201104

Page 1

NLCOACH - 6e jaargang - nummer 4 - 2011

6e jaargang - nummer 4 - 2011

COACH van coaches - voor coaches - door coaches

Jacco Verhaeren “Dit vak is mijn roeping” Erik Breukink “Je moet renners kansen durven geven” OS 2012 Op medaillejacht in Londen Voetbal Hebben al die transfers wel zin?

Thema

Meer sport op school!

Gymnastiek | Sport vormt & maakt slimmer | Wat vindt Nederland? | Obesitas indammen | Olympisch vuur brandt nu ook in het onderwijs


ADVERTENTIE LOTTO


voorwoord joop alberda

Meer sport op school!

@joopalberda

Wetenschap en maatschappij zijn het er roerend over eens: een evenwichtige ontwikkeling van de mens betekent ontwikkeling op zowel cognitief als mentaal en fysiek gebied. Desondanks besteden we in Nederland in het onderwijs slechts aandacht aan de geestelijke en cognitieve bagage en is voor het sportieve deel maar een schrikbarend minimale hoeveelheid aan lesuren ingeruimd. Dat is om meerdere redenen zeer ongewenst. Terwijl de kennis over het belang van gedegen sportonderwijs op jonge leeftijd in ruime mate voorhanden is, wordt het beleid niet daarop afgestemd. Maar vervolgens zijn ‘we’ als maatschappij wel verbaasd over een fenomeen als de toenemende kwaal obesitas bij de jongste jeugd, met alle ongewenste individuele en maatschappelijke effecten van dien op langere termijn. Ook op topsportniveau zien we de gevolgen van de gebrekkige sportieve basisvorming. Jonge sporters zijn motorisch niet goed genoeg ontwikkeld, waardoor ook op topniveau nog altijd compensatietraining moet worden gegeven. Die gaat uiteraard ten koste van de specifieke training, wat uiteindelijk leidt tot een minder hoog niveau dan je zou willen en ook kunnen halen. In dit licht bezien, is het verbazingwekkend de in mei verschenen Beleidsbrief Sport van onze minister van Sport Edith Schippers te lezen. Daarin schrijft ze dat zij

nummer 4 - 2011

zich alleen bezighoudt met sport buiten de school en dat sport óp school de verantwoordelijkheid is van haar collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat geeft perfect aan dat we in Nederland het weten in schappen hebben gestopt en naarstig op zoek zijn naar het geheel. Terwijl het van jongs af aan integreren van onderwijs en sport juist de sleutel is. Bewegen zou een basisattitude moeten worden en naast taal en rekenen de derde grote component moeten zijn in het basisonderwijs. Het is dan ook jammer dat onze ‘sportminister’ zich niet wat harder maakt voor het belang van sport en daarmee de maatschappij. We laten op die manier bewust kansen liggen en dat is laakbaar. Dat er maatschappelijk zeker draagvlak is voor het verhogen van het aantal sporturen op school blijkt ook uit een onderzoek dat we speciaal voor het themaonderdeel ‘Meer sport op school!’ in deze uitgave van NLCOACH hebben laten uitvoeren door opiniepeiler Maurice de Hond. Maar liefst zestig procent van de Nederlandse bevolking vindt dat er meer aandacht moet komen voor sportonderwijs. Bijna iedereen (90%) erkent het belang van sport op jonge leeftijd en twee derde ziet ook het positieve effect op leerprestaties. Zo vlak voor Prinsjesdag is dat een duidelijk signaal dat het aantal sporturen in het basisonderwijs flink omhoog moet.

COACH

3


uitgelicht

Op koers voor Londen De poulefase ging nog wat stroef, maar toen het er Êcht om ging, deden de Oranjehockeysters wat er van hen werd verwacht: na de Champions Trophy in juli, legde de ploeg van coach Max Caldas eind augustus in Duitsland ook beslag op de Europese titel. Van de mannen was er eveneens goed nieuws: lekker aanvallend hockey, nog niet beloond met goud, maar wel met de eerste finale in vier jaar. Alles op schema dus in het hockey voor de Spelen van Londen, op minder dan een jaar van nu. FOTO’S: ANP PHOTO



NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.

Hoofdredactie Joop Alberda & Joost de Jong Eindredactie Karlijn de Jonge E. karlijn.de.jonge@sportsmedia.nl 6e jaargang, nummer 4 september 2011 Aan dit nummer werkten mee Cors van den Brink Jan-Cees Butter Kees Kooman Sven Remijnsen Mart Smeets Steven Verseput John Volkers Redactieadres Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 Uitgever Michel van Troost E. michel.van.troost@sportsmedia.nl Marketing Daniëlle de Jong E. marketing@sportsmedia.nl Lidmaatschap NLcoach Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach.

NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl

Inhoud

Jacco Verhaeren: “Dit vak is mijn roeping”

Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 600 47 80 F. 030 - 605 26 18 E. info@sportsmedia.nl Abonnementen Regulier abonnement € 29,75 per jaar (incl. 6% btw). Studentenabonnement € 22,75 per jaar (incl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. Ontwerp en opmaak Wielaard Studio, Belfeld Drukker DeltaHage, Den Haag Coverfoto Wim Hollemans Fotografie

16 Voetbal: Hebben al die transfers wel zin? 10 OS 2012: Op medaillejacht in Londen

Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.

22

©2011 NLcoach/Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813

Erik Breukink: “Je moet renners kansen durven geven” 38

6

COACH

nummer 4 - 2011


FOTO: PIM RAS

thema

En verder… Op koers voor Londen

4

Servicepagina NLcoach

9

De column van John Volkers

15

Sportservice Noord-Holland. Scholing, wie betaalt dat? Turntrainster Katarina Sarisska. “Van 36 uur per week trainen word je niet beter” Sportontwikkelingen. periodisering in het voetbal. “Je kunt beter trainen door minder te doen” Bogtstra & Kempers Tennis Academy in Doorn. Regels, afspraken en knetterhard werken De column van Mart Smeets

37 42 44 46

Meer sport op school! Inleiding

25

Jan Rijpstra. “Lichamelijke opvoeding is een basisbehoefte”

26

De praktijkcoaches. “Sportcultuur kweken begint toch echt op school”

28

Enquête: Nederland is klaar voor meer sportonderwijs

30

Obesitas indammen. “Stop muziek in een gezonde leefstijl”

32

Olympisch Vuur brandt nu ook in het onderwijs

33

Sport en de invloed op de hersenen

34

50

nummer 4 - 2011

COACH

7


DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE ABN AMRO Sport & Entertainment Desk Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiële vraagstukken die spelen tijdens en na uw professionele carrière als ook in uw priveleven. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze speciale site. Wij komen graag met u in contact. Kijk op abnamro.nl/sed of bel: +31 (0)20 - 628 10 47


servicepagina

Congres ‘Coachen, een veelzijdig vak’ De veelzijdigheid van het vak van de coach komt aan de orde tijdens dit congres op vrijdag 30 september in Groningen. Coachen is immers zeer complex en vereist veel kennis over tal van uiteenlopende onderwerpen als mentale training, sociale media en fysieke training. Dit congres biedt een ideaal platform om kennis op te doen over diverse

aspecten van het vak die je als trainer-coach dagelijks tegenkomt in de praktijk. NLcoach en het Olympisch Netwerk Noord Nederland hebben een interessant programma samengesteld met workshops en presentaties van topcoaches. Het congres in Groningen start rond 16.00 uur.

Nieuwe insteek cursussen TalenTontwikkeling De cursus Talentontwikkeling is opgesplitst in een cursus op niveau 3 en een cursus op niveau 4. Hiermee sluiten we beter aan bij de behoeften van de trainer-coaches op de verschillende niveaus. De niveau 3-cursus gaat eind oktober van start.

Gezamenlijk congres NLcoach en KNWU: Jeugd NLcoach en de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie organiseren op vrijdag 4 november alweer voor de derde keer een gezamenlijk congres voor wielrentrainers en -coaches. Dit jaar is het thema ‘jeugd’. Het congres vindt plaats in het Huis van de Sport in Nieuwegein en start rond 16.00 uur.

Cursus Effectieve communicatie

Congres ‘Het begeleiden van ouderen, een vak apart’

Hoe zorg je dat jouw boodschap zo goed mogelijk overkomt? Wat is de invloed van jouw verbale en non-verbale gedrag? Hoe communiceer je als coach het meest effectief? In deze cursus van vier avonden behandelt Martijn Westerop, ex-hockeyinternational en onder meer docent van de International Master of Sport Management aan het Cruyff Institute, de belangrijkste elementen van communicatie. De cursus Effectieve communicatie duurt vier avonden. De eerste avond is op 10 oktober in Amsterdam.

Op zaterdag 12 november organiseren NLcoach en de VML gezamenlijk het congres ‘Het begeleiden van ouderen, een vak apart’. Tijdens het congres wordt ingegaan op de vraag hoe je 55-plussers motiveert en hoe zij leren. Als docent is het noodzakelijk te weten wat ouderen drijft, hoe ouderen leren en wat je kan doen om ouderen ‘mee’ te krijgen. Dat vormt uiteindelijk de

basis voor een goede les. Daarnaast komen onder andere de thema’s communicatie, mentale begeleiding, EHBO en het gebruik van audiotechnieken aan de orde. Ook wordt er een workshop aangeboden over de warming-up en cooling-down met gebruik van muziek. Het congres vindt plaats in Utrecht, begint om 10.30 uur en eindigt om 15.15 uur.

Website

Leergang Action Type aangepast naar Peak Performance

Voor meer informatie over de activiteiten van NLcoach: ga naar www.nlcoach.nl.

De leergang Action Type is op een aantal punten veranderd. Zo is de leergang van afgelopen jaar nu opgedeeld in drie modules: Praktisch trainen en coachen met Action Type, Coachen op concentratie en Leiderschap & Teambuilding. Die laatste twee modules zijn nog verder verdiept. Ze duren dan ook respectievelijk twee en vier dagen. Begin oktober start de eerste module. De modules zijn los te volgen, maar bij het volgen van alle drie wordt het certificaat Peak Performance Coach uitgereikt.

nummer 4 - 2011

COACH

9


debat

Hebben al die transfers wel zin? Na een drukke

transferzomer in de voetbalwereld is het voorlopig weer even rustig op de spelersmarkt. De selecties van veel eredivisieclubs hebben een metamorfose ondergaan. Maar nieuwe spelers blijken vaak geen garantie voor succes. Vooral spelers uit het buitenland hebben veel tijd nodig om zich aan te passen.

