201102

Page 1

NLCOACH - 6e jaargang - nummer 2 - 2011

6e jaargang - nummer 2 - 2011

COACH van coaches - voor coaches - door coaches

Debat Oortjesverbod: coach nóg belangrijker ADO-coach Sarina Wiegman “Schande dat AZ stopt met de eredivisie” Einde contract Hoe blijf je scherp?

Meindert van Veen “Agressief coachen hoort bij mij” Thema

Generatiekloof: de twitterende coach

Hoe bind je jonge sporters | Modern communiceren | Het nut van omgangsvormen


Neem jij je vak als trainer-coach serieus?

Volg dan een van de cursussen van NLcoach én krijg les van toppers als Peter Murphy, Henk Kraaijenhof en Henk Gemser!

Meer informatie op nlcoach.nl Wat heeft NLcoach jou te bieden? Cursus “Talentontwikkeling” Cursus “Elementaire Fysieke Training” Cursus “Fysieke Training voor gevorderden” Cursus “Basisvaardigheden Mental Coaching” Cursus “Mental Coaching gericht op individuele sporter” Cursus “Mental Coaching gericht op teams” Cursus “Mental Coaching gericht op de jeugdsporters” Leergang “Praktisch Coachen met Action Type® voor de sportcoach”

Profiteer van de kennis van ervaren topcoaches!


voorwoord joop alberda

De Spelen 2028 als onderneming

@joopalberda

Als Nederland écht een serieuze kandidaat wil zijn om de Spelen van 2028 te organiseren, moet het roer drastisch om. Dat was de conclusie van een aantal sportbestuurders na een recente studiereis naar Brazilië. Geïnspireerd door de wijze waarop de Brazilianen erin slaagden om de Spelen van 2016 naar Rio te halen, zouden ‘wij’ onder meer het binnenhalen van de editie van 2028 als duidelijk doel moeten formuleren en niet als middel zoals nu. Verder zou – opnieuw gelijk het succesmodel van Rio – er een krachtige, ervaren leider moeten worden benoemd die het olympisch project vanaf nu tot de eindstreep leidt en binnensleept. De Brazilianen deden dat in de persoon van de ervaren volleybalbestuurder en IOC-lid Carlos Nuzman, die zo’n beetje twintig jaar van zijn carrière opofferde voor de olympische aspiraties van Rio de Janeiro. Als ‘Nederlandse Nuzman’ viel vervolgens de naam van IOC-erelid Hein Verbruggen. Zijn kennis, ervaring en autoriteit binnen de olympische familie zouden de Nederlandse aspiraties succesvol moeten maken. Dat het roer binnen het Olym­ pisch Plan om moet, is helder. Maar of Verbruggen – met alle respect uiteraard voor zijn ervaring en verdiensten voor de sport – daarvoor de juiste man is, is de vraag. Deze zomer wordt hij zeventig, van hem vragen om tot ver in het volgende decennium de olympische kar te trekken, is

nummer 2 - 2011

onzinnig. Ik denk dan eerder aan een sportpersoonlijkheid van statuur in de kracht van zijn leven, zo tussen de veertig en vijftig, het liefst ook met enige juridische en bestuurlijke ervaring. Iemand die van de OS 2028 écht zijn levenswerk kan en wil maken. Maar als het roer dan om moet, en dat moet het, laten we het dan wérkelijk eens anders benaderen. Het organiseren van de Olympische Spelen is een hele onderneming, eigenlijk moeten we het Olympisch Plan dan ook als een onderneming opzetten. En dus in handen geven van échte ondernemers. Ik zou dan ook willen pleiten voor een centrale rol van ondernemend Nederland, verenigd in de ondernemerskoepel VNO-NCW. Voorzitter Bernard Wientjes werd vorig jaar door de Volkskrant niet voor niets gekozen tot meest invloedrijke bestuurder van Nederland. VNO-NCW heeft de kennis, contacten en ‘lijntjes’ met politiek, bedrijfsleven én sport om een megaproject als het Olympisch Plan effectief te organiseren en er kracht achter te zetten. Olympisch succes betekent breed denken, buiten gebaande paden treden. Denk bijvoorbeeld eens aan een combinatie met Rijkswaterstaat en hang als uniek aspect het label ‘the 1st ever Games below sea level’ aan het Hollandse bid. Met een toekomstige koning die zijn sporen verdiend heeft in watermanagement én thuis is in de olympische beweging, geeft zoiets ons internationaal iets bijzonders. Wat een kansen!

COACH

3


FOTO: SOENAR CHAMID

uitgelicht

Succes op Nederlandse bodem bij WK baanwielrennen

FOTO: ANP PHOTO

Eind maart vond in Apeldoorn het WK baanwielrennen plaats. Nederland sloot het WK af met één gouden medaille (Marianne Vos op de scratch), één zilveren (Teun Mulder op de kilometer) en drie bronzen medailles (Kirsten Wild op het omnium; Theo Bos en Peter Schep op de madison en Teun Mulder op de keirin).


FOTO: ANP PHOTO


NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.

Hoofdredactie Joop Alberda & Joost de Jong Eindredactie Karlijn de Jonge E. karlijn.de.jonge@sportsmedia.nl 6e jaargang, nummer 2 april 2011 Aan dit nummer werkten mee Cors van den Brink Mariëlle van Bussel Jan-Cees Butter Nik Kok Kees Kooman Sven Remijnsen Toine Rongen Jaap Rozema Friso Schotanus Mart Smeets Steven Verseput John Volkers Redactieadres Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 Uitgever Michel van Troost E. michel.van.troost@sportsmedia.nl Marketing Daniëlle de Jong E. marketing@sportsmedia.nl

NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl

Meindert van Veen: “Agressief coachen hoort bij mij”

Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 600 47 80 F. 030 - 605 26 18 E. info@sportsmedia.nl Abonnementen Regulier abonnement € 29,75 per jaar (incl. 6% btw). Studentenabonnement € 22,75 per jaar (incl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV.

16 Oortjesverbod: coach nóg belangrijker 10

Ontwerp en opmaak Wielaard Studio, Belfeld Drukker DeltaHage, Den Haag Coverfoto Soenar Chamid

Lidmaatschap NLcoach Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach.

ADO-coach Sarina Wiegman: “Schande dat AZ stopt met de eredivisie” 36

Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.

©2011 NLcoach/Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813

6

Inhoud

COACH

nummer 2 - 2011

einde contract: Hoe blijf je scherp? 40


thema

Generatiekloof En verder… Succes op Nederlandse bodem bij WK baanwielrennen

Inleiding

4

Kort nieuws

9

De column van John Volkers

15

Martin Truijens over de RPE-methode van Carl Foster: “Hoe was de training?” Sportservice Noord-Holland: Struikelen over de generatiekloof Sportontwikkelingen: Moeten voetballers helmen op? Schaatscoach Jillert Anema: “Ik werd met de wijsvinger omhoog geboren” Jeugdige dam- en schaakgrootmeesters: Altijd honderden zetten in je hoofd Volleybalvereniging Spiker in Eerbeek Jongens gevraagd! De column van Mart Smeets

23

Hoe bind je de jongeren van nu? “Durf je kwetsbaar op te stellen” 24

Turntrainer Rob Stout: Coach om u tegen te zeggen

26

20 35 38 42 44 46

Praktijktips: Hoe coach je de sporter 29 van de 21ste eeuw?

Woordenlijst voor modern communiceren. En ook: wat zeg je niet!

31

Theo Joosten, bijna 40 jaar atletiekcoach: In Afrika staat grijs voor wijs

32

50

nummer 2 - 2011

COACH

7


DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE ABN AMRO Sport & Entertainment Desk Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiële vraagstukken die spelen tijdens en na uw professionele carrière als ook in uw priveleven. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze speciale site. Wij komen graag met u in contact. Kijk op abnamro.nl/sed of bel: +31 (0)20 - 628 10 47


kort nieuws

Speciaal congres voor schaatstrainers en -coaches Op 17 juni 2010 organiseren NLcoach, de schaatsbond KNSB en de Nederlandse Schaats Trainer Vereniging NSVT een speciaal congres voor schaatstrainer-coaches. Gedurende een middag- en avondprogramma wordt er een mix gemaakt tussen sportspecifieke en sporttakoverstijgende onderwerpen. Ga voor meer informatie over dit congres naar www.nlcoach.nl/ congressen.

Coach-quotes “Sport is niet heiliger dan de samenleving. Er zal altijd bedrog zijn.” IOC-voorzitter Jacques Rogge in de Volkskrant. “Ik ben totaal niet blij met Edwin Benne als bondscoach. Hij heeft niet de ervaring om de eigenwijze jongens uit het team op hun plek te zetten. Maar er wordt door de bond totaal niet naar ons geluisterd, daar ben ik gigantisch boos om. Ik twijfel erover of ik me deze zomer beschikbaar stel voor Oranje.” Volleybalinternational Yannick van Harskamp tegen NOS Langs de Lijn. “Ik denk dat de de spelers zich er wel van bewust zijn, of in elk geval van zouden móeten zijn, dat het niet bereiken van bepaalde doelstellingen de afgelopen jaren, vooral te maken heeft met henzelf.” Edwin Benne na zijn aanstelling als bondscoach.

De coaches van Mark Tuitert In zijn biografie Vancouver210210 vertelt Mark Tuitert openhartig over zijn twee coaches, Peter Mueller en Jac Orie. “Beuken, beuken, beuken. Zo kon je de trainingsaanpak van SpaarSelect-coach Peter Mueller het beste omschrijven. En dan niet rustig opbouwen. Nee, vanaf de eerste training – in de zomer van 2000 – werd er keihard gewerkt.” Niet alleen de trainingen, ook de trainingskampen zijn bij Mueller anders dan bij andere coaches. Dat blijkt onder andere in 2001. “Het eerste gezamenlijke trainingskamp was eind april in Lake Havasu, Arizona. Niet omdat daar een geavanceerd trainingscentrum was gevestigd, nee, vooral omdat op die plek de speedboot van Peter Mueller lag. Wat we daar hebben uitgespookt, sloeg eigenlijk nergens op. Het was meer een vakantie dan een trainingskamp, samen met vrouwen en vriendinnen.” In 2002 wordt Mueller uitgekocht door SpaarSelect en wordt Jac Orie Tuiterts nieuwe coach. “Jac was voor mij onbetwist de juiste man. Als bewegingswetenschapper weet hij alles van fysiologie, maar hij is ook schaatser geweest en kent de sport tot in de kern.” Met Orie behaalt Tuitert uiteindelijk het grootste succes denkbaar: goud op de 1.500 meter op de Olympische Winterspelen. “Ondanks alle tegenslagen is Jac altijd vertrouwen in me blijven houden, daar ben ik hem heel dankbaar voor.”

Vancouver210210 Titel: Vancouver210210 Auteurs: Mark Tuitert & Tim Senden Prijs: € 19,95 incl. btw ISBN: 978-90-5472-154-3 Omvang: 216 pagina’s Te bestellen via www.sportsmedia.nl

Data cursussen tweede helft 2011

De data van de cursussen die NLcoach aanbiedt in de tweede helft van 2011 zijn bekend. Zie hiervoor het activiteitenoverzicht. Cursus/congres Congres ‘Kracht en Conditie’ in samenwerking met Sportservice Flevoland Algemene Leden Vergadering Schaatstrainer-coaches congres Cursus ‘Basisvaardigheden Mental Coaching’ Cursus ‘Mental Coaching gericht op de individuele sporter’ Cursus ‘Mental Coaching gericht op teams’ Cursus ‘Talentontwikkeling’ Cursus ‘Mental Coaching gericht op jeugdsporters’ ‘Basiscursus fysieke training’ Cursus ‘Fysieke Training voor gevorderden’ Congres voor wielrentrainer-coaches

Datum 27 mei 2011

Locatie Topsportcentrum Almere

6 juni 2011 17 juni 2011 29 augustus, 12 september en 26 september 2011 1 september, 15 september, 29 september en 13 oktober 2011 7 september, 21 september en 5 oktober 2011 31 oktober, 14 november en 28 november 2011 29 november, 6 december en 13 december 2011 13 september, 20 september en 27 september 2011 27 oktober, 10 november, 17 november en 1 december 2011 4 november 2011

Huis van de Sport in Nieuwegein In de omgeving van Utrecht Breda Zwolle Amsterdam Den Bosch Rotterdam Heerenveen Nieuwegein Huis van de Sport in Nieuwegein

Ga voor meer informatie over de activiteiten naar www.nlcoach.nl. nummer 2 - 2011

COACH

9


debat

“Zonder oortjes wordt de coach nóg belangrijker” De discussie over communicatieapparatuur verdeelt het wielerpeloton. Voorstanders van de zogenoemde oortjes bepalen de beeldvorming. Maar er zijn ook tegenstanders. “Het oortjesverbod bij de junioren en beloften heeft een positieve uitwerking gehad.”

COACH

het oortjesverbod. Zware ongelukken uit het verleden worden opgerakeld om hun standpunt kracht bij te zetten. Oud-renner Maarten Ducrot, tegenwoordig tv-commentator bij de NOS, bestrijdt dat wielrennen gevaarlijker is zonder communicatieapparatuur. “Als een ploegleider door je oor telefoneert dat er zand in de bocht ligt, dan wordt die bocht daar echt niet veiliger van. In het peloton moeten de renners elkaar waarschuwen.” Volgens de UCI, de internationale wielerunie, worden de renners te veel gedresseerd door hun ploegleiders als ze constant met elkaar in contact staan. Dat zou geen ruimte meer laten voor onverwachte ontwikkelingen die een wedstrijd kleuren. Vierhouten brengt daar tegenin dat de inbreng van de ploegleiders wordt overschat. “Er gebeurt zoveel voor, in en achter het peloton, dat een ploegleider echt geen tijd heeft om constant naar het schermpje in zijn auto te kijken. Hij is geen regisseur van een televisieprogramma. Een wielrenner

“Het oortjesverbod zal de sport veranderen” [Zeeman]

Door: Sven Remijnsen

10

“Het oortjesverbod brengt het profwielrennen terug naar het stenen tijdperk”, vindt Aart Vierhouten, ex-beroepsrenner van Rabobank, Skil-Shimano en Vacansoleil. “Dat is net zo belachelijk als de middeleeuwse toestanden in het voetbal, waar de FIFA het blijft vertikken technologische hulpmiddelen te gebruiken. Het gaat om wielerploegen waar miljoenen in worden gestoken, daar moet men kunnen communiceren met de beste middelen.” Merijn Zeeman, ploegleider en trainer van de Skil-Shimano-ploeg, wijst op de veiligheid van de coureurs. “Die wordt bevorderd door contact via oortjes. Vorig jaar is een Nederlandse belofte, Jelle Lugten, bijna verongelukt toen hij botste op een auto die op het parkoers was terechtgekomen. Als oortjes in die wedstrijd toegestaan waren geweest, had hij tijdig gewaarschuwd kunnen worden. Daar kan de UCI niet zomaar omheen.” Veel profs gebruiken een dergelijk argument in hun strijd tegen

nummer 2 - 2011


FOTO: ANP PHOTO

“Autonomie is de kern van je bestaan als renner” [Ducrot] zal op bepaalde momenten altijd zelf beslissingen moeten nemen. Als een tegenstander demarreert, moet je in een fractie van een seconde handelen. Blijf je zitten of spring je mee?” ‘Het zelfoplossend vermogen’ van een renner, noemt Ducrot dat. Hij refereert aan de Duitse coureur Jens Voigt, die in een felle open brief de oortjes verdedigde. “Voigt schrijft dat hij dankzij de technologie weet wie er op kop rijdt en wat de voorsprong is, zodat hij zijn inspanning daarop kan aanpassen. Dat is toch gewoon valsspelen? Hiermee wordt wielrennen een voorgeprogrammeerd spel. Autonomie is de kern van je bestaan als renner. Je rijdt van A naar B en moet alles oplossen wat je onderweg tegenkomt. Dat is de essentie van de sport en maakt je

een geloofwaardige winnaar voor het publiek.” Ducrot krijgt bijval van Niki Terpstra, een van de weinige profs die geen geheim maakt van zijn afkeer van de oortjes. “Ik ben er geen voorstander van”, zei hij onlangs nog. “Zonder communicatie is de koers opener. Anders is het allemaal zo gecontroleerd, dat maakt de koers minder leuk. Het is nu zo voorspelbaar, je weet toch al wat de ploegleiders in de auto gaan zeggen. En je hebt maar een heel klein beetje voordeel van de informatie.” De Nederlands kampioen, dit seizoen in Belgische dienst bij QuickStep, dicht zich zonder communicatieapparatuur meer kansen toe. “Als niemand het heeft, moet je weer zelf gaan nadenken in de koers en dan komt het weer aan op

je eigen koersinzicht. Het lijkt mij dat dit de koers veel leuker maakt voor het publiek en ook voor de renners zelf. Voor mij in elk geval wel.” Koersinzicht is een vaardigheid die een renner door de jaren heen ontwikkelt. Bij de categorieën direct onder de profs werd om die reden het gebruik van oortjes enkele jaren geleden afgeschaft. “Er werd te veel gestuurd vanuit de auto”, zegt Vierhouten, bondscoach van de Nederlandse junioren en beloften. “Jonge renners stapten over naar de profs en wisten ineens niet meer wat te doen. ‘Wat nu? Vroeger kregen we het altijd te horen.’ Dat probleem werd zo groot dat ingrijpen noodzakelijk was.” Vierhouten, tegenstander van een oortjesverbod bij de profs, juicht

nummer 2 - 2011

COACH

Volgens sommigen krijgt de coach een belangrijker rol als de oortjes afgeschaft worden. “Je taak voor en na de wedstrijd wordt veel groter, evenals je rol in het opleidingstraject van de renner.”

