NLCOACH - 4e jaargang - nummer 3 - 2009
4e jaargang - nummer 3 - 2009
COACH van coaches - voor coaches - door coaches
TON BOOT “Sabbaticals maakten mij succesvol” Positiviteitsgoeroe Ewald van Kouwen “Coaches moeten veranderen, anders is investeren in sport zonde” De reis van... Herman Wijffels De mijlpalen in het volleybal Analysesoftware is niet meer weg te denken uit het volleybal
Thema
Big brother:
vertrouw, maar controleer
Gerard Kemkers | Ronald Gaastra | Louis Delahaye | Rob Veer | Raymond Verheijen
voorwoord joop alberda
Wie is je spiegel? Aan de ontwikkeling van technische hulpmiddelen die de sportende mens ter beschikking staan, lijkt geen einde te komen. Hartslagmeters, afstandmeters, de Omega Wave, trilplaten, de Arp, supersonische badpakken of fietsen; soms lijkt het alsof de techniek ooit grote talenten zal vervangen. In dit nummer wordt de schijnwerper gericht op de oneindige hoeveelheid apparaten die ons ter beschikking staan bij het zoeken naar de perfecte begeleiding. Wat je mag concluderen is dat er geen belemmeringen meer zijn om in contact te staan met je pupillen. Waar ze zich ook bevinden, met Skype, internet en Twitter zijn de mogelijkheden om elkaar op de voet te volgen oneindig. Toch ben ik ervan overtuigd dat uiteindelijk één van de menselijke zintuigen de doorslag zal geven bij succes. Trainingsschema’s blijven afhankelijk van intentie en intensiteit. Het oog van de meester is hierbij onmisbaar. Of het nu gaat om een traveling coach bij toptennis, of de ambitieuze trainer van een zwemmer met supersonisch badpak, de vraag is: Wie organiseert de brutal facts? Wie durft te zeggen wat je fout doet? Ik weet zeker dat jonge sporters, hoe talentvol ook, voor het antwoord afhankelijk zijn van een gespecialiseerde regisseur. En zelfs voor de uitzonderingen, vaak de grote kampioenen
nummer 3 - 2009
als Van den Hoogenband en Van Grunsven, zal gelden dat het misschien nog net iets beter had gekund met het oog van een externe meester. Een belangrijke vraag in dit nummer is hoe je het beste je eigen kritiek organiseert. Je concurrent kan het antwoord geven. Bij een uitslag van 3-0 weet je wel voldoende. Maar hoe hoger het niveau (en hoe kleiner de verschillen), hoe moeilijker het is in deze ‘spiegel’ te kijken. Wat doe je fout? Het getuigt in ieder geval van weinig ambitie wanneer je als coach of sporter niet meer beschikt over de fundamentele nieuwsgierigheid om innovatieve hulpmiddelen toe te laten en te testen. Vaak gaat het hier om de laatste vijf of misschien zelfs wel tien procent die je scheiden van de absolute wereldtop. Je zou natuurlijk gek zijn om daar geen gebruik van te maken. Maar ik zie ook trainers en pupillen die zo zwaar op nieuwe technieken leunen, dat het lijkt of hier sprake is van de eerste negentig procent. Eerst een supersonische bike en vervolgens pas hard leren fietsen. Zo werkt het natuurlijk niet. Wat doe je goed? Progressie boeken blijft in de eerste plaats een kwestie van hard willen werken met als steuntje in de rug alle gepermitteerde hulpmiddelen. Vertrouw daarbij vooral op het oog van de meester, jouw coach.
COACH
3
uitgelicht
Bondscoach Herman Kruis
FOTO’s: pro shots
leidt zijn hockeyvrouwen naar de Europese titel
colofon
NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.
Hoofdredactie Joop Alberda & Hans Vandeweghe Eindredactie Karlijn de Jonge E. karlijn.de.jonge@arko.nl 4e jaargang, nummer 3 september 2009 Aan dit nummer werkten mee Cors van den Brink Jan-Cees Butter Marc Delissen Guus van Holland Joost de Jong Hans Klippus Kees Kooman Sjoerd Litjens Peter Murphy John Volkers Janneke Westermann
Abonnementen Regulier abonnement € 27,50 per jaar (incl. 6% btw). Studentenabonnement € 20,75 per jaar (incl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. Lidmaatschap NLcoach Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach. NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl
Redactieadres Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 600 47 80 F. 030 - 605 26 18
Losse nummers € 7,50 per exemplaar (incl. 6% btw)
Uitgever Michel van Troost E. vantroost@arko.nl
Ontwerp en opmaak Wielaard Studio, Belfeld
Marketing Daniëlle de Jong E. marketing@arko.nl Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 600 47 80 F. 030 - 605 26 18 E. info@arko.nl
Drukker Drukkerij Offset Service B.V., Valkenswaard Coverfoto Soenar Chamid
Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.
©2009 NLcoach/Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813
6
COACH
nummer 3 - 2009
Inhoud
Ton Boot: “Sabbaticals maken me onafhankelijk. Dat is een heerlijk gevoel” 12
De mijlpalen in het volleybal. Analysesoftware is niet meer weg te denken uit het volleybal 38 Ewald van Kouwen: “Coaches moeten veranderen, anders is investeren in sport zonde” 42 De reis van… Herman Wijffels 44
thema
Big Brother: vertrouw, maar controleer
En verder… Herman Kruis wordt met zijn hockeyvrouwen Europees kampioen Debat. Aad de Mos, Foppe de Haan en Toon Gerbrands over de stelling: de provinciale voetbalclubs rukken op. Is dat erg?
4
17
De column van Marc Delissen
19
Regiocoach Vincent van Gelderen: “We moeten werken aan de vechtcultuur” Sportontwikkelingen: vier experts over trends in hun vakgebied Toon Gerbrands: “Ik ga steeds beter zien waar ik goed in ben” De column van Peter Murphy
23
De Omega Wave als leidraad
24
Gerard Kemkers: “Ik weet ieder moment hoe ze zich voelen”
26
Ronald Gaastra: “Aan een half woord genoeg”
27
Louis Delahaye: “Wij meten en weten alles”
27
Rob Veer: “We vonden het allemaal even wonderbaarlijk”
29
Raymond Verheijen: “Voetbalcoaches: kijk zelf!”
31
8
Hommage aan Peter Murphy
NLcoach Talent Award nieuwste initiatief voor topcoaches in wording
Inleiding
20 34 36 40
Spionage als controle, zo oud als de sport
32
50 nummer 3 - 2009
COACH
7
debat
FC Twente en AZ zijn nu de voorbeelden voor de topclubs Door: Joost de Jong
AZ vorig seizoen kampioen, sc Heerenveen bekerwinnaar, FC Twente in de voorronde van de Champions League. Van de traditionele clubs uit de ‘top-3’, waaruit Feyenoord al veel langer is verdwenen, geen spoor. Ajax en PSV zijn dit seizoen veroordeeld tot de Europa League, het voormalige UEFA Cuptoernooi. De ‘provincieclubs’, met respect, rukken op. Is dat erg?
8
COACH
nummer 3 - 2009
O
ud-voetbalcoach Aad de Mos vindt van niet. “Meer concurrentie is altijd goed, het dwingt tot harder werken en beter nadenken. Concurrentie houdt de geest en de supporters bezig en zorgt voor een verrassender competitie en betere wedstrijden.” De Hagenaar werkte als trainer bij onder meer Ajax en PSV, in een tijd waarin de klassieke top-3 nog onaantastbaar was. De Mos heeft het voetbal de afgelopen twintig jaar een grote verandering zien ondergaan. “Door het veranderde internationale voetbalverkeer zijn een goede scouting en jeugdopleiding de belangrijkste investeringen geworden voor een club. Heerenveen, FC Twente, FC Groningen en AZ doen dat fantastisch. Ze scouten wereldwijd
jonge spelers, leiden ze op en verkopen ze dan voor veel geld door, wat weer leidt tot hogere budgetten bij die clubs. Kijk naar FC Groningen, dat Luis Suarez uit Uruguay haalde en verkocht aan Ajax en nu Marcus Berg heeft verkocht aan HSV in Duitsland. Of FC Twente, dat deze zomer Eljero Elia en straks waarschijnlijk ook Marko Arnautovic voor de ‘hoofdprijs’ laat vertrekken. Ajax, PSV en Feyenoord zijn in hun technische apparaat gewoon niet meegegaan, die hobbelen nu achter die andere clubs aan.” Het kampioenschap van AZ is volgens De Mos geen incident. “Ik ben er van overtuigd dat AZ en FC Twente inmiddels definitief aansluiting hebben met Ajax en PSV. Ook dit jaar kan een van de andere clubs kampioen worden.
“Goede scouting en jeugdopleiding zijn de belangrijkste investeringen geworden voor een club” [De Mos]
FOTO: PRO SHOTS
“Je moet meer en anders gaan trainen, meer rendement uit spelers halen en op een andere manier scouten” [De Haan] Vroeger was Ajax qua jeugdopleiding en speelwijze een voorbeeld voor de rest. Dat is inmiddels omgekeerd.” Het totale niveau van het Nederlandse voetbal gaat door de toegenomen concurrentie omhoog, vindt De Mos. “Onze competitie doet niet onder voor die in andere landen. Kijk in België eens naar Genk-Moeskroen, dan weet je niet wat je ziet, zo slecht. En in Italië is een wedstrijd als Catania-Brescia niet veel beter dan hier. Dat Nederlandse clubs internationaal niet meer zo ver komen als vroeger, doet niet ter zake. Dat heeft volledig te maken met de veel hogere budgetten in Spanje en Engeland. Daar kunnen clubs zich selecties veroorloven met dertig volwaardige topspelers
en dat is hier onmogelijk. Je moet realistisch zijn: als een Nederlandse club de poulefase van de Champions League bereikt, hebben ze het gewoon goed gedaan. Het gat met de top is niet meer te dichten. Een Nederlandse club zal gewoon nooit meer de Champions League winnen.” Foppe de Haan is het daar niet mee eens. “Als dat zo zou zijn, waren wij er bij Heerenveen al lang geleden mee gestopt.” De Haan werkte van 1985 tot 2004 bij de Friese club, onder meer als trainer van het eerste elftal en als technisch directeur. Met voorzitter Riemer van der Velde was hij één van de grondleggers onder de groei van de club en leidde hij Heerenveen naar de eredivisie
FC Twente-PSV seizoen 2009-2010. Douglas Franco Teixeira scoort voor FC Twente de 1-0.
(1993), een tweede plaats en daarmee kwalificatie voor de Champions League in 2000 en twee – verloren – bekerfinales. “Je moet geloof en beleid hebben”, zegt De Haan. “Rust, geduld en een goede visie zijn cruciaal. Als je vooruit wilt, zul je dingen fundamenteel moeten veranderen. Dat heeft met meer geld te maken, maar vooral ook met verstandig beleid. Je moet meer en anders gaan trainen, meer rendement uit spelers halen en op een andere manier scouten. Zo zijn we bij Heerenveen stap voor stap verder gekomen. Betere spelers leverden betere prestaties op en konden we later goed doorverkopen. Er kwamen meer sponsors, het stadion werd uitgebreid en er kwam meer publiek.’’
nummer 3 - 2009
COACH
9
DSMAD180x240.qxd
31-03-2009
16:18
Pagina 1
Innovation is our sport Sport en innovatie hebben veel met elkaar gemeen. Net als sporters moeten innovators ambitieus, gedreven en volhardend zijn. Zij moeten talent hebben en getraind zijn, hulp van buitenaf aanvaarden en de concurrentie nauwlettend in de gaten houden. Het is een teaminspanning van een groep verschillende talenten met hun eigen unieke sterke punten die zich samen inzetten voor het gewenste resultaat.
DSM wenst het Nederlandse heren volleybalteam veel succes bij hun terugkeer in de World League en alle voorbereidingen daartoe! Meer informatie is te vinden op: www.dsm.com en via: sports.dsm.com
TM
DSM - de Life Sciences en Materials Sciences-onderneming Koninklijke DSM N.V. creÍert innovatieve producten en diensten op het gebied van Life Sciences en Materials Sciences die bijdragen aan de kwaliteit van het leven. DSM’s producten en diensten worden wereldwijd gebruikt in een breed scala van eindmarkten en toepassingen die het leven gezonder, duurzamer en aangenamer maken. Voorbeelden van eindmarkten zijn voedings- en gezondheidsproducten voor mens en dier, producten voor persoonlijke verzorging, geneesmiddelen, auto’s, coatings en verf, elektrotechnische en elektronica-producten, producten voor persoonlijke bescherming en producten voor de bouw.
“Om structureel aan de top te komen, is een filosofie nodig; een visie” [Gerbrands]
Maar de topclubs hebben het verlies van hun dominante positie ook aan zichzelf te wijten, vindt De Haan. Vooral wat hun scouting betreft. “De topclubs hebben misschien wel dubbel zoveel te besteden als andere clubs, maar de spelers die ze aantrekken, zijn niet navenant beter. Topclubs gunnen spelers niet de tijd om zich te ontwikkelen, ze moeten er meteen staan. Maar de echt goede talenten, die meteen op topniveau meekunnen, spelen al bij grote clubs in bijvoorbeeld Engeland. Daarom moet je in je scouting juist zoeken naar spelers rond de twintig jaar, die beter kunnen worden. Maar dan moet je ze die tijd wel geven. Bij clubs als Heerenveen, FC Twente, Groningen en AZ krijgen ze die tijd. Kijk maar naar Suarez, Elia, Pranji´c en Berg.” “Een keer incidenteel succes behalen kan iedereen, maar om structureel aan de top te komen, is een filosofie nodig; een visie. En het leggen van een goed fundament kost tijd”, zegt Toon Gerbrands. De oud-volleybalcoach van onder meer PZ/Dynamo en het Nederlands team is inmiddels bezig aan zijn achtste seizoen als directeur algemene zaken van AZ. In die periode was hij nauw betrokken bij de opkomst en ontwikkeling van de Alkmaarse club, die afgelopen seizoen leidde tot de tweede landstitel in de clubgeschiedenis. “Zeven jaar geleden ging het niet goed met AZ
en speelden we bijna nacompetitie”, zegt Gerbrands. “Met Co Adriaanse als trainer zijn we toen gaan werken aan onze sportieve ambitie: streven naar iets wat je ooit wilt waarmaken. Voor ons was dat een keer landskampioen worden. Bij zo’n ambitie horen ook realistische doelstellingen. In ons geval is dat om structureel bij de eerste vijf te eindigen en Europees voetbal te halen. En als alles in een seizoen dan een keer klopt, het eigen team goed functioneert én de concurrentie steken laat vallen, kun je een keer kampioen worden.” Om de ambities te verwezenlijken, onderzocht de club waar de winst lag ten opzichte van de traditionele topclubs. “Al snel was duidelijk dat we het met geld niet zouden winnen”, aldus Gerbrands. “Onze begroting bedroeg destijds zo’n 12 miljoen euro, vorig seizoen 32 miljoen en gaat vanwege onze deelname aan de Champions League dit seizoen naar 40 miljoen, maar clubs als Ajax en PSV zitten daar nog altijd ver boven. Als je niet dezelfde financiële middelen hebt als de topclubs, gaat het om je visie: slimmer werken dan anderen, geduld hebben en duidelijke keuzes maken.” Maar je hebt ook weer niet alles in eigen hand, weet Gerbrands. “Succes in topsport is voor negentig procent maakbaar, door het creëren van goede randvoorwaarden op het gebied van technische staf,
nummer 3 - 2009
spelersgroep, scouting en de organisatie van de club. De overige tien procent is niet beheersbaar: concurrentie die al of niet goed draait of een transfer die net wel of net niet lukt, zelfs toeval en geluk spelen een rol. Je probeert natuurlijk om die laatste paar procent steeds te verminderen, maar hoe verder je komt, hoe meer energie je erin moet stoppen, tegen relatief minder rendement.” Gerbrands denkt niet dat de ‘veranderde top-3’ al structureel is. “Het landschap verandert, maar het is nog altijd tijdelijk. De concurrentie zit ook niet stil en ziet wat er gebeurt bij ons en bij clubs als FC Twente, FC Groningen en Heerenveen. De topclubs reageren daar ook weer op. Voor clubs uit de ‘middengroep’ zijn de ontwikkelingen ook weer een impuls om bij de grotere clubs in de buurt te komen. Zo neemt in de breedte de kwaliteit toe en wordt de competitie interessanter.” Daarmee is het gat met de internationale top niet gedicht. Als debutant in de Champions League staat AZ tegenover clubs met begrotingen die wel zes, zeven keer zo hoog liggen. “Wij gaan vol vuur de Champions League in, met een goede spelersgroep en een ervaren trainer. Maar enige bescheidenheid kan geen kwaad. Onze doelstelling is overwinteren, dat zou al heel wat zijn.”
