201101

Page 1

NLCOACH - 6e jaargang - nummer 1 - 2011

6e jaargang - nummer 1 - 2011

COACH van coaches - voor coaches - door coaches

Nieuwe serie ‘Op de club’ Omnisportvereniging Kampong: meer dan een club Het Nationaal Coach Congres “Het is inspirerend andere coaches te ontmoeten” Johann Olav Koss “Ik was niet heel goed, maar ik wilde graag”

Bart Veldkamp “Structureel anders opleiden” Thema

Omgaan met culturele verschillen

Fons Trompenaars | Koos van der Mark | Matthijs Rombouts | Eva van Ooijen Chris Moerkerken | Achim Sialino | Ingrid Sijmons | Joost Knotnerus


Innovation is our sport TM

Baanbrekende innovaties kunnen helpen om net dat ene verschil te maken. DSM is Partner in Sport van NOC*NSF en ondersteunt het Nederlandse Olympische Team met innovaties in voeding en materialen. Geen twijfel mogelijk: ‘Innovation is our sport’.

Meer informatie is te vinden op: www.dsm.com en via: sports.dsm.com

De innovaties van Koninklijke DSM zijn overal te vinden: van voedings- en gezondheidsproducten, geneesmiddelen en producten voor persoonlijke verzorging tot bijvoorbeeld auto's, coatings en verf, elektronica en producten voor de bouw.


voorwoord joop alberda

Rekordmeister Ik ben er altijd ferm voorstander van geweest dat we onszelf als coaches blijven ontwikkelen. Constant nieuwe indrukken en ideeën opdoen en blijven leren, ook van elkaar. Dat geldt uiteraard ook voor mezelf. Zo was ik begin december in het kader van mijn leer-sabbatical in de gelukkige omstandigheid om op uitnodiging van Louis van Gaal een week rond te kijken achter de schermen bij de Duitse Rekordmeister Bayern München. Het is altijd weer leerzaam en inspirerend om te zien hoe er in een absolute topsportomgeving wordt gewerkt en gedacht. Alles staat bij Bayern in het teken van beter worden en presteren, elke dag opnieuw en dat onder een steeds immensere druk van publiek, media en niet te vergeten de eigen doelstellingen en ambities. Wat me tijdens de rondleidingen van Louis en in de gesprekken met de bij de club werkzame sportpsycholoog Philipp Laux, inspanningsfysioloog Jos van Dijk, keeperstrainer Frans Hoek en videoanalist Max Reckers het meeste opviel, was de manier waarop Bayern München inmiddels een teamsport (wat voetbal toch is) tot in al haar vezels heeft geïndividualiseerd. Behalve natuurlijk de centrale groepstrainingen, werken spelers ook individueel op hen toegesneden programma’s af, afhankelijk van hun taak, functie en rol in de wedstrijden. Anders gezegd: voor een middenvelder als Mark

nummer 1 - 2011

van Bommel wordt een ander programma ontwikkeld dan voor Arjen Robben, die zowel verdedigend als aanvallend zijn mannetje moet staan. De tijdens de training afgelegde afstand en de intensiteit en hartslag et cetera, worden daarbij telkens bijgehouden via een gps-systeem waarmee de spelers tijdens de trainingen allemaal zijn uitgerust. Zo worden spelers dagelijks gemonitord en kan er waar nodig direct individueel worden bijgestuurd. Ook is de gehele conditionele trainingsopbouw geënt op de offensieve speelwijze van Bayern. Voor de invulling van dat programma maakt de zeer omvangrijke technische staf onder leiding van Louis van Gaal bovendien gebruik van uitgebreide analyses van het spel en de wedstrijden van het eerste elftal. Verder is de door de club gehanteerde en streng bewaakte spelopvatting het uitgangspunt bij het aan- en verkoopbeleid. Tot in de kleinste details is iedereen binnen Bayern München, van hoog tot laag, bezig met altijd maar weer beter worden en winnen: op speltechnisch gebied, pyschologisch, tactisch en organisatorisch. Zo word je dus Rekordmeister, maar belangrijker nog: zo blijf je het ook. Dat is wat écht topsportdenken betekent, dat je in alle facetten het maximale eist en doet, en daarvoor de maximale faciliteiten creëert. Op ruim een jaar voor de Olympische Spelen van volgend jaar in Londen is het goed om dat maar weer eens te benadrukken.

COACH

3


FOTO: ANP PHOTO

uitgelicht

2011: de WK’s en EK’s in Nederland

FOTO: SOENAR CHAMID

FOTO: ANP PHOTO

De komende jaren vinden er meerdere topsportevenementen in Nederland plaats. De lijst met toegewezen WK’s en EK’s blijft groeien. Het WK sprint in Thialf, waar Annette Gerritsen en Margot Boer zilver en brons wonnen, was het eerste van vier WK’s in ons land. Baanwielrennen, tafeltennis en squash volgen. Bij de EK’s gaat het om shorttrack, badminton, BMX, dressuur, boksen vrouwen, bridge landenteams en zitvolleybal.


FOTO: ANP PHOTO


NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.

Hoofdredactie Joop Alberda & Joost de Jong Eindredactie Karlijn de Jonge E. karlijn.de.jonge@sportsmedia.nl 6e jaargang, nummer 1 februari 2011 Aan dit nummer werkten mee Cors van den Brink Jan-Cees Butter Michiel Jonkman Hans Klippus Nik Kok Kees Kooman Steven Verseput John Volkers Mart Smeets Redactieadres Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 Uitgever Michel van Troost E. michel.van.troost@sportsmedia.nl Marketing Daniëlle de Jong E. marketing@sportsmedia.nl Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 600 47 80 F. 030 - 605 26 18 E. info@sportsmedia.nl

Abonnementen Regulier abonnement € 29,75 per jaar (incl. 6% btw). Studentenabonnement € 22,75 per jaar (incl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. Lidmaatschap NLcoach Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach. NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl Losse nummers € 8,50 per exemplaar (incl. 6% btw) Ontwerp en opmaak Wielaard Studio, Belfeld Drukker DeltaHage, Den Haag Coverfoto Soenar Chamid

Founding father De rubriek Founding father valt niet onder de redactie. NLcoach en Arko Sports Media zijn dan ook niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze rubriek.

Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.

©2011 NLcoach/Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813

6

COACH

nummer 1 - 2011

Inhoud

Bart Veldkamp: “Structureel anders opleiden” 14

Het Nationaal Coach Congres “Het is inspirerend andere coaches te ontmoeten” 20 Johann Olav Koss “Ik was niet heel goed, maar ik wilde graag” 36 Nieuwe serie ‘Op de club’ Omnisport­ vereniging Kampong: meer dan een club 46


thema

Omgaan met culturele verschillen En verder… 2011: de WK’s en EK’s in Nederland

4

Kort nieuws

9

In debat met Yves Kummer, Peter Blangé, Cor van der Geest en Heleen Crielaard over Londen 2012. “Misschien is het goed om eens heel weinig medailles te halen” De column van John Volkers Kopsterk, over mentale training in het voetbal ‘Sportpsychiater’ Bram Bakker: Topsporter? Je moet wel gek zijn! Regiocoach Sven Mooij: “Winnen is een gevolg, geen doel” Sportontwikkelingen. Stroomt er wel voldoende schaatstalent door? Sportservice noord-holland Letselschade in de sport De column van Mart Smeets

10

13 19 34 40 42

Inleiding

23

Een eenheid van uitersten “Het gaat om de gemeenschappelijke waarde: winnen”

24

Culturele verschillen in het honkbal Balgevoel voor twee, maar trainen ho maar

27

Hoe voorkom je een cultuurclash Checklist voor inburgering 28

Succesvolle allochtonen in het boksen en tafeltennis “Allochtonen zijn een aantrekkelijke markt”

31

Multi-culti in de Bijlmer Sprinttalenten met gebruiksaanwijzing

32

45 50 nummer 1 - 2011

COACH

7


servicepagina

Nieuwe cursus ‘Talentontwikkeling’

NLcoach op Twitter Sinds kort is NLcoach actief op Twitter! Om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van coachen raden wij iedereen aan om NLcoach te volgen op Twitter. Het adres is: www.twitter.com/@nlcoach. Volg ons!

NLcoach biedt vanaf 2011 de cursus ‘Talentontwikkeling’ aan. Wat is een talent? Wat maakt een talent tot een talent? Wat kan een talentvolle sporter allemaal tegenkomen op zijn pad? En natuurlijk: Hoe ga je aan de slag met een talent? Na afloop weet elke cursist het beste uit een talent te halen. Onderwerpen die onder meer behandeld zullen worden zijn: omgevingsinvloeden, stressvraagstukken, leefstijl, te veel op prestatie managen en het proces uit het oog verliezen. De deelnemers leren de invloeden in kaart te brengen die direct te maken hebben met een talentvolle sporter. Hoe zet je die invloeden om in een gericht proces? De cursisten zullen heel concreet te werk gaan

De congresorganisatie van de 6th ICCE Continental Coach Conference 2010 bedankt alle sponsoren: • • • • • • • •

met het stellen van doelen en natuurlijk – veel belangrijker – met het opstellen van een actieplan. In drie modules van drie uur zal Joost Leenders van de talentenacademie het gehele proces van talentontwikkeling uiteenzetten. Leenders heeft veel ervaring met het ontwikkelen van talent op het allerhoogste niveau, zowel in teamverband als bij individuele sporters. Hij begeleidt veel (olympische) sporters en coaches. De cursus vindt plaats op 17, 24 en 31 maart van 19.00-22.00 uur in Nieuwegein. Ga voor meer informatie naar www.nlcoach.nl/ cursussen.

Leren en jezelf ontwikkelen als trainer-coach, hoe doe je dat?

b-Cat High Altitude Dotcomsport Hotel en Congrescentrum Papendal Ministerie van VWS Sporteronline SportLead Three Ships TopSportLease

Interview januari 2011: Fedor Hes In de rubriek op onze website www.nlcoach. nl ‘Hoe trainer-coaches leren en zich ontwikkelen’ lees je in interviews met trainercoaches uit diverse takken van sport over de manier waarop zij leren en zichzelf ontwikkelen. Zij zijn geen maatstaf, maar hun

verhalen vormen wel interessante voorbeelden uit de praktijk. Om de maand vind je hier een trainer-coach aan het woord over zijn of haar ontwikkeling. In het interview van januari zwemcoach Fedor Hes. Ga naar www.nlcoach.nl/activiteiten voor interviews met onder anderen Ton Boot, Roelant Oltmans, Tjerk Bogtstra en Ron Jans.

Activiteiten NLcoach Cursus/congres Congres ‘De multifunctionele coach’ in samenwerking met Sportservice Zuid-Holland en het ROC ID College Mental Coaching gericht op jeugdsporters Mental Coaching gericht op teams Praktisch coachen met ActionType® voor de sportcoach Talentontwikkeling Basiscursus Fysieke Training Mental Coaching gericht op de individuele sporter Congres ‘Kracht en Conditie’ in samenwerking met Sportservice Flevoland Algemene Ledenvergadering

Door

Rogier Hoorn Rogier Hoorn Peter Murphy, Jan Huijbers en Bennie Douwes Joost Leenders Henk Gemser Rogier Hoorn

Zie www.nlcoach.nl voor meer informatie over de activiteiten.

8

COACH

nummer 1 - 2011

Datum

Plaats

4 februari

Gouda

28 februari, 14 maart en 4 april 8 maart, 22 maart en 29 maart 11 maart, 25 maart, 8 april, 22 april, 13 mei en 27 mei 17 maart, 24 maart en 31 maart 28 maart, 4 april en 11 april 14 april, 28 april, 12 mei en 26 mei

Hilversum Houten Erp Nieuwegein Almere Zeist

27 mei 6 juni

Nieuwegein


kort nieuws

IN DE SPOTLIGHTs Beter worden door vasten? Vasten en sporten, dat klinkt niet bepaald als een gezonde combinatie. Wie goed sport, dient ook genoeg te eten, zo is toch het logisch klinkende credo. Maar niet volgens Remco Verkaik, medisch bioloog. Op de website www.sportvasten.nl legt Verkaik zijn kleine revolutie haarfijn uit. Hoe dat allemaal moet, afvallen door te sporten en zonder te eten? Welnu: je drinkt drie sapjes per dag en traint daarnaast ook. Het lichaam wordt zo vervolgens gedwongen om vet te verbranden. Wij lijvige westerlingen moeten vet verbranden om af te vallen, maar aan die vetverbranding komen we helemaal niet toe, omdat we nog zo’n grote suikervoorraad hebben. En dan blijft die bierbuik dus gewoon zitten. Doe je aan sportvasten, dan heeft sporten weer zin. Want door niet te eten raakt de suikervoorraad op. En dan wordt er pas vet verbrand. Dat noemt Verkaik een metabole switch. Dat kan in tien dagen. Personal trainers begeleiden die training. Kijk voor meer informatie over de werking en ervaringen uit de praktijk op www.sportvasten.nl.

Wie wordt de Coach van het Decennium? De periode om via de nieuwe website van NLcoach www.nlcoach.nl te stemmen voor de verkiezing Coach van het Decennium is inmiddels afgesloten. De stemmen zijn geteld en in het volgende nummer van NLCOACH zullen we de winnaar bekend maken.

Van Marwijk de beste coach

Oranje-bondscoach Bert van Marwijk is half december op het NOS | NOC*NSF Sportgala in de Amsterdamse RAI gekroond tot Coach van het Jaar 2010. Hij werd verkozen boven schaatscoach Jac Orie en snowboardcoach Maarten Sauerbreij. Van Marwijk viel in Amsterdam nóg een keer in de prijzen: het Nederlands elftal, tweede van de wereld immers tijdens het laatste WK, kreeg de prijs voor beste Sportploeg. De awards voor Sportman en Sportvrouw van het Jaar gingen naar respectievelijk Mark Tuitert (schaatsen) en Nicolien Sauerbreij (snowboarden). Rolstoeltennisster Esther Vergeer werd voor de vijfde keer verkozen tot Gehandicapte Sporter van het Jaar. Overigens ging de prestigieuze titel ‘Beste voetbalcoach van de wereld in 2010’ aan de neus van Van Marwijk voorbij. Hij stond – evenals Louis van Gaal – wel op de door de wereldvoetbalbond FIFA gepresenteerde lijst van tien kandidaten, maar de prijs ging uiteindelijk naar José Mourinho. Als coach van Inter won de Portugees – nu in dienst van Real Madrid – vorig jaar zowel de Italiaanse landstitel en beker als de Champions League.

De Europese Commissie heeft 2011 uitgeroepen tot het Europees jaar van het vrijwilligerswerk (EJV 2011). Nederland neemt daarin een speciale plaats in. Volgens het Centraal Bureau voor de Statist iek is ons land koploper in Europa wat vrijwilligerswerk betreft. Geen ander land in Europa kent meer vrijwilligers. De georganiseerde sport is de sector waarin de meeste vrijwilligers actief zijn: circa 1,5 miljoen, waarvan uiteraard een flink deel werkzaam als trainer of coach. De Nederlandse overheid doet veel om het vrijwilligerswerk dit jaar extra te promoten. Zo gaf staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten (VWS) half januari bij de officiële opening van het EJV het startsein voor een promotietour langs tachtig gemeenten in Nederland. Verder kunnen vrijwilligers via www.evengeven.nl in het zonnetje worden gezet. Daarmee is wekelijks een bedrag van 1.000 euro te verdienen. Kijk voor meer informatie op www.vrijwilligerswerk.nl.

FOTO: SOENAR CHAMID

2011 Jaar van de Vrijwilliger, verdien 1.000 euro!

Bert van Marwijk krijgt uit handen van Arnold Vanderlyde de Jaap Edenprijs voor Coach van het Jaar uitgereikt.

nummer 1 - 2011

COACH

9


debat

“Misschien goed om in Londen eens heel weinig medailles te halen” Over minder dan anderhalf jaar staan de Olympische Spelen alweer voor de deur. Hoe gaat het op weg naar Londen 2012? Lonkt voor Nederland inderdaad een plek bij de felbegeerde top-10? Of moeten we ons zorgen maken? “Goed zijn, is niet goed genoeg.”

O

p de vorige Spelen, in Peking, won Nederland zestien medailles. Realistisch gezien is er geen aanleiding te veronderstellen dat dat er volgend jaar in Londen meer zullen worden. Eerder minder. “Ik zie weinig nieuwe toppers, eigenlijk alleen Ranomi Kromowidjojo”, zegt Yves Kummer, oprichter van belangenorganisatie NL Sporter en nauw betrokken bij het Nederlandse rugbyproject voor de Spelen van 2016. “Het zijn zo’n beetje dezelfde mensen die het moeten doen.” Bovendien wordt de concurrentie in de meeste takken van sport alsmaar heviger. Vooral in de teamsporten, ooit de oranje melkkoe bij de Spelen, lijkt Nederland veel terrein te moeten prijsgeven. “Ik houd zelfs mijn hart vast voor het hockey”, zegt Peter Blangé, sinds kort ex-bondscoach van de volleyballers en als speler met de natio­ nale ploeg olympisch kampioen in 1996. “Steeds meer landen ontdekken dat ze ook in zo’n sport

kunnen scoren en het is dus helemaal niet gezegd dat het hockey ons twee zekere medailles oplevert.” Het lijstje dat de technisch directeur van NOC*NSF en in 2012 tevens chef de mission Maurits Hendriks in zijn rode ‘urgentiemapje’ bij zich heeft, geeft de huidige situatie goed weer. Het is het meest recente olympische landenklassement, gebaseerd op de laatste WK’s in de takken van sport bij de Spelen. Nederland staat daarin zestiende, met dertien medailles, vier keer goud, acht keer zilver en één keer brons. “Ik ben ook bang dat we die zestien van Peking niet gaan halen”, verwacht Cor van der Geest, technisch directeur van de judobond en sinds 1992 in functie tijdens de Olympische Spelen. Het judo leverde in 2008 vijf medailles op, bijna een derde van de totale oogst. Van der Geest: “We zullen in Londen echt wel weer een paar prijzen halen, het liefst deze keer ook een gouden, maar nóg

“Ik zie weinig nieuwe toppers” [Kummer]

Door: Hans Klippus

10

COACH

nummer 1 - 2011


FOTO: ANP PHOTO

“Ik houd zelfs mijn hart vast voor het hockey” [Blangé]

een keer vijf, dat zou wel heel bijzonder zijn. De concurrentie is namelijk moordend, met de voormalige Sovjetrepublieken die nu elk een eigen judoka mogen inschrijven.” Van der Geest wijst er op dat Nederland bij de laatste WK in Tokio 28 judoka’s had mogen inschrijven, maar er maar twaalf goed genoeg werden geacht om mee te doen. “Dat is best verontrustend”, stelt hij. Van der Geest vindt dat de sportwereld, en met name sportkoepel NOC*NSF, een duidelijk signaal heeft afgegeven dat er een paar tandjes bij moeten om de gestelde

doelen te kunnen halen. “Maar waar blijft de nieuwe regering? Ik zit nog steeds op de reactie te wachten.” Ook Heleen Crielaard, hoofd sponsoring van Rabobank en in 1992 als volleybalster actief op de Spelen, stelt dat NOC*NSF niet afgerekend mag worden als Nederland in 2012 niet in de felbegeerde top10 eindigt. “De mindset is er wel in het land, maar er is natuurlijk veel meer nodig om de zaken voor elkaar te krijgen. Willen we bijvoorbeeld dat op elke school leraren lichamelijke oefening de kinderen les geven, dan is daar wel geld voor nodig.” “Ook de sport

zelf is daar schuldig aan”, vindt Van der Geest. “We kunnen blijkbaar niet goed uitleggen hoeveel je er voor terugkrijgt als je in sport investeert.” Hoe moet dat dan wel? Van der Geest: “Gekscherend zeggen we weleens tegen elkaar dat het misschien goed is om als land een keer heel weinig olympische medailles te halen. Die opmerking heeft natuurlijk een serieuze ondertoon. In Australië en Engeland ging ooit het roer om toen ze eens uitermate slecht presteerden bij een Olympische Spelen. Nu zijn het inmiddels absolute toplanden in de sport.”

nummer 1 - 2011

COACH

Ranomi Kromowidjojo is volgens Yves Kummer een van de weinige nieuwe toppers. 2010 was een goed jaar voor haar, ze behaalde onder meer goud op de 100 meter vrije slag tijdens het EK korte baan in Eindhoven.