11



FOTO: ANP PHOTO

Maarten Ducrot bestrijdt dat wielrennen gevaarlijker is zonder communicatieapparatuur. “In het peloton moeten de renners elkaar waarschuwen.”

het verbod bij de junioren en beloften dus toe. “Dat heeft een positieve uitwerking gehad. Het is beter om je hoofd drie keer tegen de muur te stoten en dan te begrijpen hoe het moet, dan dat je alles steeds krijgt voorgekauwd. De basis moet bekend zijn, actie en reactie moeten uit de renner zelf komen. Hij moet leren wielrenner te zijn.” Zeeman kan zich daar helemaal in vinden. Hij staat enerzijds achter de profs die omwille van hun eigen veiligheid met communicatieapparatuur willen rijden, maar

vindt anderzijds ook dat de oortjes de ontwikkeling van een renner in de weg staan. “Het oortjesverbod zal de sport veranderen”, voorspelt hij. “Het heeft een enorme impact op sporters die altijd gewend zijn geweest om direct te communiceren met hun ploegleider en ploeggenoten. Dat vereist een omschakeling die heel veel energie zal kosten. Het is een interessante ontwikkeling en een grote uitdaging.” Niet alleen voor de renners, maar zeker ook voor hun coach. “Die moet zijn sporters zodanig opleiden dat ze tactisch overal op

kunnen anticiperen. Ze moeten zelf beslissingen nemen en oplossingen verzinnen. Het klinkt misschien gek, maar zonder oortjes wordt de coach nóg belangrijker. Er wordt veel meer van hem gevraagd.” Zoals? “Situaties trainen en nabespreken om ze in de toekomst te kunnen voorkomen of oplossen, bijvoorbeeld. Je taak voor en na de wedstrijd wordt veel groter, evenals je rol in het opleidingstraject van de renner. Daarom is het goed dat junioren en beloften nu niet meer met oortjes rijden. Zij kunnen al zonder, dat maakt het makkelijker voor iedereen.” Volgens Zeeman zullen bepaalde ploegleiders de gevolgen ondervinden. “Vroeger namen zij altijd alle beslissingen. Ze konden, met een hartslag van 100, helderder nadenken dan een renner met een hartslag van 200. De slimste renners die de koers goed doorzagen, zoals Wilfried Peeters en Steven de Jongh, zijn na hun carrière achter het stuur terechtgekomen. Zij brengen hun eigen tactiek, uit hun tijd als renner, over op hun sporters. Maar is dat altijd goed? ‘Waak ervoor dat je geen ‘be like me’-coach wordt’, zei Peter Murphy al.” Uiteindelijk, zo denkt Zeeman, kunnen de renners beter worden van het oortjesverbod. “Binnen de ploeg zullen zich leiders ontwikkelen, die hun stempel durven te drukken op een team en op een wedstrijd, die beslissingen durven te nemen. Het is de taak van de coach om die ontwikkeling te stimuleren.” Dat zal Ducrot deugd doen. “Renners mogen geen trekpoppen meer zijn.”

“Zonder communicatie is de koers opener” [Terpstra] nummer 2 - 2011

COACH

13


R xona Re xo on na a is ‘‘s s wer ere ellds ds best ve errk koc ocht h e anti-transpirant anti transpirant (bron: Nielsen 20 2010) 10 0)

WAT DE UITDAGING OOK IS!

48u bescherming


Vergrootglas Of wij wel wisten, wat ‘jullie’ van de media, hem en zijn sporters allemaal aandeden? Hoeveel lapwerk hij wel niet had te verrichten, als wij op maandag in de krant of dinsdag in een column of woensdag in een weekblad vaststelden dat Wouter, Ireen of Jorien er niks of weinig van gebakken hadden? Dan hadden die Amerikanen of lieden uit andere kleine schaatslanden het maar makkelijk. Die kunnen op de maandag na de wedstrijd gewoon beginnen met hun volgende week van training of voorbereiding op een aankomende wedstrijd. Hij, Gerard Kemkers, de coach met de kostbaarste ploeg van de wereld (TVM), kon dat nou toevallig net niet. “Ik ben er soms de maandag, dinsdag en de woensdag aan kwijt om die laatste wedstrijd en alle publicaties daarover achter ons te laten”, klaagde hij aan het einde van het seizoen, over niets en niemand in het bijzonder. Het ging in de persbar, op de eerste verdieping van het stadion te Inzell, over Ireen Wüst, de vrouw die deze winter drie wereldtitels (allround, 3 kilometer en 1.500 meter) veroverde. Ireen vloog, schreven wij aarzelend. En vanaf februari in koor. Dan, als koorzang wordt aangeheven, dan hoef je er als coach niets meer aan te doen, zei Kemkers. Positieve pers helpt, negatieve pers barricadeert. Niet dat wij, van de Nederlandse schaatspers, dat niet wisten. Maar om nu de werkelijkheid geweld aan te doen, daar zijn wij, rapporteurs van de gebeurtenissen in de sport, nu ook weer niet voor aangesteld. Peptalk, optimisme en rozengeur zijn voor coaches. Lastig dat pupillen dat blijkbaar niet altijd geloven. Dat ze het pas klakkeloos slikken, Dan, als koorzang wordt wanneer de media op soortgelijke toon gaan berichten. Ik schreef een lovend portret over Ireen Wüst, op de ochaangeheven, dan hoef je er als tend van de WK allround in Calgary. Die verhalen waren vroeger rijp voor de knipseldienst. Tegenwoordig gaan ze coach niets meer aan te doen via de berichtendienst en de Twitteraccount van oud-journalist Hans Wilbrink de wereld rond. Ze worden gelezen en van waarde voorzien. ‘Heb je Wilbrink gelezen?’, is een staande uitdrukking in de schaatswereld van tegenwoordig. Ik voorspelde op TVM schaats-tv dat Ireen Wüst wereldkampioen zou worden. Waarom, vroegen ze. Ik zei: nou gewoon. Ik had het gevoel gekregen dat Wüst in vorm steeg, terwijl de concurrentie (Europees kampioen Sablikova, wereldkampioen sprint Nesbitt) op de weg naar beneden was beland. Kijken, praten, oordelen, zo werkt dat in de journalistiek. Wüst heb ik ook verscheidene keren geen schijn van kans gegeven. Dan zat haar enorme eerzucht haar in de weg. Dan riep ze dat ze goed was, maar dan was ze eigenlijk nog te uitgeput van zware trainingen of verlammende wedstrijden om een kans te maken. Dan schreef ik dat ze er verschrikkelijk uitzag, zoals bij de WK van Hamar in 2009. Dan was de pers geen duw in de rug. Gerard Kemkers werd een jaar geleden na de foute wissel van Sven Kramer op de olympische 10 kilometer in de media over de knie gelegd. Later bleek Kramer in zijn aanpak van dat jaar te hebben geforceerd. Er waren tal van redenen om de topcoach in de media aan te pakken. Zo werkt topsport. Wat je doet, komt onder een vergrootglas. Dan is de pers hard, al zei Kemkers dan heel stoer dat hij niet viel te raken. “De kritiek van de buitenwereld steekt mij allang niet meer.” Kramer kon zijn coach dit seizoen niet rehabiliteren. Ireen Wüst was de vrouw die dat bijna in haar eentje deed. Ze ging na haar wereldtitel op de 1.500 meter door de knieën voor de trainer die zij hoog heeft zitten. Het was aandoenlijk, maar ook theatraal. Misschien had het wel andersom gehoord?

nummer 2 - 2011

COACH

column JOHN VOLKERS

John Volkers is ruim twintig jaar sportverslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en acht EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995), voetbal (De Internationals, 1999) en zwemmen (Zwemmen in goud, 2008). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.

15


COVERINTERVIEW

Meindert van Veen, gelauwerd topcoach en maatschappelijk werker tegelijk

“Soms vertellen speelsters mij dingen, die gaan heel ver en diep” Meindert van Veen (60) staat al dertig jaar synoniem voor (vrouwen)basketbal. Hoogste tijd voor een openhartig gesprek met de onlangs geridderde Heldenaar, bondscoach van Oranje met vijftien landstitels op zijn curriculum vitae. Over opofferingen, incest, klootzakken, ambitie en zijn onorthodoxe manier van coachen. “Er is tijdens het seizoen eens een half team tegelijk bij mij weggelopen.” Door: Jaap Rozema

Gezellig eens ’s avonds met de hele familie thuis aan tafel eten? Komt volgens Meindert van Veen zelden voor. “Ik geef elke avond training en in het weekeinde is er een wedstrijd.” Soms, als de agenda’s van zijn vriendin en twee (basketballende) kinderen het toelaten, gaan ze op zondag wel eens uit eten. Topsport vraagt nu eenmaal offers, Van Veen klaagt er niet over. Zijn familie evenmin. In 1978 rolde de Heldenaar per toeval de wereld van het coachen in, toen er bij zijn club iemand opstapte en er niet zo snel een adequate vervanger voor de meisjesjunioren beschikbaar was. Aanvankelijk zou hij de honneurs waarnemen om het seizoen volgens eigen zeggen ‘uit te zingen’. “Maar vanaf dat moment is het eigenlijk één succesverhaal geworden”, stelt Van Veen in alle bescheidenheid. Op een ruim tweejarig experiment bij de mannen na – goed voor één landstitel met Commodore – wijdde hij zijn leven aan de vrouwentak in Den Helder, zijn geboortegrond. “Kennelijk ben ik een persoon die bij één club kan blijven en geen houdbaarheidsdatum heeft”, lacht hij. “Ton [Boot, red.] had die wel. Ik heb in Den Helder een tijd met hem samengewerkt. Die

16

COACH

nummer 2 - 2011

moest na een tijdje echt wegwezen, want dan was iedereen er wel klaar mee. Gechargeerd zei Ton: ‘De spelers zijn allemaal klootzakken. En zo moet je ze ook behandelen.’ Met die werkwijze is hij enorm succesvol geweest. Ik heb een heel andere verstandhouding met mijn spelers, moet een relatie met ze opbouwen. Want ik vraag veel van ze. Zoals Ton werkt, kan ik niet werken. Spelers zijn voor mij geen nummers.” Had je ooit kunnen bevroeden dat vrouwenbasketbal je leven zou gaan bepalen? “In het begin niet, toen ik jongens en meisjes begon te coachen. Nadat ik in 1978 startte met die meiden, omdat hun coach wegging, werd de band natuurlijk hechter. Dan wordt het ook moeilijker om los te laten, zeker als je successen behaalt. Het beviel mij wel, en die meiden ook.” Hoe zou jij je stijl willen omschrijven? Je bent hard, cynisch, onorthodox en langs de lijn prominent aanwezig. “Ja, dat klopt wel. Voor een aantal speelsters, zo is gebleken, ben ik geen goede coach. En dat zijn geen


FOTO: SOENAR CHAMID

slechte speelsters. Ik heb gemerkt dat ik speelsters moet coachen die beter willen worden. Gearriveerde speelsters kan ik bijvoorbeeld niet coachen. Ik wil maar één ding: jou beter maken. En als jij jezelf goed vindt, gaat dat niet werken. Dat zorgt bij mij voor een stuk frustratie en bij de ander ook. Want ik ga jou vertellen dat je iets niet goed doet, terwijl jij zegt: ik ben al een ster. Het is ook gebeurd dat op de helft van het seizoen een halve ploeg opstapte. We hadden het jaar daarvoor alles gewonnen en dan zeiden ze: ‘Man, wat lul je nou? We winnen toch?’ Dat is voor mij niet voldoende. Ik wil beter worden. Ik heb daar overigens wel een les van geleerd.”

Waarom moet je wel blijven coachen? “Vanwege de enorme liefde voor de sport. Die is onvoorwaardelijk. En vanwege mijn toewijding aan een groep, of het nou de club is of het Nederlands team. Voor een aantal zou je het nooit meer doen, voor een aantal blijf je het doen. Loyaliteit is voor mij ook heel belangrijk. Alles wat ik gecoacht heb, is bij deze club. Ik vind het leuk een jonge speelster te zien uitgroeien tot een volwaardig international. Het mooiste vind ik dat speelsters die vroeger met een spandoekje langs het veld stonden om ons aan te moedigen, nu zelf in de top spelen. Ik krijg ook veel

Heeft je manier van coachen je vaak problemen opgeleverd? “Nog steeds. Het levert mij constant problemen op. Ik denk dat ik wel honderd dingen kan opnoemen waarom ik niet zou moeten coachen, maar dat het moeilijk is om vijf dingen op te noemen waarom ik wel moet coachen. Toch zijn die vijf dingen kennelijk zo overheersend dat je die andere honderd op de koop toe neemt.”

“Als je een agressieve speelstijl hebt, vind ik ook dat je een beetje op die manier moet coachen” nummer 2 - 2011

COACH

Meindert van Veen heeft in zijn loopbaan vooral vrouwenteams gecoacht. “Het kost veel meer moeite een vrouwenploeg te maken. Maar als je ze een keer zover hebt, gaan ze er helemaal voor.”

17


debat coverinterview

terug van speelsters die wel goed inschatten wat je aan het doen bent.” Je wilt een relatie met je speelsters ontwikkelen. “Dat moet ik wel. Anders kan ik al die dingen niet van ze vragen. Ik vraag enorm veel van ze, hak nog wel eens op ze in tijdens wedstrijden en trainingen. Dan moet er een bepaalde band zijn, anders lukt het niet. Daarom moet ik er ook voor zorgen dat het na de wedstrijd afgelopen is. Daarna heeft het geen nut meer. Dat doe ik ook niet meer.” Ben je zelf emotioneel? “Het heeft met je karakter te maken. Kijk, ik heb ergens gelezen dat de helft van de coaches in Amerika op pilletjes en warme melk leeft om een maagzweer te voorkomen. Dat wil ik dus absoluut voorkomen. Het is niet heel bewust dat ik zo schreeuw, maar ik wil me wel gewoon uiten. Ik wil een uitlaatklep hebben, wil dat het team met passie speelt. Als je een agressieve speelstijl hebt, vind ik ook dat je een beetje op die manier moet coachen. Ik geloof er niet in dat zoiets lukt als je rustig aan de kant zit. Dan houd ik het ook niet vol, denk ik.” Je hebt ruim twee seizoen het herenteam gecoacht, verder altijd de vrouwen van Den Helder. Ben jij een typische vrouwencoach? “Denk het niet. Ik kan ook heren coachen. Maar er zitten verschillen in, tussen het coachen van dames en heren. Het ego van de man is over het algemeen veel en veel groter. Die zullen sneller naar een ander wijzen. Bij heren kunnen klootzakken ook met elkaar spelen. Ik vind dat knap. Je speelt met iemand die je een boerenlul vindt, maar omdat hij je helpt kampioen te worden, is dat geen probleem. Bij vrouwen heb ik de ervaring dat ze iets eerder bij zichzelf te rade gaan. Als bij de heren de successen er zijn, komt de sfeer ook. Als bij de dames de sfeer er is, komen de successen. Dat slaat de spijker redelijk op zijn kop, vind ik. Meiden zijn ook veel loyaler. Het kost veel meer moeite zo’n ploeg te maken. Maar als je ze een keer zover hebt, gaan ze er helemaal voor. Die spelen echt voor de coach, gaan voor je door het vuur. Mannen doen dat niet. Die spelen voor zichzelf en hun cijfertjes om het jaar erop ergens anders een paar dubbeltjes meer te krijgen.” Zijn er dingen waar je je bij de vrouwen aan stoort? “Waar ik moeite mee heb is dat ze zichzelf soms onderschatten. Bij de mannen willen al die haantjes de wedstrijd beslissen als het spannend is. Iedereen wil de bal. Als meiden in diezelfde situatie zitten, moet je ze gewoon dwingen een beslissing te nemen. Er zijn weinig speelsters die zeggen: geef mij die bal, ik

18

COACH

nummer 2 - 2011

regel het. Laat nou zien wat je kunt. Ik weet niet wat dat is, een soort misplaatste nederigheid. Vrouwen vinden het ook heel moeilijk boven het maaiveld uit te steken. Goeie speelsters gaan zich sneller aanpassen aan het mindere niveau. In principe zijn meiden heel sociale figuren, hebben meer een coach nodig dan mannen. Dat is ook de reden waarom ik liever vrouwen coach. Ik heb wel eens met coaches van Europese herentopteams gesproken. Die zeggen: als je echt wilt coachen, moet je een jeugdteam nemen. Op topniveau bij de heren is coachen vooral egomanagement. Daar moet je de grote sterren tevreden houden. Ik geloof ook wel dat het zo is. Dat geeft meteen de waarde van zo’n coach aan.” Wat voor aanpak hebben vrouwen in jouw ogen nodig? Af en toe een schouderklopje? “Natuurlijk. Meiden zijn gevoelig. Even aaien, een tik op hun kont of een arm op de schouder… Maar er zijn ook meiden die absoluut niet willen dat je aan ze zit. Dat weet je ook meteen, dan moet je dat vooral niet doen en gaan forceren. Ik ben wel een coach van even aan elkaar zitten, daar houd ik wel van. Ook om aan te geven dat je om ze geeft, betrokken bent. Maar dat moet je wel leren, dat kan niet met iedereen.” Je bent ook min of meer opvoeder. “Je maakt zoveel met ze mee, ze zitten in zo’n belangrijke periode van hun leven. In al die jaren heb ik van alles met ze meegemaakt, van incest tot abortus, scheidingen en relaties. Ze willen dat bij jou kwijt, omdat ze ermee zitten. Je wilt niet weten wat ik allemaal op mijn bord krijg. Je bent tegelijk ook een soort maatschappelijk werker. Vind ik soms best vervelend, want ik kan wat ik hoor verder aan niemand kwijt. Ik heb het meegemaakt dat die meiden enorm in de shit zitten, ik zo’n gozer dan een klootzak vind, maar dat ze vervolgens toch weer aan het wippen zijn. Je krijgt wel mee als het niet goed gaat, maar niet als het wel goed gaat. Binnen de groep hoor je of iemand problemen heeft, dan wil je ze daar ook mee helpen. Nadeel voor mijzelf is dat ik sommige dingen heel slecht een plek kan geven. Als je dan andere mensen ziet en dit en dat van ze weet denk je: godverdomme. Maar je kunt er niets mee. Want ik heb dat vertrouwen aan een ander gegeven. Vind ik heel moeilijk, want het liefst zou je het uitschreeuwen of iemand een klap voor zijn kop geven.” Is dat typisch iets wat bij vrouwen hoort? “Ja. Mannen zullen dat nooit doen. Die voelen zich daar te groot voor. Het is typisch iets wat meiden doen. Soms komen er dingen naar buiten: oei, oei, oei. Maar in een bepaalde setting vertellen vrouwen, tegen mij alleen of in de groep, toch dingen waar ze


mee zitten. Dan is er opeens een enorme behoefte. Dingen die niets met basketbal te maken hebben soms. Maar als je problemen samen probeert op te lossen, wordt de band toch sterker. Je hebt soms meer invloed op meiden dan hun ouders. Het gaat hartstikke ver en diep. Dat komt ook door wie ik ben, ik stel me er voor open. Een van mijn oud-speelsters kreeg borstkanker. Je kunt zeggen: wat kan mij het schelen, je speelt niet meer bij me. Maar die probeer je dan toch te helpen. Het is iets wat bij me hoort. Zij moeten van mij heel veel slikken, maar ik sta altijd voor ze klaar. Ze kunnen dag en nacht bij mij terecht. En dat weten ze.” Iets anders. NOC*NSF heeft geld beschikbaar gesteld om het ambitieuze programma te ondersteunen van de nationale vrouwenploeg, waar jij voltijds bondscoach gaat worden. “Als het doorgaat, ben ik klaar met de club. Maar ik heb nog niets van de bond gehoord. De NBB blinkt uit in zwijgen. In augustus hebben ze gevraagd of ik voltijd bondscoach wil worden. Daar heb ik ja op gezegd. Sindsdien is het redelijk stil. Ik vind dat stijlloos. Op mijn werk vroegen ze of ik meer uren wilde werken. Toen heb ik nee gezegd, waarna ze op zoek zijn gegaan naar iemand anders. Per 1 januari is mijn contract opgezegd en zit ik dus thuis. Gezellig, maar niet heus.” Je hebt in je leven nogal wat offers gebracht om coach te kunnen zijn. Ook financieel. “Mijn ouders hadden zes snackbars, een strandpaviljoen, hotel, restaurant en nachtclub. Daar had ik natuurlijk ook wel iets van kunnen maken. Maar ik heb ooit de beslissing genomen iets te gaan doen wat ik leuk vind. Heeft wel heel veel consequenties. Ik hoor soms mensen praten over wintersport, maar dat kan ik me echt niet veroorloven. Mijn vrouw werkt nu in het onderwijs, zij maakt het mede mogelijk dat ik dit kan doen. We kunnen de bende net draaiende houden, dan houdt het gewoon op. Als we van de zomer twee weken op vakantie kunnen, hebben we het gehad. Maar goed, dat zijn de consequenties van mijn keuze. Had ik maar een vak moeten leren, hè?”