COACH
11
coverinterview
“Mijn successen heb ik voor een belangrijk deel aan mijn sabbaticals te danken” Zijn overbekende sabbaticals propaganderen gaat Ton Boot te ver. “Want wie alleen maar rondloopt met de angst dat hij misschien niet meer aan de bak komt, kan het beter niet doen.” Door: Hans Klippus 12
COACH
nummer 3 - 2009
FOTO: SOENAR CHAMID
Hij is vooral bekend door zijn successen, zijn verbale woede-uitbarstingen én zijn sabbaticals. Volgens het Engels-Nederlandse woordenboek staat dat laatste voor ‘verlofjaren’, maar voor basketbalcoach Ton Boot zijn het vooral perioden om zijn kennis te vergroten en te verdiepen. En zéker niet om lui op de bank te liggen. “Veel coaches veranderen nooit, die doen dertig jaar lang hetzelfde”, zegt Boot. “Ik denk dat ik constant aan het veranderen ben, vooral in de diepte. Daar heb ik die sabbaticals voor nodig. Sterker nog, mijn successen heb ik voor een belangrijk deel aan die jaren te danken. Als je een ploeg coacht, zit je in een tunnel. Vluchten kan dan niet meer. Je staat niet open voor andere dingen.” Werkloos Het doet Boot zichtbaar genoegen om te verkondigen dat hij ‘de enige coach in de wereld’ is die sabbaticals in zijn carrière heeft ingebouwd. “Je zou toch zeggen
dat er ergens tussen die 6 miljard mensen nog zo’n gek als ik rondloopt, maar ik heb hem nog niet kunnen ontdekken.” Natuurlijk zijn er wel coaches die sporadisch een pauze inlassen. “Maar vergis je niet, hè,” reageert Boot,“een coach roept al snel dat hij aan een sabbatical bezig is en dan is hij gewoon werkloos. Dat is dus geen sabbatical!” Boot wil ook even gezegd hebben dat hij zelf momenteel niet aan een sabbatical bezig is. Nee, zijn verlofjaar na zijn laatste club, het Groningse Hanzevast Capitals, heeft hij al lang achter de rug. Als basketbalcoach is hij nu gewoon ook al anderhalf jaar werkloos. “En dat bevalt me prima, hoor.” Tegenwoordig is hij vooral sportanalist, als lid van een wekelijks panel op zaterdag op de NOS-radio, als ‘assistent’ van Frits Barend op televisie bij ‘Het Gesprek’, als columnist van Metropool, de Amsterdamse sporteditie van De Telegraaf, en als gast in forums en bij congressen. Al deze functies geven Boot onder meer de
nummer 3 - 2009
COACH
13
debat coverinterview
“Coachen is ook alleen maar een kwestie van gezond verstand gebruiken” gelegenheid om zijn sabbaticals te propaganderen. Hij is daar echter zeer voorzichtig mee. “Een sabbatical is niet voor iedereen weggelegd. Als iemand in zo’n jaar alleen maar rondloopt met de angst dat hij misschien niet meer aan de bak komt, dan kan hij het beter niet doen. Daarom zou ik het ook niet zomaar iedereen adviseren. Ikzelf laat me niet leiden door angst. Nooit. Ik ben nergens bang voor. Ik heb ook nooit gesolliciteerd en ben een grote tegenstander van netwerken. Als ze me niet willen, ga ik toch wat anders doen? Ik vind het gevoel van onafhankelijkheid fantastisch. Ik kan niet zonder. Maar er zijn ook mensen die helemaal niet onafhankelijk willen zijn. Dat recht hebben ze. Net zoals het de keuze van mensen is om niet te willen veranderen, om altijd hetzelfde te blijven doen. Als ze denken de wijsheid in pacht te hebben, doen ze dat toch lekker. Natuurlijk nam ik een groot risico met die sabbaticals, vooral toen ik mijn eenvoudige baan als gymnastiekleraar opgaf en vanaf 1989 mijn geld alleen nog maar met coachen moest verdienen.” Hij ziet sporadisch een collega die volgens hem vatbaar is voor een regelmatige sabbatical. “Frank Rijkaard lijkt me in het voetbal iemand die over zoiets nadenkt en er het karakter voor heeft. Hij heeft ook al de nodige aanbiedingen laten lopen, heb ik begrepen.” Voormalig bondscoach Rijkaard traint dit seizoen het Turkse Galatasaray. Leren en studeren Boot kwam er ruim twintig jaar geleden achter dat ‘een verlofjaar’ voor hem een noodzaak was. “Ik had twee fulltime banen, ik was basketbalcoach en ik was gymleraar. Ik realiseerde me dat ik als ik zo zou
De sabbaticals van Ton Boot 1978-1980: coach Den Bosch 1981-1982: coach Leiden 1982-1984: coach Den Bosch 1984-1985: sabbatical 1985-1987: coach Den Helder 1987-1988: sabbatical 1988-1993: coach Den Helder 1993-1994: sabbatical 1994-1997: coach Oostende 1997-1998: sabbatical 1998-2002: coach Amsterdam 2002-2003: sabbatical 2003-2007: coach Groningen 2007-2008: sabbatical
14
COACH
nummer 3 - 2009
doorgaan ik een burn-out zou krijgen. Zó kon het gewoon niet verder.” Hij ging thuis echter niet op de bank liggen, maar bezocht trainingen van collega’s uit andere sporten; voetbal, hockey en volleybal. Bekend is dat hij veelvuldig bij AZ langs het veld stond en staat, bij trainingen van Van Hanegem, Adriaanse, Van Gaal en nu Koeman. “Ik wil zien hoe dat soort mensen het doet. Ik ben alleen geïnteresseerd in de top. Daar kan ik wat van opsteken. De soort sport maakt eigenlijk niet uit, hoewel ik voornamelijk bij teamsporten kijk. Het gaat me dan qua organisatie om de algemene dingen. Ik kijk en laat het over me heen komen. Ik had ook voor het bedrijfsleven kunnen kiezen, maar daar is moeilijker binnen te komen. Ik ben nu bijna filosofisch, maar ook als je denkt dat je niets oppakt, dan leer je toch bij. Ik bedoel dat je op zo’n training ook kunt zien wat je zelf beter níet kunt doen.” Wat hij wel gebruikte? “Dat kunnen heel kleine dingen zijn. Maar om iets simpels te noemen, uit een rondootje bij de voetbaltraining haalde ik weer uitbreiding voor mijn eigen training bij het basketbal.” Ook studeerde Boot tijdens zijn sabbaticals psychologie. “Dat deed ik puur voor mijn functioneren in de sport. Kennis vergaren. Afstuderen was ook geen item en ik deed alleen de tentamens die voor mij interessant waren. Ik had hoge cijfers.” Studeren doet hij nu niet meer, trainingen bezoeken nog steeds wel. Boot spreekt dan regelmatig met de collega’s die hij aan het werk ziet. “Maar dat is zeker geen must. Het belangrijkste is wat mij betreft toch het gesprek met mezelf. Zo’n sabbatical omschrijf ik als twijfelperiode. Dan stel ik alles ter discussie, echt álles, om later weer tot zekerheden te komen. Als ik daarna weer met een team aan de slag ga, heb ik geen twijfels meer.” Opvallend is dat Boot zich tijdens zijn sabbaticals bij voorkeur niet langs de lijn bij zijn eigen sport, het basketbal, vertoont. “Daar wil ik dan juist even niet zijn, begrijp je?” Is Boot dan niet bang om iets in het basketbal te missen? Een minzame glimlach volgt. “Er zijn nauwelijks nieuwe ontwikkelingen in het basketbal. En áls er iets zou gebeuren, dan heb ik dat binnen een seconde in de gaten. Ik ben niet gek.” Dat hij ook een jaar lang niet ziet hoe spelers zich ontwikkelen, is volgens Boot ook geen probleem. “Ik heb altijd weinig van de markt geweten. De markt interesseerde me niet. Ik heb als coach weinig hulp van anderen nodig, maar ik heb wel iemand nodig die voor mij de geschikte spelers opspoort en haalt. Ik heb graag spelers op proef. Dan kan ik zien hoe ze zich gedragen en wat hun kwaliteiten zijn. Aan alleen een gesprek met
FOTO: SOENAR CHAMID
zo’n gozer heb ik niets. Daarin doet iemand zich altijd beter voor dan hij in werkelijkheid is.” Er zit regelmaat in de sabbaticals van Boot, maar ook weer niet zo stringent dat de perioden die hij als coach doormaakt altijd even lang zijn. Het gemiddelde is 3,5 jaar, heeft hij zelf uitgerekend. “Het is puur een gevoel wanneer ik een sabbatical neem. Meestal weet ik dat een halfjaar of zelfs nog langer van tevoren. Waaraan ik dat voel, kan ik niet uitleggen. Met de prestaties van het team waarmee ik op dat moment werk, heeft het in ieder geval niets te maken.” Assistent Buiten zijn successen – Boot werd veertien keer landskampioen met zijn clubs – en zijn soms rigoureuze aanpak heeft hij nóg een opmerkelijk kenmerk als coach. Hij werkt nooit met een assistent. Het observeren van de trainingen in andere sporten heeft hem blijkbaar niet op andere gedachten kunnen brengen. “Vaak is het ook een statussymbool, het hebben van assistenten”, stelt Boot. Hij zegt niemand nodig te hebben. “De drie kerncompetenties om een team goed te laten functioneren, zijn aandacht geven aan techniek en tactiek en iets van je spelers afweten. Dat kan ik allemaal zelf. Ik ben ook een tegenstander van psychologen bij een team. Dat werk hoort tot dat van de coach. Het probleem met een assistent is dat het iemand moet zijn die volkomen te vertrouwen is. En er zijn maar weinig
“Het hebben van assistenten is vaak een statussymbool”
mensen die ik vertrouw. Jan Willem Jansen is zo iemand. Die heb ik ook wel eens met de centers aan de slag laten gaan. Ook fysiek kan in het basketbal één coach het werk aan. Want je hebt maar tien à twaalf spelers. In het Amerikaanse basketbal zie je teams met zes, zeven assistent-coaches. Niet te geloven! Wat moet je ermee? Dat ligt natuurlijk anders in het topvoetbal. Daar bestaat de selectie vaak wel uit 25 spelers en dat is niet in je eentje te doen.” Boot ziet in zijn één-coach-situatie maar één mogelijk nadeel. “Als ik ziek word, is er een probleem. Gelukkig is dat nooit gebeurd.” Nog een laatste poging: heeft hij ook niemand nodig om de tegenstanders te bekijken? Boot: “Die analyses doe ik ook zelf. Je kunt de andere wedstrijden toch opnemen en terugkijken? Dus heb je alleen iemand nodig die dat ding [de camera, red.] bedient.”
Ton Boot bij zijn laatste club, het Groningse Capitals.
Boot, 67 inmiddels, acht de kans heel klein dat hij ooit nog een club zal trainen. Hij wordt bijna niet meer gevraagd én er zijn weinig klussen waar hij heil in zou zien. En ondanks dat hij tijdens zijn sabbaticals veel heeft opgestoken, zit een baan als coach in een andere sport er ook niet in. “Dat is bijna in alle sporten onmogelijk”, concludeert hij. “Voor zo’n functie moet je specifieke kennis over die sport hebben en die heb ik niet. Daar veranderen een paar bezoeken aan trainingen en het lezen van vakliteratuur niets aan. Er is één uitzondering en dat is voetbal. Iedere Nederlander heeft kennis van voetbal. Als je me vraagt of ik coach in het voetbal zou kunnen zijn, dan zeg ik ja. Coachen is ook alleen maar een kwestie van je gezond verstand gebruiken. Met de relativiteitstheorie van Einstein heeft het niets te maken, kom op, zeg. Maar ik ga niet dagdromen. Ik weet ook hoe xenofobisch de voetbalwereld is. Daar geven ze een coach uit een andere sport echt geen serieuze kans. Uitgesloten.”
nummer 3 - 2009
COACH
15
Bedrijven die supersnel groeien, zijn een succesverhaal &Samhoud is ook een succesverhaal, niet vanwege de pijlsnelle groei, maar vanwege de verstandige groei. Wij helpen organisaties bij het realiseren van doorbraken door het inspireren en verbinden van mensen. &Samhoud wordt gedreven door klanttevredenheid. Een tevreden klant zorgt voor duurzame financiële waarde. Klanttevredenheid en medewerkertevredenheid hangen nauw samen. Het zijn immers onze medewerkers die waarde toevoegen aan de klant. Tevreden medewerkers: &Samhoud is nummer 1 Great Place to Work (GPTW, april 2008) Tevreden klanten: &Samhoud is nummer 1 van managementadviesbureaus op gebied van knowhow (Incompany100, september 2008)
Je kunt niet harder groeien dan verstandig groeien Kent u dat verhaal van de kip met de gouden eieren? Verstandige groei betekent dat je groeit in medewerkertevredenheid, in klanttevredenheid en in financiële waarde. Jaarlijks groeien wij tussen 15% en 25%, niet minder en niet meer. Als we meer dan 20% van onze tijd besteden aan nieuwe klanten, dan gaat dat ten koste van onze bestaande klanten. En als we meer dan 20% nieuwe mensen aannemen, dan vernietigen wij onze cultuur.
Wij nemen maar 1 op de 250 mensen aan. Ben jij ook zo speciaal?
Wilt u meer weten over verstandige groei bij &Samhoud en in uw eigen bedrijf? Bel: 030 – 234 86 68 Mail: j.schilte@samhoud.nl Surf: www.samhoud.nl
Op vrijdag 2 oktober vindt op Papendal het afscheid plaats van Peter Murphy als prestatiemanager. Tevens wordt dan zijn nieuwe boek - De excellerende sportcoach - gepresenteerd. Door: John Volkers
Sportdier Peter Murphy
Het groeikrachtmodel
Waar staan sporter, coach en team?
Wij: vanuit gedeelde waarden Eén identiteit
Groeikracht
Wanneer we de waarden gebruiken
Hoe? taakgericht
Wat? Resultaatgericht
‘Ik en ik’: ieder voor zich Onvoldoende samenhang
Wheel of excellence
rstellingskrac ht voo
ka l m
geloof toewijding discipline plezier zelfkennis overtuiging doel
hervinden van presteren, uit een dip komen, sporten
as ev
vanuit een positief
tb
Cover ExcellerendeCoachDEF.indd
gereed en vrij om te presteren
volledige
aandacht en concentratie tijdens de training
en wedstrijd
at ie
leerm om en t
d.m.v. denken, kijken, praten en schrijven
ar rtkla sta
oproepen van succesvolle beelden
zinvolle feedback,
bespreken van je eigen gedrag en presteren, evalueren
perspectief
er ad
enhe
id
co n
ce
nt
r
In De excellerende sportcoach vindt u de handvatten die nodig zijn om als coach het hoogste niveau te bereiken. Dit gaat verder dan de voorwaardelijke basisvaardig heden, zoals het kunnen trainen van techniek, fysiek en conditie. Voorgaande komt dan ook niet aan de orde. Wel laten auteurs Peter Murphy en Rogier Offerhaus u het pad zien waarop het ogenschijnlijk onmogelijke , mogelijk wordt gemaakt. Dit doen ze aan de hand van de loopbanen van twee fictieve coaches, Joost en Monique en hun adviseur/me ntor Henk, een oudere, ervaren coach. Dankzij hun verhaal komt u alle mogelijkheden, uitdagingen, valkuilen en oplossingen tegen die de route naar excelleren in hoge mate beïnvloeden.
Nederlandse topcoaches delen in elk hoofdstuk hun eigen praktijkervaringen met u. Foppe de Haan (voetbal), Ton Boot (basketbal), Robert Eenhoorn (honkbal), Vera Pauw (voetbal), Henk Kraaijenhof (atletiek), Sjef Janssen (dressuur), Susannah Chayes (roeien), Joop Alberda (volleybal), Charles van Commenée (atletiek), Jacco Verhaeren (zwemmen) en Francesco Wessels (luchtmobiel e brigade) komen uitgebreid aan het woord over cruciale onderwerpe n als de start van het nieuwe, ontkenning, angst, boosheid, onderhandel en, acceptatie, ver-binding en de zone: het stadium waarin het onmogelijke mogelijk wordt.
De ervaringen die in dit boek met u worden gedeeld, zijn vooral opgedaan in de sportwereld. Toch biedt De excellerende sportcoach een schat aan informatie die coaches in het bedrijfsleven in hun dagelijkse praktijk kunnen toepassen. Een rijk geïllustreerd boek dat de theorie en praktijk van excellerend coachen op fenomenale wijze bij elkaar brengt!
NUR
DE EXCELLERENDE SPORTCOAC H
Indien we doorgaan met duwen op resultaten
Coachen is een vak. Een sportcoach ontwikkelt trainingsprogramma’s, neemt tactische beslissingen en brengt de kunst van het spel over op zijn sporters. Een excellerende sportcoach is meer dan dat. Hij is bovenal inspirator en mentor. Hij kent zichzelf en de sporters waarmee hij werkt door en door. Hij coacht onder alle omstandigheden op maat, geeft zijn sporters wat ze nodig hebben en kan daardoor het verschil maken tussen winst en verlies. Het is de coach die voorbij de horizon kijkt en voortdurend bereid is te leren. De excellerende sportcoach gaat door waar zijn collega’s het voor gezien houden.