COACH

spelers aantrekken betekent hoop op succes. Maar heeft het wel nut, al die transfers? Transfers hebben minder zin dan veel clubs denken, zegt de Nederlands-Engelse sportschrijver Simon Kuper, columnist voor NRC Handelsblad en de Britse zakenkrant Financial Times. Volgens hem is er nauwelijks verband tussen transfers en prestaties. Kuper refereert aan de oud-technisch directeur van Real Madrid, Pirri, die ooit zei dat drie op de vijf transfers mislukken. “Dat is geen rare schatting”, zegt Kuper. “Veel nieuwe aankopen stellen teleur omdat clubs de aanpassingsproblemen onderschatten.” Heimwee, culturele verschillen en een ander speltype dan bij de vorige club, het maakt het allemaal lastig om ergens te wennen. Feyenoord is op dat gebied een club die het niet goed aanpakt, zegt Kuper. “Daar zijn ze heel

“Veel nieuwe aankopen stellen teleur omdat clubs de aanpassingsproblemen onderschatten” [Kuper]

Door: Steven Verseput

10

E

n weer wisselden vele honderden voetballers de afgelopen transferperiode van club in Europa. Technisch directeuren, trainers en scouts zoeken constant naar die ene speler die goed in het team past. Het voortdurende geschuif met voetballers heeft soms wel wat weg van een potje Rummikub: eindeloos de steentjes verleggen tot je de juiste combinatie hebt gevonden. Elke transferperiode is het weer raak, economische crisis of niet. Vele miljoenen euro’s aan transfers worden rondgepompt in de voetbalwereld. Clubs zijn een soort doorvoerhaven voor spelers aan het worden. Afgelopen zomer zagen veel Nederlandse eredivisieclubs meer dan tien spelers vertrekken. Verhuurd, verkocht of geen contractverlenging. Tegelijkertijd kochten de clubs er weer vrolijk op los. De vrijgekomen posities moesten immers ingevuld worden. En nieuwe

nummer 4 - 2011


FOTO: ANP PHOTO

Wees als club geduldig met een nieuwe speler. PSV was dat met Ronaldo. Spelers als hij en Romário komen te laat, eten niet mee met de ploeg en trainen soms niet. Dat moet je als club accepteren.

ongeduldig, zeker met buitenlandse spelers.” Aanwinsten als de Zweed Johan Elmander en de Braziliaan Michel Bastos, nu beiden international, werden al gauw gezien als miskoop en vertrokken snel. “De truc is dat je ze de kans geeft om te wennen.” PSV deed dat in het verleden veel beter met Romário, zegt Kuper. Guus Hiddink, destijds de trainer, was geduldig en maakte het de Braziliaanse spits zo makkelijk mogelijk. Ook zijn landgenoot Ronaldo werd goed opgevangen

“Geef spelers de tijd zich te ontwikkelen” [Booy] door PSV, zegt Kuper. “Spelers als Ronaldo en Romário komen te laat, eten niet mee met de ploeg en trainen soms niet. Dat moet je als club accepteren.” Vaak kun je beter worden van nieuwe spelers, maar het heeft tijd nodig, zegt ook Foeke Booy, technisch directeur van FC Utrecht. Vooral buitenlandse spelers moet je tijd geven zich aan te passen, zegt Booy, die in het verleden ook succesvol was als trainer bij de club uit de Domstad. “Dat kan variëren van weken, maanden

tot soms een half seizoen. Daar moet je wel doorheen durven kijken.” Booy herinnert zich nog de Belgische middenvelder Stefaan Tanghe, die in 2000 bij FC Utrecht kwam. “Dat was een geweldige speler. Maar pas na een halfjaar bracht hij meerwaarde, omdat hij in de maanden daarvoor aanpassingsproblemen had. Door zijn karakter is hij daar goed doorheen gekomen en uiteindelijk werd hij door de club op handen gedragen.” Met Dave van den Bergh, Ricky van Wolfswinkel en Jacob

nummer 4 - 2011

COACH

11


Het doel is sporttalent te helpen hun droom waar te maken. Sponsor van de toekomst.


“Ik beoordeelde spelers niet op technische kwaliteiten, maar keek of ze echt voor het team wilden gaan” [Boot]

Mulenga had Booy vergelijkbare ervaringen. “Geef spelers de tijd zich te ontwikkelen.” Hoe zorg je als club dat een speler zich snel thuis voelt? FC Utrecht heeft een ‘opvangteam’ opgezet voor nieuwe spelers. Daarin zitten zo’n vijf mensen van de club, waaronder iemand van de medische staf, de technische staf, personeelszaken en een mentale begeleider. Bij een buitenlandse speler begint de begeleiding al wanneer hij landt op Schiphol. Waar nodig wordt hulp geboden, zoals bij het zoeken naar een woning en in het geval de familie wil overkomen. Spelersmakelaar Rob Jansen had het erg druk de afgelopen transferperiode. Zijn bureau SportPromotion begeleidde enkele honderden spelers naar een nieuwe club. “De hele wereld heeft last van de crisis, maar in de voetballerij lijkt het wel of ze verder leven alsof er niks aan de hand is.” Hij verbaast zich regelmatig over de transfers van Europese topclubs. “Daar wordt onzorgvuldiger naar aankopen gekeken dan bij clubs in de subtop. Soms doen clubs aankopen waarvan ik denk: Hoe is het mogelijk? En dan wordt er ook nog heel veel geld voor betaald. Dat heeft alles met opportunisme te maken.” Het gros van de Europese clubs probeert spelers aan te trekken die weinig of niets kosten, zegt journalist Kuper. “Voor tachtig procent van de clubs in Europa is de transfermarkt meer een rommelmarkt.”

In 2009 schreef Kuper samen met hoogleraar economie Stefan Szymanski het boek Dure spitsen scoren niet. Hierin staat dat het veel belangrijker is te investeren in spelerssalarissen dan in het kopen van nieuwe spelers. Uit onderzoek onder veertig Engelse clubs tussen 1978 en 1997 bleek dat hun uitgaven aan salarissen 92 procent van de totale variatie in ranglijstpositie verklaarden. Van 1998 tot en met 2007 was het verband 89 procent. Conclusie: hoe meer je spelers betaalt, hoe hoger je eindigt. Door een hoger salaris zijn spelers makkelijker te behouden voor de club. Hoge salarissen zijn een garantie op succes, zegt Kuper. “Maar clubs onderschatten het belang van salarissen, en overschatten aankopen.” Als voorbeeld geeft hij voormalig Ajax-speler Urby Emanuelson, die begin dit jaar voor naar verluidt 1,7 miljoen euro vertrok naar AC Milan. “Als Ajax hem enkele tonnen meer aan salaris had geboden, was hij gebleven. Spelers als Emanuelson moet je vast zien te houden, want Ajax wordt echt niet beter van transfers.” Meer investeren in salarissen en minder in aankopen, luidt dus het advies. Maar Booy zegt dat de praktijk lastiger is. Hij legt uit dat Nederlandse clubs gebonden zijn aan financiële regels van de KNVB. Slechts rond de zestig procent van de totaalbegroting mag naar spelerssalarissen gaan. Bovendien worden spelers die goed presteren

bij een subtopper als FC Utrecht vroeg of laat weggekocht door een Nederlandse topclub of een club uit het buitenland. Zo vertrokken afgelopen zomer bij FC Utrecht onder meer Dries Mertens (PSV), Kevin Strootman (PSV), Michel Vorm (Swansea City), Tim Cornelisse (FC Twente) en Ricky van Wolfswinkel (Sporting Lissabon). Er zijn weinig andere sporten waar zoveel transfers zijn als in het voetbal. Maar ook in het basketbal komt het soms voor dat er aan het begin van het nieuwe jaar bijna een geheel nieuw team staat. De succesvolle oud-basketbalcoach Ton Boot vertelt dat hij potentiële aankopen vaak eerst één of twee weken op proef had. “Ik heb heel wat spelers weggestuurd na een trial. Dan bevielen ze niet, vaak is dat een intuïtief gevoel. Ik geef ze dan het nadeel van de twijfel, ondanks de goede statistieken.” Op internet staat een mooi filmpje waarop te zien is hoe Boot een Amerikaanse speler keihard aanpakt bij een proeftraining. Na tien minuten stuurt hij hem weg. “Ik beoordeelde spelers niet op technische kwaliteiten, ze kunnen allemaal wel goed spelen. Maar willen ze echt voor het team gaan? Zijn ze intrinsiek gemotiveerd? Dat zijn heel vage begrippen die je op intuïtie moet invullen. Mijn belangrijkste eis was: doe te allen tijde je best.”

nummer 4 - 2011

COACH

13


De juiste ondersteuning, de basis voor succes Als Official Supplier van NOC*NSF draagt Ricoh de Nederlandse sport al jaren een warm hart toe. We ondersteunen met veel enthousiasme de ambitieuze doelen van de vele sporters die hun dromen gaan verwezenlijken. Want alleen met een goede basis ontstaat topsport van het allerhoogste niveau. Ricoh. Moving Ideas Forward.

Ricoh Nederland B.V., Utopialaan 25, Postbus 93150, 5203 MB ‘s-Hertogenbosch, www.ricoh.nl


De peptalk van Maurits Er was nog één jaar, 366 dagen wegens schrikkeljaar 2012, te gaan en Maurits Hendriks, de übercoach van de Nederlandse olympische topsport, vond het tijd zijn nationale ploeg nog eens aan te moedigen voor de aanstaande Spelen. Iets in de trant van: jongens het gaat best goed. Volgend jaar in Londen gaat het allemaal in orde komen. Hendriks kwam dat ‘hart onder de riem’ aanbrengen in Shanghai, het toneel van het WK zwemmen en waterpolo. Hij was op 27 juli, de dag van One Year To Go in Londen, in opperbeste stemming. De avond tevoren had Femke Heemskerk de wereld en haar eigen zwemploeg versteld doen staan met een toptijd en eerste plaats in de halve finale van de 200 vrij. Ongetwijfeld heeft Hendriks het nakende goud van Heemskerk meegenomen in zijn overweging over de medaillekansen in Londen. Hij liet, naast zijn persoonlijke optreden in China, zijn persmevrouw Annemiek van der Meer een bericht uitsturen dat zijn boodschap samenvatte. De kop: One Year To Go, Nederland goed op weg naar London 2012. De aanhef: Precies 1 jaar voordat de Olympische Spelen in 2012 in Londen plaatsvinden, spreekt Maurits Hendriks, technisch directeur en chef de mission van de Nederlandse ploeg, zijn vertrouwen uit dat het Olympic Team Netherlands dankzij een brede samenstelling goed zal presteren tijdens London 2012. Goed op koers, een brede ploeg kanshebbers, de toptien van de wereld als doel, we staan er goed voor, we maken vorderingen. Het kon niet op, op de 25ste verdieping van ‘Een keer was het hout in het Sheraton Pudong, met positieve constateringen dan. Er werd nog geen kop koffie geschonken. plaats van goud’ Hier stond een man die zijn ploeg, een kleine 200 sporters groot straks in Londen, probeerde in de goede stemming te krijgen. Hendriks is niet voor niks een oud-coach. Hij was als hockeybondscoach vier keer op de Spelen, drie keer waren er medailles. ‘Een keer was het hout in plaats van goud.’ Mooie oneliner van een man die het coachpak dan wel in de kast heeft gehangen, maar als chef de mission gewoon de superbondscoach uithangt. Pas een maand voor de Spelen van Londen, pakweg 1 juli 2012, is hij de echte chef van de ploeg, maar hij vertoont zich overal om zijn sporters het gevoel te geven dat zij strak worden gevolgd en alleen door de hoogste, meest tomeloze inzet in aanmerking komen om het oranje colbert met de vijf ringen te dragen. Niemand klapt uit de school over de peptalks van Hendriks, maar ik vermoed dat er een emotionele ondertoon in zit, een verwijzing naar de grote verantwoordelijkheden die er in Londen liggen. Het gaat immers om het internationale aanzien van Nederland. Zo ver is Hendriks intussen al opgeschoten met het uitdragen van de toptienambitie van zijn NOC*NSF. Hendriks is van hands-on, net als zijn voorgangers Joop Alberda en Charles van Commenée waren. Hij is, denk ik, de grootste globetrotter onder alle CdM’s die ik heb gekend. Ik struikelde de voorbije maanden over hem in Tenerife, Rotterdam, Londen, Johannesburg en Shanghai. Chef Airmiles is zijn bijnaam op Papendal. Zijn inzichten in medailleoogst zijn aardig, maar als altijd niet meer dan een dagkoers. De avond na de peptalk ging Heemskerk in de 200-finale grandioos ten onder. Het was inderdaad geen goud maar hout. De Nederlandse prestatie-index zakte een paar punten.

nummer 4 - 2011

COACH

column JOHN VOLKERS

John Volkers is ruim twintig jaar sportverslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en vier EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995) en voetbal (De Internationals, 1999). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.