11


“Er zullen zich altijd verrassingen voordoen” [Crielaard]

Zou het ook zo met Nederland kunnen gaan? Van der Geest: “Na zo’n moment van grote malaise zijn er twee dingen mogelijk. Of we accepteren het en maken op die manier duidelijk dat we alleen voetbal en schaatsen belangrijk vinden en de rest niet. Óf we gaan er echt voor. 100 miljoen euro extra is dan peanuts. Echt waar! Ik weet ook wel dat er juist moet worden bezuinigd. Maar je hoeft toch niet op alles te bezuinigen? Bezuinigen betekent keuzes maken.” Het heeft zeker niet alléén met geld te maken. Maar ook met het sportbeleid in het land en de instelling van de beoefenaars. Blangé en Kummer stellen afzonderlijk van elkaar vast dat de Nederlandse sporter bij voorbaat al een achterstand oploopt omdat hij in zijn jeugd veel minder uren maakt dan de latere concurrenten uit het buitenland. “Er is veel talent. Maar regelmatig wordt dat te laat opgemerkt, of zit dat talent bij de verkeerde sport”, aldus Kummer. Blangé: “Ik ben niet anders gewend dan dat we met een paar kunstgrepen proberen de achterstand later recht te trekken.” De voormalige spelverdeler maakte hoogstpersoonlijk mee dat dat in het volleybal lukte en dat Nederland zich vanuit de grauwe middenmoot wist op te werken en olympisch goud won. “Ik besef dat ik ongelooflijk veel geluk heb gehad. We hadden genoeg goede spelers, de juiste coach en een

12

COACH

nummer 1 - 2011

sponsor die er vertrouwen in had en voor het budget zorgde.” Toch had het – het scheelde één schamel puntje in de finale tegen Italië in Atlanta – nog mis kunnen gaan. Blangé: “Topsport is net een loterij. De kans dat je als sporter ook echt het hoogste bereikt, is uiterst gering. Daarom moet je wel erg sterk in je schoenen staan. Goed zijn, is niet goed genoeg.” Of zijn we misschien gewoon te klein om een plek in de olympische top-10 te willen? De vier betrokkenen vinden van niet. Het is goed om de doelen hoog te stellen, vinden ze. Dat houdt de mensen scherp. “Een klein land biedt ook veel voordelen ten opzichte van de grootmachten”, stelt Crielaard vast. “Dan denk ik aan de infrastructuur, maar ook aan het feit dat Nederlanders fysiek uitermate geschikt zijn voor een aantal sporten. Dat blijkt wel. We hebben in het verleden al vele kampioenen voortgebracht en

waarom zou dat in de toekomst anders zijn?” En voor de korte termijn valt het straks in Londen misschien uiteindelijk allemaal erg mee. Niet alles valt te voorspellen, zegt Crielaard. “Er zullen zich altijd verrassingen voordoen. Wie had verwacht dat ruiter Jeroen Dubbeldam goud zou winnen in 2000, en de waterpolo­ sters in Peking?” Het gaat straks om het aantal gouden medailles. Dat bepaalt de plaats op de ranglijst. Ondanks, in vergelijking met voorgaande Spelen, de terugval in aantal successen eindigde Nederland in Peking met zijn zestien medailles, waarvan zeven goud, op een best verdienstelijke twaalfde plaats. Kummer: “Wie zegt dat we het slecht hebben gedaan als we straks weer elfde of twaalfde worden? Dat zou nergens op slaan. We moeten natuurlijk uitkijken dat die top-10 geen obsessie wordt.”

Tien kansen op goud in Londen • • • • • • • • • •

Estafetteploeg vrouwen, zwemmen 4x100 m vrije slag Ranomi Kromowidjojo, zwemmen 100 m vrije slag Henk Grol, judo klasse tot 100 kg Marianne Vos, wielrennen wegwedstrijd Marianne Vos, wielrennen baan omnium Epke Zonderland, turnen rekstok Dressuurequipe Berkhout-Westerhof, zeilen 470-klasse Schuil-Nummerdor, beachvolleybal Hockeyploeg vrouwen


De reus is een dwerg geworden Peter Blangé, bondscoach van de Nederlandse volleybalploeg, mocht eind 2010 nog een keer een belangrijk podium beklimmen. Bij het NOC*NSF Sportgala in de RAI trad hij op het plankier om het Nederlands elftal en voetbalcollega Bert van Marwijk de prijs van Sportploeg van het Jaar uit te reiken. Er hoorde een speechje bij, waarvan ik me geen woord meer kan herinneren. Het kan met het storende omgevingsgeluid – een zaal vol rumoerige sportlieden – te maken hebben, maar misschien was het gewoon een gebrek aan zeggingskracht. En dat bij de coach die toch als een van de meest uitgesproken mensen van de sportwereld te boek staat. Het was een voorbode van wat komen ging. Twee weken later kwam het nieuws: Blangé, de man die in juni nog zijn optie voor een contractverlenging gelicht had, en de volleybalbond Nevobo gingen uiteen. In goed overleg, met een afkoopsom ongetwijfeld, we kennen de platte clichés van de coach die gehuurd is en bij het vuilnis kan. Ik had met Peter te doen. Hij is een zeldzaam bevlogen volleybalmens, een intelligente spelverdeler met 500 interlands achter de naam. Hij stond met Ron Zwerver aan de basis van het olympische goud van Atlanta 1996. Iedereen die daarbij is geweest, heeft voor altijd De eretitel Lange Mannen een zwak voor de sportmensen die daar Italië in de tiebreak kan voor zeker vele jaren op de knieën dwongen (3-2, 17-15). opgeborgen worden Het was de tijd dat Nederland een aantal spelers van wereldklasse had. Coach Joop Alberda formuleerde dat ooit als volgt: met één wereldtopper doe je een beetje mee in de wereld, met twee wereldtoppers ben je een subtopper, met drie van zulke mensen van mondiale klasse reik je naar het podium. Die formule zou voor elke teamsport gelden. Bij een voetbalelftal dienen de drie bij voorkeur in de as te staan. Nederland had altijd Zwerver en Blangé als toppers van dienst en de naam van de derde wereldtopper werd bepaald door de vorm van de dag. Van der Meulen, Van de Goor, Held of Görtzen kenden zo hun uitschieters. Nu heeft het Nederlandse mannenvolleybal nog maar één wereldtopper, Robert Horstink, en die deed de voorbije zomer niet mee. Mission impossible, heet zoiets. Wat te denken van de instelling van de heren volleyballers. De gouden generatie vocht om tot de nationale selectie te behoren. Nu is die bevlogenheid weg. En wie haalt trouwens die tienduizend trainingsuren, voordat hij zich tot een goed opgeleide volleyballer mag rekenen? Het Nederlandse mannenvolleybal lijkt verloren. Het langste volk van de wereld produceert maar mager talent. Op school wordt volleybal nauwelijks meer gespeeld. Beachvolleybal is het indoorspel gaan overheersen. De clubs hebben problemen hun sport onder de aandacht van de jongeren te brengen. Is de sport wel cool, is er wel fun? Dat geteld bij de wegdeemsterende resultaten van de nationale ploeg en de marginale rol van de Nederlandse clubs in de Europese volleybalbekers maakt pessimisme een gerechtvaardigd gevoel. Nederland, de olympische reus van 1996, is vijftien jaar later een heuse dwerg aan het worden. De eretitel Lange Mannen kan voor zeker vele jaren opgeborgen worden. Wie meevoelt met deze fraaie tak van sport, wordt er stil van. Ik ook.

nummer 1 - 2011

COACH

column JOHN VOLKERS

John Volkers is ruim twintig jaar sportverslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en acht EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995), voetbal (De Internationals, 1999) en zwemmen (Zwemmen in goud, 2008). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.

13


coverinterview

“We moeten de jeugd structureel anders opleiden” Bart Veldkamp (43) is aan een unieke uitdaging begonnen. Sinds de voorbije zomer traint hij, samen met Gerard Kemkers en Geert Kuiper, de schaatsers van de duurste ploeg ter wereld, TVM. In 2006 beëindigde Veldkamp zijn actieve loopbaan. De voorbije jaren was hij bondscoach in de VS en tv-commentator bij de NOS. “Ik wou dat ik eerst tien jaar trainer was geweest en daarna pas schaatser.” Door: John Volkers Foto’s: Gerlinde Schrijver

We moeten niet denken dat hij verslaafd is aan het schaatswereldje. Dat hij met zijn ziel onder zijn arm loopt als hij even buiten die wereld van ijs en ijzers valt. Bart Veldkamp is de schaatser pur sang, het schaatsdier, de ware liefhebber, maar zijn scope, zijn beeld van de wereld, is bepaald wijder. “Ik zie het niet als logisch dat ik nu, na een baan als tv-commentator, opnieuw trainer ben. Ik doe ook nog steeds allerlei andere dingen. Ik zie mezelf nog immer als ondernemer. Ik doe wat in de brillenwereld, met andere zakenpartners, een designmerk. Ik doe aan consultancy in de opticienwereld en ik ben met de ijsbaan van Rotterdam, het Optrium, bezig geweest. Zo ben ik altijd wel druk.” “Maar goed, toen de Amerikaanse schaatsbond in 2007 kwam, heb ik ja gezegd. Het was een unieke uitdaging daar te werken. En deze kans bij TVM die het voorbije jaar kwam, was ook weer uniek. Het is niet zo dat ik met mijn ziel onder de arm loop. Van: waar kan Bart trainer zijn? Dat zeker niet. Het zijn juist de dingen waarvan ik denk ‘hier groei ik van, daar teken ik voor’.” “Ik heb bij TVM een contract tot medio 2012. Om eerlijk te zijn, ik zie mezelf niet als de eeuwige

14

COACH

nummer 1 - 2011

schaatscoach. Het komt zoals het is. Ik zou ook heel graag in andere sporten coachen. Skiën bijvoorbeeld, dat zou ik mooi vinden. En het zakenleven trekt me. Ik vind het fantastisch hoe mensen geld weten te maken. Met handel geld maken, dat inspireert me. Het lijkt dat ik leef van het schaatsen. Maar echt, als ik er morgen niet meer bij ben, dan ben ik overmorgen niet ongelukkig. Natuurlijk voel ik me nu bij TVM prima. Maar ik ben er niet afhankelijk van. Schaatsen is niet mijn pleziermaker.” Wat is er veranderd in het schaatsen, sinds je vader Hans als coach langs de kant van de baan stond om jou, de olympisch kampioen van 1992, aanwijzingen te geven? “Het is nog steeds het managen van mensen. In die zin denk ik dat de veranderingen wel meevallen. Mijn vader had in de jaren negentig ook al een teammanager en een fysiotherapeut. Hij stond er niet alleen voor.” Wat is er echt anders dan toen? “Als ik zie hoe ik nu mijn atleten train en hoe ik het zelf deed; daar zit wel een verschil in. Ik schreef


vroeger mijn eigen schema’s. Ik draai geen kopie van die schema’s. Het is totaal anders nu. Ik zou tegenwoordig heel andere schema’s voor mezelf schrijven.” Was jij niet die schaatser die trainde als een beest? “Ik deed bizar veel. Ik kwam laatst een schema tegen uit 1998. Het was van een drieweeks trainingskamp in Zuid-Afrika, op hoogte. Er was geen enkele rustdag in opgenomen. Drie weken alleen maar trainen. Er zaten twee rustochtenden in, koffieochtenden, met daarna een hersteltraining van anderhalf uur op de fiets. Dat was ’t dan. In dat opzicht kijk je nu heel anders tegen trainingen aan dan toen.” De trainer bouwt meer rust in? “Inderdaad, we gaan veel meer voor kwaliteit. Drie weken trainen en een of twee rustochtenden inplannen, dan verzandt alles in het uitvoeren van het schema. De kwaliteit boet daar erg bij in. De algemene kijk op training is nu dat het lichaam veel meer rust nodig heeft dan wij voorheen gedacht hebben.”

Je trainde twee jaar Amerikanen, maar je zei versteld te staan van de hoeveelheid trainingsarbeid die zij verstouwden. “Maar ze werden er wel wereldkampioen mee, moet ik erbij zeggen. Die jongens waren van de oude Bart Veldkamp-school, om het zo uit te drukken. Die trainden heel hard. Trevor Marsicano, Jonathan Kuck. Weet je, je hebt als Nederland de redelijk geconserveerde gedachte dat wij precies weten hoe het moet. En met die instelling ging ik naar Amerika. Ik werd daar ook gevraagd om mijn Nederlandse insteek. Daar was ik akkoord mee gegaan. En dan zie je daar dingen gebeuren waarvan je denkt: dat kan helemaal niet. Jongens die het shorttrackprogramma draaiden en de

“Als ik er morgen niet meer bij ben, dan ben ik overmorgen niet ongelukkig” nummer 1 - 2011

COACH

15


debat coverinterview

“In Amerika zijn mijn ogen open gegaan. Hoe je anders kunt trainen en toch ook resultaat kan hebben” langebaan deden, dan denk je: dat kan veel beter. Toch bleken ze ontzettend hard te rijden. Daar zijn mijn ogen open gegaan. Hoe je anders kunt trainen en toch ook resultaat kan hebben.” Wat is die Nederlandse insteek? “Die Nederlandse aanpak is erg gebaseerd op het fietsen, het is een Europees model eigenlijk. Die lijn kun je over ons continent doortrekken. De conditie van schaatsers wordt hier in Nederland en Europa opgebouwd met fietsen. Als je buiten Europa komt, Noord-Amerika en ook Azië, dan zie je dat het veel op schaatshoudingspecifieke oefeningen aankomt, droogschaatsen, schaatssprongen. Een beetje de Eric Heiden-school, ja.” Welk programma is beter? “Er is zeker geen heilig programma. Je ziet vaak dat in Nederland schaatsers met een fietsachtergrond omhoog komen. In de Verenigde Staten de jongens uit het inlinen of de vele sprongtrainingen. Maar het zijn unieke gevallen op zich. Het zijn de mensen met een op maat gemaakt programma, custom made, dat bij hen blijkt te werken.” Wat gebeurt er als je een Amerikaan overplaatst op de fiets? “Bij sommigen werkt dat, bij sommigen helemaal niet. Bij Chad Hedrick [olympisch kampioen 2006, red.] moest je er erg voor uitkijken. Voor zijn schema moest je dat inlinen zeker meenemen. Dat deed ik dan ook. Er is niet één programma dat goed is. Er zijn er meer. Je moet erg naar de persoon kijken.” Waarom zitten die Nederlanders toch zo graag op de fiets? “We zijn een fietsland van onszelf. Het is nog steeds een goede vorm om je conditie uit te bouwen. Bij de jeugd word je er al automatisch op geselecteerd. Het is een natuurlijk proces. Je kunt met fietsen de atleet heel veel belasten, fysiologisch gezien dan, zonder dat de boel kapot gaat, qua knieën, qua enkels, qua pezen en banden. Het heeft minder impact op het spiersysteem en daardoor kun je sneller herstellen. Bij dat alles kun je het hart- en longsysteem hard prikkelen.” Schaatssprongen kennen een andere logica? “Mensen die zich met sprongen voorbereiden en dat overleven, die zijn heel sterk. Door de zwaarheid van

16

COACH

nummer 1 - 2011

het programma ontstaat vanzelf een keiharde selectie. Omdat het veel blessuregevoeliger is.” Wij kennen jou nog van een documentaire over je voorbereiding op de Olympische Winterspelen van 1994, met Johann Olav Koss. Je beklom daar extra hoge treden. “Het was in het Holmenkollen, het skistadion van Oslo. Er zijn staantribunes, er loopt een trap naast. Het was zwaar. Ik neig ernaar zo’n trainingsvorm weer te doen. Mijn eigen ervaring is dat ik te veel aan fietsen deed. En niet genoeg schaatsspecifiek bezig was. Wat voor een schitterende conditie je ook hebt opgebouwd, je moet daarna toch weer in die schaatshouding komen. Je moet je conditie ombouwen naar schaatsconditie. Als jij de Tour de France wint, dan heb je een geweldige conditie. Maar als je te water wordt gegooid, dan kom je zwemmend niet vooruit. Je moet je conditie specifiek omzetten. Ik denk dat je veel meer in die schaatshouding moet zitten. Veel meer dan ik zelf heb gedaan en tot nu toe, als trainer, ook doe in Nederland.” Zijn er andere richtinggevende scholen dan de Nederlandse en de Amerikaanse? “De Aziatische en dan vooral de Koreaanse. Daar is het erg gebaseerd op shorttrack, omdat shorttrack daar groot is. De jeugd groeit op als shorttracker, dat is een interessant gegeven. Wat gebeurt daar, wat is het beleid? Zuid-Korea is het leidende land in het schaatsen. Zij hebben in Vancouver goud gehaald op shorttrack, bij het kunstrijden én op de langebaan. Het is hét schaatsland van de wereld, ze staan ver voor op de rest.” Een voorbeeld voor Nederland? “Je kunt niet zeggen: ‘dan gaan wij het ook zo doen’, maar het is zeker interessant om te volgen. Wij zijn een beetje een inhaalslag aan het maken op shorttrack. Maar waarom gebeurt er bij ons niks op het gebied van kunstrijden?” Zeg je: Nederland, blijf bij je model of predik je revolutie? “Nee, niet bij ons model blijven. Ik denk dat we in Nederland bij onze schaatsopleiding enorm aan de bak moeten. Die geluiden zijn er bij de schaatsbond, de KNSB, ook wel hoor. Als je toch ziet hoeveel er in Nederland wordt geschaatst en hoe goed de structuur is van onze clubs, met voor elk kind een trainer. En als


je dan ziet hoe weinig wij winnen wereldwijd, dat is wel iets om bij stil te staan.” Jij zegt eigenlijk: wij Nederlanders zouden de sport nog meer moeten domineren. “Overheersen wij de sport dan? Nou, ik denk van niet. Op sommige momenten, ja. Een WK afstanden als dat van Nagano in 2008. Toen staken we er even met vlag en wimpel boven uit. Maar neem deze winter, in een postolympisch jaar, waarvan wij zeggen dat dat onze jaren zijn. Nou, ik geloof niet dat we heel veel gewonnen hebben ten opzichte van de Amerikanen. Wij hebben Bob de Jong, zij Davis, Marsicano, Fredricks, Richardson. Amerika, het land waar het schaatsen volledig op zijn gat ligt qua organisatie, structuur en sponsoring. Dan is dat wel even iets om bij stil te staan.” Wat moet er anders? “We moeten in Nederland de jeugd structureel anders gaan opleiden, anders dan het huidige model van puur bezig zijn met hard schaatsen. Technische vaardigheden zijn bepalend bij het schaatsen. Die bepalen of je hard schaatst of niet. Je kan fantastisch hard trainen, maar als je de sleutel van de techniek niet hebt, dan is het over. Je kan keihard een berg op fietsen, geweldig hoog springen of een halter boven je hoofd houden, maar als je het technisch niet weet om te zetten, dan heb je daar niets aan.” Jij pleit voor? “Ik pleit voor meer techniek. Je in de jeugd, van zeven tot zestien jaar, niet laten verleiden door de klok. Om op de schouders geslagen te worden voor weer een persoonlijk record. De nadruk ligt te veel op hard schaatsen. Ik pleit voor techniekwedstrijden. Die hadden wij in de jaren zeventig al bij HVHW, op De Uithof in Den

Haag. Wie had de beste techniek? Daarbij is imiteren een heel belangrijke leermanier. En de directe feedback van een videosysteem. Een beweging leer je sneller door visuele techniek dan door een man die met veel armbeweging en tekst gaat uitleggen dat je je bovenarm een paar graden verkeerd houdt.”

