NLCOACH - 5e jaargang - nummer 2 - 2010
5e jaargang - nummer 2 - 2010
COACH van coaches - voor coaches - door coaches
Ploegleider Johan Bruyneel “Deze Tour vraagt om drie weken lang honderd procent” Sportontwikkelingen Hoe voorkom je een black-out? Remi Lens “Ik heb het drugsgebruik van Yuri niet willen zien”
Jac Orie “Ik denk elke keer: het zou nog beter kunnen”
Thema
nederland naar olympisch niveau
Ron Zwerver | Henk-Jan Zwolle | Germen van Heuveln | Stan van den Driessche Henk Groener | Adrienne Herzog | Peter Verlooy | Roelant Oltmans
Er zijn heel goede hockeyers. En minder goede. Er zijn dames, heren, zeer jonge hockeyers en hockeyers die de jongste niet meer zijn. En allemaal hebben ze één ding gemeen: passie voor de sport. Bij ABN AMRO delen we die passie. En we doen er daarom alles aan om het Nederlandse hockey verder te brengen. Zo zijn we hoofdsponsor van 70 hockeyclubs waarvan er zeven hoofdklasse spelen. Daarnaast zijn we sponsor van de Euro Hockey League en partner van de Internationale Hockey Federatie. Maar we zorgen er ook voor dat Teun de Nooijer zijn talent door kan geven aan de jeugd.
MEER WETEN? KIJK OP ABNAMRO.NL/HOCKEY
voorwoord joop alberda
Dat kan beter De tiende plaats in het medailleklassement van de Winterspelen van Vancouver geeft het beeld dat Nederland nastreeft. We zitten tenslotte weer tussen de top van de wereld en dat was en is de doelstelling. Zoals op vrijwel elke Spelen het geval is, wisselden ook in Vancouver positieve en negatieve uitschieters elkaar af, gecombineerd met prestaties die zo’n beetje aan de verwachtingen voldeden. De gouden medailles van Mark Tuitert en Ireen Wüst waren prachtig, maar relatief onverwacht. Die van Sven Kramer op de vijf kilometer en Nicolien Sauerbreij op de parallelslalom waren minder verrassend, gezien hun mondiale status en prestaties. Maar om op het moment dat het er écht op aankomt aan de verwachtingen te voldoen, is wel weer buitengewoon knap. Het goud van Sauerbreij is bovendien het bewijs dat Nederlands succes niet is voorbehouden aan schaatsers en daarmee een stimulans voor de aanstormende jeugd in de niet-schaatsdisciplines. Als je de Spelen ziet als een verzameling lootjes die je wellicht kunt verzilveren, beklijft toch het idee dat er uiteindelijk te weinig is uitgehaald. De manier waarop Kramer zijn ‘zekere’ gouden medaille op de tien kilometer verspeelde na een foute aanwijzing van zijn coach Gerard Kemkers, het missen
nummer 2 - 2010
van het schaatsgoud op de achtervolging en de terugtrekking van bobsleeër Edwin van Calker maken nog maar weer eens duidelijk dat de Olympische Spelen een uniek en onvergelijkbaar evenement zijn. Voor het oog van de wereld moet het op dat ene moment, eens in de vier jaar, gebeuren en dat brengt nu eenmaal een aparte druk met zich mee, dat is opnieuw bewezen. Om in termen van chef de mission Henk Gemser en zijn reclameslogan te blijven, zou je haast zeggen: ‘Dat kan beter.’ Maar vooral draait het om de vraag wat we met die vaststelling doen en hoe we leren van de ervaringen van Vancouver. Dat is niet alleen van belang voor Londen 2012, Sotsji 2014 en Rio 2016. De wil om onszelf, ook als coaches, te blijven verbeteren, zegt ook iets over de Nederlandse ambities richting het binnenhalen van de Spelen van 2028. In het licht van die plannen waren de woorden van kroonprins Willem-Alexander na de Winterspelen dan ook een zeer welkom hart onder de riem. Hij pleitte onder meer voor de terugkeer van het verplichte gymnastiekonderwijs op de basisschool. Het is te hopen dat zijn hartenkreet niet verstomt, maar daadwerkelijk wordt omgezet in structureel beleid. Dan zou Vancouver 2010 nog extra, onvoorziene winst opleveren.
COACH
3
foto’s: ANP PHOTO
uitgelicht
Vancouver Waarschijnlijk het meest besproken moment van Vancouver 2010: de wissel van Sven Kramer. Net als bij elke Olympische Spelen kenmerkte ook Vancouver zich door hoge pieken en diepe dalen. De gouden medaille van Nicolien Sauerbreij was zonder twijfel een prachtig hoogtepunt.
NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.
Hoofdredactie Joop Alberda & Joost de Jong Eindredactie Karlijn de Jonge E. karlijn.de.jonge@arko.nl 5e jaargang, nummer 2 maart 2010 Aan dit nummer werkten mee Mariëlle van Bussel Jan-Cees Butter Guus van Holland Hans Klippus Nik Kok Kees Kooman Sjoerd Litjens Marcel Luyckx Mart Smeets John Volkers
Abonnementen Regulier abonnement € 28,60 per jaar (incl. 6% btw). Studentenabonnement € 21,60 per jaar (incl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. Lidmaatschap NLcoach Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach.
Redactieadres Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 600 47 80 F. 030 - 605 26 18
NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl
Uitgever Michel van Troost E. vantroost@arko.nl
Losse nummers € 7,50 per exemplaar (incl. 6% btw)
Marketing Daniëlle de Jong E. marketing@arko.nl
Ontwerp en opmaak Wielaard Studio, Belfeld
Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 600 47 80 F. 030 - 605 26 18 E. info@arko.nl
Drukker DeltaHage, Den Haag Coverfoto ANP Photo
Founding father De rubriek Founding father valt niet onder de redactie. NLcoach en Arko Sports Media zijn dan ook niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze rubriek.
Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.
©2010 NLcoach/Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813
6
COACH
nummer 2 - 2010
Inhoud
Jac Orie: “Ik denk elke keer: het zou nog beter kunnen”
14 Sportontwikkelingen: Hoe voorkom je een black-out? 18 Remi Lens: “Ik heb het drugsgebruik van Yuri niet willen zien” 40 Johan Bruyneel: “Deze Tour vraagt om drie weken lang honderd procent” 48
thema
Nederland naar olympisch niveau Inleiding
En verder… Blijdschap en teleurstelling bij de Spelen: hoge pieken en diepe dalen in Vancouver Kort nieuws Olympische stress kent geen logica. De balans van Vancouver De column van John Volkers Erik Hulzebosch stopt met schaatsen: “Toen wist ik: ik ben klaar” Tennistalenten in Nederland zijn schaars “Talent moet de grens over” Regiocoach Herman Nota: “Spreek je nooit uit over een pupil” Wielerploeg Cervélo heeft in Joop Alberda een nieuwe general manager gevonden: “Alles kan altijd beter” Salem Samhoud: “Voetballeiders en -trainers zijn de verspreiders van gif” De column van Mart Smeets
4 9
25 Het gouden volleybalteam uit Atlanta stelt dreamteam samen
26
Revolutionair: meten voor welke sport kind geschikt is
29
10 13 21
Over taekwondo en boksen en de toekomst van vechtsporten in Nederland
30
Het Oranjeplan: het Bankrasmodel van het handbal 33
22 38 42
Atlete Adrienne Herzog: “In Nederland kan ik me met niemand meten”
34
Golfers en rugbyers dromen van Rio 2016
36
44 50 nummer 2 - 2010
COACH
7
IK
ST ICH
TLIJNEN
ERN
SR
NT
PI
Dit product voldoet aan internationale aanbevelingen voor gezondere voeding. Kijk op www.ikkiesbewust.nl
S BEWU KI E
G EBA S EE RD O
GEZONDER KIEZEN DOE JE ZO
AT I O N A L E V O E D I
NG
kort nieuws
Orie Gouden Coach van Vancouver
FOTO: ERNST & YOUNG
Tijdens de huldiging trokken de olympische medaillewinnaars in een open koets door Den Haag richting het Binnenhof, waar ze in de Ridderzaal werden gehuldigd in aanwezigheid van de volledige olympische equipe. Coaches Gerard Kemkers (brons), Jac Orie (goud) en Maarten Sauerbreij (zilver) poseren met Erica Terpstra en hun coachmedailles in de Ridderzaal.
Schaatscoach Jac Orie is uitgeroepen tot de beste Nederlandse coach van de voorbije Winterspelen. De coach die Mark Tuitert in Vancouver naar goud leidde, Annette Gerritsen naar zilver en Laurine van Riessen naar het brons, kreeg begin maart tijdens de ontvangst van het Nederlands Olympisch Team in de Haagse Ridderzaal de medaille omgehangen die NOC*NSF samen met Ernst & Young uitreikt aan de ‘Gouden Olympische Coach Vancouver 2010’. Zilver was er voor Maarten Sauerbreij, vader en coach van snowboardster Nicolien, brons voor Gerard Kemkers, coach van onder anderen Sven Kramer en Ireen Wüst. “Jac heeft in een complexe omgeving zijn team en de individuen perfect gemanaged. Hij heeft bij tegenslag de rust bewaard en optimaal gepresteerd op het gevraagde moment met drie mooie medailles”, aldus de jury, die bestond uit Leo Visser, Charles van Commenée, Joop Alberda en voorzitter Maurits Hendriks.
Glazen plafond voor vrouwenvoetbal? K1-fighters en boksers inzetten als coaches van jongeren in een uitzichtloze situatie. Volgens oud-voetballer Hans van Breukelen is dat dé manier om ervoor te zorgen dat deze jongeren niet in de criminaliteit belanden. “We kennen allemaal de verhalen uit bijvoorbeeld Gouda en Culemborg. Samen met Gerard Egberts en John Midavaine besloot ik dat het tijd was om actie te ondernemen”, aldus Van Breukelen. “Die jongeren veroorzaken overlast en zorgen ervoor dat mensen zich minder veilig voelen. Wij denken dat we met behulp van ‘Vooruit met Topsporters’ die jongeren uit de criminaliteit kunnen houden. Er zijn verschillende (oud-)topsporters bij ons bedrijf aangesloten. Overheidsinstellingen als gemeenten en UWV’s huren die topsporters vervolgens in om een clinic of workshop aan ‘hun’ jongeren te geven.” John Midavaine vult aan: “Een ‘gewone’ coach wordt door deze jongeren niet serieus genomen. Die lachen ze gewoon weg. Een K1-fighter daarentegen dwingt – door de behaalde prestaties – respect af. Daarnaast komen veel van de boksers en K1-fighters zelf ook uit ‘probleemgezinnen’. Ze weten dus hoe ze om moeten gaan met zo’n situatie.” Ook het bedrijfsleven kan gebruik maken van de diensten van Van Breukelen, Egberts en Midavaine voor een clinic of lezing. “Via onze tak ‘de Gezonde Werknemer’ proberen we het beste uit werknemers naar boven te halen.” Meer informatie: www.vooruitmettopsporters.nl.
FOTO: PRO SHOTS
Vooruit met Topsporters: kans voor probleemjongeren
Het leek zo mooi, afgelopen zomer. Het Nederlands vrouwenelftal behaalde verrassend genoeg de halve finale van het EK. In één klap stond het vrouwenvoetbal op de kaart. In september vertelde bondscoach Vera Pauw nog dat het succes en de daaruit voortkomende media-aandacht te veel dreigde te worden voor het team. Een halfjaar later soortgelijke woorden, maar nu met verstrekkende gevolgen. Pauw denkt aan opstappen. Terwijl Oranje toewerkt naar het EK 2013, wellicht in eigen land (Oranje is al uitgeschakeld voor het WK 2011), is er achter de schermen veel misgegaan tussen de KNVB en de bondscoach. Sinds het succesvolle EK zijn marketingdeskundigen zich gaan bemoeien met het vrouwenvoetbal en hebben er op hun manier ‘een product’ van gemaakt. Overal in het land worden projecten opgezet die gericht zijn op meer leden en meer sponsors. Pauw wordt nergens bij betrokken, de marketingafdeling heeft de ontwikkeling van het vrouwenvoetbal overgenomen. Vijfentwintig jaar kennis en ervaring wordt opzij geschoven, evenals degene die er persoonlijk voor gezorgd heeft dat het vrouwenvoetbal staat waar het nu staat. Nu moet Pauw zich richten op het team, wordt haar te kennen gegeven. Juist nu is het tijd om het vrouwenvoetbal goed in te bedden, vindt Pauw. Om nog een paar stappen omhoog te zetten, is het volgens haar nodig dat de verbrokkelde organisatie – een deel valt onder het betaald voetbal, een deel onder het amateurvoetbal – opgeheven wordt. Er moet een aparte entiteit voor het vrouwenvoetbal komen, met een zetel in de directie van de KNVB. Maar dat gaat te ver, vindt de KNVB, ook al zijn de meningen daar verdeeld over. Rest slechte communicatie en het ontbreken van regie. Meisjes en jongens kunnen anno 2010 gemengd voetballen, de Oranjevrouwen hebben de status van semiprof behaald, maar nu lijkt dan toch het glazen plafond op te duiken.
nummer 2 - 2010
COACH
9
debat
De balans van Vancouver
Olympische stress kent geen logica Het was beter, leuker, mooier en gekker dan verwacht, de ‘vantastische’ Olympische Winterspelen van 2010. Vancouver, Whistler en Richmond, de drie gaststeden, boden sportgebeurtenissen die soms met geen pen te beschrijven waren.
COACH
skimevrouw, was zijn poen mooi kwijt. Dat zijn de Olympische Spelen. Zwarte pakken In Richmond bood de plaatselijke Oval, een gebouw van 120 miljoen euro, het beroerdste kunstijs sinds de Olympische Spelen van 2006, die van Turijn. Ook daar zat Mark Messer, de ijsmeester van hooglandbaan Calgary, aan de knoppen. De evaluatie moet zijn: geen Messer in Sotsji, olympisch oord van 2014. Denk eens aan Bertus Butter of Beert Boomsma uit Nederland. Nog zo’n evaluatie: laat daar in die Russische badplaats (!) aan de Zwarte Zee geen bobbaan bouwen waarvan de gemiddelde snelheid weer hoger ligt dan het Sliding Centre van Whistler. Die zucht naar harder en sneller kostte bij de Spelen van Vancouver een
De evaluatie moet zijn: geen Messer in Sotsji, olympisch oord van 2014
Door: John Volkers
10
H
et is een oude wet: in de olympische stress zijn er vaak geen logische resultaten. Toppers maken fouten, gedoodverfde kampioenen laten hun zorgvuldig geschminkte imago afbladderen en outsiders zien hun kans schoon. Zo worden resultaten geboren als de driemaal DNF (Did Not Finish) van de Amerikaanse skikoningin Lindsey Vonn. Zij, de gebeeldhouwde dame uit de badpakkenspecial van Sports Illustrated, won de eerste skiwedstrijd, ook wel de belangrijkste, de afdaling. In de Super G volgde brons. Daarna ging het op rij mis in de supercombinatie, de reuzenslalom en de slalom. Het maakte haar niet uit. “Het ging me om die ene gouden”, sprak ze in de Amerikaanse pers. Iedereen die zijn of haar geld had gezet op deze onoverwinnelijke
nummer 2 - 2010
FOTO: ANP PHOTO
leven, dat van de Georgische rodelaar Nodar Kumaritasjvili. Er was nog nooit een dode gevallen bij de wintereditie van de Olympische Spelen, maar enkele uren voor de opening was het dan zo ver. We zaten in het perscentrum naar de opwinding van de toortsloop te kijken en werden vergast op het beeld met daarbij de tekst van ‘zwaargewonde rodelaar’. Dat was de wereld voor de gek houden. Een uur later was het doodsbericht binnen. In zwarte pakken kwamen IOCvoorzitter Jacques Rogge en Vanocpreses John Furlong met verstikte stem het slechte nieuws vertellen. Het onderwerp kwam dagelijks voorbij. Het IOC, organisatie met een vermogen van 400 miljoen euro, weigerde de verantwoordelijkheid te nemen. Ze zouden eens moeten betalen. Het was allemaal Nodars eigen domme schuld geweest. Alsof die al die palen naast de baan had neergezet? De president van zijn land, Saakasjvili, zei dat het de schuld van de rodelbaan was geweest. Die was voor de mens die op zijn rug liggend op een sleetje naar beneden komt, nauwelijks
te beheersen. De puurste tekst kwam van de moeder van Nodar. Dodo Kumaritasjvili wierp zich in Georgië op de kist met het thuisgekomen lichaam van haar zoon. “Waarom heb ik jou overleefd?” De sport is de sport en die gaat verder. Zo was het in München 1972 en in Atlanta 1996. Chef de mission In Vancouver heerste ten slotte gewoon weer de sport. De Canadezen haalden maar liefst veertien gouden medailles, meer dan welk land ook in de geschiedenis, en zij gingen massaal de straat op. Hun programma ‘Own the Podium’ (budget 117 miljoen dollar) leverde niet de gewenste 35 medailles op, maar wel de eerste plaats in het medailleklassement. Het mallotige was dat Canada zichzelf steeds lager inschaalde. Het land eindigde, met 26 medailles, als derde, zo vonden ze zelf. Aan die kant van de grote plas tellen ze de medailles in absolute aantallen. Aan deze kant van de oceaan houden we het op de volgorde die allereerst bepaald wordt door de oogst aan goud. In
het ‘Europese’ klassement staat Canada eerste, met de reeks 14-75. Tweede is Duitsland: 10-13-7, derde de Verenigde Staten met 9-15-13.
Nog voor de openingsceremonie had de eerste ramp – de dood van rodelaar Nodar Kumaritasjvili – zich al voltrokken.
In die optelsom van de officiële IOC-statistici haalt het ambitieuze Nederland opnieuw de toptien van het internationale medailleklassement. De oogst van vier goud, een zilver en drie brons is voldoende om het qua totaal royaler scorende Rusland (3-5-7) en Frankrijk (2-3-6) voor te blijven. In Turijn (2006) was Nederland ook al tiende en in Salt Lake City stond Nederland zelfs nog een plaats hoger. De topscores van ons land dateren uit een weer verder verleden: Nagano 1998 (zesde), Calgary 1988 (zevende), Sapporo 1972 (vierde) en Grenoble 1968 (zesde). Anderhalf jaar voor de Spelen had de juist aangestelde chef de mission Henk Gemser een doelstelling van twaalf medailles genoemd. Dat exacte cijfer herhaalde hij nadien, voorzichtigheidshalve, niet meer. Hij moest het in Canada doen met acht medailles, een minder dan
nummer 2 - 2010
COACH
11
Het IOC weigerde de verantwoordelijkheid te nemen. Ze zouden eens moeten betalen
Van Commenée in Turijn en het gelijke aantal als collega Visser in Salt Lake. Gemser, eens een leraar, altijd een leraar, gaf de Nederlandse ploeg in Vancouver het rapportcijfer acht. “Omdat we een fantastische groep mensen hadden die een hecht collectief vormden en die incasseringsvermogen hebben getoond.” Olympisch Oranje De ploegbaas had in de tweede week zware dagen gehad: angstige bobsleeërs opvangen, hun terugtrekking verklaren aan de wereld, de teleurgestelde Kramer laten uitrazen, coach Kemkers oprapen en de meisjes uit de tweemansbob psychologisch ondersteunen. Gemser zag er getekend uit na weken van hard werken – Whistler en Richmond lagen drie uur rijden van elkaar verwijderd – maar hij had het aangekund. Hij was, uiteraard, veel op de ijsbaan van Richmond te vinden geweest. Hij had daar gezien dat Nederland de hegemonie op het belangrijkste schaatsnummer, de 1.500 meter, volledig naar zich toegetrokken had. Mark Tuitert en Ireen Wüst kleurden het middelste weekend van de Spelen oranje.
