NLCOACH - 5e jaargang - nummer 3 - 2010
5e jaargang - nummer 3 - 2010
COACH van coaches - voor coaches - door coaches
Debat: pioniers in de sport “Ik zou me niet meer op één persoon focussen” Sportontwikkelingen Eerste hulp bij liefdesverdriet De psycholoog over eetproblemen “Coaches hebben veel invloed op het eetgedrag van hun sporters”
Thema
Co Adriaanse “Voor mij liggen de banen niet voor het oprapen”
de hollandse school
Cort van Dijk | Mart Nooij | Corné Groenendijk Siegfried Aikman | Sijtje van der Lende | Gido Vermeulen Eric Landa | Paul Kattestaart | Pim Verbeek Gastcolumn Leo Beenhakker
es r ng 0 o h C 201al c oa berPapender: C al cemntrum ecembgres a d n ce n it o 4 deongreserd op 3oach Co10.com na /m tel en Cntegre naal C .icce20 r te t o eï tio w In 1 H G Na ww
Ook tussen twee olympische jaren in moeten topsporters scherp blijven. En dat is niet elke dag even makkelijk. De coach zorgt ervoor dat ze net dat stapje extra zetten om de concurrentie op afstand te houden. Door keer op keer hun grenzen op te zoeken en hen steeds op de juiste manier te stimuleren, haalt de coach alles uit hun potentieel. Ernst & Young weet exact hoe belangrijk dat is. En ook al is het werk van een coach niet altijd zichtbaar, het is wel van onschatbare waarde.
www.ey.nl
voorwoord joop alberda
De paradox van de pionier “Pioniers moeten gekoesterd worden, zij hebben meer visie, knowhow en gedachten dan wie ook”, zegt turncoach Gerard Speerstra verderop in dit nummer van NLCOACH. Speerstra is al jaren vooruitstrevend, baanbrekend en op zoek naar de optimale topsportomgeving. Kortom, een echte pionier dus en onder andere dankzij hem kwam ook het mannenturnen in Nederland op de kaart. Toch werd hij onlangs door de KNGU ontslagen, na een conflict over wat al te kritische uitlatingen. Ook collega-pionier Vera Pauw liep bij de voetbalbond tegen een muur. Pauw bereidde de weg naar succes voor het nationale vrouwenelftal, onder meer resulterend in een derde plaats op het EK en een forse toename van het aantal voetballende meisjes, maar vond bij het maken van de ‘volgende stap’ de bond tegenover zich, trok haar conclusies en vertrok. In sport – overigens niet alléén in sport – zijn pioniers cruciaal. Zij hebben de kennis, energie en wil om hun team, club of bond beter te maken, zijn altijd op zoek naar vernieuwingen, betere faciliteiten en meer professionaliteit. De ware pionier heeft ‘overal verstand van’, ‘ziet het gewoon beter’ en is altijd twee of veel meer stappen verder dan zijn of haar omgeving: spelers, omlijstend kader en
nummer 3 - 2010
bestuurders bij clubs of bonden. Dat botst, ooit en ergens. Dat kan niet anders. Dat ligt niet aan de een of de ander, maar is onlosmakelijk verbonden met beide posities. Het ligt nu eenmaal niet in de aard van de pionier om concessies te doen, net zo min als vaak minder professioneel denkende of geschoolde bestuurders bij clubs of bonden gewend zijn vernieuwend te denken. Het ligt ook niet in de aard van de pionier om op enig moment over zijn eigen schaduw heen te stappen en in te zien dat hij op een andere plek in, rond of bij het team beter op zijn plaats is. Dat zit nu eenmaal niet in zijn karakter. Het is een vreemde paradox, maar de ontegenzeggelijk aanwezige kwaliteit van de pionier betekent op enig moment vaak en ongewild automatisch het einde van een tot op dat moment vaak goede en succesvolle samenwerking. Vaak zelfs nog voor er echt is ‘geoogst’. Dat is jammer, vooral natuurlijk omdat het in de eerste plaats veelal een persoonlijk drama tot gevolg heeft. Maar ook en vooral omdat daardoor veel kwaliteit verloren gaat en niet meer ten dienste staat van maximaal presteren. Speerstra en Pauw zijn niet de eerste voorbeelden. En helaas vast ook niet de laatste.
COACH
3
De gloednieuwe Opel
Jij speelt de hoofdrol. Maak kennis met een nieuwe ster: de gloednieuwe Opel Astra. Met zijn opwindende design staat hij overal in de spotlights. Over zijn baanbrekende technologie is iedereen enthousiast. Stap in de nieuwe Opel Astra en ervaar zelf hoe het voelt om een ster te zijn.
And action.
Opel Eye
Adaptive Forward Lighting
FlexRide
Opel Astra vanaf € 18.495,-
www.opel.nl
Gemiddeld brandstofverbruik en CO2-uitstoot: km/l 13,7 –23,8; l/100 km: 7,3–4,2; CO2 gr/km 170-109. Er is al een Opel Astra vanaf € 18.495,- (incl. BTW, BPM en CO2toeslag, excl. kosten rijklaar maken en verwijderingsbijdrage). Wijzigingen voorbehouden.
TopSportLease en Opel, partners in sport.
FOTO: PRO SHOTS
uitgelicht
FOTO: ANP PHOTO
Steve McClaren neemt bij FC Twente afscheid met een historische titel. De landstitel met de Tukkers bezorgt McClaren in de Engelse tabloids de titel ‘King Steve’. Het Duitse VfL Wolfsburg wordt zijn volgende klus.
FOTO: PRO SHOTS
FC Twente landskampioen
NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.
Hoofdredactie Joop Alberda & Joost de Jong Eindredactie Karlijn de Jonge E. karlijn.de.jonge@arko.nl 5e jaargang, nummer 3 mei 2010 Aan dit nummer werkten mee Ruben Bakema Leo Beenhakker Tjalling van den Berg Cors van den Brink Mariëlle van Bussel Jan-Cees Butter Guus van Holland Sjoerd Litjens Mart Smeets John Volkers
Abonnementen Regulier abonnement € 28,60 per jaar (incl. 6% btw). Studentenabonnement € 21,60 per jaar (incl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. Lidmaatschap NLcoach Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach.
Redactieadres Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18
NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl
Uitgever Michel van Troost E. michel.van.troost@arko.nl
Losse nummers € 7,50 per exemplaar (incl. 6% btw)
Marketing Daniëlle de Jong E. marketing@arko.nl
Ontwerp en opmaak Wielaard Studio, Belfeld
Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 E. info@arko.nl
Drukker DeltaHage, Den Haag Coverfoto ANP Photo
advertorial Advertorials vallen niet onder de redactie. NLcoach en Arko Sports Media zijn dan ook niet verantwoordelijk voor de inhoud ervan.
Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.
©2010 NLcoach/Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813
6
COACH
nummer 3 - 2010
Inhoud
Co Adriaanse: “Voor mij liggen de banen niet voor het oprapen” 14
Debat: pioniers in de sport. “Ik zou me niet meer op een persoon focussen” 10 Sportontwikkelingen: Eerste hulp bij liefdesverdriet 40 De psycholoog over eetproblemen: “Coaches hebben veel invloed op het eetgedrag van hun sporters”
44
thema
De Hollandse school En verder… Steve McClaren leidt FC Twente naar het landskampioenschap Nieuws. Vera Pauw: “De KNVB heeft behoefte aan een coach die niet lastig is” De column van John Volkers De houdbaarheid van de coach. Accepteren of solliciteren? Sportservice Noord-Holland. Checklist beëindiging arbeidsovereenkomst Gert-Jan Theunisse: “Je moet weten wanneer een aai of een schop te geven” Regiocoach Zoran Jovanovic: “Ik ben een man van discipline. Ze noemen me ook wel een oude communist” Mijlpalen. Hardhitters blokkeren vooruitgang Anders bekeken. Peter de Wit: “Iedereen moet de top halen, daar is alles op gericht” De column van Mart Smeets
Inleiding
5 9 13 18 21 22
25 Het Voetballaboratorium: De Hollandse School in de praktijk 26
Regionale Jeugdopleidingen verbinden amateurclubs en bvo’s
29
De Hollandse School in het buitenland: Japan, China, Spanje en Canada
30
De Australische topsportcultuur als voorbeeld
34
Gastcolumn van Leo Beenhakker
37
38 42 46 50 nummer 3 - 2010
COACH
7
A B N
A M R O
S P O R T & E N T E R TA I N M E N T
F I N A N C I A L M A N A G E M E N T & P L A N N I N G V O O R D E P R O F E S S I O N A L
DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE FINANCIËLE DIENSTVERLENING OP HET HOOGSTE NIVEAU Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiële vraagstukken die spelen tijdens en na uw carrière als ook in uw priveleven. Wij concentreren ons op maatwerk en verdiepen ons serieus in wat u beweegt.
GA NAAR ABNAMRO.NL/SED
Daardoor kunnen wij u professioneel begeleiden bij het managen van uw vermogen. Wij luisteren, begrijpen, doen en helpen u bij het definiëren van uw behoeften en doelen. Met u stellen wij een plan op om uw financiële doelstellingen te verwezenlijken. En passen dit aan indien veranderingen in uw persoonlijke omstandigheden of op de financiële markten daarom vragen. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze site. Wij komen graag met u in contact.
nieuws
“De KNVB heeft behoefte aan een coach die niet lastig is” voetbalvrouwen tegen Vera Pauw toen ze eind maart besloot op te stappen. “De meiden zijn woedend, we waren nog niet klaar”, zegt Pauw. Na het EK-succes afgelopen jaar en een aanwas van 50.000 voetballende meisjes was het tijd om het vrouwenvoetbal structureel in te bedden. Maar dat gebeurde niet op de manier die de KNVB in haar beleid had beschreven, en dus voelde Pauw zich genoodzaakt haar
“
functie bij de voetbalbond neer te leggen. Door: Mariëlle van Bussel
“Na het EK is mij niet het bewijs geleverd dat er samengewerkt zou worden aan de volgende stappen, terwijl dat altijd het uitgangspunt is geweest. Het voetbal is een product geworden. Contractueel lag vast dat ik verantwoordelijk was voor de kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkeling van het meisjes- en vrouwenvoetbal, maar aan die kernwaarden werd na het EK getornd.” Onvoldoende technische coördinatie op het hoogste niveau, het missen van regie en het ontbreken van communicatielijnen tussen de bondscoach en invloedrijke afdelingen als marketing, somt Pauw op. “Er is gezegd dat de lijnen naar mij bewust zijn afgesneden. Ik mocht alleen nog via mijn eigen manager en directie communiceren met anderen.”
“Na het EK ben ik niet eens door mijn directeur gefeliciteerd” [Pauw]
Ondertussen ging de marketingafdeling aan de slag met het EK-succes om zoveel mogelijk nieuwe leden binnen te halen. Zo werd er een onderzoek gedaan naar de huidige inbedding van meisjes- en vrouwenvoetbal in de verenigingen zonder medeweten van Pauw, en werd zonder overleg met haar, de inhoudelijk verantwoordelijke, beslist dat de gemengde pupillencompetitie afgeschaft zou worden ten faveure van de meisjescompetitie. “Meisjesvoetbal is te vermarkten, gemengd voetbal niet”, zoekt Pauw naar de reden. “Terwijl we juist bezig waren met kwalitatieve ontwikkeling, waarvoor gemengd voetbal noodzakelijk is en waarvan een explosieve ledenwinst het gevolg was. Marketing heeft zich ernstig bemoeid met de inhoud van het vrouwenvoetbal. Met mij is hier nooit over gecommuniceerd, terwijl ik degene ben die het meest over dit onderwerp weet.” En zo werd Pauw naar eigen zeggen overal buiten gehouden. Ze werd uit de verzendlijst gehaald van rond te sturen verslagen, ze werd niet uitgenodigd
nummer 3 - 2010
voor een presentatie van datzelfde onderzoek op haar werkterrein en ze mocht geen deel meer uitmaken van de werkgroep Toekomst Eredivisie. “Sinds het EK is nooit meer met mij gesproken. Niet over hoe het EK verlopen is, hoe het succes uitgebuit kon worden, sterker, ik ben niet eens door mijn directeur gefeliciteerd.” Ze benadrukt dat verschillen van inzicht nodig zijn voor ontwikkeling, maar dat daar wel over gediscussieerd dient te worden in een gezond werkklimaat met transparante communicatie. “Een gezonde werkrelatie waarin ieder zijn eigen specialisme heeft, had me kunnen laten blijven. Voor het EK waren we niet interessant voor marketing, nu staan ze onder druk en hebben ze behoefte aan een coach die zich niet druk maakt over voetbalontwikkeling, die niet lastig is.” Pauw is ervan overtuigd dat er geen strijd nodig is tussen een succesvolle coach en de bond. “Als je dezelfde goede bedoelingen hebt, kom je er in een gezond werkklimaat altijd uit. Maar dat is niet aan de orde. Er is geen regie binnen de KNVB. Ik miste een technisch directeur binnen de directie zoals Louis van Gaal destijds, waardoor ik mijn verhaal niet kwijt kon. Nu nemen degenen die geen verstand hebben van technische zaken de beslissingen óver technische zaken. Dan is voor mij het eindpunt bereikt.” “Dit verhaal bevestigt dat we uit elkaar zijn gegroeid”, reageert Ruud Bruijnis, directeur amateurvoetbal waaronder Pauw viel. “Vera Pauw is nergens bewust buiten gehouden, integendeel. Er is een structuur, en er zijn overlegvormen waarin Vera al haar kennis en kunde kwijt kon. Maar het was blijkbaar niet voldoende. Wat mij betreft is het boek gesloten.”
COACH
“
“Je bent van ons afgescheurd”, zeiden de Nederlandse
9
debat
“Goed leiderschap is veel meer dan successen behalen” Ze zijn bevlogen, vakkundig en ondernemend. Ze brengen hun sport tot leven, ontwikkelen het en tillen het naar een hoger niveau. Totdat ze tegen een muur oplopen, zoals onlangs met Vera Pauw en Gerard Speerstra gebeurde. Is het onvermijdelijk dat pioniers in de topsport uiteindelijk (noodgedwongen) vertrekken?
Door: Mariëlle van Bussel
10
COACH
nummer 3 - 2010
“Een vertrek hoeft niet aan de orde te zijn”, vindt Speerstra, tot voor kort trainer bij Turnstad Sportstad Heerenveen waar hij successen behaalde met Epke Zonderland. “Als een trainer zijn organisatie voorbijstreeft, dan kan hij op een andere plek worden neergezet zodat de organisatie wel de vruchten kan plukken van zijn kennis en ervaring. In het bedrijfsleven gaat dat ook zo. In mijn geval gebeurt het tegenovergestelde: in het slechtste geval kom ik in België terecht om vervolgens tegen de Nederlanders te strijden.” Speerstra is ruim zeventien jaar actief in de turnwereld. Mede door hem zijn de mannelijke turners op de wereldkaart gezet. In maart werd Speerstra ontslagen door de KNGU, na kritische uitlatingen over het gebrek aan professionaliteit bij zowel de KNGU als Sportstad Heerenveen. Pioniers
lopen hard, soms te hard. Het brengt ze op een eiland waar ze alles in eigen hand hebben. Is dat een goede zaak? Speerstra: “Dát is nu juist onvermijdelijk. Je begint aan iets, roept eens wat (‘We gaan naar de Spelen’) en iedereen verklaart je voor gek. Je loopt zo vaak tegen negatieve reacties aan dat je noodgedwongen alles zelf gaat organiseren en het uiteindelijk dus ook allemaal kunt.” Of hij nog eens op deze manier zou gaan pionieren? “Nee”, klinkt het vastbesloten. “Omdat ik niet de waardering heb gekregen die ik verwacht had, zou ik er niet meer vol ingaan en de rest van mijn omgeving uit het oog verliezen. Ik zou me ook niet meer op één persoon focussen, het is te breekbaar. Pioniers moeten gekoesterd worden, zij hebben meer visie, knowhow en gedachten dan wie ook.”
“Ik zou er niet meer vol ingaan en de rest van mijn omgeving uit het oog verliezen” [Speerstra]
FOTO: SOENAR CHAMID
Bij het laatste EK in Birmingham is Epke Zonderland ook zonder coach Gerard Speerstra succesvol.
Dat vindt ook Frank Louter, eveneens een vormgever in de Nederlandse (vrouwen)turnwereld. “De pionier kenmerkt zich door de snelheid van handelen, flexibiliteit en energie, terwijl de bond zich kenmerkt door logheid, bureaucratie en terughoudendheid. Twee totaal verschillende werelden. Het is onvermijdelijk, maar jammer, dat pioniers hierdoor moeten afhaken. De systemen groeien niet mee, waardoor hij of zij alleen komt te staan.” Louter verwijst naar NOC*NSF dat predikt dat sporters en coaches gesteund moeten worden door de bonden. “De bond moet van het spelletje afblijven, haar enige taak is vragen waarmee ze de coach kan helpen. Dat is in Speerstra’s geval niet gebeurd, sterker, er werd van alles opgelegd.
“Je moet als coach ook geholpen wíllen worden, je bent geen team in je eentje” [Louter] Aan de andere kant moet je als coach zelf ook geholpen wíllen worden, je bent geen team in je eentje.” Dat is juist de crux. Een pionier vindt het moeilijk om hulp in te roepen, weet Louter uit eigen ervaring. “Je moet elke keer alles uitleggen, wat veel tijd kost en frustraties oplevert. Je zit als pionier per definitie op een eiland, omdat niet iedereen je begrijpt. Eigenlijk pleeg je roofbouw, omdat het allemaal jóuw kracht en energie is. Af en toe moet je een pas op de plaats maken zodat anderen
kunnen aanhaken. En vaker naar de zijkant kijken in plaats van alleen naar voren. Anders houd je het niet vol.” Ook Vera Pauw is van mening dat pioniers noodgedwongen op een eiland terechtkomen. “Het is niet inherent aan de positie van de pionier, maar aan het ontbreken van een professionele cultuur. Als je als coach zaken niet bespreekbaar kunt maken, en je ook nog als lastig wordt ervaren, sta je alleen.” Pauw is als het gaat
nummer 3 - 2010
COACH
11
“Een pionier moet nooit de handdoek in de ring gooien” [Selinger]
om het vrouwenvoetbal de pionier bij uitstek. De derde plaats op het EK afgelopen zomer en sinds haar aantreden vijf jaar geleden 50.000 meisjes die lid zijn geworden van een voetbalvereniging, zijn de resultaten van 25 jaar pionierswerk. Maar sinds het EK in 2009, toen de marketeers bezit namen van het meisjesvoetbal, is het misgegaan tussen de KNVB en Pauw, met als gevolg het opstappen van de bondscoach (zie ook pagina 9). “Toen het vrouwenvoetbal nog niet interessant was, zaten we met z’n allen op een eiland en kregen we af en toe bezoek van een rubberbootje. Nu is er een cruiseschip langsgekomen waarvoor mijn staf wel tickets heeft gekregen, maar ik, degene die de leiding op het eiland had, ben geweigerd en alleen achtergebleven.” Dat is voor Pauw de wrange uitkomst van het succesvolle EK. “Er wordt nu gezegd dat ik geen specialisten naast me duld, maar juist de marketingafdeling van de KNVB duldt geen specialist zoals ik. De regie tussen de disciplines ontbrak.