Trainingskamp van TVM in Calgary, Canada. Coach Bart Veldkamp geeft aanwijzingen aan Jorien Voorhuis. Simon Kuipers kijkt toe.

Jij zegt: Nederland past op Uw Saeck? “Ik denk dat het heel erg vijf voor twaalf is. Alle ploegen signaleren dat. Schaatsers die bij hen komen, hebben hun techniek niet op orde. Er moet bijgespijkerd worden. Gewesten spreken zo over de aanleverende clubs. Dat is een punt van zware attentie. We hebben in Nederland wel de goede mensen als voorbeeld. Kijken naar een winnaar als Sven Kramer is altijd goed voor jeugdige talenten. Maar je kunt ook naar Amerikanen kijken en Koreanen, maakt niet uit. Van elke winnaar valt als kind iets te leren.” Hier ligt een grote taak voor de trainers. “We moeten eerst weten welk beleid de KNSB gaat voeren op het gebied van techniek. En dan moeten ze de gewesten en de clubs stimuleren daar helemaal voor te gaan. Je ziet te veel mensen langs de baan staan die geen benul hebben. Bij de jeugd moet je eigenlijk je beste coaches neerzetten. De Kemkersen en Veldkampen moeten aan de slag bij de jeugd. Nee, ik heb het nog nooit gedaan.”

“Je kan fantastisch hard trainen, maar als je de techniek niet hebt, dan is het over” nummer 1 - 2011

COACH

17


Het doel is om in 2012 het roeitalent te laten schitteren in Londen.

Sponsor van de toekomst. Hoofdsponsor KNRB.


Mentaal

Kopsterk, voor een sterk hoofd In Noordwijk werd eind december Kopsterk gepresenteerd, een boek over het mentale aspect in sport. Louis van Gaal nam het eerste exemplaar in ontvangst. Door: Jan-Cees Butter

Statig, zoals we van hem gewend zijn, stond Louis van Gaal de pers te woord na de presentatie van Kopsterk, een boek over de mentale training en begeleiding in het voetbal. De vraag lag voor de hand. Verslaggever: “Meneer Van Gaal, zou u vroeger, tijdens uw actieve carrière, mentale training nodig hebben gehad?” Zijn antwoord was krachtig. “Nee. Als speler had ik dat niet nodig. Ik had vroeger zo veel zelfvertrouwen.” Niettemin was Van Gaal een van de eerste coaches die een sportpsycholoog beschikbaar stelde voor zijn spelers. Dat paste immers volledig in zijn ‘totalemensprincipe’. In Noordwijk herhaalde hij eens te meer: “Een voetballer is meer dan iemand die een bal van A naar B speelt. Er zit een hele omgeving in zijn rug. Die kun je beïnvloeden.” Van Gaal was zeer lovend over Kopsterk, dat op toegankelijke

Kopsterk Mentale training en begeleiding in het voetbal

Toon Damen, Bram Meurs, Oliver de Koning en Ruud Bröring

KOPSTERK

Wat houdt motivatie in? Hoe kan een spelersgroep neren? Op welke beter als eenheid wijze kan een speler functiomentaal weerbaarder je er als hoofdtrainer worden? Hoe zorg voor dat de groep niet afgeleid wordt mentaar in de pers door negatief comof vanuit het publiek? Dit soort vragen wordt Kopsterk, hét naslagwerk beantwoord in voor iedereen die geïnteresseerd is in en begeleiding in het voetbal. mentale training

In vergelijking met de technische, tactische populairste sport en fysieke vaardigheden ter wereld nog weinig is er in de bekend over de mentale Kopsterk biedt de mogelijkheid mentale vaardigheden. training en begeleiding structureerd toe te passen binnen de beter en gedagelijkse praktijk Het boek is opgebouwd van het voetbal. uit vier delen. In het tie van mentale training eerste deel wordt de huidige posien begeleiding binnen een aantal bekende misverstanden weerlegd. het voetbal beschreven en wordt mentale weerbaarheid Daarnaast worden de begrippen en mentale training Het tweede deel behandelt vier belangrijke en begeleiding nader uitgelegd. voorkeuren, motivatie, mentale kenmerken: concentratie en emoties. persoonlijke teambuilding. Deel Het derde deel gaat vier beschrijft op welke geheel over wijze een voetballer mentaal kan trainen. zich individueel Om de brug van de theorie naar de praktijk opgericht: vv Kopsterk. te slaan, is een eigen voetbalteam Na de theoretische bespreking van een volgt aan de hand van een situatie bij mentaal aspect vv Kopsterk een toelichting waarop de trainer, de spelersgroep of op de wijze de individuele speler mee aan de slag kan. hier in de praktijk

Het boek is op een toegankelijke wijze geschreven. Iedere zich in situaties herkennen speler of trainer zal en is daardoor in staat eigen praktijk toe om de technieken te passen. De voetbalwereld snel in zijn maar Kopsterk kan eveneens goed gebruikt is hierbij als voorbeeld genomen, zoals hockey, basketbal worden in andere teamsporten, en volleybal.

Over Kopsterk

Kopsterk is een team van experts op het gebied van sportpsychologie name voetbal. Het team bestaat uit Toon en met Damen, Bram Meurs, en Ruud Bröring. Samen Oliver de Koning hebben zij de ervaring ter en spelersgroep en expertise in huis mentaal te trainen om een sporen te begeleiden.

Mentale training en begeleiding in het voetbal

Auteurs Toon Damen, Bram Meurs, Oliver de Koning en Ruud Bröring Prijs 47,70 (incl. btw) ISBN 978-90-5472-150-5 Omvang 268 pagina’s

KOPSTERK

Opmaak cover Kopsterk.indd

Bestellen kan via www.sportsmedia.nl

KOPSTERK

KOPSTERK

Louis van Gaal: “Een voetballer is meer dan iemand die een bal van A naar B speelt. Er zit een hele omgeving in zijn rug. Die kun je beïnvloeden”

wijze inzicht geeft in het mentale aspect bij een teamsport als voetbal. Het boek is geschreven door Toon Damen, Bram Meurs, Oliver de Koning en Ruud Bröring, allen met een achtergrond in het voetbal. Oliver de Koning speelde in de jeugdopleiding van Feyenoord en is tegenwoordig sportpsycholoog. Bij Feyenoord heeft hij nooit gebruik kunnen maken van een mental coach. “Als ik dat wel had gehad, dan was de kans dat ik het wél had gehaald groter geweest”, stelt hij. “Ik woonde op 75 kilometer van Rotterdam, moest elke dag op en neer, en intussen eten en huiswerk maken in de auto. Dat was best pittig. Daarnaast vond ik het moeilijk om goed om te gaan met de druk rond selectiewedstrijden.” Mentale training raakt steeds meer geaccepteerd in de voetbalsport.

Lange tijd was het not done om erover te beginnen. “De voetballerij is een machowereld”, ontdekte De Koning. “Een sportpsycholoog is een wat softe figuur. Ze zeggen in het voetbal: ‘niet lullen maar poetsen’, maar tegenwoordig gaat dat niet meer op.” Bram Meurs, initiator van het hele project, speelde in het verleden voor Eindhoven, VVV en PSV. Ook hij kreeg niet de beschikking over mentale begeleiding, terwijl hij daar wel baat bij zou hebben gehad. “Maar ik zie de toekomst positief in. Een fysiotherapeut werd ook lang niet geaccepteerd in het voetbal, nu is dat anders.” Kopsterk is bestemd voor iedereen die meer wil weten over mentale training in topsport. Het boek bestaat uit vier delen. In het eerste deel wordt de huidige positie van mentale training in het voetbal beschreven, deel twee behandelt vier belangrijke mentale kenmerken: persoonlijke voorkeuren, motivatie, concentratie en emoties. Het derde deel gaat over teambuilding, het slotdeel legt uit hoe je de mentale vaardigheden van een atleet kunt verbeteren.

Mentale training en begeleiding in het voetbal Toon Damen, Bram

Meurs, Oliver de

Koning en Ruud

Bröring

1

nummer 1 - 2011

14-12-10 11:14

COACH

19


NATIONAAL COACH CONGRES

“De tempel van succes” Op het Nationaal Coach

Congres dat begin december op Papendal werd gehouden, waren interessante workshops te volgen en inspirerende toespraken te horen. Het congres vormde opnieuw een zeldzaam kennismakings- en inspiratiemoment tussen topcoaches uit verschillende takken van sport die elkaar doorgaans weinig treffen.

COACH

team is als een relatie. Je moet een keer verliezen, je moet een keer ruzie hebben gehad en je moet een keer samen in de kroeg hebben gestaan.” Hij slaat weer met de handen op de tafel. “Ik heb na een halfjaar pas een beetje chemie met een team.” Inspireren De workshop van de judocoach is een van de vele op het congres, dat onderdeel is van de 6th ICCE Continental Coach Conference die op 2, 3 en 4 december op Papendal werd gehouden. In het epicentrum van de Nederlandse sport wisselen coaches uit alle denkbare sporten uit binnen- en buitenland kennis uit en inspireren ze zichzelf én elkaar tijdens de vele workshops en toespraken. Zo zijn er onder meer workshops over mental coaching, positive coaching, talentontwikkeling en communicatie. Bij de workshop positive coaching leren de coaches van communicatiedeskundige Ewald van Kouwen wat te zeggen vlak voor een wedstrijd. Bijvoorbeeld ‘veel plezier’ in plaats van ‘kom op’. Schaatscoach Henk Gemser knikt instemmend. Gemser hoort ook van de communicatiedeskundige dat een coach vooral energie moet stoppen in de onderdelen

Tjerk Bogtstra: “Het is goed om eens andere coaches te ontmoeten op een congres als dit”

Door: Nik Kok Foto’s: Bart Hoogveld

20

A

an de workshop van Cor van der Geest mochten eigenlijk maar tien mensen deelnemen, maar er zitten er die vrijdagmiddag wel veertien. Allemaal coaches. Als de legendarische judocoach praat, bewegen zijn handen in de lucht en zwijgen de deelnemers. Meerdere malen slaat Van der Geest met zijn handen op tafel. Dan heeft hij zijn punt gemaakt. De judocoach praat zoals hij coacht. Het is de workshop teambuilding op het Nationaal Coach Congres en wie kan er beter praten over teambuilding dan Cor van der Geest? “Over teambuilding zijn boeken volgeschreven, maar ik ga hier geen lezing geven.” Interessant is zijn mening over voetbal. “Ze werken bij voetbal met zulke grote selecties. Ik zou vier trainers aannemen voor de groep, in plaats van 1 miljoen euro uit te geven aan een speler.” Hij geeft ook een paar klassieke Van der Geest-wijsheden: “De moeilijkste persoon in de groep geef ik de meeste taken. Daardoor focust die persoon zich niet meer op het negatieve.” En: “Als sporter moet je mijn aandacht verdienen.” Of: “Na drie jaar de chemie uitgewerkt tussen coach en speler? Onzin. Een

nummer 1 - 2011


Tijdens het Coach Congres werd ook de NLcoach Support Prijs uitgereikt. Van links naar rechts: Gerben Wiersma (turnen) € 2.000, Monique Swartjes (handbal) € 2.000, Carolien van Herrikhuyzen (baanwielrennen) € 1.500 + 3 uur individuele begeleiding vanuit NLcoach en Hugo Veenker (atletiek) € 2.000.

waar de sporter goed in is, niet in de dingen die slecht gaan. Druk Traditiegetrouw opent NLcoachvoorzitter Joop Alberda het congres. Hij spreekt de toehoorders toe: “We brengen topcoaches bij elkaar. Dit congres is de tempel van succes.” Toch is Alberda ook kritisch. “Het beste wat Nederland kan overkomen is dat er op de volgende Olympische Spelen maar drie medailles worden gehaald. Dan komt naar boven wat er nog allemaal schort aan topsportland Nederland.” De zaal vol topcoaches luistert later ook aandachtig naar voormalig schaatser Johann Olav Koss, die met zijn bril en grijze trui misschien in niets meer lijkt op de kampioen van weleer, maar wel een inspirerend betoog houdt over coachen. Tjerk Bogtstra is daar ook bij. Op een doorsnee vrijdagmiddag heeft hij een tennisracket in zijn hand maar vandaag loopt de tennistrainer rond met een congresmap onder de arm. Bogtstra vindt dat niet erg. “Het is zoals Alberda vertelde. Het is goed om eens andere coaches te ontmoeten op een congres als dit. Veel andere momenten zijn er namelijk niet. Coaches zijn vaak druk, ik vorm daar zelf geen uitzondering op. Ik kom net van de baan. Hierna ga ik meteen weer terug de baan op, en dat terwijl kennisoverdracht wel heel belangrijk is. Van andere sporten leer ik veel. Zo praat ik met judoen voetbalcoaches en ook met (hockey)bestuurders.”

Zorgen Etend van het buffet observeert de Duitser Christian Wassmer van het IOC de lunchende Nederlandse coaches. Hij heeft lovende woorden over hoe het er aan toegaat in coachend Nederland. “Het is hier altijd prima georganiseerd. Dat Nederland het als klein land zo goed doet, komt toch ook vooral

door coaches”, zegt hij. Wassmer kan het weten. Hij bezoekt meerdere coachcongressen per jaar. Toch maakt de IOC’er zich wel zorgen. “Veel van de Nederlandse coaches gaan met hun kennis naar het buitenland. Dat is niet erg, maar komen ze na verloop van tijd wel weer terug? Heeft Nederland dan weer wat aan die kennis?”

nummer 1 - 2011

COACH

21


Ernst & Young feliciteert Coach van het Jaar Bert van Marwijk Tijdens het NOS-NOC*NSF Sportgala is Bert van Marwijk verkozen tot Coach van het Jaar voor zijn prestaties als coach van het Nederlands elftal tijdens het WK voetbal 2010. Mede dankzij hem kunnen zijn spelers hun talent omzetten in maximaal resultaat. Want ook al is het werk van een coach niet altijd zichtbaar, het is wel van onschatbare waarde.


Thema

N OMGATA ME LE E CULTUHRILLEN VERSC

“Met wilskracht kun je de hele wereld aan”

Welke coach kent het niet? Die flegmatieke laatkomer met nietNederlandse roots, dat buitenlandse talent dat zich na twee goede acties de koning zelf waant, de gekrenkte trots en familie-eer bij een reservebeurt. Of je nu in de top werkzaam bent of anoniem op een bijveld met goedwillende en al dan niet talentvolle amateurs, in de smeltkroes die Nederland vandaag de dag is, behoort het werken met sporters met verschillende achtergronden, culturen en gewoonten inmiddels tot de dagelijkse praktijk. Aan talent vaak geen gebrek, zoals op de komende pagina’s in grote mate te lezen valt. Maar door wederzijds onbegrip en onbekendheid met elkaars normen en waarden wordt dat talent niet zelden al in de knop gebroken. De dagelijkse praktijk kan je soms flink verrassen en op het verkeerde been zetten. Niet alleen de coaches moeten wennen aan andere karakters en gebruiken, andersom geldt dat precies zo voor de sporters van buitenlandse komaf. Of, zoals AZ-directeur Toon Gerbrands het zegt: “Nederland is een land met wonderlijke gebruiken. Wij kunnen niet verwachten dat onze

buitenlandse spelers zich direct en zonder hulp aanpassen aan de Nederlandse cultuur.” Daarom in dit thema-onderdeel: handreikingen en tips & tricks voor de omgang met sporters uit andere culturen. Met communicatie, wederzijds begrip en tolerantie, maar ook discipline en doorzettingskracht als sleutelwoorden. Want, zegt de voormalige Ghanees Akwasi Frimpong, succesvol sprinter uit de Bijlmer, in de prachtige reportage vanuit dat Amsterdamse stadsdeel: “Met wilskracht kun je de hele wereld aan.” De multiculti-samenleving biedt ook kansen. “Allochtonen zijn een aantrekkelijke markt”, zegt Chris Moerkerken, voorzitter van de boksbond, in dit nummer. Aanleg en voorkeur zorgen ervoor dat jonge Turken en Marokkanen vaak kiezen voor vechtsporten en daarin ook zeer succesvol kunnen zijn. Hetzelfde geldt voor Aziaten en immigranten uit de voormalige Sovjetrepublieken voor bijvoorbeeld tafeltennis en badminton. Veelal zijn sporters uit die bevolkingsgroepen niet traditioneel georganiseerd in de polderse club- en verenigingscultuur. De Nederlandse sport moet dus zelf actief op zoek naar die nieuwe aanwas van talent. Voor Sportland Nederland liggen daar uiteindelijk ‘gevonden medailles’ voor het grijpen. De sport biedt de nieuwe Nederlanders zo een vruchtbare kans op zelfontplooiing en integratie. Daar hebben we uiteindelijk allemaal iets aan.

inhoud thema Een eenheid smelten van uitersten. “Het gaat om de gemeenschappelijke waarde: winnen” ��������������24 Culturele verschillen in het honkbal. Balgevoel voor twee, maar trainen ho maar ������������������������������������ 27 Hoe voorkom je een cultuurclash? Checklist voor inburgering ������������������������������������������������������������������������28 Succesvolle allochtonen in het boksen en tafeltennis. “Allochtonen zijn een aantrekkelijke markt” �����31 Multi-culti in de Bijlmer. Sprinttalenten met gebruiksaanwijzing ������������������������������������������������������������������ 32

nummer 1 - 2011

COACH

23


THEMA

OMGAAN debat MET CULTURELE VERSCHILLEN

Een eenheid smeden van uitersten

“Het gaat om de gemeenschappelijke waarde: winnen” W

De beste leiders zoeken naar eenheid in diversiteit, zegt Fons Trompenaars, die zich met zijn bedrijf (Trompenaars Hampden-Turner) heeft gespecialiseerd op het gebied van culturele diversiteit. Wie de top wil halen, op sportief of commercieel vlak, zorgt ervoor dat hij een eenheid smeedt van uitersten.