Daarna leek de loper uitgerold om Kramer, de kampioen op de vijf kilometer, tot de grootste olympiër van deze Spelen te laten worden. Hij hoefde slechts de Koreaan Jung-Su Lee (shorttrack) en de Noor Svendsen (biatlon) met hun twee gouden medailles voorbij. Zo pakte het niet uit, door de foute wisselinstructie van Kemkers op de tien kilometer en de slechte voorbereiding van het achtervolgingsteam. Twee ‘zekere’ gouden medailles glipten Kramer en Nederland door de vingers. In zijn column voor sponsor Aegon was Ard Schenk, drievoudig olympisch kampioen van Sapporo 1972, hard in zijn oordeel. “Het eindoordeel van de Winterspelen kan niet anders zijn dan dat Sven Kramer helaas niet aan de hooggespannen verwachtingen heeft kunnen voldoen. (…) Met slechts één gouden medaille en een bronzen plak op de ploegenachtervolging heeft hij zichzelf en zijn kwaliteiten gewoon tekort gedaan. Het jammerlijke is dat het missen van die medailles grotendeels buiten zijn schuld ligt. Als ik bijvoorbeeld naar de ploegenachtervolging kijk, dan moet ik vaststellen dat de voorbereiding te gebrekkig is geweest en
de uitvoering te lichtvaardig is opgenomen.” Die konden ze bij NOC*NSF en de schaatsbond KNSB in de zak steken. Er was meer waar het Nationaal Olympisch Comité zich druk over mocht maken. Het voorval met de aangeschoten voorzitter Erica Terpstra – glas wijn verkeerd gevallen – bij Radio 538 was meer dan hilarisch, eerder pijnlijk. De uitdrukking is er plots: een ‘Terpstra’tje’. Toen de nationale ploeg ernstig in verwarring was geraakt na het Kramer-debacle en de teruggetrokken viermansbob was daar plotseling een vrouw die zei dat ze dronken van geluk was. Nicolien Sauerbreij haalde de eerste gouden medaille uit de geschiedenis buiten de ijsbaan. Ze was de beste snowboardvrouw op de parallelslalom. Gemser: “Uitstekend, dankjewel Nicolien.” Het was de honderdste gouden medaille uit de geschiedenis van de Nederlandse sport. Maar ook daarover was onenigheid. Sommige kampioenen (architectuur, kunst) worden ten onrechte niet meegeteld, sprak statisticus Ton Bijkerk. Hij kan weer aan een update van zijn standaardwerk Olympisch Oranje gaan werken.
Gemser, eens een leraar, altijd een leraar, gaf de Nederlandse ploeg in Vancouver het rapportcijfer acht 12
COACH
nummer 2 - 2010
De man die alles in de hand had Aan de vooravond van de tien kilometer van Sven Kramer schreef Geert Kuiper, de assistent van Kramers coach Gerard Kemkers, een onheilspellende column in de Volkskrant. Kuiper was deze winter uitgenodigd om ons buitenstaanders met vlot woordgebruik op de hoogte te houden van de vorderingen bij TVM, ook wel het Kamp Kramer. Kuiper verhaalde die dinsdagochtend in een extra aflevering van het succes van Ireen Wüst en de slapeloze nacht die Kemkers daarvan had gehad. Kemkers deelde in het olympisch dorp een kamer met Kuiper die van dichtbij vaststelde dat Kemkers in de nacht van zondag op maandag de slaap maar niet kon vatten. Te veel computer, te hoog adrenalinegehalte, te veel onrust, te zeer betrokken bij zijn levenswerk; het runnen van de duurste schaatsploeg ter wereld. Toen Kuipers woorden gepubliceerd waren, dacht niemand daar nog iets bij. Aardig inzichtje in de werkomstandigheden van een coach. En die Gerard zou eens moeten leren dat de nacht er is voor de rust. Ach ja. We dachten ter plekke aan volleybalcoach Joop Alberda, toen die nachten doorwerkte om met vierkante ogen de videobeelden van de tegenstander te analyseren. Gaande zo’n groot toernooi, we maakten er vele mee in zijn gevolg, ging Joop er dan steeds slechter uit zien. Misschien nam Alberda wel zijn slechtst getimede time-out (bij 14-14 in de vijfde set) in de olympische finale tegen Italië (OS 1996, Atlanta), omdat hij vermoeid was geraakt. Het brein maakt overuren, de scherpte moet echt uit de krochten van de hersenpan worden opgeroepen. Het hoofd gaat aanvoelen als een uitgeknepen spons. Zo begon Gerard Kemkers ook aan de dag dat Sven Kramer zijn tweede gouden medaille van het olympisch schaatstoernooi zou gaan ophalen: dinsdag 23 februari, tien kiloDe eerste keer in zijn meter. De hardwerkende coach moet redelijk uitgeput zijn geraakt van het lange seizoen, met 250 dagen op verplaatcoachleven dat hij Kramer sing. Maar nog meer was hij uit balans geraakt door de kritiek in sommige media op het functioneren van al die TVM-schaatsers die de Spelen niet hadden gehaald. Kemop de kruising de weg kers kan slecht tegen kritiek, moet u weten. Tegen onterechte kritiek, zegt hij dan. wees, zat hij fout Hoe dan ook, de trainer die acht jaar eerder al tegen een beroepsgerelateerde stressziekte aanliep, ‘het lichaam zegt blijkbaar toch een keer: het is klaar’, die trainer heeft nog altijd stress. Stress kan positief werken. Je bent op je scherpst. Kemkers zei honderdduizend aanwijzingen te hebben gegeven en altijd goed te hebben gezeten, maar de eerste keer in zijn coachleven dat hij Kramer op de kruising de weg wees (‘naar binnen’) zat hij fout. Hij moet de rest van zijn leven die last torsen. Hoe hij daarmee omgaat? Ik vroeg hem een maand eerder hoe hij met zijn eigen val op de olympische tien kilometer van Calgary 1988 was omgegaan. ‘Gerard was de beste toen’, zei zijn toenmalige coach Henk Gemser. Maar won niet. De valpartij was nooit nabesproken. Kemkers zei dat hij De Val, ook op de kruising, nooit had teruggekeken. Het zat op zijn netvlies en het litteken had hij in een kastje diep van binnen opgeborgen. Zal het met De Wissel ook zo gaan?
nummer 2 - 2010
COACH
column JOHN VOLKERS
John Volkers is ruim twintig jaar sportverslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en acht EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995), voetbal (De Internationals, 1999) en zwemmen (Zwemmen in goud, 2008). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.
13
coverinterview
Jac Orie over files, concurrentie en Mark Tuitert
“Voor watjesgedrag koop je niks” Jac Orie (42) werd na de Olympische Winterspelen van Vancouver gekozen tot de Gouden Coach van de Nederlandse ploeg. Zijn schaatsers kregen in Canada vijf medailles achter de naam. Als altijd draagt hij alle eer op aan zijn rijders. “Interessant doen is zo gemakkelijk.” Door: John Volkers
Zie hem staan langs de baan. De handen altijd in de zakken. Hij wijst niet eens, hij knikt wat. Vaak komt een schaatser van zijn Control-collectief langs om te vragen wat hij ervan vindt. Soms vindt Jac Orie dan nog even helemaal niets. Laat het nog maar een keertje zien, zegt hij dan. Om in de tussentijd nog even te overleggen met ‘Floortje’, de veteraantrainer Floor van Leeuwen, en met zijn andere assistent, Sicco Janmaat. Geen stress, geen onnodige drukte, het past niet bij Jac Orie, de man die in Vancouver de leden van zijn Control-ploeg ver boven zichzelf zag uitstijgen. Het werd goud (Mark Tuitert, 1.500 meter), zilver (Annette Gerritsen, 1.000) en driemaal brons (Laurine van Riessen 1.000, Simon Kuipers en Mark Tuitert ploegachtervolging). En dan is Orie nog de man om te zeggen dat hij er geweldig de smoor in heeft dat Stefan Groothuis en Margot Boer zijn blijven steken op vierde plaatsen. Voor Groothuis past een woord van spijt, omdat hij ziek werd in de aanloop naar Vancouver. “Daar heb ik
14
COACH
nummer 2 - 2010
dan echt mee te doen.” Met Boer is het medeleven net zo sterk, omdat het twee keer ‘net niet’ was. Hij had er de pest in toen de eerste drie wedstrijddagen van zijn rijders en rijdsters de score werd uitgedrukt in olympische diploma’s, plaatsen vier, vijf en zes. Niet dat hij dan op het ijs met zulke gevoelens te koop loopt. Het zilver van Gerritsen en het brons van Van Riessen op de 1.000 meter waren een bevrijding? “Man, ik was er blij mee. Bij Laurientje [Van Riessen, JV] mocht het hoofd niet op hol slaan en daarom moest ze niet in ons safe house vlak bij de baan. Ze moest gewoon onder de mensen. Dat was de ervaring van de 500 meter. Annette was twee dagen eerder gevallen op die 500 meter. Toen heb ik gezegd dat zij een killer was en dat ze zou terugkomen op de 1.000 meter. We weten dat topsport hard is. Voor watjesgedrag koop je niks. Voor mij is het niets, dat gecompliceerde psychologische gebabbel. Het is even uithuilen, drie kwartier
FOTO: PRO SHOTS
napraten en dan naar die volgende race. Ze heeft op de 1.000 gevochten als een leeuwin. Dan dwing je bijna goud af.” Ze bleef tweehonderdste van het goud verwijderd. “Ja, dat was wel wat weinig. Maar vier jaar eerder, met Marianne Timmer op de 1.000 meter van Turijn, wonnen wij met vierhonderdste verschil. Zo gaat dat.” Wat is het geheim van Jac Orie? “Het geheim is dat er geen geheim is. En zo is het. Er zijn alleen maar processen. Het ene proces loopt beter dan het andere. Om dat nou een geheim te noemen.” Vier jaar geleden maakte je Marianne Timmer olympisch kampioen. Was dat dan het ultieme proces? “Nee, joh. Tijdens dat proces van Marianne had ik al het idee dat het nog wel beter zou kunnen. Dat heb ik elke keer, daar moet ik eigenlijk wel een beetje mee gaan oppassen.”
Wat heb je nu anders gedaan in de olympische voorbereiding ten opzichte van vier en acht jaar geleden? “Het verandert altijd, je legt andere accenten. Ik doe geen jaar hetzelfde. De overtuiging is wel dezelfde. Maar je schaatsers zijn niet meer dezelfde. Ze worden ouder. Elke keer hebben ze wat anders nodig. Of heeft het team wat anders nodig. Maar de visie op training en wedstrijden is bij mij al acht jaar dezelfde. Die is nooit echt veranderd. Dat wil niet zeggen dat de schaatsers niet steeds iets anders nodig hebben om te presteren. Dat hebben ze wel degelijk. Dat is de reden dat ik het twee, tweeënhalf jaar geleden best wel
Volgens Orie heeft Tuitert het goud op de 1.500 meter meer dan verdiend.“Die jongen heeft altijd zo ontzettend veel vertrouwen in zichzelf gehad.”
“Je legt andere accenten, maar mijn visie op training en wedstrijden is nooit echt veranderd” nummer 2 - 2010
COACH
15
debat coverinterview
redelijk heb omgegooid. En een paar jaar daarvoor ook al. En een paar jaar daarvoor ook.” Moet het anders om jezelf als trainer of coach meer te ontplooien? “Nee, niet om mezelf beter te maken, maar omdat ik denk dat het beter kan. Misschien is dat gelul van mezelf. Maar ik heb elke keer het idee dat het beter kan.” Je kijkt terug in die bestanden? “Ja, die dagboeken en files staan in de computer, maar daar kijk ik tijdens de Spelen niet naar. Dat heeft dan geen nut. Dat heb ik een hele tijd terug al gedaan. Ik heb er doorheen gezaagd. Soms zes, zeven jaar terug. Wij weten behoorlijk goed hoe onze sporters ervoor staan. Ze moeten elke week een dagboek inleveren met de informatie die ik van ze vraag. Daar ben ik streng in. Dat is wat ik eis.” “Ik heb van acht jaar de bestanden, een database met enorm veel kennis. Dan krijg ik een idee en kijk ik bijvoorbeeld naar Simon Kuipers. Hij is een bepaald type schaatser. Dan ga je hem vergelijken met zijn eigen files. Maar je kunt hem ook vergelijken met een zelfde type schaatser als hij. Of je vindt iets nieuws in de literatuur en dan kan ik het terugrekenen. Kijken wat er toen gebeurd is, of het nog beter kan. En zo blijf je maar verder modderen.”
De Spelen, ook deze van Vancouver weer, barstten altijd uit hun voegen qua verrassingen. Verklaar dat eens. “Dat komt door de ontzettend hoge motivatie van de sporters. Het moet en het zal. Een van de grootste factoren in presteren is de motivatie om het beste uit jezelf te halen. Je hebt er vier jaar naar toegeleefd.” Het kan een sporter doen verkrampen. Olympische stress. Probeer jij je sprinters bij zo’n groot evenement zo los en ontspannen mogelijk aan de start te krijgen? “Nee, joh, juist zo agressief mogelijk.” Dus je geeft ze, als illustere judocoaches met suffe zwaargewichten deden, een klap voor de kop vlak voor de wedstrijd? “Ik heb het wel eens voor een grappie gedaan met Simon Kuipers.” En? “Hij won de 1.500 meter. Je moet dat nog maar eens bij hem navragen. Hoe dat werkte.”
Je staat als een innovator te boek. Welke inbreng heb je gehad in de nieuwe schaatspakken van de KNSB? “Ik heb daar in december, nog voor het Olympisch Kwalificatie Toernooi, heel veel tijd in gestoken. Het gaat om spiercompressie en houding. Mark Tuitert hoef je geen pak te geven dat zijn romp omlaag trekt. Dan zit-ie met zijn kin op het ijs. Maar Jan Smeekens daarentegen, die wil rechtop rijden. Dan moet de buik worden ingekort. Alleen al dat verschil, zo simpel.”
Agressie als de sleutel? “Het klinkt heel tegenstrijdig. Een sporter moet een soort kalmte over zich hebben, maar toch agressief zijn. Een lamme schaatser kun je in de hoek kwakken. Hij moet agressief zijn, maar niet boos. Mensen die boos zijn, daar heb je niks aan. Boosheid is verkramping en narigheid, agressiviteit heb je nodig om tot een daad te komen. Boze betogers doen niks, maar als die groep demonstranten agressief wordt, dan kwakken ze die steen.”
Het pakkenverhaal leek op psychologische oorlogvoering ten opzichte van de andere landen. Was het vergelijkbaar met de dunne ijzers van Turijn 2006? “Nee joh, die dunne ijzers waren toen pas laat klaar. En daarom kwamen we er ook laat mee. Niet om anderen nerveus te maken. Ikzelf ben niet zo van de psychologische oorlogvoering. Wij moeten doen wat we moeten doen. Doe je het anders, dan kost dat weer energie.”
Wat is de ideale instelling? “Dat is in de mentale staat verkeren van wat er ook gebeurt, je gaat naar die startstreep toe en je perst er alles uit. Voor mijn part staat de hele wereld ze uit te joelen. Of brandt de hele boel af. Maar je schaatst. Die staat wil ik hebben van mijn schaatsers.”
De Spelen zuigen toch ook energie? “Dat is het probleem van de Olympische Spelen, ik heb er nu drie meegemaakt. Het is allemaal zo anders. Blijf asjeblieft zo doen als je altijd doet. Haal het beste eruit dat er in zit. En ga aub niet aan die komedie beginnen.”
16
“Agressiviteit heb je nodig om tot een daad te komen”
COACH
nummer 2 - 2010
En de trainer? “Ik gebruik de laatste tijd woorden van mijn broer die de hele tijd door mijn kop galmen. Hij heeft een loodgietersbedrijf in Westland. Die zegt altijd aparte dingen. Hij zei: ‘Jac, joh, je kan wel zeggen, hier ben ik. Maar dan moet je er ook zijn.’ Met andere woorden, doe gewoon wat je moet doen. Verder niks. Het is toch zo. Het is gemakkelijk van de buitenkant wat te roepen, staat ook mega-interessant. Slaat alleen nergens
FOTO: SOENAR CHAMID
op. Alsof mensen van buitenaf wel eventjes kunnen doorgronden hoe het in een team verloopt. Terwijl zij bij god niet weten wat daar speelt. Ik ben zelf niet met andere ploegen bezig. Ik heb mijn Control, mijn tien schaatsers. Ik ben niet bezig andere ploegen te ondermijnen. Of te versterken, begin ik ook niet aan. Ik ben alleen maar bezig onszelf beter te maken.” Je pleit voor beschaving in jouw wereld? “Ja zeker. En een bepaalde vorm van respect. Die is er ook. Er zijn een hele hoop goede trainers. Je probeert alleen van die andere trainer te winnen. Dat is zoals het hoort. Dat is het spel met de commerciële ploegen. Dat is geen vijandigheid, of rivaliteit. Simpel concurrentie. In dat verband houd ik niet van moddergooien. Maar ik zeg wel wat ik denk.” Je bijt nooit de tong af? “Het is niet zo dat ik een blad voor de mond neem, als iets me niet zint. Maar het wil ook weer niet zeggen dat je maar iets moet roepen over een ander team waar ze ook hun best doen. Dat noem ik interessant doen.” Dan nog maar even terug naar de catacomben van de Richmond Oval. Daar kreeg Jac Orie op de zaterdag van de gouden 1.500 meter van Mark Tuitert de tranen in de ogen en moest hij kromgebogen over het dranghek zijn emoties bedwingen. Het was een onvergetelijk tafereel van de man die, met vijftien journalisten om zich heen, gewoon zichzelf durfde te zijn. Niet dat hij dat op dat moment zo graag was. Na lang zwijgen, met af en toe onderdrukt gegrom, kwam er een zinnetje uit. “Kut is dit nou”, zei hij. “Houd je bek, man, over die dingen”, tegen de collega die de vraag stelde over de emotionele band met Tuitert.
Annette Gerritsen (links) en Laurine van Riessen stralen na het winnen van respectievelijk het zilver en brons op de 1.000 meter.