Peter Murphy - Rogier Offerhaus
Het was er vol, als altijd. Rijen toeristen stonPeter Murphy is zijn leven lang coach den bij de Trevifontein in Rome. Ik stond geweest. Hij werd 38 jaar geleden coach er deze zomer. Het was juli, het WK zwemomdat hij in een teamsport niet genoeg men zou twee dagen later beginnen, en we medespelers vond die net zo ambitieus gingen nog even uitwaaien in die schitte- waren als hij. Het was in de tijd van de partrende stad. De gedachten gingen naar 1991, time aanpak. Er werd getraind op rare tijhet jaar van de Europese titelstrijd volleyden, drie keer in de week, door trainers bal voor vrouwen. Toen stonden we ook op die van hun werk kwamen geracet. “Dat is deze plek. We waren er destijds met een een van de redenen dat ik zelf coach ben stel collega-journalisten, met Bert Funk, geworden. Als volleyballer van Radius uit de toenmalige voorzitter van de NeVoBo, Gouda klaagde ik voortdurend hardop. ‘ JulHans Hein, een sponsorfiguur, en met de lie zeggen dat je ambitie hebt,’ zei ik dan familie Murphy. tegen die bestuurders ‘ maar in de praktijk Er stond een man in de fontein, de politie maken jullie het geen moment waar. Altijd was erbij gekomen. Die man in overtreding weer die halfhartige keuzes. Altijd weer dat – fontein betreden is streng verboden – was ja maar gedoe.’” Peter Murphy, bondscoach van de nationale In 1971 maakte hij een rigoureuze keuze. ploeg. Hij vierde de olympische plaatsing Hij stopte als speler en werd coach. Murphy van zijn vrouwenteam dat die middag, in bleek een geboren coach, maar vooral een de halve finale van het EK, thuisland Italië coach die zich altijd bleef ontwikkelen. had verslagen. Murf, bijnaam voor intimi, Nooit was iets weten genoeg. Alles weten werd afgevoerd in een politieauto. Om nooit was onhaalbaar. Er was maar één weg, blijte vergeten. ven schaven aan die kennis. Ik loop de straat uit, naar de Piazza della Later werd hij, bij Rotonda met zijn nog fraaiere Pantheon, NOC*NSF, prestatiemaDe excellerende sportcoach en mijn gsm gaat. ‘Muurrpphhyy’, zo konnager. Hij werd de man DE digt hij zich aan. Dit kon haast geen toeval van de masterclass, van EX CELLERENDE zijn. Een paar dagen eerder had ik hem een Action Type. Hij was een sms’je gestuurd. Omdat ik in Perugia was persoonlijke coach, de SPORTCOACH beland, de Italiaanse stad in Umbrië waar silent coach bij SpeaMurphy nog een jaar een vrouwenploeg in kers, hij bracht bij de de Serie A had gecoacht. Ik heb wel eens wereldvolleybalbond gedacht dat de Italiaanse dagen misschien FIVB de spelontwikkewel de mooiste dagen uit zijn lange looplingen in kaart. Murphy baan zijn geweest. Met de Nederlandse vroubleek een vernieuwer, wenploeg op dat EK in Bari en Rome. En het een veranderaar, een Leidinggeven aan verandering Peak performance jaar in de Italiaanse competitie, met de vrouaanpasser, maar vooral, Master coaching nu ik er nog eens over wen van Perugia. Zeker bij die tweede belenadenk, een sportdier venis gingen zijn immer geloken ogen altijd Peter Murphy - Rogier Offerhaus die anderen helpt om spreken. Perugia, dat was bijzonder geweest. beter te worden. Ik heb er eigenlijk nooit over doorgevraagd. virtueel altijd waar de route naar het onmogelijke
realiteit naar de mogelijkheden van de sporter/coach en onderworpen aan uitdagingen en regels van de omgeving
missie inspiratie, binding, identiteit, waarden overtuigingen
omgeving, middelen, hulpbronnen, methodes, technologie, ...
Action Type-profiel
via top down is krachtig
1
nummer 3 - 2009
COACH
ontkennin
klimaat:
bewustzijn van
ontwikkeling:
forming
fase
coach:
verander voorg
binder/inspirator
talent vaardigheden gedrag
Beïnvloeding en verandering
start van het nieuwe
17
mentor trainer
virtueel altijd waar de route naar het onmoge
coach gids realiteit naar de mogelijkheden van de sporter/coach en onderworpen aan uitdagingen en regels van de omgeving
Verhoudingen Vroeger was het allemaal anders. Veel minder gedoe, veel minder geregel(d). Als je het in je had, kwam je vanzelf wel in een nationale selectie en speelde je wedstrijden op internationaal niveau. Over een arbeidsverhouding dacht geen enkele sporter na. Het was voornamelijk trainen en spelen totdat je te oud werd, waarna je wat anders ging doen. Maar met de verregaande professionalisering van de sport in Nederland is ook de positie van de topsporters relevant geworden. Althans, dat zeggen we. De realiteit blijkt toch anders. Op 25 juni van dit jaar is het rapport Een wereld te winnen – professionalisering van de arbeidsverhoudingen van beroepssporters in Nederland gepresenteerd. Er blijkt weinig te zijn geregeld op arbeidsvoorwaardelijk gebied en het rapport pleit dan ook voor een forse inhaalslag rond de arbeidspositie van beroepssporters.
column marc delissen
FOTO: Alice van Duijn
Marc Delissen is advocaat en partner bij Delissen Martens advocaten, belastingadviseurs en mediation in Den Haag.
Die conclusies worden – vanzelfsprekend – breed gedragen. Het staat nu eenmaal niet goed om sporters ook maar iets te onthouden. Dat zou er namelijk voor kunnen zorgen dat ze niet optimaal (kunnen) presteren. Alles moet goed geregeld zijn. In het veld, maar ook daarbuiten. Veel sporters willen niet nadenken over zaken die zich buiten het veld afspelen. Daar is een coach voor of een manager of een ouder. Sporters willen sporten! De vraag is of al dat pamperen de sportprestatie wel ten goede komt. De randvoorwaarden in Nederland zijn zó goed geregeld, dat het woord nu weer aan de sporter (en in mindere mate aan de coach) is. Zouden de prestaties en de weerbaarheid niet toenemen als je sporters op een meer spartaanse wijze begeleidt? In Nederland gaat er veel geld naar de sport. Er is geld voor onderzoek en ontwikkeling, het kader wordt opgeleid en begeleid en programma’s worden geoptimaliseerd. Nederland is rijk en dat komt tot uitdrukking in de hoge positie die Nederland inneemt bij bijvoorbeeld de Olympische Spelen.
Zouden de prestaties en de weerbaarheid niet toenemen als je sporters op een meer spartaanse wijze begeleidt?
Zou de laatste stap in het structureel bereiken van de ambitie (top 10) dan niet door de sporters zelf moeten worden gemaakt? Weerbare, sterke en niet bange atleten. De vraag is of je die creëert als je alles voor ze regelt en organiseert. Van alleen maar rusten, eten en trainen word je geen vechtmachine. Als alles geregeld is, heb je veel tijd om na te denken en dat moeten sporters niet doen. Die moeten uitvoeren en winnen. Natuurlijk is het goed dat er wordt nagedacht over de rechtspositie van de sporters. Dat verdienen ze zeker. Het Ministerie van VWS gaat zich naar aanleiding van het rapport ‘beraden over een vervolgtraject’. Dat duurt dan nog wel even. Tot die tijd zullen (een aantal) sporters in rechtspositionele onzekerheid verkeren. Dat hoeft niet per definitie een nadeel te zijn: door onzekerheid ga je harder trainen.
nummer 3 - 2009
COACH
19
“ Een briljantje in de Nederlandse sport” NLcoach Talent Award nieuwste initiatief voor topcoaches in wording Vanaf volgend jaar komen tien talentvolle coaches in aanmerking voor de NLcoach Talent Award en kunnen ze bij hun droomcoach ‘de stage van hun leven’ volgen. Het initiatief borduurt voort op de filosofie achter het Leo van der Kar Sportfonds.
L
eo van der Kar is een naam met betekenis in de Nederlandse sportwereld. Wie kocht er niet ooit een gympak, sportschoenen of een ander sportattribuut in een van zijn sportzaken, of later bij de uit zijn eerste sportwinkel opgebouwde keten die nu bekend staat als Perry Sport? Zelf was Van der Kar een fervent amateurvoetballer, -basketballer en -atleet, maar ook masseur en samensteller van trainingsschema’s waarmee onder anderen de olympische atletieklegende Fanny BlankersKoen trainde. Van der Kar vond sport cruciaal. “Bewegen, lopen zou bij je leven moeten behoren als tandenpoetsen. Niet uit angst voor hartinfarcten of dikbuikigheid, maar op de eerste plaats om plezieriger te leven. Niet uit angst voor de ouderdom, maar om op een prettiger manier oud te worden”, zei hij in 1988 in een interview met de Volkskrant.
Trainingsstage Het bekendst is Van der Kar echter waarschijnlijk door de oprichting van het Leo van der Kar Sportfonds in 1960. Om iets terug te doen voor
“We willen talentvolle coaches de stage van hun leven geven” [Alberda]
Door: Joost de Jong
20
COACH
de sport waaraan hij zelf zoveel plezier beleefde en als geslaagd zakenman zoveel te danken had, besloot hij een fonds te creëren dat jonge sporttalenten in de gelegenheid stelde om op trainingsstage te gaan bij een gerenommeerde buitenlandse coach. “In de jaren zestig was naar het buitenland reizen veel minder gewoon en toegankelijk dan nu en zeker voor jonge sporters was het heel bijzonder”, zegt Hans van de Kar, de zoon van oprichter Leo en sinds diens overlijden in 1992 de drijvende kracht achter het Leo van der Kar Sportfonds. “Mijn vader vond dat een week, anderhalve week de wereld over reizen en trainen met een goede buitenlandse coach en buitenlandse atleten stimulerend werkte en een impuls zou geven aan de kwaliteit en prestaties van Nederlandse talenten”, aldus Van de Kar junior. Jonge sporters ontwikkelden zich door hun uitzending niet alleen op sportgebied. “Ze leerden zich ook te presenteren aan de buitenwereld en hoe om te gaan met de media. Omdat het zo bijzonder was, was de bekendmaking van
nummer 3 - 2009
FOTO: pro shots
“De bekendmaking van de geselecteerde atleten was een grote, officiële gebeurtenis” [Van de Kar]
de geselecteerde atleten een grote, officiële gebeurtenis en dus groot nieuws. Het betekende aandacht van de pers en grote stukken in de krant. Dat werkte heel goed”, zegt Van de Kar. Sportfondsweek In bijna een halve eeuw trok een bonte stoet van meer dan duizend sporters dankzij het fonds de wereld rond. Als eersten gingen kogelstootster Els van Noorduyn (Oost-Duitsland) en honkballer Herman Beidschat (Verenigde Staten). Recenter gingen onder anderen polsstokspringer Rens Blom (Spanje), turner Jeffrey Wammes (Engeland) en volleybalster Manon Flier (Brazilië) met behulp van het fonds op buitenlandse trainingstrips. Vanaf 1977 werden ook coaches uitgezonden, in veel gevallen samen met één van hun talentvolle pupillen. Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van het fonds in 1985, ontstond een omgekeerde beweging. Beroemde buitenlandse coaches werden voor een week uitgenodigd op Sport Centrum Papendal, voor wat bekend werd als de Sportfondsweek, waarin verschillende takken van sport samenkwamen en elkaar inspireerden met gezamenlijke trainingssessies en clinics. Vandaag ziet de wereld er echter anders uit. Naar het buitenland reizen is gemeengoed
Hans van de Kar.
geworden en ook minder kostbaar. Talentontwikkeling is meer een prioriteit geworden van de individuele sportbonden en NOC*NSF. “Het fonds is bovendien kostbaar en droogt langzaam maar zeker op”, aldus Hans van de Kar. Op de drempel van het gouden jubileum van het fonds is het gedachtegoed van zijn vader echter nog springlevend. Voor NLcoach een reden om dat te omarmen en te voorzien van een nieuwe impuls. Vanaf volgend jaar zal de coachesvereniging aan tien getalenteerde coaches tussen de 20 en 35 jaar de NLcoach Talent Award uitreiken. Om hen te steunen en te inspireren, krijgen de winnaars van de Talent Award de kans op stage te gaan bij hun ‘droomcoach’. “We willen op die manier talentvolle coaches de stage van hun leven geven”, zegt Joop Alberda namens NLcoach. “Door de uitzending naar een absolute topcoach in binnen- of buitenland hopen we jeugdige coachtalenten een bijzondere impuls te geven, iets waarvan ze later in hun carrière zeggen: ‘Dat was een doorslaggevend moment voor mijn verdere loopbaan.’” NLcoach Talent Award Doel van de NLcoach Talent Award is het sportklimaat in Nederland te voorzien van kwalitatief goede coaches, die mede het inspirerende fundament vormen voor een vitale samenleving
en ook een rol kunnen gaan spelen in de olympische ploeg. “Als we dat tien jaar volhouden, zorgen we voor een brede coachingbasis onder de olympische ploeg. Coaches zijn de erfdragers van de sport, zij verspreiden hun ideeën, gedachten en inspiratie ook weer verder. Daar willen wij zo een bijdrage aan leveren”, aldus Alberda, die zelf in 1985 als volleybalcoach door het Leo van der Kar Sportfonds in de gelegenheid werd gesteld om naar Zweden af te reizen. In Basstad bezocht hij een volleybalclinic van de Amerikaan Doug Beal. Alberda: “Beal was voor mij een soort godfather en die clinic heeft bij mij veel losgemaakt. Later heb ik vaak tegen hem gespeeld en hem uiteindelijk ook verslagen. Delen van zijn filosofie heb ik in mijn coaching toegepast en daarmee in Atlanta de kroon op het werk gezet.” De filosofie van het Leo van der Kar Sportfonds – het steunen, stimuleren en inspireren van een nieuwe sportgeneratie – blijft voortleven in de gedachte achter de Talent Award. “Het Van der Kar fonds is een briljantje in de Nederlandse sportwereld. Het zou zonde zijn als het idee ervan helemaal zou verdwijnen”, vindt Alberda. Hans van de Kar is het daarmee eens: “Als de ideeën van mijn vader zo verder kunnen leven, ben ik een gelukkig mens.”
nummer 3 - 2009
COACH
21
Thema
vertrouw, BIG maar controleer : R E H T O R B
Trust, but verify (‘vertrouw, maar controleer’). Het is een basisbegrip in management en het zou ook een basisbegrip moeten zijn voor trainers, coaches en aanverwante beroepen. Vertrouwen is makkelijk als je de atleet één op één ziet, elke dag of twee, drie keer per dag. Maar wat als je meerdere sporters onder je hoede hebt? Als je met twee trainers een team van dertig spelers traint? Wat als je atleet op trainingsstage is naar een ver land of jijzelf gewoon een ‘echte’ baan hebt terwijl je atleet overdag traint? Wat met de wielermanager die wil weten wat zijn renner in een ander land uitvoert aan trainingen? En wat met het meten van de vorm? Elke sport heeft zijn tests, maar soms broedt iets onder de leden. Sommige trainers willen (ook) weten welk onheil zich aandient, anderen niet. Big Brother was de werktitel voor dit thema en dat hebben we zo gehouden: tenslotte gaat het om controleren, verifiëren, checken en zelfs spioneren. Ook dat laatste komt aan bod, want je sporter kan nog zo hard zijn best doen tijdens de dag – op je prachtig voorbereide en uitgekiende training – als hij de daaropvolgende nacht gaat stappen, is al jouw en zijn/haar mooie werk voor niks geweest.