“Meningsverschillen kunnen juist leiden tot een sterker product” [Pauw] Pioniers hoeven niet te vertrekken zolang er een gezond werkklimaat is met transparante communicatie. Meningsverschillen kunnen juist dan leiden tot een sterker product.” “Als je als pionier echt goed bent, maak je anderen beter, ben je
12
COACH
nummer 3 - 2010
bereid om successen te delen, heb je een breed inzicht en veel geduld”, vindt Avital Selinger, volleybalcoach. “Die combinatie is vrij uniek. Algemeen gezegd hoeft niet elke pionier af te haken, goed leiderschap is veel meer dan successen behalen.” Geduld is een groot goed voor Selinger. “Je krijgt altijd te maken met krachten die tegenwerken. Maar als iemand je niet bij kan houden, is dat niet per definitie tegenwerking, ook al ervaart een pionier dat zo. Dat moet hij kunnen begrijpen. Soms loopt een pionier te ver van de basis vandaan, door een situatie te creëren waar de rest nog niet klaar voor is. Het kost tijd en geduld om de massa naar een structureel hoger niveau te tillen. Als hij dat niet kan opbrengen, haakt hij af.” Ook een afdeling marketing in Pauws verhaal hoort daar volgens de volleybalcoach bij. “Als je goed bent, werp je een schaduw over de rest, zonder dat je het door hebt. De anderen voelen zich bedreigd, willen ook erkenning. Het is de kunst voor de pionier om tijdens de weg omhoog zoveel mogelijk mensen mee te nemen. Liever een stap terug met anderen om je heen, dan nog sneller maar alleen.” Selinger benadrukt dat Pauw een punt gemaakt heeft, maar dat dat nog maar het eerste deel is van het pionierswerk. Het tweede deel is het structurele vervolg, wat verreweg het moeilijkst is. “Een pionier moet nooit de handdoek
in de ring gooien, maar vooral geduld hebben.” Volgens Toon Gerbrands is het juist onvermijdelijk dat een pionier het veld moet ruimen. Sterker: “Een pionier zal moeten toezien hoe anderen op een slimmere manier doorgaan met waarmee hij begonnen is. Degenen die ergens mee beginnen, de weg wijzen en eigenlijk een standbeeld verdienen, winnen nooit de medailles en krijgen niet de waardering die ze verdienen. Zelf weten ze het niet, maar anderen wel, dat ze het einde niet halen.” Het karakter van de pionier is daar mede debet aan, denkt Gerbrands. Zo is de sterke eigen wil een reden waarom men in conflictsituaties terechtkomt. “Maar dat is tegelijkertijd ook een mooie kant van een pionier. Het is hun weg of geen weg, ze kunnen geen compromissen sluiten, waardoor ze uiteindelijk sneuvelen. Maar ze kunnen niet anders, het is een manier van leven.” Het is niet aan de bonden te wijten dat het misgaat, vindt Gerbrands. “De omgeving is vaak nog niet klaar voor de volgende stappen, waardoor het bijna een zekerheid is dat ze met elkaar in conflict komen. Het ligt niet aan de een of de ander, het is inherent aan beide posities. Het enige wat gedaan kan worden, is later voor erkenning zorgen. Ik doe een pleidooi voor een pioniersprijs, de Vera Pauw-trofee.”
“Zelf weten ze niet dat ze het einde niet halen” [Gerbrands]
Geen boek over bondscoach Bert Zal er over twintig jaar, in 2030, ook een boekje uitkomen van de hand van een gefrustreerde assistent van de coach die voor Nederland het WK in Zuid-Afrika deed? Zoals Nol de Ruiter, ‘Nol de Nul’ smaalden wij in 1990 in Italië, onlangs besloot te doen over Leo Beenhakker. Die altijd amechtig zuchtende man was zijn baas bij dat WK voetbal dat het grote Nederlands elftal, de heersende kampioen van Europa, wel effetjes naar de hand zou gaan zetten. We zoeken de namen op van de assistenten van Bert van Marwijk. Bert, man zonder bijnaam, is ‘onze’ bondscoach, de trainer naar wie een heel land deze zomer zes weken lang opkijkt en die dan eventjes belangrijker is dan de koningin, zeg ik met goedvinden van de Oranjevereniging hier in mijn dorp. Wijze Bert van Marwijk heeft gelouterde internationals als assistenten. Frank de Boer is na Edwin van der Sar onze recordinternational, met 112 caps. Phillip Cocu haalde de honderd interlands ook. De derde assistent is een vertrouwensman aan wie Van Marwijk zijn baal shag nog zou meegeven: Dick Voorn. Nee, deze mannen gaan Van Marwijk over twintig jaar niet afvallen zoals De Ruiter in zijn boek Nol deed met baas Beenhakker. Misschien zegt dat meer over de assistenten dan over de coaches. Beenhakker, ‘Don Ballon’ in onze lolligste buien, deed het natuurlijk niet best met het Nederlands elftal in Italië. Hij trof het team op een verkeerd moment. De ego’s waren na de vele Cups groter geworden dan hij had kunnen vermoeden, de heertjes hadden liever Cruijff als bondsAan de zijlijn konden coach gehad en aan de zijlijn konden assistenten van de allure De Ruiter en Rab, bijnaam ‘Jan Map’, de zaak ook niet redden. assistenten van de allure Dat, vaak omschreven als typisch Nederlands gekrakeel bij een groot voetbaltoernooi, zal deze zomer allemaal De Ruiter en Rab de zaak niet voorkomen. Ja, het kan misgaan, zelfs met gelouterde assistenten aan de lijn. Maar dan hebben we het over het ook niet redden resultaat, niet qua sfeer of teamverband. Van Marwijk, man van weinig woorden, heeft in twee jaar een stevige reputatie opgebouwd hoe hij dit team van Nederlandse sterspelers moet managen. ‘Wij’ doen het, is de verwijzing naar het teamwork van zijn staf. En als het dan toch misgaat, dan is het maar Nederland. Sterspeler George Weah van Liberia vertelde aan Van Marwijk dat hij stenen naar het hoofd had gekregen. Nederlanders schelden hooguit, met veel K-woorden erin. En als het tegenzit, dan krijg je jaren na dato nog een boek voor je kop. O ja, nog één voordeel om met Van Marwijk naar het WK te gaan. Hij weet wat het is om wereldkampioen te worden. In 1975, het jaar waarin hij als speler debuteerde in het grote Oranje, werd hij met zijn vader wereldkampioen klaverjassen. Er werden fouten gemaakt. Blikken konden doden. “Maar we accepteerden elkaar”, zo legde Van Marwijk in april in de Volkskrant nog de sleutel tot succes bloot.
nummer 3 - 2010
COACH
column JOHN VOLKERS
John Volkers is ruim twintig jaar sportverslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en vier EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995) en voetbal (De Internationals, 1999). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.
13
coverinterview
“Spelers hier moeten wennen aan mijn directe aanpak”
Co Adriaanse in Qatar
Sinds begin dit jaar is Co Adriaanse bondscoach van het olympisch elftal van Qatar. De Aziatische Spelen later dit jaar en de Spelen van 2012 zijn de voornaamste doelen van het ambitieuze sportland. NLCOACH zocht Adriaanse op in de woestijn van Doha. Door: Cors van den Brink
Adriaanse (62) is geen onbekende in Qatar. Van eind augustus 2007 tot januari 2008 was hij er al trainer van Al-Sadd, de club die eigendom is van de kroonprins. Toen duidelijk werd dat het elftal geen zicht meer had op de landstitel, volgde ontslag. Dat bleek twee jaar later echter geen reden om niet tot een verbintenis te komen met de Qatarese voetbalbond. Na zijn vorige verblijf in het emiraat werkte Adriaanse in het seizoen 2008/2009 als coach van het Oostenrijkse Red Bull Salzburg. Hoewel hij met zijn ploeg op weg was naar de landstitel, wilde de eigenaar van de club het contract niet verlengen. Onenigheid over inmenging van de directie in het opstellen van bepaalde spelers was de aanleiding. Adriaanse lag ook onder vuur van de Oostenrijkse pers en had een conflict met oudere spelers in de ploeg die onder de nieuwe coach geen basisplaats meer hadden. Een terugkeer naar Qatar was niet de eerste optie, zo maakt Adriaanse duidelijk. “Maar ik ben kennelijk geen trainer voor wie de banen in Nederland voor het oprapen liggen. Economisch gaat het de clubs
14
COACH
nummer 3 - 2010
ook niet zo geweldig. In de pers zijn wel allerlei clubs genoemd die interesse zouden hebben, maar niemand heeft zich daadwerkelijk gemeld. En ik wilde weer aan het werk.” Assistenten Bij zijn aanstelling in Qatar nam Adriaanse Luc Nijholt, Chris Kronshorst en Abe Knoop mee als assistenten. Ronald de Boer is inmiddels ook aan de staf toegevoegd. De ex-Ajacied speelde de laatste jaren van zijn carrière voor het Qatarese Al-Shamal. “Abe zal de keepers onder zijn hoede nemen. Het blijkt hier moeilijk om goede spelers voor die positie te vinden”, zegt Adriaanse. “Ronald zal tijdens de trainingen vooral tussen de spelers actief zijn. Daarnaast hebben we een Roemeense assistent die hier al langer zit en ons helpt een goed overzicht te krijgen van alle spelers. Alleen de herkenning bleek aanvankelijk al een probleem, want dezelfde speler kan onder heel verschillende namen opduiken in de opstellingen.” Behalve Adriaanse en zijn assistenten, zijn in Qatar
FOTO: WWW.ERKI.NL
ook de Nederlanders Guus Griët en Tini Ruys actief. Griët werkt al acht jaar in het kleine land aan de Perzische Golf. Hij is momenteel verantwoordelijk voor het nationale team voor spelers tot zeventien jaar. Ruys heeft de spelers tot negentien jaar onder zijn hoede. Sportbeleid Financieel heeft Adriaanse geen klagen, maar zijn situatie is anders dan voor bijvoorbeeld De Boer, die met zijn gezin in Qatar is blijven wonen. Daar staat tegenover dat hij veel ruimte krijgt om zijn team op te bouwen. Dat heeft alles te maken met de grote sportambities van Qatar. De emir, sjeik Hamad bin Khalifa al-Thani, kwam in juni 1995 aan de macht en toont zich al vijftien jaar een groot sportliefhebber. Dat geldt al evenzeer voor een van zijn zoons, sjeik Jassem. Hij is de stichter van het fameuze Aspire sportcomplex, waar jonge talenten in verschillende takken van sport over alle faciliteiten én vele buitenlandse coaches beschikken om hun carrière op een hoger peil te brengen. Aan de rand
van dit complex liggen de trainingsvelden van de Qatarese voetbalbond, waar Adriaanse c.s. werken. Een tweede poot onder het sportbeleid is het streven om zoveel mogelijk grote sportevenementen in eigen land te organiseren. “Een van de redenen daarvoor is dat je dan zeker bent van deelname”, zegt Adriaanse. En waar het elders in de wereld steeds moeilijker is om voldoende sponsors te vinden voor grote evenementen, is dat in het met veel aardgas – en niet zoals veel mensen denken vooral olie – gezegende Qatar
“Ik ben kennelijk geen trainer voor wie de banen in Nederland voor het oprapen liggen” nummer 3 - 2010
COACH
15
debat coverinterview
In mei 2009 werd Co Adriaanse met Red Bull Salzburg landskampioen. Desondanks werd zijn contract niet verlengd.
geen enkel probleem. Zo organiseert het land begin 2011 de Asian Cup, de Aziatische pendant van het EK. Daarnaast lonkt de kandidatuur voor het WK van 2022. In 2006 vonden al de Aziatische Spelen plaats in Doha, waar Qatar het voetbaltoernooi – net zoals op de Spelen met alleen spelers tot 23 jaar – won. Die titel moet Adriaanse met zijn team later dit jaar verdedigen in het Chinese Kanton. Daarna volgt de kwalificatiereeks voor de Spelen van Londen – waarvoor de loting nog moet plaatsvinden. Het nationale team “Tijdens de eerste maanden na mijn aanstelling zijn mijn assistenten en ik twee-aan-twee veel wedstrijden gaan bekijken om spelers te scouten”, vertelt Adriaanse. “Qatar telt twaalf clubs, die allemaal door de emir worden gefinancierd. Er zijn per jaar verschillende competities en bekerrondes. Alle clubs hebben bovendien diverse jeugdteams. Daardoor kunnen we veel wedstrijden zien, maar we moeten selecteren uit een zeer beperkte groep voetballers die op het hoogste niveau spelen. Ik heb 72 spelers die qua leeftijd aan de eisen voldoen. Bovendien liggen die eisen voor het ene toernooi weer net even anders dan voor het andere, zodat ik moet schuiven.” Hij werkt momenteel met een vaste selectie van achttien spelers, waaraan hij een telkens wisselende groep van tien anderen toevoegt. Alle clubs zijn gevestigd in of nabij de hoofdstad Doha. Hoewel de spelers dus binnen een
Waar het elders in de wereld steeds moeilijker is om voldoende sponsors te vinden voor grote evenementen, is dat in Qatar geen enkel probleem 16
COACH
nummer 3 - 2010
beperkte geografische afstand wonen en spelen, is de ruimte om met het nationale team te trainen beperkt. “Ik zou wel een regeling willen zoals bij het hockey in Nederland, waar spelers wekelijks deels bij hun club en deels bij het nationaal team trainen, maar dat is niet haalbaar”, aldus de bondscoach van het olympisch team. “Ik heb daarom een plan ingediend voor oefenwedstrijden en trainingskampen. Zo wil ik dit jaar graag naar het internationale toernooi van Toulon en staan er wedstrijden tegen enkele Nederlandse clubs op mijn wensenlijst.” De eerste oefenwedstrijd onder zijn leiding leverde ‘Jacobson Adriaanse’ – zoals hij in de Qatarese media heet – het nodige respect op. Het olympisch elftal versloeg Oezbekistan met 2-1 en het offensieve spel kreeg de nodige waardering. Zijn er grote verschillen in trainingsaanpak zoals voetballers in Qatar die gewend zijn en de manier waarop u wilt werken? Adriaanse: “Ik merk dat de spelers hier moeten wennen aan de directe aanpak die ik altijd heb voorgestaan. Het voorbereiden en goed organiseren van een training is ook minder gemeengoed. Mijn offensieve speelstijl is anders dan veel coaches hier hanteren. Maar ik werk ook aan de regels: op tijd komen voor de training, werken volgens een strak schema en schijnbare kleinigheden als het dragen van scheenbeschermers tijdens de training.” Is er sprake van een ‘Nederlandse aanpak’, of is die in ontwikkeling, nu de teams tussen 16 en 23 jaar Nederlandse coaches hebben? “Ik werk niet anders dan in Nederland of in Oostenrijk en dat weten de andere Nederlandse trainers die hier werken natuurlijk ook. Maar je moet wel rekening houden met de eigenschappen van de spelers en met de omstandigheden. Voetballers zijn fysiek niet erg sterk, maar wel erg snel, wendbaar en technisch vaardig. De warmte stelt grenzen aan wat je overdag in de buitenlucht kunt doen. En de religie speelt een rol, omdat die mede het dagritme bepaalt.” Wat zijn de belangrijkste accenten waaraan u wilt werken in de voorbereiding op de komende wedstrijden en toernooien? “Dan gaat het vooral om het werken aan de tactiek voor het team: samenspelen via het één of twee keer raken van de bal, de veldbezetting, het domineren van de tegenstander en het omschakelen en vroegtijdig storen bij balverlies. Daarnaast spelen de mentale en fysieke aspecten een belangrijke rol. De spelers moeten meer zelfvertrouwen krijgen en ik zal veel aandacht moeten besteden aan het eten en drinken en zorgen voor voldoende rust voor herstel.”
Griët: “Als je als coach niet soepel bent, heb je hier geen leven”
Waar Adriaanse contacten opbouwt met de spelers en coaches van de eerste elftallen van de twaalf clubs, werkt Griët met spelers uit de jeugdafdelingen. “In de leeftijdscategorie waarmee ik werk, hebben de clubs maximaal dertig spelers. Daarvan mogen er hoogstens drie buitenlander zijn. Dat zijn kinderen uit gezinnen die hier wel wonen en die hier vaak ook geboren zijn, maar geen Qatari zijn en niet in aanmerking komen voor de nationale elftallen. Ik rekruteer dus uit een pool van zo’n driehonderd spelers.” Griët ervaart de grote welvaart van de oorspronkelijke bevolking van Qatar als een probleem. “De jeugd heeft weinig prikkels om te presteren, omdat ze van jongs af gewend zijn alles te krijgen. Zodra ze zeventien zijn, hebben ze al een joekel van een auto onder hun gat. De bond betaalt spelers per training, om hen te stimuleren. Maar als ze wegblijven, heb ik weinig sanctiemogelijkheden. Als je niet bereid of in staat bent daar soepel mee om te gaan, heb je hier als coach geen leven.” Een extra probleem is volgens Griët het feit dat bij Aspire en bij de clubs coaches van veel verschillende nationaliteiten en uit heel verschillende voetbalculturen werken. “In Nederland kennen we een eenduidige opleidingsfilosofie. Ik ben opgeleid volgens de ideeën van Rinus Michels en anderen en hanteer een duidelijke structuur in mijn trainingsplan. Later heb ik mijn voordeel kunnen doen met de methode van De Voetbalschool van Wiel Coerver, zonder beide opleidingen overigens als concurren-
FOTO: www.erki.nl
Guus Griët (1949) vertrok acht jaar geleden naar Qatar. De oud-speler van DOS en Elinkwijk was docent trainersopleidingen bij de KNVB en ging in op een verzoek van de Qatarese bond om met de jeugd aan de slag te gaan op het sportcentrum Aspire. “Daar werkte ik met individuele talenten tussen elf en zeventien jaar. Het sportcentrum is georganiseerd naar het model van de Franse regionale voetbalopleidingen, waar de jeugd onderwijs en sport kan combineren. Later kwam ik in dienst van de voetbalbond en nu ben ik coach van het nationaal elftal Onder-17”, zo vertelt hij.