15


COVERSTORY

Jacco Verhaeren, Coach van het Decennium

“ Dit vak is voor mij een roeping” Uit handen van NLcoach-voorzitter Joop Alberda heeft Jacco Verhaeren eind juni de award ‘Coach van het Decennium 2000-2010’ ontvangen. Tijdens een sfeervolle bijeenkomst op het kantoor van Ernst & Young in Amsterdam werd de zwemcoach te midden van vrienden, familie, sporters, coaches en prominenten uit de sportwereld gelauwerd voor zijn prachtige werk gedurende de eerste tien jaar van deze eeuw. Eerbetoon aan een coachlegende.

FOTO: PIM RAS

Door: John Volkers

Uit handen van NLcoach-voorzitter Joop Alberda heeft Jacco Verhaeren eind juni de award ‘Coach van het Decennium 2000-2010’ ontvangen.

16

Het is een donderdag in juli in broeierig warm Shanghai. Het WK zwemmen, het echte zwemmen, niet het polo of synchroon of duiken, moet nog beginnen. De KNZB geeft een persconferentie. Vier zwemsters, van de categorieKromowidjojo, en een zwemmer komen opdagen voor de gesprekjes van telkens een kwartier op de 25ste verdieping van het Sheraton Pudong. Dan is het zeven uur en het wachten is, niet lang, op Jacco Verhaeren. “Hee jongens, willen jullie Jacco nog?” Ja wij willen Jacco, zeggen we tegen Aad van Groningen, de trouwe rechterhand van Verhaeren. Dan komt Jacco Verhaeren, als altijd breed en minzaam lachend, de zaal in. Een ernstig gezicht trekt hij zelden. Die grimas beheerst hij niet. Hij heeft buiten waarschijnlijk net een sigaret gerookt, want hij ziet er, juist uit de lift gestapt, uiterst ontspannen uit.

COACH

nummer 4 - 2011

Hij schudt handen. Hij kent zijn publiek, de jongens van de media. Vrouwen zijn er niet bij, zo zit deze wereld ook in elkaar. Verhaeren weet dat hij vragen krijgt die hij niet uit de weg zal gaan. Dat is niet zijn manier van werken. Hij gaat nooit iets uit de weg. De jeugdig ogende Brabander, toch al weer 42, is de technisch directeur van de nationale zwembond KNZB, maar hij ziet er alleen niet uit als een directeur. Hij is nooit – zijn trouwdag daargelaten – in een pak te bewonderen. Een blazer, hij zal er een hebben, maar wij hebben ’m niet gezien. Het is, zo hoort dat bij een sportcoach, altijd een trainingspak, de kleuren door de jaren oranje, wit, zwart of blauw. En dan die eeuwige cap, de baseballcap waaronder hij die vorstelijke stapel krullen verbergt. We vragen Verhaeren naar zijn commentaar op de uitspraak in de zaak-Cielo. Het is een dopingkwestie. De Braziliaan, olympisch kampioen, wereldkampioen en wereldrecordhouder, is betrapt op het stofje furosemide in zijn lichaam. Het is een plasmiddel en een maskeringsmiddel. De Braziliaanse bond CBDA heeft Cielo alleen maar gewaarschuwd, niet geschorst. En het CAS, het


FOTO: PIM RAS

sportgerechtshof, heeft die uiterst lichte sanctie bevestigd. Cielo wordt min of vrijgesproken, zo is een uur eerder bekendgemaakt. Hij mag toch meedoen aan het WK. Verhaeren spreekt zich uit in stevige volzinnen vol venijn. Uit zijn aanklacht: “Het CAS maakt zich volkomen belachelijk met deze uitspraak. Ze kunnen nu nooit meer iets zeggen bij volgende overtredingen. Ze kunnen beter stoppen met die hele handel. Wat ga je doen bij de volgende sportman met zoiets? Ga je die ook vrijspreken? Het is onbegrijpelijk. Laten we maar ophouden met controleren. Als je 180 rijdt op de Nederlandse snelweg, dan laten ze je ook niet lopen omdat je een goed verhaal hebt. Maar in onze wereld wel.” Hij eindigt, het zaaltje verslaggevers heeft zich de vingers blauw geschreven: “Een olympisch kampioen die op doping wordt gepakt, is slecht voor onze sport, maar zo iemand onbestraft laten is nog slechter. Het CAS stelt zichzelf en het hele antidopingsysteem ter discussie. Als je een goed verhaal vertelt wanneer je bent betrapt, kom je ermee weg. Alsof je iemand kunt vertrouwen op zijn blauwe ogen.”

Vakbondsleider Het halfuurtje is Verhaeren ten voeten uit. Hij zegt waar het op staat. In 2008, toen de zwemwereld begon te ruiken dat het grote bedrog van de zwempakmaterialen wel erg begon te stinken, stond de Nederlander pal voor zijn sport. Hij belegde in Rijeka, na de derde van vier toernooidagen bij de Europese titelstrijd kortebaan, een protestbijeenkomst voor zijn Europese collega-coaches. Hij stond als een vakbondsleider voor de tribune vol trainers.

“Een olympisch kampioen die op doping wordt gepakt, is slecht voor onze sport, maar zo iemand onbestraft laten is nog slechter” nummer 4 - 2011

COACH

17


debat COVERSTORY

FOTO: ANP PHOTO

De olympische verrichtingen met VdH maakten van Verhaeren een coachlegende bij leven.

Biografie Jacco Verhaeren 1969 Jacco Verhaeren, 4 april, geboren te Rijsbergen. 1989 trainer bij MZ & PC Maastricht 1993 transfer naar PSV Eindhoven met jong talent Pieter van den Hoogenband 1998 trainer van wereldkampioen Marcel Wouda 1999 coach van zesvoudig Europees kampioen Pieter van den Hoogenband 2000 vijf gouden plakken voor zijn zwemmers De Bruijn en VdH bij Olympische Spelen Sydney 2001 hoofdcoach Philips zwemploeg 2004 prolongatie olympisch goud van pupil Van den Hoogenband 2005 technisch directeur Nationaal Zweminstituut Eindhoven NZE 2006 technisch directeur KNZB en hoofdcoach bond 2008 coach van gouden estafetteploeg 4x100 vrij bij Spelen Peking 2010 verschijning biografie Boven Water, door Henk Verhaeren, Jacco’s broer 2011 Uitverkiezing Coach van het Decennium 2000-2010

“Ik zag meteen: hij kan iets dat niet veel mensen kunnen” 18

COACH

nummer 4 - 2011

Wij stonden er vlak bij. Hier trad een gepassioneerde vent naar voren die niet van plan was zijn geliefde sport ten onder te laten gaan aan een oorlog van badpakfabrikanten en aan falend beleid van bobo’s. Hij had het over de verwording van de zwemsport, de inflatie van de records (132 dat jaar), de te grote invloed van het zwempak op de prestaties in het water en de matige reglementering van het zwemmerstextiel. Verhaeren, lid van de coachcommissie van de wereldzwembond FINA, was uitgesproken: “Het gaat om de toekomst van het zwemmen. De geloofwaardigheid van onze sport is in het geding. Er is geschiedenis geschreven, er worden prachtige prestaties geleverd, maar er wordt alleen maar gesproken over zwempakken, niet over zwemmers of zwemsters. Wij kijken naar een duel tussen de beste pakken, niet naar een wedstrijd tussen de snelste zwemmers. Onze sport is een modeshow geworden. Zwemmen heeft deze fratsen niet nodig.” De tribune knikte instemmend. “Er zal naar dit protest uit Europa, de Verenigde Staten en straks Australië geluisterd worden. Hier kunnen de wereldbestuurders niet meer omheen.” Om het misverstand direct uit de weg te ruimen: Verhaeren stond er niet voor zijn eigen glorie. Hij


“De wetten van succes zijn universeel” stond er, omdat hij niet anders kon. Dat klinkt haast Churchilliaans. Maar het was, omdat naar de overtuiging van Verhaeren ‘iemand het moest doen’. Dan hij maar. En dat voor een trainer die tijdens zijn opleiding bij het Centraal Instituut Opleiding Sportleiders (CIOS) de aantekening op zijn rapport mee kreeg: ‘Hij moet wel leren voor zichzelf op te komen.’ Nou, dat is gelukt, voegt Verhaeren er in zijn jongensachtige levensstijl vaak olijk aan toe. Al jong gehard Jacco Verhaeren heeft een bijzonder levensverhaal. Hij, telg uit een ondernemersfamilie, had al op jonge leeftijd ambitie en daadkracht. Stilzitten was niks voor hem. Als je iets wilde, moest je er iets voor doen. Oma had een café, opa, van moeders kant, een slagerij. Vader was metselaar. “Niemand stuurde ons, maar je ging als dertienjarige jongen tijdens de schoolvakantie niet zes weken niks doen. Wij gingen werken. Aan de slag, tuinbonen plukken of kippen enten.” Zo werd hij gehard op jonge leeftijd. Als jongen wilde hij – een unieke droom – zwemcoach worden, zo vertelde hij voor een verhaal in de Volkskrant. “Op mijn veertiende zag ik de Olympische Spelen van Los Angeles op tv. Op een of andere manier was dat voor mij heel inspirerend. Ik heb nog meegezwommen met die landelijke McDonald’s-wedstrijden, voor een ticket naar LA. Ik hield er een handdoek aan over.” “Maar ik heb nooit de droom gehad zelf olympisch kampioen te worden. Wel de droom dat ik met dat soort mensen zou kunnen werken. Toen is het begonnen. Daarom ben ik ook zo jong dit vak ingerold. Dit vak is voor mij een roeping.” De leerling van het CIOS te Sittard, met als enige van zijn studiejaar de specialisatie zwemmen, kon in 1993, na enkele Maastrichtse jaren, bij zwemvereniging PSV beginnen. “Het was een parttime baan. De andere 20 uur werkte ik in de sportschool in het Philips Stadion. De combinatie was loodzwaar. Soms om twaalf uur ’s nachts de deur uit bij de fitness en om vijf uur weer zwemtraining geven in de Tongelreep. Nou, als je dat een paar dagen achter elkaar hebt gedaan, dan weet je hoe vermoeidheid voelt.” Coachlegende Hij was jong en leefde ook nog het leven. Met zijn kenmerkende lach: “Ik hield ervan vrijdag met mijn vrienden op stap te gaan. Ze zeggen dat ik er zaterdagochtend bij de training altijd weer stond. Maar dat is overdreven. Om eerlijk te zijn, het was wel eens lastig en ik ben een paar keer op zaterdag helemaal niet geweest.”