Door: Kees Kooman

24

COACH

nummer 1 - 2011

ie wil winnen in sport of bedrijfsleven, zal eerst goed moeten weten wat de sterke én zwakke punten zijn. Het geldt voor individueel en collectief succes. Voor Fons Trompenaars, expert bij uitstek, maakt het eigenlijk niet uit in welk stukje van de wereld het succesverhaal moet worden geschreven. Het is logisch dat je daarbij de minpunten binnenskamers probeert te houden. Maar het is een kwestie van gezond leiderschap om juist wel de liever niet belichte eigenschappen van je beoogde kampioenen te kennen, welke culturele achtergrond ze ook hebben. Die kennis zal op de momenten van hoogspanning de doorslag geven, aldus de ervaringsdeskundige, die als ambitieuze voetballer ooit deel uitmaakte van het Amsterdamse jeugdelftal. In zijn huidige vakgebied schudt hij op verzoek eigenschappen uit zijn mouw die (behoorlijk generaliserend) horen bij bevolkingsgroepen en culturen. De beste leiders zoeken naar eenheid in diversiteit. Het is volgens Trompenaars geen toeval dat Nederland op de laatste edities van de Olympische Spelen zo hoog scoorde op de medaillelijst, zeker in verhouding tot inwonersaantallen. “Laten we voor het gemak eens kijken naar het Nederlands voetbalelftal dat verhoudingsgewijs fantastisch presteert. Hier is, denk ik, optimaal gebruikgemaakt van culturele diversiteit. Met jongens die, cultureel bepaald, heel andere gebruiken hadden dan de meeste andere teamgenoten. In veel gevallen ‘de kinderen van’ ouders die in Suriname waren

opgegroeid. Vooral in teamsporten geldt daarbij: Wat heb je gemeenschappelijk? Het antwoord luidt natuurlijk ‘winnen’. De goede coach is vooral geïnteresseerd in hoe je wilt winnen, want daarbij spelen culturele invloeden een doorslaggevende rol.”

Vervreemding

Voetballertjes, afkomstig uit gezinnen die recent uit de Afrikaanse Rift Valley zijn gearriveerd, pendelen van de ene op de andere dag op en neer tussen de supermoderne maatschappij (op school en op de club) en waarden en normen uit de vijftiende eeuw. “Het kan bij de eerste generatie een totale vervreemding en daarmee gepaard gaande excessen tot gevolg hebben. Culturele diversiteit kan zowel in sport als in het bedrijfsleven leiden tot heel goede of juist heel slechte prestaties. Dienend leiderschap maakt het verschil. Ik vergelijk het altijd met goede ouders. Hoe groot de karakterverschillen van je kinderen ook zijn, er zijn bepaalde waarden waaraan iedereen zich moet houden.” Techniek en tactiek zijn volgens hem relatief makkelijk aan te leren, uitgaande van het vakmanschap van de trainer/coach. Moeilijker daarentegen, en uiteindelijk beslissend voor de mate van succes, is het bepalen van de gemeenschappelijke waarde. “Hoe wil je winnen? Door het publiek te amuseren, door zoveel mogelijk conflicten te vermijden, of juist door desnoods de benen te breken van je tegenstanders?” Diverse onderzoeken uit het bedrijfsleven, zo benadrukt Trompenaars, hebben


Het Nederlands elftal is een succesvolle mix van verschillende culturele achtergronden.

FOTO: ANP PHOTO

Koopman

aangetoond, dat zuiver technische details gemakkelijk worden aangeleerd. In tegenstelling tot de vraag hoe je doelstellingen wilt halen.” Een mooi voorbeeld vindt hij het bonussysteem bij het Amerikaanse bedrijf General Electric. “Werknemers die doelen halen naar de vooraf afgesproken waardenormen krijgen de hoogste bonus. Degenen die voldoen zonder de waarde in het oog te houden, krijgen een waarschuwing in plaats van een extraatje. Zelfs degenen die het doel niet halen, worden beloond. Maar de werknemers die noch doelstelling halen noch oog hebben voor waardenormen, vliegen er onmiddellijk uit. Wat de grote baas Jack Welch wil bereiken is dat voorop moet staan hoe je succes wilt behalen. Op de lange termijn scoor je vanzelf.” Geen grotere culturele smeltkroes dan de Amerikaanse, dus ook nergens is er een groter belang om duidelijke afspraken te maken. “Amerikanen beschikken over het algemeen over enorm veel energie, besteden 24 uur per dag aan het doel dat zij voor ogen hebben. Ze hebben altijd haast, maar ik vraag me soms af waarmee. Erg efficiënt zijn ze niet altijd. Voor telefonische vergaderingen moet ik me soms twee uur voorbereiden op een lullig puntje. Tijdens die oeverloze sessies kan ik rustig een kopje koffie gaan drinken zonder dat iemand het merkt. Sportief gesproken: ze doen totaal onnodige oefeningen voor spieren die ze nooit zullen gebruiken.” Een aparte kijk heeft deze deskundige ook op het alom geprezen Chinese

arbeidsethos. “Als je de nieuwste lijsten bestudeert van de wereldmachten over veertig jaar, staat China met stip op de eerste plaats, gevolgd door India. Het land heeft, afgezien van de vorige eeuw, eigenlijk altijd al een zeer dominante rol gespeeld in de wereld. Maar nu komt het probleem om de hoek kijken van de eenkindpolitiek. Het grootste deel van de generatie die straks het succes moet bepalen, bestaat uit kinderen die alleen zijn opgegroeid. Ik hoor ze de hele dag praten over collectief belang. Maar in de praktijk zie ik heel egocentrische mensen.” Het fenomeen is bekend onder de noemer little emperor (kleine keizer). Trompenaars vraagt zich hardop af of de verwachte Chinese doorbraak daardoor uiteindelijk niet zal uitmonden in een zeepbel. Als je kijkt naar de rol van China bij teamsporten, relatief klein gezien de enorme vijver van talent waaruit kan worden gevist, zou hij wel eens gelijk kunnen krijgen. “Maar als wij een moeilijke deal moeten onderhandelen met een klant roep ik de hulp in van een van mijn Chinese werknemers. Die kunnen met een bepaalde charme dingen bereiken waarvan ik zeg: Hoe durven ze? Ze zijn zeer commercieel ingesteld. Hun karakter bestaat uit een combinatie van discipline, hard werken en slimheid.”

Een rondje typeringen dan. Antillianen? “Briljant en geniaal op individueel niveau, maar in teamverband wil ik spreken van een grote uitdaging.” Duitsers? “Als je op lange termijn goed wilt scoren, moet je Duitsers hebben. Die gaan niet over één nacht ijs, blijven doorvragen tot het moment waarop zelfs de baas zegt: houd nu eindelijk eens op!” Engelsen? “Hit en run, zeer opportunistisch, op weinig subtiele wijze. Zeer bedreven met taal. Shakespeare is niet voor niets een Engelsman. Ze kunnen iemand gemakkelijk overdonderen. Maar ook kampioenen in vaagheid. Als het aankomt op diplomatie, en moeilijk onderhandelbare vergunningen, zoals ik heb meegemaakt bij Shell, komen Nederlandse ingenieurs er niet aan te pas. Dan kies je voor Britten.” Ha, maar dan de Nederlanders! “Een van de krachten is de gemakkelijke omgang met hiërarchie, niet altijd even fijn voor de baas. Beslissingen nemen kost tijd. Daarbij komt de domineegeest van discipline en regelgeving om de hoek kijken. Gelukkig is er ook de koopman die vraagt of we de regels niet een beetje kunnen ombuigen. Het leidt tot gedogen en het poldermodel. De dijken zijn hard, maar er zitten deurtjes in. Oog voor de buitenwereld, maar uiteindelijk zeggen: dankjewel, we doen het toch op onze eigen wijze. Altijd maar denken dat we als klein kikkerlandje overal een vinger in de pap hebben. Het grootste nadeel van wat ik de Nederlandse mentaliteit wil noemen, is het gevaar van altijd maar doorzeveren voordat we het met z’n allen eens zijn. Voor je het weet, is het ultieme moment van presteren op de hoogste toppen voorbij. Daarom zeg ik: de koopmansgeest moet weer terugkomen in de sport. Pas op dat de dominee het alleen voor het zeggen krijgt.”

“De koopmansgeest moet weer terugkomen in de sport” nummer 1 - 2011

COACH

25


A B N

A M R O

S P O R T & E N T E R TA I N M E N T

F I N A N C I A L M A N A G E M E N T & P L A N N I N G V O O R D E P R O F E S S I O N A L

DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE FINANCIËLE DIENSTVERLENING OP HET HOOGSTE NIVEAU Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiële vraagstukken die spelen tijdens en na uw carrière als ook in uw priveleven. Wij concentreren ons op maatwerk en verdiepen ons serieus in wat u beweegt.

GA NAAR ABNAMRO.NL/SED

Daardoor kunnen wij u professioneel begeleiden bij het managen van uw vermogen. Wij luisteren, begrijpen, doen en helpen u bij het definiëren van uw behoeften en doelen. Met u stellen wij een plan op om uw financiële doelstellingen te verwezenlijken. En passen dit aan indien veranderingen in uw persoonlijke omstandigheden of op de financiële markten daarom vragen. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze site. Wij komen graag met u in contact.


OMGAAN MET CULTURELE VERSCHILLEN

Balgevoel voor twee, maar trainen ho maar

O

Door: Kees Kooman

p tijd komen voor afspraken echter is, bijna even griezelig, collectief afwezig. Uitzonderingen natuurlijk daargelaten. Koos van der Mark, voormalig topper en tegenwoordig jeugdtrainer bij Sparta/Feyenoord heeft al vaker in het openbaar beweerd dat opvliegend en impulsief gedrag evengoed hoort bij deze exotische bezienswaardigheden (want dat zijn het) als het in de wieg meegekregen talent. Het is er, zegt hij, de laatste jaren eerder slechter dan beter op geworden. “Gemakzucht staat voorop. Ze kopen een handschoen en denken dat ze er zijn. Contributie betalen is bijzaak. De ouders droppen hun kinderen bij de club en je moet altijd maar afwachten of ze op tijd komen.” Het klinkt erg negatief, maar Van der Mark spreekt uit rijke ervaring. Hudson John (“krachtmens die één werd met de honkbalknuppel als hij aan slag was”), Simon Arrindell (“gracieus als een danser, een genot om naar te kijken”), Hamilton Richardson (“alleskunner, van eenzame klasse”) – hij is ze namens Sparta stuk voor stuk tegen het voor topsport geschapen lijf gelopen. Fantastisch om mee en tegen te mogen spelen. Maar trainen was er niet of nauwelijks bij als Nederland weer eens bezocht werd door een lagedrukgebied. “Die jongens

kwamen tevoorschijn als het zonnetje begon te schijnen. Desondanks waren ze een klasse beter dan onze spelers”, zei John van der Mark (broer van) in 2005 in het boek Play Ball. Nu geeft Koos van der Mark in Rotterdam training aan jongens, “kereltjes tussen de twaalf en vijftien jaar”. Ook weer geboetseerde lijven, nog niet volgroeid, maar een grote mond, niet te geloven. “Dan zeggen ze donderdag op de training dat ze zaterdag niet meedoen aan de wedstrijd, omdat we te vroeg vertrekken. Dat heeft natuurlijk te maken met de thuissituatie. Of ze bellen om tien uur: ‘Zeg, ik ben net wakker geworden, kun je me even komen halen?’ Als je ze dan een volgende keer voor straf een team lager laat meedoen, vinden ze dat ook best hoor.” Jawel, er zijn uitzonderingen, maar die zijn volgens Van der Mark op de vingers van één hand te tellen. “Enkele spelers gaan zeker de top halen. Dan zullen ze zich wel moeten conformeren aan de eisen van de topsport. Honkbal wordt weleens beschouwd als een luie sport, maar op het grote veld zul je toch echt over conditie moeten beschikken. En die krijg je niet cadeau. Twee probleemgevallen, grote talenten, zijn onlangs weggehaald door Unicorns, het regionale team van de beste talenten. Een was door ons geroyeerd, de ander was veel te gemakzuchtig.” Misschien gaat het nu wel lukken. Het talent hebben ze in elk geval. De jongens met pure Nederlandse genen mogen dan fysiek iets minder goed bedeeld zijn, uiteindelijk geeft mentaliteit altijd de doorslag. “Ik moet consequent zijn, ook om geen precedenten te scheppen. Dan gaan we maar met een speler minder op pad. Liever dat, dan toegeven aan gemakzucht.” Maar, zo wenst Koos van der Mark tot slot te benadrukken: “Een Antilliaan die wel kiest voor tophonkbal is een genot voor het oog. Laat dat gezegd zijn.”

FOTO: ANP PHOTO

Honkbal is in het Caribisch gebied wat voetbal is op Europese braakliggende terreinen. Iedere jongen weet wel raad met wat op een knuppel lijkt en bolvormige voorwerpen. Het fysieke talent van Antillianen, sprinten in combinatie met balgevoel, noemen kenners bijna griezelig.

Hamilton Richardson (hier spelend voor Sparta in 1966): supertalent, maar geen zin om te trainen.

“Een Antilliaan die kiest voor tophonkbal is een genot voor het oog” nummer 1 - 2011

COACH

27


THEMA

OMGAAN debat MET CULTURELE VERSCHILLEN

Checklist voor inburgering

Hoe voorkom je een cultuurclash? Hoe zorg je ervoor dat onbekendheid van buitenlandse spelers met de Nederlandse gewoonten en cultuur problemen oplevert? En andersom uiteraard, hoe leer je andere culturen beter kennen en begrijpen? Het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) gaf de betaaldvoetbalclubs trainingen over interculturele verschillen. Tips en tricks die ook op de amateurvelden werken.

COACH

is vreemd volgens Rombouts aangezien Nederlandse clubs zich graag willen presenteren als springplank naar grote Europese competities. Ook op de amateurvelden waar veel voetballers van allochtone afkomst rondlopen, hebben trainers te maken met een soortgelijke problematiek. Het idee van Rombouts werd opgepikt door de belangenvereniging van de Eredivisie. In samenspraak met hen organiseerde het KIT de afgelopen tijd trainingsbijeenkomsten in Alkmaar, Tilburg, Arnhem en Rotterdam. Alle eredivisieclubs – behalve FC Groningen – deden mee. Op 20 januari volgde een presentatie van een protocol met praktische vingerwijzingen voor de clubs.

Wonderlijke gebruiken

Een van de clubs die de hulp van het KIT enthousiast ter harte nam is AZ. In Alkmaar liepen ze dikwijls tegen problemen van interculturele aard aan. Een Mexicaanse speler, bijvoorbeeld, die bijna een fietser aanreed omdat hij onbekend was met de status van tweewielers in Nederland. Of buitenlandse spelers die maar geen gebruik maakten van hun tankpas omdat de omschrijving onduidelijk was en alleen begrijpelijk voor

“Vroeg of laat krijgt een buitenlandse speler te maken met een cultuurshock”

Door: Nik Kok

28

I

n 2007 zag Matthijs Rombouts van het KIT tv-beelden waarop de woedende PSV-trainer Huub Stevens hard schreeuwde tegen de Ecuadoriaanse speler Edison Mendez. Ten overstaan van de spelersgroep en draaiende camera’s. Terwijl Stevens alleen maar bozer werd, sloeg Mendez de ogen neer. “Een klassiek voorbeeld van een botsing van culturen”, legt Rombouts uit. “Voor Mendez was dit de ultieme vernedering. Hij werd ten overstaan van de spelersgroep terechtgewezen. In zijn cultuur is het gangbaar om de trainer, die hiërarchisch boven je staat, niet in de ogen te kijken en je hoofd te buigen. Dat is een blijk van respect. Dat vond Stevens dan weer een teken van onbeschoft gedrag.” De woorden van Rombouts worden pijnlijk duidelijk als Stevens in het filmpje Mendez toeschreeuwt respectloos te zijn door hem niet aan te kijken. Het bracht Rombouts, marketingmanager van het KIT, op het idee om eredivisieclubs aan te schrijven over de interculturele problemen die zich kunnen voordoen in hun selecties. Want een voetbalselectie is tegenwoordig een smeltkroes van nationaliteiten. In de conservatieve voetbalwereld is daar echter nog weinig aandacht voor. Dat

nummer 1 - 2011


Nederlanders. Het KIT formuleerde een aantal probleemstellingen voor AZ. •W aarom wil de Braziliaan zo nodig naar huis op zijn 25ste verjaardag? • Waarom zijn latino’s nooit op tijd terug bij het begin van het seizoen? • Waarom lacht de Japanse middenvelder nadat hij een kans voor open doel heeft gemist? Voor AZ-directeur Toon Gerbrands gingen de ogen open. “Nederland is een land met wonderlijke gebruiken. Wij kunnen niet verwachten dat onze buitenlandse spelers zich direct en zonder hulp aanpassen aan de Nederlandse cultuur.” Vroeg of laat krijgt een buitenlandse speler te maken met een cultuurshock. De vraag is dan hoe als club daar mee om te gaan. En ook hoe je de partner van een speler opvangt. Wonen in een flat op drie hoog achter in Capelle aan den IJssel is niet makkelijk als je uit Rio de Janeiro komt. Clubs geven enorme bedragen uit aan spelers van heinde en verre maar laten ze na enkele weken aan hun lot over. Miljoenen besteedde Feyenoord aan de Koreanen Song en Lee. In Rotterdam haalde het tweetal nooit hun niveau. Vooral omdat ze niet konden aarden. Een mooi voorbeeld van kapitaalvernietiging.

Introductie in de cultuur

Eva van Ooijen verzorgde samen met Maarten Bremer en André Lemmers de trainingen bij de eredivisieclubs onder de noemer ‘Nieuwe spelers, over inburgeren en cultuurverschillen’. “Vaak is er wel wat

geregeld voor de buitenlandse speler”, weet Van Ooijen. “Iemand haalt hem van het vliegveld, een ander zorgt voor zijn voetbalschoenen. Vaak is dat de teammanager; iemand die al dertig jaar bij de club werkt. Zo’n persoon heeft enorm veel kennis, ze spreken de voetbaltaal en ze kunnen prima met zo’n jongen omgaan. Maar er is bijvoorbeeld geen checklist waarin naast praktische zaken ook aandacht is voor ‘inburgeren’ en je thuis voelen. De meeste clubs hebben alleen een checklist voor praktische zaken. Wie vertelt op de juiste manier aan de Zuid-Amerikaanse speler dat zijn opvallende gedrag in het tweede elftal om de aandacht van de coach van het eerste op zich te vestigen, in Nederland als irritant wordt ervaren?” Op de interculturele trainingen voor de clubs werden de vertegenwoordigers van de clubs gewezen op de wijze waarop buitenlanders aankijken tegen Nederland. Dat wij Nederlanders leven in een relaxte sfeer van welvaart en vrijheid. Dat wij niet erg religieus zijn, de vrijheid van meningsuiting een groot goed vinden. Dat wij informeel zijn, maar werk en privé gescheiden houden. Het advies in de trainingen was dan ook om de clubcultuur expliciet te maken en te zorgen voor een goede introductie in die cultuur. Van Ooijen legt uit dat elke buitenlandse speler in Nederland een bepaald proces doorloopt. “Eerst zijn er nog de wittebroodsweken. Dan zijn de speler en zijn partner nog in jubelstemming en gaat alles vanzelf. Ze doorstaan daarna beiden verschillende pieken en dalen van emotie.”

FOTO: ANP PHOTO

“Clubs geven enorme bedragen uit aan spelers van heinde en verre maar laten ze na enkele weken aan hun lot over” Van Ooijen traint ook expats uit het bedrijfsleven. In tegenstelling tot de voetbalwereld is het daar gangbaar dat mensen uitgebreid voorbereid worden op de nieuwe omgeving ver van huis. “De voetbalwereld is een machowereld”, vertelt ze. “Je mag niet praten over je gevoel. Ze zeggen: ‘Gaat het thuis niet goed? Maar je hebt toch een mooi salaris?’ Van Ajax waren de teammanagers Herman Pinkster en David Endt op de trainingen aanwezig. ‘Eigenlijk zijn wij van de softe tak van Ajax’, zeiden ze. Zij gaven aan dat het binnen de prestatiegerichte voetbalwereld lastig is om aandacht te schenken aan onderwerpen die samenhangen met gevoel.”