Guus Griët.
ten te zien. Je pakt het beste mee uit beide stromingen. Maar hier zie ik te veel coaches die op weg naar de training pas bedenken wat ze die dag zullen gaan doen.” Voetbal mag dan populair zijn, volgens Griët staat de lichamelijke opvoeding op een laag peil. “Kinderen zijn niet gewend om veel te bewegen. Overgewicht is hier echt een probleem. De Qatari lopen bovendien altijd op sandalen. Je moet veel tijd en energie investeren in het verbeteren van de coördinatie en duurvermogen. Dat vergt een langetermijnplanning. Je moet een goed volgsysteem voor je talenten hebben en dat mis ik helaas bij de meeste jeugdteams.” Het gaat om beleving, zegt Griët. Daarmee schep je motivatie. “Ze komen naar de training om te voetballen. Je kunt ze best wat leren, maar laat dat deel van je programma niet te lang
duren. Om fouten kun je beter lachen dan dat je de spelers uitscheldt, want het eergevoel is groot. De brede ambitie hier in Qatar om de top te bereiken kun je echter wél goed benutten.” Zoals Adriaanse moet toewerken naar de Spelen van 2012 heeft Griët de Asian Cup voor spelers tot zeventien jaar in datzelfde jaar als doelstelling. Anders dan bij het olympisch team heeft hij wekelijks een gezamenlijke training van zijn selectie. Daarnaast werkt hij regelmatig individueel met talenten. “Ik was zelf een technische voetballer en vind het leuk als spelers lekker met een bal leren pielen. Dat onderdeel van het spel is in een individualistische samenleving als Qatar meestal goed ontwikkeld. Maar mijn succes heb ik vooral te danken aan situationele coaching. Ik geef trainingsvormen die de spelers ook in de wedstrijd tegenkomen. Daardoor leren ze de goede keuzes te maken en dus beter te presteren.”
“Mijn succes heb ik vooral te danken aan situationele coaching” nummer 3 - 2010
COACH
17
SOLLICITEREN OF SCOREN
Houdbaarheid van de coach
Accepteren of solliciteren? Het is in het voetbal
schering en inslag, maar het komt tegenwoordig ook in steeds meer andere sporten voor: het ritueel van tegenvallende prestaties – paniek – zoeken naar de schuldigen en straffen van onschuldigen met ontslag. Onderzoek toont aan dat het ontslaan van de coach geen positief effect heeft op de teamprestaties. Wat kun je als coach doen om in de veilige armen van het succes te blijven? Wanneer is het verstandig zelf de regie te nemen op je houdbaarheidsdatum? Is houdbaarheid een keuze? Door: Ruben Bakema & Tjalling van den Berg
18
COACH
nummer 3 - 2010
H
et geheim van succes in je leven/sport is de wet van de positieve aantrekkingskracht. Wat je denkt straal je uit en krijg je onherroepelijk terug. Een positieve instelling trekt positieve mensen aan. Richt je als coach op de kracht van anderen en verzamel krachtige mensen om je heen. Samen met anderen zet je in op een onmogelijk doel en probeer je dat te realiseren.
Soms moet je echter een stapje terug doen. Rustperiodes zijn nodig om afstand te nemen. De kunst is om niet onderdeel van het probleem te worden en met oplossingen te komen. Verspil geen energie aan kritiek leveren of klagen. Als je je ergens tegen verzet, trek je het juist aan. Om iets te veranderen, moet je met gedachten en gevoelens signalen uitzenden. Verwelkom alles wat je wilt hebben en je krijgt er meer van.
Succes is een keuze Houdbaarheid heeft te maken met aanpassingsvermogen. Als coach krijg je elke dag met problemen te maken; dat is de uitdaging van het vak. Na een verloren wedstrijd zoek je een antwoord op de vraag hoe het kon gebeuren. Noteer met steekwoorden je oplossingen. Deze oefening heeft als doel winnende verliezers te vormen. De sporter en de organisatie heb je maar beperkt in de hand. Jezelf daarentegen heb je volledig onder controle. Weet wie je bent en wat je wilt. Probeer zo dicht mogelijk bij jezelf te blijven, wees authentiek. Als coach kun je je houdbaarheid verder vergroten door:
Investeer in de succesformule Om op een hoger niveau te komen, moet je uit je eigen beschermde cirkel stappen. Hoe groot is jouw cirkel (van invloed)? Op welke plaatsen kun je de cirkel vergroten? Elke keer als je een uitdaging aangaat, maak je de cirkel waarin je je prettig voelt groter. Als eco-coach investeer je in succesfactoren. Dit kunnen de volgende factoren zijn:
• aan te sluiten bij de ander; • positieve feedback te geven; • anderen te laten nadenken (reflecteren); • innovatief te zijn.
• kies een club die bij je past; • blijf jezelf. Alleen als je authentiek bent, kun je succesvol zijn; • stel een onmogelijk doel en straal passie uit; • geloof en blijf geloven in je visie; • denk verder dan jouw ego. Het gaat om het succes van de sporter(s), het team, de club of de bond; • wees nieuwsgierig en zorg voor nieuwe ontwikkelingen; • werk aan je deskundigheid (elke
WIN Vind verbeterpunten Doe de dingen zo goed als je kunt. Dan win je vanzelf
dag een betere coach worden); • zie sporters niet als materiaal, maar communiceer belangrijke beslissingen met hen. Nederland heeft behoefte aan beslissers; • coach zo dat je klaar bent als de wedstrijd begint; • zet iedereen in op zijn kracht; • houd het bestuur op afstand, maar communiceer wel je ontwikkelingen. Bewaak het langetermijnbeleid. Accepteer of solliciteer Je ergeren aan sporters of bestuurders is verliezen. Dan kun je beter zelf opstappen of ervoor zorgen dat anderen opstappen. Als je regelmatig met een negatief gevoel de trainingen binnenstapt, moet je daar conclusies aan verbinden. Misschien is het in dat geval verstandig op te stappen. Robert Eenhoorn: “Als de chemie minder wordt, kun je als coach twee dingen doen: je team wijzigen of zelf vertrekken.” Coaches moeten de drie levenscentra, hoofd, handen en voeten en hart gebruiken om sporters en medewerkers ‘mee te krijgen’. Het hoofd voor kennis en analyse. De handen en voeten voor actie en uitvoering. En het hart voor gevoel, betrokkenheid, motivatie, innerlijke beleving en emotie. Geef je sporters het gevoel dat ze beter kunnen en erop vooruitgaan. En behandel ze als gelijke. Dat betekent dat je verschillende stijlen van leidinggeven kunt toepassen en meer aan de sporter(s) over durft te laten. Eerst volgen en dan leiden. Kun je dat niet, dan moet je een ander beroep kiezen.
Neem je verlies, maak het niet persoonlijk Wees zeker dat je je best hebt gedaan Blijf bescheiden bij winst en verlies Kom niet met problemen, maar met oplossingen Kom niet aan met smoesjes: de ja-maar sporter Niet klagen, dan ben je makkelijker voor je omgeving Leg de verantwoordelijkheid niet bij een ander
De beste coaches zijn de sporters zelf. Ons uitgangspunt voor een sporter is om na een nederlaag, slechte wedstrijd of een conflict naar iemand toe te gaan die je positieve energie geeft. Dat hoeft niet per se de eigen coach te zijn. Een sporter functioneert het beste wanneer hij zelf als coach gaat denken. Processen gaan daardoor sneller waardoor er wordt minder tijd, geld en energie wordt verknoeid. De peoplemanager heeft een langere houdbaarheid dan een traditionele coach. In Nederland zijn Foppe de Haan en Guus Hiddink daar uitstekende voorbeelden van. Wat doet een peoplemanager anders, beter en duurzamer dan een ‘gewone’ coach? In Engeland functioneert de manager eerder als een technisch directeur, maar wel iemand die de opstelling bepaalt. De manager kan op de bank zitten, maar ook op de tribune. Hij is het gezicht van de
Richt je als coach op de kracht van anderen
club. De eco-coach bezit de eigenschappen van een peoplemanager, want duurzaamheid, verbinden en energieën bij elkaar brengen vormen zijn belangrijkste taken.
De winnende verliezer.
En jouw eigen houdbaarheid? Ga voor jezelf na hoe lang je nog houdbaar bent bij je huidige club of vereniging. Als je tot de conclusie komt dat je houdbaarheid bijna of zelfs al verstreken is, stel jezelf dan voor de keuze: Solliciteren of scoren? Wordt het solliciteren, zorg dan dat je zo snel mogelijk iets nieuws vindt. Valt de keuze op scoren, laat dan zien wat je waard bent. Doe waar je goed in bent.
Over de auteurs Tjalling van den Berg is coach van de Internationale Turnacademie (CIOS Heerenveen), bondscoach van de kaatsbond en eco-coach bij de jeugdopleiding van sc Heerenveen. Ruben Bakema is manager bij de overheid en docent bij de KNGU en Academie voor Sportkader. Samen schreven zij het boek Coachen, Vinden, Binden, Scoren. Meer informatie: www.eco-coach.nl.
nummer 3 - 2010
COACH
19
Heel Nederland vitaal in 2016 Zilveren Kruis Achmea zet zich in voor de gezondheid en vitaliteit van Nederland. Wij doen dit door het organiseren van de beste zorg, maar ook door het creĂŤren van bewustwording over en helpen bij een gezonde levensstijl. Dat doen wij onder meer door samen te werken met partners binnen en buiten de zorg. Zo kunnen onze verzekerden rekenen op kwaliteit, duidelijkheid en hulp waar nodig om zo gezond en vitaal mogelijk te zijn ĂŠn te blijven. Als grootste zorgverzekeraar van Nederland hecht Zilveren Kruis al jaren grote waarde aan vitaliteit en sport. Daarom ondersteunen wij de ambitie om heel Nederland vitaal te laten zijn in 2016.
www.zilverenkruis.nl
advertorial
Checklist beëindiging arbeidsovereenkomst In de sport gaan, in meer dan in welke andere sector ook, een vereniging en trainer/coach uit elkaar zonder tussenkomst van het UWV WERKbedrijf of de kantonrechter. Een beëindiging met wederzijds goedvinden is niet zelden het logisch gevolg van een proces waarin de sportieve uitdagingen afnemen. Aantreden bij een nieuwe vereniging is veelal een carrièrestap en zeker geen brevet van onvermogen.
Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Sportservice Noord-Holland Postbus 338
Bij het beëindigen van een arbeidscontract is het verstandig om bij het vastleggen van de afspraken een aantal algemene aandachtspunten in ogenschouw te nemen. Ook als de beëindiging met wederzijds goedvinden plaatsvindt, is het verstandig de volgende checklist bij de hand te houden. Checklist beëindiging arbeidscontract: • stel een beëindigingsovereenkomst op waarin alle afspraken worden vastgelegd; • als de situatie acuut is kan een non-actiefstelling overeengekomen worden. Gedurende deze periode behoudt de werknemer recht op loondoorbetaling zonder dat de arbeid verricht hoeft te worden. Eventuele onkostenvergoedingen vervallen. Regel in een dergelijke situatie hoe partijen met de buitenwereld communiceren; • doe een beroep op rechtskundige hulp (vakorganisatie, belangenvereniging, indien van toepassing een Sportservicebureau); • bij beëindiging met wederzijds goedvinden moet de opzegtermijn in acht genomen worden. De periode tussen het ondertekenen van de overeenkomst en de overeengekomen ontslagdatum moet dus minimaal gelijk zijn aan de opzegtermijn. Gedurende de opzegtermijn behoudt de werknemer het recht op doorbetaling van loon. • partijen kunnen ook overeenkomen dat de arbeidsovereenkomst eerder wordt beëindigd. De werknemer heeft dan minimaal recht op een ontslagvergoeding die gelijk is aan het totale loon dat hij gedurende de opzegtermijn zou hebben ontvangen;
• de uiteindelijke hoogte van een eventuele ontslagvergoeding wordt mede bepaald door de lengte van het dienstverband, het bruto maandloon inclusief vakantietoeslag, leeftijd van de werknemer en de omstandigheden die hebben geleidt tot deze situatie (de zogenaamde kantonrechterformule); • indien van toepassing moet in de beëindigingsovereenkomst duidelijk naar voren komen dat het initiatief tot beëindiging is uitgegaan van de werkgever. Dit is met name van belang indien de werknemer aansluitend genoodzaakt is beroep te doen op een uitkering; • laat in de beeïndigingsovereenkomst opnemen dat er geen dringende reden voor ontslag is (een dringende reden rechtvaardigt ontslag op staande voet); • bepaal dat partijen na ondertekening en uitvoering van de overeenkomst niets meer van elkaar te vorderen hebben (finale kwijting). Voorts kun je vastleggen: • of de werknemer het werk tot de laatste dag moet blijven verricht of dat hij/zij vrij is een functie bij een andere werkgever te aanvaarden; • hoeveel vakantiedagen er nog resteren (worden deze uitbetaald of nog opgenomen); • wanneer eigendom van de werkgever moet worden ingeleverd (zoals sleutels, mobiele telefoon, kleding, en dergelijke); • hoe en wanneer de verenigingsleden en de pers worden geïnformeerd over de beëindiging.
2000 AH Haarlem T. 023-531 94 75 E. info@sportservicenoordholland.nl
Stichting Sportservice Noord-Holland draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit artikel.
nummer 3 - 2010
COACH
21
OP ZOEK NAAR DE GRENS
“Je moet weten wanneer een aai of een schop te geven”
S
Ex-wielrenner Gert-Jan Theunisse is terug op het hoogste niveau. Bij de Duitse ProTour-ploeg MILRAM opereert hij als verlengstuk van het management en vriend van de renners tussen de linies.
COACH
Je staat nu een klein jaar als prestatieen motivatiecoach op de loonlijst bij de MILRAM-wielerploeg. Wat is je indruk, is er in het wegwielrennen veel veranderd sinds je in 1995 als renner stopte? “Er is veel hetzelfde gebleven, maar de renners zijn veranderd. Het generatieverschil is groot. In vergelijking met de tijd dat ik fietste is er minder onderling respect en er heerst gemakzucht. Alles van zorg en luxe wordt maar normaal gevonden. Dat zie je ook in de koers terug. Bij de jonge lichting renners zit het echte knechten er niet meer in. Ze vliegen er vanaf het vertrek af vol in. Ze moeten zich realiseren dat ze onderdeel zijn van een team. Juist bij een ploeg als MILRAM is teamgeest, kennis van elkaar en bereidheid om elkaar te helpen van cruciaal belang. Wij kunnen geen 2 of 3 miljoen euro betalen voor een toprenner die op basis van zijn talent koersen wint. Wij moeten slim zijn en andere kwaliteiten benutten. Als we dat doen, kunnen we een paar keer per jaar ons moment kiezen om overwinningen te halen.” Is die andere beleving en invulling van het vak iets wat jij als coach hebt te accepteren, of werk je juist aan verandering? “Een onbevangen manier van aanvallend koersen kan soms erg goed en bevrijdend werken. Maar
“Er is minder onderling respect en er heerst gemakzucht”
Door: Sjoerd Litjens
22
tilzitten kan hij niet, simpelweg omdat het pijn doet. Gert-Jan Theunisse heeft te dealen met de gevolgen van een partiële dwarslaesie. “Als mijn lichaam in rust is, ontstaat er simpel gezegd een soort kortsluiting vanuit het ruggenmerg. Daar heb ik vooral ’s nachts behoorlijk last van. Maar ik neem het op de koop toe. Enkele jaren geleden, vlak na het ongeluk, zag het er niet naar uit dat ik ooit nog op een fiets zou kunnen zitten. Alles wat ik nu doe en kan, is een grote bonus. Maar ik moet wel constant in beweging zijn. Doe ik dat niet dan lonkt opnieuw de rolstoel en dat is geen prettige gedachte.” Ruim een jaar geleden liep de Brabander streekgenoot Gerry van Gerwen tegen het lijf. De ploegleider van de Duitse MILRAM-ploeg zag in Theunisse de ideale man om een uitgebluste ploeg wielrenners weer aan het hardfietsen te krijgen. “Hij zocht iemand met verstand van en ervaring in het wielrennen, maar ook iemand die als verlengstuk van hemzelf kon functioneren, iemand die trainingskampen en hoogtestages kon opzetten en begeleiden. Toen hij mij dat vroeg trainde ik op Mallorca, waar ik tegenwoordig woon, al enkele renners. Het verzoek van Gerry was een mooie kans om ook op ProTourniveau mijn toegevoegde waarde te tonen.”
nummer 3 - 2010
dat moet wel gebeuren vanuit gezonde teamgeest, niet vanuit egoïsme. Ik heb de 24 wielrenners uit onze ploeg de afgelopen winter in groepjes voor een langere trainingsperiode op het eiland gehad. Dat gaf me de tijd om de renners stuk voor stuk goed te leren kennen. Ik heb in die trainingskampen toch een ander bewustzijn willen creëren door de nadruk te leggen op samenwerking. In de koers, maar ook daarbuiten. Ik heb ze gedwongen om elkaar beter te leren kennen. Dat is heel goed geweest. Het heeft bij veel jongens de ogen geopend.” Jouw lijst met blessures is minstens zo indrukwekkend als je erelijst als renner. Je staat te boek als iemand met een hoge pijngrens en een grenzeloos doorzettingsvermogen. Vraag je van je renners hetzelfde als van je eigen lichaam? “Nee. Ik weet veel over de grenzen en mogelijkheden van het menselijk lichaam en ook dat dat per individu verschilt. Ik ben veel te vaak over die grens gegaan. Het heeft me geleerd dat je heel voorzichtig moet zijn, dat je altijd reserve moet inbouwen. Na een zware blessure begon ik steevast te vroeg met trainen; ik nam te weinig tijd voor herstel en
liep daardoor dikwijls achter de feiten aan. Ik zal niet toestaan dat de jongens met wie ik werk ook die fouten maken. Aan de andere kant, als je honderd procent gezond bent, is het je plicht als wielrenner om de grenzen van je mogelijkheden op te zoeken. Alleen dan weet je waar je toe in staat bent en alleen dan kan je verbeteren. Wielrennen is een sport waarin winnen voor weinigen is weggelegd. Dat maakt het ook zo’n mooie sport. Maar dan moet je achteraf wel kunnen zeggen dat je er alles hebt uitgehaald. Ik vergelijk een wielrenner altijd met een Formule 1-auto. Je wilt toch weten hoe hard dat ding gaat.” Hoe laat je die 24 Formule 1-auto’s van MILRAM harder rijden? “Ik heb de afgelopen zeventien, achttien jaar methoden en technieken ontwikkeld die werken. Centraal in mijn werk staat de persoonlijke aandacht voor renners. Bij ieder individu zoek ik manieren die een hoger rendement geven. Bij die zoektocht kom je er bij sommigen achter dat er veel meer in zit, dan moet je op zoek gaan naar manieren om het potentieel te benutten. Bij anderen stuit je sneller op
grenzen, dan moet je kijken hoe de aanwezige kwaliteiten optimaal in te zetten voor de ploeg. In beide gevallen is het aan mij als coach om de renner de juiste aandacht te geven zodat hij optimaal rendeert. Die aandacht voor alle 24 renners van de ploeg hebben, betekent hard werken. Toen ik zelf nog op de fiets zat, was die aandacht er niet. Je kreeg je programma en je moest het er maar mee doen. Of je wel met plezier op de fiets zat werd niet gevraagd. Bizar eigenlijk: plezier moet altijd centraal staan.” “Je kan een renner in mei twee weken op hoogtestage sturen waarmee de fysieke basis voor een topprestatie in de Tour wordt gelegd. Maar als dat betekent dat die renner z’n vrouw en kinderen zo heftig mist dat-ie doodongelukkig op de fiets zit, dan heb je er helemaal niks aan. Ik laat zo’n renner dan liever twee weken thuis trainen, zodat de moraal voor de Tour optimaal is. Als coach moet je weten wanneer een aai of een schop te geven. Ik denk dat ik dat goed kan, maar ook ik maak fouten. Ik blijf altijd zoeken naar kennis die me vertelt wanneer welke input het beste werkt.”
nummer 3 - 2010
COACH
Gert-Jan Theunisse samen met ‘zijn’ MILRAM-pupillen.
