NLCOACH - 6e jaargang - nummer 3 - 2011
6e jaargang - nummer 3 - 2011
COACH van coaches - voor coaches - door coaches
Edwin Benne en Ron Zwerver “We hebben niets te verliezen”
Psychologische oorlogsvoering Hoe maak je je tegenstander gek Toon van Helfteren “Opvoeden, dat heeft er altijd ingezeten” Badmintontrainer Ron Daniëls “We moeten veel ambitieuzer zijn”
Thema
De coach van de Toekomst
Sportonderwijs | Social media | Van club tot community
Leergang Peak Performance Coaching Met docenten als Peter Murphy, Joop Alberda, Jan Huijbers en Bennie Douwes! De leergang PeakPerformance bestaat uit drie modules, die je los van elkaar kunt volgen. Je kunt ze dus alle drie volgen, maar ook één of twee en in willekeurige volgorde. Volg je ze wel alle drie, dan krijg je het predicaat ‘Peak Performance Coaching’. De leergang is een co-productie tussen de ActionType Academy en NLcoach. Deze modules zijn gericht op coaches uit alle sporten omdat diversiteit in het leerproces veel inzicht geeft voor de eigen context en toepassing.
Module 1: Praktisch Coachen en Trainen met ActionType® In deze module bepaal je onder andere je eigen Action Type® en leer je de voorkeuren van jouw sporters herkennen. Ook maak je kennis met de bijzondere zienswijze op motoriek. Tevens ga je aan de slag met de vraag ‘Wie ben ik als coach?’, om tot slot deze vierdaagse module af te sluiten met het Action Typecredo ‘Move to your next level’. Data: Locatie: Docenten: Kosten:
21 oktober, 22 oktober, 25 november en 9 december 2011 Anky Education Centre, Erp Peter Murphy en Bennie Douwes € 1.245 voor NLcoach-leden en € 1.295 voor niet-leden
Module 2: Coachen op concentratie met inzicht in de rol van Temperament Mentale problemen verdwijnen als sneeuw voor de zon wanneer jouw sporters in concentratie zijn. En concentratie ontstaat als de aandacht wordt vastgezet op de juiste waarneming. Makkelijker gezegd dan gedaan: wat zijn de juiste waarnemingen, zijn die voor iedereen hetzelfde en hoe coach je zoiets? In deze module krijg je de antwoorden. Data: Locatie: Docent: Kosten:
28 oktober, 23 november 2011 en 14 december 2011 Huis van de sport, Nieuwegein Jan Huijbers € 550 voor NLcoach-leden en € 600 voor niet-leden
Module 3: Leiderschap & teambuilding Een team- en veranderingsproces doorvoeren is lastig. In deze module leer je hoe je aan een dergelijk proces effectief leiding kunt geven, zodat je samen met je team succesvol het pad van verandering afloopt en het beste uit dit team en jezelf haalt. Je leert doelen stellen en hoe je het team meekrijgt in het proces. Belangrijk in dit traject is om ‘willen’, ‘kunnen’ en ‘doen’ op één lijn te krijgen, waarbij ook het element ‘durven’ aandacht krijgt. Data: Locatie: Docenten: Kosten:
14 oktober, 15 oktober, 24 november en 8 december 2011 Anky Education Centre, Erp Peter Murphy, Joop Alberda en Bennie Douwes € 1.245 voor NLcoach-leden en € 1.295 voor niet-leden
De genoemde bedragen zijn exclusief btw.
Voor meer informatie en inschrijving: www.nlcoach.nl. Er is plaats voor maar 14 personen per module. De leergang is ook in 2012 te volgen.
voorwoord joop alberda
De erfenis van een bid
@joopalberda
Sportland Nederland heeft de afgelopen jaren en maanden meegedaan in de lobby om flink wat grote internationale topsportevenementen naar ons land te halen. Denk bijvoorbeeld aan het WK voetbal voor 2018 en het prestigieuze golftoernooi om de Ryder Cup in hetzelfde jaar. Voor beide viel de keus echter niet op Nederland. Dat is jammer, maar ook inherent aan het meedoen óm zo’n evenement. Je kunt altijd verliezen, ook dat is topsport. Hoewel de vraag waarom ‘we’ die evenementen niet hebben gekregen natuurlijk heel interessant is – daar kunnen we lessen uit trekken voor toekomstige bids – is het voor de sport belangrijker stil te staan bij wat de resultaten zijn en zouden kúnnen zijn van het bidproces zelf. Nu is het vaak zo dat de inspanningen en investeringen in de betreffende tak van sport eindigen als de bidprocedure ten einde is en de winnaars en verliezers bekend. Vanuit (top) sportoogpunt is dat jammer. Want de onderliggende redenen om Nederland te kandideren zijn toch dat we vertrouwen hebben in die sport, in de generatie sporters die op het evenement uiteindelijk zouden moeten uitkomen en dat we een verdere impuls willen geven aan de ontwikkeling van die sport. Voor die investeringen worden ook middelen vrijgemaakt in de budgetten, maar daarmee gebeurt niks meer zodra ‘we’
nummer 3 - 2011
een evenement niet krijgen. Zo zou het Ministerie van VWS volgens het bid voor de Ryder Cup zo’n 2 miljoen euro stoppen in de ontwikkeling van golf en mooie partners als onder meer KLM en Shell hadden elk ook nog eens zo’n 5 miljoen over voor de sport. Het zou mooi zijn als de ambities en plannen voor de verdere ontwikkeling van een sport niet worden bevroren zodra een groot evenement aan onze neus voorbijgaat. Er wordt in het verband van het organiseren van grote toernooien altijd gesproken over de legacy, de erfenis die wordt achtergelaten voor de sport en de maatschappij. Ik zou dat willen uitbreiden naar de ‘legacy van het bid’. Waarom van de gereserveerde gelden – die toch al zouden worden uitgeven in het geval we een evenement daadwerkelijk zouden organiseren – niet de helft tóch investeren in die sport, als blijkt dat we een toernooi niet krijgen? Daarmee wordt een poging een toernooi naar Nederland te halen, automatisch een impuls voor die sport. Daarmee kunnen we talenten ontwikkelen en toppers de kans geven nog sterker te worden. Daar wordt Sportland Nederland op termijn pas écht beter van.
COACH
3
FOTO: ANP PHOTO
uitgelicht
Barça beste ploeg van Europa
FOTO: ANP PHOTO
Het was een prachtige demonstratie van alles wat voetbal zo mooi maakt, de wijze waarop FC Barcelona eind mei op het Londense Wembley Manchester United deklasseerde in de finale van de Champions League (3-1). Alle lof voor coach Pep Guardiola van Barça, die zijn ploeg heeft gesmeed tot een stijlvolle en tegelijkertijd bijkans onoverwinnelijke machine. Hoe jammer ook voor doelman Edwin van der Sar, die zijn laatste wedstrijd als prof niet kon bekronen met weer een ‘Cup met de Grote Oren’. De op en top sportman keert terug naar Nederland en heeft laten weten zijn trainerspapieren te willen halen. Dat is goed nieuws voor de Nederlandse sport- en coachwereld.
FOTO: SOENAR CHAMID
NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.
Hoofdredactie Joop Alberda & Joost de Jong Eindredactie Karlijn de Jonge E. karlijn.de.jonge@sportsmedia.nl 6e jaargang, nummer 3 juni 2011 Aan dit nummer werkten mee Jan-Cees Butter Hans Klippus Nik Kok Kees Kooman Jaap Rozema Mart Smeets Steven Verseput John Volkers Redactieadres Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 Uitgever Michel van Troost E. michel.van.troost@sportsmedia.nl Marketing Daniëlle de Jong E. marketing@sportsmedia.nl Lidmaatschap NLcoach Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach.
NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl
Edwin Benne en Ron Zwerver: “We hebben niets te verliezen”
Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 600 47 80 F. 030 - 605 26 18 E. info@sportsmedia.nl Abonnementen Regulier abonnement € 29,75 per jaar (incl. 6% btw). Studentenabonnement € 22,75 per jaar (incl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. Ontwerp en opmaak Wielaard Studio, Belfeld Drukker DeltaHage, Den Haag Coverfoto Maurits van Hout
Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.
©2011 NLcoach/Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813
6
Inhoud
COACH
nummer 3 - 2011
16 Psychologische oorlogsvoering: Hoe maak je je tegenstander gek 36 Badmintontrainer Ron Daniëls: “We moeten veel ambitieuzer zijn” 38 Toon van Helfteren: “Opvoeden, dat heeft er altijd ingezeten” 42
thema
De coach van de toekomst En verder… Champions Leaguefinale: Barça beste ploeg van Europa
Inleiding
4
‘Coachen, een veelzijdig vak!’
8
Kort nieuws
9
Bert Goedkoop, Jan Siemerink, Jan Willem Jansen, Jeroen Bijl en Ton van Linder over internationaal succes boven Oranje De column van John Volkers Voetbalclubs zoeken heil in biometrie en techniek. Wie niet sterk is, moet slim zijn Tafeltennistrainer Titus Damsma. “Een talent bouw je niet, dat krijg je” Technisch directeuren met elkaar op zoek naar de goede balans. “Een zwaar onderschatte baan” Hockeyclub HGC in Wassenaar. Steeds maar groeien of juist niet? De column van Mart Smeets
10 15 20 34 44
23
Clémence Ross. “Leren rekenen, schrijven en lezen vinden we vanzelfsprekend, sport moet dat ook worden” 24 De veranderende wereld. “Moderne coach verbindt snel motoriek met emotie” 26 Toon Gerbrands. “Mag je de atleet van de toekomst volgen via gps?” 28
Sebastiaan Verschuren. “De coach hoeft me nooit tot de orde te roepen” 29 Johan Wakkie. “Maak een community van je vereniging!” 30
46 50 nummer 3 - 2011
COACH
7
VEELZIJDIG
‘Coachen, een veelzijdig vak!’
Op vrijdag 30 september organiseert NLcoach in samenwerking met het
Olympisch Netwerk Noord Nederland in Groningen het congres ‘Coachen, een veelzijdig vak’. Het is alweer de zesde keer dat NLcoach en het Olympisch Netwerk Noord Nederland samen een congres organiseren. Beide organisaties werken al jarenlang samen om de kwaliteit van trainer-coaches in Drenthe, Friesland en Groningen te verbeteren. Jaarlijks komen er ongeveer honderd
D
it jaar staat de veelzijdigheid van het vak trainercoach centraal. Zij dienen immers ‘overal’ verstand van te hebben. Ze moeten techniektraining geven, tactische training, conditietraining en mentale training. Ze begeleiden talenten en dienen op een goede manier om te gaan met ouders. Verder moeten ze meegaan met de tijd en met nieuwe ontwikkelingen en dus op de hoogte zijn van social media als Twitter, Facebook en Hyves. Daarnaast worden ze voortdurend afgerekend op hun communicatie. Kortom, coachen is een veelzijdig vak! In het plenaire gedeelte van het congres komt in Groningen een topcoach aan het woord. Hij geeft vanuit eigen ervaring zijn visie op de veelzijdigheid van het vak van de trainer-coach. Daarna is het programma verdeeld in vijf workshops, waarvan de bezoekers er twee volgen. De workshops zijn interactief opgezet, er
is dus ruimte voor eigen inbreng en vragen van de deelnemers en discussie. Er worden interessante nieuwe invalshoeken gepresenteerd en tips gegeven die de trainer-coach kan gebruiken in de dagelijkse praktijk van het begeleiden en coaches van zijn sporter(s) en/of team(s). Tijdens het congres worden de volgende workshops aangeboden: Workshop 1: Positief coachen Workshop 2: Talentbegeleiding en -herkenning Workshop 3: De werking van het brein in relatie tot het verbeteren van sportprestaties Workshop 4: Effectief communiceren, hoe doe je dat? Workshop 5: De basis van krachten conditietraining Het congres ‘Coachen, een veelzijdig vak’ is toegankelijk voor iedere trainer-coach, ongeacht de tak van sport en het niveau waarop hij/zij sporters begeleidt.
Inschrijven
trainer-coaches naar het
FOTO: BART HOOGVELD
congres.
8
COACH
nummer 3 - 2011
De kosten om deel te nemen aan het congres bedragen 45 euro (inclusief 19% btw) voor leden van NLcoach en 75 euro (inclusief 19% btw) voor niet-leden. Er is dit jaar plaats voor maximaal 125 trainer-coaches. Inschrijven kan op www.nlcoach.nl.
kort nieuws
Succesvol congres ‘Kracht en Conditie’
Feyenoord weer beste jeugdopleiding
Op 27 mei 2011 organiseerde NLcoach in samenwerking met Sportservice Flevoland het congres ‘Kracht en Conditie’ in het Topsportcentrum in Almere. In een sportieve ambiance waren bijna honderd trainer-coaches bijeen om zich te ontwikkelen in het fysieke aspect van training en coaching. Henk Kraaijenhof, Wigert Thunnissen, Jora Wolfgram, Robbert de Groot en Peter Kolder gaven ieder op eigen wijze een bijdrage aan dit inhoudelijk goed beoordeelde congres. Uit de evaluatie bleek dat de deelnemers uiterst tevreden waren. Leren van en met elkaar is de sleutel tot het optimaal ontwikkelen van jezelf. “De congressen van NLcoach zijn een ideaal platform om kennis te vergaren en banden aan te halen met coaches uit diverse takken van sport”, aldus een van de deelnemers.
De jeugdopleiding van Feyenoord is voor het tweede achtereenvolgende jaar bekroond met de Rinus Michels Award, de prijs voor de beste jeugdopleiding van Nederland. De Rotterdamse club bleef daarmee de andere genomineerde jeugdopleidingen van Ajax en die van Willem II/RKC voor. Volgens de hoofden van de jeugdopleidingen van de betaaldvoetbalclubs heeft de Feyenoord Academy het afgelopen seizoen de beste prestatie neergezet. De club wordt door de jury ook geroemd vanwege het stabiele trainersbestand en de sfeer op jeugdcomplex Varkenoord. De prijs geldt als stimulering. Hoofd Jeugdopleiding van Feyenoord Stanley Brard keek na het ontvangen van de award dan ook alweer verder: “We gaan nu gewoon door met het nog beter maken van de opleiding. We willen
NLcoach en Nevobo organiseren gezamenlijk congres in Den Haag
Op 27 augustus 2011 vindt op de ALO in Den Haag een speciaal congres plaats voor volleybaltrainer-coaches. Het congres staat in het teken van het coachen van jeugd. Het congres gaat om 10.00 uur van start en eindigt om 15.00 uur. Na afloop van het congres krijgen de deelnemers gratis toegang tot de World League beachvolleybalwedstrijd in Scheveningen (+ 16.00 uur). Meer informatie op www.nlcoach.nl en via de nieuwsbrief van de Nevobo.
Cursus Talentontwikkeling
NLcoach gaat in het najaar van 2011 de cursus Talentontwikkeling opsplitsen in een cursus voor niveau 3 en één voor niveau 4. Meer informatie volgt via de nieuwsbrief en op www.nlcoach.nl. Meer informatie over de cursussen en congressen is te vinden op www.nlcoach.nl.
Nieuwe opleidingen NLcoach • Action Type • Coachen op concentratie • Leiderschap en Teambuilding • Effectieve communicatie • Talentontwikkeling
nog betere jeugdspelers afleveren aan het eerste elftal dan nu het geval is. Dat we deze prijs hebben gekregen is een mooie blijk van waardering. En voor alle medewerkers van de opleiding is het een beloning voor hun inzet.” In het eerste elftal van trainer Mario Been spelen op dit moment veel talenten die hun opleiding hebben genoten bij de club. In de nationale jeugdelftallen is Feyenoord goed vertegenwoordigd. Zo bestond het team van Nederland onder 19 dat onlangs Europees kampioen werd, voor een groot gedeelte uit Feyenoorders. Michel Preud’homme kreeg de Rinus Michels Award voor zijn prestaties met FC Twente het afgelopen voetbalseizoen. Door zijn collega’s van alle Nederlandse profclubs werd de Belgische coach verkozen tot de beste coach van het seizoen 2010/2011.
Nieuw: Cursus Effectieve Communicatie
In het najaar biedt NLcoach de nieuwe cursus Effectieve Communicatie aan. Ex-hockeyinternational Martijn Westerop zal deze cursus van vier avonden verzorgen. Een paar belangrijke leerelementen uit de cursus zijn: Hoe zorg ik dat mijn boodschap zo zuiver mogelijk over komt? Hoe zorg ik dat ik zo zuiver mogelijk naar de boodschap luister? Wat is de invloed van mijn verbale en non-verbale gedrag op mijn communicatie? Hoe zorg ik als coach dat ik mijn boodschap en ook mijn gedrag zo goed mogelijk afstem op de spelers en het team waarvoor mijn boodschap bedoeld is? En welke vaardigheden heb ik nodig bij een slechtnieuwsgesprek, beoordelingen en een conflictsituatie?
Nieuw: ‘Peak Performance Coaching’
NLcoach heeft samen met Peter Murphy van de ActionType Academy besloten vanaf het najaar 2011 de leergang Action Type op een andere wijze te gaan aanbieden. Uitgebreider, omdat er behoefte is aan verdere verdieping. Maar ook ingekort, omdat de mogelijkheid bestaat om de totale leergang ook in losse zelfstandige modules te volgen. De uitbreiding zit vooral in de module ‘Leiderschap en Teambuilding’. Bij het volgen van alle drie de modules (het tijdpad is zelf te bepalen) wordt het certificaat Peak Performance Coaching uitgereikt. De drie modules zijn: ‘Praktisch trainen en coachen met behulp van ActionType’, ‘Coachen op concentratie met inzicht in de rol van Temperament’ en ‘Leiderschap en Teambuilding’. De modules duren respectievelijk vier, twee en vier dagen.
nummer 3 - 2011
COACH
9
debat
Afzeggen voor Oranje, kan dat zomaar? Zo af en toe komt het
voor: Nederlandse sporters die bedanken voor het nationale team. Vaak ligt een conflict met een bondscoach hieraan ten grondslag. Maar soms hebben sporters geen goede reden om af te zeggen. Wat kan je hier als coach of bond tegen doen? Weinig, zo blijkt uit een rondgang langs bondscoaches en technisch directeuren.