“Ik ben wel een coach van even aan elkaar zitten, daar houd ik wel van. Maar dat moet je wel leren, dat kan niet met iedereen” nummer 2 - 2011

COACH

19


training

Martin Truijens over de RPE-methode van Carl Foster

“Hoe was de training?”

“Hoe was de training?”

waardevolle informatie, zegt Foster. Al te vaak blijkt dat wat de coach bedoelt als een relatief licht programma, door de sporter anders wordt ervaren – en andersom. De RPE-methode oogt echter wel héél eenvoudig. Foster laat sporters na elke training, of per onderdeel van de training, een cijfer geven tussen de 1 en de 10.

Een simpele vraag, een eenvoudig antwoord. Kort na de training geeft de sporter de zwaarte van weer in een cijfer tussen de 1 en de 10. Het model is ontwikkeld door de Amerikaanse hoogleraar Carl Foster en helpt de coach te analyseren of de bedoeling van zijn training door de sporter ook zo wordt ervaren of juist niet. Zwemcoach Martin Truijens gebruikt de ‘Rating of Perceived Exertion’ (RPEmethode) en vertelt over zijn ervaringen.

Door: Cors van den Brink

20

COACH

nummer 2 - 2011

FOTO: WIM HOLLEMANS

de geleverde inspanning

F

oster was vorig jaar een van de inleiders op het tiende congres over Sport, Wetenschap en Technologie in Eindhoven. Hij is hoogleraar aan de Universiteit van Wisconsin-La Crosse. Foster liet zien dat topsporters de afgelopen decennia steeds meer trainingsuren zijn gaan maken, vooral qua extensieve training. Dat is goed, zegt de Amerikaan, want hoe meer rustige trainingsarbeid je verricht, des te steviger je de intensieve training kunt doen. Bovendien: als er geen ‘makkelijke dagen’ in het programma zitten, zie je het prestatieniveau snel afnemen. Maar wat is een zware en wat is een lichte training? Spreken coach en sporter dezelfde taal als ze het daarover hebben? Natuurlijk zijn er objectieve maatstaven, zoals hartslag en lactaat. Maar ook de beleving van de sporter biedt

Hoe zwaar? Martin Truijens is goed bekend met de methode en past die als hoofdtrainer bij het Nationaal Zweminstituut Amsterdam ook regelmatig toe. Momenteel telt zijn ploeg acht sporters, die meestal tweemaal per dag in het water van het Sloterparkbad liggen. “Er is dus veel contact en ik heb rond de trainingen veel kleine gesprekjes met de zwemmers die me informatie bieden. We hebben een cultuur waarin mensen makkelijk kletsen met elkaar en met de trainers. Maar in de intensievere periodes monitoren we specifieker.” RPE is daarbij een van de instrumenten. “Ik heb Foster leren kennen als een collega van Jos de Koning. Foster gaf af en toe gastcolleges op de faculteit Bewegingswetenschappen aan de VU, waar ik zelf studeerde. Zelf heb ik naderhand ook in Dallas in de VS gestudeerd en kwamen we elkaar wel tegen op congressen. We hadden altijd een leuk contact. Wat me in RPE aanspreekt, is dat het makkelijk is toe te passen en dat het de


FOTO’s: KNZB

Foto links: Martin Truijens loopt tijdens de trainingen met een paar stopwatches om de nek de prestaties van zijn zwemmers in absolute zin bij te houden.

sporter dwingt zelf na te denken over de inspanningen die hij heeft verricht. De zwemmers hier hebben zóveel trainingseenheden dat je wel eens in de war kan raken. Het is goed om vast te leggen hoe zwaar die specifieke training nu eigenlijk was.” “Het voorkomt ook dat je als coach de plank misslaat. Als ik een sprinttraining op het programma zet met veel kwaliteit en de zwemmer geeft die een 8, maar als een duurtraining in diezelfde periode ook een 8 krijgt, moet ik me afvragen of dat wel reëel is. Kennelijk ging die betrekkelijk rustige training niet zo lekker. Is er dan toch te hard gezwommen, terwijl dat niet de bedoeling was?” In het tijdschrift Sportgericht (nr. 2/ 2010) beschreef Truijens onlangs zelf de verschillende meetinstrumenten die hij gebruikt. Behalve de RPE-methode werkt hij met een hartslagmeter, de Freelap heart rate monitor, die in het water gebruikt kan worden. Specifiek voor het zwemmen zijn daarnaast het tellen van het aantal slagen per baan of nog beter, het vaststellen van de slagfrequentie. En ten slotte loopt Truijens tijdens de trainingen met een paar stopwatches om de nek de prestaties van zijn zwemmers in absolute zin bij te houden. “Vorig jaar hebben we geëxperimenteerd met de registratie van de heart rate variability in rust”, zo vult hij aan. “Dat is nog iets objectiever, maar vergt het nodige van sporters

en coach. Via een vast protocol moeten ze na het ontwaken de hartslag meten. Het verwerken van de data is echter nogal arbeidsintensief en tijdrovend.” Overtraindheid Een specifieke test waarbij hij de verschillende testinstrumenten in combinatie toegepast worden, is de zogenoemde 6*250 Step Test, waarbij de sporter zesmaal een afstand van 250 meter in een zo gelijkmatig mogelijke tempo zwemt, maar elke keer net iets sneller en de laatste voluit. Na elke interval van 250 meter geeft de zwemmer zijn RPE-cijfer. De combinatie van alle metingen leidt tot een trainingsadvies voor de daaropvolgende periode. Truijens: “Als je bijvoorbeeld voor eenzelfde tijd per 250 meter meer slagen nodig hebt, maar hartslag en RPE blijven gelijk, kan dat wijzen op technisch minder goed zwemmen. En als hartslag en RPE bij eenzelfde zwemsnelheid omhoog gaan, duidt dit vermoedelijk op algehele vermoeidheid.” Ook Carl Foster legde bij zijn presentatie in Eindhoven de nadruk op het belang om RPE te gebruiken om – dreigende – overtraindheid op te

Foto rechts: “In de intensievere periodes monitoren we specifieker. RPE is daarbij een van de instrumenten.”

sporen. Tegen de achtergrond van steeds toenemende trainingsarbeid lijkt dat zinvol. Truijens: “De belangrijkste reden voor het monitoren is het feit dat achter elke training een bepaalde bedoeling zit. Je hebt als coach vooraf een idee hoe die training moet aankomen bij de zwemmers. Het is goed als zij zich daar ook van bewust zijn en dat ze weten: dit wordt vandaag van mij verwacht. Daar kunnen ze dan feedback op geven.” “Soms bekijk ik de resultaten individueel, maar bij een groepstraining kan ik er het programma ook meer in het algemeen mee evalueren. Als ik denk dat er rustig is gezwommen en ik krijg bij de RPE allemaal negens te zien, is er iets niet goed gegaan.” “Per individu koppel ik hartslag en RPE aan elkaar. Als dezelfde hartslag steeds dezelfde score oplevert, zitten we goed. Maar als er bij drie achtereenvolgende metingen verschillen zijn te zien, is dat aanleiding voor een gesprekje. Sluimert er overbelasting? Zijn er qua gezondheid of in het dagelijks leven van de sporter oorzaken te vinden? Dat plaatje wil ik dan wel compleet maken.”

“RPE is makkelijk toe te passen en dwingt de sporter zelf na te denken over de inspanningen die hij verricht” nummer 2 - 2011

COACH

21


Randstad Topsport Academie geeft talent de ruimte

Randstad Topsport Academie geeft talent de ruimte Topsport is een baan. Dat weet u als coach als geen ander. U zet zich elke dag maximaal in om het beste uit uw talenten te halen. Dat is uw vak. Maar wie zorgt er voor een carrière na(ast) de topsport? Laat dat maar aan ons over. Randstad heeft als partner in sport van NOC*NSF in samenwerking met Hogeschool Rotterdam en Saxion Hogescholen te Deventer de Randstad Topsport Academie ontwikkeld. Zodat ook de carrière na(ast) de topsport gegarandeerd is.

Maartje Paumen: ‘Na deze studie kan ik alle kanten op’, zegt hockeyster en Olympisch kampioen Maartje Paumen. Maartje volgt de opleiding Commerciële Economie aan de Hogeschool Rotterdam, samen met 65 andere topsporters. ‘In principe wordt alles aangepast aan mijn hockeyprogramma en heb ik een studiebegeleider met wie ik een planning maak. Dat werkt perfect!.’ Bert Korteling: ‘Omdat beachvolleybal zo’n trainingsintensieve sport is, met 25-30 trainingsuren per week, is de combinatie sport en studie lastig. Hiervoor werken wij

graag samen met de Randstad Topsport Academie die voldoende flexibiliteit biedt en het toch mogelijk maakt voor een sporter om een volwaardig hbo-diploma te behalen.’ Bert Korteling, manager NTC beachvolleybal Den Haag. Meer weten? Neem contact op met: Alberthe van der Sluis (Deventer), tel. 06 294 756 14, alberthe.van.der.sluis@nl.randstad.com Eva Koenders (Rotterdam), tel. 06 295 008 93, eva.koenders@nl.randstad.com www.randstad.nl/carrierecoaching


Thema

ie­ t a r e n Ge kloof

Hé mattie, alles chill?

Weet u wat een patta is? Scotten? Doekoe? Vast niet. Toch gaat het hier om woorden die in Nederland inmiddels gemeengoed zijn geworden. Onder jongeren welteverstaan en heus niet meer alleen onder de groep Surinamers en Antillianen die onze taal ermee verrijkten. Kijk niet gek op als u door een van uw pupillen wordt aangesproken met ‘Hé mattie, alles chill?’ Of misschien zelfs met ‘dushi’. Hij of zij betitelt u slechts en goedgezind als vriend – en in het laatste geval schatje – en vraagt of alles goed gaat. Dat jongeren hun eigen taal-, omgangs- en communicatievormen hebben, is natuurlijk van alle tijden. Maar door de nieuwe media, internet, Twitter, Facebook, BlackBerry, iPod en iPad, lijken ze vandaag groter dan ooit. De jongste generatie is gewend te multitasken, in staat meerdere dingen tegelijk te doen. Tegelijk een les volgen, chatten op MSN en muziek luisteren via een koptelefoon, het lijkt gek maar is aan de orde van de dag. De jongeren van nu zijn snel verveeld en aanvaarden autoriteit niet als vanzelfsprekend. Tegelijkertijd zijn ze ook uiterst creatief en kunnen ze goed improviseren. Hoe bind je als coach die jongeren? Hoe slaag je erin ze te bereiken, te raken en ze

te laten focussen op doel en (team)prestatie? Natuurlijk onder meer door gebruik te maken van beelden in plaats van lange mondelinge of schriftelijke verhandelingen in besprekingen en analyses, zo valt op de komende pagina’s te lezen. Verder zijn vertrouwen, respect en authenticiteit cruciaal. Dan zien we dat het zogenoemde multitasken helemaal niet ten koste hoeft te gaan van kwaliteit, maar juist de weg opent naar strategische keuzes: jongeren kunnen heel goed op het juiste moment hun krachten sparen. Als je als coach in staat bent je sporters het ‘nut’ te laten inzien van wat je van ze wilt, ben je een heel eind op weg. En, heel belangrijk: doe niet alsof je zelf ook nog jong bent en alles wel weet en begrijpt. “Dan val je door de mand, daar prikken ze dwars doorheen”, aldus Jeroen Boschma, die de generatie van nu uitgebreid bestudeerde en beschreef in het wereldwijd vertaalde boek Generatie Einstein. Veel praktische tips & tricks dus op de komende pagina’s, in een kleine poging om dat wat je een generatiekloof kunt noemen enigszins te dichten. Met daarbij – zonder uitputtend te zijn uiteraard – een woordenlijstje hedendaags jong-Nederlands. Opdat u niet schrikt als u in de kleedkamer ineens ‘mattie’ heet.

inhoud thema Hoe bind je de jongeren van nu? “Durf je kwetsbaar op te stellen” ��������������������������������������������������������������24 Turntrainer Rob Stout: Coach om u tegen te zeggen ������������������������������������������������������������������������������������������26 Praktijktips: Hoe coach je de sporter van de 21ste eeuw? ������������������������������������������������������������������������������������29 Woordenlijst voor modern communiceren. En ook: wat zeg je niet! ���������������������������������������������������������������31 Theo Joosten, bijna 40 jaar atletiekcoach: In Afrika staat grijs voor wijs ������������������������������������������������������ 32 nummer 2 - 2011

COACH

23


THEMA

GENERATIEKLOOF debat

Hoe bind je de jongeren van nu?

“Durf je kwetsbaar op te stellen” Generatieverschillen zijn van alle tijden, maar dankzij de nieuwe media lijken ze groter dan ooit. De jongste generatie groeit bovendien op in een welvarende wereld. Hoe bind je als coach deze jongeren, die gewend zijn aan multitasken, snel verveeld zijn en al helemaal niet geneigd zijn iemands autoriteit zomaar te respecteren? Twee ‘generatiedeskundigen’ geven advies: “De grootste fout van een coach is te denken: ik ben zelf ook jong geweest, dus ik weet wel hoe het zit.”

D

eskundigen die de verschillende generaties willen duiden, werken graag met labels. Zo noemt hoogleraar organisatiekunde aan de Technische Universiteit Eindhoven Mathieu Weggeman, gespecialiseerd in generatieverschillen in organisaties, de jongeren van ná 1985 graag ‘de netwerkgeneratie’. Zij hebben vanaf hun vroegste jeugd veel te kiezen, ze gaan zonder ‘lijstjes’ door hun ‘hiërarchieloze’ wereld. Zij zijn wel bereid te luisteren naar een coach, maar het moet wel nut hebben. Anders is het energieverspilling. Respect is voor de jonge generatie heel belangrijk, zo betoogt de hoogleraar. “Coaches moeten zich daarom verdiepen in de kwaliteiten van de jongste generatie. Als ze die maar niet bij voorbaat diskwalificeren, dan is er al veel winst. Zo hoor je de oudere generatie vaak roepen: multitasken gaat ten kosten van de kwaliteit. Maar de jongere generatie zegt: niet alles hoeft de maximale kwaliteit te hebben, soms is een 7 goed genoeg. Zij zijn veel strategischer in het bepalen van de kwaliteit van hun prestatie, omdat er zoveel alternatieven zijn. Als je altijd een 10 wilt halen, kom

je tijd tekort. Als je dat vertaalt naar de sport: zij kunnen op de juiste momenten hun krachten sparen.” Weggeman noemt voormalig hockeybondscoach Marc Lammers als een voorbeeld van een coach wiens aanpak zal aanslaan bij de netwerkgeneratie. “Hij gaat heel erg uit van de competenties van zijn speelsters, in plaats van alles voor te schrijven. Zoals ik hem daarover heb horen spreken, dat was zo anders als de indruk die iemand als Marco van Basten op mij maakte. Zoals Lammers het deed, dat is de werkwijze die je op deze jonge generatie moet toepassen.”

Authenticiteit

Communicatieadviseur Jeroen Boschma, auteur van het boek Generatie Einstein, weet wel waarom de aanpak van Marc Lammers werkt: “Omdat hij het ook daadwerkelijk meent. Hij is echt geïnteresseerd in de mening van zijn speelsters.” De grootste fout die een coach tegenover de jongste generatie kan maken, vindt Boschma, is onoprecht zijn. “Als je als coach net doet alsof je zelf ook nog jong bent en precies weet hoe het werkt,

Sterker door computergames Computerspelletjes zijn de erkende vijand van de sport. Maar het heeft de jongste generatie ook op een positieve wijze beïnvloed, betoogt Weggeman. “Ze hebben er hun grote zelfvertrouwen aan te danken. Games geven een heleboel positieve feedback. Als je het goed doet, en veel punten haalt, mag je naar een hoger level. Bij dit soort ‘wedstrijden’ wordt er niet van uitgegaan dat je niet wint. Dat geeft ze een positief beeld over zichzelf. Een ander groot voordeel van de games is dat ze heel snel leren. En ze kunnen heel goed tegen assertieve feedback. Je hoeft kritiek niet helemaal in te kleden en dat komt in de sport goed van pas.” Een ander winstpunt is dat er bij sommige sporten dankzij games minder getraind hoeft te worden op oog-handcoördinatie. Weggeman: “De opleiding voor chirurgen, voor wie deze coördinatie van groot belang is, is hierop ook al aangepast. De aankomende generatie blijkt na de helft van het oorspronkelijk beoogde aantal uren al op de norm te zitten.”