“Het is een struggle geweest”, kwam er daarna bij herhaling uit. Over Tuitert: “Die jongen heeft zo ontzettend veel vertrouwen in zichzelf gehad. Die heeft er zo hard voor gewerkt. Die gozer heeft ook altijd vierkant achter mij gestaan. En ik achter hem. Een verbond? Weet ik veel.” Een snik. Zijn coaching was tijdens die wedstrijd eenvoudig geweest. “Ik heb die hele race zoals-ie ’m reed alleen maar kunnen denken: doorrijden, jongen. Ik kan wel een heel mooi verhaal vertellen hoe het allemaal ging. Maar het was van: rijd door, rijd door, rijd door. Het ging zó goed. Ik wilde alleen maar dat hij doorging zoals hij ging.” Hij, de coach, had altijd vertrouwen gehouden in de atleet die sinds 2005 nooit een grote wedstrijd won. “Ik had het gevoel dat het erin zat. Mark wist het. Dat waren er trouwens meer dan wij twee.” Maar dan over het wantrouwen dat rond Tuitert was ontstaan door de jaren heen. “Waar het om gaat, er zijn mensen die zogenaamd verstand van schaatsen hebben, die zeiden: die Tuitert, pff, het zit er niet meer in, hè. Dat durf ik hier te zeggen, dat heb ik niet gedacht. Ik heb altijd in hem geloofd. Zoals Mark in zichzelf is blijven geloven, geloofde ik gelukkig ook in Mark.” En dan schiet hij weer vol. Einde scène die eenieder die erbij was voor altijd in zijn geheugen zal hebben opgeslagen.
“Ikzelf ben niet zo van de psychologische oorlogvoering. Wij moeten doen wat we moeten doen” nummer 2 - 2010
COACH
17
Hoe voorkom je een black-out? Sport ontwikkelt zich voortdurend. Coaches introduceren nieuwe trainingsme-
thodes, krachttrainers komen tot andere inzichten en sporters ontdekken nieuwe inspiratiebronnen. In deze rubriek krijgen deze ontwikkelingen aandacht. Dit keer: Hoe kun je als coach voorkomen dat je een black-out krijgt? Door: Jan-Cees Butter
FOTO: BEN HAEK
Marc Lammers: “Als coach probeer je alles onder controle te hebben”
Rico Schuijers: “Om zo’n black-out te voorkomen, kun je aan stressmanagement doen”
Leen Pfrommer: “Op een gegeven moment is de atleet op zichzelf aangewezen. Dan moet hij het zelf doen”
18
COACH
nummer 2 - 2010
H
et was hét moment van de Olympische Spelen in Vancouver. Sven Kramer, die – op aanwijzing van zijn coach Gerard Kemkers – verkeerd kruist op de tien kilometer, waardoor hij een gouden medaille misloopt. Alles kwam nadien bij elkaar. Teleurstelling. Woede. Ongeloof. Maar vooral ook verbijstering. Want de vraag die iedereen zich stelde voor de televisie: Hoe kan zoiets gebeuren? Kemkers sprak na afloop van een black-out. Hij dacht oprecht dat Kramer de verkeerde baan ging nemen, waardoor hij zijn pupil probeerde te corrigeren. Toen hockeycoach Marc Lammers de beelden van het bewuste moment zag, herkende hij veel in het gedrag van Kemkers. “Als coach probeer je alles onder controle te hebben”, vertelt hij. “Dat zag je ook bij Kemkers. Hij moest tegelijkertijd kijken, schrijven en coachen. Dat gaat niet. Je verliest daardoor je focus als coach.”
Lammers heeft zijn schaatscollega hoog zitten. Hij roemt Kemkers vooral vanwege zijn perfectionisme, een eigenschap die de hockeycoach zelf ook heeft. Critici meenden na afloop dat Kemkers was doorgeslagen in zijn drang tot professionalisering. Hij moest de rondetijden bekijken, tijdsverschillen berekenen en ze vervolgens ook nog eens noteren op een whiteboard. Was dat niet wat veel? Intussen diende hij ook nog iets zinnigs te zeggen over de techniek van zijn schaatser. “Perfectionisme is niet erg”, meent Lammers. “In de aanloop naar zo’n evenement is die eigenschap juist heel goed, want je zorgt ervoor dat je de optimale voorbereiding hebt. Dat maakt hem ook tot een goede coach. De vraag die ik me stel: Wanneer moet je dat perfectionisme loslaten als coach? Moet je, als de finale eenmaal begint, niet gewoon een kopje koffie gaan drinken? Het werk van een coach is immers al gedaan.”
FOTO: PRO SHOTS
Zelfs de beste coach kan op het belangrijkste moment een black-out krijgen.
Lammers hoeft het alleen maar op zichzelf te betrekken. Als coach van de Nederlandse hockeyvrouwen maakte hij twee olympische finales mee. Met wisselend succes. Terugkijkend: “In Athene dacht ik veel te veel invloed op de finale te hebben. Ik heb daar als coach fouten gemaakt, waardoor we die finale uiteindelijk verloren. In Peking was het anders. We kwamen dat stadion in en daar zaten tienduizend Chinezen met ballonnen tegen elkaar te slaan. Ik kon mijn speelsters niet bereiken. Ik ben op de bank gaan zitten en heb bijna geen woord gezegd. Maar we wonnen die finale wel.” Sportpsycholoog Rico Schuijers onderstreept dat effect. Zodra een sporter zich in een flow bevindt, moet je alle factoren die een sporter uit zijn flow kunnen halen, proberen uit te schakelen. Alles gaat op zo’n moment toch vanzelf bij een sporter. “Om zo’n black-out als coach te voorkomen, kun je aan stressmanagement doen”, vertelt Schuijers.
“Zo leer je je lichamelijke en mentale vaardigheden onder controle te houden. De informatiestroom is natuurlijk enorm groot voor een coach. Kemkers moest schrijven, kijken en beslissen. Die processen heeft hij niet allemaal tegelijk kunnen verwerken.” Oud-schaatscoach Leen Pfrommer stelde in het tv-programma De Wereld Draait Door dat Kemkers foutief stond opgesteld. Namelijk: te dicht bij de bocht. “Die fout wordt vaker gemaakt”, meent Pfrommer. “Wat mij betreft kun je beter halverwege het rechte stuk gaan staan. Zo zie je hoe een schaatser de bocht uitkomt. Als je ’m dan de verkeerde baan instuurt, heeft een schaatser nog voldoende tijd om zijn coach te corrigeren.” Pfrommer meent dat indringend coachen er niet meer bij is als een wedstrijd eenmaal aan de gang is. “Dat is ook de essentie van de sport”, meent hij. “Mooi voorbeeld is een atleet die moet discuswerpen of kogelstoten. Je kunt
als coach vooraf nog wel een paar dingen zeggen, maar op een gegeven moment is de atleet op zichzelf aangewezen. Dan moet hij het zelf doen. Communicatie is dan erg moeilijk, omdat een atletiekcoach niet eens op de baan mag staan.” Maar de schaatscoach van de baan verwijderen? “Dat wil de sporter niet”, zweert Pfrommer. “Hij wil weten waar hij aan toe is. Het rondebord is voor een schaatser het belangrijkste dat er is.” Als een schaatscoach als Kemkers een black-out in de toekomst wil voorkomen, heeft Pfrommer wel een suggestie. “Wat is er mis met het ouderwetse gebruik van de vinger? Dat heb ik altijd gedaan. Als je een seconde voor ligt, dan hou je een vinger omlaag – om aan te geven dat je schaatser een seconde onder de snelste tijd zit. Dat bespaart een coach veel tijd. Bovendien kan hij zijn schaatser de hele baan blijven volgen.” Over de black-out van Kemkers is het laatste woord nog niet gesproken. Marc Lammers prijst in ieder geval de wijze waarop Kramer en Kemkers zijn omgegaan met het voorval. “Daarvoor verdienen ze een groot compliment”, meent hij. “Kemkers durfde na afloop direct toe te geven dat hij fout zat, een eigenschap die ik nog wel eens mis bij mijn collega’s. Op deze manier word je als coach ook beter. Je moet jezelf kwetsbaar op durven stellen.”
nummer 2 - 2010
COACH
19
Heel Nederland vitaal in 2016 Zilveren Kruis Achmea zet zich in voor de gezondheid en vitaliteit van Nederland. Wij doen dit door het organiseren van de beste zorg, maar ook door het creĂŤren van bewustwording over en helpen bij een gezonde levensstijl. Dat doen wij onder meer door samen te werken met partners binnen en buiten de zorg. Zo kunnen onze verzekerden rekenen op kwaliteit, duidelijkheid en hulp waar nodig om zo gezond en vitaal mogelijk te zijn ĂŠn te blijven. Als grootste zorgverzekeraar van Nederland hecht Zilveren Kruis al jaren grote waarde aan vitaliteit en sport. Daarom ondersteunen wij de ambitie om heel Nederland vitaal te laten zijn in 2016. www.zilverenkruis.nl
HET ORAKEL STOPT
De Elfstedentocht in 1997 bracht Erik Hulzebosch (rechts) grote landelijke bekendheid. Na een spannende eindsprint op de Bonkevaart is het na 6 uur, 49 minuten en 18 seconden Henk Angenent (links) die als eerste over de finish komt.
Erik Hulzebosch liet eind januari, na afloop van het Open NK op de Oostenrijkse Weissensee, weten per direct te stoppen met zijn schaatscarrière. Ook stopte Nefit afgelopen maand met de sponsoring van zijn schaatsploeg. Een gesprek met FOTO: SOENAR CHAMID
het Orakel van Gramsbergen over coachen en ambities. Door: Karlijn de Jonge
“Kampioenen maken is het leukste van dit vak” “De Nefit-ploeg was echt míjn schaatsploeg. Op mijn initiatief is de ploeg opgezet. Ik heb destijds een paar keer in de media geroepen dat ik een eigen schaatsploeg wilde, waarop Nefit vervolgens contact met mij heeft gezocht”, vertelt Hulzebosch. Na elf jaar heeft Nefit besloten te stoppen met de sponsoring. “Het is me niet gelukt een nieuwe sponsor te vinden. In deze tijd wil niemand een schaatsploeg overnemen. De ploeg is nu ontbonden. Het is heel erg spijtig, ik had het natuurlijk liever anders gezien.” “In die elf jaar heb ik de ploeg helemaal opgebouwd. Als manager was ik verantwoordelijk voor de selectie van de jongens en voor het uitzetten van de grote lijnen; zoals aan welke marathons werd meegedaan. Ik deed het natuurlijk niet alleen, ik had ook de beschikking over een technisch trainer en
een verzorger. Al met al is het heel goed bevallen, een eigen ploeg. Het liefst zou ik daar ook mee doorgaan. Kampioenen maken, dat is het leukste van dit vak. Neem Sjoerd Huisman. Hij is zes jaar geleden bij de ploeg gekomen. Hij begon onderaan en behoort nu tot de toppers. Het is makkelijk om kampioenen te kopen, maar moeilijk ze te maken.” Het coachvak “Een coach moet zijn sporter de ruimte geven om zelf dingen uit te zoeken; om fouten te maken. Door het maken van fouten leert een sporter zijn beperkingen kennen. Een coach moet ook in staat zijn om zijn sporter bij te sturen. De jongens heb ik altijd de ruimte gegeven zichzelf te ontwikkelen. Ik geloof dan ook dat ik een goede coach ben.” “De nieuwe generatie komt eraan, dat is de reden dat ik gestopt ben met schaatsen. Ik word te oud
voor het peloton, het wordt steeds moeilijker om ze bij te houden. Marathonschaatsen is echt een bikkelsport. Veel mensen onderschatten dat. Als Sven Kramer mee zou doen met een marathon, zou hij echt niet winnen. En Erben Wennemars rijdt hem niet eens uit.” “Vroeger wilde ik altijd en alleen maar winnen. Ik merk nu dat ik het ook niet erg vind als een ploegmaat wint. Op het moment dat ik dat gevoel ervoer, wist ik: ik ben klaar.” Ondanks dat hij is gestopt met schaatsen en dat zijn ploeg ontbonden is, hoeft Hulzebosch zich niet te vervelen. “Ik heb een eigen bedrijf; Maple Skate. Daar werken dertien mensen die voor inlineskaten en voor longtrack en shorttrack onder meer schaatsen, schaatsschoenen en ijzers vervaardigen. En daarnaast heb ik natuurlijk nog mijn zangcarrière.”
nummer 2 - 2010
COACH
21
Doorbreken
“Talent moet de grens over” Nederlands tennistalent
heeft al jaren moeite om de overstap te maken naar het profcircuit. Heimwee, mentale druk en een gebrek aan incasseringsvermogen zijn vaak de oorzaak. Waarom is die overstap zo lastig? En hoe kan het beter?
COACH
Senioren Wie de recente geschiedenis erop nakijkt, moet in ieder geval concluderen dat er wel degelijk tennistalent is in Nederland. Maar even zo goed ging dat talent ook verloren. Zodra de overstap naar de senioren gemaakt werd, bleek dat een talent niet bestand was tegen de verwachtingen, heimwee had tijdens het reizen of mentaal ongeschikt bleek voor toptennis. De tennisbond had telkens het nakijken. Voorbeelden zijn er legio. Silvana Bauer stopte vanwege de prestatiedruk, terwijl haar een gouden toekomst werd voorspeld (ze behoorde tot de beste vijftien tennissters van haar leeftijdscategorie), Renée Reinhard
deed na privéproblemen een stapje terug en rond Stephanie Herz is het al jaren stil. “Het is geen lang verhaal”, stelt Rohan Goetzke, technisch directeur van tennisbond KNLTB. “De overstap van junior naar senior wordt als lastig ervaren. Niet alleen in Nederland. Spelers krijgen te maken met reizen, jetlags en onvoorziene situaties. Het is belangrijk hoe je daarmee omgaat. Het is misschien een cliché, maar het leven is niet makkelijk en dat geldt al helemaal voor tennissers. Het is een groot gevecht om de top te bereiken. Soms krijg ik alleen het gevoel dat talenten hun verantwoordelijkheid niet nemen.” Wat gaat er dan beter in België? Zowel bij de mannen (3) als bij de vrouwen (4) is België goed vertegenwoordigd in de mondiale top-100, Nederland heeft alleen Thiemo de Bakker. En aan de populariteit van de sport ligt het niet. De Belgische tennisbond telt ongeveer 300.000 leden, een aantal dat in Nederland ruimschoots overstegen wordt (circa 460.000 leden). Kwaliteitsopleiding Volgens Steven Martens, die de jeugdopleiding in België grotendeels opzette, moet je als bond
“De overstap van junior naar senior wordt als lastig ervaren. Niet alleen in Nederland” [Goetzke]
Door: Jan-Cees Butter
22
V
eelgehoorde klacht: er breekt veel te weinig tennistalent door in Nederland. Terwijl onze zuiderburen maar liefst acht tennissers leverden bij de Australian Open, bleef de Nederlandse afvaardiging steken bij slechts twee heren, Thiemo de Bakker en Robin Haase. Liggen de rijke jaren achter ons, en zijn we jarenlang verwend geweest met mondiale toppers als Richard Krajicek, Jan Siemerink, Brenda Schultz en Miriam Oremans, of is er structureel iets mis?
nummer 2 - 2010
blijven investeren in een kwaliteitsopleiding. Dat deed hij jarenlang in België en dat doet hij nu – sinds drie jaar – bij de Britse tennisbond, waar hij wordt geacht het Belgische model te kopiëren. “Nederland vertrouwt te veel op privétennisscholen”, vindt Martens. “Alsof zij het allemaal zelf aankunnen. Aan de ene kant wil jullie bond geen mensen voor het hoofd stoten, maar aan de andere kant ontbreekt daardoor een duidelijke lijn. Als je eenmaal een talent hebt, moet je keuzes durven maken. Zodra je een toptalent hebt, moet je er ook een topcoach op durven zetten. Dat hebben we jarenlang gedaan in België.” Goetzke is het niet eens met Martens. “Je kunt alleen van Kim Clijsters en Justine Henin zeggen dat die aanpak heeft gewerkt. Dat zijn ook twee uitzonderlijke talenten. “Ook in onze situatie kijken we naar groeps- en individuele training. We zoeken naar de juiste coach, op het juiste moment en bij de juiste speler. In sommige gevallen kan werken in een groep effectiever zijn dan een een-op-een samenwerking. Het is zaak de ideale mix te creëren.” Martens neemt de zestienjarige Laura Robson, op haar veertiende winnaar van het juniorentoernooi van Wimbledon, als voorbeeld bij de moderne benadering van talenten. “Laura kwam zelf naar ons toe om te vragen of ze mocht samenwerken met Martijn Bok, een
schitterende coach uit Nederland, die we hebben binnengehaald. Wat moet je dan doen? ‘Nee’ zeggen? Dat hebben wij natuurlijk niet gedaan. Als een talent zich prettig voelt bij een bepaalde werkwijze, dan moet je daar verder niet aankomen. Het is niet meer zoals vroeger. Je moet een kind ook een stem geven. Als tennisbond hebben we gezegd: ‘Ga je gang, maar we bewaken het proces zorgvuldig.’” Verwachtingspatroon De Nederlandse topcoach Sven Groeneveld werkte in het verleden samen met spelers als Monica Seles, Michael Stich en Mary Pierce. Tegenwoordig is hij in dienst van Adidas, waarvoor hij diverse spelers begeleidt. Groeneveld ziet dat veel landen moeite hebben om junioren de overstap te laten maken naar proftennis. “Het is heel zwaar”, merkt hij. “Zelfs de tweederangs toernooien, met futures en challengers, zijn van hoog niveau als je ze vergelijkt met juniorentennis. En ik voorspel: het wordt steeds moeilijker. Van de beste 150 tennissers op de wereldranglijst is er tegenwoordig niet één jonger dan 21 jaar.” Groeneveld ervaart dat niet als probleem, het is de realiteit. “Je moet alleen het verwachtingspatroon aanpassen. En vooral niet in paniek raken als een talent wat later tot ontplooiing komt. Zelfs Roger Federer had moeite om de
Ook bij het ABN AMRO World Tennis Tournament van dit jaar kwam Thiemo de Bakker in actie. In de tweede ronde verloor hij met 6-3, 6-2 van de Fransman Gaël Monfils.
stap te maken”, weet Groeneveld. “Ook hij klaagde over het torenhoge verwachtingspatroon. Je moet een talent eerst een jaar of drie de kans geven zich te ontwikkelen. Laat hem zowel fysiek als mentaal groeien. Bij heel veel spelers ligt de druk echter te hoog.” Lange termijn In dat proces worden nog veel fouten gemaakt, merkt Groeneveld. Er worden direct prestaties geëist, terwijl ondertussen de lange termijn vergeten wordt. “Jonge spelers als Marin Cili´ c en Juan Martín del Potro zijn echt uitzonderingen. Ik vind dat je jonge spelers de kans moet geven volwassen te worden. Goed voorbeeld is Thiemo de Bakker, die moeite had met de professionele en gedisciplineerde leefwijze, maar het nu gewoon goed doet.” Wat er beter kan in Nederland? Groeneveld rept over aanpassingsvermogen, een sleutelwoord in zijn ogen. “Nederlanders reizen over het algemeen vrij veel voor vakanties, maar we zijn ook erg gehecht aan onze gewoontes. Als je kijkt naar topspelers, dan gingen ze in hun jeugd vaak het land uit. Djokovic ging bijvoorbeeld naar Duitsland. Daar ben ik een voorstander van. Laat een talent maar eens zes maanden in een ander land wonen, zodat hij zich moet aanpassen aan een andere cultuur. Het draait in mijn ogen allemaal om aanpassingsvermogen.” ^
FOTO: PRO SHOTS
“Als je eenmaal een talent hebt, moet je keuzes durven maken” [Martens]
nummer 2 - 2010
COACH
23
Talentaal II Centr Talentontwikkeling in de Nederlandse sport Wat is de stand van zaken? Congres Talent Centraal II
Donderdag 22 april, 9.00 – 17.30 uur, Hotel en Congrescentrum Papendal te Arnhem De sporters die in 2028 de medailles moeten gaan winnen leren nu fietsen, zitten nu al op zwemles, spelen op een trapveldje of bij hun eerste sportvereniging. Zij moeten de komende jaren als talent worden ontdekt en opgeleid. Tijdens het eerste succesvolle congres ‘Talent Centraal’ in 2007 presenteerde NOC*NSF het Masterplan Talentontwikkeling. Op het Congres Talent Centraal II staan we stil bij de voortgang, de successen en de knelpunten. Voor de komende jaren zijn nieuwe speerpunten benoemd en zal het actieplan uit het Masterplan Talentontwikkeling onder meer onderdeel uit gaan maken van het Olympisch Plan 2028.
