9789033801426

Page 1

INHOUD

Woord vooraf Dankwoord Inleiding: een verhaal over twee kerkleden

7 10 12

Hoofdstuk 1 Ik wil een goed functionerend kerklid zijn Hoofdstuk 2 Ik wil een kerklid zijn dat aan de eenheid blijft werken Hoofdstuk 3 Ik wil niet dat de kerk draait om mijn voorkeuren en verlangens Hoofdstuk 4 Ik wil voor mijn kerkleiders bidden Hoofdstuk 5 Ik wil mijn gezin leiden naar een gezond kerklidmaatschap Hoofdstuk 6 Ik wil kerklidmaatschap koesteren als een geschenk

19

Mijn gebeden van toewijding

92

32

44

56 68

80



Woord vooraf Dit zal wel weer zo’n boekje zijn van een Amerikaanse auteur die ons vertelt hoe je kerk kan groeien en hoe de zegeningen uit de hemel vallen als je ‘zijn’ weg naar succes volgt. Mis. De schrijver spreekt niet over ‘zijn’ weg en ook niet over succes. Wat hij schrijft gaat veel dieper dan dat. Feit is wel dat het boekje geschreven is door een Amerikaan en vertaald is in het Nederlands. Je proeft dan ook culturele verschillen door de tekst heen (al hebben we getracht ook hier goed de brug te slaan naar een Nederlandse context!), maar als uitgever heb ik aan het begin van dit boek slechts één verzoek: lees dit boek met een open hart. Nederlanders zijn kritisch. Dat is een mooie eigenschap. Maar het nadeel is dat we met onze ‘keurende’ (en niet zelden afkeurende) houding deelnemen aan kerkdiensten. Wat vinden we van de preek? Valt de muziek in de smaak? Duurde de samenkomst te lang of was het juist te kort? Speelde de band te hard of kon de organist wel het juiste ritme aangeven? Alles – tot de koffie, de zondagsschool en de veelheid aan kerkelijke activiteiten – kan bekeken worden met die kritische, keurende blik. 7


Maar nu. Dit boekje houdt de lezer een spiegel voor en zegt al vanaf de cover: IK BEN DE KERK. Je mag dat verstaan als een IK BEN-woord waarin duidelijk wordt dat de kerk van Christus is, maar betrek het alsjeblieft ook op jezelf. En… ben jij al volmaakt? Ik ben dat zeker niet. Is mijn kerk of mijn dominee volmaakt? Nee – er is genoeg voor verbetering vatbaar. Met een variatie op wat president John F. Kennedy ooit zei is de vraag niet: ‘Wat doet mijn kerk voor mij?’ maar: ‘Wat doe ik voor mijn kerk?’ Of, zoals ooit de bekende SIRE-campagne in ons eigen land duidelijk maakte: ‘De maatschappij dat ben JIJ’. Ik ben de kerk. Ik ben deel van een organisme, maar ook deel van een organisatie. En misschien geef ik al heel veel energie, tijd en geld om mijn ‘levende steentje bij te dragen’ aan het geheel. Lees dit boekje dan niet met een defensieve houding. Neem eruit wat je aanspreekt en doe iets met de punten waar je iets van mag leren. Lees de woorden met een open hart en doe het biddend. Misschien word je soms ook pijnlijk getroffen door de uitspraken en gedachten die je in dit boekje tegenkomt. Vraag jezelf dan eerlijk af: waarom raakt dit mij zo? Waarom heb ik de neiging om mezelf te verdedigen of te rechtvaardigen? Is er misschien een open zenuw bij mij geraakt en moet ik hiermee naar de Heelmeester die ons 8


– gebroken, onvolmaakte mensen – in zijn kerk verzamelt om samen te groeien naar één wel-sluitend geheel? In dit boek is gekozen om te spreken over ‘de kerk’ en ‘de gemeente’ en deze aanduidingen worden voor de leesbaarheid afgewisseld. We bedoelen er steeds hetzelfde mee: de plaatselijke christelijke geloofsgemeenschap. Denk daarbij aan een groep christenen die zich onder leiding van dominee/voorganger/predikant (ook deze aanduidingen gebruiken we door elkaar heen) op een bepaalde locatie georganiseerd heeft. We spreken over ‘hij’ en ‘hem’ als het om voorgangers gaat, maar dat is een praktische keuze – het is niet bedoeld om vrouwelijke dominees uit te sluiten. Met ‘medewerkers’ duiden we betaalde en onbetaalde krachten aan die zich inzetten voor specifieke taken binnen de geloofsgemeenschap. Wees gezegend met dit boekje. Wees zelf een zegen voor de kerk. Jij bent de kerk. Ik ben de kerk! Paul Abspoel Uitgever Ark Media