Ondanks de miljoenen die Feyenoord uitgaf aan de Koreaan Chun-Soo Lee, haalde hij nooit zijn niveau. Dat had vooral te maken met het feit dat hij niet kon aarden in Nederland.

Vijf praktijktips voor de coach • Wees je bewust van jouw eigen ‘culturele programmering’. Wat jij normaal vindt, hoeft de ander niet normaal te vinden. We zien de wereld niet zoals hij is, maar we zien de wereld zoals wij zijn. • Blijf nieuwsgierig, geef aandacht, ga actief op zoek maar andere interpretaties. Stel je zelf regelmatig de vraag: Ik zie dit, ik denk dat het dat betekent, maar is dat voor de ander ook zo? • Wees coulant. Wat zou er nog meer aan de hand kunnen zijn? Als een speler moe is, een mindere fase heeft, niet lekker in zijn vel zit, ben je eerder geneigd terug te vallen op wat voor jou normaal is ook al weet je dat het eigenlijk anders hoort. • Wees je bewust van non-verbale communicatie-elementen (aankijken/aanraken, houding, gebaren). Is wegkijken een vorm van respect of doe je dat omdat je iets te verbergen hebt? • Zie spelers uit andere culturen ook als een verrijking: voor je team en voor het spel. Kijk welke kwaliteiten er in dat andere gedrag verborgen zitten en zet die in.

nummer 1 - 2011

COACH

29


“Zonder de Hartcoach en huisarts had ik het niet gered” “Ik ben nu op een punt gekomen dat ik mezelf weer vertrouw en mijn leven waarde heeft”, is de conclusie van de heer Molenkamp, 2,5 jaar na zijn hartaanval. “Nu ga ik met een gerust hart weer alleen op pad.”

Het hartinfarct van de heer Molenkamp kwam totaal onverwachts.

Daarna hebben we mijn waarden besproken en afspraken gemaakt

Hij was net gestopt met werken, na 31 jaar zwaar fysiek werk te

over mijn doelstellingen. In de weken die volgden heb ik hieraan

hebben gedaan. In nog geen week tijd kwam zijn hele leven op zijn

gewerkt.” Hartcoach Hunnersen licht toe: “We bekijken samen wat

kop te staan. “Ik heb geen voortekenen gehad. Zat helemaal lekker

de patiënt wil bereiken. Tenslotte moet de deelnemer het zelf doen.

in mijn vel”, vertelt hij.

Ik help die doelen te bereiken door bijvoorbeeld het eetpatroon eens door te nemen, voorlichting te geven, te motiveren, het

Niks meer durven

medicijngebruik te bespreken en een luisterend oor te bieden.”

Het vertrouwen van de heer Molenkamp in zijn eigen lichaam was weg. “Ik was heel bang om weer een hartaanval te krijgen en dan

Vertrouwen teruggevonden

niemand bij me te hebben. Ik had ook geen idee welke fysieke inspan-

“Molenkamp heeft zijn zelfvertrouwen weer helemaal terug en hij is

ningen mijn hart nog aankon. Ik durfde niks meer, maar tegelijkertijd

erg tevreden over de begeleiding die hij van ons heeft gehad. Ons doel

vond ik het vreselijk om uit angst helemaal niets meer te doen.”

is mensen te ondersteunen om zo gezond mogelijk verder te gaan met hun leven.” De heer Molenkamp adviseert iedere hartpatiënt mee

Eindelijk begrip en begeleiding

te doen met het COACH Programma. “Als ik die begeleiding niet had

Molenkamp: “Ik heb veel ondersteuning van mijn huisarts gehad. Maar

gehad, had ik dit niet gered.”

de onzekerheid bleef.” Een jaar na zijn infarct hoorde Molenkamp over het COACH Programma van Zilveren Kruis Achmea. Dat was precies waar hij op zat te wachten. Een coach die hem begeleidt en motiveert bij het op orde krijgen van zijn cholesterol en bloeddruk. Een coach die weet en begrijpt hoe hij zich voelt. “Ik dacht dat ik gezond at, maar dat bleek veel gezonder te kunnen. Ik had nog altijd geen vertrouwen in mijn eigen lichaam. Mijn partner wilde ik hier niet meer mee lastig vallen. Het is dan prettig als je bij een deskundig persoon je ei kwijt kunt.”

Zelf moeten doen Het COACH Programma biedt eens per zes weken telefonische begeleiding. Molenkamp vertelt: “Na het kennismaken kreeg ik voorlichting over gezonde voeding, bloeddruk en cholesterolwaarden.


“Allochtonen zijn een aantrekkelijke markt” Door: Nik Kok

Het rijkgeschakeerde multiculturele Nederland is een kweekvijver van talent. De vraag is echter: Hoe bereik je jongeren uit een groep die niet traditioneel georganiseerd is in een verenigingsof clubcultuur?

D

e Hindoestaanse Rakesh Gajadhar hoeft niet lang te denken over de vraag of er veel allochtonen in het taekwondo actief zijn. “Ongeveer tachtig procent is allochtoon, denk ik”, geeft Gajadhar, verantwoordelijk voor technische zaken bij de taekwondobond, aan. “Hindoestanen kom je niet erg veel tegen in deze sport. Wel jongens met een Marokkaanse of Turkse achtergrond. Het is genetisch bepaald dat zij goed zijn in taekwondo en het graag doen. Ga maar na; taekwondoka’s die namens Nederland in de top actief zijn, zijn veelal van allochtone komaf. De Marokkaanse Rafik Zohri bijvoorbeeld. Ik zie in hem een gedrevenheid die ik bij veel autochtone jongens niet zie.” Chris Moerkerken is directeur van de boksbond en merkt hetzelfde op. “Vechtsporten zijn erg in trek bij allochtonen. Dat zien we in de bokswereld ook. Vandaar dat wij daar ook mee aan de slag willen gaan; we willen daar beleid op voeren. De bokssport moet weer populair worden in Nederland en daarom willen wij nog meer allochtonen interesseren voor onze sport. Dat is een aantrekkelijke markt. Bovendien wil de boksbond allochtonen helpen een plaats in de maatschappij te geven. Boksen kan interessant zijn voor die jongeren; het vergt discipline en organisatie.”

Een manier om allochtonen aan te spreken, is het inzetten van rolmodellen. Moerkerken: “Hüsnü Koçabas is natuurlijk een naam in de bokssport die erg aanspreekt.” Maar met die informatie alleen ben je er nog niet. Je moet zo’n rolmodel gebruiken in je beleid. Over de te voeren aanpak is er weinig concreet. “Wij gaan nog bespreken hoe we de allochtonen het beste kunnen aanspreken. Om ze meer bij de bokssport te betrekken, is geld nodig. Tot nu toe was dat er niet genoeg. In samenspraak met NOC*NSF komt er nu meer geld.”

Scouten in China

Rolmodellen van allochtone afkomst zijn er ook genoeg in het tafeltennis. Veel tafeltennissters zijn van Chinese origine. Zoals Li Jiao, de onbetwiste nummer één, en Dong Li. Jelena Timina, oorspronkelijk uit Rusland, bepaalde ook jarenlang het Nederlandse tafeltennislandschap. Achim Sialino, zelf Duitser, is technisch directeur van de tafeltennisbond. “Li

FOTO: SOENAR CHAMID

OMGAAN MET CULTURELE VERSCHILLEN

Jiao is op late leeftijd naar Nederland gekomen”, zegt hij. “Wij hanteren daarin een duidelijk beleid. Uit principe bemoeien wij ons niet met het naturalisatieproces van een speler of speelster. Wat ooit werd geprobeerd met Salomon Kalou [de Ivoriaanse voetballer wilde zich versneld naturaliseren om voor Oranje uit te komen, red.] zal niet gebeuren in het tafeltennis. Wij zullen nooit spelers gaan scouten in China of zo. Als de speler of speelster eenmaal Nederlander is, ontvangen we hem of haar met open armen. Want natuurlijk willen wij een zo sterk mogelijk Nederlands team. De speelsters die voor Nederland uitkomen, zijn volledig ingeburgerd in de Nederlandse samenleving. Ook in het team passen zij zich aan Nederlandse gewoonten aan. Er kan met hen uitstekend gecommuniceerd worden.” Vanuit de jeugd is er volgens Sialino ook veel allochtone aanwas. “Dat gaat vanzelf, daar voeren wij geen beleid voor. Tafeltennis is geen elitesport, het is lekker gemengd. Daarnaast zijn de verenigingen verdeeld over alle wijken in de stad. Opvallend is wel dat de grootste talenten in het Nederlandse tafeltennis een Roemeense of Armeense achtergrond hebben.”

Jelena Timina (links) en Li Jie (rechts) zijn rolmodellen van allochtone afkomst die jarenlang het Nederlandse tafeltennislandschap bepaalden.

“De boksbond wil allochtonen helpen hun plaats in de maatschappij te vinden” nummer 1 - 2011

COACH

31


THEMA

OMGAAN debat MET CULTURELE VERSCHILLEN

Multi-culti in de Bijlmer

Sprinttalenten met gebruiksaanwijzing Komende zomer wordt in de Amsterdamse Bijlmer een splinternieuwe atletiekaccommodatie in gebruik genomen. Atletiekvereniging Feniks verwacht veel van de aantrekkingskracht. De wijk barst van multicultureel talent. Gelieve wel gebruiksaanwijzingen mee te nemen.

Door: Kees Kooman

32

COACH

nummer 1 - 2011

A

an talent geen gebrek in de smeltkroes die de Amsterdamse Bijlmer in de afgelopen decennia is geworden. Toen veelvoudig Nederlands kampioen Sammy Monsels lang geleden met zijn idool, de Amerikaanse Florence Griffith-Joyner, een wandeling maakte door de wijk met het bedenkelijke imago, zei ze wat hij eigenlijk al wist. “Je moet met die kinderen aan atletiek gaan doen, Sammy! Kijk eens naar hun soepele spieren”, zag de wereldrecordhoudster 100 en 200 meter, in 1998 – 38 jaar oud slechts – in haar slaap overleden na een epileptische aanval. Hoeveel kansarme kinderen dankzij Sammy Monsels aan atletiek zijn gaan doen, is onbekend. Zijn trainingen, aanvankelijk in een parkeergarage van de zogeheten K-buurt, werden zeer populair. “De kinderen hier,” zo zei hij ooit desgevraagd, “zijn echte buitenmensen. Dat zit in hun cultuur. Ze zijn nog gewend om te ravotten, in tegenstelling tot veel Nederlandse jongeren.” We hadden hem graag voor dit verhaal willen spreken, maar de van oorsprong Surinaamse sprinter lijkt van de aardbodem verdwenen. Vast staat dat hij bij enkele scholen in Amsterdam-Zuidoost nog af en toe les geeft in het kader van ‘naschoolse opvang’. In 2004 werd hij door het Oranje Fonds onderscheiden met een zogeheten Appeltje van Oranje, voor zijn inspanningen ten gunste van een leefbare samenleving. Prinses Máxima kwam er speciaal voor naar de Bijlmer. Een jaar later werd Monsels, die als instructeur werkte bij het Surinaamse leger, in Paramaribo op het matje geroepen door het openbaar ministerie aldaar, in verband met de decembermoorden van 1982.

Onder meer wegens verjaring staat hij daarvoor echter niet meer als verdachte te boek. Anno 2011 zwaaien ‘kaaskoppen’ als Ingrid Sijmons en Joost Knotnerus de scepter over de atletiek in de Bijlmer. De vereniging van Monsels, av Continental Sport, is ‘wegens niet nakomen van contributieverplichtingen’ door de Atletiekunie van de ledenlijst verwijderd, en heeft plaatsgemaakt voor av Feniks. “Niemand kon kinderen beter motiveren dan Sammy, laat dat vooropstaan”, zegt Ingrid Sijmons. “Maar we keken wel een beetje vreemd aan tegen zijn manier van coachen. Kwam hij met een bus vol kinderen aan bij een wedstrijd en met slechts twee begeleiders. Dat zouden wij bij een aantal van veertig niet verantwoord vinden. Maar allemaal keurig in het pak en zeer gedisciplineerd! Sammy was bijzonder streng tegen zijn pupillen. Het deed mij een beetje denken aan pedagogie uit de jaren vijftig. Het hoorde bij zijn cultuur.”

Voorbeeld

Heel grofweg geredeneerd kun je de exotische atletiektalenten in de Bijlmer verdelen in drie groepen: Ghanezen, Surinamers en Antillianen. “Soms ook nog wat jongens en meisjes van Arabische komaf”, zegt trainer Joost Knotnerus, niet voordat hij heeft vastgesteld dat je hele bevolkingsgroepen onmogelijk over één kam kunt scheren. Het moeilijkst vindt hij de omgang met de eerste groep. “Ik weet niet hoe het komt, maar het is bijna onmogelijk afspraken met hen te maken. Ongelooflijk veel talent, maar ze gaan volstrekt hun eigen gang. Heel generaliserend kun je ook in één adem vaststel-


FOTO: SOENAR CHAMID

len dat echte toppers in alle opzichten uitzonderingen zijn. Het zijn de eenlingen die succes boeken ondanks hun culturele achtergrond.” Mooi voorbeeld daarvan is misschien Akwasi Frimpong die op achtjarige leeftijd van Ghana naar Nederland verhuisde, bijna vanzelfsprekend in de Bijlmer belandde (en bij de groep van Sammy Monsels in de K-buurt). Na veel blessureleed brak hij het afgelopen seizoen door in het Amerikaanse Utah, waar hij een beurs kreeg aangeboden van de UVU, de Utah Valley University. Dertien jaar moest Frimpong vechten voor een verblijfsvergunning in Nederland, in 2008 werd hij tweede bij de verkiezing van Amsterdammer van het jaar. “Met wilskracht kun je de hele wereld aan”, zegt de voormalige Ghanees. “Dat wil ik alle jongens en meisjes in Zuidoost meegeven.” Zo zeker als de Bijlmer barst van exotisch talent, zo vanzelfsprekend is dat je als trainer of begeleider rekening moet houden met de door cultuur bepaalde eigenschappen. Imago speelt daarbij een grote rol, aldus Harvey Bijnaar, voormalig topsprinter wiens wieg ook in Suriname stond. Hij wordt zowel door scholen in de Bijlmer als door atletiekvereniging Feniks geconsulteerd. Dat trainingen zich bij gebrek aan betere accommodatie voornamelijk moeten afspelen in gymzaaltjes is niet bevorderlijk voor de aantrekkingskracht op de jeugd. Wat imago betreft vindt Bijnaar trouwens dat de Bijlmer ten onrechte nog steeds een slechte naam heeft. “Wat nou slecht

imago! Dan moet je maar eens in de hoofdstad van Jamaica [Kingston, red.] gaan kijken, waar ik getraind heb met wereldrecordhouder Usain Bolt. Daarbij vergeleken is ons Amsterdam heilig. Wat wel telt is dat de meeste allochtonen hier veel liever kiezen voor voetbal of kickboksen. Dan heb je automatisch aanzien. Jongeren vinden die sporten cool. We missen een voorbeeld zoals Anthony Nesty bij het zwemmen was. En een volwaardige accommodatie.” Bijnaar vindt het lastig om cultuurverschillen te duiden. In het strenge signalement van Sammy Monsels zegt hij zichzelf wel te herkennen. “Je zou misschien kunnen zeggen dat wij onze emoties gemakkelijk vrij baan geven. Dat vereist een strakke en duidelijke begeleiding. Je moet dus wel streng zijn. De top willen halen, en of je die haalt weet je natuurlijk nooit, vereist in ieder geval opofferingsgezindheid. Grofweg zou je ook kunnen concluderen dat Surinamers meer solistisch zijn ingesteld. Antilliaanse jongens en meisjes komen met een grote aanhang naar de wedstrijd.”

Sammy Monsels was de drijvende kracht achter de atletiektrainingen voor kansarme kinderen in de Bijlmer. Inmiddels lijkt hij van de aardbodem verdwenen.

je pupillen. Ik denk dat bij Surinamers vooral de moeders beslissen wat er moet gebeuren. Zij vormen de dominante factor in een gezin. Terwijl, en ik generaliseer weer, bij Antillianen moeders gedomineerd kunnen worden door hun kinderen, jongens welteverstaan. We zouden bij onze marketingstrategie misschien wat meer rekening moeten houden met deze culturele verschijnselen.” Knotnerus zegt het laatste half schertsend en met een knipoog naar de opening van een gloednieuwe atletiekbaan komende zomer, in hartje Bijlmer. “De voetballers hebben er al hun intrek genomen en dat heeft geleid tot een enorme aanwas van jeugd: van honderd naar vijfhonderd. Volop talent! Daar zeggen wij natuurlijk geen nee tegen.” Op de vraag of Sammy Monsels weer zijn opwachting zal maken in het nieuwe atletiekcentrum, wat eigenlijk zou moeten, kan hij geen antwoord geven. “Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat hij zijn gezicht daar niet zal laten zien.” Laat Sammy ook maar herrijzen als een feniks.

Moeders

Joost Knotnerus herkent veel in de verhalen die de ronde doen over Braziliaanse voetbaltalenten en volgens welke een horloge slechts als sieraad wordt beschouwd. Bovendien zouden managers er goed aan doen hun moeders regelmatig in de bloemetjes te zetten. “Eigenlijk geldt voor alle Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse culturen dat je in de sport niet of nauwelijks contact kunt leggen met de ouders van

Trainer Joost Knotnerus: “Het zijn de eenlingen die succes boeken ondanks hun culturele achtergrond” nummer 1 - 2011

COACH

33


ALLES OF NIETS

‘Sportpsychiater’ Bram Bakker

Topsporter? Je moet wel gek zijn! D

Dat de ervaringen in de

topsport risico’s voor de psychische gezondheid

opleveren, is wel bekend. Vooral in het zwarte gat ná de sportcarrière duiken vaak spoken op. Maar af en toe klinkt nu ook de vraag of talenten en toppers al een zekere aanleg hebben om dit soort problemen te ontwikkelen. Want je moet toch wel gek zijn om je hele leven in dienst te stellen van sportprestaties. Als dat zo is, wat betekent dat dan voor de coach? ‘Sportpsychiater’

at hij als sportpsychiater te boek staat, neemt hij zelf niet al te serieus. Anders dan bij de sportpsychologen, is het in zijn professie geen officieel specialisme. Maar Bakker ziet als medisch directeur van SolutionS, een particuliere verslavingskliniek, wel veel sporters die in de problemen zijn geraakt. Over die problematiek verscheen onlangs het boek Zucht, dat hij samen met Meindert Inderwisch schreef. “Topsporters zijn over het algemeen temperamentvolle mensen, voor wie het ‘alles of niets’ is”, zegt Bakker. “Ze leven in extremen en kennen weinig nuance. Bovendien is het praten over emoties in de sport niet zo gewoon, totdat je écht in de problemen komt.” Vertaald naar de sportpraktijk kan dat betekenen: keihard trainen, leven als een monnik en aan het eind van het seizoen of aan het eind van de carrière helemaal los gaan: zuipen en blowen en ook daarin geen maat weten te houden. Daartegenover stelt Bakker een man als Roger Federer. “Dat is voor mij de ultieme topsporter. Hij maakt een heel evenwichtige indruk, ook in tijden dat het

minder goed gaat. Of hij dat van nature is of het op zichzelf heeft veroverd, weet ik niet. Maar ik zie wel dat het veel topsporters verder zou brengen. Sven Kramer zit deze winter in zwaar weer, tot nu toe leek niemand zich druk te maken over de emotionele gevolgen van de immense druk waaronder hij moet presteren.” Was sport dan niet karaktervormend? “Dat geldt voor een enkeling”, meent Bakker. “De meerderheid weet geen raad met zijn talent en de status die daarbij hoort.”