Hij kreeg als jonge trainer de veertienjarige zwemmer Pieter van den Hoogenband in handen en daarmee begon de gedroomde carrière, die van de coach die een sportman op de hoogste tree van het olympische podium terugvindt. “Ik zag meteen: hij kan iets dat niet veel mensen kunnen. Pieter was snel en qua training belastbaar. En hij had een heel goede techniek die wat bijgestuurd moest worden. Hij reageerde ook goed op trainingsprikkels. Bij hem klopte jouw trainingsprogramma altijd. Er kwam uit waar je op rekende.” Zijn olympische verrichtingen met VdH, twee gouden medailles en twee wereldrecords in Sydney 2000 en eenmaal goud in Athene 2004, maakten van Verhaeren een coachlegende bij leven. De prestaties van Inge de Bruijn, viermaal olympisch goud bij twee Spelen, droegen er aan bij, al was het aandeel van de Amerikaan Paul Bergen in die successen minstens zo groot. Verhaeren had na die gevierde gouden dagen het gelijk voor altijd aan zijn zijde. De coach, die olympisch op het allerhoogste niveau presteert, is onomstreden in diens oordeel. “De wetten van succes zijn universeel”, zegt hij zelf. Toen deze homo universalis in 2007, bij het WK zwemmen in Melbourne, zei dat het nog best eens aardig kon worden met de toen bronzen vrouwenestafette op de 4x100 vrij, was er attentie. Toen hij meldde dat zijn viertal olympische potentie had, werd er een kiem van geloof, hoop en vertrouwen gelegd. Vooral het laatste. Want succes in topsport is een kwestie van (zelf)vertrouwen, zo doceert Verhaeren met gretigheid, wanneer hij rondstapt in de catacomben van de grote zwembaden van deze wereld. Een jaar later, bij de Spelen van Peking, was dat kleine kiempje een spruit geworden, waar een vorstelijke scheut uit tevoorschijn kwam. Het kwartet Inge Dekker, Ranomi Kromowidjojo, Femke Heemskerk en Marleen Veldhuis legde Duitsland, Australië en de Verenigde Staten, de traditionele grootheden van de vrouwensprint, hun wil op. Hoe kon zo’n klein land zulke grootmachten sportief de wet voorschrijven? Het kan, alles kan, als je er maar in gelooft, is de opvatting van Verhaeren. Toen bij het voorbije WK van Shanghai uit Amerikaanse kringen zich een nieuwe ster aandiende, de zestienjarige reuzin Melissa Franklin, deed Verhaeren daar uiterst rustig over. Ja, Franklin zal over een jaar nog beter zijn, “maar dat hebben we vaker gezien”, sprak de bondscoach. “Melissa Franklin wordt in Londen een harde noot om

“Er is een grote openheid onder coaches in deze wereld” nummer 4 - 2011

COACH

19


For her, bright science means better performance. Topsporters verleggen voortdurend hun grenzen. Voor hen is alleen het beste goed genoeg. Met onze kennis van voeding en materialen ondersteunen we atleten bij het leveren van topprestaties. Als trotse partner van Marleen Veldhuis feliciteren we haar met de wereldtitel op de 4x100M vrije slag estafette en de bronzen medaille op de 50M vrije slag tijdens het WK Zwemmen 2011 in Shanghai. LEARN MORE AT SPORTS.DSM.COM


FOTO: ANP PHOTO

te kraken. Op vrije slag en rugslag, zij is erg goed. Dat hebben we eerder meegemaakt. Mensen die onverslaanbaar leken verslagen.” Einde citaat. Verhaeren wijst in zulke gevallen op zijn verleden. Was Ian Thorpe ook niet onverslaanbaar? Toch won Pieter van den Hoogenband de 200 vrij in Sydney. Nou dan. Sinds die dag bestaat in het pessimistisch aangelegde Nederland het adagium dat alles mogelijk is in de topsport. Als je er maar in gelooft. Kennisuitwisseling Hij is een verschilmaker, zegt coachgoeroe Peter Murphy. Hij heeft het “prestatiedna in de genen”, “hij is een coach die voor de topsport is geboren”, luidt een stevig compliment van voetbalmanager Toon Gerbrands. Hij is nu geëerd als de Coach van het Decennium, namens NLcoach. Het zal Verhaeren niet veranderen. Hij is geen man van conservatisme, van zekerheden en behoudzucht. Lauweren om op te rusten, zet hij bij voorkeur snel bij het oud vuil. Hij staat altijd open voor anderen, voor zwemmers en coaches die even zo leergierig zijn. Toen hij zich in Shanghai moest ‘verdedigen’ voor de paar weken dat de Deense Jeanette Ottesen, de verrassende wereldkampioen 100 vrij, bij hem bijscholing had genoten, schoot hij bijna in de lach. “Ik doe het nooit meer”, grapte hij. Openheid en transparantie zijn twee voorwaarden voor zijn functioneren. Ja, die Ottesen had ook wat van hem geleerd en was er nu met de wereldtitel vandoor gegaan die pupil Ranomi Kromowidjojo zo graag had veroverd. So what. “Maar zo’n zwemster als Ottesen brengt ook weer heel wat informatie mee waar ik weer iets aan heb. Geloof me, speciale trucjes bestaan niet.” Kromowidjojo mag van hem tijdelijk naar een andere coach, zeker als dat een Nederlander (Paulus Wildeboer) betreft die bondscoach van Denemarken is. Tussen hem en Wildeboer bestaan geen geheimen. Zoals de Nederlander altijd, met de antenne omhoog, rondneust in de wereld van de zwemtrainers die er toe doen of die er misschien ooit toe gaan doen. Verhaeren kreeg – mede door de verrichtingen van zijn pupillen – vlot entree tot de groten onder het trainerskorps. Het zal ook zijn makkelijke, laid down, presentatie zijn waardoor hij met coaches uit de VS, Australië, Engeland en Rusland zo gemakkelijk omgaat. Jacco kun je erbij hebben, zeggen die. Aan de rand van het bad wordt kennis uitgewisseld. Verhaeren is geen wetenschapper, maar zijn brein is als een spons. Hij zuigt alle kennis van collega’s op die niets zouden geven als Verhaeren ook niets te vertellen had. “Ik leg mijn dingen op tafel in gesprekken met mannen als Stephan Widmer, de coach van Libby Lenton, met Bill Sweetenham, met Doug Frost, Dennis

Cotterell, Tracey Menzies en Shannon Rollason van Australië. En nu met Barnier en Gibson van Marseille. Er zullen er zijn die dingen voor zichzelf houden, maar ik moet zeggen: er is een grote openheid onder coaches in deze wereld.” Hij haalt de informatie op alle niveaus binnen. “Ik heb een sensor om te leren. Van de gewoonste clubcoach kun je nog zaken opsteken. Van verrek, zo had ik het nooit bekeken. Mijn staf, ik leer nog elke dag van ze. Mensen die er pas bij zijn, hun frisse blik is veel waard.”

Ook de prestaties van zijn pupil Inge de Bruijn droegen bij aan de totstandkoming van de coachlegende van Verhaeren.

Traantje Ton van der Eerden, docent zwemmen van het CIOS te Sittard, kwam in Amsterdam, bij de uitreiking van de prijs voor beste coach 2000-2010, nog eens vertellen hoe hij Jacco Verhaeren voor het eerst aangetroffen had. “Op ons mbo-opleidinkje meldt zich op een dag een jongen met ambitie. Daar waren er maar weinig van. Hij wilde zwemtrainer worden. Ook daar zijn er maar weinig van.” “De jonge student betrad eigenlijk de doodlopende weg. Maar onze school heeft toen op de juiste wijze besloten: wij laten deze jongen niet gaan. Desnoods doet hij deze opleiding in zijn eentje. Zijn naam: Jacco Verhaeren. Wat een genot, zo’n leerling te hebben. Je hoefde niet te duwen. Hij deed alles uit zichzelf. Hij had iets en hij deed er iets mee.” De school had in 2000 de lessen stilgelegd, toen exleerling Verhaeren in Sydney zwemmers in het water bracht die olympisch goud wonnen. Van der Eerden had een traantje gepinkt en tegen zijn collega’s gezegd: “Onze keuze van toen is volledig terecht gebleken.”

“Ik heb een sensor om te leren” nummer 4 - 2011

COACH

21


MEDAILLEJACHT

Londen 2012

Meer steun voor coaches tijdens de Spelen De Nederlandse coaches kunnen bij de komende Olympische Spelen ook tijdens het toernooi terugvallen op de specialisten van het High Performance Team dat chef de mission Maurits Hendriks heeft samengesteld. Die deskundigen beschikken in Londen weliswaar niet over allerlei accreditaties, maar NOC*NSF huisvest hen in de onmiddellijke omgeving van het olympisch dorp.

Door: Cors van den Brink

22

COACH

nummer 4 - 2011

H

endriks, tevens technisch directeur van NOC*NSF, maakte dat onlangs bekend tijdens een bezoek aan de Britse hoofdstad. Zijn strategie onderscheidt zich daarmee enigszins van die van zijn voorganger Charles van Commenée. Die was van mening dat het werk van de specialisten er grotendeels op zit op het moment dat de wedstrijden beginnen en dat er voor de bredere begeleidingsteams ter plekke niet zoveel meer te doen was. Het betekende drie jaar geleden onder meer dat sportpsycholoog Rico Schuijers op eigen gelegenheid naar Peking reisde om daar zo nodig de laatste stukjes van de puzzel te leggen. In Londen komt een High Performance Centre – in de woorden van Hendriks “op fietsafstand” van de flats waarin de sporters en coaches gehuisvest zullen zijn. Of sporters daadwerkelijk op de fiets zullen stappen, valt nog te bezien. Want binnen het olympisch dorp staan de uiterst voorzichtige Britse organisatoren het gebruik van de tweewielers niet toe. Wie zich wil verplaatsen, dient de bus te nemen of te voet te gaan, zo is althans momenteel de stand van zaken. Hendriks wil zo weinig mogelijk

aan het toeval overlaten en is van mening dat in de strijd om de medailles de details doorslaggevend zijn. En die details schuilen onder meer in de bijdrage die zijn specialisten kunnen bieden aan coaches. “De prestatiedruk wordt steeds groter. In heel veel landen werken de beste sporters inmiddels met de beste coaches en dat doen ze elke dag. Dat geldt ook voor Nederland, al zijn er nog wel verschillen tussen de diverse bonden. Maar de krachtsverschillen aan de top worden steeds kleiner en dus zijn die details beslissend.” De technisch directeur wijst op gebieden als voeding, fysieke training, psychologische ondersteuning en technologische programma’s om de materialen te verbeteren. Waarbij naar zijn mening steeds bedacht moet worden dat Nederland over kleinere budgetten beschikt dan alle andere landen in de top-20 van de internationale sport en ook nog eens over een kleinere vijver beschikt om de talenten uit te vissen. Dat maakt het extra belangrijk om voorsprong te creëren door met slimme oplossingen te komen.