E
en reeks wedstrijden voor het Nederlands volleybalteam laten schieten vanwege een lucratief avontuur in Qatar. Volleyballer Jelte Maan (25) verkeert in goed gezelschap. Grote Nederlandse sporters bedankten regelmatig voor de nationale ploeg, zonder dat ze daar altijd een goede reden voor hadden. Als Abe Lenstra geen zin had, meldde hij zich af. En Johan Cruijff stond erom bekend dat hij vaak niet meedeed aan kwalificatiewedstrijden en oefeninterlands. Richard Krajicek ging soms niet mee met de Davis Cup-ploeg, met het oog op zijn blessuregevoeligheid. En topbasketballer Dan Gadzuric speelde tot dusver slechts één interland voor Nederland. In het volleybal komt het de laatste jaren steeds vaker voor dat spelers zonder waterdichte argumentatie afzeggen voor de nationale ploeg, vertelt Bert Goedkoop, technisch directeur van de volleybalbond. Het mannenteam heeft de afgelopen jaren matig gepresteerd, waardoor spelers hun professionele carrière bij een buitenlandse club voorrang geven, legt hij uit. “Maar spelers hebben nooit voor een langere periode bedankt. Iedereen is beschikbaar voor de belangrijkste
wedstrijden. De kalender is zo vol, dat je in overleg met de bondscoach soms je rust pakt.” Goedkoop had nog niet eerder meegemaakt dat een speler een buitenlands avontuur verkiest boven het spelen van interlands. “Daar hebben we weinig begrip voor. Dit is een vervelende situatie.” Wat zijn de consequenties voor Maan? “Voor het team en de bondscoach is dit niet te accepteren. Hij zal voorlopig niet geselecteerd worden.” Zou het kunnen dat Maan nooit meer in de selectie wordt opgenomen? “Nee. Zo zwaar ligt het niet.” In Nederland komt het af en toe voor dat sporters weigeren uit te komen voor het nationale team. Vaak gaat het om een persoonlijk conflict met de bondscoach, zoals in het geval van Mark van Bommel en Ruud van Nistelrooy, die beiden niet het gewenste vertrouwen kregen van Marco van Basten. En tennisster Michaëlla Krajicek weigerde bijna twee jaar lang voor het Fed Cup-team te spelen. Dit omdat captain Manon Bollegraf zich negatief had uitgelaten over de (inmiddels verbroken) relatie van de tennisster met haar fitnesstrainer Allistair McCaw.
“Dat een speler een buitenlands avontuur verkiest boven interlands, daar hebben we weinig begrip voor” [Goedkoop]
Door: Steven Verseput
10
COACH
nummer 3 - 2011
FOTO: Soenar Chamid
“Een Davis Cup-weekend is altijd erg zwaar. Het gevaar bestaat dat de spelers fysiek kapot worden gespeeld” [Siemerink] Tennissers zeggen meestal af omdat het nationale team niet in hun volle agenda past. “Dat is soms wel te begrijpen, ze moeten aan hun lichaam denken”, zegt Davis Cup-captain Jan Siemerink. De Davis Cup valt regelmatig na grote toernooien. “En zo’n Davis Cup-weekend is altijd erg zwaar. Het gevaar bestaat dat de spelers fysiek kapot worden gespeeld.” De toppers Roger Federer (Zwitserland) en Rafael Nadal (Spanje) laten soms een
ontmoeting schieten omdat het niet in hun schema past. Maar zijn sporters het eigenlijk niet moreel verplicht om altijd voor hun land uit te komen? Siemerink vindt van niet. “Het moet een eer voor ze zijn. Als je dat niet voelt, dan wil je zo’n speler ook niet in je team hebben.” Jan Willem Jansen, topsportcoördinator bij de basketbalbond, haalt een bekend Duits spreekwoord aan: “Erst kommt das Fressen und dann die Moral [Eerst komt het eten,
dan de ethiek, SV].” Jansen: “Je kan iemand niet verplichten, dat zou bijna stalinistisch zijn.” De basketbalbond heeft als een van de weinige sportbonden een reglement ‘beschikbaarheid nationale teams’ opgesteld. Dat is geconformeerd aan het reglement van de internationale basketbalfederatie. Als een speler bedankt voor het Nederlands team en hiervoor geen goede reden heeft opgegeven, kan hij in principe geschorst worden voor de
nummer 3 - 2011
COACH
Jelte Maan verkoos een lucratief avontuur in Qatar (dat uiteindelijk niet doorging) boven Oranje. Hij zal voorlopig niet geselecteerd worden voor het Nederlands team, maar hoeft zijn Oranjeshirt nog niet aan de wilgen te hangen.
11
DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE ABN AMRO Sport & Entertainment Desk Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiële vraagstukken die spelen tijdens en na uw professionele carrière als ook in uw priveleven. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze speciale site. Wij komen graag met u in contact. Kijk op abnamro.nl/sed of bel: +31 (0)20 - 628 10 47
“Je kan iemand niet verplichten, dat zou bijna stalinistisch zijn” [Jansen]
competitie. En een Nederlandse club die weigert een speler af te staan, kan een boete krijgen van maximaal 10.000 euro. Maar dat is nog nooit gebeurd, vertelt Jansen. Het komt zelden voor dat Nederlandse basketballers weigeren uit te komen voor het nationale team, zegt hij. Uitzondering is Dan Gadzuric, die twaalf jaar geleden zijn enige interland speelde. In augustus zal de NBAspeler waarschijnlijk zijn rentree maken in Oranje. Jansen moet het nog maar zien. “Hij is hier geboren en opgegroeid, maar hij voelt zich Amerikaan. Hij heeft nooit geweigerd, er was steeds een excuus. We hebben hem tien keer benaderd, maar dan had hij last van zijn knie of problemen met zijn contract. Dat moet je respecteren natuurlijk”, zegt Jansen. “Maar wij willen basketballers met hart voor het team. Dat heeft hij niet. Eigenlijk wil hij niet. Anders zeg je niet zo vaak dat je mee wilt doen, om dan uiteindelijk toch niet te komen.” Wat kunnen bonden doen tegen weigerachtige spelers? “Niet veel”, aldus Jeroen Bijl, manager topsport van sportkoepel NOC*NSF. Hij is tegen het opleggen van sancties en boetes, omdat dit reglementair moeilijk te ondervangen is. “Als coach moet je je conclusies trekken en niet meer selecteren.” In het verleden kwam het wel eens voor dat een speler niet uitkwam
Jelte Maan wil terugkeren in nationaal team De Nederlander Jelte Maan kreeg half maart een aanbod van volleybalclub Al-Sadd uit Qatar. Het plan was dat Maan, die in het reguliere seizoen voor het Belgische Maaseik speelt, in mei en juni voor Al-Sadd zou uitkomen. Op het moment dat de aanvaller gevraagd werd, was nog niet bekend wie de nieuwe bondscoach zou worden en hoe het programma van het nationale team eruit zou zien. Maan (25) stond positief tegenover het buitenlandse avontuur. “Het leek me een mooie ervaring en financieel was het ook interessant. En met Jong Oranje erbij speel ik al negen jaar voor het Nederlands team, dan is het ook wel eens goed om een zomer iets anders te doen.” Kort na het aanbod uit Qatar werd bekend dat Edwin Benne bondscoach werd. Maan: “Ik vertelde hem over Al-Sadd. Toen gaf hij aan dat dat oké was, omdat dit een tussenjaar is waarin hij jonge jongens zou gaan uitproberen. Ik zou het hem laten weten als het definitief door zou gaan. In de weken erna hebben we elkaar geprobeerd te bellen, zonder succes.” Vervolgens stond er op 18 mei een bericht in De Telegraaf onder de kop ‘Volleyballer Maan op zijspoor’. Benne zei daarin over Maan: “Hij is niet in de positie om zomaar het Nederlands team links te laten liggen. En bovendien was dit niet volgens afspraak.” Maan en Benne spraken het een dag later via de telefoon uit. Vervelend voor Maan was dat de klus bij Al-Sadd een aantal keer werd uitgesteld. Net voordat dit blad naar de drukker ging kreeg Maan te horen dat het contract bij Al-Sadd niet doorgaat. Maan wil weer graag bij het nationale team aansluiten, zegt hij. “Het is voor mij geen afgesloten hoofdstuk, ik mis die jongens. Ik vind het nationale team heel belangrijk.” Toch zou hij achteraf weer dezelfde keuze hebben gemaakt. Door de kwestie is Maan niet opgenomen in de selectie voor de twaalf wedstrijden die de Nederlandse ploeg deze zomer in de European League speelt.
voor de nationale handbalploeg, herinnert Ton van Linder, technisch directeur van de handbalbond, zich. Wat zouden de gevolgen zijn als dat nu weer gebeurt, zonder goede reden? “We willen er geen spelers bij die het geen eer vinden om voor de nationale ploeg te spelen. Je zal dan niet meer geselecteerd worden, tot het moment dat je aangeeft weer mee te willen spelen.”
“Spelers die het geen eer vinden om voor de nationale ploeg te spelen, willen we er niet bij” [Van Linder]
“Bonden kunnen niet veel doen tegen weigerachtige spelers” [Bijl]
nummer 3 - 2011
COACH
13
Coachen als handjeklap Coachen is in de internationale topsport van de blauwe tafel en het witte balletje, alias tafeltennis, een hoogst merkwaardig vak. Loop een week mee bij een WK als dat van Rotterdam, of ga een middagje in Düsseldorf kijken naar de Champions Leaguefinale, en je vraagt je af waar die mannen – het zijn voornamelijk kerels – aan de kant toch voor zijn. De voornaamste kwaliteit van de tafeltenniscoach, zo bedacht ik me tijdens al die uren hoofdschudden op de perstribune, is het klappen. De handen met kracht en oplopende snelheid opeenslaan, om het publiek mee te krijgen, de concentratie van de tegenstander te verstoren of de eigen pupil aan te moedigen. Klap-klap-klap-klap. Vlak voor de service hoort het dan, net als bij het grote tennis, weer geheel stil te zijn. Ik heb trouwens maar één keer een scheidsrechter om stilte horen vragen. Het publiek, geleid door die dirigerende coach, voelt precies aan wanneer het moet ophouden met het opzwepende handklappen. Het is als de rocknummers van Snow Patrol die ook zo’n verrassend laatste akkoord kennen. Pats boem stil. Dan komt de service, waarbij de serverende speler of speelster een harde stamp op de grond geeft. Dan kan de tegenstander niet horen welk effect aan het celluloid wordt meegegeven. De games duren nog maar elf punten. Je bent, zeker bij een aflevering met explosieve spelers, zo aan het eind. De coach krijgt in de pauze van een minuut de gelegenheid zijn pupil van tips te voorzien. In een partij van maximale duur, zeven games, best-of-three, Het was tijdens de Culturele een klein uur, kan de coach derhalve zes keer aan de bak. En dan heeft hij nog de mogelijkheid van één time-out. Revolutie – wie kwam daar Want we gaan niet overdrijven in pingpong. Naast de coach staat op een statief het videoapparaat, waarniet verknipt uit? – de enige mee hij de wedstrijd opneemt. De Chinese coaches hebben voor de zorgvuldigheid een assistent meegebracht die de sport die in China beoefend wedstrijd van de andere kant filmt. Maar die Chinezen, de heersers van deze wereld, hebben naast twintig spelers dan ook tachtig begeleiders meegenomen naar Rotterdam. mocht worden Het Chinese pingpong is een cultuur op zich. In 1959 won een Chinees het wereldkampioenschap tafeltennis, hij heette Rong Guotan. Mao Zedong, de Grote Roerganger, verordonneerde dat het land zich aan pingpong zou wijden. Het was tijdens de Culturele Revolutie – wie kwam daar niet verknipt uit? – de enige sport die in China beoefend mocht worden. Nu krijgen ze de rest van de wereld gek met hun overheersing op de blauwe tafel. Om de verwarring nog groter te maken, hebben ze talloze Chinezen laten uitzwermen over de wereld. In het vrouwentoernooi waren er naast zeven Chinese dames nog eens 36 genaturaliseerde Chinezen in het hoofdschema opgenomen. De overheersing is zo groot dat alle vijf finales, voor de vierde WK op rij, een puur Chinese aangelegenheid waren. Het bracht een merkwaardig tafereel voort. De spelers en speelsters hadden geen coach in de hoek. Ze spraken met een lege stoel en een halfvol flesje. Bijpraten, tips en oppeppend woordje, dat was er niet bij. Tafeltennis leek voor even op tennis waar je ook een coachverbod hebt. De heren trainers zaten op de tribune, ongetwijfeld mee te klappen op het ritme van het tafeltennisvolk.
nummer 3 - 2011
COACH
column JOHN VOLKERS
John Volkers is ruim twintig jaar sportverslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en acht EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995), voetbal (De Internationals, 1999) en zwemmen (Zwemmen in goud, 2008). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.
15
COVERINTERVIEW
Edwin Benne & Ron Zwerver, voortrekkers van het volleybal
“Je kunt niet over geld nadenken als je verlangt naar olympisch goud”
Het Nederlandse mannenteam staat voor de bijna onmogelijke taak om zich te plaatsen voor de Olympische Spelen. Dat moet gebeuren onder leiding van Edwin Benne, die in Barcelona (1992) als speler de zilvervloot liet binnenvaren. Ron Zwerver ging vier jaar later (in Atlanta) met succes voor goud en is nu medeverantwoordelijk voor de opleiding van de jongste jeugd, jongens geboren in dat onvergetelijke jaar 1996. Een tweegesprek in het teken van hoop en glorie. Door: Kees Kooman Foto’s: Maurits van Hout
De een (Ron Zwerver) draagt in Amsterdam zorg voor ontwikkeling van jonge talenten, en de ander (Edwin Benne) moet vanuit Rotterdam de Nederlandse volleybalmannen zo goed mogelijk laten presteren na het desastreuze jaar 2010. “Ons mannenteam behoort niet meer tot de wereldtop. Klaar.” Ze zeggen het allebei, op verschillende momenten. Maar je mag, en daarover zijn de twee kampioenen het ook hartgrondig eens, de generatie van nu niet vergelijken met de gloriejaren van weleer. Benne, opvolger van bondscoach Peter Blangé, had een paar weken geleden bij de eerste trainingen in Topsportcentrum Rotterdam gezegd dat hij maar eens moest beginnen met schaven aan basistechniek. De uitspraak leidde tot monden, wijdopen van verbazing. “Maar ik heb er toen bij verteld dat een coach daar eigenlijk nooit tijd voor heeft. Of je het nu hebt over clubvolleybal of het Nederlandse team. Met deze (grote) groep, in totaal zijn 27 mannen geselecteerd, kan ik me die aanpak veroorloven. We spelen niet steeds met dezelfde basis, dus kan ik volop wisselen. Juist in de aanloop naar de European League hebben we ervoor gekozen extra te investeren in basisvormen zoals kracht en techniek.”
16
COACH
nummer 3 - 2011
Ron Zwerver: “Het heeft ook met periodisering te maken. Wanneer moet je er staan? Met mijn talententeam (vijftien t/m zeventien jaar) heb ik net een Braziliaanse trip achter de rug. Je hebt het dan over een land van bijna 200 miljoen inwoners, waarvan velen geschapen lijken voor onze sport. We hebben alleen maar verloren, maar wel heel veel geleerd. Ik denk dat vijftien jaar een heel mooie leeftijd is om basisvaardigheden goed bij te brengen. Maar tegelijkertijd zeg ik: wacht zo lang mogelijk talenten uit hun eigen vertrouwde omgeving te halen. Want dan blijft plezier vooropstaan en is de kans op het maximale rendement het grootst.” Benne: “Techniek moet je hebben. Hoe hoger het niveau, hoe meer. Het geldt voor vrouwen in extremere mate. Dat heeft te maken met de fysieke verschillen. Mannenvolleybal is intensiever en explosiever. Je kunt niet 3,5 uur achter elkaar trainen, hetgeen bij de topvrouwen eerder regel is dan uitzondering. Maar ook bij de mannen gaat het op het hoogste niveau om perfectie. Vaak maakt die ene gemiste bal het verschil tussen winnen en verliezen. Die paar centimeter naar links of rechts bij een set-up
kan een kostbaar punt uitmaken. De details maken het onderscheid. Daarom moet je blijven investeren in techniek, wat veel clubs niet doen hoor.” Hoe kon het nu toch gebeuren dat Oranje zo ver is weggezakt op de ranglijst dat zelfs een plaats op het Europees kampioenschap verloren is gegaan? Edwin Benne: “Het is alweer heel lang geleden, maar er zijn een aantal redenen te benoemen, waarom we lang konden bogen op uitzonderlijk goede generaties. Het had te maken met goede opleiders en vooral ook begeestering. We gingen één kant op, met z’n allen. Buitenlandse aanbiedingen waren geen thema.” Ron Zwerver: “Heel belangrijk te weten is dat de motivatie kwam uit de groep zelf, aangevoerd door routiniers als Bert Goedkoop, Marco Brouwers, Ron Boudrie en Avital Selinger. Die maakten zich bij Brother, sponsor van Martinus, sterk om halve dagen vrij te maken voor de professionele training. Bijna vanzelfsprekend dreef een jonge generatie, zoals Edwin en ik, mee op het heilige vuur. Ik heb genoeg kansen gehad om al vroeg (voor veel geld) in het buitenland te spelen, maar daar dacht je geen moment aan.”
Benne: “En zo konden we fantastisch investeren. Ik denk namelijk dat onze huidige positie op de wereldranglijst niets te maken heeft met minder goede trainers, of gebrek aan voldoende talent. Het vermogen en de bereidheid om te willen investeren in succes op lange termijn is alleen minder geworden. De verlokkingen zijn sinds 1996 veel groter geworden. Je
“Weten wat het betekent om wereldtopper te worden, is bij ons wat sneller gelukt dan de jongens die nu deel uitmaken van het nationale programma” [zwerver]
nummer 3 - 2011
COACH
17
debat coverinterview
“We hebben niets te verliezen, alleen maar respect te winnen” [benne]
kunt nu als veertienjarig talent denken: ja, ik wil later geld verdienen als profvolleyballer. Dat idee heb ik nooit gehad. Ik wilde maar één ding: zo goed mogelijk volleyballen. Daarvoor moest alles wijken.” Je voorganger Peter Blangé heeft zich weleens beklaagd over de mentaliteit van sommige spelers, of liever het gebrek daaraan. Benne: “Mij zul je niet snel horen klagen over mentaliteit. Betrokkenheid komt vanzelf, als je maar begrijpt hoeveel pijn je lijden moet op weg naar de top. Hoeveel winters je door eenzame polders hebt hardgelopen. Ons systeem zorgde destijds voor een heel sterke band. Door het vele investeren konden er spelers internationaal doorbreken die het met minder uren misschien niet zo ver hadden gebracht. Ze gingen ervoor en konden ervoor gaan. Avital [Selinger, red.] doet anno 2011 hetzelfde bij het vrouwenteam. We hebben vier jaar lang geen competitie gespeeld. Dat kon alleen dankzij het heilig vuur. (Tot Zwerver:) Als dat er niet was geweest, was jij ook veel eerder naar het buitenland vertrokken. Het systeem was goed, Arie [Selinger, red.] stond voor de ploeg. Die wist: zo gaan we het doen. Je liet het wel uit je kop om in te gaan op buitenlandse aanbiedingen.” Zwerver: “Bewustwording, weten wat het betekent om wereldtopper te worden, is bij ons wat sneller gelukt dan de jongens die nu deel uitmaken van het nationale programma. Financieel heb ik waarschijnlijk niet alles uit mijn carrière gehaald, maar ik ben hartstikke gelukkig met de manier waarop ik voor topsport heb gekozen. Ik heb er onder andere zelfreflectie en zelfvertrouwen aan over gehouden. Ik was heel introvert, schuchter en een stotteraar op de koop toe. Ik probeer de lessen over te brengen op mijn pupillen, maar moet eerlijk toegeven dat het me niet altijd lukt.” Benne: “Ik heb heel vaak te maken gehad met onzekerheid over waar ik een volgend jaar ging wonen en werken. Maar de twijfel heeft het nooit kunnen winnen van mijn overtuiging dat het wel weer goed zou komen. Je stelt doelen en neemt het leven in eigen hand. Dat is de essentie van topsport. In het begin moest een trainer me vertellen wat ik moest doen. Dankzij de topsport heb ik geleerd dat alles mogelijk is waarin je gelooft. Ik hoop dat ik het gevoel kan overbrengen, zonder het altijd over vroeger te hebben.”