Door: Friso Schotanus

24

COACH

nummer 2 - 2011


FOTO: SOENAR CHAMID

val je door de mand, daar prikken ze dwars doorheen. Authenticiteit is heel belangrijk.” De jongste generatie verwacht van degene die hen iets moet leren dat ze hun vak verstaan, sterker nog, dat ze zeer goed zijn in hun vak. Boschma: “Dat betekent dus, dat als je niet de allerbeste bent, je niet moet doen alsof. Durf je kwetsbaar op te stellen. Een goeie uitspraak uit de onderwijswereld in dit verband is: een dag niet geleerd van je leerlingen, is een dag niet lesgegeven.” Boschma stelt vast dat de grootste kloof zit tussen de generatie Einstein, jongeren tot 24 jaar, en de dertigers en veertigers. De afstand met de generatie daarboven, de babyboomers, en de generatie Einstein is veel kleiner. “Het is grappig om te zien dat iemand als Foppe de Haan ogenschijnlijk beter met jongeren overweg kan dan de generatie onder hem. Dat is ingegeven doordat de oude generatie zich opener opstelt. Ze vinden niet meer dat ze alles moeten snappen, ze durven vragen te stellen: ‘Leg mij maar eens uit hoe het werkt.’ Ze zijn wat relaxter omdat ze een bepaalde status bereikt hebben. Daardoor gaan ze meer uit van hun eigen kracht. Dat wordt door de jongeren erg gewaardeerd.”

Het geeft de coaches de mogelijk om de creativiteit, waarover de jongste generatie volgens Boschma bij uitstek beschikt, goed te benutten. “Als geen ander bezitten zij het vermogen tot improviseren, omdat hun rechterhersenhelft veel beter is ontwikkeld. Ze handelen vanuit vertrouwen, dat van begin af aan in hen gesteld is. Dat is in de sport natuurlijk ontzettend belangrijk. De spelers van FC Barcelona krijgen, zo heb ik begrepen, ook ontzettend veel vrijheid om op gevoel beslissingen te nemen. En dat werkt. Het is aan de coaches om een systeem te creëren waarin de voetballers intuïtief hun ding kunnen doen.”

De waaromvraag

Nederlanders, ook sporters, staan bekend om het stellen van de ‘waaromvraag’. Voor de jongste generatie geldt dat volgens de deskundigen nog sterker. De vraag is of dat in de sportwereld niet tot problemen leidt. Weggeman: “Het zal erger worden, maar daar moet je als

coach dan maar een antwoord op vinden. Jongeren vinden het veel belangrijker dat ze een aangenaam en betekenisvol leven hebben. Als coach moet je daarom zorgen dat je een ‘verhaal’ achter je opdrachten hebt. Een typische fout van oudere coaches is dat zij denken: ik heb de macht en zij passen zich maar aan mij aan. Dan zegt een jongere al gauw: houdoe, ik heb het wel gezien hier.” Volgens Boschma zijn de generatieverschillen niet onoverbrugbaar, integendeel zelfs. “De jongste generatie is in veel opzichten ontzettend traditioneel. Vriendschappen, eerlijkheid en oprechtheid zijn voor hen extreem belangrijk. In de pupil-coachverhouding betekent dit dat vertrouwen in elkaar van groot belang is. Dus op het moment dat er wederzijds respect en vertrouwen is, denk ik dat je als coach met de huidige generatie juist makkelijker kunt samenwerken. Maar het is wel zo dat je autoriteit niet meer is gebaseerd op jouw naam en functie, maar op jouw kennis en kunde.”

Voormalig Jong Oranje-coach Foppe de Haan kon goed overweg met zijn pupillen in Jong Oranje. Volgens Jeroen Boschma omdat hij zich opener opstelt. “De oudere generatie vindt niet meer dat ze alles moeten snappen, ze durven vragen te stellen.”

“Autoriteit is niet meer gebaseerd op naam en functie, maar op kennis en kunde” nummer 2 - 2011

COACH

25


THEMA

GENERATIEKLOOF debat

Coach om

Turntrainer Rob Stout

u tegen te zeggen Nooit te oud om te leren bij turnen, dat misschien nog meer dan bij andere sporten perfectie vereist. Rob Stout (52) weet het zeker: hij verkeert in de kracht van zijn trainersleven. Bijna alles zelf ontdekt wat er nodig is voor olympisch goud en wie weet, wordt straks de ultieme droom werkelijkheid. Een Nederlandse mannenploeg op de Spelen. Niet twijfelen aan zijn expertise. “Je hoort steeds vaker zeggen: ja, maar… Dat is misschien wel de generatiekloof.”

COACH

Mondigheid

Bij werken met soms piepjonge pupillen is het geen onbeduidend voordeel dat hij zelf vader is van kinderen tussen de vier en zestien jaar. Zo kan Stout beter begrijpen wat er om kan gaan in het achtjarige hoofdje van jongens die dromen van succes. Het betekent niet dat je daardoor alle wijsheid in pacht hebt. “Jeffrey Wammes is een paar jaar geleden bij me weggegaan omdat ik niet goed zou communiceren. Dat verwijt bleek achteraf. Daar ga je wel over nadenken. We hebben nu weer een goede band. Ik begrijp nu beter dat communicatie van twee kanten moet komen. Je gaat als ervaren coach vooral van jezelf uit, maar mag daarbij niet uit het oog verliezen dat je pupillen wekelijks een dertigtal uren investeren in hun sport. Dan is het wel handig om ook over gevoelens te praten, hoe ze in het leven staan en wat ze leuk vinden.” De mondigheid die hoort bij de jeugd anno 2011 vindt Stout geen onverdeeld genoegen. “Je hoort tegenwoordig steeds vaker: ja, maar…, zelfs als je technische aanwijzingen geeft. Daar kan ik dus niet zo goed tegen. Misschien is dat wel de generatiekloof. Natuurlijk ben ik autoritair. Dat moet je wel zijn aan de top. Rond hun zeventiende, als jongens in hun puberteit komen, gaan ze grenzen aftasten. Ze beginnen andere dingen in het leven te ontdekken zoals uitgaan of een biertje drinken.

“Ik vind omgangsnormen belangrijk. Wij geven elkaar voor en na de training een hand. Altijd”

Door: Kees Kooman

26

D

oor schade en schande wordt bijna ieder mens wijzer, en daarom kan wat Rob Stout betreft de generatiekloof alleen maar gunstig worden uitgelegd. Hij is nu ruim dertig jaar turncoach. “De jongens die ik begeleid zijn net als toen ik begon allemaal jong. Alleen ik ben wat ouder geworden.” Jawel, en veel wijzer, dat durft hij wel hardop te zeggen. Ongeveer rechtstreeks vanuit de Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding werd de voormalige atleet in het diepe van de topsport gegooid. “Ik heb alles zelf moeten ontdekken, kreeg vrij snel contact met de turnbond, extra reden om je nog meer te verdiepen in de materie. En ik was een trainer die er alles voor over had om kennis te vergaren. Nu weet ik eindelijk alles, nou ja: bijna alles.” Kampioenenkweker Stout werkt in Zwijndrecht met toptalenten van 12 tot 24 jaar, maar is onlangs ook weer begonnen met een nieuwe lichting van achtjarigen, groen als gras, plus begeleiders. “Met alle kennis die ik inmiddels heb opgedaan nog een keer een generatie helemaal van begin af aan grootbrengen. Acht sporters, maar ook drie jonge trainers. Ik geniet van die combinatie.” Ouder worden betekent voor een perfectionist als Stout vooral beter worden en daarbij spelen persoonlijke ambities niet meer de prominente rol van de beginjaren. “Ik vind het ook prima als trainers of turners die niet tot mijn club (O & O Zwijndrecht) behoren beter worden dankzij mij.”

nummer 2 - 2011


FOTO: SOENAR CHAMID

Daar moet je soms iets van zeggen. De grens wordt bij mij gepasseerd als ze onwelvoeglijke woorden gaan gebruiken, meestal gestimuleerd door tv-programma’s. Fucking hier, fucking daar. Dan laat ik weten dat ik zulke woorden niet wil horen in mijn zaal.”

Omgangsregels

Dankzij zijn opgroeiende kinderen, die ook ambitieuze sporters zijn, weet deze ervaringsdeskundige goed wat zich afspeelt in de gezinnen van zijn talentvolle turners. Altijd hectiek, altijd hollen en stilstaan, maar vooral hollen. “Op dinsdagavonden moeten drie van onze eigen kinderen trainen en ben ik ook zelf aan het werk. Dan loopt alles door elkaar heen en ben je afhankelijk van een strakke planning en de medewerking van je vrouw. Ik heb geleerd dat goede communicatie met andere ouders, gebruikmakend van internet, veel problemen kan voorkomen. Zo snel mogelijk kortsluiten met de ouders, via de mail. Het zijn kleine dingen die je in de loop der jaren hebt ontdekt en weer kunt meegeven aan jongere trainers.” “Bij de generatiekloof gaat het volgens mij vooral om omgangsregels, bijvoorbeeld ‘u’ zeggen in plaats van ‘jij’. Negen van de tien pupillen doen het eerste bij mij. Dat laat ik zo. Mijn kinderen, behalve

Rob Stout met Jeffrey Wammes op het WK turnen in Rotterdam. “Communicatie is heel belangrijk. Jeffrey is een paar jaar geleden bij me weggegaan omdat ik niet goed zou communiceren. We hebben nu weer een goede band.”

“De grens is als ze onwelvoeglijke woorden gebruiken. Fucking hier, fucking daar. Zulke woorden wil ik niet horen in mijn zaal” de oudste, zeggen ook ‘u’. Het is een kwestie van waarden en normen. Mijn dochter die ook een tijdje heeft geturnd, deed hetzelfde bij haar coach die daar tegenin ging en vond dat ze ‘jij’ moest zeggen, want ‘hij was nog hartstikke jong’.” Ik heb daar wat over gezegd. Als dat kind ‘u’ zegt, moet je het laten, want zo heeft ze het thuis geleerd. Door in te willen grijpen bemoei je je feitelijk met de opvoeding. Ik vind omgangsnormen belangrijk. Wij geven elkaar voor en na de training een hand. Altijd.” Op de grote toernooien blijkt het belang van door jaren gelouterde expertise. Let maar eens op. Rob Stout: “Bij bijna alle ploegen loopt een trainer rond die een twintigtal jaren in het vak zit. Die heeft inmiddels misschien wel een andere taak. Waar hij of zij eerst persoonlijk begeleider was van een sporter, treedt die nu collectief op. Tijdens wedstrijden mogen twee coaches de vloer op. Altijd de nestor in het gezelschap van een van de ‘jonge honden’, die elkaar afwisselen.”

Rob Stout twijfelt er niet aan dat hij in de kracht is van zijn ‘coachleven’. Al die ervaring gaat natuurlijk verloren op een dag. Zonde! Kijk naar Boris Orlov die onlangs met pensioen ging. “Vanwege de sociale zekerheden heb ik naast het turnen een vaste baan in het onderwijs. Maar het liefst zou ik willen dat turntrainer een beroep kon zijn in Nederland.” Wie weet beleeft hij straks het wonder van een Nederlandse mannenploeg op de Olympische Spelen van Londen. Het niveau was in elk geval nog nooit zo hoog. Wie een beetje kan rekenen, weet voor hoelang deze ‘veteraan’ minimaal nog wil werken met generaties waarvan hij inmiddels grootvader had kunnen zijn. “Ik ben natuurlijk niet onlangs begonnen met een groepje achtjarige jongens met de intentie er volgend jaar al mee te stoppen. Wanneer die theoretisch op hun sterkst zullen zijn? Reken op een jaar of tien.” Het is een voornemen om u tegen te zeggen.

nummer 2 - 2011

COACH

27


Zilveren Kruis biedt Nederlandse sporters sportmedische zorg. Dat is de Plus van Zilveren Kruis

Zilveren Kruis Achmea vindt sport en beweging in combinatie met goede zorg belangrijk. Daarom zijn wij official supplier van NOC*NSF. Wij steunen Nederlandse topsporters met een sportmedisch pakket en voor alle amateursporters hebben wij de Nationale Sportpolis met extra sportdekking. www.zilverenkruis.nl


GENERATIEKLOOF

Respect is het toverwoord

Een nieuwe generatie topsporters vergt een nieuwe aanpak. Coaches hebben rekening te houden met verschillen in mentaliteit, interesses en hiërarchie. Hoe behandel je de sporter van de 21ste eeuw? Een paar praktijktips.

Door: Nik Kok

1 Hiërarchie Jongeren van nu zijn gevoeliger. Respect is een toverwoord. Als coach dien je rekening te houden met de manier waarop jongeren aangesproken willen worden in een groep. Spreek je iemand aan op diens fouten terwijl de spelersgroep meeluistert of wacht je tot zich een ander moment aandient? Conflicten moeten vaak behoedzaam en voorzichtig besproken worden. Voor je het weet, is er een probleem. 2 Lifestyleproblematiek De jongere van de 21ste eeuw heeft afleiding in allerlei vormen. AZ-directeur Toon Gerbrands maakt in Alkmaar mee: “Spelers van nu kunnen multitasken als de beste.” Een voorbereiding op een wedstrijd gaat niet zelden gepaard met harde discodreunen, opzwepende gitaren of stoere rapteksten, afgespeeld via een koptelefoon. Als coach stelde hockeycoach Marc Lammers zichzelf de vraag tot hoe ver je dat toelaat tijdens de voorbereiding op een wedstrijd. “Een koptelefoon sluit communicatie met medespelers uit, maar voor de wedstrijd voelt iedereen spanning en iedereen gaat daar op z’n eigen manier mee om. Juist op zo’n moment kan muziek inspireren. Een collectieve wedstrijdbespreking net voor een wedstrijd helpt niet. In de momenten vlak voor een wedstrijd is er nog maar één iemand met wie je als speler goed kan communiceren. Dat ben je zelf”, aldus Lammers. Respecteer dus een koptelefoon. Het is een vorm van lifestyle. Sommigen dragen een stropdas, anderen een koptelefoon. 3 Hoe bereik je jongeren? Beelden zeggen meer dan woorden. En wedstrijdbespreking komt beter over

met beelden. Dat moet kort en bondig gebracht worden. Stuur geen mail van 400 woorden maar mail videobeelden. Jongeren van nu leven snel en er is veel afleiding. Marc Lammers heeft in de loop der jaren ervaren: “Op een vragende manier is de jongere van nu veel makkelijker iets bij te brengen dan op een belerende manier. Stel open vragen. Jongeren van nu moeten uitgedaagd worden.” Social media? Maak duidelijke afspraken van tevoren. Wat kan er wel en wat kan er niet. Het gebruik van Twitter kan ook een voordeel zijn voor het teamproces. Iedereen is dan op de hoogte van elkaars wereld. Dat schept een band tussen spelers of speelsters. 4 Succesbeleving De huidige generatie jongeren is positief opgevoed en gewend aan succes. Dat heeft veel voordelen maar daardoor heeft

Toon Gerbrands: “Een coach moet zich aanpassen aan spelers. Spelers niet aan de coach” de jongere van nu moeite met tegenslag. Arrogantie ligt bovendien op de loer. Wees duidelijk en temper arrogant gedrag. Toon Gerbrands weet: “Jongeren denken als in een computerspel. Van level 1 naar level 2 en daarna naar level 3. Is level 2 het plafond dan is er grote teleurstelling. Leg uit dat level 3 niet altijd volgt op level 2.”

reactie In NLCOACH nummer 1 van dit jaar is als onderdeel van de themaserie over ‘Omgaan met culturele verschillen’ een artikel verschenen op basis van onder meer een telefonisch interview met twee bestuursleden van AV Feniks. Het bestuur van AV Feniks herkent zich echter niet in het beeld dat in het artikel wordt neergezet. Jammer genoeg zijn uitspraken uit hun verband gerukt, waardoor de indruk kan ontstaan dat wij bevooroordeeld ten opzichte van andere culturen staan. Het is, gevraagd naar verschillen tussen culturen, altijd mogelijk om verschillen te benoemen. Interessanter is echter, hoe om te gaan met deze verschillen. AV Feniks staat voor een vereniging waarbinnen ieder individu voor honderd procent telt. Daarbij maken wij geen onderscheid op grond van culturele achtergrond. Vanuit die grondhouding merken wij dagelijks dat ieder mens bijzonder is. Wij richten ons op het binden van mensen met elkaar en met de sport. Dit is de manier waarop wij in Amsterdam-Zuidoost sportvereniging willen zijn. Namens het bestuur van AV Feniks, Ingrid Sijmons en Joost Knotnerus

nummer 2 - 2011

COACH

29


Het doel is sporttalent te helpen hun droom waar te maken. Sponsor van de toekomst.


