitswet, Gaswet, Grondwaterwet, Mijnbouwwet, Wet milieubeheer, Wet ruimtelijke ordening en de Belastingwet. Provincies en gemeenten kunnen aanvullende regelgeving hebben opgesteld, zoals milieuverordeningen.
Deze Informatiekaart geeft weer welke rol een gemeente kan spelen in een LDEB. Hiervoor heeft een gemeente verschillende opties die zij naar eigen inzicht kan combineren. Deze combinaties kunnen variëren per fase waarin een LDEB zich bevindt: de initiatief-, realisatie- of de exploitatiefase. Deze kaart gaat over een LDEB die duurzame energie produceert of levert, of dit allebei doet.
in opdracht van:
Deze kaart is tot stand gekomen op basis van literatuuronderzoek en een denksessie met deskundigen. Met dank aan allen voor hun denkwerk.
Een gemeente kan aan de hand van zes vragen van Agentschap NL bepalen of zij wil, kan en mag bijdragen aan een LDEB. Willen Waarom wil de gemeente betrokken zijn bij het oprichten van een LDEB? Draagt een LDEB bij aan de klimaatdoelen van de gemeente? Kunnen Kan de gemeente een wezenlijke bijdrage leveren aan een LDEB? Heeft de gemeente instrumenten beschikbaar (kennis en geld)? Mogen Is er politieke ruimte om mee te doen vanuit B en W en gemeenteraad? Kent de gemeente de speelruimte die overheden mogen nemen?
gemaakt door:
© 2010
ARGUMENTENKAART EUROPESE VERKIEZINGEN
Door mijn stem heb ik invloed
mijn invloed
Het Europees Parlement heeft best invloed en dat wordt nog meer met het Verdrag van Lissabon. Als de lage opkomst zo laag is als verwacht, heeft mijn stem relatief veel invloed.
Ik wil met mijn stem een signaal afgeven Met mijn stem laat ik zien dat ik een voor- of tegenstander ben van de Europese Unie. Met mijn stem laat ik zien wat ik van het Europees Parlement vind. Ik gebruik mijn stem als een protest tegen of een steunbetuiging aan het Nederlandse kabinet.
Ik weet welke kant het op moet met Europa
mijn overtuiging
Ik ondersteun de koers van een bepaalde politieke partij. Ik steun met mijn voorkeursstem een bepaalde politicus. Ik stem omdat ik sterke opvattingen heb over een bepaald thema (bijvoorbeeld milieu). Ik voorkom dat mensen met een andere politieke voorkeur de koers bepalen.
Ik vind dat ik moet stemmen Ik vind democratie belangrijk en daar hoort stemmen bij. Stemmen is niet meer wettelijk verplicht, maar het is nog wel mijn burgerplicht. Door te stemmen voorkom ik dat gevestigde partijen voordeel hebben van de lage opkomst.
wEl mijn omgeving
mijn gevoel
wat zijn voor mij de argumenten om wel of niet te gaan stemmen voor het Europees Parlement?
De Europese verkiezingen spelen een belangrijke rol in mijn omgeving Mensen uit mijn omgeving vinden stemmen belangrijk en ik wil aan hun verwachtingen voldoen. Ik ben loyaal aan een politieke partij en die rekent op mijn stem. De media-aandacht geeft mij het idee dat deze verkiezingen belangrijk zijn.
Europa houdt me bezig Ik ben eurofiel: Europese politiek vind ik boeiend en ik beslis er graag over mee. Ik ben euroscepticus en wil dat geluid in het Europees Parlement versterken. Ik voel me Europeaan en stemmen versterkt mijn binding met Europa en de Europeanen.
Mijn stem heeft toch geen invloed
mijn invloed
Mijn ene stem op een paar miljoen stemmen maakt geen verschil. Nederland heeft maar 25 van de 736 zetels en daardoor relatief weinig invloed. Het Europees Parlement mag slechts meebeslissen over beperkt aantal onderwerpen zoals milieu en vervoer. Mijn stem wordt niet serieus genomen; het ‘nee’ bij het referendum over de grondwet is genegeerd.
Ik wil een signaal afgeven door niet te gaan stemmen Ik laat zien dat ik tegen (het beleid van) de Europese Unie ben. Ik laat zien dat ik het Europees Parlement afkeur. Ik laat zien dat ik geen vertrouwen heb in de kwaliteit en integriteit van Europarlementariërs. Niet stemmen is voor mij dé manier om te protesteren tegen de politieke ontwikkelingen in de Europese Unie.
mijn overtuiging
Ik kan met mijn politieke voorkeur niet terecht bij de deelnemende partijen Geen enkele partij vertegenwoordigt mijn opvattingen. Mijn voorkeurspartij vormt met andere partijen een Europese fractie die ik niet zie zitten. Ik kan niet kiezen tussen een aantal partijen waar ik het allemaal deels mee eens ben.
Ik vind dat ik niet hoef te stemmen
NIET
Ik stem al voor de Tweede Kamer en dat vind ik genoeg. Democratie is een schijnvertoning en daar doe ik niet aan mee.
mijn omgeving
Deze Argumentenkaart is gemaakt op basis van literatuuronderzoek en denksessies met deskundigen en kiesgerechtigden. Met dank aan alle deelnemers voor hun denkwerk.
in opdracht van:
mijn gevoel
De Europese verkiezingen leven niet in mijn omgeving Ik ken niemand in mijn omgeving die gaat stemmen. In mijn omgeving interesseert niemand zich voor de Europese Unie. Ik heb op 4 juni iets belangrijkers te doen.
Europa zegt me niets Ik wil niets met de Europese Unie of met Europese politiek te maken hebben. De onderwerpen en manier van werken van het Europees Parlement zijn voor mij abacadabra.