18
COACH
nummer 3 - 2011
Want vroeger was alles beter. Zwerver: “Het klinkt misschien gek, maar ik prakkiseer me soms suf hoe ik de topsport eigenlijk zelf beleefde. Er zijn hele blinde vlekken, waarover ik eigenlijk niets meer weet. Edwin en ik hebben voor belangrijke jeugdtoernooien op één kamer geslapen. Het interesseerde me helemaal niets, wie zich wel en wie zich niet kwalificeerde. En nu gaan er slapeloze nachten aan vooraf, als ik nieuwe selecties moet samenstellen. Wie vallen eraf, wie komen er bij?” Benne: “Je was heel erg met jezelf bezig Ron, met presteren en winnen. Dat is heel goed geweest voor de ploeg. Een echte individualist? Dat moet hij zelf maar zeggen. Ik stak heel anders in elkaar, was veel meer een teamspeler.” Zwerver: “Ja, Edwin was socialer.” Benne: “Maar je hebt al die verschillende karakters nodig in een team. Liever noem ik geen namen, maar je kunt toch wel stellen dat Avital, Teffer, Boudrie en ik de sociale componenten vormden.” Zwerver: “Hoe dan ook: je moet topsport aan den lijve ondervinden. De wetten schrijven hier voor dat je ze uit het veilige Nederland moet halen, en neer moet zetten in de grote wereld. Zonder ouders. Ze vragen van jou vertrouwen, maar moeten dat ook teruggeven. Bij mijn jongens probeer ik zoveel mogelijk in hun rugzak te stoppen. Het Braziliaanse avontuur is daarom heel belangrijk geweest. Ze hebben ongelooflijk op hun broek gehad, één keer echt heel dramatisch. Er zijn jongens die uit zichzelf terugvechten, maar ook gasten die achterover hangen en wachten op de volgende instructies. Nou, zo zit topsport dus niet in elkaar.” Zijn jullie jaloers op elkaars positie? Benne: “Of het nu dames 3 is of het nationale mannenteam, coaching is altijd interessant, want je werkt met mensen. Ieder met eigen problemen en doelstellingen. Ik heb ook met het vrouwenteam van Liechtenstein op de Olympische Spelen voor kleine landen gestaan. Ik heb eruit gehaald wat erin zat. Dat was ook een uitdaging. Wat ik nu doe, bondscoach mannenteam, past op dit moment beter bij mij. Wat Ron doet, zou ik ook goed kunnen. Als coach moet je enorm veel geven, de baan vreet energie. Coach ben je dag en nacht. Bij Ron geldt het in extreme mate. Professionals weten veel zelf, die gaan hun eigen gang. Maar die jonge jongens zuigen energie. Ze willen alles
De lange weg naar Londen weten. Het is heel mooi werk, maar zeer intensief. Echt fantastisch dat hij het wil doen. Het is veel meer dan sport alleen. Het gaat om opvoeden in het algemeen. Als speler had hij dat nooit gedaan.” Zwerver: “Je moet niet alleen de jongens volleybaltechnisch opleiden. Je krijgt ook te maken met school en met ouders. Ik kan nu nog niet garanderen dat ooit de profstatus binnen handbereik ligt. Dat zie je pas goed rond hun negentiende. Uiteindelijk breekt gemiddeld maar vijf procent echt door. Wat je wel snel kunt zien, is dat discipline op school bijna altijd ook opgaat in de sport. En ja, ik ben weleens jaloers op Edwin. Soms popel ik met grotere talenten te mogen werken. Ik heb ook de ambitie om het ooit te doen. Het gras is altijd groener aan de overkant, en ik weet dat ik nog zoveel leren moet.” Hoe komt Oranje ooit weer terug in de wereldtop? Benne: “In ieder geval niet door ze te belasten met wat er in 1992 en 1996 is gebeurd. Mijn taak vind ik een dankbare. De meeste jongens willen af van de frustratie, veroorzaakt door het missen van een EK en de beslissing om dit jaar niet mee te doen aan de World League. Ik zeg terecht, want: jongens, jullie hebben het zelf verkloot. Hoe moeilijk de opdracht ook is: we gaan toch proberen de Olympische Spelen te halen van Londen. Dat moet onze drive zijn. Alle jongens wonen nu in Rotterdam, hooguit een kwartiertje rijden van het Topsportcentrum. We trainen twee keer per dag. We hebben niets te verliezen, alleen maar respect te winnen. Trots
In de weekeinden van 27, 28 augustus en 3, 4 september speelt het Nederlandse mannenteam tegen Roemenië voor een plaats in een preolympisch toernooi, van 22 t/m 27 november te houden op een nog onbekende locatie. Uit een poule van zes landen heeft hier alleen de nummer één recht op een ticket voor het olympisch kwalificatietoernooi van 2012 (8 t/m 13 mei). Van de acht deelnemende ploegen plaatst de winnaar daarvan zich voor de Olympische Spelen van 2012.
om in het nationale team te mogen spelen, moet vooropstaan. Je kunt niet over geld nadenken als je wereldkampioen wilt worden of verlangt naar olympisch goud. Mijn ambitie is groei. Ik wil werken aan een gezonde cultuur. Talent is er voldoende.” Zwerver: “Ik denk dat we nog beter moeten gaan scouten. Veel tijd vrijmaken om in het hele land te zoeken naar talent. We beschikken immers niet over 200 miljoen inwoners, zoals Brazilië. Het zal heel moeilijk worden voor deze ploeg de Spelen te halen, alleen al de Europese concurrentie is moordend. Het is heel belangrijk dat Edwin de goede ploeg kan samenstellen. Welke spelers passen bij wat je inderdaad een gezonde cultuur kunt noemen, en welke niet? En dan gaat het ook om spelers die fysiek mogelijk iets tekortschieten, maar voor de sfeer van doorslaggevende betekenis kunnen zijn. Maar stap nu eerst eens af van het idee dat we wereldtop zijn. Dat zijn we niet, punt. Ik heb laatst in Brazilië veel gesproken met Percy, al twintig jaar verantwoordelijk voor de jeugdopleiding met diverse wereldtitels op zak. Ik vroeg hem of hij dacht dat één van zijn huidige spelers Rio [Olympische Spelen 2016, red.] zou halen. ‘Geduld Ron’, zei hij, ‘daar gaat het om.’”
“Geen World League? Terecht. Want: jongens, jullie hebben het zelf verkloot” [benne]
nummer 3 - 2011
COACH
19
SCIENCE
Voetbalclubs zoeken heil in biometrie en techniek
Wie niet sterk is, moet slim zijn Tegen de miljoenenbud-
getten van de buitenlandse topclubs is voor de Nederlandse voetbalclubs niet op te voetballen. Daarom zoeken onze vaderlandse clubs het in andere middelen. Zo bouwde Ajax een voetbalontwikkelingscentrum en zweert AZ bij de cijfertjes en analyses van data- en videoanalist Kees Verver.
Door: Nik Kok Foto’s: adidas
20
COACH
nummer 3 - 2011
V
lak voor de immense hal die Ajax heeft laten bouwen op het eigen jeugdcomplex De Toekomst proosten scheidend voorzitter Uri Coronel en scheidend algemeen directeur Rik van den Boog van Ajax met elkaar. Ze proosten op het voetbalontwikkelingscentrum miCoach Performance Centre dat ze hebben weten te voltooien in de laatste maanden van hun dienstverband bij de club, vlak voordat Johan Cruijff het roer in Amsterdam overnam. Vast staat dat Ajax iets bijzonders heeft gerealiseerd. Zo bijzonder dat ze zelfs vanuit voetbalparadijs Engeland een kijkje hebben genomen in het centrum. Barry Drust is wetenschappelijk medewerker van Liverpool en hij is onder de indruk. Hij weet zeker: “Ajax is hiermee uniek.” En dat terwijl ze bij Liverpool toch ook bij de tijd zijn. Drust laat in een videopresentatie zien dat hij de maandag na een wedstrijd alle gegevens van de spelers die gespeeld hebben, op een rij heeft. Hoeveel passes er zijn gegeven per speler bijvoorbeeld, en naar wie. En hoeveel kilometer een bepaalde speler heeft gelopen. Over die informatie kan Ajax straks ook beschikken. Volgens Drust is dat belangrijke informatie voor een coach. “Hoe pas je het als coach toe? Als coaches een wedstrijd analyseren zijn hun waarnemingen met het blote oog vaak niet correct. Emotie speelt een te grote rol. Met behulp
van de wetenschap, van metingen, kunnen we die foutmarge terugbrengen”, aldus Drust. De ideale voetballer Het miCoach Performance Centre heeft van een afstand nog het meest weg van een circustent. Gesitueerd op De Toekomst, de kraamkamer van Ajax. Daar waar al het talent van de club wordt klaargestoomd voor het eerste elftal. Het is een onderzoekslaboratorium, een voetbalontwikkelingscentrum. In het voorste gedeelte staan apparatuur en veel computers. De rest van de ruimte is een kunstgrasveld. Ajax wilde de jeugd van de club in kaart brengen en dat kan hier. Henk van den Heuvel heeft de hal tot zijn werkterrein gemaakt. Hij en Toke Hilgeholt van de Vrije Universiteit gaan Ajax helpen met het registreren van ontwikkelingen van spelers. Binnen is Henri Toivomaki op de demonstratiedag proefpersoon. Op zijn lichaam zijn bolletjes geplakt. Schiet hij een bal op doel, dan wordt dat geregistreerd. Van den Heuvel wijst het aan op het beeldscherm. Hij weet wat biometrie voor de voetbalwereld kan betekenen. Het is de bedoeling om een totaalbeeld van een voetballer te krijgen. “Het totaalbeeld van de voetballer is nog nooit in kaart gebracht. De vraag is: Kun je via dit systeem de ideale voetbalprof ontdekken? Hoe schiet hij? Helt hij te veel achterover? Waar ligt zijn
zwaartepunt tijdens een schot? En loopt hij goed? Het kan zijn dat we hierdoor blessures eerder opsporen. Alle jeugdspelers van Ajax worden doorgelicht en die worden dan weer vergeleken met elkaar. Bij keepers kan de reactiesnelheid worden gemeten.” Blijkt uit het bewegingspatroon van een voetballer dat hij nooit aan de minimale eisen van een topsporter zal voldoen, dan kan hij voortijdig afvallen in de jeugdopleiding. Clubarts Edwin Goedhart: “Snel kan worden vastgesteld of een talentvolle speler de lichamelijk eigenschappen heeft om tot een topspeler uit te groeien.” Maar toch: Lionel Messi had ooit groeiproblemen maar werd later de beste voetballer ter wereld. Hoe zit dat? Goedhart: “We kunnen hiermee in een vroeg stadium zien dat zo’n jongen wel degelijk potentie heeft om te slagen in de top.” AZ Achter de perskamer van het stadion van AZ heeft data- en videoanalist Kees Verver zijn eigen kantoor. Op een verhoging achterin de ruimte zijn bureau met daarop een plat beeldscherm, veel papier, een printer en een kopieerapparaat. Op de stoelen voor het beeldscherm is plaats voor de hele selectie. Verver verzamelt en analyseert sinds jaar en dag cijfers voor AZ. Dat deed hij eerst met Max Reckers. Die ging twee jaar geleden met Louis van Gaal mee naar Bayern München. Nu doet Verver
het alleen. Dat vergt werklust en een flinke dosis toewijding. In zijn eigen laboratorium laat Verver zien hoe hij een analyse maakt van een tegenstander. “We verzamelen alle gegevens van de komende opponent. Scouts gaan naar de laatste wedstrijden kijken en ik kijk die wedstrijden nog een keer op dvd. Van een wedstrijd van de tegenstander maak ik een filmpje. Ik haal uit die wedstrijd alle acties en die sorteer ik. Ik filter bijvoorbeeld de doelpogingen. Of de corners en de vrije trappen. Ik knip de wedstrijd eigenlijk in stukjes. Dat kost veel tijd. Ik heb zeven uur nodig om een goede voorbespreking te maken.” Belangrijk is daarbij: “De beelden die de spelers van mij te zien krijgen, duren vaak maar acht, negen minuten. Laat je twintig minuten zien, dan valt de concentratie weg. De vijftien momenten die ik de spelers laat zien, bespreek ik met assistent-trainer Martin Haar.” AZ vaart wel met de informatie van Verver. De spectaculaire Japanse Feyenoorder Miyaichi speelde tegen AZ niet zijn beste wedstrijd. Verver: “We hadden goed gezien waarom hij nou zo gevaarlijk was. Tegen Marcellis zei de trainer: Ga er nou dicht
op zitten, want met ruimte is hij gevaarlijk. Moreno gaf rugdekking. Miyaichi hebben we niet gezien.” Het eigen team wordt ook ontleed. Tijdens een wedstrijd codeert Verver zo’n 1.500 momenten per wedstrijd. Als er een goal wordt gemaakt, tikt hij op zijn scherm ‘goal’. Dan zie je later vijftien seconden rond het doelpunt. Elke thuiswedstrijd neemt een cameraman de wedstrijd op met een eigen camera. Niet zoals bij een voetbalwedstrijd op televisie, maar beelden van een zo compleet mogelijk overzicht op het veld. Verver: “Bij uitwedstrijden sta ik zelf achter de camera. Dan moet ik achteraf coderen. Ik heb ook een button met daarop ‘Gertjan Verbeek’ [trainer van AZ, red.]. Hij geeft vanaf de bank aan zijn assistent door dat hij een moment later terug wil zien. Die geeft dat door aan een andere assistent, die naast mij op de tribune zit. En Verbeek zegt dan na de wedstrijd: ‘Ik wil dit en dat de volgende dag voor de training zien.’ Per linie heb ik vaak ook momenten klaarstaan. Spelers zelf kunnen aangeven of ze beelden van zichzelf willen hebben. Sommige spelers willen dat vaak, anderen vragen daar nooit om.”
“Wij brengen het totaalbeeld van de voetballer in kaart, dat is uniek” [Van den Heuvel] nummer 3 - 2011
COACH
21
De Zorgregelaar van Zilveren Kruis helpt bij het vinden van de juiste zorg Dat is de Plus van Zilveren Kruis
Zoekt u iemand die een traplift voor uw moeder regelt? Dan helpt de Zorgregelaar u bij het vinden ĂŠn regelen van de juiste zorg. Of het nu voor uzelf is, of voor iemand anders. Kijk op www.zilverenkruis.nl/zorgregelaar of bel met een van onze zorgregelaars op 0900 - 55 66 768 (lokaal tarief).
Thema
H DE COADCE VAN ST TOEKOM
De flexibele wegen van de coach
“Leren rekenen, schrijven en lezen vinden we vanzelfsprekend, sport moet dat ook worden”, is een van de rake opmerkingen van voormalig staatssecretaris van Sport Clémence Ross verderop in dit themaonderdeel. De huidige directeur van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen, zeg maar de ‘ongeorganiseerde sport’ in Nederland, heeft een paar interessante boodschappen voor de georganiseerde collega’s van clubs en verenigingen in den lande: met de sportinteresse van de jeugd zit het wel goed, alleen vinden ze die op een club niet altijd gegoten in een vorm die hen aanspreekt of past in de steeds snellere, flitsendere driedimensionale maatschappij van vandaag de dag. Verenigingen staan dus voor de opdracht zich te vormen naar de veranderende samenleving. Het is ook een van de stokpaardjes van Johan Wakkie, ambitieus en inventief directeur van de hockeybond KNHB. “Buiten de kleine clubs met veel vrijwilligers is er steeds meer behoefte aan multifunctionele verenigingen”, zegt hij. Multifunctie dus, als in: huiswerkbegeleiding, flexibele openstelling en meer faciliteiten voor ouders, om ook hen bij de vereniging te betrekken. Fitnessmogelijkheden bijvoorbeeld, zodat ouders niet slechts meer hun
auto het parkeerterrein oprijden om hun kroost af te zetten. Binnen al die hoogdravende filosofieën moet ook de coach van de toekomst zich een flexibele weg banen. Langs de versnipperde aandacht van zijn pupillen, die meer dan vroeger gewend zijn hun aandacht over meerdere zaken te verdelen. Zoals zwemmer Sebastiaan Verschuren, een van de ubertwitteraars van de Nederlandse sport en heavy user wat betreft internet via Facebook en wat dies meer zij. “Om reclame te maken”, onder andere, zo zegt hij. Hij zegt óók de grenzen te kennen: “Ik weet tot hoe ver ik kan gaan.” Coaches kunnen soms maar moeilijk wennen aan de nieuwe werkelijkheid. “Ik blijf het wel raar vinden,” zegt judocoach Maarten Arens, “dat je bij een belangrijk toernooi tussen de wedstrijden door ontspanning zoekt in twitteren. Ik vraag me altijd af of het niet ten koste gaat van de noodzakelijke focus.”Want daar blijft het natuurlijk om gaan, focus en heilig vuur. “Hoe graag wil je de top halen? Dat geldt ook nu. Ook vorige sportgeneraties moesten afrekenen met vooroordelen en/of verlokkingen”, aldus Arens. Dat de coach daar in elk geval oog voor moet hebben en op moet inspelen, is helder. Of, zoals Peter Murphy zegt: “Hoe overtuig je de sporter ervan bestand te zijn tegen alle verleidingen van de maatschappij? Het is de kunst van een topcoach verbinding te kunnen maken tussen motorische en emotionele eigenschappen van de sporters. Nu meer dan ooit.”
inhoud thema Clémence Ross: “Sport moet vanzelfsprekend worden” ����������������������������������������������������������������������������������24 De veranderende wereld. “Moderne coach verbindt snel motoriek met emotie” ��������������������������������������26 Toon Gerbrands. “Mag je de atleet van de toekomst volgen via gps?” ����������������������������������������������������������28 Sebastiaan Verschuren. “De coach hoeft me nooit tot de orde te roepen” ��������������������������������������������������29 Johan Wakkie. “Maak een community van je vereniging!” ������������������������������������������������������������������������������30 nummer 3 - 2011
COACH
23
THEMA
DE COACH VAN DE TOEKOMST debat
Clémence Ross (NISB)
“Leren rekenen, schrijven en lezen vinden we vanzelfsprekend, sport moet dat ook worden” Wat kan de georganiseerde sport leren van de ‘ongeorganiseerde’ sport, vertegenwoordigd door NISB? Directeur Clémence Ross: “In ieder geval blijkt dat jongeren sport dus wel hartstikke leuk vinden. Alleen moet je de juiste prikkels zien aan te spreken.”