Programma
Onder deskundig dagvoorzitterschap van Cees Vervoorn verzorgt Maurits Hendriks, Technisch Directeur NOC*NSF, de aftrap. Daarnaast presenteren we met trots de komst van Chelsea Warr, directeur Talentontwikkeling van UK Sports. Haar afdeling heeft een groot aantal interessante projecten opgestart om talent in Groot-Brittannië op te sporen en de High Potentials te begeleiden richting het mondiale podium. Het grootste gedeelte van het congres vindt plaats volgens een ‘festivalformule’. Dit houdt in dat u op de dag zelf kunt bepalen welke sessies u wilt bezoeken. Het aanbod is zeer divers, er zijn workshops, presentaties, interviews, ronde tafelgesprekken, demo’s en meer. Onderwerpen die hier aan de orde komen zijn onder andere topsportlifestyle coaching, het geboortemaand-effect, regionale talentontwikkelingsprogramma’s en hoogbegaafdheid in de sport.
Voor wie organiseert NOC*NSF dit congres?
Uiteraard is het congres een ontmoetingsplaats voor alle bij talentontwikkeling betrokken organisaties en personen. Bonds- en talentcoaches, vertegenwoordigers van nationale sportbonden, CTO’s en NTC’s, Olympische Netwerken, landelijke en provinciale overheden, gemeenten en onderwijsinstellingen vinden in het programma interessante onderdelen en geschikte ontmoetingsplaatsen.
Informatie en aanmelding
Binnenkort verspreidt NOC*NSF de digitale officiële uitnodiging voor het congres. Natuurlijk kunt u zich nu ook al aanmelden, dit kunt u doen via www.nocnsf.nl. Deelnemen kan al vanaf € 50,- excl. BTW. Voor meer informatie en vragen kunt u contact opnemen met het congressecretariaat van Arko Sports Media (Rian van Dijk) via telefoonnummer 030 602 80 95 of via e-mail conferences@arko.nl. Het congresprogramma kunt u bekijken op www.nocnsf.nl.
Thema
Baanbrekende
ND A L R E D NE
ideeën gevraagd
“Om de wereldtop met kans van slagen tegemoet te treden, zijn grofweg 10.000 trainingsuren nodig. En om zicht te hebben op een olympisch platform nog eens 4.000”, zegt Ron Zwerver in het thema van deze NLCOACH. Dat maakt 14.000 trainingsuren in totaal. En Zwerver kan het weten. Zijn naam is voor de eeuwigheid verbonden aan de groep volleybalpioniers die jaren bloed, zweet en tranen plengden voor hun eigen olympische droom, resulterend in het goud van Atlanta 1996. Samen met medepioniers van toen Bert Goedkoop en Peter Blangé bedacht Zwerver een mooi plan, dat op 1 april van dit jaar van start gaat. Een groep gemotiveerde talenten van rond de zestien jaar zal dan beginnen aan een intensief volleybalproject dat moet leiden tot het hoogste ereplatform. Doel: de Spelen van 2020. Dat klinkt ver weg, maar het is zover voor je het weet. Voor dergelijke ambities, evenals voor de plannen om de Olympische Spelen in 2028 naar Nederland te halen, is visie nodig, baanbrekend denken en de eisen telkens
naar CH S OLYMPIAU NIVE
hoger stellen. Nu de Winterspelen van Vancouver achter de rug zijn, richt men de olympische blik vol op Londen 2012, Sotsji 2014, Rio 2016 en zelfs nog verder. In dit thema brengen we een overzicht van hoe er in een aantal sporten wordt gewerkt aan prestatieverbetering, nu en straks. Variërend van een ambitieuze atlete op de middenafstand die in Nederland niet vindt wat ze denkt nodig te hebben, tot een hernieuwd Oranjeplan in het handbal. Kansen liggen er ook in vechtsporten als taekwondo en boksen, zo blijkt. Onder allochtone Nederlanders is taekwondo razend populair, hetzelfde geldt voor boksen onder vrouwen. De kunst is nu om die op het oog onorthodoxe groepen op een goede manier te bereiken. Ook daarvoor zijn vernieuwende ideeën nodig en moet er buiten de gebaande paden gedacht worden. Lukt dat, dan gloren over zes jaar medailles in Rio de Janeiro. Op Rio richten zich bovendien ook rugby en golf, die dan tot het olympisch programma toetreden. Om zelf een reële kans te maken in 2028 de Spelen te mogen organiseren, is behalve een goede infrastructuur, brede steun van sportbonden en maatschappij ook een groot reservoir sporttalenten nodig. Oud-roeier Henk-Jan Zwolle – ook al een gouden icoon van 1996 – ontwikkelde daarvoor een methode om bij jonge kinderen te testen voor welke sport zij qua fysieke aanleg het best geschikt zijn. Omstreden wellicht, revolutionair en baanbrekend zeker. En dat is wat Sportland Nederland nodig heeft.
inhoud thema Het gouden volleybalteam uit Atlanta stelt dreamteam samen ����������������������������������������������������������������������26 Revolutionair: meten voor welke sport kind geschikt is ������������������������������������������������������������������������������������29 Over taekwondo en boksen en de toekomst van vechtsporten in Nederland ��������������������������������������������30 Oranjeplan: het Bankrasmodel van het handbal ������������������������������������������������������������������������������������������������ 33 Atlete Adrienne Herzog: “In Nederland kan ik me met niemand meten” ���������������������������������������������������� 34 Golfers en rugbyers dromen van Rio 2016 ������������������������������������������������������������������������������������������������������������36
nummer 2 - 2010
COACH
25
THEMA
NAAR debatOLYMPISCH NIVEAU
De voorbereiding op de Olympische Spelen van 2020 begint om en nabij 1 april van dit jaar. Dat is geen grap, maar bittere ernst. Dan hopen Ron Zwerver en Koos Klein de eerste trainingen te leiden van een ambitieus volleybalproject dat moet eindigen op het hoogste ereplatform. Een twintigtal jongens, jochies zou je willen zeggen als ze geen 1.95 meter of langer waren, heeft zich in beginsel bereid verklaard tot onvoorwaardelijke trouw aan de combinatie van studeren en presteren.
M
aar eerst moeten de talentvolle lijven zich leren aanpassen aan de keiharde wetten van de topsport. Om het wat oneerbiedig uit te drukken: de carrosserie moet perfect zijn voordat de motor kan worden geplaatst. Want dat was een van de lessen van het laatste decennium, waar het gaat om Nederlandse volleybaltalenten: ze zijn er in voldoende mate, alleen is het aantal braces en andere medische hulpmiddelen bijna even indrukwekkend als bijgaande sprong- en slagkracht. Met andere woorden: het fysieke fundament, vereist in deze sterk geëvalueerde teamsport, ontbreekt veelal voor een soepele aansluiting met de wereldtop.
Uitverkorenen
Je hoeft het driemanschap dat bij de mannen verantwoordelijk is voor succes geen recepten voor te schrijven dat succes garandeert. Ze hebben de afgelopen decennia zelf laten zien hoe je een droom
ik was en best trots waren.” Een levende legende probeerde vanuit een voor hem vreemde zetel uit te leggen wat precies de bedoeling was. Niet ‘een beetje kiezen’ op zestienjarige leeftijd, maar onvoorwaardelijke trouw zweren. En dan vooral niet denken dat het om een of ander lullig computerspelletje gaat dat meer winnaars kent dan verliezers. “De meesten roepen dat ze ‘natuurlijk’ goud willen, maar dan leg ik voor alle zekerheid toch nog maar even uit dat succes niet gegarandeerd is.”
Heimwee
Twintig jongens zullen straks in april, na het verstrijken van een bedenktijd, het ouderlijke nest verruilen voor een flat in de omgeving van de Amsterdamse Academie voor Lichamelijke Opvoeding op sportpark Ookmeer. Vaarwel Tuitjenhorn, Oosterbeek of welke plek dan ook in Nederland. Ron Zwerver: “Samen met Koos Klein, de andere trainer, heb ik in januari 5.500 kilo-
The survival of the fittest in optima forma
14.000 uren trainen voor olympisch goud kunt omzetten in goud. Bert Goedkoop, Peter Blangé en Ron Zwerver. Hun namen zullen ook over honderd jaar nog in één adem worden genoemd met de onvergetelijke olympische finale van Atlanta, 1996. Goedkoop, nu coördinator, in Amerika aanwezig als toeschouwer, was op zijn beurt een toonaangevend voorbeeld geweest voor de kampioenen van toen; Blangé en Zwerver. De uitverkoren jonkies van nu wisten nauwelijks wie de rijzige man was die thuis kwam praten over het project van 2020. “Ze keken hun ouders een beetje glazig aan”, vertelt Zwerver, “die wel wisten wie
Door: Kees Kooman
26
COACH
nummer 2 - 2010
meter kriskras door het land gereden. Diverse scouts hadden bij clubkampioenschappen naar potentiële kandidaten gezocht. Ze moesten minimaal 1.95 meter lang zijn en tegelijkertijd redelijk snel kunnen bewegen.” Grootste struikelblok tijdens de gesprekken bij de uitverkoren talenten? “De moeders zijn over het geheel genomen heel terughoudend. Plotseling dreigt hun oogappel, vaak de oudste, het huis te verlaten. Dat zou ooit gebeuren natuurlijk, maar voor de meeste ouders komt het afscheid plotseling heel nabij. Van het een op het andere moment zijn ze hun moedergevoel kwijt.”
FOTO: RONALD HOOGENDOORN
De liefhebbende moeders begrijpen waarschijnlijk ook beter wat het project in de praktijk betekent. Verplicht snel volwassen worden bijvoorbeeld. Want hoewel in Amsterdam ‘volleybalmoeders’ en geroutineerde studenten klaarstaan om eventuele aanloopproblemen te helpen oplossen, sta je als piepjonge provinciaal plotseling op eigen benen. “Je moet het niet alleen leuk vinden om sport en studie te combineren”, zegt Ron Zwerver, “maar denk eens aan zoiets heel menselijks als heimwee.” “Je zou de kinderen de kost moeten geven die niet weten hoe je de band moet plakken van je fiets. Ik heb ook wel eens meegemaakt dat een sporter er pas na een jaar achterkwam dat je waspoeder nodig had voordat je een wasmachine aanzette.” Dat soort alledaagse dingen. Ze maken onderdeel uit van de topsport van de toekomst in Nederland, waarbij de zogeheten Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s) in Heerenveen, Eindhoven, Amsterdam en Arnhem de ideale uitvalsbasis vormen voor een combinatie van sport, studie en wonen. Alle faciliteiten zoveel mogelijk binnen vijf minuten te bereiken, per fiets welteverstaan.
NVS
Iedere ochtend half acht klinkt het klokje van gehoorzaamheid ten behoeve van
Peter Blangé en Ron Zwerver vieren de overwinning op Italië. De ploeg van Joop Alberda haalde in 1996 goud op de Olympische Spelen in Atlanta.
“De wetten van de topsport worden bepaald door de concurrentie” [Zwerver] de krachttraining, fysieke training zegt Zwerver. Daarna studie (in samenwerking met diverse scholen in Amsterdam) en van vier tot zeven de eredienst in het teken van de bal. “Maar die uren kunnen individueel sterk verschillen”, benadrukt de olympisch kampioen van Atlanta. Voorop moet het sterker worden van het jonge lijf staan. Het is, met alle respect, een van de lessen van de Nederlandse Volleybal School (NVS); de kweekvijver van pakweg het laatste decennium. “Sommige jongens wilden meer uren maken. Wat gebeurde? Ze trainden bij de club mee bij heren 5, heren 2 en soms ook nog heren 1. Op één dag deden ze drie keer exact hetzelfde: warming-up en partijtje. Driehonderd keer de te broze beentjes van de vloer, onontwikkelde spieren.” Met alle rampzalige gevolgen van dien. Het is simpel, zegt Zwerver: “Je moet eerst leren trainen om ooit, wie weet, te kunnen winnen. Er is grofweg 10.000 uur voor nodig, voordat je de wereldtop met kans van slagen tegemoet kunt treden. En nog eens 4.000 uur om zicht te hebben op een olympisch platform.”
Drie van de geselecteerde jongens hadden nog nooit van de NVS gehoord. Prachtig om te weten dat ze er zijn: talenten bijna letterlijk uit de klei getrokken om misschien in 2020 of 2024 te doen wat een van hun leermeesters in 1996 deed. Ze moeten weten dat het Amsterdamse project zal uitmonden in een afvalrace. The survival of the fittest in optima forma. “Deze aanpak is voor ons ook onbekend terrein”, zegt Ron Zwerver, “eerst belastbaar leren trainen, dan presteren en vervolgens pas leren winnen. Maar met onze begeleiding beschikken we over geweldige expertise. Ik vind het een fantastisch project.” De nationale competitie staat buitenspel, in tegenstelling tot oefenwedstrijden en nog belangrijker: internationale toernooien. “Minimaal drie per jaar. Dat hebben we vooraf bedongen bij de bond. Wij maken de wetten van de topsport niet. Die worden bepaald door de concurrentie. Laat deze jongens dat maar aan den lijve ondervinden.” nummer 2 - 2010
COACH
27
“Ik ging vaak met Egbert mee. Dan kookte ik voor de hele schaatsploeg.” Guusje van ’t Oever, schaatsliefhebber van het eerste uur
“Zestien jaar was ik, toen ik verkering kreeg met Egbert. In de jaren vijftig had je nog geen ijsbanen in Nederland, dus zat hij in de winter veel in het buitenland. Als hij dan zo lang weg was, dacht ik heus wel eens: jeetje, waar ben ik aan begonnen? Maar daar wen je aan, tot je er geen erg meer in hebt. Ik vond het gewoon fijn als hij het naar zijn zin had. En ik vond het schaatsen en de mensen die erbij horen ook leuk. Toen de kinderen uit huis gingen, ging ik vaak met Egbert mee. Dan kookte ik altijd voor de ploeg in deze caravan. En dat heb ik met heel veel plezier gedaan.
Toen Egbert acht jaar geleden stierf, wist ik zeker dat het over zou zijn. Mannetje weg, alles weg, dat dacht ik. Ik sta er dus van te kijken dat ik altijd overal nog bij ben. Als ik de Egbert van ’t Oever-aanmoedigingsprijs heb uitgereikt, ben ik de dagen erna van streek. Dat ze hem zó herdenken, ook met dat standbeeldje en die straatnaam... dat doet me echt heel veel. En dat ze mij er nog bij halen; ik ben toch Egbert niet? Nog altijd heb ik contact met Ab Krook, Martin Hersman, Colette Zee en de mensen van AEGON.
Ons doel is altijd geweest schaatsers helpen hun droom te verwezenlijken. 25 jaar lang hebben wij als hoofdsponsor van de KNSB daarbij lief en leed gedeeld. Met de schaatsers, de fans en alle anderen die zich inzetten voor deze prachtige sport. U ziet ons in de toekomst dan ook zeker terug. Niet op de pakken en de mutsen. Maar genietend, op de tribunes.
Eerlijk over een kwart eeuw schaatsen. www.aegon.nl/schaatsen
En Marianne Timmer is een echte vriendin geworden. Van Yvonne van Gennip kreeg ik een trouwkaartje, bij Christine Aaftink ben ik op kraambezoek geweest en als ik ergens langs de baan sta, komen alle schaatsers nog altijd even naar me toe. Ik ben nu 79 jaar en Egbert is weg, maar het schaatsen is gebleven. Ik hoop wel dat de Egbert van ’t Oever-aanmoedigingsprijs blijft bestaan als AEGON en ik er niet meer zijn. Dat heeft hij verdiend.”
Revolutionair: meten voor welke sport een kind geschikt is Oud-roeier Henk-Jan Zwolle meet op het Kind en Ouder Sport Advies Centrum van de VU voor welke sport jonge kinderen geschikt zijn.
M
et een treffend voorbeeld geeft Henk-Jan Zwolle aan waarom het op jonge leeftijd meten in welke sport een kind later goed zal zijn, van waarde kan zijn. “In Oostenrijk was er een talentvolle jongen die heel graag voetbalkeeper wilde worden. Hij had er bijna alle goede eigenschappen voor. De jongen had een goed reactievermogen en hij was snel en explosief. Op één vlak blonk hij echter niet uit, later zou hij niet groter worden dan één meter vijftig. Ik zeg je, dan ga je niet presteren in een voetbaldoel. Maar wel in een ijshockeydoel. Uiteindelijk is hij een van de beste ijshockeykeepers van zijn land geworden.”
Flevoland
Een dergelijke meetmethode past Zwolle nu toe op kinderen voor het Kind en Ouder Sport Advies Centrum (KOSAC) op het sportcentrum van de Amsterdamse VU. Zwolle meet conditie, kracht, uithoudingsvermogen en coördinatie van kinderen. Met de uitkomsten daarvan maakt hij een profiel dat wordt vergeleken met het profiel van een sport. Met basketbal bijvoorbeeld. Daar moet je lang, snel, krachtig en conditioneel sterk voor zijn. Zelf begon Zwolle vroeger zomaar met roeien. Gewoon, omdat een buurmeisje dat ook deed. Toevallig was er in de buurt een roeivereniging. Later won hij goud op de Olympische Spelen. Het was puur toeval dat Zwolle is gaan roeien, maar met de meetmethode zou hij door zijn perfecte lengte en grote longinhoud geschikt zijn geacht voor de sport. De voormalige topsporter paste zijn meetmethode begin jaren negentig voor het eerst toe voor het Olympisch Steunpunt Flevoland. Daar waren toen alle faciliteiten voorhanden voor topsporters. Er was één probleem: in
Door: Nik Kok
Foto’s: Sportcentrum VU
Zeg ‘kinderen en meetmethoden’ en de naam van de DDR valt Flevoland waren destijds geen topsporters. Zwolle zorgde ermee voor een kleine revolutie. Hij zegt nu: “Sport en wetenschap gingen niet hand in hand. Het moest allemaal wel gezellig blijven.”