Mateloos De vraag is of talenten van nature een drang hebben die hen enerzijds naar de top voert, maar anderzijds in problemen kan brengen. Bakker: “Ik denk dat je eerst moet kijken naar de ouders van kinderen die nu op Papendal wonen, gescout worden door de jeugdopleidingen van de bvo’s of zeven dagen per week in de turnhal zitten. Veel ouders hebben zoveel ambitie, dat ze het zicht op het welbevinden van hun kind verliezen. Tot de hormonen die kinderen er toe aanzetten hun eigen weg te kiezen.”

Bram Bakker geeft zijn visie.

Door: Cors van den Brink

34

COACH

nummer 1 - 2011

“Spelers houden zelf het gevoel dat alles mogelijk is, ook als ze oververmoeid of gefrustreerd zijn”


“Roger Federer is voor mij de ultieme topsporter: altijd evenwichtig.”

FOTO: SOENAR CHAMId

Tips van Bram Bakker

Bakker is er geen voorstander van om kinderen al op jonge leeftijd los te maken uit hun eigen omgeving. “Vriendjes van school, verjaardagen in de familie: alles moet wijken voor de trainingen en de wedstrijden. En denk eens aan de broertjes en zusjes: het hele gezinsleven draait om dat kind met het sporttalent. Ik zou zeggen: hou het zolang mogelijk lokaal.” De psychiater noemt de mateloosheid als overeenkomst tussen topsport en verslaving. Trainen tot je erbij neervalt of drinken tot je niet meer kunt. “Iedereen passeert wel eens een grens, op beide gebieden, maar het verschil is dat de een dat ook beseft en de ander geen grenzen waarneemt en pas stopt als hij tegen de boom staat.” Is dat aanleg of is het gedrag waarvan de

sport juist de oorzaak is? “Een ‘kip of ei’-discussie”, zegt Bakker. “Maar zonder aanleg raak je niet aan de drank of aan de drugs.” Wat betekent dit voor de coach? Bakker verwijst naar nieuw neurobiologisch onderzoek. “Een coach moet zich realiseren dat jongeren pas op hun 25ste zijn uitgerijpt. De prefrontale cortex, het gebied in de hersenen dat als een soort rempedaal op ons gedrag werkt, doet het tot die tijd nog niet zo goed. Luis Suarez was op het moment dat hij zijn tegenstander beet pas 23 jaar.” “Coaches moeten die functie dus overnemen, zeker bij jonge sporters”, vindt Bakker. “Als je sterspeler niet lekker in de wedstrijd zit, haal hem dan naar de kant en blijf

• Laat jonge talenten zo lang mogelijk in hun eigen omgeving. • Als je sterspeler niet lekker in de wedstrijd zit, haal hem dan naar de kant.

niet hopen op die ene beslissende actie. Spelers houden zelf het gevoel dat alles mogelijk is, ook als ze oververmoeid of gefrustreerd zijn. Zij kennen geen begrenzing.” “Dat vergt wel dat je je sporters moet kunnen lezen én dat je de moed hebt om die beslissingen te nemen. Veel coaches zijn daar nooit in opgeleid. Terwijl de coach die het wél doet, boven het team blijft staan en laat zien wie de leiding heeft.” “Het helpt enorm als de coach zelf ook een topsportcarrière heeft doorgemaakt. Het beste is als hij niet tot de absolute top heeft behoord. Die sporters weten namelijk wat er nodig is om die top wel te halen en kunnen dat aan anderen overbrengen. Zoals bij hulp aan verslaafden ex-verslaafden vaak het meeste succes boeken.”

“Dat topsporters er aan onderdoor kunnen gaan, jammer dan” Brooks Johnson, Amerikaanse atletiekcoach, schetst topatleten als ‘mensen die een bijna neurotische behoefte hebben om extreme eisen aan zichzelf te stellen. Topcoaches moeten daarom heel anders te werk gaan dan trainers van recreanten bij wie het plezier voorop staat. Dat is veel gezonder, maar wij werken niet met padvinders, maar met onaangepaste mensen die medailles willen winnen’, zei hij eind 2009 op het Trainerscongres van de Atletiekunie. Chelsea Warr, hoofd van de afdeling sportontwikkeling van UK Sport, bij een bijeenkomst van NOC*NSF voor talentcoaches: “Vroege jeugdervaringen lijken een belangrijke rol te spelen voor de motivatie op latere leeftijd. Het lijkt erop dat sporters met bepaalde jeugdtrauma’s meer bereiken, maar er zijn nog geen betrouwbare conclusies te trekken.” Paul Ruijsenaars, adviseur performance in de sport, op Sport Knowhow XL (november 2010): “De conclusie is gerechtvaardigd dat de geïsoleerde leefstijl van high performers in combinatie met het structureel verkeren in stresserende omstandigheden een risicovolle mix vormt voor grensoverschrijdend gedrag, waarvan verslavingsgedrag een van de uitingsvormen is. Bij arrestatieteams, militairen en podiumkunstenaars wordt daar met kundige begeleiding en werktijden rekening mee gehouden, zodat de betrokkenen op topniveau kunnen blijven presteren. In de sportwereld wordt die mix niet erkend als een structureel risico, maar als een individueel kunstje, waar je een medaille mee kunt winnen. Dat de individuele sporter daar ook aan onderdoor kan gaan: jammer dan.”

nummer 1 - 2011

COACH

35


36

COACH

nummer 1 - 2011

FOTO: SOENAR CHAMID

FOTO: SOENAR CHAMID


LEVENSLESSEN

De vier lessen van Johann Olav Koss

De macht van de coach Johann Olav Koss werd

begin jaren negentig in één klap een legende door zijn optreden op de Olympische Winterspelen in Lillehammer. Hij sleepte daar drie gouden medailles binnen én vestigde op alle drie de afstanden een wereldrecord. Begin december sprak Koss op The International Council for Coach Education in Arnhem, waar hij vertelde over zijn schaatscarrière en over zijn liefdadigheidsorganisatie, Right To Play. NLCOACH sprak daarna uitgebreid met Koss over zijn vier ‘levenslessen’. Door: Karlijn de Jonge

Les 1: Een coach heeft de macht om een blijvend positief of negatief zelfbeeld te creëren “Mijn ouders keken op tv vaak naar schaatsen, dat had hun aandacht. Om zelf ook hun aandacht te krijgen, besloot ik die sport te gaan beoefenen. Toen ik zeven was, vroeg ik schaatsen voor kerst. Ik heb ook aan andere sporten gedaan, waaronder voetbal. Op mijn elfde besloot ik me echter volledig op het schaatsen te richten. Mijn eerste – en enige – coach Svein-Håvard Sletten vond school heel belangrijk. Hij stimuleerde mij dan om ook te leren, schaatsen alleen was niet genoeg. Als de anderen nog aan het trainen waren, zat ik huiswerk te maken. Hoewel dat niet altijd leuk was, heeft het me wel gebracht waar ik nu ben. SveinHåvard heeft me vanaf mijn dertiende getraind. Hij en HansTrygve Kristiansen, de coach van de nationale ploeg, zijn mijn enige coaches geweest.” “Mijn ouders dwongen me niet, maar hebben me wel altijd alle mogelijkheden geboden om aan sport te doen. Zo brachten ze me overal naartoe. Mijn ouders, die allebei arts zijn, hebben me heel bewust gemaakt van de wereld. Zij hebben me laten zien dat er ook

mensen zijn die het minder goed getroffen hebben.” Koss besluit medicijnen te gaan studeren, om zo de kinderen in Afrika te kunnen helpen. Daarnaast wil hij ook ver komen in het schaatsen. “Dat doel had ik niet meteen. In het begin was ik namelijk verschrikkelijk slecht. Mijn enkels waren niet sterk genoeg; ik zakte er constant doorheen. Door veel te trainen, in het bijzonder mijn enkels, lukte het me uiteindelijk om steeds beter te worden. Ik was niet heel goed, maar ik wilde heel graag. Ik wilde het goed doen.” “Het is stap voor stap gegaan. Toen ik een jaar of elf, twaalf was, kwam het besef dat ik misschien beter kon worden dan anderen. Later heeft Svein-Håvard ervoor gezorgd dat ik wedstrijden kon winnen. Toch dacht ik toen nog lang niet aan de Olympische Spelen. Ik was al blij toen ik nationaal kampioen werd. Desondanks ben ik altijd blijven geloven in mijn droom.” Na 1992 ging Koss door met schaatsen omdat hij mee wilde doen aan de Olympische Spelen in Lillehammer, twee jaar later. “De Olympische Spelen in eigen land: iets mooiers is nauwelijks denkbaar. Svein-Håvard gaf mij het vertrouwen dat die Spelen haalbaar waren.”

“Ik was niet heel goed, maar ik wilde heel graag. Ik wilde het goed doen” nummer 1 - 2011

COACH

37


“De Elfstedentocht was ongelooflijk. Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt” Olympic Aid

FOTO: BART HOOGVELD

Olympic Aid werd in 1992 opgericht door het Olympisch Organisatie Comité van Lillehammer in de voorbereiding op de Olympische Winterspelen van 1994 in deze Noorse stad. Het doel van Olympic Aid tijdens deze Spelen was om aandacht te vragen voor mensen in landen die door oorlogen en rampen worden geteisterd. Olympische sporters werden gekozen als ambassadeur van Olympic Aid en ingezet bij de fondsenwerving. De meest vooraanstaande sportambassadeur was Johann Olav Koss. Hij doneerde een groot deel van zijn prijzengeld aan Olympic Aid en daagde andere atleten en toeschouwers over de hele wereld uit om geld te doneren voor iedere gewonnen gouden medaille. In totaal werd 18 miljoen dollar opgehaald.

Les 2: Bij het opbouwen van mentale veerkracht kan een positieve coach een fundamentele rol spelen in het leven van een kind “Voor de Spelen in 1994 dacht ik ‘als ik met al deze inspanningen geen goud kan winnen, kan ik niets’. Ik had er immers zóveel in gestopt en zoveel voor gelaten. Mijn ouders zeiden juist: ‘Kun je geen betere dokter worden als je faalt? Dan krijg je misschien meer empathie, en dat is wat een goede dokter moet hebben.’ Dat werkte voor mij. De gedachte dat ik ook zou kunnen verliezen, zorgde ervoor dat ik won. Release the fear of failure.” “Bij de Spelen in 1994 riep mijn coach bij elk rondje, in elke race, iets positiefs. Daar hadden we weken op geoefend. Doordat hij juist datgene benadrukte wat volgens hem goed ging – de stand van mijn been, de houding van mijn rug, et cetera – ging ik me daarop focussen. Mijn gedachten gingen niet langer naar de minder

positieve dingen uit de race. Van de gedachte ‘het lukt niet, dit gaat niet goed’, werd het ineens ‘oké, dus als dat goed gaat, gaat het me misschien lukken om te winnen’. Die methode werkte heel goed bij mij. Dankzij mijn coaches Svein-Håvard en Hans-Trygve heb ik zoveel kunnen winnen. Ik heb altijd heel fijn met ze samengewerkt. De basis van een goede samenwerking is vertrouwen. Als er onenigheid was, werd dat intern opgelost. Ik ben ze beide heel dankbaar, ik heb veel van ze geleerd. Ik bewonder ze, evenals Ab Krook. Ook hij is een erg goede coach. Ik was zo fortuinlijk te schaatsen in een periode dat hij mijn concurrenten coachte.” “Nadat ik gestopt was, was de vrijheid geweldig. Toen het schaatsseizoen weer startte, heb ik daar enorm van genoten. Toch was het ook moeilijk. Het ijs kwam en het was lastig om niet te hoeven schaatsen. Het tweede jaar nadat ik gestopt was, was denk ik nog moeilijker. Wat ik vooral miste was de sfeer. Ik wilde in de wedstrijd zitten, er onderdeel van uitmaken. Toch heb ik nooit spijt gehad dat ik gestopt ben. Ik ben tevreden met alles wat er is gebeurd. Ik heb een goede carrière gehad, met een goed, leuk team van mensen om me heen. Ik ben gestopt met schaatsen omdat ik me wilde focussen op andere dingen in het leven. Maar van de coachingstechnieken Svein-Håvard en HansTrygve Kristiansen heb ik mijn hele leven profijt gehad.”

Tijdens The International Council for Coach Education sprak Koss over zijn vier ‘levenslessen’.

38

COACH

nummer 1 - 2011


FOTO: SOENAR CHAMID

Koss tijdens zijn gouden trilogie in Lillehammer.

Les 3: Een groot netwerk van positieve coaches kan een wezenlijk onderdeel zijn in de strijd tegen armoede “Toen ik begon met Right To Play was ik 25 en naïef. Een paar maanden voor de Spelen in Lillehammer ging ik naar Eritrea, waar ik met verschillende kinderen sprak. Zij vertelden me dat ze om te kunnen voetballen de mouwen van hun T-shirts aan elkaar knoopten. Zo hadden ze een bal. Ik besloot in Noorwegen voetballen en andere sportattributen in te zamelen.” De actie haalde de media, die niet positief waren. “De pers was meedogenloos. In de kranten verschenen artikelen met koppen als ‘Koss brengt hongerende kinderen in Afrika voetballen’. Ze vroegen zich af of die kinderen echt voetballen nodig hadden en of ik er niet beter eten heen kon sturen. Even twijfelde ik of het wel goed was, deze actie.” Lang duurt die twijfel niet. “Na de Spelen ging ik terug naar Eritrea, met alle ingezamelde sportspullen. De mensen daar bleken ontzettend blij te zijn met alles. Ik ontmoette de president van Eritrea. Hij vertelde me het geweldig te vinden dat ik sportspullen had meegenomen. Hij zei: ‘Het bewijst dat we gezien worden als mensen, niet als monden die gevoed moeten worden. Voedsel is niet het enige dat we nodig hebben. We moeten hoop en dromen naar onze kinderen brengen.’ Ze voelden zich eindelijk weer mens.” Les 4: Continue zelfreflectie en zelfevaluatie zijn nodig om een positieve coach te kunnen zijn en blijven Het tijdelijk coachen van de Noorse ploeg in Vancouver is Koss

“Ik was 25 en naïef” goed bevallen. “Het is erg leuk om jonge mensen te coachen en te ondersteunen. Ik heb genoten van de ploeg, het was erg interessant. Het was niet makkelijk, ik kwam op een slecht moment binnen. Peter Mueller was net ontslagen. Als ik er langer had gezeten, had ik meer structuur kunnen inbouwen. Dan kun je zelf een schema ontwikkelen en opzetten.” Toch ambieert Koss geen baan als coach. “Via Right To Play ben ik wereldwijd verantwoordelijk voor 15.000 coaches. Een mooiere baan is er niet. Bovendien, ik heb het gevoel dat ik bij Right To Play harder nodig ben dan als coach. Het is voor de organisatie belangrijk dat er een team wordt neergezet. Alhoewel dat team nu al redelijk goed staat, wil ik er toch bij betrokken blijven.” Als Koss terugkijkt op zijn schaatscarrière springt er duidelijk één wedstrijd uit. “Mijn mooiste race is ongetwijfeld de 10.000 meter in Lillehammer. Ik had al twee gouden medailles op zak, het publiek ging er vanuit dat ik deze afstand ook zou winnen én dat ik een wereldrecord zou rijden. Ik wilde deze wedstrijd niet alleen winnen, ik wilde er ook een goed gevoel aan overhouden. Die race heb ik dan ook heel bewust gereden.” Een andere ervaring die Koss nooit meer vergeet, is de Elfstedentocht in 1997. “Die tocht was ongelooflijk. Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt. Het was ontzettend zwaar, maar al die mensen langs de kant te zien staan was geweldig. Ik zou het zo weer doen, als ik een startbewijs zou krijgen, natuurlijk. Het is het meest bijzondere dat ik heb meegemaakt.”

Er staat nog één ding op Koss zijn ‘wensenlijstje’. “Mijn zoon Aksel [vernoemd naar de Noorse skiër Aksel Lund Svindal, red.] zien opgroeien. Zijn geboorte, begin september, heeft mijn leven zó veranderd; dat is met niets te vergelijken.” Hoewel hij vaak onderweg is voor Right To Play, wil Koss veel tijd met zijn eerstgeborene doorbrengen. “Ik heb zelf ervaren dat het heel fijn is als je ouders er voor je zijn. Ik wil dan ook veel thuis zijn, zodat ik Aksel kan zien opgroeien. En kan leren schaatsen natuurlijk.”

Cv Koss Johann Olav Koss (Drammen, 29 oktober 1968) is een voormalig Noorse langebaanschaatser. Hij blonk uit op de Olympische Winterspelen in Albertville (1992) en Lillehammer (1994): • • • • •

1992, Albertville: goud op de 1.500 meter 1992, Albertville: zilver op de 10.000 meter 1994, Lillehammer: goud op de 1.500 meter 1994, Lillehammer: goud op de 5.000 meter 1994, Lillehammer: goud op de 10.000 meter

Al tijdens zijn carrière zette hij zich in voor Olympic Aid (zie kader pagina 38), de organisatie die nu Right To Play is en waarvan Koss nu CEO is. Right To Play is een internationale, humanitaire organisatie die gebruikmaakt van de kracht van sport en spel om zo belangrijke vaardigheden bij kinderen te ontwikkelen en daardoor aan te zetten tot sociale verandering in gemeenschappen die zijn getroffen door oorlog, armoede en ziekte. Right To Play heeft zeventig betaalde krachten in dienst, die werken op het hoofdkantoor in Canada en op de zes nationale kantoren in Canada, Nederland, Noorwegen, Zwitserland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.

nummer 1 - 2011

COACH

39


COACH IN DE REGIO

Trampolinetrainer Sven Mooij

“Winnen is een gevolg, geen doel” Sven Mooij (27) staat dertig uur per week in de trampolinezaal van Triffis te Alkmaar. Hij was een topspringer in Nederland, maar sinds 2004 staat hij ook zijn mannetje als trainer. “Ik was hier gelijk de hoofdcoach.”