9


Dankwoord Je hebt niet een heel dorp nodig om een boek te schrijven, maar je doet het zeker niet alleen! Er zijn zoveel mensen betrokken bij dit boek – en de meesten van hen vormen een onmisbaar deel van mijn leven. Ik hou van mijn familie. Ik hou van mijn vrouw Nellie Jo. Ik hou van mijn zoons Sam, Art en Jess. Ik hou van mijn schoondochters Erin, Sarah en Rachel. En ik hou van mijn kleinkinderen Canon, Maggie, Nathaniel, Harper en Bren. Ik hou van mijn kleinzoon Will, die al in de hemel is, en ik kan niet wachten om hem weer te zien. Ik noem mijn familie het eerst omdat zij het belangrijkst zijn in mijn leven. Ik zou niets kunnen bereiken – ook niet het schrijven van een boek – zonder de liefde en steun van mijn familie. Mijn leven is verrijkt omdat God de mensen van LifeWay Christian Resources op mijn weg bracht. Ik ben een gezegend en bevoorrecht mens omdat ik mag samenwerken met duizenden van de dienstbaarste medewerkers wereldwijd. God werkt werkelijk door deze mannen en vrouwen heen. In het bijzonder wil ik mijn dank uitspreken voor de geweldige vrienden en redacteuren Jedidiah Coppenger en Jennifer Lyell. En ik ben zeer dankbaar voor het leiderschap van Selma Wilson bij de B&H Publishing Group. Ik ga niet beweren dat ik een perfecte leider ben bij LifeWay, maar ik moet zeggen dat het een van mijn 10


beste leiderschapsbeslissingen was om Selma te vragen deze rol bij B&H op zich te nemen. Ik ben ook dank verschuldigd aan Amy Jordan, mijn managementassistent, beter bekend als Superwoman. Amy kan elke situatie aan omdat ze mij de baas is. Dit boek is opgedragen aan mijn vrouw Nellie Jo en aan Brad Waggoner. Brad is executive vicepresident van LifeWay. Laat ik het eenvoudig zeggen: ik zou LifeWay niet kunnen leiden zonder het leiderschap van Brad Waggoner. Ik ben zo afhankelijk van zijn strategisch denkvermogen, zijn inzicht en zijn vermogen om tot de kern van elke zaak door te dringen. En – om de rijkdom van onze relatie te benadrukken – Brad is een van mijn beste vrienden. Maar bovenal draag ik dit boek op aan God, die ik eer. Dit is een boek over de kerk van Christus. De Vader hield zoveel van de wereld dat Hij zijn enige Zoon zond om te sterven voor ons. Het is mijn gebed dat mijn kleine bijdrage de plaatselijke gemeenten zal versterken. En ik bid dat de leden van deze gemeenten zullen ontdekken wat een bijzonder geschenk het is om bij het Lichaam van Christus te horen. Dank je voor de moeite die je doet om dit boek te lezen. Ik wil je vragen om dat biddend te doen zodat je veranderd kunt worden door de kracht van de heilige Geest en met nog meer toewijding en zelfopoffering deelt kunt zijn van de Gemeente, de Bruid van Christus. 11


INLEIDING Een verhaal over twee kerkleden Michael en Menno begonnen vijf maanden geleden met een gezamenlijk ontbijt op maandagmorgen – aanvang zes uur. Aanvankelijk dachten ze dat het iets eenmaligs zou zijn. Ze hadden elkaar ontmoet bij een bijbelstudiegroep voor stellen in hun kerk. Om allerlei redenen voelden zij een verbondenheid met elkaar en werden zij goede vrienden. Een paar maanden geleden nodigde Michael Menno uit voor het maandagochtendontbijt. Menno stemde direct in. De twee mannen waren zo goed te spreken over de tijd die ze samen doorbrachten dat zij er een wekelijks terugkerende gebeurtenis van maakten. Het was bij grote uitzondering dat deze mannen elkaar op dat tijdstip niet ontmoetten. Aan het begin van hun vriendschap gingen de gesprekken over sport, familie en politiek. Ze hadden zoveel gemeenschappelijk. Michael was eenenveertig en Menno was negenendertig. Ze hadden beiden drie kinderen en ze waren gek op dezelfde sport. Hun favoriete teams speelden in dezelfde competitie maar het waren ook stevige rivalen in de strijd. De mannen vonden het leuk om elkaars teams met milde humor af te kraken. Maar op deze maandagmorgen sneden zij een serieus 12