2028
In de loop der jaren, Zwolle ontwikkelde zijn meetmethoden ondertussen, zag hij Nederland veranderen in een land dat is gaan houden van topsport. “Nederland ging beseffen dat het niet erg is om de beste te zijn. Mensen zijn op zoek naar voorbeelden. Op tv is elke avond een talentenjacht te zien. Het is ook niet erg meer als mensen veel tijd aan sport besteden. Tegen mij zeiden ze vroeger: ‘Zou je niet eens iets nuttigs doen in plaats van al dat trainen?’ Nu wordt erkend dat je veel moet investeren om een kans te maken.” Er zijn wel nog steeds twijfels. Zeg ‘kinderen en meetmethoden’ en de naam van de DDR valt. Het communis-
tische regime drilde sporters tot goede sportprestaties. Zwolle zegt: “Niet alles was slecht wat ze daar toen deden. Ze wilden snel goed worden en kozen daardoor voor bepaalde sporten. Inzetten op de sporten waar je de meeste kans op medailles hebt. Nederland zou zich kunnen concentreren op basketbal, tennis en volleybal. Daar kunnen we in uitblinken.” De meetmethoden dienen uiteindelijk een hoger doel: het Olympisch Plan. Straks in 2028 wil Nederland wellicht de Olympische Spelen gaan organiseren en daarvoor is veel nodig. Een goede infrastructuur bijvoorbeeld en steun van alle sportbonden maar ook een groot reservoir sporttalenten. Zwolle: “Wij lopen nog steeds achter bij de echte sportlanden. Daar wordt ook gemeten bij kinderen. Met deze meetmethoden kunnen we tot de beste tien sportlanden ter wereld behoren en uiteindelijk die Spelen binnenhalen.”
De kinderen worden getest op conditie, kracht, uithoudingsvermogen en coördinatie.
nummer 2 - 2010
COACH
29
THEMA
NAAR debatOLYMPISCH NIVEAU
De toekomst van vechtsport in Nederland “Meer taekwondoka’s graag” Voor het juiste begrip benadrukt Germen van Heuveln dat taekwondo, met zo’n 140 landen die zich inschrijven voor internationale toernooien zoals de Olympische Spelen, een sport is van wereldformaat. Een sport met acht verschillende gewichtsklassen, waarvan er sinds 2000 vier een olympische status hebben. Omdat de concurrentie zo groot is, mag ieder land bij de Spelen maximaal twee mannen en twee vrouwen inschrijven. Bij het WK in 2007 in Peking haalde Nederland nog drie medailles, een jaar later op de Spelen in diezelfde stad greep de Nederlander Dennis Bekkers net naast olympisch eremetaal. Waar staat Nederland anno 2010, internationaal? “Bij de afgelopen Olympische Spelen en het WK van vorig jaar haalden we geen medailles. Maar we zaten er wel dichtbij. We hebben in Nederland nu vier wereldtoppers. Maar internationaal zijn de verschillen zo ontzettend klein, dat het kwartje voor hen ook wel eens de verkeerde kant op valt. Bij de vrouwen en bij de lichtere gewichtsklassen bij de mannen missen we de aansluiting met de wereldtop. Het grote verschil met toplanden als Zuid-Korea, Spanje, Iran en Turkije is het grotere aantal sterke spelers dat zij, in alle gewichtsklassen, hebben.” Wat zijn de verschillen tussen Nederland en de landen die in alle gewichtsklassen wereldtoppers hebben? “Allereerst is onze topsportselectie, die dagelijks door de Koreaanse bondscoach Soung wordt getraind op Papendal, te smal [elf mannen en vrouwen, van 18 tot 31 jaar, SL]. In tegenstelling tot de toplanden moeten wij naar het buitenland om tegen kwalitatief sterke atleten te kunnen trainen. Ten tweede is er aanzienlijk niveauverschil tussen junioren en senioren. Het kost flink wat jaren om vanuit de juniorenfase (de juniorenselectie tot en met zeventien jaar traint wekelijks op
30
COACH
nummer 2 - 2010
Papendal) door te stromen en een succesvolle seniorensporter te worden.” Wat wordt er gedaan om de topsportselectie uit te breiden en de overstap van junioren naar senioren te stroomlijnen? “We proberen talentvolle junioren te stimuleren de stap naar het fulltime programma zo snel mogelijk te maken. Dat is een offer, zo blijkt, dat niet voor iedereen even makkelijk en vanzelfsprekend te maken is. We zijn daarom op zoek naar talenten die bereid zijn in zichzelf te investeren en de ambitie hebben om zich ‘het vak van topsporter’ eigen te maken. Daarnaast zijn we bezig met het inrichten van regionale talentcentra, zodat we het niveau van de jonge taekwondoka’s kunnen verhogen en het niveauverschil tussen de topsportselectie en dat wat erachter zit, kleiner wordt.”
Wat moet er verder gebeuren wil Nederland structureel in alle gewichtsklassen wereldtoppers hebben? “Het fulltime programma moet uitgebreid worden met kwalitatief goede, ambitieuze atleten. Meer concurrentie betekent een hoger niveau. Een fulltime assistentbondscoach, die zich vooral richt op de instroom van talenten in de topsportselectie, is daarbij een vereiste. Om de instroom van goede spelers te vergroten, moet het niveau van de jeugd omhoog. Met de komst van de regionale talentcentra wordt, wat dit betreft, een goede stap gemaakt. Maar ik denk ook dat we als sport in de breedte [nu heeft de taekwondobond zo’n tienduizend leden, SL] nog verder kunnen en moeten groeien. Vooral de aantrekkingskracht van onze sport op allochtone Nederlanders kan nog beter worden benut.”
“De stap naar het fulltime programma blijkt voor talentvolle junioren een offer” [Van Heuveln]
In de discussie over de Nederlandse ambitie om internationaal tot de tien best sportende landen van de wereld te horen, wordt dikwijls voorbijgegaan aan de potentie van ‘kleine’ sporten, zoals taekwondo en boksen. Germen van Heuveln, topsportcoördinator van de taekwondobond en zijn collega Stan
van den Driessche van de boksbond, vertellen wat er nu gedaan wordt om de vechtsport in Nederland naar een hoger plan te tillen.
Door: Sjoerd Litjens
“Damesboksen neemt een vlucht” In 1992 oogstte Nederland in Barcelona voor het laatst olympisch bokssucces. Orhan Delibas˛ haalde zilver en Arnold Vanderlyde won een bronzen medaille. Topsportcoördinator van de boksbond, Stan van den Driessche, zag met lede ogen toe dat sindsdien geen enkele Nederlandse bokser zich voor het vierjaarlijkse toernooi wist te kwalificeren, terwijl er tegenwoordig in maar liefst elf gewichtscategorieën wordt gebokst door de heren. Met ingang van de Spelen van 2012 in Londen wordt er één categorie bij de heren geschrapt ten behoeve van de vrouwen die in drie gewichtsklassen hun olympisch debuut maken. Waar staat het Nederlandse boksen anno 2010? “We zijn een bescheiden bond met een kleine drieduizend leden, waarvan er ongeveer zeshonderd op wedstrijdniveau boksen. We zijn een bond met een minimum aan financiële middelen, die bouwt op een maximum aan goodwill van vrijwilligers. Maar we zijn ook een bond die zich nu langzaamaan ontwikkelt tot een professionele organisatie. De afgelopen jaren heeft er een bestuurswisseling plaatsgevonden. Dat nieuwe bestuur zorgt er met tal van initiatieven voor dat de bokssport na vele jaren stilstand weer vooruit gaat.” Op welke initiatieven doelt u? “We hebben in kaart gebracht waarom we sinds de successen in de jaren negentig achterop zijn geraakt. Al snel bleek dat door een gebrek aan structuur in de opleiding de overgang tussen de verschillende leeftijdscategorieën groter werd, waardoor de noodzakelijke doorstroming van jong talent stokte. We zijn een tienjarenplan (het Long Term Athlete Development-model) gaan toepassen, te beginnen bij de jongste groep (de elfjarigen) om weer een goede doorstroming te garanderen. Daarnaast zijn we meer wedstrijden gaan organiseren. Een bokser in ontwikkeling moet afhankelijk van zijn of haar leeftijdsgroep tien tot
twintig wedstrijden per jaar boksen, wil de trainingsontwikkeling meetbaar zijn. Tot slot werken we met de hoofdcoaches van de verschillende leeftijdscategorieën aan verbetering van de kwaliteit, de omvang en de intensiteit van de trainingen.” En de Nederlandse wedstrijdboksers, wat wordt er voor hen gedaan? “Als bond doen we op dit moment financieel niet zoveel. Maar een heel belangrijke ontwikkeling voor de beste en tevens oudste groep, de Elite, is deelname aan de Duitse Bundesliga. Deze competitie is het afgelopen jaar opengesteld voor meer teams uit de Duitsland omringende landen. Dat betekent dat er Deense, Poolse, maar ook een Nederlands team – de ‘Windmills’ – aan die competitie zijn toegevoegd. Zo kunnen onze beste boksers zich met regelmaat en op hoog niveau meten met sterke tegenstanders.” Betekent dit ook dat we straks in Londen, na twintig jaar afwezigheid, weer een bokser kunnen afvaardigen namens Nederland? “We gaan er nu vanuit dat we in Londen één of twee boksers in de ring kunnen hebben. Maar eigenlijk kijken we al verder. Genoemde initiatieven moeten ervoor zorgen dat we vanaf 2015 internationaal weer meedoen om de medailles. Tegen die tijd moeten de opleiding en de structuur
“Door tal van initiatieven gaat de bokssport na vele jaren stilstand weer vooruit” [Van den Driessche]
die we nu neerzetten hebben geleid tot een brede, sterke selectie. Het zou mooi zijn als we in 2016 op de Spelen in Rio kunnen oogsten.” Wordt er met het oog op de olympische status van het damesboksen ook iets gedaan om die doelgroep aan het boksen te krijgen? “De Nederlandse Boksbond wil het EK dames in 2011 naar Nederland halen. Momenteel hebben we één, mogelijk twee, dames die aan het EK deelnemen. Ook zijn er plannen om rondom deze twee vrouwen een team te formeren waarmee naar dit EK wordt toegewerkt. Daarnaast neemt het recreatieboksen voor dames een geweldige vlucht. Hoe dat komt? Het uitvoeren van de boksbewegingen is een dusdanig goed middel voor gewichtscontrole, fitheid en lenigheid, dat veel verenigingen uitpuilen met dames.” nummer 2 - 2010
COACH
31
Het idee is dat je ook de coaches kunt volgen op rabosport.nl Erik Dekker is ooit klein begonnen. Als je dat realiseert, dan begrijp je waarom Rabobank niet alleen de top sponsort. Een sport ontwikkelt zich pas echt als je deze in de volle breedte steunt. Alle liefhebbers van de wielersport moeten hun sport optimaal kunnen beleven. Of je nu een topper bent of niet.
Samen de hele sport verder brengen. Rabobank. Een bank met ideeĂŤn.
www.rabosport.nl
Nieuwe missie handbalsters: “Ideaal is anders”
foto: pro Shots
Henk Groener (49), bondscoach van de nationale handbalvrouwen, gaf afgelopen jaar de aanzet tot wat werd gedoopt tot het Oranjeplan. Deze naar het Bankrasmodel gevormde trainingsformule zou er voor zorgen dat Nederland in 2012 internationaal meedoet om de prijzen. Groeners ambitieuze plan werd onderweg ingehaald en aangepast vanwege Door: Sjoerd Litjens geldgebrek.
Henk Groener eind vorig jaar met ‘zijn’ meiden tijdens de wedstrijd tegen Macedonië.
Wat was het plan? “We hebben met het dameshandbalteam de ambitie om in 2012, met de Olympische Spelen in Londen en het Europees kampioenschap in eigen land, mee te spelen om de medailles. Daartoe moeten we een goed functionerende mix maken van jonge, op de HandbalAcademie opgeleide talenten en de in Nederland en in het buitenland spelende toppers. Mijn idee was dat, wilden we hierin slagen, er met ingang van september 2010 – en niet zoals gepland per 1 september 2011, een fulltime programma moest komen opdat de speelsters als team en als individu richting 2012 maximale progressie konden maken.”
“Op korte termijn is het Oranjeplan financieel niet haalbaar”
Waarom is dit volgens u hét recept voor succes voor het Nederlandse dameshandbal? “De Nederlandse competitie is niet van internationaal topniveau. Goede speelsters op zoek naar uitdaging en geld verkassen naar het buitenland waar het niveau hoger is. Maar daar worden ze, de echte toppers uitgezonderd, niet altijd beter van. Daarnaast hebben we een groep talentvolle jonge meiden van 19, 20, 21 jaar, speelsters van de HandbalAcademie, die klaar zijn voor de volgende stap. Resumé: wil de huidige lichting talentvolle Nederlandse handbalmeiden internationaal top worden en prijzen winnen, dan moeten ze heel goed worden begeleid. Niet alleen om handbaltechnisch te verbeteren, maar vooral ook om mentaal harder te worden. Met het geschetste plan kunnen wij als bond die begeleiding bieden.”
nummer 2 - 2010
In 1997 deed toenmalig bondscoach Bert Bouwer onder de noemer ‘Meiden met een missie’ iets soortgelijks. Wat is het verschil? “Het project ‘Meiden met een missie’ is deels door haar eigen succes ingehaald. Bert startte destijds met een relatief kleine groep en toen na twee jaar al van Noorwegen werd gewonnen, raakten buitenlandse clubs geïnteresseerd in zijn speelsters. Een aantal van hen stapte uit het project of overwoog dat, hetgeen uiteindelijk voor meer onrust dan succes zorgde. Een belangrijk verschil met toen is dat de oprichting van de HandbalAcademie in 2006 een waarborg is voor de aanvoer van goed opgeleide talenten, en daarmee voor de continuïteit van het plan.” Desondanks heeft de handbalbond na beraad met clubs en speelsters eind februari besloten dat een fulltime programma er per 1 september 2010 niet gaat komen. Waarom niet? “We zijn tot de conclusie gekomen dat ons plan op korte termijn financieel niet haalbaar is. Wel hebben we met de clubs afgesproken dat komend seizoen het competitieschema wordt aangepast zodat er meer ruimte voor centrale trainingen van nationale selecties (ook jeugd) komt. Voorts is duidelijk geworden dat een aantal jeugdige talenten van de HandbalAcademie de stap naar een sterke buitenlandse competitie zal maken. Dus op die twee manieren zal het niveau van individu en team beter worden. Uitgangspunt is nu dat we, mits de financiën rondkomen, per 1 september 2011 een fulltime programma starten.” Dat was al de bedoeling. Uw wens was juist om een jaar eerder met een fulltime programma te starten zodat in 2012 het verschil kon worden gemaakt. Hoe denkt u daar nu over? “Ideaal is anders. De realiteit is dat er geen Rockenfeller achter ons staat. Ondertussen doen clubs, bond en speelsters eensgezind het maximaal haalbare.”
COACH
33
THEMA
NAAR debatOLYMPISCH NIVEAU
Atlete Adrienne Herzog naar Spanje
“In Nederland kan ik me met niemand meten” FOTO: ANP PHOTO
Tijdens de laatste Sylvestercross in Soest won Adrienne Herzog voor de derde keer op rij. Ze liet de nummers 2 en 3 (Miranda Boonstra en Ilse Pol) ver achter zich.
Ruim een jaar geleden constateerde middenlangeafstandsloopster Adrienne Herzog (24) dat de ontwikkeling van haar talent stokte. Ze was nationaal meervoudig kampioene op de 1.500 meter en op de crosscountry, internationaal haakte ze op die disciplines met moeite aan bij de subtop. Wilde ze haar olympische podiumdromen in Londen waarmaken, dan moest ze buiten Nederland haar inspiratie zoeken. In Madrid, bij de 75-jarige succescoach Manolo Pascua, vond ze het topsportklimaat en de trainer die aan haar eisen voldeden. Door: Sjoerd Litjens
34
COACH
nummer 2 - 2010
Waarom verliet je in december 2008 Nederland? “Mijn verhuizing naar Spanje is het gevolg van een aantal omstandigheden. Maar het belangrijkste was dat ik niet zag welke coach of opleiding in Nederland me nog beter kon maken en me kon helpen bij het zetten van de laatste stap naar de absolute top. Bovendien trainde ik de laatste jaren in Apeldoorn vaak alleen, soms in kou en regen. Nu houd ik wel van een beetje afzien, maar echt stimulerend zijn zulke trainingsomstandigheden niet.”
Wat deed je besluiten om dat wat je miste in Madrid, in het nationaal trainingscentrum voor Spaanse atleten, te zoeken? “Ik ben een keer gaan kijken bij de bondstraining van drie bevriende atleten. Dat was gelijk zó inspirerend. Alles ademde er professionaliteit en topsport. Tientallen topatleten leven daar 24 uur per dag voor hun sport. Ook werd gelijk duidelijk dat de kwaliteit van de trainingen er heel erg hoog is. Dat had en heeft vooral met ervaring te maken. Manolo Pascua, de man
die mij begeleidt, heeft weet ik hoeveel toppers zien falen en winnen. Hij weet als geen ander wat werkt en wat niet.”
Dat klinkt indirect als een diskwalificatie van de coaches met wie je in Nederland hebt gewerkt. “Nee, nee. Dat is het zeker niet. Zij hebben me stuk voor stuk – en zeker ook Eddie Kiemel, mijn vorige trainer – geweldig op weg geholpen. Ze hebben me stap voor stap beter gemaakt. Daar ben ik ze heel dankbaar voor. Maar het ontbreekt de middenlangeafstandscoaches in Nederland simpelweg aan de ervaring om de laatste stap naar de top goed te kunnen begeleiden.” Met de winst van brons op het EK veldloop afgelopen december plukte je de eerste vruchten van je Madrileense scholing. Wat zijn trainingstechnisch de belangrijkste verschillen tussen Nederland en Spanje? “In Nederland lag de nadruk op het trainen van mijn duurvermogen. Toen ik hier kwam, was ik conditioneel op niveau, maar
“Het ontbreekt de Nederlandse middenlangeafstandscoaches aan de ervaring om de laatste stap naar de top goed te kunnen begeleiden”
mijn looptechniek en kracht waren ondermaats. En dát is waar ze hier de nadruk op leggen. Er is hier zoveel kennis over techniek en kracht en de complexe afstemming ertussen. Als je niet genoeg kracht hebt, kun je niet de juiste techniek vasthouden. Zonder de juiste techniek verlies je heel veel kracht. In de trainingen hier staat het finetunen van kracht en techniek op de gewenste wedstrijdsnelheid centraal.” Wat zijn bijvoorbeeld de verschillen qua trainingsfaciliteiten? “Die zijn niet eens zo groot. In Nederland, zeker op Papendal, zijn de faciliteiten prima. Het enige verschil is dat we hier wat makkelijker heuvelloop-
jes kunnen doen en veel op gras trainen, dat laatste is met het oog op blessures prettig. Maar belangrijker is het verschil in topsportklimaat. Op Papendal kan ik me trainingstechnisch met niemand meten. Hier in Madrid train ik ’s ochtends, ik slaap ’s middags, ik train ’s avonds en daarna ga ik weer eten en naar bed. Dat klinkt misschien saai, maar ik ben niet de enige die dat doet. Ik werk hier dagelijks met een groep van een man of tien, allemaal topatleten die het allerhoogste nastreven en fulltime met sport bezig zijn. Iedereen stimuleert en waardeert elkaar. Dat maakt mij gelukkig. Als ik hier uitspreek dat ik olympisch kampioen wil worden, vinden mensen dat
vooral geweldig. In Nederland moeten de mensen eerst zien voor ze geloven.” Wat moet er in Nederland veranderen, wil het voor toekomstige talentvolle atleten die het allerhoogste nastreven de moeite lonen om in eigen land te blijven? “Er moet een topsportklimaat komen, een omgeving waarbinnen atleten zich fulltime en honderd procent gefocust, begeleid door de allerbeste trainers, kunnen scholen. Als je een klimaat kunt creëren waar een grote groep talentvolle atleten dagelijks met plezier keihard kan werken aan verbetering, dan komt succes vanzelf.”