23
“Mijn droom is in een Ajax-shirt voetballen” Naut Blonden
Het doel van onze sponsoring is niet alleen onze naam op het shirt van Suarez, Vermeer en Aissati. Een sponsor is er ook voor de lange termijn. Voor de spelertjes die nu hun best doen op sportpark De Toekomst. Spelertjes die misschien in de toekomst op de elftalfoto komen te staan en hun droom – in de ArenA voetballen in het Ajax-shirt – zien uitkomen. Daarom is AEgon ook de komende jaren verbonden aan Ajax. Kijk op aegon.nl/ajax
Eerlijk over De Toekomst.
Thema
“Hoe meer ik reis, hoe minder ik De se nd zeker weet” hollao sch ol “We stellen jou aan omdat we de ambitie hebben om te veranderen. Wij weten zelf niet goed hoe. Jij wel. Wees onbeleefd als het nodig is”, kreeg Siegfried Aikman van zijn nieuwe bazen te horen toen hij werd aangesteld als bondscoach van de Japanse hockeyers. De voornaamste opdracht die hij meekreeg was de ploeg voor het eerst in veertig jaar weer naar de Olympische Spelen te brengen en daarvoor legde de Japanse bond zijn lot in handen van de Nederlander, ervaren en internationaal hoog aangeschreven. Nederlandse coaches staan er goed op in het buitenland. In het voetbal kennen we natuurlijk iconen als Guus Hiddink, Louis van Gaal, Dick Advocaat en Leo Beenhakker, die de wereld overtrokken en als uithangbord fungeren voor wat De Hollandse School is gaan heten. Maar niet alleen op topniveau zijn Nederlanders actief en niet alleen in het voetbal. Wereldwijd werken zo’n 150 Nederlandse voetbalcoaches in diverse en vaak exotische landen aan structuur, beleid en een beter algemeen niveau. Maar De Hollandse School is meer dan voetbal alleen. Aikman werkt dus in Japan, volleybal-
collega Gido Vermeulen zit al jaren in Spanje, Sijtje van der Lende verbleef de afgelopen twee jaar in China. Ook daar was haar woord wet: “Als ik had gezegd ‘ga een halfuur op je kop in de hoek staan’, dan deden ze dat”, is een van haar beschouwingen verderop in dit themaonderdeel. Wat maakt die Nederlandse coach nu eigenlijk zo goed en gewild? Natuurlijk, de historische Hollandse volksaard, koopmansgeest en aanpassingsvermogen spelen een rol. Door de eeuwen heen zijn ‘we’ als klein landje immers altijd genoodzaakt geweest ons heil buitengaats te zoeken waardoor we openstaan voor andere culturen, ons gemakkelijk aanpassen en onze talen spreken. Maar er is meer. Onze kleine oppervlakte en sportdichtheid betekent ook goede structuren, opleidingen en organisatie. Daar blijkt het in veel landen nogal eens aan te schorten, dus daar kunnen Nederlandse coaches een belangrijke bijdrage leveren. Wat betekent dat voor Sportland Nederland? Als je de aap leert hoe hij kokosnoten vangt, gooit hij ze later op je kop, dus het geheim van de smid prijsgeven lijkt niet slim. “Geen enkel probleem”, zeggen ze op de KNVB Academie, zolang je zelf maar vooruitstrevend en vernieuwend blijft, dan houd je je voorsprong.” En werken in het buitenland kan ook juist versterken. Of, zoals zwemcoach Eric Landa bijna filosofisch vaststelt: “Hoe meer ik reis, zie en weet, hoe minder ik zeker weet. Juist dat inzicht heeft van mij een betere coach gemaakt.”
inhoud thema Het Voetballaboratorium: De Hollandse School in de praktijk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Regionale Jeugdopleidingen verbinden amateurclubs en bvo’s. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 De Hollandse School in het buitenland: Japan, China, Spanje en Canada. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 De Australische topsportcultuur als voorbeeld. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Gastcolumn van Leo Beenhakker. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
nummer 3 - 2010
COACH
25
THEMA
DE HOLLANDSE SCHOOL debat
Louis van Gaal doet het weer. Ook met Bayern München wordt hij landskampioen.
Het Voetballaboratorium Guus Hiddink, Johan Cruijff, wijlen Rinus Michels, Louis van Gaal, Dick Advocaat, Co Adriaanse, Pim Verbeek, het rijtje Nederlandse topcoaches in het voetbal is nog veel langer dan louter die namen. Samen zijn ze – en niet alleen op topniveau – de uithangborden van de wereldwijd vermaarde Hollandse School. Wat maakt de Nederlandse coach zo goed?
Door: Joost de Jong
26
COACH
nummer 3 - 2010
E
en zonnige voorjaarsmiddag in het Zeister bos. In de schaduw van het machtige hoofdgebouw van de voetbalbond liggen de kantoren van de KNVB Academie. Terwijl bondscoach Bert van Marwijk daar de laatste hand legt aan de voorbereiding van Oranje op het WK in Zuid-Afrika, werkt een paar deuren verder een leger aan voetbalcoaches en -docenten aan de ontwikkeling van de Nederlandse voetbal- en trainersopleidingen. Per jaar volgen zo’n 5.500 trainers een cursus bij de voetbalbond, ongeveer 1.000 trainers volgen een opleiding op een ROC of hogeschool. Verdeeld over vijf niveaus biedt de KNVB Academie nu twintig verschillende opleidingen aan, variërend van Jeugdvoetballeider tot Coach Betaald Voetbal, het hoogste niveau. Vanaf het seizoen 2011/2012 komt daar de cursus Hoofd Jeugdopleiding bij. “Dat is een opleiding op het hoogste niveau en is opnieuw baanbrekend”, zegt Cort van Dijk (59), sinds 1 septem-
ber manager van de KNVB Academie. De Nederlandse voetbal- én trainersopleiding is immers wereldwijd vermaard en niet zonder reden. Van Dijk: “De KNVB bestaat al meer dan honderd jaar. Vanaf het begin is er veel aandacht besteed aan het opleidingsbeleid, dus dat heeft zich in de loop der jaren flink uitgekristalliseerd. Verder kent Nederland een enorme voetbaldichtheid. De KNVB heeft bijna 1,2 miljoen leden, op 15 miljoen inwoners is dat heel veel. Overal in het land zijn clubs en velden. Daardoor is het selectiemechanisme heel fijnmazig. Voor alle leeftijdscategorieën kunnen we uit een heel brede groep selecteren. Al die spelers en spelertjes hebben ook een goede opleiding nodig, daarom heeft de trainersopleiding zich in al die jaren meeontwikkeld. Verder hebben Nederlanders historisch gezien natuurlijk altijd de noodzaak gehad om het buitenland en buitenlandse markten op te zoeken. We zijn dus van nature gewend om ons makkelijk aan te passen
FOTO: ANP PHOTO
aan andere omstandigheden. Voeg je dat allemaal bij elkaar, dan ligt daar de verklaring voor de kwaliteit van de Nederlandse trainersopleiding.”
Nederlandse keuken
Ook de Nederlandse voetbalbenadering speelt daarbij een rol. Technisch, aanvallend, avontuurlijk. Dat heeft zijn weerslag op de opleiding van spelers. Rinus Michels was ruim twintig jaar geleden de inspirator achter het idee dat je voornamelijk goed leert voetballen door het te doen. “En niet door hard te lopen in de duinen of je honderd keer op te drukken”, zegt Van Dijk. “Wij benaderen alles vanuit het spelen van elf tegen elf. Voor lagere leeftijdsgroepen uiteraard met minder spelers, maar alles is gericht op spelen, voetballen, in de context van elf tegen elf. Daarvan leer je als speler het meest en zo kan je ook als trainer veel beter zien op welke onderdelen een team en de spelers zich kunnen ontwikkelen.”
Diezelfde praktische benadering geldt voor de trainersopleiding. “Als je kijkt naar hoe er in het buitenland veel wordt gewerkt, dan verschilt onze opleiding onder meer door het hogere aantal lesuren en de manier waarop wij trainers beoordelen. Wij hanteren de Proeve van Bekwaamheid-structuur: wat je leert, moet je laten zien op het veld en dat examineren wij. In andere landen studeren ze meer uit boeken, in klassikale lessen.” Mede daardoor is de KNVB Academie een gewilde partner voor buitenlandse coaches en bonden. In het kader van diverse ontwikkelings- en uitwisselingsprojecten helpt de voetbalbond andere landen hun opleidingsstructuur te verbeteren. Verder kunnen buitenlandse coaches in Zeist terecht voor een Summer Camp, een korte, intensieve (bij)scholing. Van Dijk vindt het geen probleem de Nederlandse keuken open te zetten en daarmee wellicht een deel van het ‘geheim van de smid’ prijs te geven. “Zolang je jezelf maar blijft doorontwikkelen en vernieuwend blijft. Dan houd je die voorsprong.”
Nieuwe media
Daartoe werkt Van Dijk momenteel aan een zogenoemd Visiedocument, waarin de toekomstplannen van de KNVB Academie worden vastgelegd. “Ik zou bijvoorbeeld nauwere samenwerking willen zoeken met wetenschappers”, zegt hij. “Op het gebied van bijvoorbeeld fysiologie, voeding, leren en trainingsopbouw is er op wetenschappelijk en innovatief terrein nog veel winst te boeken. Denk daarbij aan instanties als bijvoorbeeld TNO en de universiteit van Wageningen. Het zou mooi zijn om hier op de Academie een soort kennislaboratorium in te richten, waarbij de voetbalpraktijk leidend zal zijn.” Ook multimedialisering en nieuwe media zullen een grotere rol gaan spelen in het cursusaanbod. “We kijken naar manieren om de lesstof, die nu nog verzameld is in vuistdikke ordners, te digitaliseren”, aldus Van Dijk. “Maar denk ook aan moderne toepassingen als de iPad en iPhone. Het zou weer een nieuwe, eigentijdse stap zijn als we dat soort applicaties ook zouden kunnen integreren in onze opleidingen. Zo blijven we vooruitstrevend.”
“Wat je leert, moet je laten zien op het veld en dat examineren wij” [Van Dijk]
Mart Nooij: “Nederlandse spelopvatting matcht met Afrikaanse creativiteit” Door: Sjoerd Litjens
Tot begin dit jaar was Mart Nooij bondscoach van Mozambique. Nu wacht hij op zijn Hollandse bank op een volgend Afrikaans land. U bent de afgelopen negen jaar als voetbalcoach actief geweest in Burkina Faso en Mozambique. Hoe bent u daar terecht gekomen? “Het contact met Burkina Faso ontstond eind jaren negentig toen ik voor de KNVB als docent in het buitenland trainerscursussen en trainingen gaf. Vervolgens heb ik leiding gegeven aan een project waarbij ik me enerzijds richtte op de coaching van enkele nationale jeugdteams en daarnaast heb ik met behulp van veertien trainers zo’n vierhonderd lokale trainers door het hele land geschoold, waarbij de kennis van het voetbal en de positieve spelopvatting zoals die vanuit de KNVB wordt gedoceerd centraal stonden. Op een gelijksoortige manier ben ik via de KNVB in Mozambique terechtgekomen, waar ik bondcoach kon worden.” Voelt u zich missionaris van het Nederlandse voetbal? “Ja. Mijn kennis van voetbal en training breng ik over vanuit de overtuiging dat de Nederlandse manier van spelen leidt tot een betere beleving. Tijdens mijn werk in Mozambique en Burkina Faso heb ik gemerkt dat die spelopvatting en de bijbehorende manieren van wedstrijdgericht trainen de Afrikanen enorm aanspreekt. De meeste Afrikanen hebben niets. Wat betekent dat ze vanuit noodzaak enorm creatief zijn. Als je dan een manier van spelen toepast waarbij ze die kwaliteit van zichzelf kunnen laten zien, dan leidt dat snel tot resultaat.” Wat maakt u geschikt om dit werk te doen? “Ik doe wat ik zeg. Dat vinden Afrikanen helemaal niet onprettig. Daarnaast spreek ik mijn talen en ben ik door de KNVB goed geschoold. Dat helpt bij het kweken van de juiste spirit. Ik bedoel: Mozambique en Burkina Faso zijn kleine Afrikaanse voetballanden, landen met een minderwaardigheidcomplex. Als je die landen met aanvallende train- en speelwijzen een middel geeft om de strijd aan te gaan en om trots te zijn, dan slaat dat enorm aan, bij de spelers, maar zeker ook bij het publiek.”
nummer 3 - 2010
COACH
27
ADVERTENTIE rechtsstreeks naar Deltahage
“ Nederlands voetbal beter door
Regionale Jeugdopleiding”
Het opleidingssysteem in het Nederlandse voetbal rendeerde niet. Te veel jeugdopleidingen, te weinig spelers die doorstroomden naar het betaalde voetbal. Daarom zijn er nu de Regionale Jeugdopleidingen.
V
rijdagmiddag, het weekend lonkt, maar het bruist in de Van Zandvlietzaal in de Rotterdamse Kuip en op de velden van het aanpalende complex Varkenoord. In het kader van de Regionale Voetbaltrainingen van de KNVB zijn op uitnodiging van de voetbalbond en Feyenoord, een van de dertien Regionale Jeugdopleidingen (RJO), ruim tachtig pupillentrainers uit het KNVB-district West II bijeen voor een coachdag pupillenkader. In en om Stadion Feijenoord nemen ze een kijkje achter de schermen van de jeugdopleiding van de Rotterdamse club, krijgen praktische tips in een aantal workshops en voeren praktijkopdrachten uit tijdens twee speciaal gearrangeerde jeugdwedstrijden. Thema’s van de dag: wedstrijdcoaching, spelers beoordelen, teamindeling en selectie. Uiteindelijk doel is het beter maken van het immense leger Nederlandse jeugd- en pupillentrainers. Tegelijkertijd vinden bij Heerenveen, de regionale voetbalopleiding Groningen, AZ, NEC/Vitesse/AGOVV, PSV, Roda JC en Sparta vergelijkbare bijeenkomsten plaats. Later volgen nog coachdagen bij Ajax, Utrecht, Willem II/RKC, de Twente Voetbal Academie en ADO Den Haag.
RJO’s
Het kleine Nederland, met maar liefst 37 betaaldvoetbalclubs (bvo’s), 35 jeugdopleidingen en ook nog eens 2.800 amateurclubs met hun eigen opleidingssysteem, dat werkte niet. Er stroomden te weinig spelers door die in aanmerking kwamen voor een carrière als prof. Een verspilling van energie en middelen. Daarom besloot de KNVB twee jaar geleden samen met de clubs om de ‘opleiding tot profvoetballer’ anders te
organiseren. Meer regionaal gespreid en door verschillende bvo’s samen te laten werken in de jeugdopleiding. Inmiddels zijn er dertien RJO’s (zie kader). Alleen Limburg heeft nog geen RJO met een officiële status. “De vermindering van het aantal jeugdopleidingen moet het rendement ten goede komen”, zegt Corné Groenendijk, coördinator voetbalontwikkeling en onderzoek van de voetbalbond. “De RJO’s zorgen voor een hoog rendement van opleidingen, het hele betaalde- en het hele amateurvoetbal profiteert hiervan. Het is de top van de voetbalopleiding in Nederland. Zo kunnen de grootste talenten van Nederland de opleiding krijgen die ze verdienen terwijl alle andere voetballers geen onjuiste perspectieven worden voorgeschoteld.”
Talentherkenning
De Regionale Jeugdopleidingen draaien vooral om verbeterde talentherkenning. “De RJO’s werken nauw samen met de amateurclubs uit de betreffende regio. Ze nodigen de beste tweedejaars E-pupillen [10 jaar, JdJ] uit om bij hen veertien extra trainingen per jaar te volgen, de Regionale Voetbaltraining. De beste spelertjes komen daarna eventueel in aanmerking voor een stage bij de RJO”, aldus Groenendijk. “De kracht van deze opzet zit hem in de samenwerking tussen amateurvoetbal, betaald voetbal en de KNVB.” Ook trainers, coaches en kader van de amateurclubs profiteren van de RJO’s. Groenendijk: “Kaderontwikkeling is een van de hogere doelen. Samen met de regiocoaches van de KNVB krijgen de amateurclubs van de RJO’s voetbaltechnische ondersteuning op maat. Denk daarbij aan bijeenkomsten voor jeugdvoorzitters,
FOTO: KNVB.NL
Door: Joost de Jong
-coördinatoren, -trainers en ouders. Per jaar houden we in elke regio vier van dat soort sessies. Zo helpen de bvo’s het amateurvoetbal beter te worden en brengt het beide takken dichter bij elkaar. Daar wordt uiteindelijk iedereen, maar vooral het Nederlandse voetbal, beter van.”
Regionale Jeugdopleidingen • Regionale Voetbalopleiding Groningen (FC Groningen/ BV Veendam) • sc Heerenveen/FC Emmen • AZ (met Telstar) • Ajax • FC Utrecht • Vitesse/AGOVV • Twente Voetbal Academie (FC Twente/Heracles/Go Ahead Eagles) • NEC/FC Oss • PSV/Eindhoven • Willem II/RKC Waalwijk • Sparta • Feyenoord Academy (met Excelsior) • ADO Den Haag
nummer 3 - 2010
COACH
29
THEMA
DE HOLLANDSE SCHOOL debat
FOTO: PRO SHOTS
Siegfried Aikman heeft bij zijn werk in Japan veel baat bij zijn Hollandse roots.