C
ijfers liegen niet. Hoe is het toch mogelijk dat zoveel jeugd, op twaalfjarige leeftijd voor tachtig procent aangesloten bij sportverenigingen, pakweg drie jaar later massaal de benen neemt? Het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) in Ede wilde precies weten wat er aan de hand was en vroeg TNO nauwgezet onderzoek te doen. “Wat bleek”, zo concludeert directeur Clémence Ross ook tot haar eigen verbazing, “maar 2,2 procent zag werkelijk het belang van sportief bewegen niet in. De overgrote meerderheid wil wel wat doen, alleen zoeken ze daarbij ook gezelligheid en een sociale plek.” Voor het veelzeggende onderzoek (Vmbo in beweging) werden bijna 27.000 jongeren ondervraagd. De boodschap van de ‘ongeorganiseerde sport’ in Nederland aan de georganiseerde vakbroeders ligt voor de hand: denk niet alleen in termen van ledengroei en aan wedstrijdsport. Hoe langer je jongeren kunt binden, hoe meer talenten ook vanzelf boven zullen drijven. “We dachten allemaal,” zegt Ross, “dat er geen echte interesse was om te sporten. Het onderzoek van TNO leert ons wat jongeren wel Door: Kees Kooman Foto’s: NISB/Voermans van Bree Fotografie
24
COACH
nummer 3 - 2011
leuk vinden en willen, maar klaarblijkelijk niet vinden op de club. Daarmee kun je de enorme leegloop op ongeveer vijftienjarige leeftijd verklaren.”
Scholen
Ja, er zijn veel verlokkingen, bijna iedereen wil idool worden, graag zonder er al te veel voor te moeten doen, en iedereen is vooral bezig met zichzelf. En de snelheid van de maatschappij is bijna niet bij te benen. “Maar het is ook zoals het is. Ik vind niet dat we de maatschappij moeten problematiseren. Vroeger was niet alles beter. Je kunt veel beter nadenken over hoe de maatschappij er misschien over tien jaar uit zal zien. We zitten in een zeer gedigitaliseerde samenleving. Je moet wel mee met Facebook, YouTube en andere sociale netwerken om te zien wat de jeugd beweegt. In ieder geval blijkt dat jongeren dus sport wel hartstikke leuk vinden. Alleen moet je de juiste prikkels zien aan te spreken.” Wat Johan Wakkie iets verder op deze pagina’s zegt, is volgens Clémence Ross van groot belang. Scholen vormen het fundament voor succes zonder kans te lopen alle ambitieuze programma’s als kaartenhuizen te zien instorten. “Als NISB spreken we op tachtig scholengemeenschappen beleidsbepalers aan op het belang van lichaamsbeweging, ook ten gunste van de schoolprestaties. De koepel NOC*NSF zorgt dan wel voor een koppeling van onderwijs met de sportverenigingen. Daarbij merken we dat de georganiseerde sport steeds meer vragen heeft aan ons in de trant van: Kunnen jullie ons
informatie geven over de doelgroepen die wij graag willen binden?” En ja, dat kan NISB wel. “We hebben in zes gemeenten een heel succesvol programma ‘Coaches’ ontwikkeld voor jeugd die dreigde af te glijden. Daarvoor zijn we de wijken ingetrokken en hebben via onderwijs en welzijnswerkers contact gezocht. Waar zaten die jongeren nu precies, wat deden ze? Je kunt tegen ‘lastige’ jongens wel zeggen dat ze zich aan normen en waarden moeten houden en vervolgens een bal geven om te basketballen, maar je kunt ook vragen: We gaan hier basketballen, voel je ervoor op dit pleintje instructeur te worden? Dan leiden wij je op. Dat is een positieve aanpak en je doet tegelijkertijd wat aan normen en waarden.” “Het moet in ieder geval flitsend zijn. Met interactieve speelveldjes, eventueel in combinatie met computergestuurde alternatieven, blijk je ook oudere jeugd te kunnen trekken. Laat sportieve alternatieven ook beter aansluiten bij culturele achtergronden. Allochtone meiden blijken de combinatie van dans en muziek heel aantrekkelijk te vinden. Dat is ook bewegen. Zo kun je weer combinaties verzinnen met cheerleaderclubs of streetdancegroepen. Het vraagt om veel competentie en ook vanuit gemeenten een andere manier van denken. Het is in ieder geval niet zo dat mensen vanzelf wel gaan bewegen als er maar aanbod is.”
Achterstand
En je schiet volgens Ross ook met hagel als overheden niet beseffen dat hier sprake moet zijn van handelen op lange
“Ik vind niet dat we de maatschappij moeten problematiseren”
NISB ontwikkelt meerdere programma’s voor jeugd om te zorgen dat ze (blijven) sporten.
termijn, uiteraard in combinatie met de noodzakelijke budgetten. Verwaarlozing van lichamelijke opvoeding op scholen heeft al voor voldoende ‘achterstallig onderhoud’ gezorgd. “Leren rekenen, schrijven en lezen vinden we vanzelfsprekend. Maar blijkbaar is het door harde cijfers onderbouwde feit dat de meeste jeugd straks gemiddeld zeven jaar eerder sterft dan de ouders vanwege een ongezonde leefstijl, reden voor halsstarrige vrijblijvendheid snel structureel in te grijpen om de ramp te voorkomen of minder ernstig te laten zijn.” “We weten zeker dat de helft van de jeugd zo ongezond leeft, en zo weinig doet aan lichaamsbeweging, dat per persoon veertien extra ziektejaren in het verschiet liggen. Motorisch hebben veel kinderen al zoveel achterstand opgelopen, dat ook met de meest vakkundige kennis niet alles meer kan worden ingehaald. De achterstand loop je nooit meer helemaal in. Maar als je niet beleidsmatig onze huidige expertise inbedt, ondersteund met geld, blijft alle kennis onbenut. Dan heb je voor prachtige lichtpuntjes gezorgd zonder dat die ooit worden aangesloten op het netwerk.” Denk daarbij aan de enorme kosten voor zorgverzekering. De premies die nog veel meer de pan zullen uitrijzen dan je nu in de ergste scenario’s van de vergrijzing kunt bedenken. “De Erasmus Universiteit heeft voor ons berekend wat de winst zal zijn van een door ons ontwikkeld beweegprogramma met huisartspraktijken in het hele land als uitvalsbasis (de ‘BeweegKuur’). We hebben er 50 miljoen euro voor nodig bij de start. Het levert binnen tien jaar 700 euro besparing per persoon (per jaar) op in premie van de basisverzekering. Denk maar aan medicijnen voor de ziektes en complicaties die
“Het sportaanbod moet in ieder geval flitsend zijn” een gevolg zijn van te weinig lichaamsbeweging. Binnen tien jaar scheelt het volgens de Rotterdamse onderzoekers de samenleving 1 miljard euro.” De overheid schijnt zich nog steeds niet bewust van het drama dat Nederland en trouwens de gehele wereld te wachten staat door de gevolgen van obesitas. De gevolgen van goedgerichte preventie zullen pas over vele jaren blijken ‘en dat is politiek niet erg sexy’. “Je zou bijna hopen op een ernstig incident dat de
noodzaak van preventie onderstreept.” Wees niet bang: Clémence Ross zorgt alleen voor verbaal vuurwerk. Ze geeft de voorkeur aan overleg met een hamburgerketen als McDonald’s. “Veel mensen zullen zeggen dat het sowieso onverstandig is hamburgers te eten. Maar ik vind het al heel mooi te kunnen praten over een wat gezonder aanbod. Je kan niet in één keer ieders leven op z’n kop zetten. Met sporten is het ook zo. Zorg dat je eenmaal iemands aandacht hebt.”
nummer 3 - 2011
COACH
25
THEMA
DE COACH VAN DE TOEKOMST debat
De veranderende wereld
“Moderne coach verbindt snel motoriek met emotie” Hoe ziet de coach van de toekomst eruit? Prestatiecoach Peter Murphy en judotrainer Maarten Arens wagen zich aan een diagnose. “Het heilige vuur zal altijd de doorslag blijven geven.”
W
el of geen digitaal tijdperk, met de vele verleidingen van dien: snel succes, zoals in de vele talentenjachten op televisie, zal altijd onmogelijk blijken op olympisch niveau. Het is een troostrijke gedachte voor ambitieuze opleiders als Peter Murphy (onder andere leergang MasterCoach in Sports NOC*NSF en Rabobank Wielerploeg) en judocoach Maarten Arens. “Maar raar blijf ik het wel vinden”, aldus laatstgenoemde, “dat je bij een belangrijk toernooi tussen de wedstrijden door ontspanning zoekt in twitteren. Ik vraag me altijd af of het niet ten koste gaat van de noodzakelijke focus.” Citius, altius, fortius. Sneller, hoger, sterker, de olympische gedachte in het Latijn verpakt, kan ook het etiket zijn op de snel veranderende maatschappij. Volgens Peter Murphy zullen de meeste wetten van de topsport ook nog gelden in het jaar 2040. Alleen moet er sprake zijn van nog meer specialisme wil je de relatief kleine vergaarbak aan talent in Nederland optimaal benutten. “Ik denk dat de moderne coach moet leren om nog sneller door te dringen tot wie de sporter is, met uiteraard de sportspecifieke eisen van de verschillende disciplines.” “Er zijn op YouTube heel mooie filmpjes te vinden van piepjonge kinderen, nauwelijks de luier ontgroeid, die verbazend goed pingpongen of drie keer achter elkaar een voetbal in een kist weten te mikken. Zijn dat voortekenen voor een geslaagde sportcarrière? Niks hoor. Als je te jong met competitie te maken krijgt, is het gevaar van voortijdig afhaken groot. Ik zou sterk willen pleiten voor wat ik een
‘smartcoach’ wil noemen voor de verschillende leeftijdscategorieën. En die daarbij een goed oog heeft voor ‘langzame’ en ‘snelle’ starters, vroegrijpe en late specialisten.”
Verleidingen
Het heilige vuur zal altijd de doorslag blijven geven, aldus Maarten Arens. Wel of geen snelle samenleving. “Vorige sportgeneraties moesten ook afrekenen met vooroordelen en/of verlokkingen. Toch maar wel uitgaan tot diep in de nacht, voorrang verlenen aan de maatschappelijke carrière of echt kiezen voor sportief succes. In een sport als judo, dat maar één keer in de vier jaar echt in de schijnwerpers staat, heb je in ieder geval niet de verleiding van het geld. Op een paar uitzonderingen na valt hier weinig of niets te verdienen met je sport. Maar wie weet leidt dat ‘amateurisme’ er wel toe dat talenten andere keuzes maken.” Hij kan het niet met harde cijfers onderbouwen, maar de judocoach denkt dat de olympische vlam bij jonge talenten op een wat lager pitje brandt. “Ik heb het dan niet over mijn eigen toppers, zeg maar de gearriveerde sporters. Want daarover heb ik niets te klagen. Maar over de generatie tussen de zestien en twintig jaar maak ik me wel soms zorgen. Dan denk ik niet aan de volgende Spelen of die erna, maar eerder aan het jaar 2020. Ik doel dan op kinderen die zeggen de beste te willen worden. Je kiest ergens voor en dan blijkt een halfjaar later helaas dat ze het niet werkelijk in daden kunnen of willen omzetten.”
“Coachen, goed coachen, is een levenslang leerproces” [Murphy]
Door: Kees Kooman
26
COACH
nummer 3 - 2011
FOTO: SOENAR CHAMID
Het kan morgen zomaar anders zijn, wil Arens daarbij zien aangetekend. Je hebt te maken met mensen, en niets veranderlijker dan een mens. Dat laatste is juist een van de redenen waarom Peter Murphy bij de start van MasterCoach een tiental jaar geleden de nadruk op persoonlijke ontwikkeling heeft gelegd. “Van be-likeme-coach tot de verschilmaker. Volgens mij is er in de praktijk ook sprake van een kentering. Een systeem dat meer georiënteerd is op de sporter in plaats van op de coach. De laatste moet dan natuurlijk wel inzicht hebben gekregen in zijn eigen functioneren en eigen persoonlijkheid.” “Je hebt te maken met een snel veranderende maatschappij, maar wat altijd blijft gelden bij topsport is dat een talent naast ontwikkelde vaardigheden zijn of haar voorkeuren heeft. Het is de kunst van een topcoach verbinding te kunnen maken tussen motorische en emotionele eigenschappen van de sporters. Nu meer dan ooit. Hoe zorgvuldiger hoe beter, want hoe eerder je kunt doordringen tot de kern van je pupil. Je bent niet een voetballer en vervolgens een persoon. Nee, je bent in de eerste plaats een persoon die voetbalt met zijn eigen voorkeuren en overtuigingen. Hoe past die persoon in de verschillende processen, hoe overtuig je hem verder te komen en bestand te zijn tegen alle verleidingen van de maatschappij?”
Veel sporters twitteren. Toch is niet iedere coach daar van gecharmeerd. “Dat je bij een belangrijk toernooi tussen de wedstrijden door ontspanning zoekt in twitteren. Ik vraag me altijd af of het niet ten koste gaat van de noodzakelijke focus’, aldus judotrainer Maarten Arens.
“Hoe je twittert weet ik niet, maar ik ken wel het gevaar ervan” [Arens] Snelle maatschappij
De leeftijd van de topcoach maakt volgens Peter Murphy niet uit. “Je moet alleen goed beseffen dat coachen, goed coachen, een levenslang leerproces is.” In die uitspraak kan Maarten Arens zich wel herkennen, al geldt het volgens hem voor iedere burger die een hekel heeft aan stilstand. “Jonge coaches van pakweg dertig jaar zullen gemakkelijker omgaan met alle digitale voordelen. Ze zijn er immers mee opgegroeid. Ik loop daar niet voor weg, want dankzij internet is het heel gemakkelijk geworden om snel te zien wat er aan de andere kant van de wereld gebeurt. Alleen weet ik echt niet hoe je twittert. Wel ken ik het gevaar ervan dat gevoelige informatie op straat komt te liggen.” Een coach krijgt steeds weer te maken met andere karakters. Het maakt zijn vak zo fraai, zegt Arens. De kweekvijver waarin talenten boven komen drijven, zal er niet dieper of groter door worden in zijn sport, die immers grote media-aandacht ontbeert. “Ik moet zuinig zijn op ieder talent. Daarbij herken ik al vroeg winnaarsmentaliteit. Maar de vraag is dan vervolgens: Kan dit talent de topsport wel fysiek aan?”
“Er moet”, zegt Peter Murphy, “altijd een relatie zijn tussen waar je vandaan komt en waar je naartoe wilt. Ik noem het ‘uitlijnen’. Eigenlijk is hier geen verschil tussen een teamsport en een individuele, want daar ben je ook altijd afhankelijk van meerdere personen met een gemeenschappelijke doelstelling. Heel lang heeft een deel van de Nederlandse trainerswereld zich geconcentreerd op de sportspecifieke, technische eisen, zonder veel rekening te houden met de sporter. Tachtig procent techniek en twintig procent voor de rest. Is dat de weg naar efficiency, expressie van talent en topprestaties? Ik ben van mening van niet.” “De snelheid van de maatschappij eist economisch handelen. De coach van de toekomst zal ook sneller moeten leren doordringen tot de kernbehoeftes van de topper.” Maarten Arens: “De mentale component zal uiteindelijk de doorslag geven. Maar waar voor de een de nadruk voor tachtig procent moet worden gelegd op motoriek en techniek, gelden voor een concurrent weer heel andere percentages. De balans vinden – daar gaat het om. Nu en ook straks in 2040.”
nummer 3 - 2011
COACH
27
THEMA
DE COACH VAN DE TOEKOMST debat
Toon Gerbrands
“Mag je de atleet van de toekomst volgen via gps?” De atleet van de toekomst zal beter zijn, sneller. Maar ook sneller afgeleid. Volgens Toon Gerbrands lonkt ‘Big Brother’ om te controleren of de kampioen van 2020 wel alles doet om het beste uit zijn of haar lijf te halen.
Of neem voetbalbeelden van de EK-finale van 1988. “We spreken nog steeds van de beste voetbalgeneratie die we ooit hebben gehad. Ik durf wel te stellen dat de daar behaalde handelingssnelheid nu niet meer toereikend zou zijn voor de eredivisie.” De 100 meter kan misschien nooit gelopen worden in 7 seconden, maar sneller dan nu zal het zeker gaan. Gerbrands: “Ik weet nog goed dat experts zeiden dat de marathon nooit binnen de 2 uur kon worden gelopen. We zitten intussen heel dicht in de buurt. 1.50? ik weet zeker dat het ooit zal gebeuren.” Goede scouts selecteren nu al op het niveau dat over tien jaar vereist zal zijn op het hoogste niveau. Hoe professioneler, hoe eerder het gebeurt. “Dat vroeger alles beter was, is de grootste lariekoek die er bestaat.” ‘Straks’ is beter, zeker weten. “Doping is daarbij volkomen achterhaald. Vroeger werden veel wielerwedstrijden gewonnen door slimme juristen die in beroep gingen. Maar wat denk je van genetische manipulatie en hoe ver mag je hierbij gaan?”
De professionele sporter gaat waarschijnlijk steeds meer verdienen. In het Amerikaanse honkbal komen al tienjarige contracten voor van 140 miljoen dollar per seizoen. Zo verdient The New York Metsrechtsvelder Carlos Beltrán per seizoen circa 20 miljoen dollar.
28
FOTO: ANP PHOTO
Door: Kees Kooman
A
lles moet sneller, heel eenvoudig omdat ‘we’ steeds sneller zijn geworden. Het is een stelling van Toon Gerbrands, onder andere voormalig volleybalcoach en nu directeur bij voetbalclub AZ. “Ik weet nog goed dat toeschouwers verbijsterd waren, toen bij volleybal voor het eerst een snelheid werd gemeten van 110 kilometer per uur bij het serveren. Ongelooflijk! Maar dat is nu de standaard.”
COACH
nummer 3 - 2011
Is het verboden je arm zó te laten opereren, opdat in de voor honkbal meest gunstige hoek kan worden geworpen? “Dat gebeurt al in de Amerikaanse profleague.” De absolute grenzen van het menselijk vermogen liggen veel verder dan een gemiddelde sterveling zich nu kan voorstellen. De grote kampioenen van de toekomst zullen zich ook mentaal weten aan te passen.