In het Nederlands centrum wil Hendriks tijdens de Spelen bijvoorbeeld krachttraining en de diensten van een orthomanueel therapeut kunnen aanbieden op de manier en met de apparatuur die de sporters in hun eigen trainingsomgeving gewend zijn. “In Vancouver hadden we dat ook en ik vind het een reële wens”, aldus Hendriks. Coaches moeten er ook kunnen binnenvallen om een videoanalyse te laten maken van de laatste trainingen en wedstrijden.

dienen te houden in hun programmering. Hendriks zal een aantal oud-olympische sporters (zie kader) inschakelen om hun ervaringen en passie uit te wisselen met de huidige generatie toppers. Het gaat om wederzijdse kennismaking van mensen die vaak alleen collega’s uit hun eigen tak van sport kennen. “Maar primair is voor mij dat we de mensen die naar Londen gaan, leren hoe ze straks in het olympisch dorp het beste prestatieklimaat kunnen creëren”, aldus Hendriks.

opduiken en beslag willen leggen op de tijd en aandacht van hun helden. Hij verwacht dat de Britten hun accommodaties al ruim vóór de Spelen zullen openstellen voor de buitenlandse gasten. “Wat we in Peking en Vancouver hebben gezien, namelijk dat de eigen sporters maximaal gebruik konden maken van het home advantage doordat zij wél konden trainen waar anderen dat nog niet mochten, is in 2012 uitgesloten. Zeker na het ernstige ongeval bij het bobsleeën

Daarbij gaat het volgens Hendriks uitdrukkelijk om het toepassen van bekende methoden en technieken. “In de laatste twaalf maanden geldt het uitgangspunt: geen nieuwe gezichten, geen nieuwe technologie. Vandaar dat ik mijn High Performance Team nu al helemaal rond heb [zie kader, red.]. Vanaf deze zomer traint iedereen in een bekende, dagelijkse setting. Maar hoe hoger het kwaliteitsniveau daar is, hoe meer kans je hebt op succes.”

Risico’s Toen het Nederlands dameshockeyteam moest aantreden bij de Spelen van Athene waren de speelsters een jaar eerder al op de Akropolis geweest en hadden ze de verkeerschaos in de Griekse hoofdstad in een ovenwarme bus aan den lijve ondervonden. Vóór Peking hadden ze de Chinese Muur al beklommen. In Londen lijken toeristische verkenningen – die tijdens de Spelen zelf alleen maar afleiden van het primaire doel – niet nodig. Want iedereen kent Londen toch al? “We kennen Londen, er is bijna geen tijdverschil en geen ander klimaat. We kunnen heel flexibel zijn in het bepalen van ieders aanreismoment – al vind ik wel dat iedereen minimaal drie dagen vóór het eerste optreden in het olympisch dorp moet zijn. Maar de kracht van de nabijheid draagt ook risico’s in zich”, zo waarschuwt Hendriks. Coaches zullen waarschijnlijk meer dan bij toernooien verder weg geconfronteerd worden met vrienden en familieleden van hun sporters die op het laatste moment

zal het IOC dat niet meer accepteren, maar de London Organising Committee LOCOG is bovendien totaal transparant”, zo heeft de technisch directeur al ervaren.

Prestatieklimaat Een tweede impuls verwacht Hendriks van de onderlinge samenhang van zijn Nederlands Olympisch Team, dat naar verwachting uit 180 tot 220 sporters zal bestaan – de grootte is vooral afhankelijk van een aantal teamsporten dat zich nog kan kwalificeren. “Je gaat er als team heen, daar kun je extra kracht uithalen”, aldus de chef de mission. Om de teambuilding op gang te brengen, organiseert hij in het jaar voor de Spelen drie bijeenkomsten – en met dat tijdsbeslag zullen coaches dus zoveel mogelijk rekening

Olympische Spelen 2012: het olympisch dorp (midden) en een paar van de locaties. De foto’s zijn afkomstig van www. london2012.com.

Samenstelling Het High Performance Team bestaat, behalve uit de prestatiemanagers die de diverse bondsselecties begeleiden, uit een aantal specialisten die in de afgelopen jaren zijn aangetrokken: Kamiel Maase wetenschappelijke ondersteuning Kristin Collins technologie Cees-Rein van den Hoogenband chef-arts Maarten Moen medisch Scott Dickinson fysiek Rico Schuijers mentaal Francesco Wessels coach van de coaches Asker Jeukendrup voeding

Oud-olympische sporters Het team van oud-topsporters dat gaat assisteren bij de voorbereidingen bestaat uit: Johan Kenkhuis, Erben Wennemars, Margje Teeuwen, Mark Huizinga en Bas van de Goor.

nummer 4 - 2011

COACH

23


ber 2011 16 decem

ongres naal Coach C io at N r u u 0 1:0 14.00 uur - 2

N A T I O N A A L

COACHco n g r e s

Programma

Dit jaarlijkse congres staat dit jaar onder leid ing van Tom van ‘t Hek. De inh oud van het congres bes taat uit een aantal plenaire lezingen van vooraanst aande coaches en verdiepen de parallelsessies.

Doelgroep Iedereen die in topspo rt of breedtesport bet rokken is bij het coachen en begeleiden van sporte rs op alle niveaus en voor alle tak ken van sport. Anderen geïnteresseerden zijn natuu rlijk ook van harte we lkom!

Ruim 200 bezoekrs verwacht Een aantal redenen waarom u deze dag moet bijwonen: -

Korte, inspirerende ple

-

Boeiende parallelsessie

-

Mogelijkheid om te din

-

Filevrij programma

naire lezingen s, gericht op de praktij

eren met sprekers

Informatie Kijk op www.sportsm edia.nl/bijeenkomsten voor meer informatie over het congres.

Bilderberg hotel ‘t Sp eulderbos te Garder en 16 december 2011 va n 14.00 uur tot 21.00 uur, inclusief dinerb uffet Initiatiefnemers:

k

2011

Vooraankondiging


Thema

rt o p s r e me ol o h c s op

Van sporten word je slim

We hebben het in ons land – en zeker ook in dit blad – vaak over ‘Nederland Sportland’. Maar zijn we eigenlijk wel zo’n echt ‘sportland’? Het hang er natuurlijk een beetje vanaf hoe je zoiets precies definieert, maar op zijn minst zou je toch zeggen dat een sportland een land is dat sport tot in al haar haarvaten ademt en uitstraalt. Is dat zo in Nederland? Als je afgaat op hoe sport er in het onderwijs op staat, zeker niet. Het gymnastiekonderwijs is verworden tot een uiterst minimaal bestanddeel van het lesprogramma en áls er dan gym wordt gegeven, dan vaak door een ‘gewone’ leerkracht in plaats van een ervaren, daartoe opgeleide vakdocent. Voor een ‘sportland’ dat volgend jaar op de Olympische Spelen van Londen tot de beste tien landen wil behoren en over zeventien jaar zélf de Spelen wil organiseren, een regelrechte aanfluiting. Ieder weldenkend mens kan zich voorstellen wat de gevolgen zijn van het weinige bewegen van kinderen op school, terwijl de jongste jeugd ook buiten schooltijd steeds meer binnen zit, achter tv-scherm, computer, iPad of spelcomputer. Vetzucht, slechte motoriek, totale ongezondheid,

met alle negatieve consequenties – en niet te vergeten kosten – van dien. Op jonge leeftijd beginnen met sport als vast onderdeel van de levensstijl maakt gezonder. Nogal wiedes. Maar het maakt ook slimmer, zo valt op de komende pagina’s van dit themaonderdeel te lezen. Elke dag minimaal een halfuur bewegen heeft een positief effect op de hersenen en de capaciteit ingewikkelde kennis op te nemen en moeilijke vraagstukken op te lossen. Een effect dat overigens niet is voorbehouden aan jongeren alleen, maar ook op latere leeftijd nog optreedt. Dus: voor de niet-jongeren onder ons: het is – gelukkig – nooit te laat om (opnieuw) te beginnen. Het gekke is, zo blijkt in dit themaonderdeel eveneens, dat iedereen het er ook wel over eens is dat het huidige sportaanbod op school ongewenst ontoereikend is. Van bestuurders tot politiek, van coaches uit de praktijk tot de man en vrouw op straat, die we uitgebreid lieten ondervragen over het onderwerp. Breed gedragen luidt het oordeel dat het aantal sporturen drastisch omhoog moet en wel per direct. Argumenten om níet méér te gaan bewegen op school zijn er niet of nauwelijks. Met Prinsjesdag op komst is dus de vraag: Waarom nog wachten?

inhoud thema Jan Rijpstra. “Lichamelijke opvoeding is een basisbehoefte” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 De praktijkcoaches. “Sportcultuur kweken begint toch echt op school”. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Enquête: Nederland is klaar voor meer sportonderwijs. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Obesitas indammen. “Stop muziek in een gezonde leefstijl”. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Olympisch vuur brandt nu ook in het onderwijs. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Sport en de invloed op de hersenen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34

nummer 4 - 2011

COACH

25


MEER debatSPORT OP SCHOOL!

FOTO: DREAMSTIME.COM

THEMA

“Deze regering heeft gezondheid hoog in het vaandel staan. Dat is wel nodig ook om het niveau van het bewegingsonderwijs weer omhoog te krijgen”, aldus Jan Rijpstra.

Jan Rijpstra, voorzitter KVLO

“Lichamelijke opvoeding is een basisbehoefte” Een erfenis van de jaren tachtig moet snel uit de wereld worden geholpen. Lichamelijke opvoeding moet weer een serieus schoolvak worden. “We zijn het verplicht aan onze jeugd”, zegt rasbestuurder Jan Rijpstra die de politiek het beslissende zetje in de rug moet geven. Door: Kees Kooman

26

COACH

nummer 4 - 2011

J

an Rijpstra, voorzitter van de beroepsvereniging van gymnastiekleraren (KVLO), weet precies hoe het moet: van lichamelijke opvoeding weer een serieus vak maken op de scholen. Of ook gaat lukken wat hij wil, zal voornamelijk afhangen van politieke keuzes. “Dit weet ik zeker: als je het kinderen ontzegt, rem je hun persoonlijke ontwikkeling. Dat wil ik in ieder geval niet op mijn geweten hebben.” Vanuit zijn Zwitserse woonplaats leidt hij de lobby die nodig is politici op de enige juiste gedachte te brengen, voor zover ze die niet al aanhangen. Dat kun je wel aan hem overlaten.