“Japanners spelen graag met nummer veertien” Voorheen gaf hij in eigen land alle denkbare bondstrainingen en werd hij door de internationale hockeyfederatie ingezet voor trainingscursussen in landen als Zuid-Afrika, Oekraïne en Canada. Nu is Siegfried Aikman bondscoach in Japan, olympische kwalificatie is het doel. “Er is mij verzocht onbeleefd te zijn.”
COACH
belabberd was, heeft alles te maken met het land. Ze hebben zichzelf de sport aangeleerd en focussen alleen op wat ze leuk vinden. Er is geen verenigingssysteem of een opleiding waar ze terecht kunnen om beter te worden.” Nee, dan Nederland, de plek waar Siegfried Aikman al zijn kennis en kunde opdeed. “Wij kennen bijzonder gestructureerde opleidingen. Coaches spreken dezelfde taal, werken volgens jaarplannen
“We stellen jou aan omdat we de ambitie hebben om te veranderen. Wij weten zelf niet goed hoe. Jij wel”
Door: Sjoerd Litjens
30
D
e eerste indruk van het Japanse mannenhockeyteam – dat zich veertig jaar lang niet voor de Olympische Spelen had geplaatst – was bij zijn aanstelling medio 2009 vernietigend: “Talent is er wel maar in tactisch en defensief opzicht was het niveau bijzonder laag. In Japan wil iedereen aanvaller zijn. Verdedigen is een noodzakelijk kwaad. Een bal kan alleen naar voren en verdedigers hakken er op los. Dat hun techniek zo
nummer 3 - 2010
Individuele verantwoordelijkheid
Toch ziet Aikman de ambities die het land met 140 miljoen inwoners heeft; een land dat historisch gezien enorm op zichzelf gericht is, maar ook een land met een goede sportinfrastructuur; met veel slimme, atletische, snelle en gedisciplineerde mensen. “Opvallend genoeg presteren ze vooral in teamsporten bijzonder slecht. Ze zeiden: we stellen jou aan omdat we de ambitie hebben om te veranderen. Wij weten zelf niet goed hoe. Jij wel. Wees onbeleefd als het nodig is.” Onbeleefd is Siegfried Aikman met mate. “Individuele verantwoordelijkheid kennen ze hier niet. Elke beslissing wordt collectief genomen. Niemand is persoonlijk aansprakelijk voor wat er gebeurt. Als ik een beslissing neem, moet ik die altijd voorleggen aan het bestuur van de bond, daar hebben zo’n vijftig man zitting. De kunst is betrokkenen goed voor te bereiden op een beslissing. Als je dat doet, is het vaak een hamerstuk en blijkt heel veel mogelijk.” Het aanzien van Aikman in Japan is groot. Hij komt uit een vooraanstaand hockeyland. De Japanse spelers volgen de Nederlandse competitie, kennen de namen van de spelers. Aikman: “Nederland onderscheidt zich als hockeyland, bijvoorbeeld van de Duitsers, door frivool en initiatiefrijk spel. Spelers in Japan identificeren zich daarmee. Ze spelen graag met nummer veertien, het nummer van Teun de Nooijer en die andere bekende Nederlander. Nederland staat voor het totale hockey, een spel waarbij iedereen kan aanvallen en verdedigen en zelf op zoek gaat, liefst creatief, om problemen op te lossen.”
Probleemoplossers
Hoewel ze die Hollandse school bewonderen, zijn Japanners van origine geen individuele probleemoplossers, constateert Aikman. “Een Japanner doet wat hem gezegd wordt. Dat wat niet als taak beschreven staat, mag niet. Voor een Nederlander mag dat wat niet omschreven staat juist wel. Een Nederlander gaat altijd op zoek naar de grens van het mogelijke, het toelaatbare. Die karakterologische en culturele verschillen zijn mede gevormd door de verschillende onderwijssystemen en zijn diep ingesleten.” De Surinaamse Nederlander Aikman zegt bij zijn werk in Japan veel baat te
hebben bij zijn Hollandse roots. “Wij Nederlanders vinden het heel belangrijk om onze mening te geven en zijn daarin betrekkelijk onafhankelijk. Dat heeft zeker voordelen als je baanbrekend werk wilt verrichten. De Japanse hockeyers waarmee ik werk zullen hun culturele barrières deels opzij moeten zetten om te groeien. Ze zullen moeten leren communiceren, oplossingsgericht denken en zelf initiatieven nemen. Ze zijn zich daarvan bewust, maar van nature heel erg op zichzelf gericht. Alleen al door mijn gedragingen en de manier waarop ik van nature gewend ben bestaande patronen ter discussie te stellen, ben ik een voorbeeld voor hen.”
Van der Lende: “Sven was hét voorbeeld” Schaatscoach Sijtje van der Lende werkte de afgelopen twee jaar met de beste Chinese schaatsers. Ze voldeed aan alle verwachtingen, maar een recente wisseling van de macht in China maakte een einde haar bondscoachschap. “Jarenlang heb ik gewerkt in Nederland in een cultuur waarbinnen iedereen inspraak heeft. Ineens kwam ik in een land waar ik het voor het zeggen had. Ik hoefde maar met mijn vingers te knippen en mijn wensen werden ingewilligd. Dat is heel fijn werken, zeker omdat ik een ploeg had die er helemaal voor wilde gaan. Mijn plan was hun plan. Had ik gezegd ‘ga een halfuur op je kop in de hoek staan’, dan deden ze dat. Die volgzaamheid is prettig tot op zekere hoogte. Ik heb toch ook geprobeerd om een iets andere sportbeleving te introduceren.” “Ik vind dat je als sporter altijd vragen moet stellen bij wat je doet. Dat bewustzijn heb ik over kunnen brengen. Ik zag dat mijn trainingsleer snel aansloeg. Ik heb meer aandacht op kwaliteit dan op kwantiteit van trainen gelegd. Ik heb aandacht gegeven aan de individuele verschillen tussen schaatsers. Toen ik daar
kwam was Sven Kramer hét voorbeeld. Ze hadden een dvd’tje met beelden van hem en kopieerden klakkeloos zijn manier van schaatsen. Dat slaat nergens op. Geen Chinees heeft de bouw van Sven.” “Goed voorbeeld doet volgen. Dat was twintig jaar geleden zo en is nu nog steeds zo. Door de successen van onder andere Hedrick en de Koreanen, zie je nu weer dat de positieve invloe-
den van shorttrack en inlineskaten worden opgehemeld en navolging krijgen. Ik zie ook niet dat er zoiets is als een Hollandse school in het schaatsen. We hebben veel goede trainers, die trainingstechnisch goed onderlegd zijn, maar uiteindelijk probeert ieder voor zich, afhankelijk van de persoon en de cultuur waarmee we werken, met eigen accenten het verschil te maken.”
FOTO: KNSB/HUUB SNOEP
waarbij het voor ieder niveau en elke leeftijd duidelijk is waar de accenten gelegd moeten worden. Technisch, tactisch, fysiologisch en didactisch, alles is vastgelegd. In Japan hebben ze dat nergens. Een serieuze competitie hebben ze niet en literatuur over training en coaching is er niet of nauwelijks. Je mag al blij zijn als er een boek met spelregels voorhanden is.”
Sijtje van der Lende met haar Chinese pupillen.
nummer 3 - 2010
COACH
31
THEMA
DE HOLLANDSE SCHOOL debat
Polderen in het Spaanse volleybal
In zijn derde jaar als bondscoach van het nationale vrouwenvolleybalteam van Spanje zoekt Gido Vermeulen behoedzaam naar de juiste touch voor het overbrengen van zijn kennis. “Als ik hier op Nederlandse wijze de puntjes op de i zet, dan gaan de haren recht overeind. Ze reageren allergisch als je zaken wilt overorganiseren.”
“
“Door begrip te vragen en te tonen heb ik het niveau van het spel kunnen verbeteren” 32
COACH
nummer 3 - 2010
Het EK in Łódź, september vorig jaar. Gido Vermeulen pept zijn team op in de rust van de wedstrijd Nederland-Spanje, Nederland verslaat Spanje met 3-0.
Goedkoop, dat betekent werken met veel ritme en tempo en een centrale rol voor de coach. We zijn er in Nederland goed in om het beste van verschillende werelden te nemen. De Russische blokkering, de Braziliaanse combinatie, de Italiaanse tactiek; overal leer en neem ik het mijne van. Daar heb ik mijn eigen ervaring en de wetenschappelijk kennis, opgedaan via het talentprogramma van de HvA, over de ideale manier van kijken tijdens het spel, aan toegevoegd.”
Drive
De Hollandse trainingsleer en ideeën van Vermeulen, tamelijk revolutionair in het conservatieve Zuid-Europa, sloegen goed aan. Genoeg was het niet. “Waar ik in het begin gelijk teamtactisch en technisch de nodige progressie maakte, miste ik verbinding, de echte drive om met passie voor het nationale team te spelen. Dat terwijl passie juist een kwaliteit van ZuidEuropeanen is die je moet gebruiken. In mijn tweede contractjaar heb ik het Action Type-model van Murphy vertaald naar het Spaans en gedoceerd. Ik heb ze
leren inzien wat de onderlinge verschillen zijn en dat dat eigenlijk best wel handig is in een team. Ik heb ze geleerd hoe de verschillen optimaal in te zetten. Daardoor ontstond er onderling begrip en verbinding, iets wat van nature in het nationale team niet aanwezig was.” Vermeulen noemt de manier waarop hij zoekt naar verbinding, naar gemeenschappelijkheid in de verschillen, ‘polderen op z’n Spaans’. “Als ik hier op Nederlandse wijze de puntjes op de i zet, dan gaan de haren recht overeind. Ze reageren allergisch als je zaken wilt overorganiseren. Ik heb rekening te houden met de hechte familieband hier, met ingebakken conservatisme, met de nadruk op emoties die er toe leiden alles zwart of wit te zien. Makkelijk is anders, maar door begrip te vragen en te tonen heb ik het niveau van het spel kunnen verbeteren, resultaten gehaald, en het bewustzijn ten aanzien van het nationale team veranderd. Ze zien dat het landsbelang ook hun belang is. Ik heb ze inmiddels zover dat ze tijdens het volkslied elkaars hand vasthouden.”
“
“Toen de Spaanse bond me twee jaar geleden vroeg om bondscoach te worden van het vrouwenteam, begon ik met de wetenschap dat het individuele niveau hoog was, maar dat er met het nationale team nooit successen waren geboekt. Er was geen cultuur die het samenspelen voor het land bemoedigde. De regionale verschillen, tussen onder andere Basken, Catalanen en Galiciërs, zijn sterk in Spanje; in de nationale volleybalcompetitie worden die verschillen vooral benadrukt. Traditie, trots en de ambitie om voor het nationale team hard te werken, waren er in het Spaanse volleybal niet.” Juist daar lag de uitdaging voor Gido Vermeulen. In Spanje, het land waar hij eerder als clubcoach werkte, kon hij als volleybalcoach in het eerste contractjaar veel van zijn technische en teamtactische ideeën kwijt. “Ik heb het vak geleerd van de Selingers en Bert
FOTO: PRO SHOTS
Door: Sjoerd Litjens
Ga gluren bij de buren
Nederland, Singapore, Nieuw-Zeeland, Egypte en Canada. In tien jaar tijd werkte zwemcoach Eric Landa in vijf verschillende landen/continenten. Zijn relativerende conclusie: “Hoe meer ik reis, zie en weet, hoe minder ik zeker weet. Juist dat inzicht heeft van mij een betere coach gemaakt.”
“
Door: Sjoerd Litjens
Wedstrijdcultuur
Eric Landa, die de afgelopen tien jaar de wereld over reisde om zijn kennis en kunde te verspreiden, is dankbaar voor die gedegen Nederlandse scholing. Hij zegt zelfs zijn baan als zwemcoach bij de universiteit in Calgary een beetje aan zijn nationaliteit te danken te hebben. “Bij de selectieprocedure speelde mee dat ze wisten dat Nederlanders zich gemakkelijk aanpassen. Dat bewijs wordt geleverd door de Nederlandse schaatsers die hier voortdurend rond de schaatsbaan vertoeven.” Gevraagd naar andere karakteristieken van dé Nederlandse zwemcoach, zegt Landa met enige aarzeling: “Als je dan toch tot een definitie wilt komen, denk ik dat wij in vergelijking met andere landen trainingstechnisch op een vrij hoog niveau werken. En we beginnen behoorlijk snel specifiek te trainen op bepaalde afstanden. Dat is het gevolg van een maatschappij die jeugd extreem veel keuzes biedt, die aanmoedigt dat eenieder
doet wat hij het leukst vindt. Maar het heeft ook te maken met de wedstrijdcultuur in Nederland. Als je wilt kun je ieder weekend een wedstrijd zwemmen. Dat is uniek en maakt dat jonge zwemmers in de regel snel kiezen voor een bepaalde afstand en slag.” Landa zet ook vraagtekens bij die Hollandse zwemcultuur. “Ik denk dat we er in Nederland goed aan doen iets meer naar de Verenigde Staten, Australië en Oost-Europa te kijken waar de scholing in de opleidingsfase tot achttien jaar breder en minder specifiek is. Ik denk dat de keuze voor een afstand en slag op jonge leeftijd niet altijd op de juiste sportieve gronden gemaakt wordt. Ik geloof dat wanneer je wat langer bouwt aan een bredere basis, je juist op latere leeftijd, met afstand- en slagspecifieke training, winst kunt halen.”
Azië
Toch is Eric Landa de eerste om zijn zojuist verkondigde, goedbedoelde tips te relativeren. “Ons opleidings- en kennisniveau is zeer hoog, maar ik denk dat het voor iedere Nederlandse coach goed is om, al is het maar een paar weken, over de grens bij de concurrentie te gaan kijken. Nederlanders zeggen het vaak beter te weten. Maar juist het ervaren van wat anderen doen, werkt louterend. Ik ben er de afgelopen tien jaar achtergekomen dat hoe meer ik reis, zie en weet, hoe minder ik zeker weet. Ik heb in Azië gezien hoe met compleet tegengestelde trainingsmethoden exact dezelfde resultaten werden geboekt als in Nederland. Juíst zulke inzichten maken van mij een betere coach.”
“
“Als ik een omschrijving van mijn vak moet geven, ben ik trainer streepje coach. Dat is typisch Nederland. Die omschrijving kennen ze op maar weinig plaatsen in de wereld. Een trainer is vaak een soort van persoonlijke fitnessbegeleider. En een coach is meestal iemand die zelf op hoog niveau gesport heeft en nu als begeleider werkt. Een coach in Nederland heeft meestal een gedegen opleiding gehad op de ALO of het CIOS, plus aanvullende cursussen. In de meeste landen waar ik heb gewerkt, mag je je na een cursus van vijf dagen bij de bond al coach noemen.”
Eric Landa.
“Bij de selectieprocedure speelde mee dat ze wisten dat Nederlanders zich gemakkelijk aanpassen” nummer 3 - 2010
COACH
33
THEMA
DE HOLLANDSE SCHOOL debat
Australië
als voorbeeld
Australië is het ideale land voor een sporter. Kosten noch moeite worden gespaard om de juiste topsportcultuur te creëren. Wat kan Nederland nog leren van Australië?
Australië, de feiten Tijdens de Olympische Spelen van Sydney behaalde Australië de meeste medailles: 16 gouden, 25 zilveren en 17 bronzen. Vanaf 1996 ontving Australië telkens meer dan veertig medailles per Spelen. Australië trok 48 miljoen dollar (circa 32 miljoen euro) uit voor een onderzoek naar de organisatie van het WK. Australië telt zes sportcentra; in elk district één. In Canberra bevindt zich het Australian Institute of Sport. De Australische overheid investeert jaarlijks ongeveer 120 miljoen dollar (ongeveer 80 miljoen euro) in sport. Melbourne is de sporthoofdstad in Australië. Melbourne Park heeft een tennispark (onder andere Australian Open), cricketstadion (capaciteit 100.000), olympisch park en een voetbalstadion. Buiten de stad ligt nog een racecircuit (GP Formule 1).
Door: Jan-Cees Butter
34
COACH
nummer 3 - 2010
S
ommigen verklaarden hem voor gek. Waarom moest baanwielrenner Theo Bos helemaal naar Australië om zich voor te bereiden op de Olympische Spelen van 2008? Kon dat niet gewoon in Nederland? Zijn antwoord was stellig: nee, dat kon niet. Als Bos zijn medailleaspiraties een serieuze kans wilde geven, moest hij wel buiten de landsgrenzen kijken. Bos prepareerde zich op het Institute of Sport in New South Wales, een van de zes grote sportcentra in Australië. Topsporters hebben er alles wat ze zich kunnen wensen; een krachthonk, klimaatkamer, zuurstofkamer en een vriesbad, zodat het herstel bevorderd wordt. Bos vroeg eens in een informeel samenzijn met Erica Terpstra waarom Nederland niet zo’n topsportcentrum had. “Zoiets kost heel veel geld”, antwoordde Terpstra. En: “Nederland is van oudsher een cultuurland; sport was daarin helemaal niet zo belangrijk.”
A-League
Hoe anders is dat in Australië. Vanaf 1993, het jaar waarin de Olympische Spelen van 2000 werden toegekend aan Sydney, lijkt het land volledig in de ban van sport. Australië spaart kosten noch moeite om internationaal mee te tellen. Stadions worden uit de grond gestampt, trainingsfaciliteiten moeten perfect zijn en coaches zijn vrij om kennis te vergaren in het buitenland. “Ik verbaas mij nog elke dag”, zegt Paul Kattestaart (30), projectmanager bij de Australische tennisbond. Als voorbeeld noemt hij Melbourne Park, het jaarlijkse decor voor de Australian Open. “Als ik er ’s ochtend doorheen loop – met de Rod Laver Arena, het cricketstadion en het nieuwe voetbalstadion – denk ik: it’s not a bad place.” Kattestaart woont sinds 2005 in Australië. Hij, voormalig Nederlands badmintoninternational, werd verliefd op een Australische speelster, Tania Luiz.