“Ik voorzie twee grote problemen. Loyaliteit zal een achterhaald begrip blijken, clubliefde kun je vergeten. Je ziet het al een beetje aan de huidige generatie. Leefstijl is hier al een probleem, met alle digitale verlokkingen. Sporters kunnen gemakkelijk een serieus gesprek voeren, intussen naar een film kijken en ook nog even een bestand downloaden. Topsport is niet meer het enige onderdeel in een drukbezette agenda. Hoe zorg je voor een optimale focus van de moderne sporter?” “Een ander groot gevaar is dat oudere trainers van pakweg 40-plus de nieuwe jeugd niet meer begrijpen. De grote innovatie wordt volgens mij: Hoe manage je de topsporter van de 21ste eeuw?” Hoe ga je als begeleider om met de professionele sporter die waarschijnlijk steeds meer gaat verdienen? In het Amerikaanse honkbal komen al tienjarige contracten voor van 140 miljoen dollar per seizoen. “Het kan dan natuurlijk niet zo zijn dat jij als verantwoordelijke club slechts vier uur per dag zicht hebt op wat deze sporter doet om het beste te bereiken. Maar hoe ver kan en mag je gaan om deze uitblinker te controleren?” “Om goed te kunnen periodiseren, moet je weten of de sporter fit is. Mag je met moderne meetapparatuur bijhouden of je topper wel goed heeft geslapen? Kun je gebruikmaken van gps om te zien wat hij of zij de hele dag uitspookt? Het zijn vragen waarbij ik denk dat ‘Big Brother’ veel dichterbij is dan iedereen bevroeden kan.”
“Dat vroeger alles beter was, is de grootste lariekoek die er bestaat”
DE COACH VAN DE TOEKOMST
Sebastiaan verschuren
“De coach hoeft me nooit tot de orde te roepen” De atleet van de toekomst? Sebastiaan Verschuren leeft en twittert in het nu. “Ik weet heel goed tot hoe ver ik kan en moet gaan. Zwemmen blijft natuurlijk de hoofdzaak.” Door: Kees Kooman
FOTO: KNZB
W
ie het wilde (en goed de route kende op de digitale snelweg) kon via Google precies zien waar de Nederlandse zwemploeg zich bij een trainingsstage op Tenerife bevond. Dat kwam mede dankzij vrijeslagspecialist Sebastiaan Verschuren (23), heavy user op internet. Zijn ‘volgers’ hield hij via Twitter op de hoogte van vorderingen in de training. En andersom bereikte hem zo het gruwelijke bericht dat ‘op maar een paar kilometer afstand’ een krankzinnige met een mes een winkelende vakantievierder had onthoofd. Verschuren zal van zichzelf nooit zeggen dat hij voorop loopt in de rij van ‘moderne’ topsporters. Clubliefde en loyaliteit voorbij? “Ik heb het ontzettend naar mijn zin in Amsterdam. Maar we hebben wel heel goede afspraken gemaakt, mijn trainer [Martin Truijens, red.] en ik. Als we niks meer van elkaar kunnen leren, scheiden onze wegen. Dan heb ik er ook niets meer te zoeken. Maar dat heeft toch veel meer te maken met het beste uit jezelf halen?” Deze zwemmer weet wat hij wil, en eigenlijk is het daarbij alleen maar goed om zoveel mogelijk reclame te maken. Of het nu twitterend is of via Facebook. Geen Hyves in ieder geval, leuk voor kinderen, maar boven de zestien hopeloos ouderwets. “Via het programma Foursquare kan je precies laten zien waar je op de wereld bent. Dat is leuk
tijdens bijvoorbeeld stages. Bij grote toernooien zal ik wel wat voorzichtiger zijn. Ik heb gemerkt dat informatie ook negatief kan worden uitgelegd en zulke afleiding kun je niet hebben op de belangrijke momenten.” Ja, hij kan verschillende dingen tegelijkertijd, zoals een serieus gesprek voeren (“Dit is toch een serieus gesprek?”), een diavoorstelling op televisie bekijken en tegelijkertijd een schuin oog houden op zijn mailbox. “En de coach hoeft me nooit tot de orde te roepen. Ik weet heel goed tot hoe ver ik kan en moet gaan. Zwemmen blijft natuurlijk de hoofdzaak.” In de Nederlandse zwemploeg zijn social media even vertrouwd als de geur van chloor. “Ik denk dat het voor tachtig procent van de toppers geldt. Ikzelf heb ongeveer 1.100 volgers op Twitter, en op Facebook ongeveer 700 ‘vrienden’. Ranomi [Kromowidjojo, red.] spant de kroon. Die heeft een stuk of 6.000 vrienden op Facebook.”
Ondanks het vele twitteren, is Sebastiaan gefocust op zijn doel. Zo pakte hij vorig jaar nog brons op de 200 meter vrije slag tijdens het EK in Boedapest.
Sebastiaan Verschuren heeft de computer nog net niet vanuit de box ontdekt. “Ik denk dat ik een jaar of zes was, toen we een heel langzaam ‘geval’ in de huiskamer hadden, je kon er alleen op patiencen. Drie jaar later had ik mijn eigen computer op mijn kamer.” Zijn dag begint digitaal: kijken of er nieuwe mailberichten zijn, dan pas ontbijten en op weg naar de eerste training. Hij wil zijn gedrag niet verslavend noemen, zegt dat de computer uitblijft tijdens vakanties. “Ik heb nog meegemaakt dat je de toppers niet aansprak. Nu komen mensen twitterend naar je toe om te laten weten dat ze een leuk bericht van je hebben gelezen. Ik zie geen enkel gevaar in die ontwikkeling. De grenzen vervagen, maar de populariteit van de social media komt onze sport alleen maar ten goede.” Tijdens de lange stages is het een leuke afleiding, behalve natuurlijk als je moet horen dat zojuist zeer nabij een hoofd van een romp is gescheiden.
“De social media komen onze sport alleen maar ten goede” nummer 3 - 2011
COACH
29
THEMA
DE COACH VAN DE TOEKOMST debat
Johan Wakkie
“Maak een community van je vereniging!” De sportvereniging die de 22ste eeuw wil halen, zal multifunctioneel moeten leren werken. “Je zal heel flexibel moeten omgaan met de wensen van verschillende doelgroepen”, aldus Johan Wakkie.
V
roeger was echt niet alles beter. Maar anders was het wel. Johan Wakkie, markante directeur van de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond, begon met tennis op zijn achtste. Nam vier jaar later de stick te hand, vooral omdat het niet eerder was toegestaan (in competitieverband) en de lange, hete zomers overbrugde hij bij Victoria met tennis en cricket. Alles kon daar in Rotterdam. En wat zie je anno 2011 gebeuren? “Dat er buiten de kleine clubs met veel vrijwilligers steeds meer behoefte is aan multifunctionele verenigingen.”
Tijdgeest
De club die de 22ste eeuw wil halen, zal zich moeten aanpassen aan een tijdgeest vol verleidingen, waar de ‘verbale mitrailleur’, televisiepresentator Matthijs van Nieuwkerk, symbolisch is voor hang naar snelheid. Wie met de armen over elkaar blijft toekijken, zal vermoedelijk verloren gaan, zo voorspelt ook Wakkie. Alles moet leuker, sneller, gemakkelijker. Maar het is daarbij bijzonder om te kunnen constateren dat sommige eisen van modern verenigingsleven eigenlijk sterk doen denken aan de zestiger jaren van de vorige eeuw. “Wij speelden vroeger zes dagen per week op straat en gingen dan één keer per week naar de club. Onze ouders vonden het wel zo gemakkelijk dat hun kinderen de meeste tijd zo dichtbij aan het sporten en spelen waren.” Als je dan wat fanatieker werd,
COACH
De remedie ligt voor de hand: zorg op jouw vereniging voor een aanbod waarbij die drukbezette ouders ook zelf in beweging kunnen komen. Bijvoorbeeld in de vorm van loopgroepen, fitness of andere alternatieven. “Ze voelen zich ook meteen meer betrokken bij de club”, aldus Wakkie. Multifunctionele opties zullen volgens hem sowieso een must zijn, al is het alleen om ook de jongere sporters te blijven binden. “Wat je nu al ziet, is dat je wel heel flexibel moet omgaan met je doelgroepen. Anders maken ze snel andere keuzes. Dat geldt ook voor mijn eigen leeftijdscategorie. Afspreken op vaste tijden komt vaak niet uit. Dan kies ik er liever voor om een uurtje te gaan fitnessen wanneer mij dat uitkomt.” Je kunt inmiddels wel optimaal gebruikmaken van even professionele als moderne accommodaties. De groei geldt ook in absolute getallen. “Mijn eigen vereniging Victoria bestond destijds uit 500 leden. Dat zijn er nu 1.330, Kampong heeft ruim 2.500 leden. Het heeft geleid tot enorme aanpassingen in positieve zin.” Zoals gezegd: multifunctioneel sporten was in Rotterdam heel normaal. “En met die open blik moet je sport ook gaan benaderen in de wijken.”
“Ik geloof niet meer in verenigingen waar je één of twee uur per week kunt trainen en verder niets”
Door: Kees Kooman
30
ging je vaker naar de vereniging. Op de fiets natuurlijk. Maar nu vinden veel ouders dat geen veilig idee met alle griezelverhalen in de media en lijken sportvelden rond trainingstijden wel op populaire P&R-plekken.
nummer 3 - 2011
FOTO: DREAMSTIME.COM
Bevolkingsgroepen
Eén ding is daarbij zeker, aldus Wakkie: je moet de sport voortaan altijd naar de kinderen (en hun ouders) brengen en niet andersom. “Kijk eens naar de successen van de zogeheten Cruijff-veldjes. Hoeveel talent is de afgelopen decennia niet doorgebroken dankzij wat ik ‘de straat’ zou willen noemen? Denk aan Krajicek en zorg als gemeente ook voor gelijknamige playgrounds in de buurt. Op straat geldt het recht van de sterkste, maar het is ook een speelveld in de letterlijke betekenis van het woord, waar iedereen talenten kan ontwikkelen.” Scholen moeten en kunnen daarbij het voortouw nemen. “Het is heel slecht gesteld geweest met het vak lichamelijke opvoeding, maar ik zie duidelijk verbetering. In Rotterdam-Zuid kon je tot voor kort nog maar kiezen uit twaalf goed functionerende sporten. Scholen hebben toen het initiatief genomen om kinderen naar de sport te brengen en zijn schoolsportverenigingen opgericht. Grote schoolgemeenschappen zijn de bases waar kinderen én hun ouders komen. Als die kinderen niet over het geld kunnen beschikken om de contributie te betalen is er een sportfonds, waarvan ik toevallig de voorzitter ben, om te sponsoren.” De plaatselijke overheden doen al veel, volgens Wakkie. “Gemeentes zijn in hun sportbeleid veel verder dan vroeger. Die kijken veel beter naar specifieke behoeftes
van bijvoorbeeld bevolkingsgroepen.” Kinderen van Antilliaanse afkomst blijken bovengemiddeld behendig bij honkbal of atletiek. “Zonder al te veel te generaliseren kun je misschien onderzoeken wat je met sporten als tafeltennis en badminton nog beter kunt doen om de jeugd met Aziatisch bloed in beweging te brengen.” We zouden ons, zo vindt deze bestuurder, hier ook wel eens beter en vaker kunnen spiegelen aan de Verenigde Staten. Amerikaanse toppers zie je reeds van verre staan. Tijdens het volkslied de rechterhand op het hart en het maakt dan niet uit welke etnische achtergrond zij hebben. “Wij zien dan toch vooral een voormalige Chinese tafeltennissen op het WK, of een voormalige Keniaanse hardlopen in een belangrijke marathon. Amerikanen vinden het volkomen logisch optimaal gebruik te maken van vaardigheden die worden toegeschreven aan bepaalde bevolkingsgroepen. Profiteer daarvan!”
Generaties
Dus niet alleen maar juichen om traditioneel ‘witte’ sporten als schaatsen, zwemmen, hockey en paardrijden. Bijna altijd hoogopgeleide sporters die precies weten wat ze willen. Maak van je vereniging een multifunctionele maar ook een multiraciale ontmoetingsplek met voor ieder wat wils. “Zorg er voor dat de jeugd kan gamen en van mijn part ‘hangen’, maar wel intussen in contact kan komen met sport. Maak
Er is steeds meer behoefte aan multifunctionele verenigingen, dus met huiswerkbegeleiding, flexibele openstelling en meer faciliteiten voor ouders.
een community van je vereniging. Dat probeer ik iedereen duidelijk te maken. Ik geloof in ieder geval niet meer in verenigingen waar je één of twee uur per week kunt trainen en verder niets. Die tijd is definitief voorbij.” Kijk als moderne bestuurder ook eens wat er al gebeurt bij 25 van de 320 hockeyverenigingen die Nederland rijk is. “We letten sterk op de relatie ouder/kind. Hier is huiswerkbegeleiding geregeld voor de sporters die wat vaker trainen. Hoe denk je dat ouders het vinden dat ze weten dat hun kinderen bij thuiskomst na de training al hun huiswerk hebben gemaakt?” Betrek alle generaties bij je activiteiten. Bij de Utrechtse multisportvereniging Kampong kan op zondagen jeu de boules worden gespeeld. Dat gebeurt op initiatief van senioren die behoefte hadden aan sociaal samenzijn, voordat ze naar verschillende wedstrijden gingen kijken. “En om half zes komen ze dan weer samen om een glas wijn te drinken.” “Ik geloof er heel sterk in dat je in doelgroepen moet denken, waarbij steeds weer andere behoeftes vooropstaan. Voor de individualisering van de maatschappij ben ik helemaal niet bang. Jonge mensen die de hele dag via web, mail en mobiele telefoon met elkaar in contact staan zonder elkaar te kunnen zien, blijven elkaar toch graag ontmoeten. Als ze maar terecht kunnen op een aantrekkelijke accommodatie.”
nummer 3 - 2011
COACH
31
Het doel is sporttalent te helpen hun droom waar te maken. Sponsor van de toekomst.
ADVERTORIAL
In deze rubriek beantwoordt mr. Caroline Beekes, jurist privaatrecht en arbeidsconsulent bij Sportservice Noord-Holland, allerhande juridische sportgerelateerde vragen van trainers en coaches. Deze keer: letselschade. Wilt u reageren of heeft u als trainer/ coach zelf een vraag op dit gebied, stuur dan een e-mail naar: cbeekes@sportservicenoordholland.nl.
Vraag van de trainer: Ik geef al op drie avonden in de week training en op advies van de technische commissie wordt daar een avond aan toegevoegd. Kan dit zomaar? Wijziging van de arbeidsvoorwaarden, zoals functie, arbeidsduur en arbeidstijden door de werkgever is geregeld in de wet. Wijziging van de arbeidsvoorwaarden zonder toestemming van de werknemer is alleen mogelijk als de arbeidsovereenkomst een schriftelijk beding bevat dat een zodanige eenzijdige wijziging toestaat. Bij dat laatste gaat het om een zogenaamd eenzijdig wijzigingsbeding. Op grond van art. 7: 613 BW kan de werkgever zich slechts op een eenzijdig wijzigingsbeding beroepen, indien hij bewijst bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang te hebben dat op grond van de redelijkheid en de billijkheid het belang van de werknemer moet wijken.
Kan mijn club de trainingstijden zomaar veranderen? Wanneer in de arbeidsovereenkomst geen eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen, kan de wijziging van de arbeidsvoorwaarden beoordeeld worden aan de hand van art. 7: 611 BW. Dit artikel bepaalt dat de werkgever en werknemer over en weer verplicht zijn zich als goed werkgever respectievelijk goed werknemer te gedragen. Goed werknemerschap brengt met zich mee dat een werknemer op redelijke voorstellen van de werkgever die verband houden met gewijzigde omstandigheden op het werk in het algemeen positief behoort in te gaan. Dergelijke voorstellen mag hij alleen afwijzen wanneer aanvaarding redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd. Uitgangspunt is dat de werknemer niet verplicht is om in te stemmen met het wijzigen van de arbeidsvoorwaarden. Toch kunnen de omstandigheden dusdanig zijn dat het onredelijk is als de werknemer blijft vasthouden aan de overeengekomen arbeidsvoorwaarden.
nummer 3 - 2011
Kortom: Mag de werkgever de werktijden en de arbeidsduur aanpassen? Ja, mits hij dit in ieder geval in overleg met de werknemer doet. Als de werkdagen voor het gehele seizoen op voorhand niet vast te stellen zijn, dan zal de werknemer gehouden zijn om mee te werken aan de wijziging. Zijn de arbeidsdagen wel nader overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, dan is wijziging mogelijk indien de persoonlijke omstandigheden van de werknemer zich hier niet tegen verzetten en bovendien van de werkgever verlangd mag worden dat hij daar rekening mee houdt. Zijn er bijvoorbeeld andere trainers die gevraagd kunnen worden voor die uren of is er een andere oplossing voorhanden? Daar komt bij dat het in de sport wel gebruikelijk is dat wijziging in arbeidstijden en/of arbeidsdagen plaats kan vinden als gevolg een veranderd technisch beleid en dat een zekere mate van fluctuatie in de hoeveelheid arbeidsuren en arbeidstijden in de sport redelijkerwijs te verwachten is.
COACH
33
Coach in de regio
Tafeltennistrainer Titus Damsma
“Een talent bouw je niet, dat krijg je” Tafeltennistrainer Titus
Damsma (49) werkt als talentcoach op de centrale opleiding in Papendal. Hij heeft de jongens van zestien tot achttien jaar onder zijn hoede. Hij werkt aan de structuur die gereed moet zijn voor dat ene moment. “Wij moeten ervoor zorgen dat als dat grote talent komt, wij klaar zijn om dat te ontwikkelen.”
Door: John Volkers
34
COACH
nummer 3 - 2011
H
ij was een hardwerkende clubtrainer van GTTC, een tafeltennisclub uit Groningen die hij 25 jaar lang bij de hand nam. Toen Titus Damsma daarop uitgekeken was, zijn ambities strookten niet meer met die van de vereniging, kwam het verlossende aanbod van de Nederlandse Tafeltennisbond (NTTB). Damsma werd gevraagd talentencoach te worden op Papendal. “Bij de jongens, van zestien tot achttien jaar, het ploegje met WK-deelnemer Koen Hageraats. Dat is de sterkste groep van de hele herenafdeling op ons CTO van Papendal.” Eerst ging hij nog uit en thuis, vanuit Groningen. Sinds 2010 woont hij met zijn Slowaakse vrouw, een tafeltennisster, in Apeldoorn en meldt hij zich elke dag voor de trainingen op het Nationaal Sportcentrum bij Arnhem. “Soms schuif ik aan bij het ontbijt dat stipt om zeven uur begint. Voor de contacten met de ploeg. Maar acht uur, het tijdstip dat de ochtendtraining aanvangt, vind ik meestal al vroeg zat.” Papendal is het eldorado van de sport, in de woorden van Damsma. “Het is meer dan ik ervan verwacht had. Cru gezegd: wat ik bij GTTC probeerde in het klein, is wat hier gebeurt in het groot. Ik organiseerde zelf de trainingen bij mijn club, ik ging de scholen langs voor extra training, ik deed alles, mentaal, fysiek.”
