Ruth woonde samen met haar schoonmoeder, Noรถmi.
Ze konden niet genoeg te eten vinden.
‘Ik zal terugkeren naar mijn eigen land,’ zei Noömi. ‘Misschien is daar meer te eten.’
Noรถmi kwam uit Betlehem, een dorpje heel ver weg.
Maar Ruth wilde niet dat Noömi alleen zou reizen. ‘Waar jij gaat, zal ik gaan,’ zei ze.
‘Jouw volk zal mijn volk zijn. Jouw God zal mijn God zijn.’
Zo gingen Ruth en Noรถmi samen op reis naar Betlehem.