Er zijn methoden zat om de (top)sporter te controleren. Het begon met de hartslagmeter – de Polar in de volksmond – en daar blijft het ook vandaag nog bij, ondanks de concurrentie in merken. Het bedrijf Schoberer Rad Messtechnik ontwikkelde begin jaren negentig een product waarmee op de fiets – en niet in het lab, maar in de velden of de bergen – de poweroutput of het wattage worden gemeten. De SRM – de huidige naam van het apparaat – is nu ingeburgerd in de moderne wielrennerij. Eind jaren negentig kwam de Omega Wave binnenwaaien. Russische ruimtevaarttechnologie om te meten wat zich binnen in het lichaam afspeelde. De Omega Wave is bekend, maar niet ingeburgerd. Dat hoeft ook niet, zal trainer Raymond Verheijen in dit nummer uitleggen. Hij heeft liever een trainer die ziet wat er fout gaat en prefereert een goed uitgevoerde techniek boven het dogma van meer en meer trainen. Ieder zijn gelijk, maar de heersende tendens is meer en meer controle. Digitale trainingsdagboeken, dagelijkse vragenlijsten, dagelijkse urinecontroles (om de uitdroging te meten, niet de verboden middelen!), periodieke testsessies, de meeste trainers zweren bij weten is meten en meten is weten.
inhoud thema De Omega Wave als leidraad. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Van Polar tot fingerspitzengefühl. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Spionage als controle, zo oud als de sport. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
nummer 3 - 2009
COACH
23
THEMA
debat big brother
V
Henk Kraaijenhof en Troy Douglas werkten intensief met de Omega Wave.
oor de van Bermuda afkomstige ex-atleet staat vast dat zijn trainer Henk Kraaijenhof van veel grotere invloed is geweest op zijn prestatieniveau. En laat dat nu net de importeur zijn van het apparaat (kosten: circa 30.000 euro) dat pretendeert in rust te kunnen meten hoe de algemene staat van onderhoud is van de proefpersoon. Sporter of niet. “Het apparaat meet vanaf de buitenkant wat er aan de binnenkant aan de hand is”, zegt de man die nooit lang hoeft te zoeken naar een buitengewone verklaring. Kraaijenhof heeft er onlangs weer 425 werknemers van een verzekeringsmaatschappij mee getest. En menigeen ontmaskerd. “De meeste mensen zijn zich meestal helemaal niet
Het kost de Omega Wave minder dan vijftien minuten om andere belangrijke gegevens als toestand van het centrale zenuwstelsel, werking van hart en longen, staat van onderhoud van lever en nieren en de conditie van de hypothalamus [bijnier, verantwoordelijk voor de productie van het stresshormoon cortisol, red.] te meten. Volgens Kraaijenhof is de basis voor dit wonderapparaat al in de jaren dertig van de vorige eeuw gelegd, en wel in de Verenigde Staten. Vooral uit medische motieven. Russische wetenschappers pakten de gegevens, dertig jaar later, weer op en pasten ze toe in ruimtevaart en topsport. “En ik breng de machine als het ware weer terug naar de kliniek. De overheid vraagt steeds meer ver-
bewust van stress of een slechte conditie. Maar andersom vallen natuurlijk ook hypochonders door de mand.”
antwoordelijkheid van de burger. Meet zelf je bloeddruk, pas op voor te hoog cholesterol, enzovoort. De Omega Wave slaat echt rood uit bij alle struisvogels die diep in hun hart wel weten dat ze verkeerd bezig zijn.” Dat sporters relatief weinig gebruikmaken van de uitvinding heeft, zo denkt de Nederlandse pionier, voornamelijk te maken met ondeskundigheid. “Het past goed bij deze tijd waarin vluchtigheid, amusementswaarde en kijkcijfers sleutelwoorden zijn geworden. Iedere chimpansee kan de klemmetjes of sensoren vastzetten die horen bij deze test. Maar het vereist wel intelligentie de gegevens juist te kunnen interpreteren.” Troy Douglas voegt er aan toe: “Het gaat volgens mij vooral om betrokkenheid en
De Omega Wave als leidraad Troy Douglas zegt er
(mede) zijn Nederlandse record van 10.16 in 1999 aan te danken te hebben: de Omega Wave. Het betreft één van die vernuftige technische hulpmiddelen die je moet beschouwen als punten op de i, nauwelijks in percentages uit te drukken.
Door: Kees Kooman
24
COACH
Vijftien minuten
De politie Amsterdam-Amstelland werkt er ook mee. En bij NOC*NSF staan vier machines, je reinste eieren van Columbus. Al moet je er natuurlijk wel mee leren omgaan voor de beste resultaten. Douglas: “Na een korte test met de Omega Wave kon ik precies zien wat ik die dag kon doen op de training. Meestal bevestigde het wel wat je al wist. Maar het apparaat heeft mij ook beter leren luisteren naar mijn lichaam.” Zonder je te hoeven inspannen worden parameters als maximaal zuurstofopnamevermogen vastgesteld.
“De Omega Wave heeft mij beter leren luisteren naar mijn lichaam” [Douglas]
nummer 3 - 2009
“Bij alle struisvogels die eigenlijk wel weten dat ze verkeerd bezig zijn, slaat de Omega Wave echt rood uit” [Kraaijenhof]
Henk Kraaijenhof test de Omega Wave bij een marinier van de Bijzondere Bijstands Eenheid van het Korps Mariniers.
discipline. Hoe belangrijk vind je datgene wat je doet? Hoe belangrijk vind je eigenlijk jouw sport en jouw prestatie?”
Neural networks
In het verlengde van de Omega Wave liggen de bevindingen van Jean Pierre Meersseman, hoofd medische staf van AC Milan, met geavanceerde computers die in staat zijn blessures te voorspellen. Voetbal staat niet bepaald bekend als een progressieve sport waar het gaat om nieuwe wetenschappelijke toepas-
singen, maar de Belgische fysiotherapeut durft de bewering wel aan dat de nieuwe apparatuur vele miljoenen kan besparen. Op internet (www.you.com. au) noemt hij Fernando Redondo als lichtend voorbeeld. “We hebben enorme bedragen geïnvesteerd in deze speler die geblesseerd raakte nadat hij drie minuten op de loopband had gestaan. Als we hem eerder (en beter) hadden kunnen testen, hadden we ons wel twee keer bedacht. Of er was sprake geweest van een heel andere transfersom.”
Het systeem (neural networks) vereist overigens wel voldoende gegevens van betreffende sporters om met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid voorspellingen te kunnen doen. De computerprogramma’s bij AC Milan bevatten data van meer dan vijfduizend testen, de afgelopen vier jaar verricht. Nu, met een praktijkervaring van anderhalf jaar, worden blessures in 84 procent van alle gevallen juist voorspeld. Meersseman denkt, daarbij van harte aangemoedigd door de fabrikanten van de noodzakelijke software, dat het percentage nog twaalf procent kan stijgen. Tijdens de testen (bij trainingen) staan de sportlieden door middel van 18 tot 24 sensors aangebracht op verschillende plekken van hun lichaam, radiografisch in verbinding met de geavanceerde computers. Deze zijn al voorgeprogrammeerd met hun eigen gegevens en die van collega’s en alle feiten die te maken hadden met blessureleed uit het verleden. Op basis van de gegevens uit heden en verleden. De slimme computer vertaalt alle data en waagt zich aan voorspellingen, die zo blijkt uit de praktijkervaring tot dusver voor 84 procent kloppen.
AC Milan
AC Milan maakt, zo weet Henk Kraaijenhof uit eigen ervaring, ook gebruik van de Omega Wave die overigens eveneens blessures kan voorspellen. “Alle gegevens vullen elkaar aan. Ik denk dat je voor zestig procent kunt blindvaren op ‘mijn’ apparaat. Neural networks is een prachtige aanvulling. Dat geldt ook voor bloedonderzoek, psychologische testen en de juiste voeding. Zo kom je uiteindelijk op de honderd procent die hoort bij iedere vorm van ambitieuze wetenschappelijke begeleiding.”
nummer 3 - 2009
COACH
25
THEMA
“
debat big brother Door: Sjoerd Litjens & Kees Kooman
“Ik weet vrij veel van de schaatsers met wie ik werk. Dat komt doordat we heel veel bij elkaar zijn. We zijn tussen de 200 en 240 dagen per jaar met elkaar onderweg, dat is exclusief normale trainingsdagen in Nederland. Als je onderweg bent doe je vrijwel alles samen. Ontbijten, trainen, lunchen, trainen, avondeten
momenten dat ik moet ingrijpen. Het is daarnaast van toegevoegde waarde omdat sporters er soms moeite mee hebben zich in persoonlijk contact kwetsbaar op te stellen. Hoewel het niet nodig, is houden ze zich soms groot. Via zo’n digitaal dagboek tackel je dat menselijk tekort. Ook fysiek monitoren we alle TVM-schaatsers. Dat doe ik, met hulp van de rest van de staf,
zes segmenten van vijf meter. En tot slot doen we op zo’n Labdag twee sprinttesten op de fiets, bestaande uit een submaximale lange inspanningstest en een korte sprinttest van vier keer acht seconden met maximale weerstand. Daarna meten we de lactaatwaardes die ons vertellen hoe het gesteld is met het uithoudingsvermogen en het
Gerard Kemkers (42) is hoofdcoach van de TVM-schaatsploeg en begeleidt in die hoedanigheid negen schaatsers.
en ’s avonds ben je vaak ook nog samen. Het komt voor dat schaatsers individueel trainen. In zo’n geval is er voortdurend contact per telefoon, sms of mail. Door voortdurend in de dichte nabijheid van mijn sporters te verkeren, weet ik ieder moment hoe ze zich voelen, hoe ze er mentaal en fysiek voorstaan. Die persoonlijke observatie gekoppeld aan mijn eigen ervaring, wordt ondersteund door een digitaal dagboek dat iedere schaatser moet bijhouden. Via dat systeem meldt de schaatser dagelijks wat de trainingsarbeid was en hoe hij zich daarbij voelt, daarnaast vullen ze een vragenlijst in waaruit blijkt hoe ze de trainingsbelasting ervaren. Meestal is die informatie een bevestiging van wat ik zelf zie. Dat is prettig, juist op
26
COACH
nummer 3 - 2009
door te observeren hoe ze reageren op de trainingsprogramma’s die we schrijven. We zijn net terug van een twee weken durend trainingskamp. Dan zie ik dagelijks en direct wat de progressie is die een sporter maakt, wie wanneer moeite heeft of juist groeit als reactie op het trainingsaanbod. Die observaties zijn waardevol want ik kan ze staven aan mijn eigen inmiddels ruime ervaring als trainer en schaatser. Objectief is het niet. Daarom nemen we om de anderhalf à twee maanden, met behulp van inspanningsfysioloog Gerard Rietjens, gestandaardiseerde inspanningstests af, waarmee we naar het bewegingsvermogen van spieren en gewrichten kijken. We doen een aantal sprongtests, waarbij (uitgedrukt in centimeters) de kracht van een sprong wordt gemeten. We doen een sprinttest over dertig meter, verdeeld in
piekvermogen. Die lactaatmetingen doen we soms ook tijdens of na bepaalde trainingen. De informatie die we uit al die tests krijgen in combinatie met mijn eigen observaties, de info uit het elektronisch dagboek en de gegevens van de hartslagmeters waarmee vrijwel voortdurend wordt getraind, maakt dat ik van al mijn schaatsers voortdurend weet hoe ze er fysiek voorstaan. Daarbij volg ik nauwgezet wat er in de media over hen geschreven wordt. Ik moet wel, want het heeft aanzienlijke invloed op de prestaties. Om een voorbeeld te geven: toen ik nog trainer was in de Verenigde Staten evalueerde ik op zondagavond na de weekendwedstrijd met mijn schaatsers hun prestatie en daar bleef het bij. Hier evalueer ik op zondagavond de wedstrijd, moet ik in sommige gevallen op maandagavond de reacties van de media en impact daarvan bespreken, en dinsdag moet ik dealen met het feit dat mijn schaatsers ook de mening van jan publiek hebben gehoord. De media en de daaropvolgende opinie hebben in sommige gevallen een dynamiek die moeilijk te beheersen is.”
“
“Ik weet ieder moment hoe ze zich voelen”
FOTO: ANP PHOTO
September 2008. Kemkers traint met Beorn Nijenhuis tijdens het jaarlijkse trainingskamp in Torbole, Italië.
“Wij meten en weten alles”
“
“Aan een half woord genoeg”
Louis Delahaye is als inspanningsfysioloog fulltime in dienst van de Rabobank wielerploeg. Zijn kennis en ervaring is leidend bij het maken van de wedstrijd- en trainingsprogramma’s van de renners.
Waarom zagen jullie elkaar zo weinig? “Ik was bondscoach en moest mijn aandacht over verschillende zwemmers verdelen. Fred woonde 120 kilometer verderop in Roeselare en was honkvast, dus we kwamen overeen elkaar één keer per week, iedere donderdag, te treffen. Dat was praktisch het handigste. Hoe zag jullie samenwerking er in de praktijk uit? “Op donderdag evalueerden we de voorbije week en keken we naar de progressie. Trainingsschema’s stuurde ik in het begin per post, later per fax of e-mail.” Hoe leidde die uitzonderlijke manier van werken tot succes? Mijn trainingsschema’s hadden vrij snel resultaat waardoor al gauw een vertrouwensband ontstond. Na verloop van tijd hadden we aan een half woord genoeg.
FOTO: ISOSPORT
Op die manier kon hij zich blijvend verbeteren? Freds talent was groot, waardoor hij moeiteloos een week lang zijn eigen gang kon gaan. Was het schema te zwaar, dan paste hij dat zelf aan. Sloeg een technische aanpassing niet aan dan kon ik telefonisch probleemloos een oplossing bieden. En als het spaak liep, stapte ik gewoon in de auto. Maar dat was zelden nodig.”
Fred Deburghgraeve (rechts) behaalde onder leiding van zijn coach Ronald Gaastra (links) zijn grootste successen.
nummer 3 - 2009
COACH
“
Op de Olympische Spelen van 1996 in Atlanta won de Belg Fred Deburghgraeve goud op de 100 meter schoolslag. Een Q&A met zijn Nederlandse coach Ronald Gaastra die hem vanaf 1989 begeleidde en hem jarenlang slechts één keer per week zag.
“In schaatsen, hardloopschoenen en zwempakken kun je geen vermogensmeters plaatsen. Op fietsen wel. Praat je over monitoring in de sport dan zijn het juist díe meetsystemen waarmee de wielersport zich de laatste jaren onderscheidt van andere sporten. Wij werken sinds zeven jaar (structureel sinds ruim twee jaar) met de vermogensmeters van SRM. Die meten de pedaalkracht in combinatie met de pedaalfrequentie en berekenen zo het vermogen in joules per seconde, oftewel watt. Daarnaast meten we ook de hartslag, snelheidgegevens, et cetera. Met behulp van de SRM-meters verkrijgen we onder meer kennis over de anaërobe Louis Delahaye. drempel van onze renners. Die drempel markeert het maximale inspanningsvermogen dat een sporter gedurende langere tijd kan leveren, een cruciale waarde in wielerkoersen die worden beslist op het moment dat renners de grenzen van hun fysieke vermogens opzoeken. Als we vroeger iets wilden meten, moesten we het lab in om te testen. Door te werken met vermogensmeters meten en weten we alles. Onze renners hebben gemiddeld zo’n vijfentwintig rust- en ruim tachtig wedstrijddagen per jaar. De rest van de tijd trainen ze. Ongeveer tachtig procent van de tijd dat ze op de fiets zitten, meten we iedere seconde van de inspanning. In belangrijke wedstrijden wordt het tweehonderd gram wegende apparaatje in verband met gewichtsbesparing achterwege gelaten. Op een speciale website kunnen de wielrenners na een wedstrijd of trainingsdag hun files invoeren. ’s Avonds zie ik op mijn computer samenvattingen van wat iedere renner gedaan heeft. Aanvullende waardevolle informatie verzamelen we middels een controletraining, die we één keer per vijf, zes weken doen en die verloopt volgens een standaardprotocol. Al die informatie geeft behalve een gedetailleerd actueel inzicht in de conditie van iedere renner, ook aan hoe iedere renner afzonderlijk reageert op nieuwe trainings- of voedingsschema’s. Het geeft de ploegleiding een krachtig instrument in handen om hun renners die verspreid over heel Europa trainen en koersen, te volgen, te adviseren en te trainen. Van de meeste van onze renners heb ik een database met informatie van enkele jaren. Ik weet precies hoe ze reageren op verschillende omstandigheden en vormen van inspanning. Die informatie is cruciaal bij het opstellen van nieuwe schema’s en modellen. Uiteindelijk is ons doel met iedere renner tot een jaarplanning in training en wedstrijden te komen, waarbij hij op de gewenste piekmomenten optimaal rendeert. Daartoe zetten we nog andere monitorings-instrumenten in. Sinds de koerswijziging binnen de ploeg zo’n twee jaar geleden, is een belangrijkere rol weggelegd voor de ploegleiding. Alle vijf de ploegleiders hebben zes renners onder zich, van die renners zijn zij een soort mentor. Ze houden regelmatig contact en zijn als zodanig op de hoogte van de dagelijkse sores. Zij maken bij hun begeleiding gebruik van Sport Type Dynamics van Action Type, een praktisch toepasbaar systeem dat de verhouding tussen ploegleider/coach en renner helpt te optimaliseren. Dit alles moet er toe leiden dat iedere Raborenner optimaal kan functioneren en dus presteren. En uiteindelijk meten we natuurlijk ook het prestatiemoment zelf: de wedstrijd. Soms met behulp van de gegevens van onze vermogensmeters, maar sowieso na afloop van iedere koers, door middel van een kort verslag waarin de dienstdoende ploegleider per renner de goede en slechte punten benoemt. Die analyse wordt nadien besproken met de renner zelf. Al met al krijgen we zo een compleet beeld van iedere renner. We zijn nu bezig met een upgrade en gelijkschakeling van de programma’s, waarmee we al die informatie verwerken. Zo komen we uit bij een totaalsysteem waarin zowel de psychologische profielen, de voedingsschema’s, de wedstrijd- en trainingsgegevens en analyses zijn verwerkt. Op die manier kunnen we, zo is de verwachting, nog meer bruikbare informatie halen uit dat wat we allemaal meten.”
27
17% meer kans op toptalent volgend jaar
Als hoofdsponsor van de KNLTB wil REAAL Verzekeringen graag alle tennissers van Nederland steunen. Daarom sponsoren we niet alleen het Nederlands Davis Cup Team, het Nederlands Fed Cup Team, Jong Oranje, het rolstoeltennis en een aantal veelbelovende spelers, maar ook lokale evenementen als het Straattennis en Schooltennis. Want alleen door in de basis te investeren kan de top groeien.
reaal. sUpporter van Het nederlandse tennIs
FOTO: PRO SHOTS
“We vonden het allemaal even wonderbaarlijk”
Atletiektrainer Rob Veer begeleidt vanuit zijn Franse woning nabij Dijon ongeveer honderd lopers. Dat kan alleen maar dankzij de uitvinding van de hartslagmeter die sedert 1977 aan een opmars begon, onstuitbaar en schijnbaar met onbeperkte gebruiksmogelijkheden.