GENERATIEKLOOF

Woordenlijst voor modern communiceren

Jongeren hebben hun eigen communicatievormen, -middelen en taal, veelal geïnspireerd door tv, muziek en de sterk door buitenlandse invloeden gevormde ‘straattaal’. Wat zeg je wél en ook: Wat zeg je vandaag de dag zeker niet? Door: Nik Kok

Aaight: Oké dan. Akka: Letterlijk: Haak. Voetbaltruc waarbij een speler de bal met zijn voet razendsnel van links naar rechts beweegt. Specialist: Ronaldinho. Tip: YouTube, Akka, Ronaldinho. Beats by Dr Dre (Monster): Merk headphone. Veel gedragen door voetballers. Om de nek. Ook als de muziek uitstaat. Met een kenmerkend rood logo. Chillen: Ontspannen, rusten, relaxen. Dissen: Voor lul zetten. Djonko: Joint. Doekoe: Geld. Dushi: Schatje. Facebook: Populaire sociaalnetwerksite. Zeer populair onder jongeren over de hele wereld. Mensen plaatsen berichten over hun dagelijkse leven op hun ‘Wall’. Vriend worden van Dennis van der Geest? Voeg hem toe als ‘vriend’ en bekijk zijn foto’s en wallberichten. Fifa: Maar dan niet de wereldvoetbalbond. Hier: Spel voor op de computer. Populair onder jongeren. Gruwelijk: Tof. Homie: Vriend. Hyves: Populaire communitywebsite. Vooral populair bij Nederlandse jongeren onder de twintig jaar. Gebruikers plaatsen krabbels op elkaars pagina’s. Heb je een boodschap/verzoek/aanzoek

voor Gregory van der Wiel? Krabbel zijn Hyvespagina! Idder: Hoofd. Als in: Ik kreeg die voorzet vol op mijn idder. iPad: Draagbaar multimedia-apparaat van het merk Apple. Er is nu ook een iPad2. Bekende gebruiker: Utrecht-spits Ricky van Wolfswinkel. Kroesoe: Kruising. Als in: Ik schiet de bal vol in de kroesoe. Lauw: Gaaf of te gek. Lil’Wayne: Populaire rapper. Geen onbesmet blazoen. Zat onlangs in de gevangenis. Grootste fans: Surinaams/ Antilliaanse voetballers. Mattie: Vriend. Panna: Voetbaltruc. Waarbij de ene speler de andere door de benen speelt. Parra: Gek. Als in: Ik word helemaal parra van die acties van Messi. Pasen: Aangeven. Patta: Schoen. PES: Pro Evolution Soccer. Populair voetbalspel voor de op de computer. Tegenhanger van Fifa. Pingen: Het moderne sms’en. Vorm van mobiele communicatie waarbij gebruikers van telefoons van het merk BlackBerry tekst, beeld en geluid kunnen uitwisselen via mobiel internet. Kosteloos. Pipa: Pistool.

PlayStation: Spelcomputer van het merk Sony. Scotten: Negeren. Sturen: Gek maken. En dus niet met een stuur. Maar als in: Messi stuurde de verdediger. Tweet: Een berichtje dat geplaatst wordt op twitter. Als in: In de tweet van Van der Wiel staat dat hij morgenavond niet kan spelen. Twitter: Een internetdienst waarbij gebruikers korte berichtjes publiceren. Meestal is dat openbaar. Bekende sporters op Twitter zijn: Erben Wennemars, Mark Tuitert en Lance Armstrong. Soms twitteren sporters dingen waardoor ze in de problemen komen, zoals gebeurde bij Gregory van der Wiel en Eljero Elia. WhatsApp: Een applicatie voor elke smartphone, waarbij berichten uitgewisseld kunnen worden.

Totaal uit: wat zeg je niet! A-relaxt: Niet fijn. Hondenlul: Scheldwoord voor scheidsrechter. Hup: Oudnederlandse aanmoediging. Kapot: Veel. Als in: Ik moet kapot veel doen. Leren knikker: Zoals een voetbal ooit werd genoemd. Linksbinnen: Positie op het veld in het voetbalspel. Megaflex: Heel fijn. Middenvoor: Positie op het veld in het voetbalspel. Mocro: Marokkaan. Nigger: Neger. (Pot)verdorie: Oudnederlandse krachtterm. Vet Cool: Heel mooi. Wout: Politieagent.

NLcoach actief op Twitter Om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen binnen NLcoach en het coach­vak, raden wij iedereen aan om NLcoach te volgen op Twitter! Het adres is www.twitter.com/@nlcoach. Volg ons!

nummer 2 - 2011

COACH

31


THEMA

GENERATIEKLOOF debat

Theo Joosten, bijna 40 jaar atletiekcoach

In Afrika staat grijs voor wijs T

Theo Joosten met Haile Gebrselassie op het kantoor van Haile in Ethiopië.

Theo Joosten (61) viert over drie jaar zijn veertigjarig jubileum als atletiekcoach. Hij begeleidde onder anderen Marko Koers naar de wereldtop van de middenafstand. Zijn huidige ‘stal’ bevat een veertienjarig meisje dat hij een “ongelooflijk talent” wil noemen. De keiharde wetten van de topsport hebben geen oog voor de generatiekloof.

COACH

Maar nu komt het vooral op geduld aan. “Ze mag van mij maximaal drie keer per week trainen. Er verschenen tranen in haar ogen, toen ik haar vroeg wat ze wilde bereiken met mij. Ik wil naar de Olympische Spelen, zei ze.” Respect heeft niets met leeftijd te maken, wel met geestelijke bagage en niet te vergeten erkenning.

Afgeschreven generaties

Het is raar, zegt Theo Joosten, dat de Atletiekunie in zijn ogen zo weinig gebruikmaakt van blijkbaar afgeschreven generaties. Zoveel expertise van grijze eminenties in de prullenbak gegooid, zo jammer! De kleur grijs staat in Afrika daarentegen voor wijs. “Als ik in Kenia was, zei Patrick Sang (een van de vele wereldtoppers op de steeplechase) altijd dat er twee redenen waren om mij met veel respect te behandelen. Ten eerste, omdat ik waarschijnlijk de oudste was van het gezelschap, niet erg leuk om te horen trouwens, maar vooral vanwege mijn capaciteiten als trainer.” Mooi meegenomen is dat het Engelse you zowel de jeugdige als de beleefde aanspreekvorm is in veel landen. Respect hoeft wat hem betreft niet zover te gaan dat medepassagiers een zitplaats aanbieden bij bustochten, zoals Joosten tot zijn grote schrik onlangs overkwam. Misschien keek het betreffende meisje niet goed en stond de oudere reiziger juist voorovergebogen om te zien waar hij was, wie weet. “Ik ervaar als trainer geen

“Ik ben erg vriendelijk, behalve als het over topsport gaat. Daar bestaat immers geen genade”

Door: Kees Kooman

32

heo Joosten had pas 24 lentes achter de rug, toen hij coach werd. “Ik was nog zelf atleet, toen ik werd gevraagd vanwege mijn (sociaalpedagogische) opleiding. En ik had het geluk meteen met twee talentvolle jongens, Rudy Verriet en Leon Wijers, aan de slag te kunnen.” Maar hij moest nog wel alle noodzakelijke diploma’s halen. “Zo moest ik geduldig aanhoren dat een atletiekbaan 400 meter lang is.” Aan geduld inmiddels geen gebrek. Joosten is 37 jaar verder in het leven, trainer geweest in onder meer Ethiopië en schreef de schema’s van Marko Koers, wereldtopper op de middenafstand. Of hij een betere coach is dan de 24-jarige blaag van toen in Nijmegen? Ha, laat hem niet lachen! “Veel beter. Ik heb zoveel meer ervaring, heb een heel andere kijk op het leven gekregen. Je moet nooit iemands droom afnemen, maar je moet ook durven zeggen dat iemand te weinig talent heeft om van de Olympische Spelen te mogen dromen. Ik ben erg vriendelijk, behalve als het over topsport gaat. Daar bestaat immers geen genade.” Zijn pupillen zeggen ‘je’ tegen hem, ondanks het verschil van inmiddels meerdere generaties. Zo is er een veertienjarig meisje dat hem recent, aanvankelijk blozend van verlegenheid, benaderde om bij hem te mogen trainen. Talent om je vingers bij af te likken. Kenners weten wat het betekent, als je op je dertiende de 800 meter al in 2.13 kunt afleggen.

nummer 2 - 2011


Theo Joosten met pupil Dawid Wolde, een jonge, talentvolle Ethiopische atleet op de middenafstand, na afloop van een gewonnen 1.500 meter.

verschil in werken met jonge mensen, als ik vergelijkingen maak met 1974. Ik kan blijkbaar goed omgaan met jeugd. Ik dwong en dwing respect af. Je moet het trouwens ook verdienen, vind ik.” Hij zegt een metamorfose te hebben ondergaan, als het gaat om succes. “Een jonge coach wil scoren. Je ziet het nog steeds anno 2011 bij collega’s en trouwens ook bij de media. Hoe vaak worden jonge toppers al de hemel ingeschreven, terwijl hun loopbaan nog in de kinderschoenen staat? Soms jeuken mijn vingers om te reageren op al die poeha, de poeha van de veel te hoge verwachtingen. Maar ik was zelf als jonge coach ook ongeduldiger en joeg, zo kan ik achteraf gemakkelijk concluderen, te veel op succes.” Wat was hij kwaad, toen spelers van N.E.C. hem bij terugkeer van de Olympische Spelen van Atlanta (1996, waar Koers zevende was geworden op de 1.500 meter) hun conditietrainer verwelkomden met de opmerking: “Dat je hier nog durft te komen.” Joosten: “Als jullie nummer zeven van de wereld waren, zat je niet bij een clubje als N.E.C. Dat was mijn antwoord.” Wie succes wil boeken in een wereldsport als atletiek moet minstens tien jaar uittrekken en leven voor dat ene doel. Alles is bijzaak. En wat dat betreft zijn er volgens deze trainer grote verschillen met vorige generaties, als je die vergelijkt met de huidige. “Je hebt gelukkig uitzonderingen, maar ik merk dat de jeugd heel veel moeite

“Voor alle echte wereldtoppers, van alle generaties, geldt: Hoe graag wil je winnen?” heeft met het focussen op één ding. Dat komt natuurlijk door de verleidingen van het internettijdperk. Maar ook op ander gebied zijn jongeren ongeduldig geworden volgens mij. Als je vroeger per se iets wilde hebben, ging je sparen. Nu zie je iets dat je hartje begeert en je koopt het, desnoods op de pof. Als een atleet op stage wil in Kenia druk ik hem of haar op het hart zo min mogelijk in contact te staan met de buitenwereld. Geen sms, of zo min mogelijk, en zoveel mogelijk rusten. Leef als een Keniaan, als je zo graag de top wilt halen en laat je niet gek maken door de buitenwereld.”

Haile

Eerlijk gezegd kan Joosten niet wachten op het moment dat het talentvolle meisje dat hij begeleidt, gaat doorbreken. (Of misschien ook niet.) “Dan zou ik toch wel even graag vijf jaar vooruit willen.” Die wens staat haaks op zijn adagium dat je moet leven in het hier en nu, maar vooruit: deze zeer ervaren trainer is ook maar een mens van vlees en bloed. “Ik ga wel binnenkort met haar naar Ethiopië, niet om te trainen in de eerste plaats. Ik zal haar de armoede tonen en de Ethiopische talentjes en zeggen: ‘Kijk, van hen moet je straks op de laatste honderd meter in de olympische finale winnen. Hoe graag wil je dat?’”

Bij een van zijn vele bezoeken aan Ethiopië vroeg hij Haile Gebrselassie, bij wie hij logeerde, waarom hij eigenlijk nog wilde winnen, terwijl hij al zoveel titels en wereldrecords in bezit had. “‘Een heel goede vraag Theo’, zei Haile. ‘Maar ik kan me niet voorstellen dat er iemand op de wereld rondloopt die liever het wereldrecord op de marathon loopt dan ik.’ Ik vond het een prachtig antwoord en een antwoord dat eigenlijk opgaat voor alle echte wereldtoppers van alle generaties: Hoe graag wil je winnen?”

Theo Joosten met een paar van zijn atleten. Joosten coacht onder andere Sileshi Sihine (tweede op de 10.000 meter bij de Olympische Spelen, hier met zijn vrouw Tirunesh Dibaba (dubbel olympisch kampioen).

nummer 2 - 2011

COACH

33


Studiereis ‘High Performance Management and Applied Research’ AUSTRALIË 27 augustus t/m 4 september 2011

Al jarenlang beschouwen wij het Australische topsportmodel als ons voorbeeld! Zeker met de toenemende ambitie om op het vlak van topsport te excelleren, kunnen wij op vele terreinen leren van Australië. Hoe is de topsport georganiseerd? Welke rol spelen wetenschap en innovatie hierin? Wat is de rol van sportgeneeskunde binnen topsport? En wat zijn de effecten op het vlak van breedtesport? U krijgt nu dé kans om van het succesvolle Australische topsportmodel te leren. Australië is een uitstekend voorbeeld van een land dat erin slaagt op het gebied van sport substantieel beter te presteren dan andere landen. Innovatie, ambitie, passie en professionaliteit zijn begrippen die bij dit topsportland passen. Wat zijn de sterke en zwakke punten van het Australische topsportklimaat anno 2011, in vergelijking met Nederland? Hoe kunnen de verhoudingen tussen Nederland en Australië worden geschetst op het gebied van topsport? Hoe investeert Australië in structureel sportonderzoek? Kortom, hoe kunnen Australische inzichten de Nederlandse topsportambitie op een hoger plan brengen? In samenwerking met Victoria University, Australian Institute of Sport en Australian Sports Commission organiseert Arko Sports Media een unieke studiereis. Uitgangspunten studiereis op diverse wijzen ontmoeten van en interacteren met Australische counter parts; bezoek aan diverse Australische sport- en onderwijsinstellingen; actieve uitwisseling van (wetenschappelijke) kennis, inzichten en innovatieve ontwikkelingen; onderzoeken en ervaren van politieke, wetenschappelijke en professionele ontwikkelingen van en in de Australische topsport.

Informatie en aanmelding Het uitgebreide programma is te vinden via www.sportsmedia.nl/bijeenkomsten. Er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar, dus schrijf u direct in op de website! De uiterste inschrijfdatum is vrijdag 27 mei 2011. Schrijft u zich in vóór 6 mei 2011, dan ontvangt u een vroegboekkorting van € 175,- ! Voor meer informatie en vragen kunt u contact opnemen met het congressecretariaat van Arko Sports Media (Rian van Dijk) via telefoonnummer 030 707 30 70 of via e-mail conferences@sportsmedia.nl.

INSTITUTE OF SPORT, EXERCISE AND ACTIVE LIVING

€ 175,ing vroegboekkort bij inschrijving mei! vóór vrijdag 6


ADVERTORIAL

Tegenover mij, op het winterse terras in Gerlos, zat een man van 64 met een jongedame van 24. Hij liet zich door haar instrueren op zijn iPad. Leuk, dacht ik, kleindochter overbrugt de digitale generatiekloof met opa. ’s Avonds in het hotel mocht ik met hen de tafel delen. De jongedame bleek zijn vriendin te zijn.

Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Sportservice Noord-Holland Postbus 338 2000 AH Haarlem T. 023-531 94 75 E. info@sportservicenoordholland.nl

Struikelen over de generatie­kloof

Na enige hilariteit begon het gesprek. Was het zijn geld? Hij zag er niet onbemiddeld uit. Was het zijn ervaring, status, positie? Of was er sprake van liefde, wederzijdse liefde, wel te verstaan? Het viel mij op dat zij hem regelmatig tegengas gaf. Zij overtroefde hem met haar mening. En hij slikte dat. Zij hadden elkaar ontmoet via Twitter. De man was jarenlang voetbaltrainer. Bij de amateurs. Zijn laatste arbeidsovereenkomst kwam plots tot een einde door zijn e-mailgedrag. E-mail gebruikte hij niet om te informeren. Nee, hij communiceerde via e-mail met alle spelers van de selectiegroep. Die spelers reageerden daarop met ‘reply to all’. Hij werd kwetsbaar, zijn gezag werd ondermijnd, einde trainerschap. “Vroeger,” zo sprak hij, “stond je boven de groep. Jij was de leermeester. Voor jou gingen de spelers door het vuur, want jij was als trainer de exponent van de club, de club waarvoor de spelers wilden strijden. Als groep van 16-18 man ging je voor een prestatie. Momenteel is de instelling: sta ik in de basis of niet? De digitale wereld en de sociale media geven de jongeren de gelegenheid overal hun mening over te ventileren. Een mening die het leiderschap aantast. Kijk maar naar de politiek, naar het bedrijfsleven. Kijk naar de beurs waar in plaats van rendement de emotie de koers bepaalt.” De man zei nog steeds een gezond bedrijf te leiden met tweehonderd werknemers. Mijn gedachten dwaalden af naar de arbitragezaak tussen

nummer 2 - 2011

Ajax en Hans van der Zee. Zelden heb ik een vonnis gelezen waarin zo veel werd geciteerd uit e-mails en sms’jes. Digitale communicatie, in plaats van informatie, die in toenemende mate conflictueus werd. Wordt uw leiderschap in uw bedrijf dan niet ondermijnd, zo vroeg ik. “Nee, want ik ben de baas én de eigenaar. Dan is er een natuurlijk en economisch gezag. Bij een voetbalclub is het bestuur de baas, evenals de Algemene Ledenvergadering. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet leer van mijn personeel. Ook ik word beïnvloed.” Zijn vriendin knikte. “Mijn personeel is mijn belangrijkste materiaal.” Maar dat is in een voetbalelftal toch ook het geval, zo daagde ik hem uit. Immers, de spelers zijn belangrijker dan de bal, het veld, de scheidsrechter, de doelnetten, ja zelfs belangrijker dan de trainer. “Nee,” zei de man, “de spelers behoren ondergeschikt te zijn aan het team. Het kan niet zo zijn dat een speler in de rust zegt dat hij het goed doet als de teamprestatie bagger is. Het is onbestaanbaar als een speler tegen een trainer zegt: doe het lekker zelf.” Oh, ik hoorde uw vriendin dat zojuist tegen u zeggen, zei ik. “Dat kan, omdat ons leeftijdsverschil geen generatiekloof is. Wij communiceren op basis van gelijkwaardigheid en”, zo sloot de man met een glimlach af, “als een paard niet draaft, kan hij niet struikelen.” Henk Uildriks directeur Sportservice Noord-Holland

COACH

35


Coach in de regio

Voetbaltrainer Sarina Wiegman

“Het ontbreekt ons aan vrouwen in de top” K

Sarina Wiegman (41) is al vier seizoenen trainercoach van het eredivisie vrouwenelftal van ADO Den Haag. Zij maakt zich zorgen over de toekomst van het vrouwenvoetbal in Nederland, de snelst groeiende sport in ons land. “Vrouwenvoetbal wordt altijd afgezet tegen mannenvoetbal. Houd op met dat vergelijken.” Door: John Volkers