“En nu gebeurt dat allemaal tegelijk. Daar zijn hier op Papendal de mensen voor en daar zijn de faciliteiten voor. Het is gewoon perfect. Jammer genoeg raak je er al weer snel aan gewend.” Voor je het weet, geeft de Groninger toe, ga je op zijn Nederlands klagen over dingen die je na een tijdje gewoon vindt. Hij bloost. Damsma is nog elke dag blij, als hij, voor het vak dat hem zo dierbaar is geworden, de tafeltennishal mag binnenstappen. “Ik zit al lang in dat trainerschap, maar ik had nooit echte ambitie. Zeventien, achttien jaar geleden veranderde dat. Ik haalde mijn B-papieren, dat was het een-nahoogste. Nu ben ik trainer 5, zoals dat heet. Sinds trainer 4 ben ik stevig aan de gang gegaan.” “Ik had Nathan van der Lee bij GTTC. Die heb ik van zijn achtste jaar af opgeleid. Om hem heen ontstond een grote groep. Ik werd zelfs tafeltennistrainer op een LOOTschool. Ik organiseerde daar twee extra trainingen voor Nathan, zodat hij een goed programma kreeg. Zo werd de club vanzelf groter. Ik had tien, elf spelers die met de nationale kampioenschappen meededen.” Kennisverwerving Op Papendal is alles anders en mooier. Met onverholen enthousiasme verhaalt Titus Damsma van de werkomstandigheden en de kruisbestuiving. “Wat geweldig is, is dat we als groep talentcoaches onderling contact hebben over
FOTO: MANFRED SCHILLINGS/NTTB
onze programma’s. We zitten met elkaar aan tafel. Qua kennisverwerving is dat heel goed.” “We hebben er badminton, BMX en nog veel andere wielrenners, atleten, handbal, tot voor kort schermen. We hebben er als tafeltennissers nu een nieuwe hal gekregen, van 24 bij 24 meter. Daar kunnen tien tot twaalf tafels staan. Constant. Zodat we er altijd in kunnen. Want nu, in de gewone hal die we huren, is het schipperen. Als je wel de training kunt opvoeren, zoals in vakanties als er geen school is, dan is dat geweldig.” “Echt, de faciliteiten zijn zo goed. Bij ons is het echt extreem. We hebben dat ook nodig, want bij de mannen is, na het afscheid van Trinko [Keen, red.] en Danny [Heister, red.] een gigantisch gat gevallen. Daar past die centrale aanpak die we nu hanteren. In het verleden hebben we een aantal generaties gehad die het wiel zelf gingen uitvinden. Een plukje hier en een plukje daar. Dat is niets geworden. Dit is beter. Samenwerken, als groep naar het buitenland, buitenlanders hier laten komen.” “Ik denk dat het trainingsprogramma op Papendal inhoudelijk het sterkst is. De clubs kunnen hier heel moeilijk mee concurreren. De enige concurrentie is er van personen in privésituaties. Zoals Britt Eerland, het grootste talent bij de vrouwen, haar zaakjes voor mekaar heeft in Schiedam. Zij heeft een heel goede situatie gecreëerd.” Trainen op Papendal is meer dan
oefeningen voorschrijven. “Het draait bij deze jonge jongens, van soms pas vijftien, niet alleen om hoe je het best een bal over het net kunt slaan, maar veel meer om de opvoedende rol die je hebt. Deze gastjes komen uit een trainingsomstandigheid die heel anders is, bij een club. Zij moeten allereerst ontzettend wennen aan de extra belasting die ze krijgen.” “Meer en zwaarder trainen. Acht keer in de dagen dat ze hier zijn, inclusief twee krachttrainingen. Dat is al heel pittig. Dan zie je elk jaar weer dat er problemen ontstaan in de combinatie met school. Dat school niet meer goed gaat. Of dat er minder plezier is in de sport, dat er blessures ontstaan. En ze wonen voor het eerst alleen, op zichzelf. Ook dat is een geweldige stap. Het is heel belangrijk dat je ze daarin goed begeleidt.” Het onbewuste Damsma, die samenwerkt met de Kroaat Nikki Vukelja en Pieke Franssen, plus de Chinese hoofdcoach Chen Zhibin, heeft voor een deel zijn eigen filosofie ingebracht. “Wat ik heel belangrijk vind, is dat ze beseffen dat alles wat ze trainen en alles wat ze in het leven doen,
Titus Damsma tijdens de WK tafeltennis in Rotterdam met Oranjetalenten Britt Eerland (Europees jeugdkampioene) en Koen Hageraats.
invloed heeft op hun wedstrijdresultaat. Je beste spel speel je onbewust, als je in een flow zit. Ik wijs ze er altijd op hoe ze hun onbewuste voeden. Alles wat in hun onbewuste zit, daar spelen ze hun beste wedstrijden mee.” “Dan kun je wel doen wat je goed lijkt, maar als je het niet echt voelt, er niet echt achter staat, dan heeft het geen zin. Het gaat erom dat je tot in het diepste voelt en doet wat goed voor je is. Als je als speler niet in een bepaalde techniekwijziging gelooft, dan zal het ook niet lukken. Ik zag het bij Nathan. Onder spanning kwamen fouten van acht jaar geleden terug.” Papendal is er om de achterstand op Europa in te lopen. “Dat is ons eerste jachtterrein.” China, het oppermachtige land in pingpong, dat is een ander verhaal. Papendal is er vooral om een goede generatie te bouwen en klaar te staan voor dat ene moment. “Voor als dat ene grote talent komt. Dat talent bouw je niet, dat krijg je. Zelfs als je dingen fout doet. Timo Boll is niet opgeleid, die is gekomen. Net zo met Jan-Ove Waldner. Wij moeten er in Nederland voor zorgen dat als dat talent komt, wij klaar zijn om dat te ontwikkelen.”
“Het draait vooral om de opvoedende rol die je hebt” nummer 3 - 2011
COACH
35
Werkt het?
Psychologische oorlogsvoering
Sport ontwikkelt zich voortdurend. Coaches introduceren nieuwe trainingsmethodes, krachttrainers komen tot andere inzichten en sporters ontdekken nieuwe inspiratiebronnen. In deze rubriek krijgen deze ontwikkelingen aandacht. Dit keer: In hoeverre moet je als coach aan psychologische oorlogsvoering doen? Door: Jan-Cees Butter
FOTO: BEN HAECK
FOTO: Pics United
FOTO: FC Groningen
Rico Schuijers: “Je zegt eigenlijk: op een normale manier kan ik niet winnen, dus daarom pas ik deze noodgrepen toe”
36
Ron Jans: “De wedstrijden tussen Real en Barcelona moesten het mooiste voetbal opleveren, maar het ging alleen maar over psychologische oorlogsvoering” Stanley Menzo: “Als je op papier de mindere bent, moet je van alle middelen gebruikmaken om die wedstrijd wél te winnen”
Marc Lammers: “Als je als coach een tegenstander uit zijn focus kunt krijgen, moet je dat zeker niet laten”
COACH
nummer 3 - 2011
J
osé Mourinho, coach van Real Madrid, probeerde er in de slotfase van het afgelopen voetbalseizoen alles aan te doen om Barcelona tot wankelen te brengen. De Portugees schuwde geen enkel middel. Hij liet zijn spelers twee minuten later de kleedkamer uitgaan voor de tweede helft, weigerde het gras te laten maaien voor de Europese heenwedstrijd in Santiago Bernabéu en was zich terdege bewust van zijn ijzingwekkende pose richting Josep Guardiola, coach van Barcelona. In de kranten zagen we Mourinho neerkijken op Guardiola, die ietwat angstig omhoog keek. Alsof de kleine David het opnieuw moest opnemen tegen de grote Goliath. Uiteindelijk was Guardiola de morele winnaar. Barcelona verloor weliswaar de Spaanse beker, maar in de Champions League maakten de Catalanen korte metten met Real Madrid – de psychologische oorlogsvoering van Mourinho ten spijt. In hoeverre moet je dat mentale spel willen gebruiken als coach? Wat zijn de trucjes? Wanneer gebruik je het? En is het juist geen teken van zwakte om een wedstrijd op psychologische
gronden te willen beslissen? En, ook niet onbelangrijk: Hoe kun je als coach voorkomen dat je eigen team uit het veld geslagen wordt na dergelijke mind games? Rico Schuijers, sportpsycholoog, vindt dat Mourinho juist zijn zwakte toonde door Barcelona met psychologische spelletjes te willen verslaan. “Als coach zeg je eigenlijk: op een normale manier kan ik niet winnen omdat ik een minder team heb, dus daarom pas ik deze noodgrepen toe. Hij focust zich op de tegenstander, niet op zichzelf.” Ron Jans, trainer van Heerenveen, was lange tijd fan van Mourinho. Vooral ook omdat de spelers zo positief over hem waren. Maar na de vier harde confrontaties tussen Barcelona en Real is de bewondering voor Mourinho enigszins bekoeld. “Ik vind dat hij echt over de schreef is gegaan met zijn uitspraken. De wedstrijden tussen Real en Barcelona, de twee beste teams ter wereld, moesten het mooiste voetbal opleveren, maar het ging alleen maar over psychologische oorlogsvoering, harde overtredingen en randzaken. Dat vond ik jammer. Mourinho heeft die psychologie helemaal niet nodig. Maar ja,
FOTO: ANP PHOTO
aan de andere kant: eerder dit seizoen probeerde hij Barcelona voetballend te bestrijden en ging hij met een 5-0 nederlaag van het veld. Hij moest wel iets veranderen.” Stanley Menzo, assistent-trainer bij Vitesse, vindt het niet direct een zwakte psychologische oorlogsvoering aan te wenden om een opponent te verschalken. “Als je op papier de mindere bent, moet je van alle middelen gebruikmaken om die wedstrijd wél te winnen. Zolang het maar op een respectvolle wijze gebeurt. Psychologische oorlogsvoering is een van de middelen waar je naar kunt grijpen als coach. Ik heb het weinig gedaan. Als hoofdcoach hield ik me veel liever bezig met mijn eigen team.” Marc Lammers, voormalig hockeycoach, is niet per definitie tegen psychologische oorlogsvoering rond een wedstrijd. “De vraag is: Werkt het? Als je als coach een tegenstander uit zijn focus kunt krijgen, moet je dat zeker niet laten.” Lammers paste de mind games in het verleden ook wel eens toe bij zijn hockeyvrouwen. “Met videobeelden kun je veel doen”, legt hij uit. “Als we tegen een
makkelijke tegenstander speelden, liet ik bijvoorbeeld al hun doelpunten zien, zodat de speelsters wisten dat het niet makkelijk zou gaan worden en van onderschatting geen sprake meer was. Tegen Australië, op dat moment het beste hockeyland, deed ik precies het omgekeerde; ik liet al onze doelpunten tegen Australië zien, zodat ze meer zelfvertrouwen zouden krijgen.” Ron Jans is niet zo van de psychologische oorlogsvoering. “Dat behoort gelukkig niet tot mijn takenpakket als coach”, lacht hij. “Vroeger als speler gingen we wel eens op bezoek bij FC Wageningen. De ballen waren zo hard als steen, we moesten warmlopen op een bijveldje en in de kleedkamer stond de verwarming op veertig graden. Ik vond het allemaal vrij onschuldig. Maar zelf heb ik de psychologie nooit aangepakt om een tegenstander te beïnvloeden.” Je kunt als coach ook het ‘slachtoffer’ worden van psychologische oorlogsvoering. Schuijers refereert aan een Europese wedstrijd van de waterpoloërs van Het Ravijn in Italië. “Die Italianen zijn echt
‘ziek’. Ze proberen alles om een tegenstander uit hun ritme te krijgen. Ik hoorde dat Het Ravijn in een aftandse bus werd opgehaald – die ook nog eens een halfuur te laat was – en dat ze alleen een uurtje konden trainen om acht uur ’s ochtends en om tien uur ’s avonds. Verder was het hotel slecht. Het belangrijkste is dat je dan taakgericht blijft. Als iedereen zich blijft focussen op zijn prestatie, blijft het resultaat uiteindelijk hetzelfde.” Lammers had er een handje van om tijdens de voorbereiding onverwachte dingen te doen. Hij liet zijn speelsters soms een uur op een bus wachten in de hitte van Argentinië. “Ik wilde kijken hoe mijn speelsters zouden reageren op onvoorziene situaties”, verklaart hij. “De één ging klagen over de buschauffeur, de ander besloot rustig in de schaduw te gaan zitten en er waren ook speelsters die zochten naar oplossingen. Ik was daar blij mee, want in het veld herkenden ze dit soort situaties ook en had het geen gevolgen voor de manier van handelen. Met andere woorden: ook hier kun je op trainen als coach.”
José Mourinho probeerde er in de slotfase van het afgelopen voetbalseizoen alles aan te doen om Barcelona tot wankelen te brengen. Desondanks maakten de Catalanen in de Champions League korte metten met Real Madrid en was Barcelona-coach Josep Guardiola de morele winnaar.
COACH
37
nummer 3 - 2011
AMBITIE
Badmintontrainer Ron Daniëls maakt zich zorgen
“We zakken af tot een dwerg in badmintonland” B Badmintontrainer Ron Daniëls (53) werkte jarenlang in Denemarken, het badmintonwalhalla van Europa. Sinds april is hij bondscoach van het talententeam van Vietnam. Een mooi avontuur, maar tegelijkertijd maakt Daniëls zich zorgen om het Nederlandse badminton: de jeugdopleiding deugt niet en hij mist visie en ambitie. Door: Steven Verseput Foto’s: René Bouwman
38
COACH
nummer 3 - 2011
ij zijn appartement aan de kust van Vietnam hoort Ron Daniëls regelmatig de communistische marsmuziek uit de speakers galmen. De badmintontrainer wordt door de kustwacht vaak gesommeerd in de veilige zone te lopen. “Ze fluiten als gekken als je je buiten dat gebied begeeft. Ze dwingen mensen in nauwe stukjes zee, terwijl er een prachtige kustlijn ligt.” Bij de trainingen wordt Daniëls ook dagelijks geconfronteerd met het communistische systeem. “Spelers hebben veel moeite met denken over hoe ze moeten spelen. Ze zijn opgeleid om opdrachten uit te voeren, niet om na te denken.” Daniëls is aan een bijzondere buitenlandse klus begonnen. Begin april vertrok hij naar Vietnam, waar hij de nieuwe badmintonbondscoach is van het talententeam (onder negentien). Hij woont en werkt in de kuststad Da Nang, waar de frontlijn tussen Noorden Zuid-Vietnam lag. “Het is een droom om in Azië te werken”, laat Daniëls vanuit Vietnam weten. Badminton is een van de populairste sporten in Azië. Vietnam telt volgens hem zo’n 15 miljoen badmintonners, op een totaal
inwoneraantal van 87 miljoen. Vorig jaar werkte hij al twee keer zes weken als badmintontrainer voor het Vietnamese leger. Inmiddels is hij ook gevraagd bondscoach te worden van de mannen en vrouwen. Daniëls traint een groep van twaalf talentvolle jongens en meisjes. Onder moeilijke omstandigheden werkt de badmintontrainer in het trainingscentrum in Da Nang. “Alles is smerig en slecht onderhouden. Ik ben in veel sporthallen geweest maar nog nooit heb ik een hal gezien die zo vies was als deze”, vertelt hij. Vietnam eindigde vorig jaar als dertigste op de wereldranglijst voor landen. “Ze hebben veel talent, maar vrij weinig kennis over badminton”, zegt Daniëls. “Het land is nog altijd herstellende van de oorlog, ruim 35 jaar geleden. Op sportgebied moet er veel worden opgebouwd.” Kip zonder kop Bij de Nederlandse badmintonbond (60.000 leden) ging waarschijnlijk een zucht van verlichting door het bondsbureau toen bekend werd dat Daniëls naar Vietnam vertrok. Daniëls wordt algemeen gezien als de schrik van
“Ze zijn opgeleid om opdrachten uit te voeren, niet om na te denken”
Wie is Ron Daniëls?
“We moeten veel ambitieuzer zijn” Badminton Nederland. Hij heeft een zeer scherpe mening over de bond en het Nederlandse badminton. Over technisch directeur Martijn van Dooremalen, die in 1985 begon als bondscoach, zegt hij: “Hij is alleenheerser, zijn wil is wet.” Afgezien van de toppers Judith Meulendijks, Eric Pang, Dicky Palyama en Yao Jie vindt Daniëls het niveau van de Nederlandse singlespelers slecht. “Ze lopen als een kip zonder kop over de baan, hebben geen tactisch plan, kunnen niet aan het net spelen en maken geen schijnbewegingen.” Het interview met Daniëls vindt eind maart plaats, een week voordat hij naar Vietnam vertrekt. De locatie is speciaal: in de kleine Fiatcamper van Daniëls, zo’n honderd meter van het bondsbureau in Nieuwegein. Daniëls heeft net een gesprek met de bond gehad over
de nieuwe badmintonploeg TEAM Dutch Fource, waar hij een van de coaches van is. Hij laat zijn camper voor het interview op het verlaten industrieterrein staan. Bang voor de bond is hij niet. Zijn voornaamste kritiek betreft het opleidingssysteem. “Het niveau van de bondsopleiding is heel erg laag”, zegt Daniëls. “Als je kijkt wie er les geeft en waar ze hun informatie vandaan halen: het is allemaal eenheidsworst.” Behalve de vier topspelers speelt in Nederland volgens hem iedereen hetzelfde. “Met één tactiek kun je alle Nederlandse singlespelers verslaan.” De pedagogiek is totaal doorgeschoten bij het opleiden van badmintontalenten, meent Daniëls. “Hoe ze met kinderen omgaan, het lijkt wel of het een door een verzekeringsmaatschappij afgedekt risico is. Er wordt altijd gezegd wat ze níet moeten doen”,
Ron Daniëls (53) is geboren op 12 juli 1957 in Delft. Momenteel is hij bondscoach van het talententeam van Vietnam. Daniëls speelde vroeger korte tijd in het eerste van badmintonclub Velo uit Wateringen. Op zijn zeventiende richtte Daniëls een loonbedrijf op voor de glastuinbouw en stopte hij als speler. Wel is hij altijd trainingen blijven geven, hij heeft in de jaren zeventig en tachtig diverse Nederlandse clubs gecoacht. Eind jaren tachtig vertrok Daniëls naar Denemarken, omdat zijn Deense vrouw niet goed kon aarden in Nederland. In het badmintongekke Denemarken werkte hij zeven jaar als beroepstrainer. In 2001 vertrok hij naar Indonesië, waar hij zijn trainerschap voor een badmintonschool combineerde met zijn werk voor agrarisch adviesbureau DLV. In 2004 verhuisde Daniëls naar België. Hij is een van de drie coaches bij de nieuwe badmintonploeg TEAM Dutch Fource, waar de Nederlandse topspelers Judith Meulendijks, Eric Pang, Dicky Palyama en Yao Jie voor uitkomen. Het is de bedoeling dat Daniëls vanuit Vietnam de spelers bij Aziatische toernooien gaat begeleiden.