“
Twee jaar eerder, in 1975, spraken Finse skitrainers (langlaufen) hun frustratie uit over het ontbreken van apparatuur om je hartslag nauwkeurig te meten, immers de stok achter de deur van iedere training waarbij conditie een rol speelt. Het was tot dan een kwestie van zo snel mogelijk, handmatig, je pols te meten. In 1977 ging de eerste fabriek van Polar open. Anno 2009 is het concern werkzaam in meer dan tachtig landen en geniet onder andere concurrentie van Suunto en Garmin. Geen ambitieuze conditiesporter die er geen gebruik van maakt, of het moeten Afrikaanse talenten zijn die alleen luisteren naar wat de natuur ze influistert. Een van de laatste modellen van Polar, de RS800sd, meet naast de hartslag en snelheid ook hoogte, afstand, pasfrequentie en paslengte. Het apparaatje, zo groot als een polshorloge, weegt slechts 46 gram. De sensor die de passen en de frequentie noteert (aan een van de schoenen te bevestigen), weegt 21 gram. Veer, een voormalige meerkamper maakte er in de jaren tachtig van de vorige eeuw
voor het eerst kennis mee in Utrecht. Jon Wellerdieck, toenmalig toptrainer en begeleider van onder anderen Rob Druppers en Bert van Vlaanderen, nam een hartslagmeter mee naar de training. “We mochten er om de beurt mee experimenteren. Toentertijd moest je de resultaten nog handmatig teruglezen; een hele sliert aan gegevens. Nu ben je met één druk op de computer klaar. We vonden het allemaal even wonderbaarlijk.” Rob Veer beseft dat zijn ‘afstandelijke’ manier van begeleiden geen kans van slagen maakte zonder de Finse uitvinding van de vorige eeuw. Gemiddeld één keer per maand reist hij naar Nederland om een aantal pupillen aan het werk te zien. “Ik lever schema’s op maat. Dat kan mede dankzij de hartslagmeter, logboeken en internet. Ik reken daar geld voor zonder de illusie te koesteren dat ik er rijk door zal worden. Mijn pupillen kunnen kiezen uit drie vormen van begeleiding, hoe intensiever hoe duurder. Een paar toppers begeleid ik intensiever. Dat is de duurste vorm van begeleiding.”
nummer 3 - 2009
ook niet optimaal bij iedereen. Ik verg van mijn atleten een zekere zelfstandigheid en ze moeten ook eerlijk zijn. Bij twijfel kan ik nu eenmaal ook niet urenlang gaan telefoneren. Maar ik heb tot dusver weinig negatieve ervaringen.” De man die ook de schema’s schrijft voor de lezers van de Nederlandse en Belgische editie van Runner’s World, werkt sedert 2000 vanuit Frankrijk. Alleen voor de uitverkorenen van het dreamteam van het loopmagazine dat zich jaarlijks voorbereidt op de marathon van Rotterdam komt hij wat vaker over, een reis van ongeveer 6,5 uur. “Ik beschik, mede dankzij Polar, inmiddels over zoveel parameters dat ik gauw bepaalde trends ontdek. Ik zie snel of iemand rare dingen doet in de training of de hand licht met gegevens. De software wordt steeds gelikter. Zonder intermenselijk contact kan het niet. Ik ben ondernemer, maar ook idealist. Met tweehonderd pupillen zou ik twee keer zo rijk kunnen zijn en waarschijnlijk drie keer zo verdrietig.”
COACH
“
Rob Veer begin september tijdens de Ten Miles in Tilburg. Naast hem atleet Oskar de Kuijer.
Aan de hand van de mede door hartslagen/of afstandmeters verzamelde data (“gegevens die ik hier in Frankrijk kan openen op mijn computer”) kan hij over het algemeen prima zien of zijn opdrachten goed worden nageleefd. Atleten, goed of minder goed, hebben er nu eenmaal een handje van meer te doen dan schema’s aangeven. Het is de grootste fout die een sporter kan maken: harder trainen dan noodzakelijk is. Ze kunnen maar niet geloven dat rust bij ambitieus trainen net zo belangrijk is als een intensieve sessie. “Met mijn manier van begeleiden moet de nadruk natuurlijk niet komen te liggen op looptechniek. Het werkt, eerlijk gezegd,
29
van 100 procent 101 procent te maken. Voetbal is geen schaatsen of hardlopen. In die sporten is het van belang dat jij je lichaam zo snel mogelijk van a naar b verplaatst. In het voetbal gaat het erom dat de bal zo snel en nauwkeurig mogelijk van a naar b wordt verplaatst. Critici zeggen dan dat voetballers soms ook hun lichaam van a naar b moeten verplaatsen. Soms ja. Dat woordje ‘soms’ geeft precies aan dat conditie weliswaar niet onbelangrijk,
“Voetbalcoaches: kijk zelf!”
“
Trainer Raymond Verheijen werkt freelance voor bonden, voetbalclubs en jeugdopleidingen in binnen- en buitenland en is hoofdauteur van Periodiseren van voetbal; het standaardwerk voor voetbaltrainers.
“De manier waarop het begrip monitoring in het voetbal meer en meer postvat, vind ik verontrustend. Misschien wel het beste voorbeeld hiervan is de Omega Wave. Een aantal clubs heeft dat ding de voorbije jaren aangeschaft met het idee overbelasting, overtraining of een verhoogde kans op acute of chronische blessures te signaleren. Het bleek een illusie. Er liggen kasten vol met stapels gegevens van spelers waar niets mee gedaan wordt, in de meeste gevallen omdat ze niet gestaafd worden door de werkelijkheid. De meetresultaten stroken niet met de ervaringen van de direct betrokkenen. Los daarvan is het uitgangspunt bij fysieke monitoring, en dus ook bij het gebruik van zo’n apparaat, verkeerd. Het is de achterkant van het verhaal. Programma’s worden geschreven en uitgevoerd, vervolgens worden bij de sporter allerlei parameters gemeten en op basis van die gegevens worden de programma’s opnieuw aangepast. Dat noem ik zwabberbeleid, dat kan nooit goed zijn voor een voetballer. Ik zeg: stop je energie in het ontwikkelen van manieren van periodiseren die per definitie effectief zijn, zodat
je de voorkant van het verhaal in orde hebt. Het gaat allemaal om plannen. Als je zorgt voor een goede planning, is er geen overtraining en zijn er ook geen blessures. Mijn ervaring na tien jaar topvoetbal is dat de meeste blessures zijn te voorkomen. In het voetballen ontstaan blessures vooral vanuit de gedachte dat voetbal een duursport is, maar dat is helemaal niet zo. Iedere voetballer kan negentig minuten spelen. Het duurfacet is een constante factor. De dominante variabele in het voetbal is de intensiteit. Op een hoger niveau wordt het spel sneller gespeeld; er zijn meer acties in kortere tijd. Het echte kenmerk van voetbal is handelingssnelheid. Als je dat wilt ontwikkelen, moet je honderd procent uitgerust zijn op het moment dat je aan een training of wedstrijd begint. Daarom is het verontrustend dat voetballers steeds vaker moeten trainen. Daarmee wordt geweld gedaan aan de karakteristieken van het voetbalspel. Wat je vaak ziet als spelers teveel trainen, is dat er een latente moeheid ontstaat. Dit zorgt ervoor dat spelers in training op 95 procent van hun kunnen handelen. Dan ontbreekt elk voorwaarde om
nummer 3 - 2009
maar zeker niet leidend is in voetbal. De fysieke component wordt in het voetbal te belangrijk gemaakt. Ik kan mij heel goed voorstellen dat coaches monitoren binnen sporten waar de fysieke component dominant is, maar in het voetballen heb ik geen laboratorium nodig om te zien of een voetballer zich ontwikkelt. Ik heb niks aan lactaattests, bloedwaarden of grafiekjes die me vertellen dat iemand goed in zijn vel zit. Het gaat primair om de uitvoering van het spel, om handelingsnelheid. Om dat te zien, heb ik verstand van voetbal nodig. Als ik, of de trainer met wie ik werk, zie dat het voetbal van een hogere kwaliteit wordt en dat spelers die kwaliteit langer kunnen volhouden, heb ik mijn doel bereikt. Door alle ontwikkelingen op het gebied van monitoring worden voetbalcoaches steeds minder gedwongen om naar het spel zelf te kijken. Ze gaan zich steeds meer vasthouden aan de schijnwerkelijkheid van testresultaten. Met alle gevolgen van dien. Daarom hebben we in het voetbal behoefte aan oud-voetballers die zich gaan verdiepen in bepaalde specialismen in plaats van specialisten die zich verdiepen in voetballen.”
COACH
“
Raymond Verheijen (rechts) vorig jaar bij het EK 2008 in Zwitserland/ Oostenrijk, vlak voor de warming-up van de wedstrijd Nederland-Rusland.
31
THEMA
debat big brother
Een atleet/speler/ sporter (m/v) die alle financiële steun en faciliteiten krijgt, die zich het pleuris traint met Polar en SRM en Omega Wave, die om de week wordt getest, maar die na de dagtaak niet leeft voor zijn sport, staat gelijk aan kapitaalvernietiging. Het kan soms geen kwaad om de handel en wandel van je atleten te controleren.
E
r zijn natuurlijk grenzen aan de controle op het extra-sportieve leven van de atleet. In de VS werd eind vorige eeuw een universiteitscoach veroordeeld omdat hij op de computer in het studentenhuis van zijn atletes software had laten installeren waardoor hij kon zien op welke sites ze surften en vooral met wie ze allemaal e-mailden. Jaloersheid was hier meer de drijfveer dan bezorgdheid, oordeelde de rechter en de man werd de wacht aangezegd. In nogal wat kleedkamers in de VS hingen vroeger camera’s. Om diefstal van clubmedewerkers tegen te gaan, was de officiële reden, tot bleek dat ze ook werden gebruikt als een soort afluisterapparatuur om te weten wat de duurbetaalde spelers in hun vrije tijd van plan waren. De spelersvakbonden kregen er lucht van en sindsdien zijn er dubbele kleedkamers: het deel (met camerabewaking) waar iedereen welkom is; ook de pers na de wedstrijd, en het afgesloten deel, the secluded area, waar spelers kunnen doen, laten en zeggen wat ze willen.
Trainingsstage
Het meest voorkomende vergrijp, weet elke trainer, is (zijn) de stapavond(en) op trainingsstage. De meest eenvoudige oplossing is om tot een uur of één iemand
bij de deur neer te zetten. Wijlen Ernst Happel kon het geen ene moer schelen of iemand trainde, of ging stappen. “Als hij op zondag maar zijn ding doet, ben ik al lang blij.” Dat was bij Feyenoord, maar toen Arie Haan trainer werd van Feyenoord nam hij zijn intrek in een hotel in de Rotterdamse binnenstad. De spelers van het eerste van Feyenoord hadden in die tijd een stevige reputatie als stappers, niet alleen tijdens stages. Haan wist dat en wat deed de nieuwe trainer? Hij ging zelf het nachtleven in, liet zich informeren over de hotste tenten en verscheen er zelf ten tonele. Daar won hij het vertrouwen van enkele uitsmijters – hij betaalde wellicht ook een cent – en kreeg netjes info over welke speler zich waar had aangediend. De mondelinge overlevering wil dat Haan er een paar keer zelf op uittrok om de speler tot het besef te brengen dat dit geen verantwoord gedrag was.
Tom Boonen
In België zit ploegmanager Patrick Lefevere (van het grote Quick Stepteam) de laatste anderhalf jaar meer met de handen in zijn haar dan hem lief is. Zijn topper Tom Boonen won twee topklassiekers en nog een reeks andere wedstrijden, maar werd in diezelfde periode drie keer betrapt op het gebruik van cocaïne
Over spionnen en
dubbelspionnen
of de sociale controle op de atleet Door: Hans Vandeweghe
32
COACH
nummer 3 - 2009
FOTO: PRO SHOTS
buiten competitie. Op sportief vlak niet strafbaar, maar moreel verwerpelijk oordeelde de Belgische maatschappij. De ploeg strafte hem. Lefevere: “We wisten van zijn occasionele ontsporingen maar ik kan niet de hele dag en nacht iemand bij Tom Boonen laten wonen die mij rapporteert of hij zich gedraagt. Hij woont samen en ik heb nota bene iemand in zijn buurt die mij signaleert of hij dreigt te ontsporen maar die ziet natuurlijk niet alles.” Na de bekendmaking van zijn derde ‘vergrijp’ werd Boonen psychologische hulp aangepraat en zou hij strenger worden begeleid. Met direct resultaat: eind juni werd hij Belgisch kampioen op een zwaar Ardennenparcours. Boonen was weer de ernst zelve. Ten minste, tot in de Tour het verhaal bekend raakte over een bijzonder zware stapavond waarbij Boonen (op stage in Gent) in beschonken toestand een plaatselijke blondine zou hebben gekust. Het voorval situeerde zich drie dagen voor het bewuste Belgische kampioenschap, waar hij schitterde. Na publicatie in twee tijdschriften werd Boonen ziek en verdween hij uit de Tour.
Grillig talent of brave middelmaat
Kiezen tussen grillig talent of brave middelmaat is makkelijk: iedereen kiest voor het talent. Voorinformatie kan helpen om het grillige talent te managen. Bezint, eer ge begint. Of, beter nog: beter voorkomen, dan genezen. Twee spreekwoorden die de coach, ploegmanager of trainer van pas kunnen komen. Arsenal kocht van de zomer Thomas Vermaelen weg bij Ajax. Een Arsenal-scout vertelde Vermaelen dat hij hem tijdens een training met acht internationals twee uur lang vanuit de bosjes had geobserveerd. Vermaelen bleek ook tijdens die bezigheidstherapie ernstig met zijn vak bezig. De speler haalde ook nog een ander argument aan dat Arsenal ter zijner faveure had opgemerkt: hij drinkt geen alcohol. Uiteraard kon hij ook goed voet-
ballen op de plek waarvoor Arsenal hem had gekocht. De club commentarieerde daarop: “Het scheelt in ons medewerkersbestand als we van een aantal spelers zeker zijn dat we hen niet in het oog hoeven te houden en dat ze van zichzelf gezond blijven.” Het is bekend dat de Engelse topteams af en toe de camerabewaking van de coolste disco’s kunnen raadplegen, of met tipgevers werken. Sir Alex Ferguson van Man United sprak in één van zijn zeldzame interviews aldus over zijn informantennetwerk: “Neukt er één buiten de deur, drinkt er één een whisky te veel, zit er een ander te laat in bed, in no time weet ik er van. Dat verklaart sommige van mijn ploegopstellingen. De speler is dan de enige die ik informeer. Ik zeg dan: ‘I know what you did on...’ Eén keer volstaat. Meestal.”
Tom Boonen op één van zijn beruchte stapavonden.
“Neukt er één buiten de deur, drinkt er één een whisky te veel, in no time weet ik er van. Dat verklaart sommige van mijn ploegopstellingen” nummer 3 - 2009
COACH
33
coach in de regio
Vincent van Gelderen
“We moeten werken aan de vechtcultuur” V
Vincent van Gelderen.