©2009
Strategie Divosa 2010-2015 Trends & Factoren extern
Politici heroverwegen de rol van overheden De taken van de overheid staan ter discussie doordat bezuinigingen dwingen tot politieke keuzes. Politici zien gemeenten als de aangewezen (want laagste) overheid om de kloof met burgers te dichten.
De economische crisis galmt nog jaren na op de arbeidsmarkt De werkloosheid in Nederland stijgt, meer in de private sector (bouw) dan de publieke (zorg). Verborgen armoede en schulden komen boven nu zekerheden (een werkende partner) wegvallen. Naarmate werkloosheid langer duurt ontstaat een grotere kans op een ‘verloren’ generatie. De baanzekerheid en werkzekerheid voor laagopgeleiden neemt af, meer dan voor hoger opgeleiden. In de toenemend dynamische arbeidsmarkt hebben minder werknemers een vast contract.
De politieke flanken worden sterker en populisme neemt toe
Politiek Economie
Populistische flankpartijen winnen aan populariteit. De politieke flanken (SP en PVV) vinden elkaar in het behoud van de verzorgingsstaat Centrumpartijen hebben weinig visie op de toekomst van de verzorgingsstaat. Gematigde politici gebruiken populisme om verloren kiezers terug te winnen. De plicht tot participeren zal protest onder (belangenbehartigers van) hulpbehoevenden oproepen.
De vergrijzing veroorzaakt op termijn krimp en schaarste aan werknemers Verschillende politieke doelen zijn paradoxaal
De groei van de beroepsbevolking slaat binnenkort om in krimp. In verschillende regio’s krimpt de bevolking nu al. De behoefte aan mantelzorg neemt toe.
De schaarste aan werknemers - krapte op de arbeidsmarkt - biedt kansen en uitdagingen De krapte beweegt de overheid tot beleid gericht op toename van de (arbeids)participatie. Hogere participatie vereist permanente educatie en dwingt tot nadenken over gezonder werken. De vraag naar laagbetaalde arbeid stijgt in de dienstensector en daalt in de industrie. Het aantal Europese arbeidsmigranten, laag- en hoogopgeleid, neemt toe. De dynamische arbeidsmarkt vraagt steeds meer samenwerking, zoals tussen gemeenten en roc’s.
Werkgevers weren mensen met risico’s uit hun personeelsbestand
De politieke roep om meer arbeidsparticipatie én meer mantelzorg is tegenstrijdig. Hogere arbeidsparticipatie van laagopgeleiden is strijdig met het verhogen van arbeidsproductiviteit. Klantgericht werken verhoudt zich moeizaam tot lage kosten en beheersbare financiën. Intensieve ketensamenwerking bemoeilijkt een heldere verdeling van verantwoordelijkheden.
Met welke externe trends en factoren moet Divosa rekening houden bij het formuleren van haar strategie?
De individualisering zet door en de sociale afstand tussen mensen neemt toe
Werkgevers selecteren strenger, omdat het risico van personeelsuitval steeds meer bij hen ligt. Werkgevers huren (risico-)personeel steeds vaker in buiten de loonlijst om. Werkgevers nemen relatief weinig niet-westerse allochtonen aan vanwege de negatieve beeldvorming.
Het aantal hulpbehoevenden, zoals wajongers, stijgt en inkomensverschillen worden groter. Het integratiedebat verhardt en het wij-zij-denken neemt toe, ook wat betreft de Poolse bouwvakker. Solidariteit met hulpbehoevenden is niet vanzelfsprekend: iedereen moet participeren. De vereenzaming neemt toe doordat het aantal eenpersoonshuishoudens en alleenstaande ouderen stijgt. Hoog- en laagopgeleiden hebben andere netwerken: dokters trouwen niet langer hun assistente.
De (complexe) sociale zekerheid is aan verandering onderhevig De roep neemt toe om één regeling voor zij aan de onderkant van de arbeidsmarkt (de ‘onderklasse’). Uitvoerders willen vereenvoudinging van het stelsel, dat door de complexiteit moeilijk uitvoerbaar is. Het is onduidelijk of de markt- of de staatsideologie komende jaren de overhand heeft. De Europese Unie beïnvloedt in toenemende mate nationaal sociaal beleid als wonen en zorg.
Maatschappij Onderwijs stimuleert onvoldoende de zelfredzaamheid van mensen Scholen blijken het probleem van voortijdig schoolverlaten niet te kunnen oplossen. Het aantal ongeletterden daalt niet, wat gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de overheidscommunicatie. Achterblijvers in het primair onderwijs kunnen moeilijk aanhaken bij ‘gewone’ leerlingen.
De maatschappij vertoont meer ‘zachte’ tendensen Meer vrouwen werken en zij werken ook steeds langer. Waarden als geluk (in plaats van inkomen) en empathie (als competentie) worden belangrijker. Arbeidsverhoudingen veranderen nu werknemers meer hechten aan een juiste werk-privé-balans. De toon in de samenleving wordt steeds emotioneler en minder rationeel.
Op deze Informatiekaart staan externe trends en factoren die voor Divosa relevant zijn bij het bepalen van de strategie. Deze externe trends en factoren staan op relatieve afstand van Divosa en de leden. De interne kaart benoemt hetgeen dat dichterbij plaatsvindt, wat overigens even relevant is. De Informatiekaarten zijn tot stand gekomen op basis van denksessies met het bestuur, leden, partners en medewerkers van Divosa en onafhankelijk deskundigen. Met dank aan alle deelnemers voor hun denkwerk. in opdracht van:
gemaakt door:
© 2010