”Papendal wordt een ’Harvard’ voor atleten” FOTO: ERIK VAN LEEUWEN – WWW.ERKI.NL
Peter Verlooy, technisch directeur van de Nederlandse Atletiekunie, over het topsportbeleid van zijn bond: “De atletiek unie heeft er met ingang van 2006 voor gekozen om de topsportprogramma’s te centraliseren. Dit betekent dat we de beste sporters, de beste coaches en de beste faciliteiten bij elkaar brengen. Topatletiek is, zo blijkt ook in de andere succesvolle atletieklanden, een fulltime beroep. Niet alleen voor de atleten maar zeker ook voor de coaches. We ambiëren met dit topsportbeleid op Papendal een soort ‘Harvard’ te creëren. Een keuze die haaks staat op het – incidenteel succesvolle – oude model in de Nederlandse atletiek waar topsport het eigendom was van de clubs en privé-initiatieven. Op het olympische trainingscentrum beschikken we over alle noodzakelijke voorzieningen, zoals een indoorhal, een hightech krachtcentrum, een goede trainingsbaan, een hoogtekamer alsook (para)medische faciliteiten. Via NOC*NSF kunnen we gebruikmaken van mentale- en voedingsbegeleiding. Ook huisvesting op of rond Papendal is gerealiseerd. Op dit moment lopen er zo’n zeventig atleten in de programma’s. In 2012 is naar verwachting een nieuwe multifunctionele indoor trainingsaccommodatie beschikbaar, waarin naast een trainingshal ook aparte trainingsruimtes voor hoogspringen, discuswerpen en polsstokhoogspringen worden ondergebracht. Bovendien hebben we ervoor gekozen om te focussen. We leggen ons toe op díe atletiekonderdelen waarin we een redelijke kans hebben ons te kunnen meten met de wereldtop en waarin we ook een zekere cultuur en bewezen expertise hebben. We hebben fulltime programma’s (twee keer per dag trainen) voor toppers en talenten voor hordelopen, meerkamp, middenafstand, kogelstoten, discuswerpen en polsstokhoogspringen. Een groot deel van de nationale toppers maakt gebruik van deze faciliteiten onder wie Rutger Smith, Erik Cadée, Melissa Boekelman, Gregory Sedoc, Marcel van der Westen, Jolanda Keizer, Karin Ruckstuhl en Yvonne Wisse. Daarnaast hebben we nog talentprogramma’s voor sprint, meerkamp en middenafstand waarbij topsport en onderwijs goed hand in hand gaan en onderzoeken we de mogelijkheid om voor enkele andere onderdelen een begin te maken met fulltime programma’s. In Londen 2012 zijn we zo’n zes jaar onderweg met dit nieuwe beleid. Dan moeten we de eerste evaluatie maken en de aanpassingen aanbrengen die nodig zijn. Maar we hebben zeker nog meer tijd nodig om de echte vruchten te kunnen plukken. Dat ondertussen een aantal atleten, onder wie Bram Som (privéprogramma) en Adrienne Herzog (bondsprogramma Spanje) hun eigen route kiezen, is hun goed recht. De keuze van Herzog is ook begrijpelijk. De aanwezigheid van goede trainingspartners is in deze fase van haar ontwikkeling heel belangrijk; de hoge prestatiedichtheid op de midden- en lange afstand is in Spanje een gegeven. Dat niveau hebben we in Nederland nog niet. Maar we zijn heel goed op weg.”
nummer 2 - 2010
COACH
35
THEMA
NAAR debatOLYMPISCH NIVEAU
Golfers en rugbyers dromen van Rio 2016 Sinds eind vorig jaar is bekend dat golf en rugby in ieder geval voor de Spelen van 2016 en 2020 aan het programma worden toegevoegd. Hoe werken de vers toegetreden leden van de olympische familie toe naar het vereiste niveau?
A
ls het om medaillekansen gaat, of zelfs maar om het vooruitzicht überhaupt mee te mogen doen, had het IOC vorig jaar oktober vanuit het Nederlandse oogpunt beter voor twee van de andere kandidaatsporten kunnen kiezen, honkbal en squash bijvoorbeeld. Want zowel in golf als rugby zijn we in de internationale top nergens te bekennen, en lijken vooruitzichten op beterschap ook niet direct aanwezig. Toch zijn de verantwoordelijken met het oog op Rio 2016 niet somber. “Ik denk dat we straks met twee vrouwen en minimaal één man meedoen”, voorspelt Jeroen Stevens, de directeur van de Nederlandse Golf Federatie (NGF). “We hopen dat er drie landen uit Europa tot het olympisch toernooi worden toegelaten. En onze vrouwenploeg eindigde bij het laatste EK als derde”, rekent Krijn de Schutter, manager technische zaken van de Nederlandse Rugby Bond (NRB), voor. Ter verduidelijking: het gaat bij de Olympische Spelen om de vlotte variant van het klassieke rugby, Sevens, met korte wedstrijden met teams van zeven spelers.
CTO’s
Het is ook niet zo dat de NFG en NRB pas nu zijn begonnen de zaken serieus aan te pakken. De projecten om talenten op te leiden en te begeleiden, zijn bij beide organisaties al jaren geleden opgestart. De golfers hebben onder meer hun Golf Team Holland, dat startende profs ondersteunt; de rugbyers hebben twee, en binnenkort drie academies voor de
Door: Hans Klippus
36
COACH
nummer 2 - 2010
beste jeugdspelers. Daar – en niet bij de nationale seniorenteams – zitten de enige fulltime coaches binnen de kleine bond (negenduizend leden). Het olympisch perspectief zorgt daarbij wel voor een stroomversnelling. Golfdirecteur Stevens noemt het toetreden van zijn sport tot de Spelen ‘een geschenk uit de hemel’. “Het verplicht de golfwereld nóg nadrukkelijker keuzes te maken.” Zo is het de bedoeling om straks niet alleen de talenten, maar ook golfers in het professionele circuit een intensieve begeleiding in de vorm van een coach aan te bieden. Stevens: “De situatie is nu dat bij de amateurs de beste golfers een coach hebben, maar als ze pro worden, niet meer. Dat klinkt vreemd. Het komt omdat ze als professional een zelfstandige onderneming zijn en vaak het geld niet hebben om een coach te bekostigen. Daar willen wij ze bij helpen.” De rugbyers wilden op den duur al aansluiting bij één van de door NOC*NSF opgezette vier CTO’s, maar bekijken of dat niet eerder kan dan aanvankelijk de bedoeling was.
Oltmans
Sinds bekend is dat hun sport tot de Spelen zal toetreden, voeren NFG en NRB ‘olympische’ gesprekken met NOC*NSF. Dat contact is intensief. Er wordt gezocht naar het beste plan van aanpak dat er voor moet zorgen dat er in 2016 in Rio Nederlandse
Joost Luiten is een van de Nederlandse golftoppers die kans maken om bij de Spelen van 2016 aanwezig te zijn.
Al eerder olympisch
FOTO: PRO SHOTS
Golf en rugby waren beide al eerder een olympische sport. Golf stond in 1900 en 1904 op het programma, de eerste keer alleen voor mannen, de tweede keer ook voor vrouwen. De drie gouden olympische medailles die tot nu toe zijn vergeven, werden alle gewonnen door Amerikaanse spelers. Op vier verschillende Spelen werd rugby gespeeld (1900, 1908, 1920 en 1924). Het betrof uiteraard nog de klassieke spelvorm met teams van vijftien spelers, en alleen een toernooi bij de mannen. Het goud werd respectievelijk gewonnen door Frankrijk, Australië en twee keer door de Verenigde Staten.
golfers en rugbyers meedoen. Voor beide bonden is voormalig hockeybondscoach Roelant Oltmans als prestatiemanager bij de sportkoepel de gesprekspartner. Hoewel de plannen nog lang niet vastomlijnd zijn, heeft NOC*NSF blijkbaar genoeg perspectief gezien om NFG en NRB al wat extra geld toe te bedelen. “Dan moet je niet denken aan grote bedragen”, stelt Oltmans. “Maar de golffederatie kan er bijvoorbeeld in de winter een aantal maanden in een warm oord een huis voor huren voor een aantal van haar talenten.” Oltmans onderkent dat Nederland in beide sporten ver van de internationale top is verwijderd. Er zijn echter kleine lichtpunten, zoals de rugbysters die bij de Sevens in ieder geval in de Europese top – bij lange na niet te vergelijken met de wereldtop – meedraaien. De mannen waren bij de laatste meting elfde van Europa en zijn wat deelname in Rio betreft absoluut kansloos. Voor de vrouwen wordt daarentegen serieus bekeken of er een soortgelijk traject kan worden opgestart als de waterpolosters bewandelden, met dagelijkse trainingen.
Bij het golf zegt Oltmans een lijstje van de NFG te hebben gekregen met zeventien golfers die gezien hun kwaliteiten en talent kans zouden kunnen maken op deelname aan de Spelen. “Ze moeten natuurlijk eerst wel zelf willen. Ik vind het getuigen van een zeer prettige ambitie als een golfer als Joost Luiten zegt dat hij de beste van de wereld wil worden. Nu moeten we zien hoe hij dat gaat aanpakken.”
Trainerscursus
Voor beide nieuwe sporten is door het IOC nog niet officieel vastgesteld hoe groot het deelnemersveld straks bij de Spelen zal zijn. Voor de hand ligt dat er bij het rugby twaalf mannen- en vrouwenteams worden toegelaten en bij het golf zestig mannen en vrouwen, met een maximum van twee per land. Dat laatste geeft NFG-directeur Stevens hoop. “We moeten toch in staat zijn om bij de beste dertig landen te behoren?” Zijn voorspelling van twee vrouwen en zeker één man aan de afslag in Rio is toch erg optimistisch. Stevens: “Maar ik heb ook wel eens geroepen dat Nederland
wereldkampioen bij de amateurs zou worden. ‘Je bent gek’, was toen de reactie. Maar in 2006 gebeurde het wel. We kunnen in dit land gewoon goed golfen.” Het enthousiasme bij de golfers en rugbyers op weg naar de Olympische Spelen is groot, stelt Oltmans vast. Daar hoort ook de bereidheid en zelfs de wens bij om te kijken of aspecten van andere takken van sporten kunnen worden gebruikt. “We moeten uit onze eigen wereld stappen”, typeert Stevens het. De NFG wil onder meer het niveau van de golfcoaches optrekken door, in samenwerking met NOC*NSF, een hoogwaardige trainerscursus op te zetten. De rugbyers denken op een ander vlak profijt van de collega’s te kunnen hebben. De Schutter spreekt over ‘zij-instromers’. Net zoals bij het bobsleeën zouden beoefenaars van andere sporten de overstap naar het rugby kunnen maken en onder meer op de Spelen van nut kunnen zijn. In sporten als atletiek, voetbal of hockey zou gezocht kunnen worden naar mensen die vooral snel zijn én niet bang. De Schutter: “De tackle is een fundamenteel onderdeel van het rugby. Lang niet iedereen zal dat prettig vinden en dus interesse hebben. Maar we denken ook niet aan acht of tien zij-instromers, maar misschien aan één of twee.’’
“Ik vind het getuigen van een zeer prettige ambitie als een golfer als Joost Luiten zegt dat hij de beste van de wereld wil worden” [Oltmans] nummer 2 - 2010
COACH
37
coach in de regio
Schaatstrainer Herman Nota
“Spreek je nooit uit over een jonge pupil” Herman Nota (58) geeft al 28 jaar schaatstraining op de kunstijsbaan van Haarlem. Soms maakt hij een uitstapje naar een olympisch oord, om op afstand een pupil als Bob de Jong te begeleiden.
COACH
Bartje Schouten Hij deed de trainerscursus in 1979. Op de baan van Haarlem, hij was naar het westen verhuisd voor een baan bij de KLM, zag hij op een afstandje Yvonne van Gennip trainen. In 1982 ging hij zelf aan de slag, bij de IJsclub Haarlem. In 1986 volgde hij Piet Schipper op als trainer van de gewestelijke baanselectie, een begrip in schaatsland. “Mijn eerste pupil die echt iets ging betekenen was de man met de mooiste naam van het Nederlandse schaatsen: Fausto Armando de Oliveira Marreiros. Hij werd later een crack bij de marathonschaatsers.” Nota ontwikkelde door de jaren een scherp oog voor talent. “Je ziet hoe ze zich in de wedstrijd presteren. Je ontwaart karakter. Dat gecombineerd met aardig wat talent kan dan tot een topschaatser leiden.” “Mijn eigen adagium is: spreek je nooit uit over een jonge pupil. Zeg nooit dat ze een topper gaan worden. Gaan ze vanzelf wel ontdekken. Houd ze met de beide benen aan de grond.”
“Karakter gecombineerd met aardig wat talent kan dan tot een topschaatser leiden”
Door: John Volkers
38
H
ij was zelf een laatbloeier. Herman Nota ging pas op zijn 22ste schaatsen. Het was uiteindelijk onvermijdelijk, want Nota, uit Wymbritseradiel, is een Fries. En Friezen hebben het schaatsen in de genen, zeker de Doopers, de familie van moeders kant. “Ik was lid van de IJsclub Franeker. Ik was van de lichting Jillert Anema, nog steeds geen spat veranderd als coach van BAM. Onze trainer was Willem Visser. We deden trainingskampen in Inzell. Onze thuisbaan was het toen nog niet overdekte Thialf. Ik was een goede clubschaatser. Maar ik ontdekte toen al dat ik andere jongens aanwijzingen kon geven. Dat lukte wonderwel.” Nota, hoogopgeleid in de elektrotechniek, zegt de analytische gave te bezitten om de ‘ingewikkelde schaatsbeweging’ te doorgronden. “Het is een onnatuurlijke beweging. Er wordt een zijwaartse afzet gevraagd, terwijl je de neiging hebt naar achteren af te zetten.” Dan trots: “Ik leerde het laatst een neefje van mij in minder dan een uur.”
nummer 2 - 2010
FOTO: HEDMAN BIJLSMA
de ploeg. “Ik geloof in het effect van de groepsdynamiek. Daar kun je niet zonder. Op de baan leer je door samen te doen.”
Herman Nota coachte op het AKT van afgelopen december Bob de Jong naar Vancouver.
Hij komt met het voorbeeld van Bartje Schouten, een junior die hij in Haarlem onder zijn hoede had en die later zou uitgroeien tot de trainer Bart Schouten die de Amerikaanse en Duitse kernploeg onder zijn hoede had. “Die Bart Schouten droomde van een schaatscarrière. Die heb ik persoonlijk aan diggelen geschopt. Nadat ik had gezegd dat hij nooit het niveau van goede clubrijder zou ontstijgen, verdween hij als B-junior direct uit het schaatsen.” “Zijn moeder vertelde later dat mijn uitspraken een enorme impact op hem hadden gehad. Maar ik had er geen spijt van. Zijn droom was irrationeel, onhaalbaar. Na een training nam ik hem apart en ik vroeg hem: Wat denk je ervan? Kun je dit wel? Non-verbaal liet ik hem voelen: je droom is te hoog gegrepen.” Twaalf slagen Het waren de jaren dat Herman Nota zich begon te ontwikkelen als schaatstrainer. Hij werkte met een sprintploeg, uit het zuidwesten. Hij had geld van een particulier die een baanploeg sponsorde. Hij had Egbert van ’t Oever, de coach van Yvonne van Gennip, die hem hielp belangrijke zaken op de rails
te zetten. “Mijn model van toen bestond eruit om een meerkoppige staf op te zetten, om met die staf op een bepaalde manier naar schaatsen te kijken. We hadden een redelijke overeenstemming in onze visie. We wisselden van positie, we ruilden van rol.” Zo kreeg Nota de vijftienjarige Bob de Jong onder zijn hoede. Het joch was mee naar de MEV-Pokal in München en Nota ontfermde zich over hem. “Ik zei dat mannetje dat hij twaalf slagen op het rechte eind moest maken. Zegt hij: Moeten we dan tellen? Ja, dat moet, zei ik. Enfin hij rijdt met twaalf slagen op het rechte eind twee dagen later naar een 3-kilometertijd van 4.39. De anderen zaten boven de 5 minuten. Daar is de Diesel van Leimuiden geboren. Bob toonde daar als C-junior dat-ie geschikt was voor het rondjes rijden.” De Jong werd drie jaar door Nota gekneed, tot de A-junior die in Finland wereldkampioen werd. Hij trainde in Haarlem met jongens als Hein-Jan Bocxe, Leon van Harten en Rien Smulders die later zijn beste vrienden werden en hem als gepassioneerd supporterscollectief steunden bij de Spelen van Vancouver. Ook Bjarne en Brigt Rykkje maakten deel uit van
nummer 2 - 2010
Trainersplatform Nota is in Haarlem weer een nieuw project gestart. “Ik ga er een trainersplatform oprichten. Ik wil dat kennis gedeeld wordt. Ik ben de aangewezen man om daar richting aan te geven.” Daarnaast ‘doet’ hij een ploegje van de IJsclub Noordwijk en is hij docent bij de trainersopleiding van de KNSB. “Er lopen negen leercoachtrajecten op dit moment in Haarlem.” Hij had misschien wel fulltime coach willen worden van een schaatser als De Jong, maar zijn salaris als fulltimer bij de KLM is voor zo’n rijder lastig op te brengen. Het maakt Nota, een ware liefhebber, niet uit. Sinds 2006 maakte hij bijzondere jaren mee met Bob de Jong. Toen die uit de Telfort-ploeg werd gestoten, nota bene als olympisch kampioen op de tien kilometer, stond hij in Haarlem bij Nota op de stoep. Het leidde tot een samenwerking waarin Bart Schouten in Berlijn de training deed, Erik Bouwman de internationale coaching voor zijn rekening nam en Herman Nota in nationale wedstrijden verantwoordelijk was. “Ik pakte Bob in het begin stevig aan. Hij was na de Peking Race, die hij voor een commerciële zender deed, 8,5 kilo gewicht kwijtgeraakt, 6 kilo vet maar meer dan 2 kilo spieren. Het duurt heel lang voordat zoiets terug is.” “Ik heb harde dingen gezegd, maar toen ik gelijk bleek te hebben, draaide Bob bij. Hij kan kennis waarderen. Als ze roepen dat hij niet coachbaar is, dat is niet waar. Dan zet je ’m verkeerd neer. Je moet ’m begrijpen. Ga Bob zeker niet opfokken. Ja, hij is een bijzondere jongen en hij kan onnavolgbare wendingen hebben. Maar laat hem in zijn waarde. We hebben voor het brons van Vancouver een geweldig traject achter de rug. Dat heeft voor mij een enorme waarde gehad. Onvergetelijk.”
COACH
39
DRUGS: HERKENNEN & REAGEREN
“Pak ook coach aan bij positieve drugstest” PSV ontsloeg in januari de Braziliaanse spits Jonathan Reis wegens cocaïnegebruik. PSV-coach Fred Rutten sprak van de grootste teleurstelling uit zijn trainerscarrière. Remi Lens weet als geen ander wat Rutten bedoelt.