COACH

de zaken voor zichzelf op een rijtje. “Alan Villafuerte, mijn maat bij synchroon, was nog dezelfde dag vertrokken. Maar ik bedacht me, als jongen uit Alkmaar, dat ik heel graag hier wilde blijven trainen. De zaal was oké, ik woonde er vlak bij. Ik kon twee keer per dag trainen. Beter kon ik het niet hebben.” Met Rea Lenders en Hjalmar Bannink besloot de jonge Mooij verder te gaan. We hebben toen gezegd: we gaan onze eigen club beginnen. Echt een nieuwe club, Triffis. De oude, Victory, bestond al niet meer. Zes dagen voor mijn 21ste verjaardag is de club officieel opgericht. Alle turntoestellen eruit, alleen nog maar trampolines. We waren een echte trampolinevereniging geworden. Dat wilden we.” Wilhelmus Nu is Triffis Nederlands kampioen geworden (“dat moest een keer, het was mijn droom”) en is Mooij de hoofdtrainer van een 180 leden tellende vereniging die al eens sportploeg van het jaar was in de kaasstad. “Misschien halen we dit jaar wel de tweehonderd leden. We groeien uit onze voegen. De gemeente heeft beloofd een nieuwe

“Denken dat alleen resultaat heilig is, werkt altijd contraproductief”

Door: John Volkers

40

H

et kon niet anders. Sven Mooij wist het, hij moest zijn verantwoordelijkheid nemen. Hij was pas twintig, maar de situatie was er naar. Hoofdtrainer Marc de Wit van de Alkmaarse turn- en trampolinevereniging Victory werd in maart 2004 door de politie opgepakt, wegens een omvangrijk delict dat later tot schuldheling (dertien maanden gevangenisstraf) werd teruggebracht. Mooij, zijn jonge pupil, was juist van een wereldbekerwedstrijd teruggekeerd. “Ik was er niet bij, toen de politie die maandagochtend inviel. Ik hoefde die dag niet te trainen. Had een rustdag gekregen. Maar Rea Lenders was er wel. Zij moest zich op het olympische traject voorbereiden. Rea zou die zomer de olympische finale van Athene springen. Zij belde me. ’s Middags was ik hier al weer en hebben we normaal getraind. Nee, sleutels hadden we niet. Het gebouw werd door Marc en zijn vrouw beheerd. Maar dat was ook snel geregeld.” In die rumoerigste week uit zijn bestaan, de gearresteerde trainer en diens assistent in het landelijke nieuws, zette Sven Mooij

nummer 1 - 2011


FOTO: MARTIN MOOIJ

Sven Mooij in overleg met een paar pupillen.

hal voor ons te bouwen. We hebben veertig wedstrijdspringers en onder hen zijn dan weer acht, negen topsporters. Vooral met die groep bemoei ik me in de dertig uur per week die ik in deze zaal doorbreng.” Zijn rol is nadrukkelijk veranderd. “Het idee was dat ik goed kon trainen en alle sporters die erbij kwamen, maakten dat deze zaal kon openblijven. Waardoor ik goed kon blijven trainen. Het was negentig procent mijn eigen belang, tien procent dat van anderen. Maar gaande de jaren is dat precies andersom geworden. Het is een natuurlijke overgang geworden, omdat die andere sporters een beetje te goed werden, eigenlijk.” “Zelf doe ik het springen er nu nog maar een beetje bij. In 2006 won ik een World Cup, met Alan Villafuerte. Ik was een jongetje dat op zijn twaalfde met wat overgewicht was begonnen en dat nu het Wilhelmus had gehoord. Ik ben realistisch. Ik wist: dit is het hoogste dat ik kan halen. Daarna ging ik er niet vol meer voor. Ik spring nog, ik wilde de voorbije jaren WK’s en EK’s halen, maar er zijn andere dingen bijgekomen. Bij de laatste WK in Frankrijk was ik opeens de assistent van bondscoach Lennard Villafuerte.” Zijn rol lag meteen vast in het verlaten collectief aan de Pettemerstraat. “Ik was bij Triffis direct de hoofdcoach, omdat ik dat het leukste vond en omdat ik de diploma’s had.

Ik heb altijd belangstelling voor het coachvak gehad. Mensen tot hun maximale potentie brengen, dat is wat ik echt leuk vind. Nog leuker dan springen zelf.” “Ik kan ontzettend genieten van de ontwikkeling van jonge sporters. Dit is een early specialization sport. Met zes, zeven jaar beginnen is mooi. Het mag ook twee jaar later, maar dan moeten ze die andere jaren bij een turnclub hebben doorgebracht. Dat is de basistraining voor het hele lichaam. Het kan, bij uitzondering, ook wel anders. Ik had een meisje van tien dat in de KNVBvoetbalselectie zat. Ze is supergoed geworden. Denise Liefting ging dit jaar naar de Jeugd Olympische Spelen in Singapore. Ze is gegrepen door het trampovirus. Denise kwam een keer op mijn aandrang ’s middags bij Triffis kijken. Ze is daarna zo goed geworden. Dat vind ik nou leuk. Iemand al kennen als ukkie en dan een paar jaar later zo’n meisje zich als topsporter zien gedragen.” Veeleisend Mooij, hij was mee naar Singapore, noemt zichzelf de relaxte trainer. “Dat zal niet iedereen van mijn springers beamen. Hihi. Ik ben vooral relaxt als mijn sporter gemotiveerd is en hard werkt. Dan krijgt hij of zij niet veel druk om meer te doen. Maar als ik vind dat aan een bepaalde basisvoorwaarde niet wordt voldaan, dan ben ik heel streng. Het liefst komt het niet zo

nummer 1 - 2011

“Mensen tot hun maximale potentie brengen is leuker dan springen zelf”

ver. Ik ben erg van de intrinsieke motivatie en van het taakgerichte. Je doet alles om jezelf te verbeteren, niet om die ander in de zaal te verslaan. Doe je je ding, dan win je. Dat is een gevolg, geen doel. Denken dat alleen resultaat heilig is, werkt altijd contraproductief. Er kan er maar één winnen. Wat moeten die andere 86 in de zaal?” Sven Mooij speelt met de geest van de sporter. Hij heeft in 2010 zijn studie psychologie hervat. Hij denkt dit jaar af te studeren op prestatie- en sportpsychologie. Een stage bij voetbalclub AZ wacht. Hij putte zichzelf uit, met een fulltime studie naast het vele werk in de trampolinehal. Soms ging om drie uur ’s nachts het licht uit in de studeerkamer. Het moest. Hij moest het hoofd bezig houden. Begin vorig jaar werd zijn zus Michelle dood in haar appartement gevonden. Dezelfde flat als waar Sven woonde. Moord, zeiden velen, de zaak moet nog voorkomen. Het was de dag dat er opnieuw politieauto’s voor de deur van de Alkmaarder sportzaal stonden. Twee agenten traden binnen voor de trainer die aan het werk was. Er waren pupillen met een geheugen uit de tijd van Marc de Wit die het spontaan uitgilden. Hun Sven, niet mogelijk. Het was een andere mededeling. “Ik had wel jaren achter de tralies gewild in plaats van dit bericht te krijgen.”

COACH

41


Stroomt er wel voldoende schaatstalent door? Sport ontwikkelt zich voortdurend. Coaches introduceren nieuwe trainingsmethodes, krachttrainers komen tot andere inzichten en sporters ontdekken nieuwe inspiratiebronnen. In deze rubriek krijgen deze ontwikkelingen aandacht. Dit keer: Moeten we ons zorgen maken over de aanwas van nieuw schaatstalent richting de Olympische Spelen van Sotsji?

FOTO: BEN HAECK

FOTO: TON VAN TIL FOTOGRAFIE

FOTO: SOENAR CHAMID

FOTO: TON VAN TIL FOTOGRAFIE

Door: Jan-Cees Butter

42

Jac Orie: “Opleidingsploegen worden steeds minder interessant voor sponsors”

Ab Krook: “Je zult als merkploeg keuzes moeten maken. Je moet geld willen vrijmaken voor talentontwikkeling” Kjeld Nuis: “We moeten alleen niet vergeten dat we niet allemaal even goed zijn als Sven Kramer” Jochem Uytdehaage: “Marketingtechnisch kun je als bedrijf ook denken: we zijn een jong, ambitieus bedrijf, dus laten we vooral dicht bij onze doelgroep blijven”

COACH

nummer 1 - 2011

J

ac Orie maakt zich zorgen. De coach van schaatsploeg Control vertelde in het blad Schaatsen dat hij vreest voor de doorstroming van nieuw schaats­ talent in de aanloop naar de Olympische Spelen van Sotsji (2014). In zijn ogen ontstaat er een soort afroommarkt, waardoor er een steeds duidelijkere splitsing komt tussen grote sponsorploegen en kleine opleidingsploegen. “Op de lange termijn dreigt er een kloof tussen de grote gearriveerde ploegen die onaantastbaar zijn en jeugd die dat gat niet kan overbruggen”, waarschuwde Orie. “Als we die kant opgaan, hebben we nog voor Sotsji een probleem met de aanvoer van jonge talenten.” Ab Krook, die als coach acht keer de Olympische Spelen meemaakte, deelt de zorgen van Jac Orie. “Je kunt je afvragen of we niet een andere weg in moeten qua talent­ontwikkeling. Ik zie twee opties. Of je laat de gewesten ‘upgraden’ door een talent één of twee jaar extra te begeleiden – en met begeleiden bedoel

ik ook echt professio­nele ondersteuning – óf je maakt een speciale opleidingsploeg waar eerste- en tweedejaarssenioren zich kunnen doorontwikkelen.” Dat laatste roept waarschijnlijk weerstand op bij merkenteams, beseft Krook. “Zij willen een schaatstalent natuurlijk zo snel mogelijk overhevelen naar hun ploeg. Er zou eigenlijk een onafhankelijk gezelschap moeten komen die bepaalt of een talent klaar is voor de overstap. Neem nou Marrit Leenstra: je wist van tevoren dat dat fout zou gaan. Ze was jong, verfrissend voor de schaatssport, maar dan komt ze ineens in een team waar ze anoniem is en waar ’s avonds aan de eettafel heel andere gesprekken gevoerd worden. Dat is niet goed. Zij zou juist baat hebben gehad bij een tussenstap.” Kjeld Nuis (21), specialist op de 1.000 en 1.500 meter, knikt instemmend als hij de plannen van Krook hoort. “Zeker bij twijfelgevallen, zoals ik was, is zoiets ideaal. Als je volledig voor een profteam gaat en je kunt het nog


FOTO: SOENAR CHAMID

niet waarmaken, dan hang je er ook maar een beetje bij. Dan sta je stil in je ontwikkeling.” Nuis koos voor een andere weg. Als talent trainde hij in 2009 zowel bij het Gewest Zuid-Holland als bij de Control-ploeg. Dat werkte perfect in zijn ogen. In de zomer ging hij mee op de trainingskampen met Jac Orie, de rest van het jaar stond hij onder leiding van coach Wim den Elsen. Zo werd hij rustig klaargestoomd voor het grote werk. “Het is wel belangrijk dat trainingsschema’s goed op elkaar worden afgestemd, maar bij Jac en Wim ging dat perfect. Als beginnend topsporter blijf je ook met beide benen op de grond staan. Bij een profploeg worden alle faciliteiten voor je geregeld, terwijl je bij het Gewest nog veel dingen zelf moet doen. Dat is goed.” Jochem Uytehaage, tweevoudig olympisch kampioen in 2002, vindt het moeilijk om aan te wijzen wat het probleem is bij de doorstroming van talent. “Wat wel opvalt, is dat we recent twee grote talenten hebben gezien die zich over de kop hebben gereden

bij een grote ploeg, Koen Verweij en Marrit Leenstra. Maar je kunt je afvragen of dat niet de verantwoordelijkheid van een coach is. Die moet gewoon tegen iemand als Koen Verweij zeggen: ‘Sven is ruim drie jaar ouder, dus daar moet je niet naar kijken. Wat jij moet doen is gewoon lekker hard schaatsen.’ Dat is heel belangrijk.” Orie benadrukte in zijn pleidooi verder dat opleidingsploegen steeds minder interessant worden voor sponsors. Want zodra een talentvolle schaatser goede resultaten behaalt, wordt hij direct weggekaapt door een grotere ploeg. Gevolg: sponsors trekken zich terug bij kleine ploegen, omdat ze te weinig exposure hebben en de opleiding van schaatstalent laat daardoor te wensen over. Uytdehaage vraagt zich hardop af of sponsors geen brood zullen zien in jonge, talentvolle schaatsers, ook al bestaat er een risico dat ze snel verkassen naar een grotere ploeg. “Marketingtechnisch kun je als bedrijf ook denken: we zijn een jong, ambitieus bedrijf, dus laten

we vooral dicht bij onze doelgroep blijven. Wat dat betreft ben ik het oneens met Jac.” Ook Ab Krook is van mening dat kleine opleidingsploegen interessant zullen blijven voor sponsors. Qua financiën zit het in de schaatssport wel goed, meent hij. “De schaatssport heeft in Aegon jarenlang een uitstekende partner gehad. KPN vult dat gat direct in. Ze stoppen er miljoenen in. Je zult als merkploeg alleen keuzes moeten maken. Je moet geld willen vrijmaken voor talentontwikkeling. Zo simpel is het.” Kjeld Nuis heeft merkbaar profijt gehad van zijn gecombineerde trainingen. Aan generatiegenoten merkt hij soms dat de overstap naar de senioren te groot is, waardoor talenten vooral mentaal een opdoffer krijgen. Hun ontwikkeling staat daardoor stil. “Ik merk het bijvoorbeeld aan Pim Schipper, die vorig jaar reed voor Hofmeier. Je ziet dat hij moet wennen bij ons. Dat is ook helemaal niet erg. Hij krijgt alle tijd. We moeten alleen niet vergeten dat we niet allemaal even goed zijn als Sven Kramer.”

Marrit Leenstra kwam in haar eerste seniorenjaren niet uit de verf. Inmiddels gaat het beter: ze won begin januari brons op het EK allround in Collalbo.

COACH

43

nummer 1 - 2011


Leergang Talentontwikkeling

Het toepassen van talentprofielen in de praktijk Het hebben van talent is nu eenmaal geen garantie voor succes. Het moet getraind worden om iemands sterke kanten maximaal te benutten en tot uitdrukking te laten komen. Het is de taak van een coach om sporters te helpen hun doel te bereiken. Om de hele Nederlandse samenleving, ook buiten de sport, op Olympisch niveau te

daTa, locaTIe en prIJs Maandag 14 en 28 maart, 18 april en 16 mei 2011 te Eindhoven Deelnemen kan al voor € 1.495,excl. btw per persoon (met mogelijkheid tot verspreid betalen).

krijgen, is de taak van de coach van groot belang! Werkt u met talenten binnen of buiten de sport en wilt u nog beter maatwerk leveren in het coachen en begeleiden van talenten? Dan is dit uw kans! De Leergang Talentontwikkeling biedt u de uitgelezen mogelijkheid kennis op te doen en inzicht te krijgen in het talentontwikkelingsproces! De leergang biedt een unieke combinatie van

theoretische

achtergronden

en

praktijkvoorbeelden. Met de opgedane kennis kunt u, samen met uw talenten, direct aan de slag in uw werkveld. De leergang bestaat uit vier modules: • Definiëren en identificeren van talent • Loopbaan van het talent: ontwikkeling in leeftijdsfasen en impact op de begeleiding • De persoonlijkheidsvoorkeuren van het talent • Leer- en denkstijlen van het talent Tevens kunt u zich na afloop van de leergang nog verder verdiepen door deelname aan de accreditatie Jungian Type Index (JTI) en het volgen van masterclasses.

Initiatiefnemers:

InformaTIe en aanmeldIng Vanwege het interactieve programma kunnen per leergang maximaal 18 personen deelnemen. Wacht dus niet te lang met inschrijven! Voor meer informatie en inschrijven kunt u contact opnemen met Arko Sports Media (Rian van Dijk) via 030 707 30 70, conferences@arko.nl of bezoek onze website www.sportsmedia.nl.


ADVERTORIAL

In deze rubriek beantwoordt mr. Caroline Beekes, jurist privaatrecht en arbeidsconsulent bij Sportservice Noord-Holland, allerhande juridische sportgerelateerde vragen van trainers en coaches. Deze keer: letselschade. Wilt u reageren of heeft u als trainer/coach zelf een vraag op dit gebied, stuur dan een e-mail naar: cbeekes@ sportservicenoordholland.nl. Tijdens het sporten kan gemakkelijk letsel ontstaan door toedoen van een andere sporter. De veroorzaker is in sport- en spelsituaties minder snel aansprakelijk dan wanneer dezelfde gedraging niet tijdens sportbeoefening zou plaatsvinden. Onevenredig onsportief gedrag kan echter wel tot aansprakelijkheid leiden. Hoewel het voor de trainer/coach niet mogelijk is om langs de lijn invloed uit te oefenen op de feitelijke gedragingen van de spelers, is het voor hen toch nuttig om op de hoogte te zijn van de grenzen van het toelaatbare. Vraag 1: Tijdens een voetbalwedstrijd heeft een speler van een elftal een speler van de tegenstander nagetrapt op het moment dat de laatstbedoelde niet meer in het bezit van de bal was. Deze loopt daardoor letsel op. Is de ‘natrapper’ aansprakelijk? Vraag 2: Tijdens een tennispartij raapt een van de spelers tussen twee games een aantal ballen op en slaat deze naar de andere speelhelft. Een van deze ballen raakt de andere speler op zijn oog, waardoor deze blijvend letsel aan zijn gezichtsvermogen oploopt.

Letselschade in de sport Is de tennisser die de bal heeft geslagen aansprakelijk? Aansprakelijkheid in het algemeen In beginsel moet iedereen zijn eigen schade dragen. Maar er zijn situaties dat er een persoon kan worden aangewezen door wiens toedoen het slachtoffer schade of letsel heeft opgelopen. De aansprakelijkheid van deze persoon is gebaseerd op de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). Of in een concrete situatie sprake is van aansprakelijkheid, moet per geval bekeken worden. Zorgvuldigheidsnorm Dit is de kapstok waaraan de meeste onrechtmatige daadacties worden opgehangen. De zorgvuldigheidsnorm verwijst naar de ongeschreven juridische normen die aangeven wat in het maatschappelijk verkeer betamelijk is en wat niet. De veroorzaker moet zorgvuldig hebben gehandeld om aansprakelijkheid te voorkomen en de benadeelde moet zich als redelijk handelend persoon opstellen. Sport- en spelsituaties Binnen een spelsituatie gelden andere normen dan in de ‘gewone’ maatschappelijke verhoudingen. In sport geldt een andere invulling van de zorgvuldigheidsnorm.

nummer 1 - 2011

Immers, indien in het dagelijks leven de ene persoon de andere persoon een stomp geeft, zal dat eerder onzorgvuldig zijn dan wanneer dat gebeurt in een bokswedstrijd. Een ander verschil met het dagelijks leven is dat het overtreden van regels strafbaar is, maar het overtreden van een spelregel bij het sporten is op zich nog niet voldoende om te spreken van een onrechtmatige daad. Een sporter zal een zekere mate van ‘gevaarlijke’ gedragingen kunnen verwachten, gerelateerd aan het soort sport. Vergelijk hierbij de sport tennis ten opzichte van de contactsport kickboksen. Ten aanzien van vraag 1: De ‘natrapper’ is aansprakelijk gesteld, omdat het schoppen buiten de regels van het spel lag en is aan te merken als abnormaal gevaarlijk. Met andere woorden: deze gedraging valt buiten de normale beoefening van het spel (Hoge Raad 28 juni 1991). Ten aanzien van vraag 2: De tennisser is niet aansprakelijk, omdat deelname aan een partij tennis het risico met zich meebrengt door een bal geraakt te kunnen worden (Hoge Raad 19 oktober 1990).