36

COACH

nummer 2 - 2011

leine vrouw, maar voor geen kleintje vervaard. Sarina Wiegman kwam twee jaar geleden, op het hoogtepunt van de hype over het Nederlandse vrouwenvoetbal, bijzonder sterk over in de documentaire van VPRO-filmmaker Hansje Quartel, Mooie benen. De trainster van het prachtige meidencollectief van ADO Den Haag was de bevlogenheid zelve. Nog altijd is ze overtuigd van de grote waarde van het filmisch document, door fans in de Hofstad voor het gemak omgedoopt in ‘Haagse tieten’. Ze is gewend aan die wat ruwere versie van de werkelijkheid die in de voetbalwereld gewoon is. “Maar de documentaire heeft voor de populariteit van vrouwenvoetbal veel betekend. Het was pure marketing.” Mensen kregen een ander beeld van vrouwenvoetbal, het in hun ogen zwakke zusje van het grote machovoetbal der mannen. “Ik krijg nog steeds veel reacties op de documentaire. Goh, ik wist niet dat vrouwen ook zo fanatiek waren, zeiden ze dan. En dat jullie er zo intensief mee bezig waren. Ik zie het daarom als een doorbraak in ons imago. Het ging over betrokkenheid.” Topsportnorm Wiegman heeft Mooie benen thuis op dvd. Maar ze zal hem niet afspelen op een verjaardagsfeest. Dat heeft niet te maken met wat sommigen uit de documentaire denken op te maken. “Mensen die niks

met sport of met voetbal te maken hebben, zeiden over mij: wat een bitch. Zo hard. Tja als je dat niet gewend bent. In de sport moet je duidelijkheid geven en eerlijk zijn. Dan is sport heel hard. Ik was heel huiverig vooraf. Moeten we het wel doen? Maar op het laatst hadden we niet eens meer in de gaten dat de camera erbij was.” De tijd dat vrouwen zich illegaal in het voetbal moesten begeven, is lang voorbij. Sarina Wiegman, goed voor 104 interlands, begon zelf zo. Het haar kort geknipt, “anders leek ik niet op een jongetje”. “Maar ik wilde geen jongetje zijn, ik wilde alleen maar voetballen.” Het meisje van het Haagse straatvoetbal kreeg haar rol in de voetbalwereld, als international, als speelster in de VS en later als trainster van jeugdploegen van de KNVB, van hoofdklasser Ter Leede en nu eredivisieclub ADO Den Haag. Ze is academisch opgeleid, een ALO’er. Ze werkte als gymjuf tot ADO bij haar aanklopte. Bij de KNVB heeft ze het een-na-hoogste diploma, TC1, gehaald. Over het hoogste, Coach Betaald Voetbal, denkt ze na. Eigenlijk heeft ze er de tijd helemaal niet voor, druk met een gezin, met twee voetballende dochters, druk met ADO, druk met een topsportorganisatie die onder druk staat. “De ambitie dat diploma te halen zit wel in mijn hoofd. Maar ik ben al zo veel weg.” Sinds 2007, het jaar dat de KNVB de eredivisie vrouwen begon, voelt


FOTO: ORANGEPICTURES FOTO’s: KNZB

FOTO: orangepictures

Wiegman zich meer dan uitstekend op haar plaats in de wereld van het vrouwenvoetbal. Ze is professioneel trainster, in plaats van een deeltijdcoach die het ernaast moet doen. Dat ze als vrouw werd verkozen boven een man, vond ze “logisch”. “Er is met de eredivisie een topsportplatform gekomen, waar iedereen zich op richt. Waar de heldinnen spelen van de meisjes uit de regio die ook zo ver willen komen. Ik ben nog uit de tijd dat we extra probeerden te trainen met de speelsters van het Nederlands elftal. Maar er waren toen ook internationals bij, die vonden het allang best.” “Nu is de norm zo anders geworden. Nu is er een topsportnorm in het vrouwenvoetbal gekomen. Dat is heel erg verbeterd in Nederland. Maar het kan denk ik nog beter. Speelsters van ons die naar het buitenland gaan, naar Zweden of Amerika, hebben het over de mentale omslag die ze beleven. Ik heb dat zelf ook meegemaakt in dat jaar dat ik naar de Verenigde Staten ging. Daar heerste een andere attitude. Het was voluit trainen. Gewoon anders dan bij ons.” Eredivisie In de VS telde vrouwenvoetbal volop mee. Voetbal staat daar voor vrouwenvoetbal. In Nederland ligt het anders. Mannen maken daar de dienst uit, de vrouwentak is soms een aanhangsel. “We hebben

een explosieve groei meegemaakt met vrouwenvoetbal, van 85.000 in 2006 naar 120.000 in 2011. We zijn de grootste en snelst groeiende sport van het land.” “Maar vrouwenvoetbal wordt altijd afgezet tegen mannenvoetbal. Houd op met dat vergelijken. Dat Ireen Wüst (fantastische prestatie!) langzamer schaatst dan de langzaamste man, daar hebben we ’t toch ook niet over? Ik weet wel waar het vandaan komt. De ontwikkeling van het vrouwenvoetbal is achter die van de mannen aangegaan. Als het vrouwenvoetbal zich ontwikkelde, werd het de kop ingedrukt. Het is de cultuur. Voetbal wordt nog altijd als een mannensport gezien in Nederland. In Amerika was dat totaal anders.” Haar meiden van ADO worden betaald als amateurs (“met een reiskostenvergoeding”) maar ze leven als profs. In 2009 kwam ‘hun’ documentaire uit, was er een hoofdrol voor Nederland bij het EK in Finland. Dat booming-effect van toen is aan het wegebben. Drie van de acht eredivisieclubs (AZ, Willem II en Utrecht) stoppen. Wiegman ziet het grote gevaar

Oud-international Sarina Wiegman denkt dat de situatie in Nederland nog beter kan. “Speelsters van ons die naar het buitenland gaan, naar Zweden of Amerika, hebben het over de mentale omslag die ze beleven.”

voor de sport, waaraan zij zo vele uren spendeerde. “De komst van de eredivisie betekende meer trainen, hoger opgeleide trainers, goede topsportprogramma’s als hier in Den Haag. En dat alles binnen bvo’s, met het prestatieklimaat dat daarbij hoort. Het beste van het beste tegen het beste. Dat mag niet wegvallen. Net zoals we de beste speelsters moeten blijven verdelen over de clubs. Ook die van landskampioen AZ. Onze tak is nog niet aan de vrije markt toe.” “Ik snap niet dat clubs stoppen. Dat AZ stopt, vind ik een echte schande. Ik vind het niet beschaafd. Zulke clubs blokkeren de topsportontwikkeling van vrouwen. Dat gaat veel verder dan een aspect van het vrouwenvoetbal. Dan kom je bij emancipatie. Dat wordt de kop ingedrukt. Het ontbreekt ons ook aan vrouwen in de top. Net als in het bedrijfsleven.” Hoop houdt Sarina Wiegman altijd. Er begint zich een nieuwe cultuur te vestigen. “Ik zie meisjes voetballen op straat. Mijn dochter gaat ook de deur uit om mee te doen.”

“Dat AZ stopt met de eredivisie, vind ik een echte schande. Zulke clubs blokkeren de topsportontwikkeling van vrouwen” nummer 2 - 2011

COACH

37


Moeten voetballers helmen op? Sport ontwikkelt zich voortdurend. Coaches introduceren nieuwe trainingsmethodes, krachttrainers komen tot andere inzichten en sporters ontdekken nieuwe inspiratiebronnen. In deze rubriek krijgen deze ontwikkelingen aandacht. Dit keer: de laatste jaren heeft een aantal voetballers hoofdletsel opgelopen. Moeten zij met helmpjes gaan spelen?

FOTO: ANP PHOTO

Door: Jan-Cees Butter

Erik Matser: “Na een botsing kun je mentale problemen oplopen, zelfs als je niet bewusteloos bent geraakt”

FOTO: BROER VAN DEN BOOM

Karel Klaver: “Ik heb er zelf voor gepleit om de regels iets te wijzigen in het hockey”

38

Wiljan Vloet: “We moeten het niet bagatelliseren, maar ook zeker niet groter maken dan het is”

COACH

nummer 2 - 2011

V

oetballer Demy de Zeeuw ondervindt nog altijd hinder van de trap die de Uruguayaan Martin Cáceres uitdeelde in de halve finale van het WK in Zuid-Afrika. De Ajacied kampt ruim een halfjaar later nog met duizelingen, zwarte vlekken voor zijn ogen en hersenletsel, zo vertelde hij begin dit jaar. Bovendien lag De Zeeuw zes uur op de tandartsstoel om zijn gebit te herstellen. De Zeeuw (27) is lang niet de enige voetballer die hoofdletsel heeft opgelopen tijdens een wedstrijd. Ook Cristian Chivu, ˇ Petr Cech en Joey Didulica kwamen eerder hard in aanraking met een bal of tegenstander. Het gevolg is dat zij nu met helmpjes spelen, wat ze moet beschermen tegen nieuw (fataal) letsel. De vraag werpt zich op: Moeten voetballers niet allemaal met helmpjes spelen? Het spel is de laatste jaren sneller en harder geworden, waardoor het – in navolging van de wielrenners – geen overbodige luxe is om het hoofd goed te beschermen. Een groggy speler moet meteen van het veld, zo stelde neuropsycholoog Erik Matser in februari

in NRC Handelsblad. “Mensen kunnen na een botsing mentale problemen oplopen, zelfs al zijn ze daarbij niet bewusteloos geraakt”, zei hij. “Ze hebben dan coördinatieproblemen en problemen met het evenwichtsorgaan. Ze kunnen niet meer goed op hun benen staan.” Matser behandelde eerder ˇ Chelsea-doelman Petr Cech, die sinds januari 2007 een helm draagt na een onfortuinlijke botsing met Stephen Hunt (Reading FC). Matser stelt dat er veel te lichtzinnig wordt gedacht over hersenletsel in de sport. “In de eerste zes weken na een hersenschudding kan iemand te maken krijgen met duizeligheid, coördinatieproblemen, trager denken en een afname in concentratievermogen. Ongeveer een kwart van de mensen houdt langer last van een verandering in het bewustzijn. Spelers kunnen problemen houden met het maken van snelle inschattingen of het nemen van beslissingen onder tijdsdruk. Dat zijn nu precies vaardigheden die in het profvoetbal cruciaal zijn.” Karel Klaver, 132-voudig hockeyinternational, kan erover meepraten. Hij werd op 22 april 2002 vol


FOTO: ANP PHOTO

op zijn slaap getroffen door ploeggenoot Remco van Wijk, die een bal lanceerde met de gevreesde backhandslag. “Wonderwel ben ik volledig hersteld”, zegt Klaver. “Ik heb tien dagen op de intensive care gelegen. Dat was spannend. Er zat een breuk in mijn schedel, waardoor ik aderletsel had kunnen oplopen, er zat vocht in mijn hoofd, waardoor de druk op mijn hersenen niet te hoog mocht worden, en twee maanden later gingen mijn vingers en rug ineens tintelen, waarna bleek dat ik een grote beschadiging in mijn ruggenmerg had.” Het traject na het incident was wellicht nog minder aangenaam voor Klaver. “Hard geluid kon ik niet verdragen en als het licht aanging, kreeg ik al hoofdpijn. Verder had ik vaak moeite met het zoeken naar de juiste woorden.” Het voorval met Klaver leidde tot een heftige discussie in de hockeywereld. Spelers fungeerden als een soort schietschijf bij een strafcorner, wat levensgevaarlijke situaties opleverde met een razendsnelle backhand of forehand. In het hockey zijn in de loop der jaren de nodige aanpassingen gekomen nadat het spel

te gevaarlijk werd. “Ik heb er zelf voor gepleit om de regels iets te wijzigen in het hockey. Ik ben blij dat dat is gelukt”, zegt Klaver. Want achter de bekende verhalen schuilen veel meer hockeyincidenten. Op de amateurvelden gebeuren wekelijks talloze ongevallen. Onderzoek wees uit dat het aantal gevallen van hoofdletsel jaarlijks rond de 2.400 schommelt. Het overkwam bijvoorbeeld Hanneke van de Voort tijdens een veteranenwedstrijd van MOP. Ze kreeg de bal vol op haar slaap. Gevolg: een hersenkneuzing en een ‘kommetje in haar schedel’. Artsen vertelden haar later dat het slechts een centimeter had gescheeld of het zou haar fataal zijn geworden. In de voetbalwereld wordt nog tamelijk laconiek gedaan over hoofdletsel. Enkele jaren geleden heeft voetbalbond FIFA een aantal richtlijnen opgesteld, zodat voetballers uit de wedstrijd kunnen worden gehaald als de scheidsrechter dat noodzakelijk acht. De praktijk wijst echter uit dat dit nauwelijks gebeurt. Björn Vleminckx, de Belgische spits van N.E.C., liep eerder dit seizoen hoofdletsel op tegen Excelsior. Guyon Fernandez ging vol op zijn

gezicht staan. “De dokters waren er meteen bij”, herinnert trainer Wiljan Vloet zich. “Een clubarts geeft op zo’n moment aan of iemand verder kan spelen of niet. Dit soort ongelukkige momenten zul je altijd in de sport blijven houden. Het is terecht dat gehavende spelers een helmpje mogen dragen. We moeten het niet bagatelliseren, maar ook zeker niet groter maken dan het is. Per week zijn er zoveel wedstrijden. Dan is het logisch dat er wel eens iets gebeurt.” Karel Klaver vraagt zich af wat het alternatief is. “De meeste ongelukken gebeuren toch als een sporter recht in het gezicht wordt geraakt. Bij mij had een helmpje wel geholpen, maar bij Demy de Zeeuw bijvoorbeeld weer niet. Ik denk dat je dit moet beschouwen als losstaande incidenten, die horen bij het risico van topsport.”

Demy de Zeeuw kampt ruim een halfjaar na de aanvaring met Martin Cáceres nog steeds met duizelingen, zwarte vlekken voor zijn ogen en hersenletsel.

COACH

39

nummer 2 - 2011


SCHERP BLIJVEN

Einde contract. En dan? Het overkomt Louis

van Gaal dit seizoen bij Bayern München. Darije Kalezic´ bij De Graafschap. Basketbalcoach Marco van den Berg bij zijn club GasTerra Flames. Ondanks prima resultaten toch weg moeten. Niet door ontslag, maar door een bestuursbesluit het contract niet te verlengen. Hoe dan verder? Hoe blijf je gefocust, hoe houd je je ploeg scherp? “Juist nu word je uitgedaagd om te blijven doen wat je gepreekt hebt”, aldus Van den Berg.

COACH

Martiniplaza Van den Berg ziet in zo’n situatie juist de kans om te groeien, om je vakmanschap te verdiepen. “Juist nu moet je blijven doen waarvoor je staat”, zo zegt hij. “Juist nu word je uitgedaagd om te blijven doen wat je gepreekt hebt. Blijf dan ook in balans, verdedig je niet maar ga ook niet als een kamikazepiloot te werk, zoek niet de provocatie.” Zelfs als straks 4.500 toeschouwers in de Martiniplaza brullen dat de succestrainer moet blijven, zal hij zich niet laten verleiden. “Ik zou me zelfs bezwaard voelen als me dat zou overkomen”, reageert hij. “Revancheen wraakgevoelens steken vaak de kop op in de sport, maar ze vreten negativiteit. Investeer in je team, in je werk, daar haal je als trainer de meeste energie uit. Bovendien ben ik intrinsiek gemotiveerd. Ik heb geen prikkels van buitenaf nodig. Ik had bovendien weinig moeite met de beslissing. Ik wilde het sowieso na drie seizoenen voor gezien houden. Ik ben namelijk toe aan de volgende stap.” Schisma Wat hem vooral verbaasde, was dat het bestuur van de club zijn

“Revanche- en wraakgevoelens, ze vreten negativiteit”

Door: Toine Rongen

40

N

og voor de winterstop besloot het bestuur van basketbalclub GasTerra Flames het driejarig contract van coach Marco van den Berg niet te verlengen. Tot verbazing van velen, want de voormalige bondscoach haalde vorige zomer nog voor de derde maal in de bijna tachtigjarige geschiedenis van de club de titel naar Groningen. Contractverlenging leek logisch. Maar zeker in de top is veel niet wat het lijkt. Vraag het Ernie Brands, Vera Pauw of Gertjan Verbeek. Ondanks hun successen bij respectievelijk NAC, het Nederlands vrouwenelftal en sc Heerenveen, kregen de coaches geen contractverlenging en dienden ze met een katterig gevoel het seizoen af te sluiten. Zelfs Fabio Capello maakte het mee, toen hij ondanks een kampioenschap met Real Madrid naar contractverlenging kon fluiten. “Net zoals ontslag hoort dit bij het vak”, zo beseft Van den Berg. Al in 2004 hakte hij bij Nijmegen met hetzelfde bijltje. In zijn boek dat volgend seizoen verschijnt, besteedt hij dan ook aandacht aan deze toch onverwachte carrièrebreuk. Want hoe houd je je team maar vooral jezelf scherp?

nummer 2 - 2011


FOTO: ANP PHOTO

Coach Marco van den Berg van GasTerra Flames nog geen jaar geleden in betere tijden, na afloop van de vijfde wedstrijd van de play-off tegen WCAA Giants in Groningen.

besluit al voor de winterstop openbaar maakte. Die timing was ook voor de buitenwereld moeilijk te begrijpen. De Flames zaten nota bene nog in de Europa League, het team had zelfs net de Italiaanse kampioen verslagen. “Vooral voor de spelers was het een klap”, vervolgt Van den Berg. “Want impliciet zegt het bestuur na zo’n historisch seizoen toch: ‘Allemaal leuk en aardig maar we pakken het straks toch anders aan.’ Daarbij: de pers ging op zoek. Van alles werd er bij gehaald en dan moet je als trainer op je hoede zijn. Spelers kunnen namelijk aan mijn autoriteit gaan twijfelen. Een schisma in de spelersgroep kan daardoor dreigen.” Maar hij trof na het kerstreces vlijmscherpe spelers. Van den Berg: “De jongens hadden eerder hun hart en ziel aan de club gegeven. Dat vertrouwen had nu een deukje opgelopen maar ze bleven toch enorm gemotiveerd. Een mogelijk nieuw kampioenschap dit seizoen gingen ze nu vooral voor zichzelf opeisen, zo stelden ze.” Die weerbaarheid is volgens Van den Berg het gevolg van zijn intensieve, procesmatige aanpak waarmee ook Louis van Gaal, Co Adriaanse en Ton Boot spelers boven zichzelf lieten en laten uitstijgen. Ook Van den Berg hamert voortdurend op teamwork, op onbaatzuchtigheid, loyaliteit en effectieve open communicatie.