Besturen zit Rijpstra, onder meer voormalig lid van de Tweede Kamer (namens de VVD), ex-burgemeester en voormalig voorzitter van bonden en andere organisaties, in het bloed. “Ja, ik vind het leuk om te doen”, zegt hij bijna ten overvloede. De tijdgeest is hem gunstig gezind. Sporthaters als Midas Dekkers zijn inmiddels wel de mond gesnoerd nu obesitas en andere ‘bijwerkingen’ van bewegingsarmoede Nederland zienderogen hebben veroverd. “Je moet het vooral blijven doen: de aandacht vestigen op de gezondheidsproblemen die in aantocht zijn. Maar ons primaire doel moet zijn om kinderen


“Denk aan ‘beweegteams’ met afgestudeerde specialisten die ook buiten schooltijd hun diensten kunnen verlenen” gezond te laten bewegen. Daarbij komen onderwerpen als overwicht en verkeerd voedsel vanzelf aan bod. Een gymleraar is uitermate geschikt om de boodschap te brengen.” En wat Rijpstra betreft mogen antilopers als Dekkers hun eigengereide boodschap blijven brengen. “Dat scherpt alleen maar de geest. Gymleraren zullen denken: verrek, er zijn ook mensen die helemaal niets met ons vak hebben.”

Gruwelijke misser

Voorlopig is dat vak aan volledige renovatie toe. Achterstallig lichamelijk onderhoud is voor een heel groot deel veroorzaakt door bezuinigingen van vorige overheden. Wim Deetman, onder andere voormalig minister van Onderwijs, verdient hier een ‘eerloze’ vermelding. “De grote slag om ons vak minder belangrijk te maken,” vertelt Rijpstra, “is gemaakt in de tachtiger jaren. Minister Deetman vond het vak niet belangrijk genoeg. Punt. Lichamelijke opvoeding kon ook wel door een andere leerkracht worden gegeven.” Twee tot drie decennia later staat wel vast dat de keuze een gruwelijke misser is geweest, waarvoor de gezondheidszorg nu in grote lijnen de rekening moet betalen. Verzachtende omstandigheid voor Deetman was dat hij wel moest bezuinigen op zijn departement. Rijpstra: “Het was een heel zware periode om te regeren. Het kabinet Van Agt had een enorm begrotingstekort achtergelaten. Lubbers moest wel gaan saneren met zijn kabinetten. Maar ik weet zeker dat voor Deetman ook persoonlijke motieven een rol speelden. Hij had niets met gymnastiek in het bijzonder en sport in het algemeen. Dat moest je volgens hem maar in je vrije tijd doen.” Het is hier verleidelijk de verdenking uit te spreken dat Wimpie Deetman in zijn jonge jaren behoorde tot de categorie die het schoolvak gymnastiek verafschuwde en alle smoezen verzon om afwezig te kunnen zijn. En als het werkelijk niet anders kon, hopeloos onderaan bleef bungelen bij het touwklimmen. “Hij was in ieder geval geen sportfan. Dat zal vast te maken hebben

gehad met zijn keuze.” Die wierp het vak lichamelijke opvoeding een halve eeuw terug in de tijd. De KVLO, die in 2012 het 150-jarige bestaan viert, had al vaker met het bijltje van onbelangrijkheid gehakt.

Basisbehoefte

Het tij lijkt te keren, alhoewel juist het huidige kabinet bezuinigen weer tot hoogste goed heeft verheven. Dat hoef je de beroepsbestuurder Rijpstra niet uit te leggen. En hij weet ook als geen ander dat de meeste politici nooit verder kijken dan vier jaar, de periode dat ze regeren. “Hier gaat het natuurlijk om een keuze op macroniveau. We weten in ieder geval dat deze regering gezondheid hoog in het vaandel heeft staan. En dan zal je voorwaarden moeten scheppen om de schoolkinderen voldoende lesuren te geven. Men wil werkelijk die kant op, maar gemakkelijk zal het niet zijn.” Zijn eigen beroepsorganisatie heeft al laten weten creatief te willen meedenken en vooral ook positief waar het zuinigheid betreft. “In het regeerakkoord wordt al gesproken van minimaal drie lesuren lichamelijke opvoeding per week. Het geldt voor alle niveaus, dus ook in het lager onderwijs waar nu nog vaak vakleerkrachten ontbreken, minstens in vijftig procent van de gevallen.” Het voortgezet onderwijs is minder bedeeld. Twee uur gymnastiekonderwijs is daar momenteel het minimum. Om de achterstanden van de jaren tachtig geheel weg te werken, moet je volgens Rijpstra ongeveer een decennium uittrekken. “Je moet als politici in ieder geval afspreken dat we dit gaan doen en daarbij verder kijken dan de komende vier jaar. We zouden op dit moment niet eens voldoende kader hebben als we moeten doen wat we willen.” Hier ligt, en de pleitbezorger kopt de bal voor open doel graag in, een kans voor de arbeidsmarkt. “We denken aan zogeheten beweegteams met afgestudeerde specialisten die ook buiten schooltijd hun diensten kunnen verlenen. Dan is de link met plaatselijke sportverenigingen snel gemaakt.”

Waarom het idee nu pas wordt geopperd? “Als ik dat moet uitleggen,” zegt Jan Rijpstra, “zucht ik maar weer eens diep. Kijk, mensen in de sportwereld weten allemaal dat goed motorisch aangeleerde lichaamsbeweging gezond is. Je hoeft toppers en recreanten niet meer te overtuigen. Langzamerhand komen nu ook andere instanties buiten de sport, zoals zorgverzekeraars en het bedrijfsleven, met dezelfde boodschap. Ze zijn er inmiddels achter dat lichamelijke opvoeding een basisbehoefte is en ook een belangrijk ontwikkelingsproces voor de rest van het leven dat je gaat leiden.”

Tenten

Het is mooi meegenomen dat ook de onderwijsraden zich scharen achter het voorstel van minimaal drie uur gymnastiek per week. Rijpstra kijkt dan met een zorgelijke blik naar de accommodaties, niet geheel eigentijds en dan drukt hij zich eufemistisch uit. Er zal een enorme inhaalslag moeten worden gemaakt. “We moeten heel innovatief gaan denken. Kijk eens naar alle kunststofbanen die hele dagen ongebruikt blijven. Reken eens uit hoeveel de aanleg kost als je rekening houdt met de uren dat er gebruik van wordt gemaakt. Hoe vaak staat een gymzaal niet leeg in de zomer en waarom zou je schoolpleinen niet tijdelijk kunnen overdekken? We hebben fantastische tentenbouwers in Nederland.” Leer dus creatief denken en handelen. Maar nu is het woord aan de regering. “Ik ben van huis uit een optimist. Als ik de debatten volg en de stukken lees, denk ik wel dat het Ministerie van OCW zal voorstellen lesroosters te vullen met minimaal drie uur. Anders wordt later weer de prijs betaald en zal iedereen opnieuw zeggen: Hadden we dat niet kunnen voorkomen?”

“We moeten heel innovatief gaan denken. Waarom zou je schoolpleinen niet tijdelijk kunnen overdekken? We hebben fantastische tentenbouwers in Nederland” nummer 4 - 2011

COACH

27


THEMA

MEER debatSPORT OP SCHOOL!

De praktijkcoaches

“Sportcultuur kweken begint toch echt op school” Hoe zag en ziet het sportonderwijs eruit? En wat zou er in Nederland moeten gebeuren om de achterstand, opgelopen in de laatste decennia, weer weg te werken? Het woord is aan twee door de wol geverfde ervaringsdeskundigen: Foppe de Haan (van 1943) en Toine van de Goolberg (1950). “Sport moet van jongs af aan deel uitmaken van je dagelijks leven.”

A

ls je het hebt over goed sportonderwijs dan heeft hij, denkt Foppe de Haan te mogen concluderen, de beste leerschool doorlopen die je kunt wensen. Een ouderwetse onderwijzer met sportspecialisatie (de zogeheten akte J) en intussen theorie aan de praktijk toetsen. “Want in de weekeinden volgde ik lessen aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Zo kreeg ik een fantastische combinatie van theorie en praktijk, want doordeweeks stond ik gewoon voor de klas.” Hij heeft ze allemaal in de klas gehad: leerlingen van het basisonderwijs, de toenmalige ulo, de huishoudschool, alle leeftijden en alle niveaus. En of iemand nu wel of geen aanleg had om in touwen te klimmen of in ringen te hangen, je wist als leraar dat het vooral ging om persoonlijke aandacht. “Het mooiste voorbeeld dat me is bijgebleven, is een meisje uit de zesde klas, een beetje aan de dikke kant, die er maar niet in slaagde om over een kast te springen. Ik heb haar na de les apart genomen. Door streepjes te zetten op het toestel zijn we stapje voor stapje verder gekomen. Een paar lessen later sprong ze er net als de anderen in spreidstand overheen. Ik heb zelden een kind zo blij gezien.”

Plezier

Naar zijn mening waren de gespecialiseerde opleidingen zoals de Academie voor Lichamelijke Opvoeding en het CIOS aanvankelijk te veel gericht op theorie. “Vanaf 1974 werd op het CIOS van Heerenveen, waar ik inmiddels les gaf, het

Door: Kees Kooman

28

COACH

nummer 4 - 2011

roer drastisch omgegooid. We begrepen dat je theorie en praktijk moest koppelen om goede trainers op te leiden.” “Het gaat erom kinderen, talentvol of niet, zo veel mogelijk affiniteit bij te brengen voor sport. Leren samen spelen, elkaar helpen. Daarin onderscheidt sport zich van wat er verder in de schoolbanken gebeurt.” Moet Foppe de Haan op deze plek nog uitleggen dat het met het sportonderwijs de afgelopen decennia totaal de verkeerde kant is uitgegaan? “Veel slechter dan nu kan het niet meer. Ik heb het weleens vaker gezegd, maar je kreeg zo langzamerhand het idee dat een kind, eenmaal op school, het lijf aan de kapstok hing.” Als het kalf verdronken is, dempt men de put. Ook hier. Kijk even op het schoolplein om je heen en je ziet de levende bewijzen van bewegingsarmoede en vetzucht. “De politiek begint het ook te beseffen”, zegt De Haan. “Plezier bijbrengen voor lichaamsbeweging moet je meekrijgen in je jongste jeugd, anders gebeurt het nooit meer. Daarvoor heb je goede vakleerkrachten nodig in het basisonderwijs die leerlingen op individueel niveau vakkundig kunnen begeleiden. Niet een juf die gym erbij doet omdat het moet, maar het eigenlijk helemaal niet leuk vindt. Je moet van sport houden en oefeningen kunnen voordoen, zonder de kunstjes overigens tot achter de komma zelf machtig te zijn.”

Over het paard getild

Toine van de Goolberg, onder meer conditietrainer van Feyenoord en voormalig


FOTO: DREAMSTIME.COM

“Plezier in sport kweek je in de jongste jeugd” [De Haan]

“Of sport in Nederland van jongs af aan deel gaat uitmaken van het dagelijks leven hangt af van geld en de goede speelruimte. Ik zie aan mijn kleinkinderen dat ze ontzettend veel spelen als peuter. Er is dus hoop”, is Foppe de Haan van mening.