Het zijn de Wimbledon weken en op het Britse kroonjuweel is geen enkele Nederlandse tennisser van de partij. In Middenbeemster, een dromerig plaatsje in het hart van Noord-Holland, lijkt tenniscoach Vincent van Gelderen (43) allerminst aangeslagen over zulke extreme ‘droogte’ in zijn sport. Door: John Volkers
34
COACH
nummer 3 - 2009
incent van Gelderen, oud-prof op de ATP Tour, werkt in de tennisschool van hem en zijn broer Eddo keihard aan de toekomst van het Nederlandse tennis. ‘Ja maren’ is er niet bij. Het is het hoofd op de schouders en de rug recht. En hard werken met het Noord-Hollandse talent in tennisschool De Kloek en de fonkelnieuwe Van Gelderen Tennis Academy, goed voor dertien binnenbanen en zeven coaches. Vijfentwintig jaar geleden begon Eddo van Gelderen zijn eerste tennisschool. Toen zijn ouders in datzelfde jaar (1984) sporthal De Kloek in Middenbeemster overnamen, kreeg de tennisschool dezelfde naam. Nu, in het jubileumjaar, struikel je in de verzameling van hallen, kantoren en banen over de kinderen. Trainers stappen er parmantig tussendoor. Het is hartje zomer en de jeugd krijgt training. De beteren worden meegenomen naar toernooien met prachtige namen als Palingtoernooi, Karsten Tenten toernooi en Lars Brillen Toernooi. In dat krioelende bestaan vertelt Van Gelderen over de mogelijkheden die de Nederlandse tennisjeugd nog altijd bezit en het volgens hem zo wenkende toekomstperspectief. Materiaal “De zachtere ballen en de kleinere rackets van tegenwoordig zorgen ervoor dat jonge kinderen beter hun techniek kunnen aanleren”,
legt Van Gelderen uit. “Die speciale ballen en rackets zijn in ons land uniform geworden. Het worstelen om de service in te slaan is snel afgelopen; bovenhands serveren leren ze al jong. Wij noemen dat de fundamentele fase. Kinderen zijn veel allrounder op hun tiende dan pakweg twintig jaar terug. Het is echt ongelooflijk wat je ziet gebeuren. Je ziet bij ons kleine Nadalletjes en Federers op de baan. Voorheen sloeg je in de bondsjeugdopleiding van de KNLTB geen volley voor je twaalfde. Nu komt dat veel eerder aan bod in de opleiding. Die is gespecialiseerder dan welke sport ook. Ik heb hier voetbalinternationals die hun kinderen komen brengen. Die zeggen dat tennis qua opleiding ongelooflijk goed is, veel verder dan voetbal. Het enige verschil is dat ze bij het voetbal veel meer wedstrijden spelen.” “We zijn de zaken in tennis aan het vervroegen. Alles komt eerder aan bod. Twaalfjarigen gaan nu al naar het buitenland en meten zich met de besten van Engeland, Frankrijk en België. Voorheen speelde je op die leeftijd in Nederland alleen nog maar nationaal. Nu krijg je op die leeftijd al een schifting. Wie kan er internationaal aanhaken? We zijn daarom in de jeugdsferen ook veel succesvoller geworden. Dat is al begonnen met Robin Haase en Thiemo de Bakker. Ik kreeg deze week een bericht van Anil Kwast, een jongen van onze school. Die
won een toernooi in Engeland. Voor twaalfjarigen. Op die leeftijd zijn we gelijkwaardig aan landen als Engeland en Frankrijk.” School De breuk in de opleiding komt rond het zestiende levensjaar. Dat is de gevaarzone in de opleiding van het tennistalent. Tot dan verloopt de opleiding volgens Van Gelderen perfect. “Met zestien krijg je de moeilijkste peri-
ode in Nederland, in de hele sport trouwens. Dan is de school het zwaarst, de eindexamens wachten. En het is ook net de leeftijd dat de stap naar vier uur training per dag moet worden gemaakt. Wij vinden in Nederland dat je school van belang is. Dat je niet zomaar kunt gaan reizen naar de bepalende jeugdtoernooien zonder je schooldiploma op zak. Wij willen dat niet. Dat hoort bij onze cultuur. De OostEuropeanen hebben echter maling aan de schoolopleiding. Dit verschil zorgt ervoor dat onze talenten op achterstand komen.” “Ik ontmoette mijn oude coach, Chuck Kriese, die in
Bangkok was gaan werken. Hij werkte met een meisje van vijftien dat niet naar school ging. Zij trainde zes uur per dag, met drie coaches. Zij stond op Wimbledon en op Roland Garros. Dat is een heel andere situatie dan wij in Nederland hebben. Dat vele reizen met jonge spelers ontbreekt bij ons. Ergens tussen het zestiende en negentiende jaar verliezen we de aansluiting met zulke landen. De basisschool en
de middelbare school zijn in het Nederlandse tennis goed. Maar als je naar het hbo en de universiteit van het grote tennis moet, loopt het mank. Als we dat beter organiseren, komen er toppers uit. Daar ben ik van overtuigd.” Er zou meer gereisd moeten worden met talenten, om de opleiding te vervolmaken. “De travelling coach, zie Nick Carr bij Martin
Verkerk, kan het verschil maken. Michel Koning bij ons heeft het allemaal zelf moeten uitzoeken. Je maakt er heel zelfstandige mensen van die later in de maatschappij uitblinken, maar je eigen manager spelen kost in die bepalende periode van je carrière teveel energie.” Marketing “Wij werken aan de marketing van onze academie. Daar moeten we professioneler mee omgaan. Oudspelers van ons, waaronder Edwin Kempes (ooit 99e op de wereldranglijst), willen we inzetten als ambassadeurs. We moeten het bedrijfsleven erbij betrekken. Er moet geïnvesteerd worden. We zouden met de collega’s uit Noord-Holland een ploeg op pad moeten sturen.” Dat alles om de laatste hand te leggen aan de opleiding van de tennistalenten. Daar ontbreekt in Nederland nog iets belangrijks aan in de ogen van Van Gelderen. “We moeten werken aan de vechtcultuur in de sport. De grote emotie waar de Spaanse tennissers op kunnen bogen, ontbreekt bij ons Nederlanders. Sport is emotie. De beste speler van de wereld [Federer, JV] blijkt bij de Australian Open een vat vol emoties.” “Als je naar het buitenland gaat en je ziet Russen en OostEuropeanen tegenstanders intimideren om een ronde verder te komen, dan weet je wat er aan de hand is. Dat valt de Nederlander koud op het dak. Wij vinden dat je iets moet bereiken door goed te tennissen. Maar er mag ook wel iets ontstaan van: ik verdedig mezelf, zonder de vuisten. Ik kom voor mezelf op op de baan. Dat hebben wij Nederlanders altijd prima gekund. Dus waarom niet op het tennisveld?”
“Als we het hbo en de universiteit van het tennis beter organiseren, komen er toppers uit” nummer 3 - 2009
COACH
35
Trainen zonder publiek: onzin of onmisbaar Sport ontwikkelt zich voortdurend. Coaches introduceren nieuwe trainingsmethodes, krachttrainers komen tot andere inzichten en sporters ontdekken nieuwe inspiratiebronnen. In deze rubriek krijgen deze ontwikkelingen aandacht. Dit keer: trainen zonder publiek.
FOTO: FC Groningen
Door: Jan-Cees Butter
Ron Jans: “Als je rust wilt creëren, zit een trainer niet te wachten op prikkels van buitenaf”
FOTO: FOTO-FLEX
George de Jong: “In Nederland wordt openheid vaak uitgelegd als kracht”
Henk Kraaijenhof: “Media en publiek buitensluiten van een training is pure onzin”
Rico Schuijers: “Besloten trainen is een vorm van psychologische oorlogsvoering”
36
COACH
nummer 3 - 2009
W
at in landen als Italië, Spanje, Engeland en de Verenigde Staten als de normaalste zaak van de wereld wordt beschouwd, is in Nederland nog relatief ongebruikelijk: trainen zonder media en publiek. De behoefte om ‘besloten’ te trainen lijkt de laatste tijd steeds meer toe te nemen. Vooral voetbalclubs hebben de wens om minimaal één dag per week zonder toeschouwers te oefenen. Dat is niet zonder reden: ze trainen op tactiek en – belangrijker – een coach streeft naar een rustige werkomgeving. Vorig seizoen gebeurde het meerdere keren dat een training verstoord werd door ontevreden supporters. Ajax-trainer Marco van Basten repte vorig seizoen niet voor niets over Milanello, het moderne trainingscomplex van AC Milan, waar hij in zijn tijd als speler altijd ongestoord kon trainen. Van Basten zei dat nadat een aantal supporters nogal hardhandig het trainingsveld had bestormd om verhaal
te halen na ondermaatse prestaties van hun club. Sindsdien trainde Ajax vaker besloten in de Amsterdam ArenA.
R
on Jans, trainer van FC Groningen, voorspelt dat dit zogenaamde fenomeen steeds vaker zal voorkomen. “Dat heeft een simpele reden: een coach wil ongestoord kunnen trainen.” Jans trainde vorig seizoen op een totaal van 232 trainingen vijf keer besloten. Dat gebeurde bijvoorbeeld voor de eerste competitiewedstrijd tegen Vitesse. Jans had veel nieuwe spelers in zijn selectie, waardoor het onduidelijk was hoe hij zijn elftal precies zou laten spelen. Vitesse kon slechts gissen naar de opstelling. Jans profiteerde daarvan. “Maar dat werd me niet in dank afgenomen”, blikt hij terug. “Vooral journalisten waren kwaad op me. Zij wilden de opstelling vooraf in de krant publiceren. Dat begrijp ik wel, maar ik heb een ander belang.”
ook niet nodig, want iedereen doet toch hetzelfde.” Kraaijenhof vermoedt dat coaches besloten trainen om zo het placebo-effect te creëren. Een coach hoopt dat hij spelers een boost geeft met besloten trainen. Als een sporter een ‘geheim’ met zich meedraagt, maakt hem dat wellicht sterker. “Het is psychologische oorlogsvoering”, vindt Kraaijenhof. “Coaches proberen vooral een tegenstander te ontregelen”, meent hij.
FOTO: DREAMSTIME.COM
S Jans, de langstzittende trainer in het betaalde voetbal, traint louter uit tactische overwegingen besloten. “Supporters bemoeien zich wel steeds vaker met een trainer”, merkt Jans. “Door vervelende dingen te roepen kunnen ze een training verzieken. Daar zit je als coach niet op te wachten. Het gebeurde mij eens na een 7-1 nederlaag tegen FC Twente. Toen stonden er ook ineens twee zogenaamde supporters op het veld. Tegenwoordig mag je niet meer verliezen, hè.” Jans vindt dat Nederland nog een inhaalslag moet maken als het gaat om trainingsaccommodaties. “Een poort is geen overbodige luxe. Als je rust wilt creëren rond een spelersgroep zit een trainer niet te wachten op prikkels van buitenaf.” “In Nederland wordt openheid vaak uitgelegd als kracht”, ervaart George de Jong van InnoSportNL. “Maar is dat wel zo?” vraagt hij zich af. “Alleen in sport is die openheid zo extreem. Neem bijvoorbeeld het bedrijfsleven: daar
zitten media toch ook niet bij een bestuursvergadering?”
D
e trend om media en publiek buiten de deur te houden is pure onzin, vindt atletiekcoach Henk Kraaijenhof. “Ik heb het idee dat trainers vooral interessant willen doen. Want wat is tactiek waard als een belangrijke speler kort voor de wedstrijd geblesseerd raakt, of een tegenstander onverwacht snel de bal overspeelt? Dan kun je tactiek toch direct overboord gooien?” Kraaijenhof werkt met individuele sporters, atleten. Zij trainen nooit besloten. Zelfs een training van een topatleet als Usain Bolt is vrij toegankelijk voor pers en publiek. De wens om besloten te trainen is er niet. Bovendien valt zoiets moeilijk te organiseren. Kraaijenhof: “Neem het Olympisch Stadion in Amsterdam. Daar is het altijd druk. Je kunt dat moeilijk afsluiten omdat een atleet zo nodig geheim wil trainen. En dat is
portpsycholoog Rico Schuijers is het eens met Kraaijenhof. “Psychologische oorlogsvoering gebeurt veel in sport. Coaches willen door besloten te trainen de illusie wekken dat ze een geheim hebben. Daar denkt de coach van een tegenstander ook vaak aan. Hij denkt: ‘Wat zou dat geheim kunnen zijn?’ Zodoende is een coach meer bezig met het geheim van de tegenstander dan met zijn eigen ploeg. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. En vaak hoor je zo’n coach dan ook nog zeggen voor een wedstrijd: ‘We gaan uit van onze eigen kracht.’ Dat is helemaal lachwekkend natuurlijk.” Teamcoaches koesteren de gedachte dat ze een geheim verbergen. Kraaijenhof kent het, maar hij hanteerde in het verleden andere methodes. Bijvoorbeeld bij Nelli Cooman, die hij eens een jetlagdieet voorschreef voor wedstrijden in Amerika. “Iedereen moest erom lachen, maar zij geloofde erin. Terwijl anderen slaapdronken op de baan stonden, voelde zij zich hartstikke fit. Mentaal was ze verder. Ik speelde eigenlijk met de werkelijkheid. Zo is dat ook met besloten trainen. Het is niets, maar als coach hoop je dat het werkt.” Rico Schuijers sluit zich aan bij die woorden. “Je moet er vertrouwen in hebben. Zowel de coach als de spelers. Alleen dan kan het werken.”
nummer 3 - 2009
COACH
37
mijlpalen
De weg naar totaalvolleybal Soms zijn het de coaches die met nieuwe tactische vondsten de coach van de tegenstander een stap voor zijn en tegelijkertijd een nieuwe standaard neerzetten voor de sport. Vaak laten sporters zelf zien dat het anders, effectiever en dus beter kan. Ook vooruitstrevende sportbestuurders helpen de sport vooruit door het aanscherpen of afzwakken van de spelregels. Allen tillen ze de sport waarin ze actief zijn naar een steeds hoger niveau. Op zoek naar de belangrijkste verworvenheden in de verschillende sporten zoekt NLCOACH in dit nummer antwoord op de vraag wat het volleybal heeft gemaakt tot de sport die het nu is. Door: Sjoerd Litjens
38
COACH
nummer 3 - 2009
V
olgens Peter Murphy, secretaris van de technische commissie van de internationale volleybalbond, zijn vooral spelregelwijzigingen belangrijk geweest voor de ontwikkeling van zijn sport. Te beginnen in 1964, toen na de Spelen in het Japanse Tokio de internationale volleybalbond besloot dat spelers voortaan met hun handen over het net mochten reiken om smashes van de tegenstander te kunnen blokkeren. “Door de nieuwe regel hoefden verdedigers minder na te denken over hun bewegingsvrijheid. Het werd voor de aanvallende partij moeilijker om te scoren en de verdediging kon actiever aan het spel deelnemen. Bijkomend voordeel was dat er meer rally’s in het spel kwamen. Ook de later ingevoerde regel die toestond dat een bal na te zijn aangeraakt door het blok, nog drie in plaats van twee keer geraakt mocht worden, had een positief effect op de sport. Deze en nog enkele andere kleine spelregelwijzigingen uit de jaren zestig en zeventig gaven de verdediging meer kans en dwongen coaches en spelers na te denken over nieuwe manieren om aanvallend effectief te zijn en de langere rally’s optimaal te benutten. De grote winnaar was het publiek dat een aantrekkelijker spel kreeg voorgeschoteld.” Nadruk op talent Dat publiek zag door de regelwijzigingen een scheiding in spelopvattingen ontstaan. Binnen de nieuwe speelruimte zochten coaches op
afzonderlijke wijze naar winstmogelijkheden, met nadruk op het eigen talent. Zo verrasten Japanners en Koreanen de tegenstanders door gebrek aan lengte te compenseren met snel en afwisselend aanvalsspel. De Polen en de Russen legden in die jaren de nadruk op de nieuwe mogelijkheden die het vooruit blokkeren hen bood. Met bovengemiddelde lengte en enorme reikwijdte wisten ze de hoek van waaruit aanvallers konden scoren aanzienlijk te verkleinen. De Polen hadden naast hun lengte en fysieke kracht nog een ander wapen. Tijdens het WK in Mexico kwam de uitzonderlijke klasse van aanvaller Tomasz Wójtowicz bovendrijven. Hij scoorde veel door vanachter de driemeterlijn mokerharde smashes los te laten, een tot dan toe ongekende aanvalstechniek. Met Wójtowicz in de vuurlinie won Polen in 1974 het WK en in 1976 goud tijdens de Olympische Spelen van Montreal. Daarmee werd de hegemonie van Rusland tijdelijk doorbroken en verdween Japan van het toneel. Amerikaans volleybal De sprong- en smashkracht van Wójtowicz diende nadien als inspiratiebron voor een nieuw fenomeen dat in de jaren tachtig zijn intrede deed: de sprongservice. Op het WK in 1982 probeerden de thuisspelende Argentijnen er al hun voordeel mee te doen. Maar het waren hun rivaliserende noorderburen, de Brazilianen, die van de opslag met sprong een geducht en effectief wapen wisten te maken. In 1984 wonnen ze er zilver mee op de
FOTO: PRO SHOTS
Analysesoftware De teams die nadien het mannenvolleybal domineerden: Italië, Brazilië en Nederland (met Selinger en later Alberda) hebben allen hun geschiedenislessen geleerd. De driemeteraanval, de Aziatische flitsaanval, de Braziliaanse sprongservice en dynamiek, de OostEuropese blokkracht, de Amerikaanse teamprofessionaliteit, ze zijn gemeengoed geworden en hebben geleid tot een vorm van totaalvolleybal die door de verschillende teams met verschillende accenten wordt ingevuld. Opmerkelijk hierbij is de opkomst van de Italianen, die zich in de jaren negentig vanuit het niets bij ’s werelds besten wisten te scharen. Peter Blangé, bondscoach van het Nederlands mannen volleybalelftal, schrijft dat succes voor een belangrijk deel toe aan de technologie. “In Italië wordt de beste analysesoftware gemaakt en weten ze als geen ander hoe ze die effectief kunnen gebruiken. Daar heeft Nederland in de jaren negentig deels op meegelift. Dat we met Oranje succes hadden, was vooral het gevolg van toewijding, lengte en kracht. Maar dat een groot aantal Nederlanders, onder wie ikzelf, toen in de Italiaanse competitie actief was, waardoor we bekend waren met de analysesoftware en het gebruik daarvan, heeft ons zeker voordeel opgeleverd.” Anno 2009 is analysesoftware niet meer weg te denken uit het moderne volleybal. Blangé: “Wij weten tot in de kleinste details wat de tegenstander gaat doen. Van
Libero Richard Lambourne in actie tijdens de wedstrijd USA-Nederland afgelopen juni.
Olympische Spelen in Los Angeles. Ze moesten dat toernooi wel hun meerdere erkennen in het innovatieve en krachtige aanval- en blokkeerspel van de Amerikanen. Spel dat de jaren tachtig zou domineren. Onder leiding van de inspirerende persoonlijkheden Doug Beal en Bill Neville lieten Amerikaanse volleyballers zien hoe met een combinatie van volledige toewijding, tactische discipline en creatieve vrijheid succes geoogst kon worden. Beal en Neville hielden een groep individualistisch ingestelde topsporters een spiegel voor, bijgestaan door psychologen. Doordat de spelers zichzelf en elkaar extreem goed leerden kennen, ontstond de basis voor een onverwoestbare teamgedachte waarbinnen elke speler afzonderlijk kon excelleren.