vertelt hij. “De trainingen zijn helemaal gestandaardiseerd. Wat ik wil is denkers. Badminton is geen loopsport, het is een denksport. Intelligente mensen spelen goed badminton, domme mensen redden het niet. Topspelers lopen nooit hard op de baan, ze weten waar de volgende shuttle gaat komen.” De badmintonbond is bang mensen aan te stellen die anders denken, zegt Daniëls. “Andersdenkenden moet je juist omarmen.”
nummer 3 - 2011
COACH
39
“Intelligente mensen spelen goed badminton, domme mensen redden het niet”
Op diverse badmintonsites publiceerde Daniëls in de afgelopen twee jaar zo’n tweehonderd artikelen over het Nederlandse badminton. Vaak in harde, duidelijke taal. “Ik schrijf de badmintonrevolutie vanachter mijn pc”, lacht Daniëls. Fanmail wordt afgewisseld met hatemail. ‘Ik hoop dat je aan de kanker doodgaat, teringhond’, stond er in een e-mail begin dit jaar. Daniëls: “Toevallig maakte een familielid die e-mail open.” Ambitieuzer Wat is het doel achter de constante kritiek op de bond? Dat hij drie keer zonder succes solliciteerde op de baan van bondscoach, heeft er volgens Daniëls niets mee te maken. Daniëls wil badmintonminnend Nederland wakker schudden, zegt hij. “We zakken langzaam af tot een dwerg in badmintonland. Iedereen berust daar een beetje in, ook de bond. We moeten veel ambitieuzer zijn. Er is nagenoeg geen discussie in Nederland.” Vaak richt Daniëls zijn kritiek op technisch directeur Van Dooremalen. Hij noemt het een ‘ongezonde situatie’ dat de oudbondscoach al meer dan 25 jaar werkzaam is voor de bond. “Ik kan prima een glas wijn met hem drinken. Hij is ook helemaal gek van badminton. Maar zo lang op dezelfde plek zitten is niet goed voor een bond. En zeker niet bij een baan die zo dynamisch is, er verandert veel op trainersgebied. Je moet op veel plaatsen inspiratie
opdoen.” Volgens Daniëls moet je het eens zijn met het beleid van Van Dooremalen. “Je mag hem niet tegenspreken. Het zijn jaknikkers die om hem heen zitten.” De trainer is er van overtuigd dat Nederland van de onverslaanbaar geachte Aziaten zou kunnen winnen, hij schreef er pagina’s vol over op internet. Velen verklaren Daniëls voor gek. Hij stelde voor om begin dit jaar bij de NK badminton een forum te houden onder de werktitel ‘Hoe gaan we China verslaan?’. Hij wilde met trainers een dag discussiëren over dit onderwerp. Niemand reageerde. “Terwijl ze er in Denemarken elke dag mee bezig zijn hoe de Chinezen te verslaan.” Daniëls gelooft er niets van dat de spelers uit China van nature beter of sneller zijn dan Europese spelers. Hij heeft diverse aanbevelingen hoe het gat te dichten: begin vanaf de jongste jeugd met tactiektrainingen, veel aandacht voor schijnbewegingen en techniektraining tot in het kleinste detail. “En stop met groepstrainingen.” Trainingen moeten veel meer vanuit de speler zelf komen, ze moeten zelf aangeven aan welk onderdeel van het spel ze willen werken. En de beste jeugdspelers moeten op jonge leeftijd naar Azië om kennis te maken met de cultuur van de badmintonsport aldaar. “Als je echt iets wil met je sport, dan moet je weten wie je concurrenten zijn, hoe ze denken en hoe ze trainen.”
Reactie Martijn van Dooremalen NLCOACH legde het interview met Ron Daniëls voor aan Martijn van Dooremalen, technisch directeur van de badmintonbond. Hij gaf per e-mail de volgende reactie: “Badminton Nederland heeft al jarenlang een succesvol talentopleidingsprogramma, dat leidt tot een continue stroom van medailles bij Europese jeugdkampioenschappen, en vervolgens tot successen bij de senioren. Ook de door Ron Daniëls genoemde spelers zijn door dit opleidingsprogramma gevormd en hebben hun resultaten te danken aan die opleiding. Badminton is in Nederland een van de kleinere sporten, waardoor niet altijd supertalenten voorhanden zijn. Toch is door intensieve individuele begeleiding in het algemeen aan prestatiedoelen voldaan. Dat speelt zich wel af in een golfbeweging: hoogtepunten worden in cycli gevolgd door mindere prestaties.” “Om Europese en mondiale ontwikkelingen te blijven volgen, wordt het opleidingssysteem regelmatig bijgesteld, wat onder meer in de afgelopen drie jaar heeft geleid tot een verdubbeling van potentiële talenten. In vergelijking met de grote badmintonlanden nog steeds een klein aantal.” “De trainersopleidingen van Badminton Nederland voldoen aan de Europees vastgestelde normen en leiden op tot deskundig kader binnen de verenigingen van Badminton Nederland. Aan het opleiden van talenten en het begeleiden van spelers op Europees en mondiaal niveau worden andere eisen gesteld. Daarom worden jonge coaches binnen het talentopleidingsprogramma opgeleid en is de begeleiding van senioren sinds 2002 niet alleen in handen van Nederlandse, maar ook van buitenlandse experts, zodat een frisse kijk op trainen en coachen gewaarborgd blijft.”
nummer 3 - 2011
COACH
41
EERBETOON
Toon van Helfteren, 60 maar nog vol ambitie
“Ik coach eigenlijk al mijn hele leven” Zijn reputatie is onbevlekt, het curriculum vitae eentje dat gezien mag worden. Basketbalrecordinternational Toon van Helfteren (60) zwierf als coach door half Nederland, stond jarenlang aan het roer bij Oranje en gidste Zorg en Zekerheid Leiden – club in opbouw – in ruim twee jaar naar de de landstitel. Eerbetoon aan een monument van het vaderlandse basketbal.
COACH
Van Helfteren terug. “Op mijn zeventiende stond ik bij de club al trainingen te geven. Eigenlijk heb ik mijn hele leven gecoacht. Toen ik zelf speelde, heb ik ook altijd een team onder mijn hoede gehad. Doceren en opvoeden, dat heeft er altijd ingezeten.” Andere generatie Twintig jaar combineert Van Helfteren inmiddels het coachen van eredivisieteams met zijn werk op een middelbare school in Dordrecht. Hoewel hij soms onnoemelijk veel uren moest reizen, wilde hij zijn baan niet opgeven. En dankzij de medewerking van zijn werkgever hoefde dat ook niet. “Ik ben van plan nog wel een poosje door te gaan”, verzekert hij. “Ik sta al vanaf mijn 23ste voor de klas, vanuit Delft heb ik desondanks toch heel veel clubs kunnen aanrijden. Dat heeft voortreffelijk gewerkt. Maar”, bekent de Delftenaar, “misschien dat ik over twee, drie jaar de school toch helemaal los kan laten.” Van Helfteren zag de sport de laatste decennia evolueren. Zelf ging en moest hij daarin mee. Via
“Uiteindelijk bepaalt de coach. Maar ik luister altijd wel eerst naar mijn spelers. Op die manier leg ik ook verantwoordelijkheid bij hen”
Door: Jaap Rozema
42
H
ij wist van geen stoppen. Pas op zijn veertigste sloot Toon van Helfteren als speler zijn jongensboek, om vervolgens in Delft – sinds mensenheugenis zijn thuisbasis – meteen zijn geluk te beproeven als coach. Onderweg naar 2011 volgden in twee decennia tussenstops in Werkendam (één seizoen), Den Bosch (vier), Amsterdam (één), Rotterdam (één) en Leiden (inmiddels bijna drie seizoenen). Tussendoor bekleedde hij ook nog vier jaar de functie van bondscoach. In de vaderlandse eredivisie is hij een van de nestors. Van Helfteren wordt omringd door dertigers en veertigers. “Dat is tegenwoordig de trend”, meent hij. “Het zijn meestal jongens die zelf niet op topniveau hebben gespeeld en vroeg met coachen zijn begonnen. In mijn speeldagen had je weinig jonge coaches, het waren meestal oud-spelers.” Als tiener wist de Delftenaar al dat sport de basis van zijn bestaan zou gaan vormen. De keuze voor de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Tilburg was een eenvoudige en vanzelfsprekende. “Lesgeven is wat ik wilde”, blikt
nummer 3 - 2011
FOTO: SOENAR CHAMID
“Ik ben constant bezig mijzelf te ontwikkelen”
gesprekken met collega’s, televisiebeelden, het bezoeken van veel (internationale) wedstrijden en clinics bleef hij op de hoogte van de laatste trends. “Ik ben constant bezig mijzelf te ontwikkelen”, verduidelijkt Van Helfteren. “Kijk, in wezen is coachen nog precies hetzelfde als vroeger. Je hebt altijd te maken met mensen en die probeer je voor jouw karretje te spannen, te laten doen wat het beste is voor het team. Ook in mijn actieve tijd als speler had je twaalf jongens die vonden dat ze allemaal moesten spelen en van zichzelf dachten dat ze de beste waren.” “Tactisch is het spel de laatste tien, vijftien jaar heel erg veranderd”, vervolgt Van Helfteren. “De spelers zijn ook veranderd. Dit is een andere generatie. Mondiger, en ook meegegroeid met de ontwikkelingen van het spel. Spelers van nu zijn veel meer op de hoogte van tactiek en techniek. En als coach moet je daar mee om kunnen gaan.” De tijd dat een coach op basis van autoriteit alles bepaalde, is in Van Helfterens ogen voorbij. “Ik geloof er niet in dat zoiets werkt.” De Delftenaar sluit zijn ogen en oren zelf allerminst voor inspraak van zijn spelers. “Uiteindelijk bepaalt de coach: zo gaan we het
doen. Als die beslissing eenmaal is genomen, moet er ook niet meer geluld worden. Maar ik luister altijd wel eerst naar mijn spelers als we bepaalde situaties willen oplossen. Dan kaats ik de bal terug. Op die manier leg ik ook verantwoordelijkheid bij de spelers neer.” In zijn loopbaan won hij als coach diverse prijzen en eretitels (de afgelopen twee seizoenen werd Van Helfteren door een vakjury uitgeroepen tot Coach van het Jaar). Sinds eind mei prijkt ook de landstitel op zijn erelijst. “Ik heb bij al mijn teams van alles gewonnen, vier keer de beker gepakt. Het hoogtepunt tot nu toe was het jaar in Den Bosch, waar we met weinig geld en bijna alleen Nederlandse spelers de finale van zowel de bekercompetitie als de landstitel haalden. We verloren om het kampioenschap met 4-2 van Groningen. Wat ik me van die serie nog herinner was dat ik destijds een volledige baan op school had en Willie-Jan Ackermans en Marcel Huybens (twee dragende krachten) ook. In Staphorst kwamen wij drietjes aanzetten en voegden we ons bij de rest, die in een busje vanuit Den Bosch waren gekomen. Zo moesten we toen de finale spelen.” Ondanks het verlies gaf dat jaar hem enorm veel voldoening.
Landskampioen Dieptepunt was het uitstapje naar Amsterdam, waar de verwachtingen volgens Van Helfteren erg hoog waren. “We eindigden als tweede in de competitie, wonnen drie wedstrijden in de Eurocup. Het ging heel goed, totdat Joe Spinks [sterspeler, red.] geblesseerd raakte. Ik heb dat jaar wel verschrikkelijk veel geleerd.” Voorlopig zit hij bij Leiden goed. “Ik kan bij deze organisatie aangeven waar ik naartoe wil, uiteraard binnen de financiële mogelijkheden van de club. Toen ik hier 2,5 jaar geleden binnenkwam, stond Leiden elfde, nu zijn we landskampioen. En er zit nog genoeg groei in.” Misschien dat hij zich over een paar jaar alsnog fulltime met coachen gaat bezighouden, dat vooruitzicht lijkt hem wel wat. “En dat hoeft niet per se in Nederland te zijn”, stelt Van Helfteren. “Maar eerlijk gezegd, en met alle respect, in het buitenland zitten ze niet op Nederlandse coaches te wachten.
“Zijn beste werk tot nu toe” Marco van den Berg won in Nijmegen en Groningen landstitels. Van Helfterens collega, opponent in de finale van de play-offs, noemt de Delftenaar ‘een heel gepassioneerde coach’. “Hij heeft bij Leiden geweldig werk verricht, wat hij eerder bij Den Bosch heeft gedaan was ook al heel knap. Hij is een echte liefhebber. Dit is, vind ik, zijn beste werk tot nu toe. Leiden leeft weer, de club is een aanwinst voor de sport. Ze spelen goed, herkenbaar basketbal. En daarin zie je de hand van Van Helfteren. Heel geduldig en listig proberen ze de bal bij de basket te brengen.”
nummer 3 - 2011
COACH
43
LEREN VAN ELKAAR
Technisch directeuren met elkaar op zoek naar de goede balans
“Een zwaar onderschatte baan” H
FOTO: ANP PHOTO
Technisch directeur van de judobond Cor van der Geest ziet het als een voordeel dat hij zelf coach is geweest.
Trainers en coaches in de Nederlandse topsport kunnen extra kennis en ervaring opdoen via gezamenlijke bijeenkomsten en masteropleidingen. Maar ook de technisch directeuren van de bonden hebben sinds kort hun eigen ‘leergang’. Eigenlijk heel logisch, want het is
et lijkt simpel, een leergang voor de technisch directeuren van Nederlandse sportbonden organiseren. Dat valt echter behoorlijk tegen. De heren en die paar dames hebben het zo druk, dat het onmogelijk is iedereen op hetzelfde tijdstip bij elkaar te krijgen. Bij de tweede van vijf ontmoetingen, eind mei in Eemnes, moest een aantal van hen verstek laten gaan, kwamen er een paar met hun koffer naar de bijeenkomst om voortijdig naar een bestemming in het buitenland te kunnen vertrekken én liet Rohan Goetzke van de KNLTB (tennis) op het laatste moment weten toch niet te kunnen komen, omdat op Roland Garros de Nederlanders beter presteerden dan verwacht en hij langer in Parijs moest blijven. Danny Meuken, namens NOC*NSF organisator, heeft echter gemerkt dat de td’s wel hun best doen om aanwezig te zijn. Er is duidelijk behoefte aan de bijeenkomsten. Afgezien van de voordrachten van sprekers als voormalig
technisch directeur van NOC*NSF Joop Alberda en AZ-directeur Toon Gerbrands hebben de deelnemers de gelegenheid ervaringen met elkaar te delen. Dat gebeurt dan ook volop. “Het is prettig om te zien dat je niet de enige bent die met zo’n complex aan dilemma’s te maken heeft”, zegt Bert Bunnik van de KNHB (hockey). Voor de meeste td’s is de functie nieuw. In 2009 hebben NOC*NSF en het Ministerie van VWS bepaald dat een sportbond met ‘toptienambitie’ een technisch directeur dient te hebben. Zij stellen daar financiën, uit de Lotto-pot, voor beschikbaar. Sindsdien zijn er ruim twintig td’s aangenomen. Een paar grote bonden had al zo iemand in dienst. Heftige job Vaak zijn het voormalige topcoaches die de functie bekleden. Robert Eenhoorn (honkbal), Cor van der Geest (judo), Bert Goedkoop (volleybal) en René Mijnders (roeien) zijn voorbeelden van td’s die hun sporen ‘op de bank’ hebben verdiend. “Het is
een belangrijke groep. De ‘td’s’ worden geacht vooral de kwaliteit van de topsport op de lange termijn te bewaken.
[Bunnik]
Door: Hans Klippus
44
COACH
“Mijn werk is zo veelomvattend, dat je je kunt afvragen of je het wel goed kunt doen”
nummer 3 - 2011
“Ik ben de sparringpartner van de coaches, niet hun verlengstuk” [Bunnik]
FOTO: SOENAR CHAMID
Bert Bunnik, technisch directeur van de hockeybond, vindt het prettige aan de leergang voor td’s dat hij anderen tegenkomt die met dezelfde dilemma’s te maken hebben.
geen must”, stelt Van der Geest vast. “Maar het kan wel een voordeel zijn. Het is makkelijk als je het zelf allemaal hebt meegemaakt.” In een enkel geval, zoals met Jacco Verhaeren bij de KNZB (zwemmen), wordt de functie gecombineerd met het bondscoachschap. Bij de meeste andere bonden wordt zo’n duobaan onmogelijk geacht. Het geeft aan dat het takenpakket van de technisch directeur bij elke sportbond kan verschillen. Het maakt zeker uit of het een teamof een individuele sport betreft en hoe groot of klein de bond is. Voor alle td’s geldt in ieder geval dat er genoeg werk te doen is. De functie is zeker geen overbodige luxe, zo is de conclusie. Bunnik, die anderhalf jaar bij de KNHB in dienst is, noemt het een “zwaar onderschatte” baan. “Mijn werk is zo veelomvattend, dat je je kunt afvragen of je het wel goed kunt doen.” Van der Geest spreekt over “een behoorlijk heftige job”. “Toch ben ik er niet door verrast. Ik ben jaren voorzitter van de technische staf geweest. Dat ben ik nu eigenlijk nog steeds. Als technisch directeur heb ik er alleen wat meer bevoegdheden bij gekregen.” Volgens Bunnik is het vinden
van een goede balans van cruciaal belang. Hoe is de taakverdeling met de algemeen directeur? En hoe gedraagt de technisch directeur zich ten opzichte van de bondscoaches? “Ik ben de sparringpartner van de coaches, niet hun verlengstuk”, stelt Bunnik, die zelf onder meer bondscoach van Spanje en assistent-bondscoach van Nederland was. Hij heeft in zijn periode als technisch directeur al van twee bondscoaches afscheid moeten nemen. ‘‘Deze mensen waren voor mijn tijd aangesteld, maar ik was wel de boodschapper van het slechte nieuws. Dat viel me best zwaar.” Van der Geest zegt er geen moeite mee te hebben om niet meer zelf te coachen en op afstand te moeten blijven. “Ik geef nog wel eens aanwijzingen, maar als dat gebeurt, is het afgesproken met de coaches. Alles wat ik doe, communiceer ik met hen. En niet via Twitter, maar gewoon rechtstreeks, face to face. Als je altijd open bent, kan er weinig misgaan.” Lange termijn In het profiel van de td, opgesteld door NOC*NSF, staat centraal dat hij wordt geacht de kwaliteit van
de topsport op de lange termijn te bewaken. Op het eerste gezicht lijkt dat een ‘luizenbaan’, met niet al te veel haast en druk. Niets is minder waar. Bunnik, die bij een grote bond (227.000 leden) zit, somt een deel van zijn lange lijst van activiteiten op: overleg met coaches, maar ook met de medische staf, én met vertegenwoordigers van de hoofdklassers over de internationale kalender, én met decanen van universiteiten om vrijstelling voor internationals te krijgen. “Ik praat zelfs met leveranciers van nieuw te ontwikkelen hockeyartikelen”, aldus Bunnik. “Ja, ik kom regelmatig tijd tekort.” Voor de volgende bijeenkomst van de leergang, in oktober, wil Bunnik zeker ruimte in zijn agenda maken. “Het is belangrijk om ervaringen met elkaar te delen. Je kunt dingen van elkaar leren, ook als bij geen van de bonden de situatie hetzelfde is. Niemand van ons is in een gespreid bedje terechtgekomen, dus we moeten nog steeds veel zelf ondervinden.”