Nederlands recordhouder op de 400 meter, herinnert zich nog als de dag van gisteren zijn eerste les op een scholengemeenschap in Castricum. “32 pubers stormden, nadat ze zich hadden omgekleed, de gymzaal binnen en gingen hangen aan de wandrekken of lieten zich keihard vallen op een van de kasten. Ik was totaal overrompeld. Maar zoals het tegenwoordig ook nog geldt voor de trainingen bij Feyenoord: respect moet je afdwingen. Dat lukt met veel geduld en begrip. De grootste oproerkraaiers die zelf van basketbal hielden, liet ik wedstrijdjes fluiten.” Het is niet moeilijk, zegt hij, om leiding te geven in een sportzaal. “Het allerbelangrijkste is dat je sportiviteit uitstraalt. Dat je houdt van bewegen en natuurlijk niet alleen maar waarin jij toevallig

uitblinkt, in mijn geval atletiek.” Zelf had Van de Goolberg het CIOS doorlopen (met specialiteiten recreatiesport, schermen, rugby en atletiek) voordat hij begon aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Den Haag. Hij stond van 1979 tot 1994 voor de klas voordat hij zich specialiseerde in herstel- en conditietraining. Zag met lede ogen hoe vakleerkrachten door bezuinigingen van de overheid één voor één aan de dijk werden gezet. Hoewel een kentering aanstaande lijkt, is lichamelijke opvoeding anno 2011 nog een stiefkindje. Hij ziet het zelfs bij ‘zijn’ voetballers van Feyenoord, in de leeftijd van 18 tot 26 jaar. Elke minuut die mogelijk was ‘gestolen’ ten gunste van de voetbalschool, waartoe zij waren uitverkoren. “Dus ze hebben het hele ‘normale’

gymonderwijs gemist. Want gymles betekent voor mij ook sociale vaardigheden leren opdoen. En bij spel rekening houden met die ene leerling die net iets dikker is dan jij en misschien iets minder talentvol. Door dit gemis is de kans groot op over het paard getilde sportprofessionals om maar niet te spreken van de grote fysieke risico’s op lange termijn. Want door je zo vroeg te specialiseren, mis je vaak een brede fysieke basis. De prijs wordt pas over dertig jaar betaald, met zware en soms onherstelbare knieblessures.” Van de Goolberg weet wel hoe de praktijk er idealiter uit zou moeten zien, zowel op gebied van theorie als praktijk. “Ik maak me grote zorgen over de gespecialiseerde sportopleidingen op CIOS en ALO, waar studenten elkaar nog nauwelijks zien en veel uitwisseling geschiedt per e-mail. Terwijl sociaal gedrag juist zo belangrijk is voor toekomstige docenten. De Academie durft daarnaast niet echt te kiezen voor specialisatie en probeert overal een graantje mee te pikken.” Scholieren zouden wat hem betreft dagelijks twee uur aan sport moeten doen van korfbal tot zaalvoetbal en alles daar tussenin. Ga skiën op de kunststofbaan van Bergen in Noord-Holland of maak kennis met duiken en/of snorkelen. Zorg in ieder geval dat plezier vooropstaat. “Bouw eigentijdse accommodaties en ruim die rare, ouderwetse gymzaaltjes op met een bulldozer.” Ja, zegt ook Foppe de Haan: weg met die accommodaties uit het jaar nul! De Fries zou al blij zijn met één uur sport per dag. “In Zuid-Afrika heb ik gezien dat het heel normaal is. Elke dag een uur sport, eventueel na het normale lesrooster. Cricket, voetbal of wat dan ook en dan met de hulp van ouders die ervaringsdeskundigen zijn. Daar zijn fulltime gymleraren aan het werk. Zo kweek je vanzelf een sportcultuur. Die begint toch echt op school. Sport moet van jongs af aan deel uitmaken van je dagelijks leven. Of het in Nederland ook gaat gebeuren? Het hangt af van geld en de goede speelruimte. Ik zie aan mijn kleinkinderen dat ze ontzettend veel spelen als peuter. Er is dus hoop.”

nummer 4 - 2011

COACH

29


THEMA

MEER debatSPORT OP SCHOOL!

Wat vindt het Nederlandse volk?

Meer sport op school! Hoe denkt Nederland over het belang van sport op school en daarbuiten? Om daar inzicht in te krijgen, ondervroeg de onderzoekswebsite Peil.nl van marktonderzoeker Maurice de Hond op verzoek van NLCOACH een representatieve doorsnede van de Nederlandse bevolking. Voornaamste conclusies: sporten op jonge leeftijd is van groot belang, sport levert een positieve bijdrage aan mens en maatschappij. Én: meer sport op school!

A

ls het aan de Nederlandse bevolking ligt, gaat het aantal sporturen in het onderwijs snel omhoog. Maar liefst 60% van de ondervraagden vindt dat op school meer aandacht moet worden besteed aan sport/bewegen. Bijna iedereen (90%) is het bovendien eens met de stelling dat het belangrijk is om op jonge leeftijd al veel te doen aan sport/bewegen. Bijna eenzelfde percentage (87%) vindt bovendien dat sport/bewegen een bijdrage levert aan een ‘fitte’ samenleving. Meer dan de helft (57%) van de ondervraagden is het eens met de stelling dat op latere leeftijd obesitas kan worden voorkomen door al op jonge leeftijd veel te sporten. De ondervraagden zijn ook zelfkritisch: 61% van de ondervraagden vindt dat ze zelf te weinig bewegen.

Door: Joost de Jong en Maurice de Hond

Leerprestaties

Niet alleen het gezondheids- en fitheidsaspect wordt door de Nederlandse bevolking onderkend. Sport wordt ook een rol toegedicht bij thema’s als acceptatie van regels, integratie en tolerantie en leerprestaties. ‘Samen sporten leert jonge mensen regels te accepteren’, zegt 84% van de ondervraagden. 69% vindt dat sport op school integratie en tolerantie in de samenleving bevordert. Nog opvallender is dat maar liefst 65% van de mensen vindt dat sport op school de leerprestaties bevordert, iets wat ook door wetenschappers wordt ondersteund (zie daarvoor ook pagina 34).

Gekwalificeerde leiding

Hoewel sport op school dus in ruime mate belangrijk wordt gevonden, vindt slechts een beperkt deel van de ondervraagden

Reacties Gerard Dielessen, algemeen directeur NOC*NSF:

“Eigenlijk wisten we het al wel, maar goed dat het nu door Maurice de Hond is onderzocht. Als je op jonge leeftijd hebt gesport, is de kans dat je later te dik wordt dus veel en veel kleiner dan als je dat niet hebt gedaan. Een slimme samenleving zal er daarom via school voor zorgen dat alle kinderen aan sport gaan doen. Dan leer je de Nederlandse jeugd hoe belangrijk het lichaam is. En het scheelt die slimme samenleving ook nog eens erg veel geld dat anders aan de gezondheidszorg moet worden besteed.”

Maurits Hendriks, technisch directeur NOC*NSF:

“Op school leer je hoe je het beste uit jezelf kan halen. Daar ontdek je waar je talenten zitten en hoe je die verder kan ontwikkelen en gebruiken. Op school leer je ook wat belangrijk is voor de rest van je leven om te weten en te kunnen. Als leerling meet je het belang van een vak af aan de plek die een vak op school krijgt. Wat vreemd dan toch dat de school zoiets belangrijks als het ontwikkelen van je sportprofiel niet serieus neemt en hooguit als ‘buitenschoolse’ activiteit aanbiedt. Of vinden we toch met zijn allen, tegen alles in wat we daar al over weten, dat sport gewoon niet belangrijk is voor de ontwikkeling van onze jeugd? Ik kan me die conclusie bijna niet voorstellen…”

30

COACH

nummer 4 - 2011

Cees Vervoorn, lector Topsport en Onderwijs, Universiteit van Amsterdam:

“De ruimte om goed te kunnen bewegen is een grondrecht van het kind! Erg prettig is het tevens dat bewegen een keihard aangetoond positief effect heeft op de leerprestaties! Waar wachten we op?”

Margo Vliegenthart, oud-staatssecretaris Sport:

“Sport, bewegen en onderwijs horen bij elkaar. Kinderen die sporten presteren ook ik cognitief opzicht beter dan zij die onvoldoende of niet bewegen. Gezondheid, sociale competenties, weerbaarheid, alles wat belangrijk is, ontwikkel je met sport spelenderwijs. Sport op school en in de buurt of bij de vereniging.”

Maurice de Hond, opiniepeiler:

“Dit onderzoek laat niet alleen een heel positieve houding van de bevolking zien ten aanzien van lichamelijk oefening en sport op school. Maar ook dat dergelijke activiteiten binnen en buiten school een positief effect hebben op het voorkomen van obesitas op latere leeftijd. Juist daarom mag sportbeoefening op scholen geen vrijblijvende activiteit zijn en dient sportbeoefening buiten schooltijd sterk bevorderd en ondersteund te worden.”


De belangrijkste uitslagen Vindt u dat op school meer of minder aandacht aan sport/bewegen gegeven moet worden dan vroeger? Allen Meer Zoals nu is het goed Minder Weet niet/geen antwoord Totaal

60% 29% 4% 6% 100%

Geslacht Man Vrouw 63% 58% 28% 30% 5% 4% 5% 8% 100% 100%

18-24 51% 35% 7% 8% 100%

25-34 59% 31% 4% 7% 100%

Leeftijd 35-44 62% 30% 4% 4% 100%

45-54 61% 29% 4% 6% 100%

55-64 70% 20% 5% 6% 100%

Vindt u dat op school meer of minder aandacht aan sport/bewegen gegeven moet worden dan vroeger? Allen

Stemgedrag Tweede Kamer PVV

VVD

CDA

D66

PvdA

SP

GroenLinks

Meer

60%

60%

63%

54%

64%

65%

58%

54%

Zoals nu is het goed

29%

30%

26%

34%

23%

31%

30%

33%

Minder

4%

6%

5%

2%

7%

2%

3%

1%

Weet niet/geen antwoord

6%

4%

6%

10%

6%

2%

8%

12%

Totaal

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage eens met de stelling Allen Geslacht Man Vrouw

18-24

25-34

45-54

55-64

Stellingen

Het is belangrijk om op jonge leeftijd al veel te doen aan sport/bewegen Sport/bewegen levert een bijdrage tot een ‘fitte’ samenleving Samen sporten leert jonge mensen regels te accepteren Sport op school bevordert integratie en tolerantie in de samenleving Het bevorderen van sport op school bevordert de leerprestaties Ik vind eigenlijk dat ik te weinig beweeg Als je jong veel aan sport doet dan vermijdt dat obesitas op latere leeftijd Sport op school zorgt ervoor dat men later actief wordt/blijft in een sportvereniging Ik heb te weinig sport op school gehad Sport/bewegen moet alleen maar plaatsvinden onder gekwalificeerde leiding

Leeftijd 35-44

90%

92%

88%

87%

92%

90%

90%

92%

87%

91%

83%

90%

81%

89%

87%

87%

84%

85%

83%

70%

88%

85%

83%

91%

69%

72%

65%

65%

69%

67%

64%

81%

65%

68%

63%

62%

67%

64%

61%

74%

61%

64%

58%

58%

66%

75%

53%

49%

57%

57%

57%

65%

49%

62%

58%

55%

55%

59%

52%

51%

51%

53%

52%

70%

38%

38%

37%

35%

33%

37%

35%

48%

35%

37%

34%

27%

26%

41%

34%

44%

Voor het volledige onderzoek en alle uitslagen: zie www.nlcoach.nl.