O
p zijn Hyves-pagina maakt turntrainer Remi Lens van zijn hart geen moordkuil, getuige zijn statement: ‘Heb een t… hekel aan drugs in topsport en sporters die de boel belazeren.’ Zijn advies luidt: ‘Say NO to drugs.’ Drie jaar na de breuk met Yuri van Gelder zit het cocaïnegebruik van zijn ex-pupil nog merkbaar hoog. Wat wist Lens eigenlijk over partydrugs? “Helemaal niets. Op de trainersopleiding was het nooit ter sprake gekomen. Toen de geruchten steeds sterker werden dat Yuri drugs gebruikte, ben ik wat gaan googelen op internet. Maar Yuri zelf heeft me nog het meest erover verteld. Ik stond met mijn oren te klapperen, zoveel als hij erover wist.” De coach stelde Van Gelder voor de keus: “Stoppen met die rotzooi, anders stop ik.” Van Gelder beloofde van de drugs af te blijven en Lens geloofde hem. Want vertrouwen was dé basis van hun succesvolle samenwerking. “Behalve trainer en sporter waren we ook vrienden. In zeven jaar is er geen training geweest die niet leuk was.” Symptomen Ja, achteraf verwijt hij zichzelf ook dat hij naïef is geweest. Anderen moesten hem attent maken op de symptomen die wezen op
“Wat ik mezelf kwalijk neem, is dat ik het niet heb willen zien” [Lens]
Door: Marcel Luyckx
40
COACH
drugsgebruik. “Een droge mond, moeilijk praten, smakkende geluiden maken, veel drinken, wijd openstaande pupillen. Het klopte allemaal. Wat ik mezelf kwalijk neem, is dat ik het niet heb willen zien. Yuri had mij bezworen dat hij was gestopt. Alle trainingen houd ik bij in een map. Regelmatig heb ik vraagtekens geplaatst. Als je op maandag een zware krachttraining doet, heb je op dinsdag last van spierpijn. En op woensdag zeker. Yuri niet. Normaal kun je twee volledige wedstrijdoefeningen op een dag doen. Yuri kon er diezelfde dag nog eens vier extra doen. Knap hè? Nu kan ik precies aanwijzen: daar en daar heeft hij cocaïne gebruikt.” “Als het niet in je systeem zit, zal je het ook niet herkennen”, stelt drs. Bart-Jan den Hollander. Op www.badmintonforum.nl mengde Den Hollander zich nadrukkelijk in een discussie over badmintonner Alexander Schekkerman, die op het gebruik van xtc betrapt werd. Den Hollander is trainer van eredivisievereniging Invictus BC uit Waddinxveen en begeleidt als sportpsycholoog diverse talenten. Den Hollander: “Zelf zou ik ook het idee hebben dat ik gefaald heb, als een van mijn sporters betrapt wordt op doping of drugs. Ook vanuit mijn christelijke achtergrond. Het lichaam
nummer 2 - 2010
Voorlichting NOC*NSF heeft de voorlichting over doping en dus ook over partydrugs uitbesteed aan de Dopingautoriteit. Doping is een vast onderdeel in de TopCoach5opleiding. De Dopingautoriteit is in gesprek met NOC*NSF om dit ook op een lager niveau in te voeren, zoals de schaatsbond, judobond en wielrenunie nu al doen. Wel hebben de topsportbonden de verplichting sporters te informeren over doping, meldt Saskia Faber, senior projectleider doping en medische zaken van NOC*NSF. Zij ontvangt geen signalen dat er behoefte is aan meer informatie over partydrugs. “Het cocaïnegebruik van Yuri van Gelder genereert veel publiciteit. Maar kijk je puur naar de cijfers, dan praat je in het geval van partydrugs over veel lagere aantallen dan andersoortige stoffen op de dopinglijst.” Olivier de Hon van de Dopingautoriteit bevestigt dat het om incidenten gaat. Hij bespeurt geen stijgende tendens. “Maar ons streven is om door voorlichting doping helemaal terug te dringen. Zeker in deze categorie. De rol van de coach is heel belangrijk. Uit onderzoeken blijkt dat sporters sneller geneigd zijn om doping te nemen als een coach dat suggereert of er openlijk over praat.” Remi Lens zou zijn ervaringen graag delen met collega-coaches. Het effect van partydrugs wordt
“De gemiddelde clubcoach weet niet eens hoe een dopingtest werkt” [Den Hollander] door de sportwereld onderschat, vindt hij. “Je krijgt er geen dikke spierballen van. Maar het doet meer dan de naam partydrug doet vermoeden. Het geeft een energieboost. Net als Red Bull, maar dan het honderdvoudige. Het geeft een kick voor een aantal uren. Zowel fysiek als mentaal. Je voelt geen vermoeidheid, geen spierpijn, geen blessures. Je kunt tot bloedens toe hard trainen. En je voelt je onoverwinnelijk. Het bevordert dus wel degelijk de prestaties. Daarom ook is het in competitie ten strengste verboden. Ik vind dat het out-ofcompetition ook op de dopinglijst zou moeten komen. Het WADA zou het bezit van partydrugs voor sporters al strafbaar moeten stellen. Het is troep. Het verrijkt je leven niet. Het verandert je
persoonlijkheid. En als je er beter door presteert, belazer je de boel.” Een protocol hoe als coach te handelen bij het vermoeden van drugsgebruik bij sporters bestaat niet. Lens wendde zich tot de turnbond, maar die redeneerde dat Van Gelder zelf moest weten wat hij in zijn vrije tijd deed, zo lang de ringenspecialist maar medailles won. Lens: “De mensen om Yuri heen zetten oogkleppen op. Het ging mij niet om de medailles, maar om een stukje opvoeding. Drugs zijn niet alleen het probleem van de sporter. Ik vind dat ook betrokken begeleiders en bonden aangepakt moeten worden bij een positieve drugstest. Zo leg je de verantwoordelijkheid ook bij hen neer. Je zult zien dat ze dan beter op het gedrag van sporters gaan letten.”
Remi Lens en Yuri van Gelder in betere tijden.
FOTO: PRO SHOTS
is zo kostbaar dat je geen risico zou moeten willen lopen door dat spul te gebruiken. Als coach zou ik willen weten hoe ik drugsgebruik kan herkennen. Op wat voor afwijkend gedrag moet ik alert zijn? En om wat voor hoeveelheden gaat het? Eén pilletje, een hele serie, een cocktail of een combinatie met alcohol? En wat voor wow-effect geeft het? Zorg dat die informatie niet beperkt blijft tot toptrainers en bondscoaches. De gemiddelde clubcoach weet niet eens hoe een dopingtest werkt.”
nummer 2 - 2010
COACH
41
VAK ZONDER GRENZEN
“Alles kan altijd beter” FOTO: CERVÉLO TESTTEAM
Z
Sinds 1 januari beweegt Joop Alberda zich als general manager van wielerploeg Cervélo TestTeam in de wereld van kopmannen, waterdragers en demarrages. Een volledig nieuwe wereld, bij een ploeg bovendien die er een bijzondere filosofie op nahoudt: “Winnen is niet het enige.” Door: Joost de Jong
42
COACH
nummer 2 - 2010
elf noemt hij het de ‘zoveelste paardensprong’ in zijn carrière. Sinds een paar maanden is Joop Alberda general manager van wielerploeg Cervélo TestTeam en dat is na zijn volleyballoopbaan, NOC*NSF, de Russische voetbalbond en het bedrijfsleven wederom een volledig nieuwe wereld voor de Fries. “Maar in een schitterende, bijzondere sport met een hoge impact en waarin veel te winnen valt. En met prachtige atleten, die enorm veel voor hun sport over hebben. In het wielrennen is geen weg binnendoor voor een atleet, verschuilen kan niet. Daar een bijdrage aan mogen leveren, geeft geweldige energie”, zegt Alberda met onverholen enthousiasme over zijn nieuwe werkkring.
Onbewust bekwaam Een van Alberda’s belangrijkste opdrachten is om de organisatie rondom de Cervélo-ploeg, waarvan onder meer voormalig Tour de France-winnaar Carlos Sastre, topsprinter Thor Hushovd en de Nederlandse sprinter Theo Bos deel uitmaken, te optimaliseren, zodat renners en ploegleiders nog beter functioneren. “Ik heb relatief weinig te maken met de renners zelf”, aldus Alberda. “Mijn taak is vooral hen en de ploegleiders [onder wie de Nederlanders Jean-Paul van Poppel en Egon van Kessel, JdJ] te voeden met nieuwe ideeën en het uitwisselen van kennis op het gebied van trainingsprogramma’s, invloeden uit andere sporten, biomechanica, voedingsleer en de technische ontwikkeling van de fietsen
en ander materiaal. Het team around the team optimaal in elkaar steken dus, met de beste inspanningsfysioloog, de beste voedingsdeskundige en de beste race engineer. Zo hebben de renners altijd de beschikking over de beste consultant op wie ze een beroep kunnen doen en hoeven ze dus niet elders, buiten de ploeg, op zoek naar een eigen adviseur.”
Daarmee raakt Alberda aan een van die typische, specifieke aspecten van de wielersport. Wielrenners maken weliswaar deel uit van een team, ze zijn ook individualisten, met vaak eigen trainers, artsen en programma’s. “Daarom heb ik de eerste maanden ook veel geïnvesteerd in het leggen van contacten met iedereen in en rondom het team. Goede relaties met de privécoaches van renners zijn cruciaal, ze maken immers deel uit van het team. Maar uiteindelijk moet het Cervélo TestTeam zó goed zijn, dat een renner gewoon kiest voor de teambegeleiding. Ik zou op een locatie in Europa ook een trainingscentrum willen oprichten, voor centrale trainingen van de ploeg. Zodat niet de ene renner ergens in Australië aan zijn programma werkt en de ander in Italië.” Die versnippering heeft ook iets merkwaardigs in zich. Alberda: “Een van mijn vragen was bij mijn indiensttreding: Waarom steken wij geld in renner X, die zich vervolgens met coach Y voorbereidt om óns doel te bereiken? ‘Ja, zo doen we dat gewoon in het wielrennen’, is dan het antwoord, zonder verdere argumentatie. Zoiets is een typisch kenmerk van een sport
Tijdritfiets De ontstaansgeschiedenis van Cervélo TestTeam vormt de ideale voedingsbodem voor een filosofie die openstaat voor vernieuwing. Halverwege de jaren negentig ontwikkelden de Canadees Phil White en de Nederlander Gérard Vroomen een revolutionaire tijdritfiets. Ze kregen lovende reacties, maar geen van de erkende wielermerken wilde het ontwerp in productie nemen. Daarop besloten de twee het dan maar zelf te doen. Ook voor de Cervélo-wielerploeg geldt innovatie als hoogste doel. ‘Hoewel winnen geweldig is, het is niet de reden dat we in het wielrennen zitten. Ons hoogste doel is het maken van betere fietsen en het delen van onze passie voor wielrennen met onze klanten’, luidt de eerste zin op de website van de ploeg. Cervélo TestTeam streeft een nieuwe standaard na in de wielersport. “We willen een nieuw markeringspunt in het wielrennen zijn, een nieuwe vorm van wielrennen aanbieden”, zegt Alberda daarover. “Gestoeld op drie componenten: technische ontwikkeling van
FOTO: ANP PHOTO
die zogezegd onbewust bekwaam is. Dat wil zeggen dat bepaalde gewoontes van generatie op generatie zijn overgenomen, maar niemand weet meer hoe en waarom ze precies zijn ontstaan. De kwaliteit ervan is wel heel goed, maar het brengt ook de neiging naar conservatisme met zich mee. Maar alles kan altijd beter en het is mooi om die verbetering te stimuleren door de integratie van verschillende disciplines en sportieve aspecten.”
fietsen, zadels, helmen, brillen en dergelijke, waarbij de ervaringen van de renners cruciaal zijn, toegankelijkheid voor de fans, dus renners dichter bij het publiek brengen en aanwezigheid in een aantal koersen waarin we zo goed mogelijk willen presteren.” Winnen is daarbij niet het hoogste doel, zegt Alberda. “Natuurlijk willen we in de koers het liefst winnen of het podium halen. Maar winnen is niet het enige. Je kunt in het wielrennen heel veel controleren, maar heel veel ook niet. Wielrennen is geen volleybal bijvoorbeeld, waar je precies kunt analyseren wie er op welk moment tegenover je staat. In een peloton van tweehonderd renners heb je heel weinig of geen controle op
Cervélo-topper Theo Bos won begin maart in Murcia, Spanje de vijfde en laatste etappe van de 30ste Murcia Cycling Tour.
de vorm, het niveau of de strategie van de tegenstander. Voor ons geldt daarom dat we in een koers ook tevreden kunnen zijn als we niet winnen, maar wel een rol gespeeld hebben in de wedstrijd. In dat kader hanteren we bij Cervélo ook een fundamenteel andere beloningsstructuur dan andere teams. Wij keren geen bonus uit bij het behalen van een eerste, tweede of derde plaats. Zo’n bonus is ook eigenlijk iets geks, het veronderstelt dat renners niet altijd voor de volle honderd procent hun best doen, maar alleen als er een bonus te verdienen valt. Ook voor teameigenaren is het dubbel: wordt er niet gewonnen, dan zijn ze tevreden want er blijft geld in de pocket. Dat is geen goede prikkel.”
“Een bijdrage te mogen leveren aan de wielersport geeft geweldige energie” nummer 2 - 2010
COACH
43
Anders bekeken
“Voetballeiders en -trainers zijn de verspreiders van gif” Vaak wordt de sport ten voorbeeld gesteld aan het bedrijfsleven. Met als gevolg lezingen ter lering door coaches en sportleiders ten overstaan van mensen buiten de sport. In deze serie wordt de vraag omgedraaid: Wat kan de sport leren van het bedrijfsleven? De eerste in de rij is Salem Samhoud, oprichter en mede-eigenaar van het meervoudig onderscheiden internationale adviesbureau &samhoud.
Door: Guus van Holland
44
COACH
nummer 2 - 2010
O
pportunisme viert hoogtij in de sportwereld, vooral in de professionele voetbalsport. Sportliefhebber Salem Samhoud zegt het met stellige overtuiging. “Spelers en trainers worden zonder duidelijke visie en selectieprocedures aangetrokken in de hoop dat zij op korte termijn de club kampioen zullen maken. Als ze niet voldoen, worden ze even snel weer vervangen. Er is geen hoger doel, er wordt niet naar de mensen gekeken, niet naar de toekomst. Ze doen maar wat.’’ Hij verwijst naar statistische gegevens waaruit zou blijken dat slechts achttien procent van de nieuwe aankopen van een voetbalclub functioneert, of rendeert. Op zijn Utrechtse bureau met 120 werknemers is dat percentage negentig procent, zegt hij met gepaste trots. Een kwestie van scherp selecteren, weet Samhoud. De kandidaat ondergaat een gesprek met op z’n minst tien mensen en wordt aan twee groepsprocessen onderworpen, alvorens hij zou kunnen worden aangenomen. Er wordt niet alleen gekeken naar zijn talent, maar vooral naar zijn houding, zijn levensvisie, zijn motivatie en zijn vermogen tot inspireren van anderen. “Hij moet in het team passen, of het nu de receptioniste is of de schoonmaakster. Hij moet jaren meekunnen en onderdeel zijn van een perspectief op lange termijn. Hoe anders is het in het voetbal. Daar worden
talenten en trainers van de ene op de andere dag gedumpt, omdat zij niet meteen voldoen”, heeft Samhoud als bevlogen en hardnekkig volger van de voetbalwereld ervaren. Van Gaal Hij mist er de diepgaande menselijke verbinding. Een voorbeeld: “Ik hoorde dat Robbie Wielaert van Ajax weg mag. Dat zal wel, maar ernstig vind ik dat de huidige trainer Jol geen boe of bah meer tegen hem zegt. Wat is dat voor asociaal, onmenselijk gedrag? Wordt hij eerst met tromgeroffel binnengehaald door Marco van Basten en vervolgens afgedankt als een stuk vuil. Nu mag hij weg, maar wordt hij daarin ook door Ajax begeleid? Vast niet. Ja, zakelijk, om er als club beter van te worden. Maar er is totaal geen menselijke benadering. Sulejmani werd als een groot talent gekocht van sc Heerenveen. Maar is er ooit aan gedacht om de man met wie hij bij Heerenveen groot werd, Pranji´c, ook aan te trekken? Toch evident belangrijk voor het functioneren van Sulejmani. Met Pranji´c had Sulejmani mogelijk wel goed kunnen functioneren. Ik vraag me af of dat in Ajax-kringen ter discussie is gesteld.” Zo kan Samhoud, wiens bureau zich tot doel heeft gesteld mensen te verbinden, nog wel even doorgaan. Zeker over de voetbalcultuur. Een gunstige uitzondering noemt hij Louis van Gaal. Een trainer die
Curriculum vitae Salem Samhoud Salem Jan Samhoud (Amsterdam, 27 juni 1960) is oprichter en mede-eigenaar van adviesbureau &samhoud in Utrecht. Hij is getrouwd, heeft drie kinderen en woont in Leusden. Hij genoot universitaire opleidingen aan Nyenrode, Ecole Supérieur du Commerce Extérieur in Lyon, London Business School, Harvard Business School, Stanford Graduate School of Business, IESE Business School Madrid en Insead Parijs. Hij was marketingmanager Dutch Wax bij Unilever Ivoorkust, Togo en Niger. Hij richtte het openbaarvervoerbedrijf Vancom op en verkocht dat aan Arriva. In 1989 richtte hij &samhoud op en in 2008 &samhoud Women. Hij is ook auteur van de boeken Eigen doel, over de geheimen van succes, snel kiezen en ‘nee’ durven zeggen op de boulevard naar de vrijheid; Plezier & Prestatie, hét managementprincipe voor organisaties; Topvaders; Topmoeders; Kus de visie wakker, organisaties energiek en effectief maken. Verder maakte hij twee films: A taste of connection en IntoConnection.
FOTO: PRO SHOTS
Vijf tips van Salem Samhoud • Handel totaal integer. • Waardeer meer dan kritiseer. • Benoem in je coaching mensen die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van mensen. • Selecteer op attitude. • Relativeer jezelf.
Salem Samhoud.
duidelijk een hoger doel heeft, een toekomst op lange termijn. “Hij laat zich niet leiden door de waan van de dag, door het grenzenloze, stuitende opportunisme van de media. Hij trekt zijn plan, blijft in evenwicht, selecteert streng en diepgaand spelers en begeleiders, evalueert regelmatig met hen en blijft op de lijn die hij heeft uitgestippeld. Hij probeert mensen in hun kracht te zetten. Dat is niet voor niets zijn succesformule. Wordt hij kribbig als journalisten zijn functioneren ter discussie stellen? Begrijpelijk, ze willen hem toch niet begrijpen. Maar hij gaat wel door op zijn weg, waar dan ook.” Ego Opportunisme, gebrek aan integriteit en zelfverheerlijking drijven de bedrijfstak voetbal in het faillissement, beweert Samhoud, wiens bedrijf tweemaal werd geëerd met de prijs Great Place to Work, als beste werkgever van Nederland. “Naast het eerdergenoemde opportunisme heersen in voetbal angst,
list en bedrog”, meent hij. “Spelers en trainers beloven van alles wanneer ze zijn aangesteld. Guus Hiddink zou Rusland wel even helpen bij de ontwikkeling. Maar hij gaat weg als Rusland zich niet heeft geplaatst voor het WK. Weg ontwikkeling en toekomstvisie, weg met zijn beloftes. En wat heeft Hiddink eigenlijk in zijn loopbaan bereikt? Hij wordt op handen gedragen, maar heeft slechts één internationale titel behaald, in 1988 de Europacup met PSV. En iedereen adoreert hem, dat slaat nergens op. Leo Beenhakker roept bij elke club waar hij terugkeert dat hij weer thuis is. Elke keer weer. En de media lopen slaafs achter hem aan. Die man heeft toch geen enkele visie meer. Hij roept maar wat. Hoe kun je als Feyenoord je beleid afstemmen op zo’n oude man, als je de jonge Mario Been in je gelederen hebt? Hoezo integriteit? Les één is integriteit en respect voor mensen. Nou, dat zie ik zelden in het voetbal. Voetballeiders en -trainers zijn de verspreiders van gif.”