“Als je altijd open bent, kan er weinig misgaan” [Van der Geest]
nummer 3 - 2011
COACH
45
OP DE CLUB
Hockeyclub HGC
Steeds maar groeien of juist niet? De ledengroei bij hockeyclubs was de afgelopen tien jaar explosief. Bij HGC kwamen er sinds 2000 500 nieuwe leden bij. De stijging vraagt veel van de club uit Wassenaar, die voornamelijk gerund wordt door vrijwilligers. HGC staat voor een dilemma: nog groter worden en betaalde krachten aanstellen óf het ledenaantal stabiliseren en de club in eigen handen houden. “We moeten de HGC-cultuur beschermen.”
COACH
van buurman en zondagclub Groen-Geel.
Tweede huis HGC is enorm gegroeid in de afgelopen tien jaar, het aantal leden is met een kleine 500 toegenomen. De club heeft nu 1.379 leden, tegenover 888 in 2000. De stijging vraagt veel van de club, die voornamelijk gerund wordt door vrijwilligers. “Door de groei moeten vrijwilligers steeds meer uren in de club steken”, zegt oud-topspeelster Lejeune-van der Ben (125 interlands, 67 doelpunten). Bij de jongste jeugd zullen in het komend jaar waarschijnlijk niet alle aanmeldingen direct geplaatst kunnen worden om problemen met de toestroom te voorkomen. Lejeune-van der Ben zit samen met bestuurslid Edwin Gunneman (44) in de stille huiswerkruimte in het clubhuis, voor het interview zijn ze even ontsnapt aan de drukte. Soms wordt er te veel gevraagd van vrijwilligers, zeggen ze. Veel leden zijn
“Mensen hebben weinig tijd, zien dat het veel werk is en zijn daarom huiverig om er in te springen”
Door: Steven Verseput Foto’s: HGC
46
Z
aterdagochtend, even na negen uur. In de straten van Wassenaar is het een komen en gaan van auto’s vol met kinderen. De ruime parkeerplaats van hockeyclub HGC puilt uit. Verderop staan vijf hockeyvelden vol met de jongste jeugd. Van echt hockey is nog geen sprake, hoe fanatiek de spelers en coaches ook zijn. “Wakker worden!”, roept een trainster tegen haar team. De meisjes lijken het niet te horen. Ook in de kantine is het een gekrioel van jeugdige hockeyers. Met rood aangelopen hoofden drinken de spelers van een jongensteam een beker limonade. De barploeg heeft het druk en kan de vele bestellingen maar net aan. Helen Lejeune-van der Ben (46), hoofdtrainer van de jongste jeugd van HGC, wijst op het schema voor vandaag: tot zes uur vanavond zijn de vijf hockeyvelden continu bezet. HGC heeft eigenlijk maar drie velden. Door de vele wedstrijden is de club genoodzaakt er op zaterdagen twee velden bij te huren
[Gunneman]
nummer 3 - 2011
Hoe de jeugd op te leiden?
De jeugdafdeling van HGC is zo groot geworden, dat de club de organisatiestructuur aanpast en een jeugdbestuur aanstelt.
tijdens hun werk ook met de club bezig, vertelt Gunneman. “Als je een mailtje naar iemand van HGC stuurt, krijg je bijna altijd binnen vijf minuten antwoord.” Gunneman is zelf misschien wel het beste voorbeeld van een drukbezette vrijwilliger. Naast zijn fulltimebaan is hij vele uren met de club bezig, in drukke periodes tussen de 20 en 25 uur. Gunneman heeft diverse functies bij HGC. Hij doet veel op het gebied van de jeugd, is scheidsrechter en bestuurslid arbitrage en sportiviteit en respect. Allemaal vrijwillig, uit clubliefde. Zijn vrouw en twee dochters zijn ook dagelijks op de club te vinden. “Dit is ons tweede huis”, lacht Gunneman. Hij vertelt dat vrijwilligers steeds meer worden belast. “Mensen hebben weinig tijd, zien dat het veel werk is en zijn daarom huiverig om er in te springen. Er ligt veel werkdruk op weinig vrijwilligers. Om mensen toch te kunnen binden, moet je ze duidelijk kunnen
vertellen wat je van ze vraagt.” Vooral de jeugdafdeling (930 leden) vraagt veel aandacht. Lejeunevan der Ben: “Voor het bestuurslid jeugd is dat niet meer te behappen. Omdat er zo ontzettend veel gebeurt, in de breedte, in de top en in de aansturing van de mensen die daar allemaal bij betrokken zijn.” HGC is daarom bezig de organisatiestructuur rond de jeugd te versterken. De jeugdafdeling is zo groot geworden dat er een jeugdbestuur gaat komen. Hierin komt een vertegenwoordiger van de technische commissie en van de jeugdselectieteams. Het bestuurslid jeugd moet gaan delegeren en zich bezighouden met de langetermijnvisie. Professionaliseren De ledengroei bij HGC staat niet op zichzelf. Veel hockeyverenigingen in Nederland zagen in de afgelopen tien jaar hun ledenaantallen explosief stijgen (zie tabel).
Oud-international Helen Lejeune-van der Ben bracht in 2009 een boekje uit voor de jeugdcoaches, managers, trainers en ouders van de jeugd bij HGC. Wie de jeugd heeft… geeft inzicht in de ontwikkeling van kinderen in verschillende leeftijdsfasen, zowel op het gebied van hockeytechniek als op sociaal en mentaal vlak. In het boekje is te lezen hoe je de jeugdspelers van HGC het beste kunt benaderen en welke oefeningen in de verschillende leeftijdscategorieën stimulerend en effectief zijn. Lejeune-van der Ben schreef het samen met Martine Stoffer. Lejeune-van der Ben speelde in haar topjaren bij Amsterdam, sinds 1992 is ze lid van HGC. Van 2005 tot en met 2009 was ze coach van de vrouwen. Nu schrijft ze de trainingsprogramma’s voor de jongste jeugd, traint drie jeugdteams en is interim-coach van het tweede mannenteam. In de leeftijd van zes tot en met tien jaar is plezier in het spel het belangrijkste, vertelt de voormalige strafcornerspecialist. Voor de coaches van de jongste jeugd is het van belang dat je in hun belevingswereld zit. “Heeft iedereen wel geplast? Heeft iedereen zijn haarspeld in? Je moet geduldig zijn, je moet eindeloos herhalen.” Bij de oudere jeugd moet je de spelers vooral uitdaging bieden, vertelt ze. “Je moet ze in beweging houden. Het moet niet te moeilijk worden, waardoor ze het niet kunnen en de aandacht verliezen. En het moet niet te makkelijk zijn waardoor ze alles kunnen.” Is het doel van de jeugdopleiding van HGC het halen van de top? “Alles is erop gericht het maximale uit een kind te halen.” De club heeft de afgelopen jaren de organisatie geprofessionaliseerd, vertelt Lejeune-van der Ben. Zo is de bezetting van de velden beter, en wordt er snel een invaller geregeld wanneer een trainer verhinderd is. Bij de technische commissie en de trainingscoördinatoren is er meer aandacht voor de vrijwilligers die de teams aansturen. Er is twee keer per jaar een gesprek, om te horen wat er speelt binnen het team. Wel moet de kwaliteit van de trainers van de breedteteams omhoog. Lejeune-van der Ben: “Een aantal jaar geleden was de vraag: Staat er wel een trainer op het veld? Nu is de vraag: Staat er wel een goede trainer op het veld?”
nummer 3 - 2011
COACH
47
HGC tien keer landskampioen HGC staat voor een dilemma: nog groter worden en betaalde krachten aanstellen óf het ledenaantal stabiliseren en de club in eigen handen houden.
HGC is op 22 september 1906 opgericht. De mannen spelen in de hoofdklasse, de vrouwen degradeerden afgelopen seizoen uit de hoogste divisie. Sinds de oprichting van de hoofdklasse in de jaren zeventig is de club uit Wassenaar acht keer landskampioen geworden met de vrouwen en twee keer met de mannen. Bekende oud-spelers van de club zijn Stephan Veen, Guus Vogels, Bram Lomans, Marc Delissen, Robbert Delissen, Gijs Weterings, Lisanne Lejeune (schoonzus van Helen Lejeune-van der Ben), Wietske de Ruiter, Suzan van der Wielen en Laurien Willemse. De club heeft 1.379 leden en zo’n 400 vrijwilligers. Er zijn vijftien mannenelftallen en negen vrouwenteams, inclusief de veteranen. Bij de jongensjeugd heeft de club zowel in de A als in de B vijf teams, in de C zes teams, in de D vier teams, in de E zeven teams en in de F vier teams. Bij de meisjes: zes teams in de A, vier in de B, zes in de C, zeven in de D, twaalf in de E en acht in de F.
Als gevolg daarvan zijn veel clubs gaan professionaliseren, vertelt Chantal Mies, verenigingsondersteuner bij de hockeybond (KNHB). Hockeyclubs beginnen steeds meer op bedrijven te lijken. Bij 1.300 leden of meer “ontkom je er bijna niet aan” een betaalde verenigingsmanager aan te stellen.
48
COACH
nummer 3 - 2011
Ook worden vaak betaalde krachten aangenomen voor het technisch kader, de administratie en het beheer van de accommodatie. Door de groeispurt hebben veel clubs een tekort aan velden. De exploitatie voor de velden is vaak moeilijk rond te krijgen, vertelt Mies. “We adviseren verenigingen
multifunctioneel te denken. Zorg dat je de velden zo inricht dat andere partijen er ook gebruik van kunnen maken.” Als voorbeeld geeft ze Cartouche uit Voorburg, dat op één complex samenwerkt met dertien contractpartijen, waaronder een tennis- en korfbalvereniging, die op de hockeyvelden kunnen spelen. Een fitnessschool en een organisatie voor buitenschoolse opvang maken eveneens gebruik van de velden. Een ander probleem is dat het bestuur van een vereniging vaak niet berekend is op de toename. Er zijn meer mensen nodig om de club te runnen, maar die zijn steeds moeilijker te vinden. Er zijn ook verenigingen die er bewust voor kiezen niet verder te groeien,
“Het moet wel een club blijven die wordt aangestuurd door mensen die het HGC-gevoel hebben” [Lejeune-van der Ben]
HGC heeft op een aantal posities betaalde krachten: de verenigingsmanager, de hoofdtrainers en de trainingscoördinator. Gunneman denkt dat de club qua achterland ook niet veel groter kan worden. Binnen een straal van drie kilometer zijn er naast HGC nog vier hockeyclubs: De Kieviten, Cartouche, HDM en
en een ledenstop hebben. “Veel clubs willen hun eigen gezicht houden en willen niet meer dan vier velden en zo’n 1.200 leden. Bij dat aantal kun je het nog redden zonder dat je al te veel hoeft te professionaliseren.” Van de in totaal 320 hockeyclubs hebben er momenteel ruim honderd een wachtlijst of ledenstop. Cultuur bewaken Bij HGC denken ze niet dat de club nog veel groter wordt. Maar wat als de groei doorzet, en er over tien jaar 2.000 leden zijn? Lejeune-van der Ben: “Moet je dat willen? Je moet ook je cultuur beschermen. Het moet wel een club blijven die wordt aangestuurd door mensen die het HGC-gevoel hebben.”
Klein Zwitserland. De organisatie zal de komende jaren niet ingrijpend veranderen, denkt hij. Lejeune-van der Ben vult hem aan: “Het is nu een familieclub die als club functioneert, in plaats van een heel grote machine waar alles door betaalde krachten wordt gedaan.” En dat willen ze bij HGC graag zo houden.
Veel verenigingen kiezen er bewust voor niet verder te groeien. Met zo’n 1.200 leden red je het nog zonder dat je al te veel hoeft te professionaliseren en behoudt de club het familiekarakter.
Sterke ledengroei bij de tien grootste hockeyclubs van Nederland. 1) Kampong (Utrecht) 2) Rotterdam 3) S.C.H.C. (Bilthoven) 4) ’s-Hertogenbosch 5) Amsterdam 6) Push (Breda) 7) Pinoké (Amstelveen) 8) Gooische HC (Hilversum) 9) Alliance (Heemstede) 10) Oranje Zwart (Eindhoven) Totaal aantal leden van de KNHB
2000 1.585 1.775 1.651 1.597 1.617 1.336 1.420 1.249 821 1.520 133.562
nummer 3 - 2011
2005 2.139 2.342 2.100 1.977 2.111 1.986 1.761 1.604 1.212 1.487 172.477
COACH
2010 2.663 2.532 2.264 2.263 2.245 2.123 2.115 1.890 1.704 1.681 222.837
49
FOTO: ANP PHOTO
column Mart Smeets
Mart Smeets is vanaf 1967 werkzaam in de (sport)journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als presentator, documentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomer- en Winterspelen en vele internationale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor Trouw, het Haarlems Dagblad, NUsport en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.
Wielerploegleiders… Nogmaals: wielerploegleiders… moeten we die ook als coaches beschouwen? Da’s een aardige vraag, maar hoe luidt het antwoord? Kijk, de UCI, een lichaam dat onder steeds meer druk komt te staan, heeft een stelregel de wereld ingestuurd dat wielrenners die ooit in aanraking met doping zijn geweest niet meer in aanmerking kunnen komen om de eerste chauffeursplaats binnen een wielerploeg op zich te nemen. Het lijkt een nobele, misschien zelfs wel goede gedachte. Het woord ‘reinigend’ komt zelfs om de hoek kijken. Maar… Als je kwaad denkt, durf je dan ook te stellen dat het moeilijk zal worden nog mensen voor die chauffeursstoel te vinden? Stel je heet Johan Bruyneel. Je hebt een zeer goede staat van dienst opgebouwd. Met je renners heb je het afgelopen anderhalf decennium overal grote rondes gewonnen, je hebt altijd vooraan gereden, je hebt kampioenen gebracht (Armstrong, Heras, Contador, Savoldelli), je hebt leiding gegeven aan boeiende organisaties (US Postal, Astana, Team RadioShack), je hebt mede het karakter bepaald van de wielerwereld van de jaren nul en nu nog winnen jouw renners grote wedstrijden. Echter, een behoorlijk pak van die renners blijkt niet helemaal zuiver op de graat te zijn en gesjoemeld te hebben in het verleden. Voorts komen er beschuldigingen naar boven waarin ook de naam Bruyneel valt; hij zou mede-initiator van georganiseerd dopinggebruik zijn. Zou. Altijd weer dat ‘zou’. Beschuldigen zonder bewijs. Natuurlijk; het zijn kreten en gelukkig leven we (nog steeds) in een maatschappij waar schuld eerst bewezen dient te worden alvorens we tot volgende stappen overgaan. Maar die wereld vervaagt snel: we leven ineens ook van aannames, van ‘zou wel kunnen’ of ‘is misschien wel waar’ en pats, daar heb je het gedonder. Met dat hele circus rond Lance Armstrong en ‘uit de dopingkast’ komende renners, wordt veel duidelijk. De vraag is dan: Blijft de positie van Bruyneel onbesproken en mag hij het stuur van de wagen in handen blijven houden? Figuurlijk gesproken dan. Toen de UCI de missive uitvaardigde, had men toen bedacht wat men met Bjarne Riis aan wilde? Riis gaf ooit toe epo gebruikt te hebben. Riis in een later leven werd (vraag er de renners maar op na) een kruisvaarder tegen onsportief gedrag, een meesterlijke organisator en een heel goede ploegleider. Een man die nadacht en voorging in modern coachen. Die gebruikmaakte van nieuwe trainingsvormen, die het gebruik van nieuwe technieken voor al het materiaal inpaste, die, kortom, een topper werd. Mag Riis, als de UCI doorzet, geen ploegleider meer zijn? En ook heb ik deze vraag nog: Hoe gaat de screening in dezen? Hoe dicht moet je bij het vuur gezeten hebben om verbrand te zijn? Ik durf bijna te beweren dat alle ploegleiders van tegenwoordig op enig moment in hun leven met iets van doping in hun omgeving geconfronteerd zijn. Of in de ploeg, of zelf, of bij een collega, of in een etappe, waar dan ook. Iedereen die zich in het grote fietswereldje beweegt, weet van doping af of (grappig genoeg) doet voorkomen er juist niets van te weten en liegt. Wijlen Peter Post kon het zo fraai zeggen: “Doping, daar weet ik niets vanaf, daar moet je voor bij de renners zijn.” Het is best wel een aardig probeersel van die UCI; ook van een andere kant te gaan proberen schoon schip te maken, maar heeft het zin? Mogen voetballende coaches die in het verleden grove, smerige overtredingen hebben nodig gehad om als speler op de been te blijven, niet meer als coach op de bank zitten? Ik hoor uw verbouwereerde vraag: maar dopinggebruik en smerige overtredingen mag je toch niet op één lijn stellen. Wel als het gaat om dit simpele feit: ze zitten beide in hun respectievelijke sporten vastgebakken of opgesloten.
50
COACH
nummer 3 - 2011
Neem jij je vak als trainer-coach serieus?
Volg dan een van de cursussen van NLcoach én krijg les van toppers als Peter Murphy, Henk Kraaijenhof en Henk Gemser!
Meer informatie op nlcoach.nl Wat heeft NLcoach jou te bieden? Cursus “Talentontwikkeling” Cursus “Elementaire Fysieke Training” Cursus “Fysieke Training voor gevorderden” Cursus “Basisvaardigheden Mental Coaching” Cursus “Mental Coaching gericht op individuele sporter” Cursus “Mental Coaching gericht op teams” Cursus “Mental Coaching gericht op de jeugdsporters” Leergang “Praktisch Coachen met Action Type® voor de sportcoach”
Profiteer van de kennis van ervaren topcoaches!
Voor fiscale, juridische en administratieve vragen voor uw sportvereniging Net als u houden wij bij Ernst & Young van sport. Daarom doen wij er graag alles aan om ervoor te zorgen dat sporters, coaches en verenigingen niets in de weg staat om een topprestatie te leveren. Zo vragen wij als Partner in Sport van NOC*NSF aandacht voor de rol van de coach, en zijn wij nauw betrokken bij het Olympisch Plan 2028 om de Olympische Spelen naar Nederland te halen. Daarnaast ondersteunen wij met onze Sportdesk op praktische wijze sportverenigingen met fiscaal, juridisch en administratief advies. En in de meeste gevallen zijn wij dan ook zo sportief om daar helemaal niets voor in rekening te brengen. Kijk voor meer informatie op www.ey.nl/nocnsf of stel direct uw vraag via sportdesk@nl.ey.com