De grote winnaar is het publiek dat door alle spelregelwijzigingen een aantrekkelijker spel krijgt voorgeschoteld
nummer 3 - 2009
onze belangrijkste tegenstanders hebben we alle acties van alle spelers tot in detail benoemd, opgeslagen en geanalyseerd. We kunnen die analyses zelfs tijdens wedstrijden laten uitvoeren en gebruiken. Onze tegenstanders doen echter precies hetzelfde. Het betekent dat hedendaagse volleyballers vooral heel allround moeten zijn, fouten worden direct gesignaleerd en afgestraft. Winnende teams zijn teams die in de breedte sterk zijn en die lang een hoog tempo kunnen volhouden, zonder dat ze daarbij veel fouten maken.” Rally Point Systeem Behalve de coaches hebben ook de volleybalbestuurders niet stilgezeten. Op zoek naar verbetering trachtten zij vooral de invloed van de scheidsrechter op het spel te minimaliseren. Daarnaast werd in 1998 de ‘libero’ geïntroduceerd met opnieuw als doel de verdediging te versterken en de rally’s langer te maken. Ook werd het spelen van de bal met elk lichaamsdeel toegestaan. Maar het meest revolutionair was de introductie van het Rally Point Systeem, rond de eeuwwisseling. Het gevolg is dat niet langer alleen de serverende partij kan scoren, maar dat in iedere rally beide teams het punt kunnen maken. Volgens velen een zegen voor de sport. Ook Peter Murphy is er blij mee. “Wedstrijden zijn aanzienlijk spectaculairder en duren korter.” Hij plaatst echter ook een kanttekening. “Het is moeilijker om vanuit een schijnbaar geslagen positie terug in de wedstrijd te komen. Ik herinner me de finale van het heren WK in 1970, Bulgarije-DDR. In de vijfde set stond het 13-5 voor de Bulgaren in eigen huis. Die wedstrijd werd volleybalgeschiedenis omdat de Duitsers terugkwamen, de set wonnen met 13-15, en daarmee Bulgarije versloegen. Sinds de invoering van het Rally Point Systeem zijn dergelijke miraculeuze wederopstandingen bijna niet meer voorgekomen. Dat is jammer. Want ook dat maakt de sport tot wat hij is.”
COACH
39
FOTO: PRO SHOTS
vak zonder grenzen
Gerbrands (rechts) tijdens de huldiging van AZ in april dit jaar. De club werd afgelopen seizoen landskampioen.
Toon Gerbrands
“Ik ga steeds beter zien waar ik goed in ben” ‘Oefenmeester, trainer,
begeleider en adviseur’, zo omschrijft de Dikke Van Dale het woord ‘coach’. In deze serie komen bijzondere vertegenwoordigers van dit toch ‘grenzeloze’ vak aan het woord. In deze aflevering Toon Gerbrands. Door: Cors van den Brink
40
COACH
nummer 3 - 2009
H
ij zou er wel een spreekwoord van willen maken: hoe ouder je wordt, hoe meer je op jezelf gaat lijken. “Je weet steeds beter wat er wel en niet bij je past en waar je goed in bent”, aldus Toon Gerbrands (1957). Zelf heeft de oud-volleybalcoach zijn plek gevonden bij voetbalclub AZ, maar hij zou er nooit coach kunnen worden. Zoals bij bijna alle jongetjes begon ook Gerbrands sportcarrière in het voetbal, al was hij daar met zijn lengte een wat ongewone verschijning. Op zijn zestiende stapte hij over naar het volleybal. Hij speelde tot zijn 28ste en was vrijwel vanaf het begin ook trainer. “Ik begon met de mini’s en was een van de
eersten die hen bovenhands liet serveren. Ouders van tegenstanders waren daar soms boos over, omdat hun team die ballen niet kon opvangen. Maar dat vind ik een verkeerde manier van denken. Waarom zou je de mogelijkheden waarover je mag beschikken niet benutten om beter te worden?” Internationaal perspectief Gerbrands studeerde Verkeers techniek aan de hts en werkte op managementniveau bij de overheid en in het bedrijfsleven. Als coach ontwikkelde hij zich echter ook. Hij werkte onder meer bij Piet Zoomers in Apeldoorn en was vanaf 1997 bondscoach van het Nederlands team dat in datzelfde
“Waarom zou je de mogelijkheden waarover je mag beschikken niet benutten om beter te worden?”
jaar Europees kampioen werd en in 2000 als vijfde eindigde bij de Spelen van Sydney. “Ik ken de dilemma’s van de clubcoaches die op hoog niveau werkzaam zijn in kleinere sporten als volleybal. In je maatschappelijke carrière kun je je niet maximaal ontplooien, omdat je nu eenmaal dagelijks training moet geven. In de sport kun je wel groeien, maar is er weer geen geld voor een behoorlijk dienstverband. Dat verandert pas als je bondscoach wordt, of chef de mission of technisch directeur. Maar van dat soort functies zijn er niet zoveel. Ook al heb je de nodige prijzen gewonnen, er is in het volleybal geen internationaal perspectief. Ik heb nog nooit een aanbieding uit het buitenland gekregen. Kennelijk vindt men de cultuurverschillen te groot.” AZ Gerbrands kwam na de Spelen van Sydney in contact met Dirk Scheringa. Hij werkte eerst twee jaar voor de DSB-schaatsploeg en stapte daarna over naar AZ, waar hij directeur Algemene Zaken werd. “Hier kwam ik in een andere rol terecht”, zegt hij. “De adrenaline van de wedstrijd mis ik, maar met mijn ervaring als coach en manager kan ik een belangrijke rol vervullen voor de club. Ik praat overal over mee en heb gemerkt dat mensen als Co Adriaanse en Louis van Gaal dat op prijs stellen. Ze weten dat je ook in de klei hebt gestaan. Je kent de spanning, de onzekerheid en het succes. Al heb ik, op advies van anderen, besloten om naar buiten toe nooit iets over voetbal te zeggen. Voor de
buitenwereld blijf ik toch die volleyballer die geen verstand van voetbal heeft.” En in zekere zin is Gerbrands het daar wel mee eens. “Nadat ik drie jaar had meegepraat, kwam ik tot de conclusie dat ik het voetbal voor tachtig procent kon begrijpen. Ik heb toen gevraagd of ik een trainerscursus bij de KNVB mocht volgen, omdat ik wilde leren zien wat ik nog niet zag. Daar moest lang over vergaderd worden, want ik heb de vooropleidingen nooit gedaan. Uiteindelijk mocht ik de Trainer-Coach I-opleiding volgen, die opleidt tot de functie van hoofdtrainer bij de amateurs of assistent in het betaald voetbal. Maar ik kreeg geen diploma en geen licentie.” Gerbrands zit er niet mee. “Ik zou nooit voetbaltrainer kunnen worden. Als ik een volleyballer twee acties zie maken, weet ik of het een goede speler is. Dat is een combinatie van inzicht en ervaring. In het voetbal ben ik van tachtig op negentig procent gekomen. Maar die laatste tien procent zal ik blijven missen, terwijl het daar in de topsport nu juist om gaat.” Ervaringsvak “Coachen is een ervaringsvak. Je leert door veel fouten te maken en je bent goed als je dezelfde fout niet twee keer maakt. Een deel van de ervaringen zijn sportoverstijgend. Ik heb bijvoorbeeld moeten leren dat je de instelling van mensen niet kunt veranderen. Als je van een introverte speler een extroverte wilt maken, is dat een kansloze missie. Je bereikt eerder het tegengestelde. Mensen motiveren is ook zo’n bizarre
doelstelling. Als je de top wilt bereiken, is motivatie toch een voorwaarde?” “Vroeger dacht ik dat het coachen in het volleybal simpeler zou worden naarmate ik het langer zou doen. Maar hoe meer je meemaakt, hoe complexer het wordt. Dat klinkt raar en ik overzag dat ook niet toen ik begon. Maar je merkt dat er voor allerlei situaties steeds meer oplossingen zijn en dat je steeds weer moet zoeken naar de juiste keuze.” Het zijn dit soort ervaringen die Gerbrands bij zijn eigen spreekwoord brengen: hoe ouder je wordt, hoe meer je op jezelf gaat lijken. Dat gold al toen hij nog als coach werkzaam was, maar zeker nu hij bij AZ in de directie zit. “Je gaat steeds beter zien waar je goed in bent. Dat maakt de wereld kleiner, maar je gaat wel doen wat echt bij je past”, zegt hij. Volgens Gerbrands zijn de ervaringen in de sport niet zonder meer over te dragen naar andere gebieden. “Werken in de sport vereist passie. Je zoekt de grenzen op, zoals ik al deed met die mini’s. Je gaat dus ook wel eens over die grens heen en je hebt niet alles onder controle. Er gaat wel eens een bal keihard tegen het plafond. Terwijl – zeker bij de overheid – alles onder controle moet blijven. Ik heb wel eens met veel gedrevenheid aan innovatieve projecten gewerkt, waarna ik door de minister teruggefloten werd. Al is het wel grappig te merken dat ik nu door diezelfde werkgevers gevraagd word om een lezing te houden. Als je succes hebt, zien ze je graag als één van hen.”
nummer 3 - 2009
COACH
41
Door: John Volkers
Hij was tien jaar lang de woordvoerder van de Consumentenbond. Wij, de gemiddelde kijker, kennen Ewald van Kouwen van optredens bij tv-programma’s als Radar en Kassa. Rap van tong, scherp in de analyse, nooit verlegen om een antwoord.
T
och hield Van Kouwen er mee op. Hij zegde zijn baan op en nam – gedurfd - een sabbatical van een jaar, ter voorbereiding op een nieuwe loopbaan. Want hij, de handbaltrainer in zijn vrije tijd, had Een Droom. Met twee hoofdletters. Over de wereld van de sport. “Ik wil dat de jeugd blijft sporten. Dat ze actief zijn en niet passief. Ik wil dat de huidige enorme uitval van jongeren uit de georganiseerde sport tot stilstand komt. Als ik daar iets aan kan bijdragen, als ik honderdduizenden kinderen in de sport zou kunnen houden, dan heb ik aan mijn grote opdracht voldaan. Als je op een basisschool komt en je vraagt wie er lid is van een sportclub, dan gaan alle handen in de klas omhoog. Doe dat bij vijftienjarigen in het vervolgonderwijs en bijna driekwart blijkt weg te
Coachen, het programma dat ik samen met de bewegingswetenschapper Jacques van Rossum van de VU heb geschreven.”
zijn bij hun voorheen zo geliefde club. Al het geld dat de overheid in de sport steekt om onze jeugd in beweging te houden, is in mijn ogen pure kapitaalvernietiging wanneer je niet werkt aan de principes waarmee je die pubers binnenboord kunt houden. Het gaat om plezier en zelfvertrouwen in de sport. Fun makes it run. En dat bereik je door Positief
miljoenen in sport steken, maar als de coaches niet veranderen, is het weggegooid geld. Het gaat om de software. En die zeshonderd gemeenten in Nederland steken hun geld maar in al die hardware. Niemand doet het belangrijkste, heb ik ze gezegd.” Dat verhaal moet verteld worden, vindt Van Kouwen. Bij de workshops en masterclasses die hij bij de sportverenigingen geeft, komt hij met het grote probleem van de Nederlandse sport. Wie heeft het compliment bij de hand? Wie begrijpt dat het schouderklopje de brandstof van het functioneren is? Hij legt het probleem voor aan al die coaches, trainers, begeleiders en ouders die naar zulke avonden toe
Positief Coachen Van Kouwen, zeldzaam enthousiast in zijn persoonlijk getinte overdracht van kennis en ervaring, leunt op Amerikaanse onderzoeken. “Ze vergeleken twee groepen jonge sporters. De ene groep werd negatief en vooral resultaatgericht gecoacht. Zoals we het in de westerse samenleving doen. De andere groep werd positief en taakgericht begeleid. Bij de traditioneel gecoachte groep bleken vijf keer zoveel jongeren af te haken dan bij de positieve groep. Vijf keer zo veel, in dat moeras van negativisme. Positief Coachen helpt gigantisch. Ik heb het onlangs een gemeente als Amsterdam verteld. Je kunt
“Het gaat om plezier en zelfvertrouwen”
Ewald van Kouwen.
komen. Vooral de ouders, de vaders in het bijzonder. “Als je die niet meeneemt, dan heeft het eigenlijk geen zin. ‘Had mijn vader moeten horen’, heb ik veel jonge sporters horen zeggen als ik mijn verhaal vertel.” Van Kouwen toont bij zo’n clubavond met PowerPoint en filmpjes een tank, de zogenaamde ‘emotionele tank’. Die loopt leeg, als er kritiek wordt gegeven, als er vanaf de kant wordt gecorrigeerd, geoordeeld en veroordeeld. Of, nog erger: genegeerd. Het ding moet vol. “Dat kan alleen als er een goede balans is met complimenten. Eerlijk en concreet. Maar het vaststellen van wat er in deze wedstrijd of training goed is gegaan, zit niet in ons systeem. Tien dingen opnoemen die misgingen, dat doen we in Nederland zó. Daar zijn we wereldkampioen in. Maar na afloop één ding benoemen dat geweldig ging, is de meeste coaches niet gegeven. Zo zijn we geprogrammeerd. We zijn eendimensionaal.” Proeftuin “In mijn proeftuin begeleid ik trainers. Zelfs mensen die drie workshops van mij hadden gevolgd, vinden het moeilijk om positief te zijn. Ze gaven alleen maar aan wat er fout ging. Ik leer ze te kijken naar wat er wel goed ging. Geef ze handvatten. De jongen aan wie je een hekel hebt als trainer omdat hij elke training versjteert, die kun je toch een compliment geven. ‘Hee joh, wat goed dat je op tijd bent.’ Of: ‘Wat goed dat je je tas zelf gepakt hebt.’ Het is klein, maar het werkt.” Van Kouwen ziet zijn verhaal uit de doorsnee wereld van de sport
FOTO: PRO SHOTS
“Na afloop één ding benoemen dat geweldig ging, is de meeste coaches niet gegeven”
– hij is een handbalfanaat – bevestigd door het werk van een positivo als gouden hockeycoach Marc Lammers. Die was ooit ook een typisch Nederlandse coach, gericht op de verbetering vanuit de vaststelling wat verkeerd was gegaan. “Maar met de principes zoals die ook achter Positief Coachen zitten, veranderde dat bij hem. Marc had alles al geprobeerd met zijn vrouwenteam, maar hij werd altijd tweede en derde. Tot hij positief ging coachen. Hij was meer bezig met wat er wel goed ging. Dat had effect. Zijn meiden gingen harder trainen dan ooit tevoren. Er werd niet meer op horloges gekeken. Niemand zeurde van hoe lang nog, trainer. Ze bleken goed beïnvloedbaar. Ze werkten harder en gaven minder snel op. Drie grote effecten van deze aanpak. En toen werd zijn vrouwenteam ineens wereldkampioen. Dat kan geen toeval meer zijn. Ook al zijn er zoveel andere factoren in de sport van belang.” Scorebord Uit de topsport zijn de voorbeelden voor de lagere sport, de prestatieclubs en de recreatieverenigingen.
“Denk niet steeds aan dat scorebord”, aldus Van Kouwen. “Denk in spelplezier. Praat taakgericht, niet over doelpunten, maar over opdrachten. Praat niet over winnen, maar je uiterste best doen. Dan is deze aanpak ook goed voor sportprestaties, op elk niveau, van mini’s tot eredivisie. Marc Lammers, Robin van Galen, Foppe de Haan… met positief coachen haalden zij prestaties. Het helpt om te winnen, het mes snijdt aan twee kanten.”
Marc Lammers werd door positief te coachen wereldkampioen in Peking.
Zes tips voor jeugdtrainers en -coaches 1. Wees positief en taakgericht (in plaats van negatief en resultaatgericht). 2. Vertel je spelers dat zij altijd winnaars zijn als zij hun uiterste best doen. 3. Praat met een speler vooral over zijn of haar eigen vooruitgang. 4. Schep een klimaat waarin jouw spelers fouten durven maken. 5. Vul de ‘emotionele tank’ van je spelers, bijvoorbeeld door complimenten te geven. 6. Luister naar je spelers door open vragen te stellen. Zie ook www.positiefcoachen.nl.
nummer 3 - 2009
COACH
43
de reis van...
“Samenwerken is competitie” Toppers in de samenleving hebben, net als ieder mens, een reis afgelegd naar wat en wie ze zijn geworden. Welke passie hebben zij? Hebben zij een koers uitgezet? Door wie hebben zij zich laten leiden? Waren er keerpunten, bijvoorbeeld door tegenslag? Na eerdere seances met Mart Smeets, Jaap van Zweden, Dirk Scheringa, Agnes Jongerius, Jan Marijnissen, Hans van Manen, Youp van ’t Hek en Jan Mulder, dit keer een econoom, visionair en beschouwer van het proces van het leven. Confronterend als een coach, maar vooral dienstbaar, zoals het een leider van de nieuwe orde betaamt. Joop Alberda ontmoet Herman Wijffels, een man die de dialoog met alles wat de aarde te bieden heeft ziet als het symbool van een volgende fase in de samenleving.