Een coach, of hij nu Louis van Gaal of Jacco Verhaeren heet, is gebaat bij zelfrelativering. Zo meent Samhoud. “Ik zag het op een gegeven moment mis gaan met Pieter van den Hoogenband. Eenvoudigweg omdat de relatie tussen hem en Verhaeren niet meer optimaal werkte. Het werd een sleur, dezelfde dingen, dezelfde formules. Verhaeren kon Van den Hoogenband niet loslaten. Hij was onderdeel van hem geworden. Zijn ego zat Verhaeren in de weg. Coaches moeten zichzelf kunnen relativeren; kunnen wegcijferen. Zich voortdurend afvragen: Ben ik wel de juiste coach voor deze mensen? Ze moeten nederig en dienstbaar zijn. Het gaat niet om hún succes, maar om dat van hun pupil of hun team. Een coach moet zich daarom laten coachen, door een ander begeleid worden. Evalueren. Dat doen wij op ons bureau ook. We coachen ons zelf.” Hiërarchie Een club, bond of bedrijf heeft in de terminologie van Samhoud, die in nummer 2 - 2010
COACH
45
Op 3 maart heeft het NOC*NSF samen met Ernst & Young in de Ridderzaal in Den Haag de winnaars van de Olympische Coach Vancouver 2010 bekendgemaakt. De gouden, zilveren en bronzen coach werden dit jaar gekozen door een vakjury bestaande uit o.a. oud-chefs de mission. Ernst & Young feliciteert hen van harte met deze prestatie. Kijk op www.ey.nl/olympischecoach
Gerard Kemkers (Brons) Schaatsen
Jac Orie (Goud) Schaatsen
Maarten Sauerbreij (Zilver) Snowboarden
“Coaches moeten zichzelf kunnen relativeren, kunnen wegcijferen”
Media Trek je niets aan van de media, is Samhouds voorstel. Want die zijn net als politici onvoorspelbaar en vooral opportunistisch. “Vandaag beweren ze dit, morgen dat. Vandaag is een speler of trainer geweldig na één of twee gewonnen wedstrijden, morgen kan hij er niks meer van. Trek je er niks van aan, ga je eigen weg, zoals je die met je medewerkers hebt afgesproken. Heb een visie, een hoger doel, een toekomstperspectief en laat ze verder maar lullen. Maar zorg wel dat je de zaken goed op een rij hebt staan, zodat je er niet omheen hoeft te draaien zodra er kritiek op de prestaties is.” Hij noemt weer Van Gaal als voorbeeld. Altijd staat hij achter zijn visie, nooit doet hij concessies. Domweg omdat hij weet wat hij wil. Zo meent Salem Samhoud. Verbinding van mensen staat voorop bij de Utrechtse organisatieadviseur. Menselijkheid, respect, waardering en wederzijdse inspiratie. Het zijn terugkerende aspecten in het betoog van een man die gelooft in communicatie en duidelijkheid. Herinner
elkaar voortdurend aan de visie die je samen voor ogen hebt en besef vooral dat je met mensen te maken hebt. “Kent u een club met HRM, Human Resource Management, een afdeling personeelszaken die uitgaat van mensen? Nee, geen enkele club dus. Er is een directeur algemene zaken en een van technische zaken. Maar een directeur die de menselijke kant in de gaten houdt? Niet bij Ajax, niet bij PSV, Feyenoord, niet bij NOC*NSF. Coaches zijn in staat de technische kant te belichten. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze verstand hebben van mensen. En topsport is toch puur een mensenzaak. Psychotherapeuten zijn niet nodig, wel mensen met psychologisch inzicht, mensen die bereid zijn mensen verder te helpen, te ondersteunen, te complimenteren. Iedereen heeft recht op waardering.” Recht op waardering. “Ja, kijk als coach vooral naar de goede dingen. Stimuleer. Mensen verlangen naar waardering. Naar bestaansrecht, naar verlangen dat ze er toe doen. Benadruk dat ze goed bezig zijn, ondanks hun fouten. Ik heb door mijn ervaring leren kijken naar mensen. Ik denk dat ik kan zien of ze succesvol kunnen worden. Gewoon door te kijken, te vragen, te evalueren en te communiceren. Vooruitgang bereik je niet door kritiek, maar door communicatie en waardering.” FOTO: PRO SHOTS
eigen regio. Publiek is nooit je vijand; mag nooit je vijand worden. Supporters voelen feilloos aan wat er aan de hand is. Luister dus altijd naar je klanten. Stel ze gerust, toon visie, geef ze perspectief; een houvast.”
FOTO: PRO SHOTS
zijn vrije tijd een jeugdvoetbalteam begeleidt, een vader én een moeder nodig. “Verscheidenheid van mensen, met mannelijke en vrouwelijke eigenschappen. Leid met meerdere mensen, een gemengd gezelschap dat elkaar steunt en scherp houdt. In sport heerst te veel hiërarchie. Eén man kan niet de baas zijn. De meeste mensen die nu een voetbalclub of een voetbalbond leiden, zouden in het bedrijfsleven slechts in het middenmanagement functioneren. Zo pover is het gesteld. Ik leid mijn bedrijf samen met vijf mensen. Ons devies is: deel de leiding, probeer elkaar aan te vullen. Evalueer voortdurend, spelers, trainers, iedereen in de club, de bond of in het bedrijf. Iedereen wil gehoord worden, iedereen wil weten of hij functioneert.” De markt heeft altijd gelijk, beseft Samhoud. Wie failliet gaat, heeft zich niet goed voorbereid op tegenslagen. In die context dient een sport of een club zich af te vragen of ze het klanten, het publiek, wel naar de zin maakt. Gewoon, doe onderzoeken naar klanttevredenheid. “Meet wat je klanten willen. Het publiek heeft altijd gelijk. Daar doe je het voor. Als het publiek in de Amsterdam ArenA al tien jaar ontevreden is, moet je toch weten waarom. Misschien wel omdat er te veel buitenlanders spelen, en elke keer weer andere. Misschien is er wel behoefte aan spelers uit de
Peter de Wit Salem Samhoud geeft in deze serie het stokje door aan Peter de Wit, firmant bij McKinsey& Company.
“Vooruitgang bereik je niet door kritiek, maar door communicatie en waardering” nummer 2 - 2010
COACH
47
STIJLBREUK
Johan Bruyneel
FOTO: JOHAN BRUYNEEL SPORTS MANAGEMENT
Andere wegen naar succes
Na negen keer een wielrenner naar winst in het eindklassement van de Tour de France te hebben gecoacht, breekt Johan Bruyneel dit jaar met een persoonlijke traditie. In 2010 is voor de Vlaamse ploegleider van Team RadioShack niet het doel ‘de absolute winst’ maar het middel ‘we gaan aanvallend rijden’ heilig. Door: Sjoerd Litjens
48
COACH
nummer 2 - 2010
Als Lance Armstrong zich twee jaar geleden niet in zijn hoofd had gehaald als beroepsrenner terug te keren in het wielerpeloton, dan was Johan Bruyneel (45) waarschijnlijk niet meer actief geweest als ploegleider. Dan had de Belgische ex-wielerprof na acht keer een eindzege in de Tour de France te hebben begeleid, zijn kennis en ervaring ingezet om zijn wereld, de wielerwereld, te professionaliseren en te helpen modelleren naar mondiaal georganiseerde sporten als voetbal of Formule 1. Johan Bruyneel zegt de ambitie te hebben zijn sport naar een hoger plan te tillen. De muren, nu door koersdirecteuren en de UCI opgeworpen om slechts het eigen belang te dienen, wil hij slechten ten behoeve van de sport, de renners en het publiek. Maar nu even niet. “Op termijn is het mijn droom om tradities te doorbreken en de voor de sport noodzakelijke veranderingen in gang te zetten. Maar zolang ik zelf actief ben als ploegleider en dus partij ben, kan ik me hier niet mee bezighouden”, zegt Johan Bruyneel met enige spijt.
Team RadioShack De lokroep van Lance Armstrong, die Bruyneel vroeg om assistentie bij zijn comeback in het peloton, bleek onweerstaanbaar. Was vorig jaar de uitdaging Armstrongs komst in de weinig geliefde Astana-ploeg in goede banen te leiden, in 2010 is het Bruyneels taak om Team RadioShack, een volledig nieuwe wielerploeg, succesvol te laten zijn. Zoals in het voorbije decennium gewoon bij Bruyneel, is
aansprekend resultaat in ’s werelds grootste wielerkoers, de Tour de France, zijn voornaamste doel. De voorbije maanden moest Team RadioShack van de grond af worden opgebouwd. “Het belangrijkste deel van mijn werk zat in het samenstellen van een goede ploeg”, vertelt Bruyneel. “Dat wil zeggen: een sterk begeleidingsteam dat voor de renners de randvoorwaarden schept om te kunnen presteren en een mix van renners die elkaar qua leeftijd, ontwikkelingsniveau, cultuur en ervaring aanvult. Het is van belang dat ik uit de 27 renners van ons team voor iedere koers een groep kan samenstellen die kan samenwerken en in staat is samen problemen te overwinnen.” Uitdaging Met renners als Armstrong, Leipheimer, Klöden, Zubeldia en Rubiera kiest Bruyneel in eerste instantie voor tientallen jaren Tourervaring. “Van de jongens die ik al langer ken, weet ik wat de fysieke potentie is en hoe die te optimaliseren. Maar veel belangrijker is dat ik weet wie ze zijn als mens, hoe ze reageren op spanningen en omgaan met problemen.” De genoemde zekerheid maakt dat de Vlaamse ploegleider ook in 2010 al zijn kaarten op die ene belangrijke drieweekse wedstrijd durft te zetten: de Tour de France. De afgelopen twintig jaar werd ’s werelds grootste wielerronde steeds gewonnen door de sterkste renner met de sterkste ploeg. Johan Bruyneel erkent dat RadioShack niet over de sterkste renner beschikt. “Contador is voor
anders zijn dan andere jaren, zegt Bruyneel. “Het komt er voor onze renners op aan dat ze vroeg in het seizoen beschikken over een goede basisconditie, daarbij is het vooral niet de bedoeling te gaan pieken in de aanloop naar de Tour. Wel bekijken we van moment tot moment wanneer in het voorseizoen onze renners met de handrem erop moeten rijden en wanneer ze zich even zullen moeten testen.” Daarnaast gebruikt de ploegleider van RadioShack het voorjaar om met een aantal renners de belangrijkste etappes te verkennen en iedere Tourdag logistiek tot in detail voor te bereiden. “De drie weken Tour de France staan qua druk en intensiteit in geen verhouding tot de rest van het jaar, dus het is zaak alles zó voor te bereiden dat ik me tijdens die drie weken alleen nog maar hoef te concentreren op het coachwerk in de koers zelf.”
Oortjes De voorbereiding van zijn ploeg op de Tour zal deze keer weinig
De vraag is of hij daarbij dit jaar gebruik mag maken van een communicatieset die hem via de
FOTO: ANP PHOTO
de komende vijf, zes jaar waarschijnlijk de beste. Had ik mijn lot aan hem verbonden dan zat ik in een zetel. Maar de uitdaging is nu een andere. Wij hebben een sterke ploeg, maar niet de sterkste renners. We gaan aanvallend rijden en er alles aan doen om de Ronde te winnen. De kans is klein. Maar als ik een ploeg kan samenstellen die aanvalt en er alles aan doet, én die als geheel perfect functioneert, dan kan ik er vrede mee hebben als Contador in Parijs toch de sterkste blijkt te zijn.” Dat betekent een stijlbreuk met het verleden. Voorheen kreeg Bruyneel het verwijt dat zijn even succesvolle als berekenende werk als coach van Armstrong de Ronde van Frankrijk voorspelbaar en saai maakte. Nu de controlerende macht van de sterkste niet meer toepasbaar is, zoekt de Vlaamse ploegleider andere wegen naar succes. “Opvallend aan het Tourparkoers dit jaar is de laatste week met daarin de enige tijdrit en vier heel lastige Pyreneeën-etappes. Maar ook in de etappes in de eerste week – met kasseien en mogelijk veel wind – kunnen de verschillen worden gemaakt. Het is voor ons zaak vanaf dag één attent vooraan mee te rijden. Deze Tour vraagt om drie weken lang honderd procent.”
zogenoemde ‘oortjes’ verbindt met de renners. Ondanks enkele mislukte testmomenten tijdens de vorige Tour de France, besloot de internationale wielerunie UCI in september van het vorig jaar dat de oortjes op termijn zullen worden afgeschaft. Johan Bruyneel ziet in die beslissing het gelijk van een sport die zich wanhopig vastklampt aan traditionele waarden.
Johan Bruyneel (in de auto) en Lance Armstrong tijdens de laatste Giro d’Italia.
Hij gelooft niet dat het zover zal komen. “Ik ben er misschien het meest uitgesproken over, maar tachtig procent van mijn collega’s denkt hier hetzelfde over. Een hedendaagse wielerkoers is geëvolueerd tot een dynamisch geheel van wielrenners, ploegleiderwagens, commercie, organisatie en publiek. Het is ondenkbaar om in die chaos niet te kunnen communiceren met de renners. Dat is hetzelfde als iemand die voor het eerst in New York komt zijn kaart afnemen. Dat betekent de ploegleider degraderen tot chauffeur, dat kan nooit de bedoeling zijn.”
“Ik moet een groep samenstellen die kan samenwerken en in staat is samen problemen te overwinnen” nummer 2 - 2010
COACH
49
FOTO: ANP PHOTO
column Mart Smeets 50
Mart Smeets is vanaf 1967 werkzaam in de (sport)journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als presentator, documentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomer- en Winterspelen en vele internationale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor Trouw, het Haarlems Dagblad, Sportweek en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.
Wissel of missel En weer steigerden de boze sportvolgers toen Gerard Kemkers, na thuiskomst in Nederland, een bronzen NOC*NSF-medaille mocht ontvangen. Dat was bespottelijk, riep men in koor. Dat waren waarschijnlijk dezelfde lieden die doodsbedreigingen uitzonden aan het adres van de schaatscoach na het echec van de tien kilometer van Sven Kramer. Waarschijnlijk zijn dat ook de lieden die Dick Advocaat bespuugden na zijn beroemde Robbenwissel. Of mensen die zich het recht toe-eigenen krenkende teksten, bedreigingen en vuiligheid te spuien naar trainers of coaches die het in de ogen van die lieden dus niet goed hebben gedaan. Waar men het recht vandaan haalt vuiligheid en puur krenkende zaken op te rakelen of zelfs bedreigingen te uiten, is me een raadsel. Of ik hiermee de actie van Kemkers op het Richmond-ijs verdedig? Mijn antwoord is simpel: de man maakte een fout en dat was stom. Maar om die reden hoef je iemand niet op te hangen. Een deel van televisiekijkend Nederland wenste Kemkers na de bewuste actie een ernstige ziekte of erger toe. Ik relativeer misschien wel te veel, maar in ieder geval puur journalistiek en ook nog wel analytisch. De fout was gemaakt, nog wel op een heel speciaal moment in het sportleven van Kramer (en Kemkers), maar was niet meer terug te draaien. Het enige dat telde was volgens mij de rust te bewaren. Kemkers en Kramer waren jarenlang een goed duo. Rimpelingen van welke aard kreeg de buitenwereld nooit mee en als er wel eens een schroefje Hoe komen die mannen daar, los zat, dan werd dat bekwaam aangedraaid. De vraag rond de ‘missel’ was alleen: Hoe komen die voor de toekomst die mannen daar, voor de toekomst die al begonnen was, uit? Hoe evalueren ze dit? Hoe gaan ze met elkaar om? al begonnen was, uit? In hoeverre kan Kramer zijn begrijpelijke en waarschijnlijk gifgroene boosheid kanaliseren? Dat bedacht ik als eerste. Plat gesteld: het maken van fouten hoort bij ons mensen. Ook fouten op heel belangrijke momenten gemaakt, behoren daarbij. Geen coach of sporter is ingesteld op zo’n proces, er bestaat geen blauwdruk voor, er is geen jurisprudentie om het zo maar te zeggen en niemand weet hoe je beide partijen geestelijke hulp (van welke aard dan ook) moet geven. Henk Gemser, die tijdens de Spelen een fraai low-keybestaan leefde, was er snel, en zo te zien goed, bij. Zijn knielende beweging voor Kramer, het hoofd van de schaatser op de schouder van de oud-coach en de lichaamstaal van de man van ‘dat kan beter’ kwamen goed over. De volwassen en ervaren Gemser (die door de schaatsende jeugd nog wel eens conservatisme en betutteling wordt toebedacht, zij het nooit hardop) won hier ook een prijs. Goed, Kemkers kreeg brons, de vader/coach van Nicolien Sauerbreij zilver en Jac Orie mocht goud bijschrijven op zijn coach-cv. En de eerste scheldkanonnades waren al weer te lezen op de sociale media. Ik houd niet van die uitingen. Misschien was het ook niet goed getimed om die prijzen op dat moment uit te delen, dat kan ook. Sommige wonden moet je niet openrijten. Zeker niet bij primair reagerende lieden die niets van deze materie weten, anders dan direct te gaan schelden. Heel belangrijk voor iedere coach: leer van je fouten en beheers de situatie. Hoe moeilijk dat ook is. Dan pas toon je jezelf een goede coach.
COACH
nummer 2 - 2010
Innovation is our sport TM
De prestaties van de Nederlandse Olympische en Paralympische sporters zijn van wereldklasse. Het is moeilijk om er telkens weer boven uit te stijgen.
Meer informatie is te vinden op: www.dsm.com en via: sports.dsm.com
Baanbrekende innovaties kunnen helpen om net dat ene verschil te maken. DSM is Partner in Sport van NOC*NSF en ondersteunt het Nederlandse Olympische Team met innovaties in voeding en materialen. Geen twijfel mogelijk: ‘Innovation is our sport’.
De juiste ondersteuning, de basis voor succes Als Official Supplier van NOC*NSF draagt Ricoh de Nederlandse sport al jaren een warm hart toe. We ondersteunen met veel enthousiasme de ambitieuze doelen van de vele sporters die hun dromen gaan verwezenlijken. Want alleen met een goede basis ontstaat topsport van het allerhoogste niveau. Ricoh. Moving Ideas Forward.
Ricoh Nederland B.V., Utopialaan 25, Postbus 93150, 5203 MB ‘s-Hertogenbosch, www.ricoh.nl