Sindsdien kreeg hij een goed inzicht in de topsportcultuur in Australië. “Australië is een land van emigranten. Toen ze hier kwamen, hadden ze niets. Dus zodra ze een kans zagen, gingen ze er gelijk op af. Dat zie je duidelijk terug in de cultuur.” Als treffend voorbeeld geldt misschien het plan voor een WK voetbal in Australië. In 2018 of 2022 moet het grootste voetbalevenement Down Under plaatsvinden. Toen dat plan onder de bevolking ging leven, stelde de Australische regering direct 48 miljoen dollar beschikbaar voor een onderzoek naar de haalbaarheid ervan. Pim Verbeek, sinds 2007 bondscoach van de Socceroos (en met ingang van 1 augustus bondscoach van Marokko), had niets anders verwacht van de Australiërs. “Zo werkt dat hier. Zo’n overheid zegt gewoon: ga maar op reis, trek je plan en kom terug met de ervaringen van andere landen. Ze willen zó graag laten zien dat ze zoiets kunnen organiseren.” Verbeek hoeft alleen maar te kijken naar de A-League, de Australische voetbalcompetitie. Vijf jaar geleden was er nog niets, nu is er een competitie van tien ploegen. Volgend seizoen zijn het er twaalf. Verbeek: “Clubs stopten eerst al hun geld in het eerste elftal, nu is er ook aandacht voor het opleiden van coaches en de jeugdopleiding. Ze staan hier niet stil. Als ze ergens aan beginnen, gaat het heel hard.”
Besluitvorming
Verbeek (53) kijkt soms met open mond wat ze presteren in Australië. In een van de sportcentra worden talentvolle sporters professioneel begeleid. Alle faciliteiten bevinden zich op zo’n centrum. In Canberra, de hoofdstad van Australië, ligt het Australian Institute of Sport,
FOTO: ANP PHOTO
“Het ontbreekt de Nederlandse middenlangeafstandscoaches aan de ervaring om de laatste stap naar de top goed te kunnen begeleiden”
De Rod Laver Arena in Melbourne – waar jaarlijks de Australian Open plaatsvindt – is de blikvanger van Melbourne Park.
waar de beste talenten samenkomen. “Dat is even iets anders dan Papendal”, zegt Verbeek. “Hier wordt het als eer gezien als je daar traint. Iedereen weet wat het Australian Institute of Sport is.” Wat Verbeek opviel, is dat er een goede wisselwerking bestaat tussen de topsporter en de overheid. Zodra een Australiër een medaille behaalt, is hij de eerste om te zeggen dat hij veel te danken heeft aan het Australian Institute of Sport. “Qua pr is dat heel goed”, meent hij. Jaarlijks wordt ongeveer 120 miljoen dollar geïnvesteerd in sport. Verbeek: “Om die 48 miljoen dollar voor een onderzoek naar het WK voetbal maakt niemand zich druk. Als ze het WK krijgen, gaan ze er ook voor. En ze zijn al op de goede weg.” Het verschil met
Nederland? Australië kent beduidend minder bureaucratie dan ons land, is de ervaring van Kattestaart. “Als er goede, capabele mensen aan het bewind zitten, is er geen enkele reden om een plan meerdere stations te laten passeren. Ze zijn hier heel slagvaardig. Niet iedereen hoeft zijn zegje te doen.” Kattestaart betwijfelt of die rappe besluitvorming ook altijd een voordeel is. Hij hoeft alleen maar naar Melbourne Park te kijken. Binnenkort wordt daar een nieuw voetbalstadion opgeleverd, waar Melbourne Heart, de nieuwe club van trainer John van ’t Schip, moet gaan spelen. “Maar ja”, zegt Kattestaart. “Nu komen ze er achter dat het stadion niet voldoet aan de eisen van de FIFA. Ze gaan nu nog een nieuw stadion bouwen óf het huidige uitbreiden. Dat kost ze nummer 3 - 2010
minimaal nog eens 150 miljoen dollar [100 miljoen euro, red.].” Hoewel de bevolking van Australië (ruim 22 miljoen inwoners) niet afwijzend tegenover de torenhoge sportuitgaven staat, heeft David Crawford, voorzitter van een onafhankelijk sportpanel, onlangs een kritisch rapport gepresenteerd. Eén van zijn punten is dat er veel geld naar topsport gaat, terwijl deze groep minder dan één procent van de totale bevolking omvat. Helemaal onterecht is die opmerking niet. Uit cijfers blijkt dat 65 procent van de Australische bevolking kampt met overgewicht. Dat is het hoogste cijfer ter wereld. De Australische overheid ziet in dat gezond leven helpt om de kosten in de zorg te verminderen en vraagt zich af hoe ze sport hiervoor kunnen inzetten.”
COACH
35
Innovation is our sport TM
Meer informatie is te vinden op: www.dsm.com en via: sports.dsm.com
Baanbrekende innovaties kunnen helpen om net dat ene verschil te maken. DSM is Partner in Sport van NOC*NSF en ondersteunt het Nederlandse Olympische Team met innovaties in voeding en materialen. Geen twijfel mogelijk: ‘Innovation is our sport’. De innovaties van Koninklijke DSM zijn overal te vinden: van voedings- en gezondheidsproducten, geneesmiddelen en producten voor persoonlijke verzorging tot bijvoorbeeld auto's, coatings en verf, elektronica en producten voor de bouw.
Maatwerk Ik heb altijd de innerlijke drang gevoeld om het buitenland te ontdekken. Als kleine jongen, opgroeiend in het Rotterdam van de jaren vijftig, struinde ik elke dag rond in de haven. Daar zag je immense schepen binnenvaren, uit landen als China, Australië en Japan. We wisten in die tijd niets van dat soort landen, dus maakte je er zelf je eigen droombeelden en voorstellingen bij. Daar is mijn nieuwsgierigheid naar andere landen, culturen en mensen begonnen. Varen, dat wilde ik ook! Het mooie van het werken in andere culturen is dat je werkt met mensen die even gek zijn van de sport, in mijn geval voetbal, maar dat beleving, druk en emoties overal anders zijn. Voetbaltechnisch is er weinig verschil, de voorstopper van Japan moet op dezelfde manier ‘aan de binnenkant dekken’ als die van IJsland. Maar hoe je spelers zover kunt krijgen, dát is overal anders. Wat je tegen spelers zegt is hetzelfde, maar wat ze hóren, daarin zit hem het verschil. Als coach moet je daar oog en oor voor hebben, een soort antenne waarmee je de signalen van een groep jonge mensen kunt oppikken, voelt en ziet wie welke benadering nodig heeft. Coachen is immers maatwerk. Bij Feyenoord heeft Ron Vlaar ook een andere benadering en training nodig dan Georginio Wijnaldum, bij elke speler druk je in feite op een andere knop. Ook de historische achtergrond van het land waar je werkt is natuurlijk van belang. In Polen moet je weten dat het door de geschiedenis heen flinke tikken heeft gehad en dat de volksaard zich daardoor kenmerkt door weinig lef en een underdoggevoel. En dan weet je dus ook, dat wanneer Duitsland de tegenstander is – zoals op het EK van 2008 – er geen gezonde rivaliteit is, maar pure haat. Dat soort emoties kun je in een wedstrijd niet hebben, dus is het zaak om zelf rustig te blijven en spelers zo dicht mogelijk bij zichzelf te laten blijven en bij de dingen die ze goed kunnen. Een WK is weer van een heel andere orde. In Nederland Dat mentale spel is kennen we dat soort gevoelens niet echt, maar voor veel landen betekent meedoen aan een WK iets nationaals, een van de mooiste iets voor het hele land. Spelers voelen trots en verantwoordelijkheid en dat zorgt voor druk en spanning. Zo had ik bij Trinidad en Tobago te maken met Dwight Yorke. dingen in dit vak Een absolute grootheid, met een schitterende carrière bij onder meer Manchester United, maar ook met één heel grote frustratie: het WK ontbrak nog in zijn loopbaan, als klein landje waren ze gewoon nooit sterk genoeg geweest voor de eindronde. Terwijl elke speler, elke trainer ervan droomt om een WK te spelen. In 2005 was het zover en plaatsten we ons voor het WK in Duitsland. Daarvan alleen al stonden die twee eilandjes totaal op hun kop en toen we bij de loting ook nog eens bij Engeland in de poule kwamen, waarmee ze historisch gezien allerlei banden hadden en waar Dwight en veel andere spelers actief waren, was iedereen helemáál over zijn toeren. Ze hebben een week niet geslapen. Vooral bij Yorke leek het hart het toen te winnen van het verstand, die moest heel erg worden afgeremd. Anderen gingen juist aan zichzelf twijfelen: Kunnen we het wel? Dan is belangrijk dat je vasthoudt aan gewoontes, traint en speelt als altijd. En je niet afvraagt of je goed of slecht bent, maar je realiseert dat je op een WK bent, en dús goed genoeg om tegen Engeland of wie dan ook te spelen. Dat mentale spel is een van de mooiste dingen in dit vak.
nummer 3 - 2010
COACH
gastcolumn leo beenhakker
FOTO: Feyenoord Media/John de Pater
Leo Beenhakker (67) is technisch directeur van Feyenoord. Hij werd als trainer kampioen met Ajax, Feyenoord en Real Madrid, werkte bij clubs in Mexico, Zwitserland en Turkije en was bondscoach van Nederland, Saudi-Arabië, Trinidad en Tobago en Polen.
37
coach in de regio
Handbaltrainer Zoran Jovanovic
“Een gemiddelde ploeg naar de top brengen, dat is de kunst” H
Zoran Jovanovic (49) kwam als 30-jarige Joegoslavische handbalprof naar Nederland. Hij vond er geen topclub die betaalde, wel de liefde van zijn leven en tegenwoordig zijn ‘derde kind’, de Heemskerkse damesploeg van DSS.
COACH
Contributie Zo Nederlands is handbaldier Jovanovic intussen geworden, dat hij zulke beslissingen beargumenteert vanuit typisch Nederlandse opvattingen. Maar de man uit Tuzla, officieel Bosnië, is in het hart ook nog steeds zeer Joegoslavisch. Toen hij vorig jaar een trainingsstage plande in Servië en daar met zijn meiden van DSS heentrok, ontdekte hij bij alle getoonde gastvrijheid wantrouwen bij zijn speelsters. “Een kennis van mij in Kikinda had het geregeld. We zaten in een prachtig hotel, tweepersoonskamers, geen stapelbedden. Met jacuzzi, sauna, thermen, sporthal, alles was gratis. Die meiden, ik had er zeventien mee in twee busjes, geloofden hun ogen niet. Toen we na zeven dagen het hotel verlieten, keken ze achterom. Er komt zeker nog iemand met een factuur achter ons aan, zei er een. Ik zei: meiden, het is geregeld. Dit is geen Nederland.” In 1991 kwam Jovanovic in het kielzog van een vakantieliefde naar Nederland. Het leek hem interessant zijn brood elders te verdienen als handbalprof. “Nederland dat was toch het buurland van Duitsland, het grote handballand met zijn Bundesliga. Daar moest
“Als iemand superproblemen heeft, dan kan ik samen zitten janken”
Door: John Volkers
38
ij wilde geen vader zijn die op zondag bij de maaltijd door zijn kinderen vreemd zou worden bekeken. En toen hij vorig jaar een contract kon tekenen als coach van de mannentopploeg van Aalsmeer (“tien keer kampioen van Nederland, petje af”), liet hij die eer aan zich voorbijgaan. Zijn zoontje van negen, Jani, had zich al verkneukeld over het vooruitzicht dat zijn vader voortaan op Studio Sport te zien zou zijn. Maar toen hem de consequentie duidelijk werd, papa zou door werk en trainerschap bijna nooit thuis zijn, kwam Jani tot een ander inzicht. Jovanovic wist het direct. “Boem, klaar. Ik heb Margot Hölscher van Aalsmeer gebeld. Nee, ik doe het niet. Zeventien uur in de week training geven en ook elke dag tot vijf uur op kantoor zijn. Ik werk 200 meter van sporthal De Bloemhof, maar dat is geen leven. Je kunt je slaapzak dan meenemen. Trainer bij een club als Aalsmeer kun je slechts zijn als prof of semiprof, maar niet als amateur die overdag een drukke baan heeft. Mijn klanten bij Baardse, een groothandel in Aalsmeer, willen dat ik planten lever, mijn handbal interesseert ze niet.”
nummer 3 - 2010
Toen Bouwers assistente Monique Tijsterman op een avond in de hal klaarstond, wist Jovanovic dat hij afscheid kon nemen. Hij moppert nog op Bouwer en wijst die nog eens op zijn afkomst. “Als ik nou uit Ierland kwam, maar ik kom uit het mekka van de handballerij.”
Zoran Jovanovic met de damesploeg van DSS.
geld te verdienen zijn”, zo luidde de vergissing. Hij ging bij De Blinkert in Haarlem spelen en hij moest contributie betalen. “Ik wist niet eens wat het was. Ik was van mijn zeventiende af prof geweest. Duizend euro per maand kreeg ik in mijn topjaren bij Tuzla. Maar hier bleek ik 380 gulden te moeten meebrengen. Ik dacht dat het een eenmalig hulpbedrag was voor derdewereldlanden. Maar ik moest betalen om te kunnen spelen. Ik zei: hallo, ik geef bloed, zweet en tranen voor de club en dan moet ik betalen. Ik vond het waanzinnig.” Discipline Toen de teleurstelling was gedoofd, richtte Jovanovic zich op zijn toekomst in dit land. Hij merkte dat via informele lijnen veel mogelijk was. “Auto, koffiemachine, woning, handbalschoenen werden door de jongens geregeld. Voor handbal was dit het verkeerde land, maar de andere dingen waren gewoon goed.” Hij besloot te blijven en was al snel sjouwer in een meubelfabriek. “Werken was voor mij vreemd. Ik had in Joegoslavië nooit gewerkt.” Zijn vrije tijd was beperkt, want hij ging handbalclubs trainen. HCV’90 in de IJmond, waar
hij zijn vrouw Karin Prinssen ontmoette. Daarna Zwaluwen’30 uit Hoorn. Hij bracht ze naar de eredivisie. Vervolgens volgden de mannen van Aristos en de vrouwen van de Volewijckers uit Amsterdam. Hier had zijn carrière een grote wending kunnen nemen, maar als trainer van de koploper in de eredivisie botste hij met bondscoach Bert Bouwer die een stel internationals had ondergebracht in de hoofdstad. “Bert begon mij trainingen voor te schotelen. In Bunnik op het kantoor werd me verteld wat ik moest doen. Nou prima hoor, jongeman, maar ik kom uit een land waar handbal gegeten, gedronken en geslapen wordt. Ik leerde mijn meiden het befaamde 3-2-1-systeem, de Joegoslavische verdediging. We verdreven de tegenstander naar de middenlijn. Ik kreeg een papiertje met wat ik moest doen. Ik gooide het weg. Ik stuurde Pearl van der Wissel weg, die was zestien en had al zeven clubs gehad. Bouwer sprak me erop aan. Ik ben een man van discipline. Ze zeggen wel: Zoran, jij bent een oude communist. In de zaal klinkt mijn fluitje. Na de training kunnen we praten over ongesteldheid, relaties en vakanties, maar niet tijdens.”
nummer 3 - 2010
Eredivisie De Aalsmeervrouwen bracht hij daarna Europees handbal. “Maar Aalsmeer is mannenhandbal. Er was geen geld voor de Europacup. Het waren twee mooie jaren. Een gemiddelde ploeg naar de top brengen, dat is het echte werk. Dat is de kunst. Leuker dan een geoliede ploeg kampioen maken.” Daarom is hij ook zo trots op zijn laatste kunststuk, de drie titels van DSS. Hij werd in 2005, na zijn vertrek bij Aalsmeer, gebeld door een club waar hij nog nooit van gehoord had en van een niveau (regioklasse) dat hij op de website www.handbalstartpunt.nl niet eens kon vinden. Hij liet zich overhalen de enthousiaste meiden te gaan trainen. “Coachen liet ik eerst een ander doen. Toen ik dat had afgesproken, sprak ik mezelf toe in de spiegel. Zoran, leugenaar. Trainen en coachen scheiden, dat is van ver voor Jezus.” Waarom hij het eigenlijk deed, op dat lage niveau instappen? “Ik denk dat ik iets van mezelf herkende in die meiden. Dat enthousiasme.” Nu gaat hij met ze de eredivisie in. “We gaan vier keer per week trainen. Ik heb twee kinderen en DSS is mijn derde kind, zeg ik altijd. Mijn zesde jaar op rij bij dezelfde club. Je lijkt Foppe de Haan wel, zeggen ze hier. Ik ben een emotionele coach. Ik wil het van tevoren weten als iemand die dag slecht gaat handballen. Ik verdiep me in de mens. Als iemand superproblemen heeft, dan kan ik samen zitten janken. Ik hoef geen robots.”
COACH
39
Eerste hulp bij
liefdesverdriet
Sport ontwikkelt zich voortdurend. Coaches introduceren nieuwe trainingsme-
thodes, krachttrainers komen tot andere inzichten en sporters ontdekken nieuwe inspiratiebronnen. In deze rubriek krijgen deze ontwikkelingen aandacht. Dit keer: Hoe ga je als coach om met liefdesverdriet van een sporter?