Door: Guus van Holland
Rondom de sessie heerst de natuur. Hier kunnen de zintuigen worden geopend, hier kan het proces van ‘ontwikkeling’, zoals Herman Wijffels het uitdrukt, gestalte krijgen. Hier gaat het over de potentie om je met anderen te verbinden. Over de zoektocht naar jezelf. Voor wie ben je er eigenlijk? “Ik heb altijd geopereerd vanuit de optiek: ik ben er voor de mensen’’, zegt Wijffels. “In alle functies die ik heb vervuld, stond dienstbaarheid voorop. Dienstbaarheid is in de kern hoe je werkelijk succesvol kunt zijn. Je moet je kunnen verplaatsen in de ander. Daarom is de dialoog zo belangrijk. Leiding geven vraagt in de komende tijd grote kwaliteiten op dat gebied.’’
44
COACH
nummer 3 - 2009
Wezen Zijn visie op het functioneren van mensen heeft zich zo ontwikkeld. Vanaf zijn jeugd op een boerderij nabij IJzendijke tot nu, 67 jaar oud, gepensioneerd econoom, visionair en beschouwer van het leven. Samen met zijn vrouw, van origine neerlandica en nu Jungiaan, geeft hij leiderschapscursussen. De binnenwereld die zijn vrouw bestudeert, wordt daarin verbonden met de buitenwereld die hij vertegenwoordigt. Al wat het leven op deze planeet betreft, zou daarin verklaring moeten krijgen. Het is niet alleen een kwestie van talent om naar mensen te luisteren en ze te helpen met richting geven. Zijn manier van doen is ‘gewoon’ gevoed door de
foto: MATHILDE DUSOL
HermanWijffels
COACH
de reis van...
“Ik heb het nooit geleerd, het is gewoon ontstaan”
feitelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen in zijn leven. Hij kwam in situaties terecht waarin een beroep werd gedaan op zijn leiderschap. Hij ontwikkelde zich tot een mens die in staat is richting te geven en een strategie te ontwikkelen. Daarnaast weet hij mensen te mobiliseren en daarvoor de middelen aan te reiken. “Het is zeker geen Aha-Erlebnis, het is zo gegroeid.’’ De kalmte waarmee hij zijn verhaal doet, wekt vertrouwen. Ook een eigenschap die een leider niet misstaat. Hij vertelt over de waarde die het vroege overlijden van zijn ouders heeft gehad. Herman was rond de twintig en was net begonnen met zijn studie in Tilburg. Hij was de oudste van acht kinderen, zijn jongste zusje was tien. “Daar zaten we dan, wezen dus, met een bedrijf dat een economische basis bood. We kregen plotseling veel verantwoordelijkheid. Ik heb als oudste moeten bepalen hoe we verder moesten. Door die ervaring op jonge leeftijd werd ik op mijn werk door mijn superieuren gezien als een jongen die al snel een verantwoordelijke positie kon innemen. Dat leidde tot een baan bij de Europese Commissie in Brussel. Van daaruit werd ik op mijn 27ste gevraagd voor een functie op het Ministerie van Landbouw en Visserij. Twee jaar later was ik er directeur. Ik heb het nooit geleerd, het is gewoon ontstaan.’’ Leiderschap Joop Alberda trekt de vergelijking tussen Wijffels en Barack Obama. De Amerikaanse president is een man van verzoenend leiderschap. Wijffels voelt zich verwant. “Ondanks de gigantische tegenkrachten die hem parten spelen, ben ik hoopvol omdat hij mijn visie deelt. Hij begrijpt goed, ziet en voelt wat de volgende fase van de ontwikkeling van de mens is en de maatschappij. Het leven is een ontwikkelingsopdracht. Ontwikkelen is de aard van de evolutie. Daarin worden we dus iedere keer weer als mensen geroepen om de volgende fase vorm te geven. De meest recente fase, de industrialiteit, is begonnen met de verlichting waar de mensen via de rationaliteit min of meer buiten het mythische van de natuur werd geplaatst. Men ging de natuur onderzoeken. Vervolgens bleek dat de natuur mogelijkheden bood tot verdere maatschappelijke en welvaartsontwikkeling. Dat is gebeurd door de bronnen van deze planeet te exploiteren. Alleen zitten we nu in een positie dat deze exploitatie van de bronnen,
46
COACH
nummer 3 - 2009
onder andere door de krachtige technologieën die we gebruiken, de basisvoorwaarden van het leven zelf aantast. We gaan over grenzen heen.’’ Het ontwikkelingsproces houdt volgens Wijffels in dat we nu nieuwe wegen moeten vinden en methoden moeten ontwikkelen om in harmonie met elkaar vorm te moeten geven aan de volgende fase. “In dat geheel speelt ook de ontwikkeling van de mensen zelf’’, weet Wijffels. “We hebben als uitloper van die industriële fase honderd jaar van emancipatie achter de rug, waarin een vrij stevig ik-bewustzijn is ontstaan. Alleen is dat nu doorgeslagen, waardoor we in een sterk egogerichte maatschappij zijn beland. De opdracht is nu het ‘ik’ verbinden met het algemene belang. Vanuit ons eigen ‘zijn’ verantwoordelijkheid nemen voor het geheel, in de beslissingen die we nemen. Bij de komende fase gaat het om samenhang, de onderlinge afhankelijkheid van alles en iedereen. Niet alleen van het menselijke leven, maar van alle leven. Het is een voortgaand proces. Ik ben nu gepen sioneerd, maar nog volop bezig ook via persoonlijke trajecten mezelf te ontwikkelen. Verzorgingsstaat In de loop van de evolutie zijn er steeds complexere structuren en vormen van leven ontstaan, waarvan de mens de meest complexe vorm is. Zo heeft Wijffels ervaren. “Door de platheid van onze cultuur zijn we het perspectief uit het oog verloren. Er zijn veel mensen die denken dat we met de verzorgingsstaat en met de huidige industriële maatschappij een eindfase hebben bereikt. Ik geloof daar geen zak van. Het is een voortgaand proces. In dat evolutionaire perspectief komen we iedere keer weer door bewustzijnsontwikkeling verder. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat we van buiten worden beïnvloed. Ineens zijn er overal nieuwe dingen. Zoals met de kwantumfysica, waarbij alles aan alles gerelateerd is. De vraag is dan ook: Bestaat er misschien ook iets buiten onszelf?’’ Dat is misschien het mysterie, denkt Wijffels hardop, terwijl buiten de bomen met de windrichting meebuigen. “Waarom gaat het zoals het gaat? Misschien is het niet te sturen. Althans, niet door mensen. Een mens is slechts een co-creërende factor in de evolutie. Tot nog toe hebben we geleefd volgens lineaire processen. Je
HermanWijffels
foto: MATHILDE DUSOL
graaft iets op, je bewerkt het en vervolgens dump je wat je niet kunt gebruiken in de natuur. Daarmee maken we de natuur kapot. In de volgende fase moeten we plaatsnemen in de natuurlijke cycli. Onze economie omvormen tot kringloopeconomie. Aftappen uit die permanent beschikbare bronnen en de spullen die we maken zó in elkaar steken, dat we die kunnen gebruiken voor de volgende ronde.’’ Dus met minder materie leren functio neren. “Voor iedereen die goed kijkt, moet het duidelijk zijn dat het beter kan. Veel mensen zijn bang dat ze in de huidige, globaliserende economie de greep kwijtraken op hun werk en hun leven. In de genoemde kringloop zijn enorme mogelijkheden voor het creëren van lokaal verankerde banen. Elk gebouw, elke locatie, elke nederzetting wekt zijn eigen energie op. Dat betekent veel installatiewerk, onderhoud en herinrichting. Lokale bezigheden die sociale verbinding in de hand werkt.’’ Tussen alle nuances en verklaringen door past geduld, beseft hij. “Niet forceren. Je moet mensen de tijd gunnen er zelf in te groeien. Een van de tekortkomingen van de politiek is dat de nadruk ligt op de competitie. Het is belangrijker om de ander te diskwalificeren dan hem van je eigen opvattingen te overtuigen. Daarom ga ik niet in de politiek. Het gaat niet om een discussie te winnen, maar om naar een ander te luisteren. Onze samenleving is gebaseerd op de survival
“Ik heb als oudste moeten bepalen hoe we verder moesten”
nummer 3 - 2009
COACH
47
HermanWijffels
“Werken aan jezelf is essentieel om in de wereld van straks te kunnen functioneren”
Reisgenoot Het kan anders, weet Wijffels. Zijn ouderlijk huis stond vlak bij de Belgische grens. In oorlogstijd ervoer hij dat Belgen ook konden overleven en misschien wel beter. “Er is dus altijd een andere weg. Tegenslag ben ik niet zoveel tegengekomen, behalve dat we na een week ons eerste kind verloren. Maar verder is het all in the game. Als het niet naar wens loopt, probeer je het op een andere manier. Ik zie het als een proces.’’ In dat proces kwam hij innerlijke barrières tegen. “Je wordt door je opvoeding, maar ook door de maatschappij, geconditioneerd. Als je geboren wordt, ben je een open creatie. Door je opvoeding komt daar een cocon omheen. Een van die dingen in het leven is, vind ik, die cocon poreus te maken; dingen toe te laten. Ik heb geleerd open te staan voor je intuïtie. De beste beslissingen heb ik genomen op intuïtie. Ik heb een paar keer een vastenkuur gedaan. Omdat ik merkte dat er in mijn fysiek een stolsel zat die me zwaarder maakte dan ik wilde zijn. Toen ik in 1999 wegging bij de Rabobank, merkte ik dat ik wel weg was uit die bank, maar die bank nog niet uit mij. Toen heb ik weer een vastenkuur gedaan. Ik heb een week niets gegeten. Ik probeerde zo die bank uit mijn systeem te krijgen.’’ Hij trok ook verschillende keren met een paar mensen de wildernis in. Echt ervaren wat de natuurlijke staat is, met opening van de zintuigen tot gevolg. Beslissingen nemen door intuïtieve impulsen. Leren en weten wie je nu bent en waar je nu staat. Een dialoog creëren tussen rationaliteit en intuïtie. Zeg niet dat Wijffels het al weet. Hij wikt nog elke dag. Zijn belangrijkste reisgenoot is zijn vrouw. Ze vonden elkaar veertig jaar geleden. Ze vormden elkaar, omdat ze gaandeweg op elkaar ingespeeld raakten. Ze vulden en voelden elkaar aan. Zoals ze twintig jaar geleden voelden dat ze moesten mediteren. Ideeën laten inwerken en bezien vanuit alle standpunten.
Wat doe ik? Waar ben ik mee bezig? Je gewoon even openstellen. Mede vandaar uit groeit Wijffels’ opdracht voor het volgende leven. “Het is niet echt het volgende leven, het is een voortzetting. Meditatie vertaalt zich in een manier van zijn en doen. Werken aan jezelf is essentieel om in de wereld van straks te kunnen functioneren. Wat is de diepste kern van duurzaamheid? Dat is de kwaliteit van relaties. De potentie om je met anderen te verbinden. Te verbinden met al wat op deze planeet beweegt en groeit.’’
Wie is Herman Wijffels? Geboren als Herman Hypolitus Ferdinandus (Herman) Wijffels op 13 maart 1942 in Waterlandkerkje (gehucht Turkeije in ZeeuwsVlaanderen). Getrouwd met Herma. Drie kinderen. Opleiding: HBS in Oostburg en Algemene economie aan de Katholieke Hogeschool Tilburg van 1959 tot 1966. Voorzitter studentendispuut K.O.N.G.S.I. in Tilburg, gestoeld op taoïsme en confucianisme. foto: MATHILDE DUSOL
of the fittest. Rivaliteit en competitie horen bij het leven, maar als je samen verder wilt komen, moet er een balans zijn. Iedereen moet een kans hebben. Samenwerken in competitie. Elkaar niet uitsluiten, je bent er voor elkaar.”
Carrière: Stage bij Europese commissie in Brussel tot 1969. Directeur Ministerie van Landbouw en Visserij tot 1977. Algemeen secretaris NCW (Nederlands Christelijk Werkgeversverbond). Voorzitter hoofddirectie Rabobank van 1986 tot 1999. Voorzitter Sociaal Economische Raad tot 2006. Bewindvoerder Wereldbank in Washington tot 2008.
Na carrière: In 2006 (in)formateur kabinet Balkende met CDA, PvdA en ChristenUnie. Voorzitter Vereniging Natuurmonumenten. Voorzitter Stichtingsbestuur Universiteit van Tilburg. Covoorzitter Worldconnectors, Nederlandse denktank die zich inzet voor een duurzame, vreedzame en rechtvaardige wereld.
nummer 3 - 2009
COACH
49
column peter murphy 50
Peter Murphy is van huis uit fysiotherapeut en heeft als (bonds)coach zijn sporen nagelaten in het topvolleybal. Tegenwoordig is hij prestatiemanager teams en tevens projectleider MasterCoach in Sports bij NOC*NSF. Peter was mede vormgever van Action Type en past dit middel sinds 1996 met veel succes toe.
Op toewijding en overtuiging worden wij nooit verslagen Mooi om na ruim dertig jaar weer eens in Tampere, Finland terug te zijn. In de Tampere Arena vinden twee World Volleyball League-wedstrijden plaats tussen gastland Finland en Polen. Als supervisor van de internationale volleybalbond FIVB is het mijn taak deze wedstrijden goed te laten verlopen. De hoogste norm wordt verlangd van zowel de nationale organisatie naar teams als van teams naar de nationale organisatie. Een zeer professionele attitude is een voorwaarde. Mijn samenwerking met het nationale organisatiecomité betreft de gang van zaken rondom de twee teams, de media, scheidsrechters, hotel, speelprotocol, training, (para)medische zorg, vervoer en een juist verloop van de wedstrijd. De Finnen organiseerden in 1977 al het EK volleybal voor vrouwen en mannen. In Tampere was de voorronde. In het Nederlandse nationale team speelde ook spelverdeler Raterink mee. Hij was één van mijn spelers bij Quick/Orion Doetinchem. Voor mijn ontwikkeling was het uiterst zinvol om naar Finland af te reizen. Bovendien was het een mooie kans om de verrichtingen van zowel het nationale vrouwen- als het mannenteam te volgen. De thuisblijvende spelers voerden zolang zelf de trainingen uit. Ik had daar geen enkele negatieve gedachte bij en de spelers ook niet. In Doetinchem bleef een prima mix achter van zeer talentvolle jongere en drie bepalende oudere spelers – Striekwold, Mendels en De Jong – Geen verhalen van eerst vakantie met maar één doel voor ogen: binnen een paar jaar deel uitmaken van de Nederlandse topvier clubteams. nemen, uitrusten of het komt mij Terug naar 2009. De Finse organisatoren hadden een goed geoliede toporganisatie neergezet, met één doel even niet uit. Op die manier weet je en met dezelfde toewijding en overtuiging. Zij zetten mede in op de toekomst van het Finse mannenvolleybalteam waarvan de meeste spelers bij topteams in Europa bijna zeker dat je nooit op een EK, spelen. Hun doel is presteren tijdens de komende EK in WK of OS terechtkomt september, plaatsing voor de WK afdwingen en zo de weg naar de Olympische Spelen London 2012 te openen. Voorwaar geen sinecure. Onder leiding van een Italiaanse begeleidingsstaf kiezen deze Finse profs er al een aantal jaren voor om van mei tot en met september met het nationaal team dagelijks een trainingsprogramma af te werken. De Nederlandse mannen en vrouwen doen dat ook zo. Geen verhalen van eerst vakantie nemen, uitrusten of het komt mij even niet uit. Op die manier weet je bijna zeker dat je nooit op een EK, WK en laat staan op een Olympische Spelen terechtkomt. Bovenstaande voorbeelden en omstandigheden laten zien dat succesvolle topsportprogramma’s sterk gestuurd worden door toewijding, overtuiging, verlangen, discipline en zelfkennis van sporters in een goedlopende organisatie. Coach daar dan ook op en ontwikkel zo nodig de vaardigheid om dat uit te kunnen voeren. Een van mijn favoriete stellingen tijdens mijn actieve coachperiode was dan ook: op toewijding en overtuiging worden wij nooit verslagen.
COACH
nummer 3 - 2009
Doen waar je goed in bent! Jullie het coachen, wij de Nationale Sportpolis.
Samen werken aan gezondheid.
Jong geleerd De topsporters die Ricoh sponsort, zijn natuurlijk ook ooit kind geweest. En allemaal droomden ze ervan om in de toekomst de beste in hun sport te worden, om op een dag dé nummer één te zijn. Veel van die dromen zijn al werkelijkheid geworden of worden dat hoogstwaarschijnlijk snel. Wij steunen de sporters met groot genoegen bij hun streven naar succes en we dragen bovendien als official supplier van NOC*NSF de gehele Nederlandse sport een warm hart toe.
Ricoh Nederland B.V., Utopialaan 25, Postbus 93150, 5203 MB ‘s-Hertogenbosch, www.ricoh.nl