gespreksonderwerp aan. Michael en zijn vrouw hadden gemerkt dat er in hun bijbelstudiegroep iets in houding en gedrag was veranderd bij Menno. Hij leek niet meer zo geïnteresseerd in het bestuderen en bespreken van de Bijbel, maar wilde vooral praten over hun kerk. Zijn opmerkingen over de gemeente waar beide gezinnen bij hoorden, waren vaak kritisch. Toch werd Michael die maandagochtend onaangenaam verrast. Menno koos altijd de gepocheerde eieren in het restaurant, maar op deze morgen taalde hij er niet naar. Hij nam ook nauwelijks een slokje van z’n koffie. Menno kwam snel ter zake. ‘Michael,’ zo begon hij, ‘Ellen en ik hebben besloten uit de kerk weg te gaan.’ De stilte leek minutenlang te duren. Geen van de mannen scheen te weten wat hierna te zeggen. Michael herpakte zich en sprak zacht en bedachtzaam. ‘Wil je me er meer over vertellen?’ vroeg Michael. Hij had er eerlijk gezegd geen idee van of Menno er iets meer over kwijt wilde. Zijn vriend leek vastberaden. Menno nam het woord en vertelde over de gevoelens die tot deze beslissing hadden geleid. ‘Ellen en ik gingen naar de kerk om diepe waarheden uit de Bijbel te leren’, zei Menno. ‘Maar dominee Sanders voelt ons niet goed aan. We hebben niets meer aan zijn onderwijs. We zitten onze tijd te verdoen tijdens zijn preken.’ 13


Michael zei niets terug. Hij voelde aan dat Menno meer te vertellen had. ‘Er zitten veel fantastische mensen in de kerk’, vervolgde Menno. ‘Jij en Karin zijn geweldig – en er zijn er meer zoals jullie.’ Hij pauzeerde en zijn gezichtsuitdrukking werd nog ernstiger. ‘Maar in alle eerlijkheid, Michael, onze kerk zit vol schijnheiligen. Heb je Jim gehoord tijdens die wedstrijd? Ik schaamde me voor de wijze waarop hij tegen de scheidsrechter tekeerging. Wat is dat voor een getuigenis als christen? En natuurlijk is iedereen op de hoogte van de situatie rond Paul. Hij is zogenaamd een van de steunpilaren van onze kerk, maar nu is uitgekomen dat hij al een jaar lang zijn vrouw bedriegt. Wat is dit voor kerk met dergelijke types?’ Menno was boos, maar hield zich in. ‘Kijk, dominee Sanders doet alsof hij zich om ons bekommert, maar ik vraag me af of dit werkelijk zo is. Ik heb hem verteld dat Ellens vader in het ziekenhuis lag vanwege een herniaoperatie maar hij is niet eens bij hem op bezoek geweest.’ Michael wist dat Ellens vader geen lid van de kerk was en bovendien vijftig kilometer buiten hun woonplaats woonde. Hij wist ook dat dominee Sanders hem gebeld had en met hem had gebeden. Maar bovenal wist hij dat het geen zin had om nu tegen de zienswijze van Menno in te gaan. Michael hield zich in. Het leek erop dat Menno aan het einde was gekomen van 14


zijn klaagzang. Hij maakte een vermoeide indruk en leek het gesprek te willen beëindigen. Maar hij had nog een paar punten die hij wilde maken. ‘Michael,’ sprak hij zacht, ‘ik ben echt gesteld op jou, op Karin en jullie kinderen. Jullie liggen ons na aan het hart.’ Hij pauzeerde kort. ‘Jullie zijn enthousiast over de kerk. Jullie blijven bijdragen en meewerken. Begrijp me niet verkeerd, maar soms vraag ik me af of jullie al deze problemen in onze kerk wel opmerken.’ Met deze laatste opmerkingen maakte Menno meer duidelijk dan hij zich waarschijnlijk realiseerde. ‘We zijn echt twee verschillende soorten kerklid. Hoe komt dat toch? Waarom zien wij de zaken zo verschillend?’ Het verschil Jarenlang hebben wij onderzoek gedaan naar de ontwikkeling rond lidmaatschap van Amerikaanse kerken. In een paar jaar tijd zijn vrijwel alle kerken minder hard gegroeid of sneller gekrompen dan de bevolking in hun directe omgeving. Eenvoudig geformuleerd: kerken verliezen terrein in hun eigen achtertuin. Je kunt ditzelfde probleem ook bezien vanuit generaties. Zo’n twee derde van de zogenoemde ‘opbouw-generatie’ (mensen van voor 1946) is christen. Bij de twintigers en dertigers is dat nog maar 15 procent. Deze generatie is 15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.