FOTO: MARCO SPELTEN/KNKV
FOTO: RABOBANK
Door: Jan-Cees Butter
Adri van Houwelingen: “Een coach speelt in principe geen rol bij problemen in de relationele sfeer” Jan-Sjouke van den Bos: “Verliefdheid is geen probleem. Het wordt anders als een relatie stukloopt” Gerard Kemkers: “Schaatsen kan vervangend werken. Het is ook een soort liefde”
40
COACH
nummer 3 - 2010
O
mdat het te mooi was om waar te zijn, zagen we vorig jaar na het overlijden van wielrenner Frank Vandenbroucke telkens dezelfde beelden. We zagen hoe hij excelleerde, hoe hij – gedragen door verliefdheid – twee etappes won in de Ronde van Spanje van 1999. Vandenbroucke leefde een jongensboek. Zijn verhaal ging zo: in de Ronde van Spanje van 1999 was hij de Italiaanse Sarah Pinacci tegengekomen, een meisje dat in de reclamekaravaan werkte voor een koffiemerk. Vandenbroucke raakte op slag verliefd. Hij kreeg direct vlinders in zijn buik. Maar omdat zijn gevoelens onbeantwoord bleven, probeerde hij vervolgens op de fiets indruk te maken op ‘zijn’ Sarah. Vandenbroucke won twee etappes, waarna hij de bloemen telkens aan Sarah schonk. Vandenbroucke zag zijn moeite beloond worden. Sterker nog: het jaar erop trouwt hij met Sarah. Nadien ging het alsnog fout. Vandenbroucke raakte aan lager wal, presteerde niet meer en deed na het stuklopen van zijn huwelijk
verschillende zelfmoordpogingen. Het verdriet van die scheiding kwam hij nooit meer te boven. Oktober vorig jaar werd hij levenloos gevonden in een hotel te Senegal. Ploegleiders hadden geen vat meer op hem. Vandenbroucke raakte verstrikt in zijn eigen liefdesverdriet. De vraag die na zijn dood opdoemde was hoe je als coach omgaat met liefdesverdriet bij een sporter. Is er een taak weggelegd voor hem? Of betreft het hier een privéaangelegenheid? Een antwoord op die vraag is niet eenvoudig te geven. Adri van Houwelingen (56), ploegleider bij Rabobank, stipt – niet ten onrechte – aan dat de zaak Vandenbroucke veel verder gaat dan alleen maar problemen in de relationele sfeer. “Er was veel meer met hem aan de hand. Hij had ook last van depressiviteit.” Inhoudelijk zegt hij: “Een coach speelt in principe geen rol bij dit soort zaken. Het hangt erg af van de band die je met een sporter hebt.” Van Houwelingen houdt zich verder afzijdig bij
FOTO: ANP PHOTO
liefdesverdriet. Het initiatief in zo’n geval ligt bij de sporter, vindt hij. Niet bij een coach. Van Houwelingen: “Ik schaal de rol van een coach ook niet zo hoog in als veel van mijn collega’s, die denken dat ze overal maar vat op hebben en zichzelf heel belangrijk vinden.” Uitgesproken vervolgt hij: “Als coach moet je blij zijn dat je mag meeliften op het succes van een sporter.” Voor sommige coaches is een gereserveerde houding bij relatieproblemen een keuze, voor JanSjouke van den Bos (51) niet. Hij is bondscoach van het nationale korfbalteam. Binnen korfbal, een gemengde sport, komt het vaak voor dat teamgenoten tevens elkaars partner zijn buiten de lijnen. Ook in het huidige Oranje zit een stel, André Kuipers en Kim Cocu. “Verliefdheid is geen probleem”, meent Van den Bos. “Het wordt anders als een relatie stukgaat. Zie dan maar eens – in goede én slechte tijden – te presteren met elkaar. Dat is moeilijk. Ik heb het eens meegemaakt dat een samenspelend stel uit elkaar ging. Een
van de twee dacht er serieus over zich terug te trekken, omdat dat beter zou zijn voor het team. Dat begrijp ik heel goed.” Als een relatie tussen twee teamgenoten eindigt, kan dat grote onrust veroorzaken binnen een team, stelt Van den Bos. Daarom kun je het niet negeren als coach. “Je moet daarin juist bemiddelen. Zoals er fysiotherapeuten zijn voor het fysiek, zo kun je ook professionele hulp inschakelen voor relatieproblemen.” Gerard Kemkers (42), schaatscoach bij TVM, is per jaar 200 tot 250 dagen op pad met zijn sporters. Daardoor kun je geen strikte grens trekken tussen zakelijk en privé, oordeelt hij. “De schaatswereld is een leefgemeenschap, een soort familie, waardoor een sporter er voor kan kiezen zijn omgeving te gebruiken om z’n emotie te uiten. Meiden doen dat soms onderling, soms met een fysiotherapeut.” Kemkers heeft het nog niet meegemaakt dat twee van zijn schaatsers buiten de baan met elkaar samengaan. Wel merkt hij het direct als
er problemen zijn in de relatiesfeer. Hij bespreekt dat individueel met een sporter, nooit in teamverband. “Dan is het een kwestie van één keer prikken, en dan is het ook gelijk raak”, ervaart Kemkers. “Maar ik heb het nooit in extreme zin meegemaakt; dat iemand helemaal kapot zit na een relatiebreuk. Ik werk met jonge sporters, waardoor liefdesverdriet heel relatief is. Het is niet het einde van een jarenlang huwelijk. Bovendien wordt zo’n beslissing vaak op een volwassen manier genomen, zodat beide partijen er vrede mee hebben.” Van den Bos merkte dat het spelen van korfbal een belemmering kan zijn als twee teamgenoten besluiten uit elkaar te gaan. Kemkers, die in teamverband bezig is met individuele sportprestaties, beweert juist het tegendeel. “Schaatsen kan een vervangend iets zijn”, meent hij. “Het klinkt misschien gek, maar schaatsen moet ook een soort liefde zijn, waar je in op kunt gaan. Schaatsen kan vervangend werken. Als oplossing, als balans tegen een verbroken relatie.”
nummer 3 - 2010
COACH
Frank Vandenbroucke wint op 24 september 1999 de twintigste etappe in de Ronde van Spanje. De bloemen die hij na afloop van de etappe ontvangt, geeft hij aan ‘zijn’ Sarah.
41
mijlpalen in het tennis
Hardhitters blokkeren vooruitgang Soms zijn het de coaches
die met nieuwe tactische vondsten de coach van
de tegenstander een stap voor zijn en tegelijkertijd een voor de sport nieuwe standaard neerzetten. Vaak laten sporters zelf zien dat het anders, effectiever en dus beter kan. Ook vooruitstrevende sportbestuurders helpen met het aanscherpen of afzwakken van de spelregels de sport die ze dienen dikwijls vooruit. Allen tillen ze de sport waarin ze actief zijn naar een steeds hoger niveau. Op zoek naar de belangrijkste veranderingen in de verschillende sporten zoekt NLCOACH in dit nummer antwoord op de vraag: Wat heeft het tennis gemaakt tot de sport die het nu is?
Door: Sjoerd Litjens
42
COACH
nummer 3 - 2010
W
ie ervaringsdeskundige coaches zoekt die de tennishistorie van voor 1970 kunnen uitdiepen, komt bedrogen uit. “Coaches had je niet in mijn tijd”, zegt Tom Okker, die vanaf halverwege de jaren zestig in het enkel- en dubbelspel wereldwijd naam maakte als The Flying Dutchman. “In mijn jeugd kreeg ik wel eens een lesje van de bond, maar het is op geen enkele manier te vergelijken met hoe het nu gaat. Ik denk dat ik in mijn jeugd twee keer per week trainde. Dat was normaal destijds. Goed tennissen leerde ik pas begin jaren zestig, doordat ik, gesteund door de bond, naar het buitenland ging om internationale toernooien te spelen. Je werd beter doordat je tegen betere spelers tenniste, zo simpel was het.”
Materiaal Ook toen de sport, bijna honderd jaar na de geboorte (1872) in 1968 een belangrijke stap voorwaarts maakte door de samenvoeging van het amateur- en profcircuit, en de start van het open circuit, waren coaches een zeldzaamheid. Okker, in 1969 de nummer 3 van de wereld: “Door de samenvoeging van twee werelden werd het tennis professioneler. Er kwamen meer toernooien, het niveau ging snel omhoog en door de stijging van het prijzengeld werd het mogelijk om geld te verdienen met tennis.” Coaches waren er nauwelijks. “Alleen de Australiërs hadden met Harry Hopman een begeleider aan boord”, voegt voormalig bondscoach Stanley Franker toe. “Fysiologisch deed hij weinig. Maar Hopman had wel het talent om zijn spelers te conditioneren, te overtuigen dat ze hun grenzen
konden verleggen. Hij maakte spelers slimmer.” Reuzenstappen voorwaarts maakte de sport in de jaren zeventig. Zo was er de ontwikkeling van het materiaal: houten rackets met kleine bladen werden ingeruild voor grotere exemplaren. Eerst van staal, later van kunststof; de snaren van garen en schapendarm werden vervangen door synthetische bespanning. De wedstrijdkalender zoals we die nu kennen, met vijf grand slams en een wereldwijd verspreide serie ATPtoernooien, kreeg vorm. Okker: “Eerder speelden we op schelpenbanen in de Filippijnen, op canvas doek in de VS en in Parijs op een soort houten parket. Maar die verschillen werden uitgebannen, hardcourt, gras en gravel bleven over. Dat, én de veel betere rackets, zorgde voor een evolutie van het spel, dat door de toegenomen snelheid om steeds meer techniek vroeg.” Sportmarketeers Katalysator voor de genoemde professionalisering zijn de selfmade sportmarketeers, Mark McCormack en Donald Dell. Zij bemoeiden zich met de organisatie van toernooien, regelden sponsoren en zorgden er als spelersmanager voor dat toptennissers meer dan een fatsoenlijke boterham konden gaan verdienen. Dell richtte de spelersvakbond ATP op. McCormack werd onder andere manager van Björn Borg, de eerste speler die (in 1976) met een privécoach ging werken. “Borg en zijn trainer Lennart Bergerlin waren hun tijd vooruit. Borg was jaloersmakend stoïcijns, maar vooral veel fitter en sneller dan de rest. Daardoor kon hij het veel
Andre Agassi kijkt met weinig plezier terug op zijn jeugd in wat hij ‘het gevangeniskamp van Bollettieri’ noemt.
Met Borg werd duidelijk dat goede training het verschil kon maken. De Amerikanen, met Jimmy Connors en John McEnroe voorop, volgden met succes het Zweedse voorbeeld. Na hen liet de beperkt getalenteerde Ivan Lendl zien dat heel hard werken en trainen kunnen lonen. Franker: “Nieuwe wetenschappelijke inzichten maakten in die jaren duidelijk op welke manieren biomechanisch en fysiologisch winst te behalen was. Het belang van goede begeleiding drong tot de topspelers door. Tegelijkertijd kreeg tennis, vooral door de bemoeienissen van McCormacks IMG, een wereldwijd publiek. Het tennis is in de jaren tachtig mede door hem geëvolueerd tot een aantrekkelijke televisiesport.” Powertennis Voor het oog van de camera viel op dat de hardhitters terrein wonnen, een ontwikkeling die grotendeels toegeschreven kan worden aan de Amerikaanse tenniscoach Nick Bollettieri. Franker: “In 1983 vertelde hij in een persoonlijk gesprek dat wat hij aan het doen was voor een revolutie in het tennis zou zorgen. Hij verving de door Borg geïntroduceerde topspin forehand voor een keiharde powerhit.” Op zijn tennisacademie in Florida drilde Bollettieri jonge spelers en speelsters, onder wie Andre Agassi, Jim Courier en Monica Seles, naar de wereldtop. In zijn onlangs verschenen autobiografie kijkt Andre Agassi met weinig plezier terug op zijn jeugd in wat hij ‘het
gevangeniskamp van Bollettieri’ noemt. Ook Franker wordt niet blij van het door Bollettieri geïntroduceerde powertennis. Het heeft er – uitzonderingen als Edberg, Sampras en Krajicek daar gelaten – toe geleid dat sinds de jaren negentig baseliners het spel domineren. Ook pogingen van de internationale tennisfederatie de invloed van de hardhitters te beperken, door verschillende types ballen in te voeren – één voor snelle, één voor minder snelle en één voor trage banen – leidde niet tot de gewenste verandering van het spel. Franker: “Het tennis is de afgelopen drie decennia nauwelijks vooruitgegaan. Iedereen blijft maar vanuit het achterveld ballen rammen. Ik blijf zeggen dat wanneer je goed serveert, service-volleyspel kansen biedt. Als ik nog coach zou zijn, dan zou ik daaraan willen werken.” Rest de vraag of ondanks het gebrek aan speltechnische ontwikkeling de Zwitser Roger Federer de afgelopen jaren in zijn eentje een nieuwe kwaliteitsstandaard heeft neergezet. Okker vindt van wel: “Roger Federer is een mijlpaal op zich. Zijn totale beheersing van het spel, zijn vloeiende manier van spelen, zijn geweldige hand- en polscoördinatie,
FOTO: SOENAR CHAMID
sneller geworden spel technisch als geen ander domineren”, weet Okker, die zelf in 1980 z’n laatste wedstrijd als tennisprof speelde.
dat alles toegevoegd aan het feit dat hij veelal zonder coach disciplinair blijft werken aan verbetering, maakt dat met hem de sport naar een hoger niveau is getild.” Franker beaamt wat Okker zegt, maar vindt het doodzonde dat Federer consequent weigert service-volley te gaan spelen. “Hij zou het absoluut kunnen, maar hij mist de aanvalszucht en de killersmentaliteit die van hem écht een complete speler zouden maken.”
Die verschillen werden uitgebannen, hardcourt, gras en gravel bleven over. Dat, én de veel betere rackets, zorgde voor een evolutie van het spel nummer 3 - 2010
COACH
43
EETPROBLEMEN
Psycholoog Ron Thompson
“Coaches hebben veel invloed op het eetgedrag van hun sporters” “Coaches moeten zich bewust zijn van hun
invloed op het eetgedrag
van hun sporters. Ze kunnen die macht ten goede en ten kwade gebruiken. Maar eetproblemen als anorexia hoeven vrijwel
nooit een reden te zijn om een sportcarrière te beëindigen.” Die boodschap geeft psycholoog Ron Thompson, gespecialiseerd in het behandelen van deze problemen bij sporters. De Amerikaan is ruim twintig jaar verbonden aan de sportafdeling van de Indiana University en heeft een eigen praktijk in Bloomington. Hij is onder meer adviseur van het IOC op dit terrein. Thompson was eerder dit
E
en simpele opmerking van een coach kan al onvoorziene gevolgen hebben. Cees Vervoorn, een van de forumleden op de bijeenkomst, vertelde dat hij als coach een van zijn sporters in een onbewaakt ogenblik had toegevoegd dat ze ‘met haar dikke kont eens wat sneller dit of dat moest doen’. Zonder dat hij het zelf in de gaten had, woekerde die opmerking maandenlang door in de hersenspinsels van de betrokkene. Bekend is ook dat het gezamenlijk en zeer regelmatig wegen van sporters funest kan uitwerken op het eetgedrag – juist omdat vooral jonge meiden toch al geneigd zijn om zich steeds te vergelijken met anderen. Vooroordelen “Het gedrag van de coach is nooit dé oorzaak van eetproblemen”, zegt Thompson. “Er zijn altijd meerdere redenen waarom sporters – en het zijn voornamelijk vrouwen – hier mee te maken krijgen. Maar de coach moet zich wel bewust zijn van de invloed die zijn gedrag heeft.” Het belangrijkste misverstand is dat veel coaches er nog altijd van uitgaan dat een laag lichaamsgewicht positief is voor de prestatie.
Dat geldt vooral in jurysporten als turnen, maar ook bij duursporten. Op de korte termijn lijkt dat ook zo te zijn, maar Thompson benadrukt dat veel sporters met een (te) laag gewicht op den duur juist minder goed presteren, omdat ze het trainingsniveau niet meer aan kunnen. Dat laatste geldt uiteraard vooral in de topsport, maar ook in de breedtesport kan het de fitheid en daarmee het plezier in het sporten aantasten. “Veel coaches hebben wel oog voor de problemen en zijn oprecht bezorgd. Maar ze zijn niet zo geneigd om hulp van buiten te vragen”, heeft Thompson gemerkt. “Ze zijn bang dat een therapeut hun sporter zal adviseren om maar te stoppen, of dat een langdurige behandeling de sportcarrière zal bedreigen. Therapie kost te veel tijd en maakt de sporter minder strijdvaardig. Sporters worden te dik. Coaches zijn ook bang dat ze overal buiten zullen worden gehouden”, zo somde de Amerikaan wat vooroordelen op. “Maar ik vind dat een sporter gewoon moet blijven trainen, tenzij dat echt fysieke gevaren oplevert. En ik heb het bij alle sporters die ik heb behandeld nog
jaar op Papendal een van de sprekers op het congres ‘Thin is going to win?’. Door: Cors van den Brink
44
COACH
nummer 3 - 2010
“Je moet als coach firm, but gentle zijn” [de psycholoog]
Thin is going to win?
FOTO: SOENAR CHAMID
Sportpsychologe Karin de Bruin promoveerde begin maart op een onderzoek naar de rol van sport bij het ontstaan van problemen met voeding, gewichtscontrole en lichaamsbeweging. In haar proefschrift ‘Thin is going to win?’ analyseerde ze onder meer de biografieën van zes sporters die eetproblemen hebben of hadden. Daaruit blijkt onder meer dat hun coaches vaak een onrealistisch beeld hebben van het ideale lichaam en vaak publiekelijk opmerkingen maken over het gewicht en eetgedrag van hun sporters. Dat gebeurt dan veelal binnen een autoritaire relatie tussen coach en sporter en in situaties waarin de prestatiedruk hoog is. Deze coaches zijn geneigd om andere begeleiders, zoals de voedingsdeskundige, de arts of de sportpsycholoog, op afstand te houden. Sporters met een negatief beeld van hun eigen lichaam, die bovendien hun hele leven richten op de sport(prestaties), zijn zeer gevoelig voor het ontstaan van eetproblemen. Voor NOC*NSF was het onderzoek aanleiding om sportpsychologen en sportdiëtisten bij elkaar te brengen om te bezien wat de beide beroepsgroepen gezamenlijk kunnen doen om eetproblematiek aan te pakken. Meer informatie: www.eetproblemenindesport.nl.
Leontien van Moorsel is misschien wel de bekendste topsporter die anorexia overwon. Bij de Olympische Spelen van 2004 werd ze voor de tweede keer olympisch kampioen en sloot ze haar carrière af.
maar één keer meegemaakt dat ik iemand moest adviseren om te stoppen. Ik heb coaches duidelijk moeten en kunnen maken dat een psychisch gezonde sporter, die niet voortdurend bezig is met haar gewicht, juist beter gaat presteren.” Tips voor coaches Thompson hanteert een aantal simpele richtlijnen: • erken als coach dat je macht en invloed hebt; • wees je bewust van je gedrag tijdens de trainingen, zorg voor een veilig klimaat waarin sporters zich niet steeds zorgen hoeven te maken om hun gewicht; • zorg dat je veel weet van de invloed van voeding en
eetstoornissen op prestaties; • benadruk bij gesprekken over voeding vooral de gezondheid en niet het gewicht; • stimuleer sporters met problemen om hulp te zoeken. De psycholoog benadrukt dat behandeling van eetproblemen meer succes heeft in een stimulerende omgeving. Een fysiotherapeut of sportmasseur, maar ook ouders, kunnen een belangrijke rol spelen als tussenpersoon. Dat geldt zeker in teamsporten en situaties waarin er meer afstand is tussen de hoofdcoach en de sporters. Thompson meent dat ook teamgenoten de aanpak van een eetprobleem kunnen ondersteunen. “Je hoeft daar niet geheimzinnig over
te doen. Sporters weten vaak meer van elkaar dan je als coach soms denkt. Gebruik dat om een positief klimaat rond voeding te scheppen”, zegt hij. Een belangrijke rol is weggelegd voor de voedingsdeskundige. Die heeft de autoriteit om vast te stellen wat een sporter nodig heeft en wat normaal eetgedrag is, tegen de achtergrond van het trainingsprogramma. Thompson vindt dat de coach daar best gebruik van kan maken. Als de sporter zich niet houdt aan het eetschema, kan dat aanleiding zijn om de toegang tot de training te ontzeggen of een gesprek met een sportpsycholoog of specialist op het gebied van eetproblematiek verplicht te stellen. “Je moet als coach firm, but gentle zijn”, zegt hij. “Wees vriendelijk en zorgzaam, neem de tijd, toon als dat nodig is je bezorgdheid, maar stel ook duidelijke eisen aan het eetgedrag. Wees er altijd op voorbereid dat je sporters de problemen zullen ontkennen en kijk daar doorheen.”
nummer 3 - 2010
COACH
45
Anders bekeken
“Iedereen moet de top halen, daar is alles op gericht” Vaak wordt de sport ten voorbeeld gesteld aan het bedrijfsleven. Met als gevolg lezingen ter lering door coaches en sportleiders ten overstaan van mensen buiten de sport. In deze serie wordt de vraag omgedraaid: Wat kan de sport leren van het bedrijfsleven? Na Salem Samhoud van adviesbureau &samhoud nu Peter de Wit, senior partner van het wereldwijde consultancybureau McKinsey & Company. Door: Guus van Holland
46
COACH
nummer 3 - 2010
V
an grote afstand volgt Peter de Wit de ontwikkelingen in de sportwereld. Hij slaat de sportpagina open en ziet onmiddellijk wat hij al vaker heeft gelezen. Aha, daar is ze weer: de kortetermijnvisie. Weer een ad-hocbeslissing. “De prestaties zijn niet naar wens, dus wordt de coach eruit gegooid. Er is geen sprake van strategie, geen visie. Zodra er tegenwind is, wordt het beleid ondersteboven gegooid. Dat is bij ons volstrekt ondenkbaar”, zegt De Wit in zijn Amsterdamse kantoorkamer met aangenaam uitzicht op de Amstel. “Neem nu die economische crisis. Stel dat wij geen visie zouden hebben ontwikkeld, dan hadden we er nu heel anders voorgestaan”, neemt hij als voorbeeld. “Dan zou elke nieuwe ontwikkeling een lot uit de loterij zijn. Dat kan toch niet. Wij houden vast aan onze strategie, we blijven geloven in onze werkwijze, in onze mensen en in onze waarden. Ook nu het slecht gaat in de economie boeken wij successen. We blijven mensen aannemen die bij onze firma passen. Dat is de kracht van de firma, ook sterk zijn als het slecht gaat.”