“Wees transparant over de nieuwe situatie”, tipt hij verder. “Leg het de spelers uit, geef ze – als die wens tenminste bestaat – alle details. Verder is en blijft het ook zaak om op de doelen te richten die we samen aan het begin van dit seizoen hadden afgesproken.” Carrièretrauma Ook sportpsycholoog Afke van de Wouw onderstreept het belang van doelen. “Zowel trainer als speler is gebaat bij een goede seizoensafsluiting. Want daarmee geven ze het beste visitekaartje af. Het contract mag dan eindig zijn, voor de carrière geldt dat uiteraard niet.” Maar daarmee ben je er niet. Van de Wouw wijst op het gevaar dat grote levensgebeurtenissen zoals geboorte, dood, huwelijk maar ook carrièretrauma’s hun tol kunnen eisen. Uit onderzoek blijkt dat sporters door een intense levensgebeurtenis sneller tegen blessures of mentale problemen oplopen. “Veel coaches hebben een zeer

druk programma”, zegt ze. “Ook amateurcoaches die er vaak nog een andere baan naast hebben. Het niet verlengen van het contract kan dan net te veel worden. Belangrijk is dan dat een coach zorgt dat hij fit is en blijft. Dat hij de belasting en belastbaarheid ook bij zichzelf in balans houdt.” Van den Berg, zo geeft hij toe, heeft het nu wel drukker. Hij moet op zoek naar een nieuwe club, heeft de verantwoordelijkheid voor een jong gezin, geniet bovendien niet de financiële vrijheid om een jaartje op sabbatical te gaan. Wat te doen? “Lekker hardlopen met de hond. Dagelijks een uurtje in de natuur uitwaaien en ondertussen met zo’n zeskilometerloop de accu opladen. Door dagelijks fysiek je grenzen op te zoeken, neemt je weerbaarheid ook mentaal toe. Want die heb je als trainer in deze specifieke omstandigheden zonder meer nodig”, aldus de trainer die met zijn ploeg op titelprolongatie afstevent.

Tips om het seizoen goed af te maken • • • • •

Blijf doen waar je voor staat. Zoek niet de confrontatie. Wees transparant, leg het de spelers uit. Richt je op de doelen die je met je team hebt afgesproken. Blijf fit.

nummer 2 - 2011

COACH

41


VAK ZONDER GRENZEN

Schaatscoach Jillert Anema, uitgesproken en omstreden

“Ik werd met de wijsvinger omhoog geboren” Het was in alle opzichten de winter van Jillert Anema. 55 jaren oud, zeldzaam gedreven en bijzonder provocerend. De eigenwijze trainer van de BAM-formatie zette met zijn marathonploeg de wereld van het langebaanschaatsen op de kop. Dat was ook helemaal zijn bedoeling.

Revival Het succes van De Vries kwam tot stand omdat grootvorst Sven Kramer wegens lichamelijk malheur ontbrak en omdat Wouter Olde Heuvel, ook TVM, over de schaats van de nieuwste BAMkracht Bob de Jong struikelde. Olde Heuvel verloor daarmee het uitzicht op het 5-kilometergoud. Aan

COACH

de rand van het ijs werd Anema onmiddellijk opgezocht door de briesende TVM-coaches Kemkers en Veldkamp. Een rel leek in de maak. Het was anders. De gebarentaal van Anema naar de concurrerende coaches werd door de Fries nadien uitgelegd. Hij had tegen Veldkamp en Kemkers gezegd dat ze moesten weggaan, want de camera’s zouden alles opnemen. Zo mochten zij, de trainers van naam, niet in beeld. Het zou de aandacht maar afleiden van een mooi schaatsmoment. Er werden wenkbrauwen gefronst. Anema vertelt zulke dingen altijd met een staalhard gezicht. Wie instemt met het betoogde, moet niet gek opkijken dat hij ineens wordt uitgelachen door de hoofdpersoon. Want Anema houdt ervan mensen op het verkeerde been te zetten. Daar is hij een meester in. Op je qui-vive zijn is voorwaarde nummer één als je met het schaatsfactotum omgaat. Verder is het gretig aanschuiven. De pet gaat van het dikke haar. Als hij met zijn rijders iets gewonnen heeft, komt er gerust bier op tafel. Zoals in Inzell na de wereldtitels van Bob de Jong,

“Het is afgelopen op het moment dat je tevreden bent”

Door: John Volkers

42

B

ij het eerste succes, de Nederlandse titel op de 5 kilometer van Bob de Vries, wees Anema direct op de ware betekenis van dat kampioenschap. Hij had zijn rijders dag na dag gewezen op het belang dat zij moesten toeslaan op de 5 kilometer, op die vrijdagavond begin november. Op de 10 kilometer had een marathonrijder als Henk Angenent, in handen van Anema, al eens bewezen de rest van Nederland zijn wil te kunnen opleggen. “Maar wil je echt indruk maken, dan moet je de 5 winnen. Daar doet het echt zeer. Dat is hun afstand. Langebaanrijders rekenen de 5 kilometer nog echt tot hun terrein.”

nummer 2 - 2011


Dateringsproces Na deze bijlessen over het dateringsproces van een topsporter springt Anema snel over op andere wetten in het schaatsen. Zo is er de Wet van Anema, veelvuldig uitgevent door een bijgelovig mens. “Een interview en een foto op de dag voor de competitie, zijn een garantie voor een slechte wedstrijd.” Zeg pas iets als de wedstrijd achter de rug is. En voor de pupillen van de coach: laat het praten aan de trainer over. Zijn geheim is geen groot geheim, en vooral ‘ons’ geheim. “Dat is keihard trainen.” Maar dat kan niet het enige zijn, als je schaatsers van 34 jaar een nieuwe jeugd levert. Het geheim van Anema is ook een verhaal van technische beheersing. “Schaatsers kunnen net als darters en biljarters lang mee. Die houding, diep door de knieën, minutenlang onder die wind door, die doet pijn en vereist veel training. Maar dat andere, dat schaatsen, dat is darten. Dat kost

FOTO: SOENAR CHAMID

de olympisch kampioen van 2006 die aan de hand van Anema zijn revival beleefde. Bob was nog niet ‘op’. Kom op zeg, zei Anema toen het glas in de perszaal van Inzell nog niet eens half leeg was. Minder worden, als je ouder wordt, het valt wel mee volgens de trainer die in het ziekenhuis van Heerenveen het vak van fysiotherapeut uitoefent. “Mijn ogen bleven van mijn 21ste tot m’n 49ste dezelfde. Pas toen moest ik een andere bril. En op mijn 50ste heb ik nog mijn snelste ronde ooit geschaatst, op Calgary.” “Als Bob [de Jong, red.] op zijn goede gewicht blijft, dan kan-ie goed blijven tot op 41-, 42-jarige leeftijd. Schat ik. Het gaat vooral om hoe je in het hoofd bent. Of je fris bent. Of je gespannen bent voor wedstrijden. Het moment dat je tevreden bent, dan is het afgelopen. Als Bob zegt: ‘mooier dan dit wordt het niet meer’, dan kan hij morgen met vakantie. Dan is het over.”

geen energie. Degene die dat goed doet, is ook niet moe na de rit. Bij schaatsen gaat het om timing, de afzet moet gekoppeld zijn aan snelheid. Als dat klopt, dan gaat de lijn recht naar voren, dat is het meest efficiënte. Hoe harder je rijdt, hoe zachter het tikje moet zijn.” Hij is dan de docent Anema, de man die al zijn rijders beter laat schaatsen. Over zijn eigenwijsheid was hij in Inzell uitgesproken. “Ik werd met de wijsvinger omhoog geboren.” Overal heeft hij wat over te zeggen, meningen zijn er om verkocht te worden. Hij zegt altijd gelijk te hebben, daar is de provocerende coach weer. De laatste keer dat hij ongelijk had, “nou, dat was in de tijd dat Feyenoord nog van Ajax won”. Ongelijk krijgen, daar is hij wel aan gewend. Zijn twee dochters (“nee, pap”) geven hem thuis niet de ruimte die hij langs het ijs gewend is. In die stijl werd Jillert Anema schaatstrainer van het jaar. Er zullen mensen voor die keuze zijn en tegen die keuze zijn. Zo ligt de zaak nu eenmaal bij hem. In het schaats­peloton zijn er twee mogelijkheden: je mag Anema, of je mag hem niet. Hij gaat onzekere tijden tegemoet. In de aanloop naar de Olympische

Met twee gouden medailles voor Bob de Jong was het WK in Inzell afgelopen maart een succes voor hem en Anema. “Bob kan nog tot zijn 41ste, 42ste, goed blijven.”

Winterspelen van Sotsji 2014 vindt hij zijn werkwijze van de combinatie marathon en langebaan bewezen. Of de sponsor van zijn marathonteam BAM, dat vier jaar alles won dat te winnen viel, maar even over de brug wilde komen? Hier stuitte Anema op een barricade. Wie dacht dat hij geschrokken was van weerwerk van een weigerende sponsor, had het mis. Anema heeft de zaak overgedragen aan een man met meer kennis van zaken, mediator Jos Vaessen. Als die er niet uit komt, dan gaat hij verder met zijn rijders in zwarte pakken. “Ik ben drie, eigenlijk vier keer in mijn leven op nul begonnen. En altijd is het later goed gekomen”, zo bezwoer hij dat de onrust over de toekomst van zijn ploeg hem niet bij de keel heeft gegrepen. Hij trekt, naar zeggen, desnoods de eigen portemonnee, tot een nieuwe sponsor de waarde van De Jong, De Vries, Bergsma, Stroetinga en Groeneveld heeft ingezien. Weglopen zullen zij niet. De rijders weten dat hun olympische kansen in de handen liggen van de vakman pur sang. Zonder Jillert Anema wordt Sotsji een onhaalbaar, ver oord.

nummer 2 - 2011

COACH

43


DENKSPORT

Altijd honderden zetten in je hoofd FOTO: ANP PHOTO

Z

Een database met een half miljoen dampartijen, tientallen meters vakliteratuur en altijd de laptop in de buurt. Schakers en dammers zijn bewust en onbewust de hele dag met hun sport bezig. “Het is

e worden wonderkinderen genoemd. Midden in de nacht wakker worden en zomaar ineens dé oplossing weten voor die ingewikkelde stelling op het schaakbord. Alsof het inzicht ze aan komt waaien en trainingen er niet toe doen. Ze hebben hét, wordt dan gezegd, in het midden latend wat hét dan precies is. Maar schaaktalent Anish Giri (16) en damtalent Roel Boomstra (18) willen niets weten van het stempel wonderkind. “Succes is een kwestie van hard trainen”, vindt de dammer. “Zonder trainen ben je niets”, aldus de schaker. Beiden staan te boek als groot talent. Giri haalde in 2009 als jongste speler de grootmeestertitel binnen, afgelopen januari versloeg hij tijdens het Tata Steel Chess toernooi Magnus Carlsen, de aanvoerder van de wereldranglijst. Ook Boomstra haalde als jongste Nederlander ooit de internationale grootmeesternorm (2007). In mei neemt hij deel aan het WK dat in Nederland gehouden wordt. Kenners zien in hem een toekomstig wereldkampioen.

De training van dammers en schakers komt grofweg overeen. Ongeveer de helft van de tijd wordt besteed aan technische en tactische trainingen. Rob Clerc, bondscoach van de dammers: “Het onderzoeken van standen, het naspelen en analyseren van partijen van anderen. Dat doen we eens per maand met de groep, maar spelers doen dat vooral individueel, veelal dagelijks.” Computer Slechts een klein gedeelte van de trainingsarbeid vindt plaats met een coach of medespelers. De meeste uren brengen topdammers en -schakers alleen door. Voor zowel het technische (stellingen, openingen, eindspel) als het tactische (strategie, vaak afgestemd op de tegenstander) is naast vakliteratuur de computer onmisbaar. Giri: “Wat de viool is voor een violist, is de computer voor een schaker. Spelen op een schaakbord? Zelden.” De computer wordt niet alleen gebruikt om specifieke situaties of complete partijen na te spelen, maar ook voor studie. “We hebben een database met een half miljoen

niet sexy, maar degene die de meeste trainingsuren maakt, wint.”

Door: Mariëlle van Bussel

44

COACH

nummer 2 - 2011

Dambondscoach Rob Clerc: “Ik haal ze uit hun comfortzone, door bijvoorbeeld om vijf uur ’s ochtends te gaan dammen”


Schaakgrootmeester Anish Giri: “Trainen tegen de computer? Je weet dat je verliest, dus de motivatie is laag” gespeelde partijen. Je hoeft maar de naam van een speler of een stelling in te tikken, en alles rolt eruit”, aldus Clerc. “Het gaat erom wie het laatste nieuwtje heeft gevonden. Vernieuwingen zijn altijd mogelijk, omdat het spel sterker blijft dan de sterkste speler ter wereld.” Daarnaast wordt er bij wijze van training op internet regelmatig tegen anderen gespeeld – sneldammen met één minuut bedenktijd bijvoorbeeld. Spelen tegen de computer zelf is minder interessant, vindt Giri. “Je weet dat je verliest, dus de motivatie is laag. Als ik een partij van een topspeler analyseer, leer ik meer dan wanneer ik een partij verlies van de computer.” Of een specifieke vaardigheid als ‘vooruitdenken’ te trainen is? “Jazeker”, weet Clerc. “Iedereen moet een partij met honderden zetten in zijn hoofd kunnen spelen. Juist omdat je tijdens de partij wegloopt, naar het toilet gaat, bij een andere partij staat te kijken. Ondertussen gaat het spel in je hoofd verder, er gaat geen bedenktijd verloren. Dat train je door die grens van het blinddammen steeds verder op te schuiven.” Vegetariër Hoewel de sporters zelf meer aandacht en interesse hebben voor het spel zelf, vindt bondscoach Clerc dat het mentale en het fysieke deel minstens zo belangrijk zijn. “Als een WK drie weken duurt, moet je drie weken fris in je hoofd zijn. Er wordt veel gevraagd van je uithoudingsvermogen. Vrijwel iedere

dammer doet aan fitness om in goede conditie te blijven. En toevallig of niet, maar een aantal wereldtoppers is vegetariër.” De mentale training is het ondergeschoven kindje, weet Clerc. “Je moet je als dammer of schaker natuurlijk goed en langdurig kunnen concentreren. Daarnaast moet je met de spanning van een wedstrijd kunnen omgaan. Ieder heeft daar zijn eigen methoden voor. Ademhalingsoefeningen, yoga, of een bezoek aan een mental coach.” Zoals Boomstra. “De mental coach heeft me meer zelfvertrouwen gegeven. Ik rekende alle fouten mezelf aan, nu ben ik een stuk positiever geworden.” “Eigenlijk,” zegt Boomstra, “train ik het meest op de technische aspecten. Dat is ook een stuk makkelijker te trainen. Omgaan met spanning? Als je vijf sets in twee uur moet spelen, moet je er gewoon voor zorgen dat je genoeg tijd over hebt voor de laatste fase. Als er dan toch tijdsdruk ontstaat, kan ik er daar redelijk goed mee omgaan zonder daar specifiek voor te trainen.” Ook Giri zegt geen speciale oefeningen te doen om stress te elimineren. “Je moet kunnen verliezen, dat kan ik gelukkig wel. Het toernooi gaat door, je moet jezelf kunnen herpakken.” Terwijl dat volgens de bondscoach juist een punt van aandacht is in het Nederlandse kamp. “Nederlanders vechten zich moeilijker terug in het toernooi als ze van de twintig partijen de vierde hebben verloren. Russen bijvoorbeeld zijn veel weerbaarder en harder.”

Weerbaarheid Tijdens trainingskampen werkt Clerc dan ook aan het versterken van die weerbaarheid. “Iemand wordt de beste als hij met wisselende omstandigheden kan omgaan. Ik haal de spelers uit hun comfortzone, door bijvoorbeeld om vijf uur ’s ochtends te gaan dammen. Dat roept weerstand op, maar ze worden er uiteindelijk sterker van.” Dat is dan ook de rol van de coach. “Een coach moet het beste uit zijn spelers halen en ze zo goed mogelijk in hun vel laten zitten. Spanning opvoeren voor wie daar baat bij heeft, of juist spanning wegnemen als dat beter is. Als je zes uur tegenover elkaar zit zonder een woord te mogen zeggen, krop je alles op. Die spanning moet er na afloop uit. Ik probeer iedereen optimaal scherp en in goede conditie te houden. Ik werk nu bijvoorbeeld met Action Type®, dat ik via de Master Coachopleiding heb geleerd.” Boomstra beaamt dat, hoewel de computer een grote rol speelt, de coach onmisbaar is. “Ik bespreek met hem hoe ik het best kan spelen tegen een bepaalde speler. Maar ook het geven van vertrouwen is een taak van de coach.” Giri, die elke twee maanden tien dagen bij zijn coach in België verblijft: “We bespreken stellingen en lossen schaakproblemen op. Door het stellen van de juiste vragen, kom ik verder in het spel.” Clerc: “Op dit niveau staat een coach niet meer boven de stof, en dus zoek je het samen uit. Twee weten meer dan één.”

nummer 2 - 2011

COACH

45


OP DE CLUB

Volleybalvereniging Spiker in Eerbeek

Er zijn steeds minder jongens die volleyballen in Nederland: slechts 22 procent van de jeugdleden. De sport worstelt met het imago van meisjessport. Volleybalclub Spiker uit Gelderland merkt het aan den lijve. De vereniging heeft niet één jongensteam meer bij de jeugd. Voor de toekomst van de mannentak wordt gevreesd.