COACH

45


OP DE CLUB

E W U E I N SERIE

Omnisportvereniging S.V. Kampong

Meer dan een (hockey)club

Veel mensen kennen Kampong alleen als hockeyclub. Maar de grootste sportvereniging van Nederland doet veel meer, zoals voetbal, cricket en tennis. De omnisportvereniging uit Utrecht wordt geleid als een groot bedrijf: een hoofdbestuur met daar­ onder (sport)afdelingen die eigen verantwoordelijkheid dragen. Vooral bij het voetbal en hockey is het technisch kader strak geregeld. Deel 1 van een nieuwe serie: op zoek naar de organisatie van training en coaching bij verenigingen. Door: Steven Verseput

46

COACH

nummer 1 - 2011

Z

e zitten op een gebied van zo’n vijftien hectare. Er is naschoolse opvang en huiswerkbegeleiding. Ze beschikken over vier terreinknechten. Er is een centrum voor fysiotherapie. In het gebied lopen wegen, met bewegwijzeringsborden. Er zijn rond de 5.000 leden en 27 betaalde krachten. Kampong in Utrecht is geen doorsnee sportvereniging, het is een stad in een stad. Het eerste bezoek aan de club zal voor veel sporters een shock zijn. De grootsheid; alleen al voor het voetbal zijn er zeven velden. Als je bij het clubhuis staat, kun je sommige sportvelden niet eens zien liggen. Zes sporttakken telt de vereniging: hockey, voetbal, tennis, squash, cricket en jeu de boules. Kampong kan als een van de grondleggers worden gezien van het begrip ‘omnisportvereniging’. Kampong, op 29 september 1902 opgericht, is qua ledenaantal de grootste sportvereniging van Nederland. De club is zo gegroeid dat de zes sporten vanaf 2002 afzonderlijk gecoördineerd worden. De afdelingen zijn sindsdien in principe helemaal zelfstandig, ook financieel. “Ze zijn vrij in hun eigen plannen, ook op het gebied van technisch kader”, zegt federatiemanager Nico Kooij, oud-hockeyer en al 53 jaar lid. Voorheen werd de club centraal geleid en moest het hockey soms financieel

bijschieten als een andere sport tekort kwam. “Toen hebben we gezegd: zo kan het niet blijven, want hockey groeit ontzettend snel, en iedereen moet het zelf maar oplossen. Ergo: je moet geen investeringen doen die je niet aankan.” Ook werd in 2002 een federatie opgericht, geleid door een bestuur dat bestaat uit een onafhankelijke voorzitter en afgevaardigden van de zes sporten. Erelid Kooij is federatiemanager, een betaalde baan van twintig uur per week. De federatie is verantwoordelijk voor de verenigingsoverstijgende zaken, zoals de nutscontracten, de pacht, verbouwingen, onderhoud en het overleg met de gemeente. De club in Utrecht-Oost heeft veel Kampong-families waarvan zowel de ouders als de kinderen tennissen, voetballen of hockeyen. Op de club ontstaan regelmatig relaties. Zo gaan drie vrouwen van het eerste hockeyteam met spelers van het eerste voetbalelftal. “Een moderne sportorganisatie voor het hele gezin”, noemt erevoorzitter Willem Cornelis de club in het boek 100 jaar Kampong. Een van de bekendste oud-spelers van Kampong is Tom van ’t Hek. De voormalige tophockeyer (221 interlands) is kritisch over de club waarvan hij erelid is en die hij op afstand nog volgt. “In mijn visie heeft de omnivereniging de hockeyclub een beetje in de weg gezeten. Ik maak niet veel


FOTO: KAMPONG

Het terrein van Kampong beslaat zo’n vijftien hectare. Er zijn rond de 5.000 leden en 27 betaalde krachten. Kampong in Utrecht is geen doorsnee sportvereniging, het is een stad in een stad.

vrienden binnen Kampong door dit te zeggen”, aldus Van ’t Hek. De radiopresentator van Langs de Lijn was van 1992 tot en met 1995 coach van de hockeyvrouwen en won in die periode twee keer de titel. “Hockey was de kurk waar de vereniging op dreef. Ik vond dat wij met het hockey onevenredig veel bijdroegen aan de rest van de vereniging. Dat zat de ontwikkeling van het technisch kader wel eens in de weg.”

Hockey Opgericht: 19 oktober 1935 2.700 leden 480 vrijwilligers Circa 200 teams 6 velden (later dit jaar worden nog twee of drie velden aangelegd) Medewerkers sporttechnisch kader (STK’ers): 7 Circa 245 trainers Daarvan vrijwillig: Gehandicaptenhockey: 13 Keeperstrainers: 4 Benjamins en F-jes (allerjongsten): 65 Jongste jeugdteams (6 en 8-tallen): 56 Jeugdteams: 54 Senioren: 23 Betaalde trainers: Selectie-elftallen jeugd: 22 Senioren: 8

Hockey is veruit de grootste tak binnen Kampong. De vereniging heeft een omvangrijke geschiedenis op hockeygebied. Vele internationals speelden ooit bij Kampong, zoals Paul Litjens, Tom van ’t Hek en André Bolhuis (de huidige voorzitter van sportkoepel NOC*NSF). De mannen van Kampong werden acht keer landskampioen, de vrouwen twee keer. Beide elftallen spelen dit seizoen in de hoofdklasse. De jeugdopleiding van Kampong is er op gericht om de beste spelers klaar te stomen voor het eerste elftal. “Aan de andere kant willen we ook een goede club zijn voor al die andere spelers, die niet op het hoogste niveau uitkomen maar wel elke week met plezier naar het hockey gaan”, vertelt Kees Roovers, voorzitter hockey. De afdeling hockey, die in 2010 75 jaar bestond, telt zeven functionarissen sporttechnisch kader (STK’ers). Dat is een betaalde baan van gemiddeld twintig uur per week. De STK-functionarissen

zorgen ervoor dat alle teams een trainer en begeleider hebben, maken trainingsschema’s en sturen de trainers aan. Roovers: “Zij bepalen helemaal de inhoud van het hockey.” Er is een management van drie STK-functionarissen. Eén STK’er voor het tophockey, zowel de senioren als de jeugd (A1, B1, C1 en de D1) en één STK’er voor alle andere jeugd- en seniorenteams (de breedtesport). De derde STK’er houdt zich specifiek bezig met het technisch kader: de trainingsopleidingen en het jeugdontwikkelingsplan (wat moeten kinderen op welke leeftijd kunnen in het hockey). Roovers: “De coaches bemoeien zich niet met elkaar, dat loopt allemaal via de STK’er.” De trainers van de lagere teams krijgen interne cursussen. Coaches van de selectieteams volgen officiële opleidingen van de hockeybond. Behalve de STK’ers zijn er vier parttime medewerkers (15 uur

Kampong kan als een van de grondleggers worden gezien van het begrip ‘omnisportvereniging’ nummer 1 - 2011

COACH

47


per week) voor op kantoor: drie voor de administratie en een verenigingsmanager die verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken bij de hockeyvereniging. Kampong wil het Nationaal Hockey Centrum onderdak bieden. De betrokken partijen nemen daar dit jaar een besluit over.

Voetbal Opgericht: 29 september 1902 1.400 leden 268 vrijwilligers 85 teams 7 velden 148 trainers Daarvan 141 voor de jeugdteams, 7 voor de senioren. Alleen de hoofdtrainer en assistent van het eerste en tweede elftal krijgen betaald

Het ledenaantal van de voetbaltak van Kampong verdubbelde de afgelopen jaren: van 700 in 2002 tot 1.400 nu. De beleving van voetbal maakte ook een enorme slag, zegt Daan Groot Zwaaftink (27), trainer van de A1 en spits en aanvoerder van het eerste elftal (tweede klasse zondag). “Voorheen was Kampong een hockeyclub die ook nog een voetbaltak had ergens in een hoek. Nu zijn we een volwaardige voetbalclub.” Sinds twee jaar is er veel meer

aandacht voor de selectie-elftallen bij de jeugd. Per leeftijdscategorie zijn er meer mogelijkheden om op hoger niveau te trainen, legt Groot Zwaaftink uit. Er zijn nu gediplomeerde trainers en er wordt specifiek getraind op techniek, motoriek, balvaardigheid en tactiek. En in plaats van één of twee keer per week, wordt er drie keer in de week getraind. Groot Zwaaftink: “We proberen een klimaat te creëren waarin je moet aanpoten om in het selectieteam te komen. De jeugd moet naar een hoger niveau. We investeren nu, zodat we het over vijf of zes jaar terugzien in het eerste elftal.” Voorheen was er weinig doorstroming van de junioren naar de selectie van het eerste doordat het niveau van de jeugd vrij laag was. Groot Zwaaftink: “Jeugdtrainers gaven leuk training, maar er zat geen idee achter.” De trainers bij de selectieteams hebben nu minimaal de opleiding Trainer-Coach III gevolgd bij de KNVB. “Doel is om in 2012 met alle hoogste elftallen van de jeugd minimaal in de hoofdklasse te spelen. De volgende stap is dat er van de oudste lichting ieder jaar een vijftal jongens de overstap maakt naar een van de selectie-elftallen.” De club werkt op kleine schaal samen met FC Utrecht, de grote overbuur. Groot Zwaaftink: “Wij leveren goede talenten aan bij

FC Utrecht. Zij voorzien ons op hun beurt van de nodige voetbalinformatie, onder meer bij het schrijven van het beleidsplan.” Ook geeft FC Utrecht clinics voor de jongste junioren en veel jeugdkeepers krijgen training van een gespecialiseerde keeperstrainer. De voetbaltak heeft twee mensen op kantoor werken: een verenigingsmanager en een administraOpgericht: 18 mei 1979 tief550 medewerker (beide betaalde leden banen). De rest is vrijwilliger. 37 vrijwilligers

Tennis

Circa 20 teams in de voorjaarscompetitie 5 banen 3 freelance trainers/tennisleraren

“Veel jeugdleden hebben tennis als tweede sport”, zegt Arien Westmaas, voorzitter tennis. Hij schat dat zeker de helft van de ongeveer 180 jeugdleden ook op voetbal of hockey zit bij Kampong. Daarnaast merkt hij een nieuwe trend: veel oudere leden van het hockey en voetbal worden met een groepje lid van de tennisvereniging, om van tennis hun eerste sport te maken. Bij de vereniging werken drie freelance tennisleraren. De inhoud van de lessen wordt volledig overgelaten aan de trainers, aldus Westmaas. De club heeft geen beleid om talenten naar de top te brengen, zegt hij. De teams voor de competities

FOTO: KAMPONG

Tom van ’t Hek: “Hockey was de kurk waar de vereniging op dreef”

48

COACH

nummer 1 - 2011

Hockey is veruit de grootste tak binnen Kampong. Voorheen werd de club centraal geleid en moest het hockey soms financieel bijschieten als een andere sport tekort kwam.


FOTO: ANP PHOTO

Door het binnenhalen van de Grinham-sisters Natalie (links) en Rachael (rechts) werd Kampong een paar jaar geleden landskampioen.

worden door de technische commissie samengesteld, in overleg met de trainers. Een mannenteam en een damesteam tennissen vrij hoog: tweede klasse zaterdag. De tennisvereniging heeft geen betaalde krachten in dienst.

Squash Opgericht: 1 april 1978 225 leden 25 vrijwilligers 8 teams 4 banen 3 trainers

Er is nauwelijks jeugdbeleid, vertelt René van der Horst, voorzitter squash. “Want er is ook nauwelijks jeugd. Veel mensen gaan pas rond hun achttiende squashen.” Er zijn drie trainers: twee richten zich op de competitie, de derde op de recreanten. De vrouwen van Kampong komen uit in de klasse onder de eredivisie, de mannen spelen op het twee-na-hoogste niveau. “We hebben geen echt topsportbeleid”, vertelt Van der Horst. “We zijn een vereniging die gerund wordt door vrijwilligers. We zijn te klein om topsport te bedrijven.” Toch werd het damesteam van Kampong in 2002 landskampioen. De club had destijds een grote sponsor waardoor er twee toppers binnengehaald konden worden: Rachael en Natalie Grinham (De

Grinham-sisters). Van der Horst: “Dat was een eenmalig avontuur.”

Cricket Opgericht: 29 september 1902 125 leden 25 vrijwilligers 10 teams Er wordt gebruik gemaakt van de voetbalvelden (als het voetbal stilligt, in de zomer) 3 trainers

“Veel oudere leden, die niet meer voetballen of hockeyen, spelen nu jeu de boules” binnen een aantal jaren weer naar de top. “We zijn nu bezig een basis te leggen met een groep jonge spelers die ook de hele winter doortraint met twee andere coaches. Tot de zomer trainen zij puur op techniek, passes en kracht.” Kampong heeft een vrouwenteam dat op het hoogste niveau uitkomt; de ploeg werd een aantal keer landskampioen. De coaches zijn bij het cricket de enige betaalde

Jeu de boules Elke zomer komt er een speler/ coach uit een cricketland (Australië, Zuid-Afrika of NieuwZeeland) naar Utrecht. De cricketer komt hier voor vier maanden en traint dagelijks alle teams, van de jeugd tot en met het eerste. Ook speelt hij mee in het eerste team, zegt voorzitter cricket Floris Jansen, zelf oud-international. De mannen, die eind jaren tachtig en begin jaren negentig drie keer kampioen werden, spelen op het een-na-hoogste niveau. De club wil

Opgericht: 1 juni 1987 80 leden 9 vrijwilligers krachten. 2 teams 10 banen

Er is geen trainer en er zijn geen jeugdleden. “Er zijn zelfs nauwelijks leden onder de vijftig”, zegt Marius Verpalen, penningmeester jeu de boules. Veel oudere leden, die niet meer voetballen of hockeyen, spelen nu jeu de boules.

Medische begeleiding Alle selectieteams van de verschillende sporten hebben fysiotherapeuten. Ook is er op de club een centrum voor fysiotherapie. Zo’n vier keer per week is er ’s avonds vanaf zes uur een fysiotherapeut aanwezig. Sporters die klachten hebben, kunnen zich daar melden tijdens het inloopspreekuur. Federatiemanager Nico Kooij: “Het is laagdrempelig. Dat functioneert erg goed.” Het centrum voor fysiotherapie is gelieerd aan een grote praktijk voor fysiotherapie in Utrecht.

nummer 1 - 2011

COACH

49


FOTO: ANP PHOTO

column Mart Smeets 50

Mart Smeets is vanaf 1967 werkzaam in de (sport)journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als presentator, documentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomer- en Winterspelen en vele internationale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor Trouw, het Haarlems Dagblad, NUsport en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.

Bloedverwanten

Bij het afscheid van Marianne Timmer kwam dat filmpje weer boven uit Nagano 1998. Zij rijdt uit, haar coach, Peter Mueller wil haar opvangen, maar dan gebeurt er iets. Beiden struikelvallen en voeren de kortste paringsdans ooit uit. Beiden weten zich bespied door de wereld en krabbelen snel overeind, maar moppig is het wel. Hoe is het om een familielid te coachen? Je vrouw, je man, een kind, je nichtje… noem maar op. Hoe ging Mueller met zijn pupil Timmer om in die dagen na Nagano? Wat was er waar van dat speciale contract dat bestond. Dat bij eventueel schipbreuk lijden van hun huwelijk… Ja, zover ging het toen bij die vreemde, enigszins sportvreemde mensen van SpaarSelect, er werd een ‘liefdesclausule’ opgesteld. Als het niet meer ging tussen de echtelieden dan zou de coach weg moeten. Weet u nog wat een lawaai er toen plaatsvond? Het was Gianni Romme die de grote trom roerde en niets van de komst van Timmertje naar de ploeg wilde weten. Hij riep het hardop en werd later gecorrigeerd door andere schaatsers. Maar al die toppers wensten eigenlijk geen torteltjes binnen de ploeg te hebben, daar kwam het op neer. Het waren roerige tijden toen en de sponsor, een man die de publiciteit bepaald niet schuwde en die ook weer heel snel vertrok uit de schaatssport (na achterlating van heel wat onbegrip) tijdens een persbijeenkomst in Breda riep dat Timmer heus niet steeds bij de coach op schoot zou zitten, bleek hoe gevoelig deze zaken kunnen liggen. Ja, we kennen ze allemaal. Een ouder die een kind coacht, een man die zijn vrouw in de ploeg heeft, of welke andere kruisbestuiving dan ook. Hoe werd er binnen de volleybalwereld niet gekeken naar vader & zoon Selinger en hoe zuiver (en steenhard) gingen deze twee niet met elkaar om. En hoe zit dat in de hockeywereld? Bij het judo? Zwemmen? Basketbal? Overal dus. Waar begint je coachen en waar eindigt je persoonlijke band? Of hebben die zaken niets met elkaar van doen? Kan je, altijd en onder elke omstandigheid, consequent, open en eerlijk coachen en trainen met iemand die je kind of partner is? Ben je eerlijk of denk je niet dat je (ongemerkt) compenseert? Kun je als coach het steekveld ‘familiaire band’ uitschakelen zo gauw de coach-sporterverhouding begint? Dat is een interessante vraag. Ik maakte het zelf een seizoen mee. Ik trainde een ploeg waar mijn latere vrouw in speelde. Ik nam me steeds weer en eigenlijk ongewild voor ‘normaal’ te doen, maar gebeurde dat wel? Ik meen dat ik tegen haar soms extra streng of hard was en dat dan ook meteen inzag of voelde. Dat leidde dan tot lichte verwarring. Ik denk ook bij haar en misschien ook wel bij de andere speelsters. Ik heb Selinger sr. er wel eens over aangesproken. Hij was er kort over: ‘Avital is een van de twaalf spelers van de nationale ploeg. Peter Blangé is de eerste spelverdeler en Avital de tweede. Simpel.’ En Avital zei, veel later: ‘Ik moest mijn vader bewijzen dat ik ook recht had op speeltijd.’ Nou waren/zijn de Selingers staalhard, maar het blijven vader en zoon. Ooit, toen we het over Timmertje en die Amerikaanse coach hadden, zei een bekende schaatsenrijdster me: ‘Het blijft een gek idee dat die twee ’s avonds liggen te vrijen en dat hij haar de volgende ochtend op de ijsbaan staat uit te kafferen omdat ze haar best niet doet.’ En deze herinnering komt ook bij me boven. Toen Paolo Maldini ooit een vrij grove fout maakte en wisselen bij de Azzurri op zijn plaats leek, deed vader Cesare dat niet. Na de wedstrijd werd hem om uitleg gevraagd. Doodgemoedereerd zei senior: ‘Hij is een betere zoon dan speler en die laat je in het veld staan.’ Tot slot een nuchtere, typisch Amerikaanse zienswijze. Honkballer Cal Ripkin jr. over zijn coach, Cal sr.: ‘In het stadion is hij mijn coach, thuis mijn vader. Dat zijn twee verschillende mannen.’ Aan dat laatste twijfel ik.

COACH

nummer 1 - 2011


Neem jij je vak als trainer-coach serieus?

Volg dan een van de cursussen van NLcoach én krijg les van toppers als Peter Murphy, Henk Kraaijenhof en Henk Gemser!

Meer informatie op nlcoach.nl Wat heeft NLcoach jou te bieden? Cursus “Talentontwikkeling” Cursus “Elementaire Fysieke Training” Cursus “Fysieke Training voor gevorderden” Cursus “Basisvaardigheden Mental Coaching” Cursus “Mental Coaching gericht op individuele sporter” Cursus “Mental Coaching gericht op teams” Cursus “Mental Coaching gericht op de jeugdsporters” Leergang “Praktisch Coachen met Action Type® voor de sportcoach”

Profiteer van de kennis van ervaren topcoaches!


De juiste ondersteuning, de basis voor succes Als Official Supplier van NOC*NSF draagt Ricoh de Nederlandse sport al jaren een warm hart toe. We ondersteunen met veel enthousiasme de ambitieuze doelen van de vele sporters die hun dromen gaan verwezenlijken. Want alleen met een goede basis ontstaat topsport van het allerhoogste niveau. Ricoh. Moving Ideas Forward.

Ricoh Nederland B.V., Utopialaan 25, Postbus 93150, 5203 MB ‘s-Hertogenbosch, www.ricoh.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.