Missie Het gaat om de missie. Waar wil je heen, wat is je doelstelling? “Dat laten we niet omver blazen bij tegenslag. Daarop selecteren we ook onze mensen. We blijven mensen aannemen die wij geschikt vinden, mensen van wie we zeker zijn dat ze succesvol kunnen zijn. We leiden ze op en we bieden hen een omgeving waarin ze alle kansen krijgen hun talenten volledig te ontplooien. Stap voor stap gaan ze omhoog, worden ze beter en worden ze uiteindelijk partner. Als dat niet lukt, verlaten ze de firma. Veel van onze mensen komen dan op prachtige plekken buiten McKinsey terecht. We nemen niet meer mensen aan bij hoogtij en stoten dus ook niet mensen af bij laagtij. McKinsey & Company bestaat al ruim tachtig jaar en de formule is nooit veranderd. Daar waken alle mensen over die over de hele wereld voor ons werken. Wij hebben een heel sterke One Firm filosofie, onze principes zijn overal ter wereld gelijk, wij zijn het enige adviesbureau met een echte global partnership, dat maakt een groot verschil.”
Curriculum vitae Peter de Wit Peter de Wit (Rips, nabij Helmond, 28 september 1963) is senior partner en een van de negen directors van Mckinsey & Company Nederland. Hij is getrouwd, heeft twee kinderen en woont in Monnickendam. De Wit studeerde in 1987 af aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen (Landbouwwetenschappen). Hij werkte als commercieel manager van 1987 tot 1995 bij Cargill, de grootste agro-multinational ter wereld. In 1995 trad hij in dienst bij McKinsey. Sinds 2001 is hij partner.
FOTO: PRO SHOTS
Vijf tips van Peter de Wit
Het van oorsprong Amerikaanse consultancybureau, in 1926 opgericht door James Oscar McKinsey, neemt mensen aan die in de missie van de firma geloven. “Dat zijn mensen van zeer verschillende achtergronden. Maar ze dienen een team te vormen. Het mag nooit om één persoon draaien. Ons bedrijf kan niet met een Maradona spelen. Mensen mogen best anders zijn of er in hun kennisgebied bovenuit steken, maar altijd geldt dat iedereen elkaar aanvult, het is het team dat telt. Stel je voor dat we van Maradona afhankelijk zijn. Wordt hij ziek, of hij heeft last van zijn kleine teen, dan valt het beleid in duigen omdat alles om hem draait. De rest van het team moet ook sterk zijn. Men moet elkaar aanvullen. Dat hoor je en lees je wel steeds meer in de sport, maar nog altijd zie ik toch weer dat ze een team om één of twee sterren willen bouwen.” Topsport Mensen die er werken krijgen minimaal twee keer per jaar gedetailleerd feedback. “Ze weten wat er van ze verwacht wordt. Daar handelen ze ook naar. En die
feedback is een soort coaching. We nemen in detail door wat er gedaan en gebeurd is. Wat ging er goed en waar is echt verbetering nodig? Dat zijn scherpe gesprekken, de lat ligt hoog. Het is louter gericht op verdere ontwikkeling. Een beetje spanning is goed. Mensen moeten onder druk kunnen werken. Maar feedback is nooit bestraffend. Mensen moeten er beter van worden, niet gedemotiveerd. Iedereen moet de top halen, daar is alles op gericht, stilstaan is geen optie.” De Wit wijst op enkele voormalige topsporters die bij McKinsey werken, de olympische roeiers Gerritjan Eggenkamp en Dirk Lippits (beiden veroverden de zilveren medaille). “Het is geen toeval dat zij bij ons werken. Als topsporter hebben zij aangetoond gedreven en gemotiveerd te zijn. Zo lang trainen en focussen op een olympische prestatie, dat vereist ook discipline. Ze zijn gewend in een team te functioneren. Dat vraagt om veel intelligentie, weten waar je mee bezig bent, weten met wie je bezig bent en er samen ervoor gaan. Topmanagementconsultancy is topsport. Topsport is steeds
• Stel de mens centraal, vorm een team, accepteer geen prima donna’s. • Heel helder langetermijndenken, met een ambitieus plan ernaar toe. • Voortdurend mensen verbeteren, stap voor stap, met scherpe feedback. • Open staan, innovatief, creatief denken. • Cultuur in stand houden, met cultuurdragers als het geweten.
hoger willen komen, stap voor stap, iedere keer die lat hoger. Dat geeft mentale druk. Dat in combinatie met je andere, technische vaardigheden, brengt je omhoog; datgene wat nodig is in onze firma.” Mensen als De Wit, een director of in termen van McKinsey een partner, kunnen vergeleken worden met de dirigent van een orkest. “Hij geeft ruimte aan zijn medewerkers om zich te ontwikkelen. Hij vraagt en legt de lat hoog, luistert en geeft advies, maar probeert de ander altijd in zijn waarde te laten, dicht bij het talent waarover hij beschikt. Uiteindelijk moet hij of zij naar boven, naar de top, ook partner worden, dat is het doel. Als hij partner wordt, dan ben ik trots op hem of haar. Dat is ook een beetje mijn verdienste. Dat straalt ook op mij af.” Terug naar de mores van de sport. “Wat doet de club met de speler die ze niet meer nodig heeft? Stel dat een medewerker bij ons niet goed functioneert, dan voel ik mij als partner en begeleider medeverantwoordelijk. Daaruit moet geleerd worden. We helpen die persoon om nummer 3 - 2010
COACH
47
NIEUW Volg één van de nieuwe cursussen van NLcoach! Ga voor meer informatie over deze cursussen en leergangen naar www.nlcoach.nl én schrijf je in! Cursussen Mental Coaching voor trainer-coaches Mental Coaching is steeds belangrijker aan het worden. Wedstrijden worden steeds vaker beslist op het mentale vlak. Daarom biedt NLcoach vier verschillende cursussen aan; “Basisvaardigheden Mental Coaching”, “Mental Coaching gericht op de individuele sporter”, “Mental Coaching gericht op teams” en “Mental Coaching gericht op jeugdsporters”. Naast de theorie worden er veel praktijkvoorbeelden gegeven die je als trainer-coach kunt toepassen in het coachen van je sporter(s) of team(s). Duur:
Drie avonden van 19.00 – 22.00 uur
Docent:
Drs. Rogier Hoorn, sportpsycholoog VSPN®
Data van de cursussen: Cursus “Basisvaardigheden Mental Coaching”
Cursus “Mental Coaching gericht op teams”
17-05-2010, 31-05-2010 en 21-06-2010 = cursus reeds VOL
25-10-2010, 08-11-2010 en 22-11-2010
28-05-2010, 11-06-2010 en 25-06-2010 = cursus reeds VOL 14-01-2011, 28-01-2011 en 11-02-2011
Cursus “Mental Coaching gericht op jeugdsporters” 28-02-2011, 14-03-2011 en 04-04-2011
Cursus “Mental Coaching gericht op de individuele sporter” 24-09-2010, 08-10-2010 en 22-10-2010
Leergang “Praktisch Coachen met Action Type® voor de sportcoach” NLcoach biedt in samenwerking met de Action Type Academy de leergang “Praktisch coachen met Action Type® voor de sportcoach” aan. Action Type® is een compleet systeem waarin de aangeboren innerlijke structuur van sporters wordt beschreven met hun persoonlijke voorkeuren. Het geeft o.a. de communicatie- en interactiestijlen weer, de wijzen van waarnemen, de aandacht- en concentratiestijlen, de leerstijlen, de motorische stijlen, de manier waarop sporters het meest efficiënt getraind en gecoacht kunnen worden. Duur:
Zes dagen van 10.00 – 17.00 uur
Docenten: Peter Murphy, Jan Huijbers en Bennie Douwes Data:
24-09-2010, 30-09-2010, 15-10-2010, 17-11-2010, 10-12-2010 en 21-12-2010
Leergang “De excellerende sportcoach” NLcoach biedt in samenwerking met Peter Murphy en Rogier Offerhaus de leergang “De excellerende sportcoach” aan. Deze leergang volgt het nieuwe boek “De excellerende sportcoach”. In deze leergang neemt de route van en omgang met verandering een prominente plaats in. Duur:
Vier dagen van 10.00 – 17.00 uur
Docenten: Peter Murphy en Rogier Offerhaus Data:
23-09-2010, 13-10-2010, 30-11-2010 en 09-12-2010
Ga voor meer informatie over deze cursussen en leergangen naar www.nlcoach.nl én schrijf je in!
buiten McKinsey een goede plek te vinden. Het gebeurt maar zelden dat iemand hier met een zuur gevoel weg gaat. In de sport hoor ik wel eens andere verhalen.” Het doel moet worden gehaald, de strategie, over een termijn van bijvoorbeeld vijf jaar om in het geval van een sportclub kampioen te worden. “De vraag is: Wat moet je doen om het doel te halen? Daar begint het altijd mee. Welke mensen denk je nodig te hebben om dat doel te bereiken, welke middelen? Hoe lang denk je nodig te hebben? Als je het doel voor ogen hebt, ga je een team bouwen. Een doelomschrijving: Wat heb je nodig, welke mensen ga je opleiden, welke vaardigheden moeten ze hebben? Je omschrijft het pad dat je wilt bewandelen. Met mijlpalen. Noem het een actieplan. En daarin ook wat je doet als je het niet denkt te halen. Wat ik zo lees, is FC Twente een goed voorbeeld van een club die strategisch te werk is gegaan. Vooruitdenken en werken, niet ongeduldig zijn. Als de club het doel dit jaar niet haalt, dan mag het beleid niet in duigen vallen. Geen opportunisme. En uiteraard helpt af en toe een beetje geluk ook wel.” Creativiteit Net als bij een ambitieuze club of bond gaat het bij McKinsey om mensen opleiden die te zijner tijd de top halen, partner worden. De Wit zet zijn trots geen moment opzij. “Wij nemen geen mensen aan van wie we denken dat ze geen partner kunnen worden. Net als bij een orkest geef je talenten tijd om
FOTO: PRO SHOTS
“Dat is de kracht van de firma, ook sterk zijn als het slecht gaat”
te ontwikkelen. Blijf erbij, geef ze ambitieuze doelstellingen, volg ze, help ze, geef ze advies, wees positief. Negativisme haalt mensen naar beneden.” Belangrijk vindt De Wit in de opleiding creativiteit. We kijken elkaar aan. Voor mij ligt de Amstel rechts beneden, voor hem links beneden. Hoe zou ons denkpatroon veranderen wanneer we wisselen van positie, vanuit een ander gezichtspunt naar de Amstel kijken? “Ik als vragensteller, u als de beantwoorder van mijn vragen. Vanuit een verrassende hoek kijken. Ik neem mensen mee naar andere bedrijven, kijken ze hoe ze het daar doen. Als een volslagen onbekende kijken en luisteren, dat is ook coachen. Een coach moet niet alleen maar zeggen hoe het moet. Een coach moet zijn pupil zelf leren ontdekken wat er mogelijk is, waar hij toe in staat is. Out of the box leren denken, niet op routine. Niet doen zoals het altijd is gedaan. Nee, een coach vraagt: Hoe zou jij dat nu doen als je het vanuit deze nieuwe positie bekijkt? Op een ander niveau leren nadenken. En dan is er de collectieve geschiedenis, de cultuur,
de waarden van het bedrijf of de club. Mensen die als cultuurdragers kunnen fungeren behouden of binnenhalen. Niet mensen die zeggen: ‘Het was vroeger zo, en dat was beter.’ Maar mensen die je blijven herinneren aan wat de visie is en wat de waarden zijn. Bij ons was dat Marvin Bower, een groot man die uiteindelijk honderd jaar is geworden, eigenlijk de oprichter en de vormer van McKinsey. Hij riep tijdens een congres dat een bepaalde visie niet paste bij de cultuur van de firma, niet bij de waarden, niet bij wat wij denken dat er echt leeft. Marvin was zeventig jaar lang ons geweten. Een bedrijf, een club, een bond, een stroming heeft baat bij een geweten. Van de richting op weg naar het doel mag niet worden afgeweken.”
Willem Kernkamp Peter de Wit geeft in deze serie het stokje door aan Willem Kernkamp, Algemeen Directeur van Sloten Groep B.V. (onderdeel van Nutreco).
nummer 3 - 2010
COACH
49
FOTO: ANP PHOTO
column Mart Smeets 50
Mart Smeets is vanaf 1967 werkzaam in de (sport)journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als presentator, documentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomer- en Winterspelen en vele internationale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor Trouw, het Haarlems Dagblad, Sportweek en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.
Ploegleiders! Coaches? Het is koren op de molen van Maarten Ducrot. Ik bedoel: praten over aspecten van het ‘oude wielrennen’ in de nieuwe tijd. Het oude wielrennen als in: doortrapt, conservatief, rooms, achterklap, gesloten circuit, eigen wetten, omerta, licht edoch toegestaan bedrog, aflaat… Maar neem nou eens de plaats van de ploegleider in het huidige wielrennen. Toegegeven, er verschijnen wel nieuwe, frisse hoofden in dit facebook, maar over het algemeen zijn de mannen die nu aan het stuur van een gesponsorde auto trekken, toch de vergane glories van de jeugdige koppen van weleer toen er nog een Deense helm gedragen werd. Ga bij een grote koers staan kijken, let niet op de renners, maar kijk alleen naar de begeleiding. Een kleine greep: Frans Maassen, Jan Boven, Erik Dekker, Nico Verhoeven, Adri van Houwelingen bij de Rabobank-ploeg: alle vijf ex-coureurs. Misschien te makkelijk. Nemen we Columbia. Tristan Hoffman, Alan Peiper, Brian Holm, Valerio Piva en Jan Schaffrath. Bingo: vijfmaal het oude fietsen. Nog eentje dan? Astana? Guido Bontempi, Giuseppe Martinelli, Alexandre Shefer, Nikolai Proskurin. Laatstgenoemde ken ik niet; van de eerste drie durf ik geen tweedehands wagen te kopen. Ze kunnen me wel goed helpen met het invullen van mijn T-formulier, denk ik zo. Natuurlijk: het hele zwikje van mannen dat achter de koers aanrijdt en daar bevelen geeft, renners instrueert, dus medebepalend is in het doen verlopen van de wedstrijd, komt uit het oude wielrennen: van Sean Yates tot en met Dmitri Konychev, van Davide Bramati tot en met Bingen Fernández. De groep is groot, heel groot. Hun invloed dus ook. Is het aangroeien van beenharen Weliswaar heeft deze sporttak ingezien dat de inzet van nieuwe wetenschappen (en kennis) van voedselvoldoende om te stellen: Nu kan deskundigen, inspanningsfysiologen en ander doorgeleerd gebroed bepaald nuttig is in deze aartsconik coachen? servatieve wereld, maar het overgrote deel van al die mannen komt… uit het peloton en draagt dus nog de watermerken van dat peloton uit hun eigen tijd. Opvallend overigens dat de legerleiding van menig wielerploeg in handen is gekomen van de ‘slimme jongetjes’ uit die jaren: Patrick Lefevere, Bjarne Riis, Jonathan Vaughters, Johan Bruyneel, Erik Breukink, Marc Sergeant, Igor González de Galdeano. Oftewel: intelligente renners van toen in een keurig pak van nu. Is een ploegleider te vergelijken met een coach? Is de overgang van krom stuur naar rond stuur de enige verandering in het leven van de ex-renner? Is het aangroeien van beenharen voldoende om te stellen: Nu kan ik coachen? Ik denk het niet en weet het ook wel zeker, maar iedere sport heeft zo zijn eigen mores. Die van het wielrennen is, in weerwil van het idee dat alles nieuw, transparant, open en eerlijk is, nog altijd de wet van de omerta. Dat is een gegeven en daarmee moet de grote sportwereld het maar doen. For better or worse…
COACH
nummer 3 - 2010
Meer winnen dan de wedstrijd. Dat is het idee. Erik Dekker is ooit klein begonnen. Als je dat realiseert, dan begrijp je waarom Rabobank niet alleen de top sponsort. Een sport ontwikkelt zich pas echt als je deze in de volle breedte steunt. Alle liefhebbers van de wielersport moeten hun sport optimaal kunnen beleven. Of je nu een topper bent of niet.
Samen de wielersport verder brengen Rabobank. Een bank met ideeĂŤn.
www.rabosport.nl
De juiste ondersteuning, de basis voor succes Als Official Supplier van NOC*NSF draagt Ricoh de Nederlandse sport al jaren een warm hart toe. We ondersteunen met veel enthousiasme de ambitieuze doelen van de vele sporters die hun dromen gaan verwezenlijken. Want alleen met een goede basis ontstaat topsport van het allerhoogste niveau. Ricoh. Moving Ideas Forward.
Ricoh Nederland B.V., Utopialaan 25, Postbus 93150, 5203 MB ‘s-Hertogenbosch, www.ricoh.nl