Door: Steven Verseput Foto’s: Maurits van Hout

46

COACH

nummer 2 - 2011

Jongens gevraagd! B

ij volleybalvereniging Spiker uit Eerbeek lijkt het aan niets te ontbreken deze zaterdagmiddag. Het geluid van harde smashes en het schelle gepiep van zolen wordt verstomd door spelers die elkaar vol vuur aanmoedigen. In de kantine zorgt de barploeg voor patat en broodjes kroket. Ouders complimenteren hun kinderen met hun spel. Het tweede mannenteam kijkt met een biertje in de hand naar de wedstrijd van het eerste. En een meisjesteam zit vooral te giechelen. Ogenschijnlijk heeft de Gelderse dorpsclub alles goed voor elkaar. Maar Spiker mist iets essentieels: er is geen jongensjeugd. Het probleem is groot voor de volleybalvereniging, vertelt voorzitter Bas Schotpoort. Spiker telt bij de jeugd vijf meisjesteams, maar heeft niet één jongensploeg. De toekomst van de mannenafdeling staat op het spel. Bij de mini’s (6 tot en met 12 jaar) is er weliswaar een jongensteam, maar dat is weinig vergeleken met de elf

meisjesploegen in deze leeftijdscategorie. “Het zal moeilijk worden om in de toekomst een jongensteam te formeren. In het slechtste geval word je alleen een club met vrouwenteams”, zegt Schotpoort in de kantine van sporthal de Bhoele in Eerbeek, zo’n twintig kilometer onder ‘volleybalstad’ Apeldoorn. Het doemscenario hangt als een donkere wolk boven de club. Na het interview gaat Schotpoort (34), middenaanvaller in het eerste van Spiker, de zaal in voor de wedstrijd tegen het vijfde van Alterno (4-0 zege). Zijn ploeggenoten zijn ook allemaal de dertig gepasseerd, opvolgers zijn er niet. De gemiddelde leeftijd van het tweede ligt boven de veertig. Schotpoort is bijna 25 jaar lid van de vereniging en weet nog goed hoe hij als klein ventje opkeek tegen de spelers van het eerste team. “Toen moest je vechten om in het eerste te komen, dat was het vlaggenschip. Maar als we nu te weinig spelers hebben, moeten we hopen dat er jongens uit het tweede mee kunnen spelen.”

Ogenschijnlijk heeft de Gelderse dorpsclub alles goed voor elkaar. Maar Spiker mist iets essentieels: er is geen jongensjeugd


Spiker in actie tegen dalend ledenaantal

Landelijke trend Het probleem bij Spiker staat niet op zichzelf, het is onderdeel van een landelijke trend. Er zijn steeds minder jongens die volleyballen in Nederland. De cijfers van volleybalbond Nevobo zijn verontrustend. Van de in totaal 50.000 jeugdleden in 2009 waren er 39.000 meisjes en 11.000 jongens. Dat betekent dat slechts 22 procent van de jeugdleden een jongen is. Volleybal heeft hierdoor in de afgelopen jaren het imago van meisjessport gekregen. De terugloop bij de jongens zette zo’n vier jaar geleden in, zegt Marcel Sturkenboom, algemeen directeur van de volleybalbond. Van een groot probleem wil hij niet spreken, hij heeft het liever over een “mooie uitdaging”. “Het probleem is te overzien. Het is niet zo dat deze trend zo stevig is dat we in paniek moeten raken dat we een typische meisjessport worden.” Waarom volleyballen steeds minder jongens? Ze wisselen vaak snel van sport, zegt Sturkenboom.

“Jongens blijken, vooral op jongere leeftijd, veel wispelturiger dan meisjes. Ook kiezen ze vaker voor een combinatie van een aantal sporten. En we hebben veel concurrentie van het voetbal.” Dat laatste maakt Spiker-voorzitter Schotpoort van dichtbij mee. Hij heeft een zoon van zeven die voetbalt, en een zoon van vijf die op voetbal wil. “Niet leuk voor een voorzitter van een volleybalvereniging.” De lokale voetbalclub Eerbeekse Boys heeft een ledenstop en in de klas van zijn oudste zoon gaat het alleen maar over voetbal, er worden continu voetbalplaatjes geruild. “Volleybal zit bij de jeugd niet in het systeem.” Te technisch In het verleden waren er binnen Spiker een aantal grote volleybalfamilies, vertelt hij. “Dat was een bepaald slag mensen, een beetje de elite. Zij namen het voortouw. Daar sloot je je graag bij aan”, zegt Schotpoort. “Als je bevriend was

Eind 2009 kwam het bestuur van Spiker tot een viertal zorgelijke conclusies: behalve het dalende ledenaantal en een gebrek aan jongensjeugd was er onvoldoende kader en gebeurde er te weinig om leden te werven. Daarop stelde de technische commissie een beleidsplan samen. Het belangrijkste doel was het behoud van leden, zegt Jeroen Bielleman (34), voorzitter van de technische commissie. Een van de acties om het vertrek van leden tegen te gaan, is dat teams bezoek krijgen van clubcoördinatoren, die spelers naar hun mening vragen. Ook zijn er enquêtes gehouden onder de leden. “Daaruit bleek dat er veel onvrede was over de trainingstijden. Daarop hebben we geprobeerd de trainingstijden zo veel mogelijk aan te passen aan de tijden dat de spelers kunnen.” En er wordt geprobeerd nieuwe leden binnen te halen. Zo wil de club in samenwerking met de volleybalbond volleyballessen aanbieden op lokale basisscholen. Ook zijn er inloopavonden met recreantentrainingen voor familie en vrienden van leden. Daarnaast is er sinds kort een activiteitencommissie opgericht. Op sportschooldagen en tijdens evenementen in de zomer moet de commissie activiteiten organiseren. Bielleman: “Daar moet je als vereniging aanwezig zijn met leuke spelletjes, om zo de jeugd enthousiast te maken voor het volleybal.” Het aantal leden daalt inmiddels niet meer.

met iemand van een van die families, ging je zelf automatisch ook volleyballen. Maar dat soort families zijn er niet meer.”

nummer 2 - 2011

COACH

47


OP DE CLUB

Bekende volleyballers bij Spiker Volleybalvereniging Spiker in Eerbeek is opgericht op 16 november 1964. De club heeft ruim tweehonderd leden. Er zijn twee mannenteams (waren er ooit zes) en zes vrouwenteams. Het eerste bij de mannen werd in 2008 kampioen in de derde divisie landelijk, maar degradeerde het jaar erop direct uit de tweede divisie. Dit jaar speelt het eerste op het een-na-hoogste niveau in de regio Nieuw-Gelre. De vrouwen spelen op het twee na hoogste niveau in dezelfde regio. Bij de meisjesjeugd zijn er vijf teams, bij de jongens is er geen jeugd. Bij de mini’s (6 tot en met 12 jaar) zijn er elf meisjesteams, er is slechts één jongensteam in deze leeftijdscategorie. Het doel van de club is om de top in de regio te halen. Een aantal oud-volleyballers van naam begon zijn carrière bij Spiker. Bekendste is voormalig international Jeroen Bijl, nu topsportmanager bij NOC*NSF. Arthur Vennik, van 1991 tot en met 1997 speler van Dynamo, speelde in het verleden ook bij Spiker. Bij de vrouwen is voormalig international Ria Boomsma de meest bekende oud-speelster. Zij is nu trainer bij Spiker.

De belangstelling voor volleybal in Eerbeek (ruim 10.000 inwoners) brokkelde langzaam maar zeker af. In de afgelopen twintig jaar liep het ledenaantal bij Spiker terug van zo’n 350 naar ruim 200 nu. Schotpoort: “We zijn altijd een grote en gezonde vereniging geweest. Maar de laatste jaren hebben we het lastig gekregen. We zijn nu nog een middelgrote club, dankzij de vrouwen.” De tanende belangstelling van jongens is de voornaamste oorzaak van de terugloop van het aantal leden. Zo’n vijftien jaar geleden had de club nog zes jongensteams. Heel geleidelijk liep het aantal terug, tot vijf jaar geleden de laatste jongensploeg stopte. Een eenduidige verklaring heeft Schotpoort niet voor het verloop. Veel jongens die voor Spiker speelden, vertrokken uit Eerbeek om te gaan studeren. Bovendien gaan de beste talenten naar Dynamo of Alterno, de grote clubs in Apeldoorn. Maar belangrijker is misschien dat de sport te technisch is voor jongens, zegt Schotpoort. Het kost veel tijd om de sport te leren. “Als je net begint is het al moeilijk om de bal fatsoenlijk over het net te krijgen.

48

COACH

nummer 2 - 2011

Je moet eerst door een lastige fase heen voordat je aan echt volleybal toekomt”, zegt hij. “En je staat vrij vaak stil tijdens het spel, terwijl die jonge knullen constant bezig willen zijn. Ook vinden ze de spelregels ingewikkeld.” Schotpoort vreest het ergste voor de toekomst van de mannentak. Laatst vroeg zijn buurjongen, elf jaar en lang voor zijn leeftijd, of

hij een keer kon komen volleyballen. “Wanneer trainen mijn leeftijdsgenoten”, vroeg hij aan Schotpoort. Het enige team waar hij in mee zou kunnen spelen waren de mini’s, waar de meeste jongens rond de zeven jaar zijn. Dat wilde hij niet. Dat is de kern van het probleem voor Spiker. “Er is bijna niks. Het is het gevoel van: Waar moeten we beginnen?”

Aantal jeugdleden volleybalbond in 2009 (totaal junioren én senioren: 118.157 leden). Vrouw

Man

Totaal

A-jeugd

5.524

1.913

7.437

B-jeugd

7.639

2.485

10.124

C-jeugd

8.742

2.413

11.155

D-jeugd

8.696

2.108

10.804

E-jeugd

6.238

1.575

7.813

F-jeugd

2.102

571

2.673

Overige jeugd Totalen: Percentages:

81 39.022 78 procent

41 11.106 22 procent

122 50.128 100 procent

Bas Schotpoort: “Er is bijna niks. Het is het gevoel van: Waar moeten we beginnen?”


Marcel Sturkenboom: “Als je een sport voor jongens spectaculair wil houden, moet je ze ook laten slaan en aanvallen”

Praktisch: volleybal aantrekkelijker voor jongens De lage ledenaantallen bij de jongens zijn een groot probleem, zegt Guus van den Elzen, volleybalconsulent voor de bond in de regio oost. Van de verenigingen krijgt hij regelmatig signalen dat het moeilijk is de jeugdafdeling bij de jongens op peil te houden. “In sommige regio’s zit het aantal jongens dat volleybalt zelfs onder de tien procent.” De volleybalbond is sinds drie jaar bezig de voor jongens aantrekkelijke aspecten van de sport meer naar voren te brengen, vertelt Sturkenboom. “Vroeger was het zo dat je alle stappen in de trainingsmethodiek moest volgen voordat je überhaupt mocht aanvallen. Als je een sport voor jongens spectaculair wil houden, moet je ze ook laten slaan en aanvallen. Dat bouwen we nu in de methodiek in. Door die ommekeer in denken en aanleren zie je dat we weer terrein terug beginnen te winnen. De kunst is om de verenigingen en coaches die nieuwe methodiek ook mee te geven.” Verspreid door het land zijn er begin dit jaar vier ‘kaderdagen’ gehouden over het dalend aantal leden bij de jongens. Op de bijeenkomsten gaven

volleybalverenigingen die wel genoeg jongens als lid hebben presentaties over de succesfactoren om jongens te werven én vast te houden. De volgende drie onderwerpen kwamen op de kaderdagen aan bod: 1. Professionalisering. Zorg dat je als vereniging professionele trainers hebt die in dienst zijn van de club waardoor je meer continuïteit en kwaliteit hebt. Ga combinaties aan met bijvoorbeeld buitenschoolse opvang, zodat je meer met de jongensjeugd in aanraking komt. 2. Scholenprojecten. Docenten van de volleybalbond die tijdens de gymles volleybaltraining geven, waardoor jongens de sport leren kennen. 3. Verenigingsactiviteiten. Organiseer als vereniging activiteiten naast het volleybal, zoals activiteitenkampen en uitstapjes naar pretparken. En kijk hoe je de training kunt aanpassen voor jongens, zoals bijvoorbeeld meer actieve oefeningen.

nummer 2 - 2011

COACH

49


FOTO: ANP PHOTO

column Mart Smeets 50

Mart Smeets is vanaf 1967 werkzaam in de (sport)journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als presentator, documentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomer- en Winterspelen en vele internationale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor Trouw, het Haarlems Dagblad, NUsport en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.

NBA betekent handel… Je zult coach zijn in de NBA. Dan wordt het februari en nadert de zogenoemde trading deadline. En dan heb je dus niets te vertellen. Je moet je team in vorm houden en elke morgen ben je benieuwd welke spelers je ’s avonds nog hebt. Neem de New Jersey Nets. Een zwakke ploeg met een excentrieke en rijke Russische eigenaar, ex-speler Avery Johnson is coach. Die kreeg zijn ploeg nauwelijks aan de gang, maar van de Nets is men dat gewend. Al jaren een bodemploeg, soms met een lichte opwaardering, maar zelden consistent. Eerst flirtte men openlijk en voor onsmakelijk veel geld met Denver Nuggets-vedette Carmelo Anthony, maar die verkoos – de net iets beter betalende – New York Knicks. Hoe de Nets met die pech omgingen? Door te gaan shoppen. De blanke, betrouwbare, dure forward Troy Murphy werd verscheept naar het ongevaarlijke Golden State Warriors. Zonder dat schutter Brandon White en onze landgenoot, veteraan Dan Gadzuric, het wisten, waren ze koopwaar geworden. Beiden hadden een stevig betaald laatste contractjaar, waren ‘overbodig’ aan de westkust en konden als ‘bankvulling’ naar New Jersey. Voor de beleefdheid zei general manager Billy King van de Nets dat hij Gadzuric een nuttige veteraan vond die wist wat hij moest doen. Oh ja? Gadzuric had meteen door dat hij bij de Nets aan het eind van zijn NBA-loopbaan kwam te staan. Waar hij in San Francisco veelal zat, moest hij ook hier zittend toekijken. Hij krijgt er dit seizoen nog wel 8,6 miljoen dollar voor. Na het seizoen is hij ‘free agent’ en kan hij naar een volgende werkgever uitkijken. Johnson zal Gadzuric niet of nauwelijks gebruiken. De Nets zochten vervolgens naar een topspeler en weekten Utah Jazz-guard Deron Williams los. Deze lastpak in de kleedkamer heet nog steeds een topper te zijn en hij kostte de Nets de klasserijke jongeling Derrick Favors en de veteraan-spelmaker Devin Harris en spelers bij volgende drafts. Het gevolg? De Nets waren hun heel oude kern kwijt, moesten nieuwe spelers inpassen, het seizoen werd als verloren beschouwd en de mannen die nu speelden moesten er maar het beste van maken. Door dit seizoen kon een kruis. Volgende keer beter. Als coach kan je in zulke gevallen niets doen. Het management, vaak ook de vrouw van de eigenaar (zeg ik cynisch) en duur ingehuurde raadgevers, bepalen wat er in de laatste dagen wordt verhandeld. Spelers hebben niets te zeggen, de coach evenmin. Iedereen speelt mooi weer, analisten voorspellen onzin, in feite wordt de competitie flink vervalst en de laatste wedstrijden zijn voor spek en bonen. Een week na deze ‘handelingen’ was Murphy al weer weg uit San Francisco (hij kocht zijn contract af en tekende bij Boston, omdat hij bij een topteam wilde spelen) en hadden de Nets nog geen wedstrijd gewonnen. Ze spelen hopeloos slecht. Gadzuric zit op de bank, heeft in een wedstrijd heel even speeltijd gekregen, maar blesseerde zich weer (rug) en zit als een zombie op de bank of, nog erger, in straatkleren aan de kant. Denk daar eens aan. Onze landgenoot heeft huizen in Milwaukee (waar hij jaren speelde) en een onderkomen in Las Vegas (zijn zomerresidentie), huurde een appartement in San Francisco (met vrouw en kinderen), maar slaapt nu weer in een hotel in New Jersey. We mogen dan denken dat het bestaan van de dure NBA-prof een feestje is, maar dat is niet zo. En over de rol van de coach valt nauwelijks iets te zeggen. Het overkwam niet alleen de coach van de Nets, maar ook ten minste acht collega’s. Overal werd handel boven evenwicht en duurzaamheid verkozen. Bij de Knicks verdwenen er binnen drie dagen zes man! Hoe kan je, op driekwart van de competitie, nog zoveel nieuwe spelers inpassen? Hoe kan je andere spelletjes uitdokteren? Hoe kan je verwachten dat de nieuwe ploeg als eenheid gaat spelen? Het is overleven.

COACH

nummer 2 - 2011


Voor fiscale, juridische en administratieve vragen voor uw sportvereniging Net als u houden wij bij Ernst & Young van sport. Daarom doen wij er graag alles aan om ervoor te zorgen dat sporters, coaches en verenigingen niets in de weg staat om een topprestatie te leveren. Zo vragen wij als Partner in Sport van NOC*NSF aandacht voor de rol van de coach, en zijn wij nauw betrokken bij het Olympisch Plan 2028 om de Olympische Spelen naar Nederland te halen. Daarnaast ondersteunen wij met onze Sportdesk op praktische wijze sportverenigingen met fiscaal, juridisch en administratief advies. En in de meeste gevallen zijn wij dan ook zo sportief om daar helemaal niets voor in rekening te brengen. Kijk voor meer informatie op www.ey.nl/nocnsf of stel direct uw vraag via sportdesk@nl.ey.com


De juiste ondersteuning, de basis voor succes Als Official Supplier van NOC*NSF draagt Ricoh de Nederlandse sport al jaren een warm hart toe. We ondersteunen met veel enthousiasme de ambitieuze doelen van de vele sporters die hun dromen gaan verwezenlijken. Want alleen met een goede basis ontstaat topsport van het allerhoogste niveau. Ricoh. Moving Ideas Forward.

Ricoh Nederland B.V., Utopialaan 25, Postbus 93150, 5203 MB ‘s-Hertogenbosch, www.ricoh.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.