(35%) dat dat sportonderwijs gegeven moet worden door gekwalificeerde onderwijzers. Met andere woorden: een professionele gymnastiekleraar is niet nodig.

Relatie sport en dik zijn

Peil.nl vroeg de respondenten verder onder meer ook naar hun sportervaring tijdens de eigen schooltijd. Daaruit komen een aantal interessante conclusies naar voren. Zo noemt 32% van

alle ondervraagden zichzelf volslank en 16% dik, in totaal 48% dus. Van de groep die tijdens de lagere schooltijd níet op een sportclub heeft gezeten of niet regelmatig heeft gesport, noemt echter 41% zich volslank en 21% dik. In totaal dus 62% in plaats van de 48% van de groep ‘alle Nederlanders’. Aanmerkelijk méér dus. Van de ondervraagden die wel op een sportclub hebben gezeten of regelmatig hebben gesport, noemt 25% zich volslank en 14% dik,

39% in totaal, 9% minder dan de groep ‘alle Nederlanders’. De resultaten voor sport op de middelbare school vertonen eenzelfde patroon, al is het iets minder sterk. Ook is er een relatie tussen het sporten nu en dik zijn of niet, al is niet met zekerheid te zeggen wat hier oorzaak en gevolg zijn. Van degenen die nu niet sporten, is 36% volslank en 20% dik. Van de ondervraagden die wel sporten is 28% volslank en 12% dik.

nummer 4 - 2011

COACH

31


THEMA

MEER debatSPORT OP SCHOOL!

Obesitas indammen

“Stop muziek in een gezonde lijfstijl” H

Door: Kees Kooman

et gaat er niet om dat kinderen te dik zijn, betoogt voormalig marathontopper Gerard Nijboer vol elan, “zolang ze maar wel over voldoende energie beschikken.” Heel vaak gaat het ene (voldoende bewegen) wel samen met het ander (gezond lichaamsgewicht), “maar ik heb ook weleens verbaasd staan kijken naar wedstrijdjes waarbij op het oog te dikke jongens en meisjes schijnbaar moeiteloos vooraan liepen.” Pas dus op met vooroordelen en probeer intussen de jeugd ertoe te verleiden meer uit de luie computerstoel te komen. Graag verwijst de loopprofessor naar een recent artikel in de Volkskrant, waaruit bleek dat de meeste kinderen helemaal niet meer zitten met overtollig lichaamsgewicht. “Het is heel simpel: de norm is in recordtempo veranderd. Waar je in

“Er is geen sprake meer van een eventueel negatief zelfbeeld. Integendeel, eerder van een stukje onverschilligheid” 32

COACH

nummer 4 - 2011

een niet te ver verleden bij gymles mocht rekenen op genadeloze pestpartijen als ‘te dik’ kind, is nu iedereen gemiddeld wat zwaarder. Er is geen sprake meer van een eventueel negatief zelfbeeld. Integendeel, eerder van een stukje onverschilligheid. Want iedereen is nu eenmaal zo.” Het betekent nog niet dat je obesitas met alle gezondheidsrisico’s van dien ruim baan moet bieden. Maar kijk daarbij wel uit dat je de deur wijd open zet voor wat misschien een nog wel groter gevaar is: anorexia. “Die meisjes, het zijn bijna altijd meisjes, zijn er ook nog steeds. Die kunnen worden aangespoord om nog meer te gaan lijnen”, aldus Nijboer, onder meer initiatiefnemer van www.irun2bfit.nl, een programma om middelbare scholieren via hardlopen tot een gezonde leefstijl te ‘bekeren’. “Lijfstijl, zeg ik heel bewust. Je moet op gepaste wijze communiceren met de jeugd. Ik ben ook helemaal niet pessimistisch gestemd over de toekomst. Maar speel wel goed in op een veranderende maatschappij. Bij een aantal loopevenementen zijn de deelnemers drukker in de weer met het geven van high fives aan het aanwezige publiek dan dat ze zich om een eindtijd bekommeren. De klok is helemaal niet belangrijk. In alles wat je organiseert, moet vooral muziek zitten.”

Beelden

Gerard Nijboer, vader van twee opgroeiende kinderen, zag met verbazing hoe zijn dochter van het ene op het andere moment ging hardlopen, terwijl ze er altijd een hekel aan had. “Op school had ze bij het vak ‘gezondheid en verzorging’ kennisgemaakt met de positieve effecten van deze sportbeoefening. Het gebeurde op een leeftijd van twaalf of dertien jaar, een fase waarin je leven drastisch verandert. Je komt dan vaak voor het eerst regelmatig buiten de veilige omgeving van je dorp en gaat op zoek naar zelfstandigheid. Juist dan ben je gevoelig voor nieuwe impulsen.” Met kennis vanuit de schoolbank aan de slag. “Je kunt jongeren die misschien wel beschikken over een laag zelfbeeld aantonen wat voor sprongen ze fysiek kunnen maken. Aan de hand van liefst zo indrukwekkend mogelijke beelden, zoals de monnik die zijn lichaam op twee duimen kan laten balanceren. Alles is trainbaar. Doe wat moderne docenten doen: stel vragen aan jongeren in plaats van er kennis in te stampen. Iedereen kan grenzen verleggen, ook jij.”

FOTO: DREAMSTIME.COM

Wie jongeren in beweging wil brengen, moet niet alleen op de gevaren van obesitas wijzen. Dat zegt ervaringsdeskundige, coach en voormalig marathontopper Gerard Nijboer. Laat de knoet thuis en verplaats je in hun leef- en belevingswereld.

Het gebeurde op een leeftijd van twaalf of dertien jaar, een fase waarin je leven drastisch verandert. Je komt dan vaak voor het eerst regelmatig buiten de veilige omgeving van je dorp en gaat op zoek naar zelfstandigheid. Juist dan ben je gevoelig voor nieuwe impulsen


MEER SPORT OP SCHOOL!

FOTO: DREAMSTIME.COM

“Het doel is een actief, gezond en vrolijk leven voor ieder kind”

Olympisch vuur

Schooljudo wordt ondersteund door Olympisch Vuur. Eric Eijkelberg: “Het mooie van dit programma is dat onderwerpen als normen en waarden, respect, weerbaarheid en het reguleren van agressie ook aan bod komen.”

brandt nu ook in het onderwijs De kampioenen van 2028 volgen nu het lager onderwijs. Logisch dat Eric Eijkelberg, de recent aangetreden directeur van Olympisch Vuur, zijn eerste pijlen richt op de scholen. En daar heeft hij duidelijke ideeën over. Door: Kees Kooman

H

et zal geen verbazing wekken dat Eric Eijkelberg zich grote zorgen maakt over het ontbreken van een wettelijk minimum in het bewegingsonderwijs. Daarmee is bewegingsonderwijs kwetsbaar in tijden van bezuinigingen. Juist nu het meer dan ooit nodig is. “Bijna de helft van de kinderen die naar de basisschool gaan, haalt de dagelijkse beweegnorm niet. En dat is de generatie die in 2028 de fakkel moet dragen! De GGD constateert dat onze jeugd almaar ongezonder wordt. Wij willen dit tij graag keren en daarvoor moeten we beginnen bij de basis en die basis ligt op school. Dat is uiteindelijk dé plek om alle kinderen te bereiken en hen structureel meer te laten bewegen. Dit is ook precies de reden waarom Olympisch Vuur zich hard maakt om sporten op en na school onder de aandacht te brengen.”

Wat hem betreft is het duidelijk: sport moet niet gemiddeld tweemaal drie kwartier wekelijks op het programma staan, maar minimaal twee keer zoveel. En daarbij heeft een vakdocent gymnastiek bijna vanzelfsprekend zijn voorkeur. Daarnaast zoekt zijn organisatie naar mooie alternatieven om de jeugd weg te halen van de computer (“het gamen wordt steeds populairder”). Daarbij verwijst Eijkelberg naar Schooljudo, een programma voor kinderen tussen de vijf en twaalf jaar tijdens en na schooltijd. “Het lespakket is speciaal ontwikkeld met aandacht voor zowel sportieve als opvoedkundige doelstellingen en wordt gegeven door bondsgediplomeerde trainers (‘entertrainers’). Onderwerpen als normen en waarden, respect, weerbaarheid en het reguleren van agressie komen ook aan bod. Het programma is inmiddels een groot succes gebleken, mede dankzij de samenwerking met bedrijfsleven, sportverenigingen en overheid. Gemiddeld tien procent van de kinderen die meedoen wordt uiteindelijk lid van een judovereniging en dat is heel belangrijk. Zo leidt sporten op school ook tot sporten buiten schooltijd bij een vereniging. Daarbij is het ook een uitgelezen kans om kinderen te inspireren voor topsport. Als Ruben Houkes zijn olympische verhaal vertelt, heeft dat een ongelooflijke impact. Aan dit soort

nummer 4 - 2011

initiatieven geven we vanuit Olympisch Vuur volop support, dit is met recht een ‘Erkend Project 2028’.” “Het mooie van de aanpak van Schooljudo is dat andere sporten zoals hockey, volleybal, tafeltennis, et cetera op eenzelfde manier kunnen worden aangeboden in samenwerking met de betreffende bonden en sportverenigingen. Het is een groeimodel. Ook de ouders kunnen meehelpen dergelijke programma’s mogelijk te maken. Voor één euro per kind per uur sport zijn we al een heel eind!” “Binnen de kaders van het Olympisch Plan werken de alliantiepartners constructief samen om Nederland op olympisch niveau te brengen. Een belangrijke recente ontwikkeling is de toetreding van de MBO Raad en de HBO-raad (namens de gehele onderwijssector) tot Olympisch Vuur. Dit geeft aan dat het onderwijs de komende jaren een nog grotere rol binnen het Olympisch Plan 2028 zal gaan spelen.” “Met de beste programma’s, zoals het Schooljudo, moeten we aan de weg timmeren en het olympisch vuur aanwakkeren. Zo hoeft niet steeds opnieuw het wiel te worden uitgevonden. Maar vooropstaat voor mij het keren van de trend dat onze jeugd almaar ongezonder wordt. Met als doel een actief, gezond en vrolijk leven voor ieder kind. Als we daarin slagen, is dat een prestatie van olympisch formaat.”

COACH

33


THEMA

MEER debatSPORT OP SCHOOL! FOTO: DREAMSTIME.COM

Wat is het effect van regelmatig bewegen op de hersenen? Waarom kunnen topsporters vaak beter leren? De bewijzen worden geleverd in dit verhaal: lichamelijke oefening maakt echt slimmer. En: jong geleerd, is oud gedaan. Door: Kees Kooman

Sport en de invloed op de hersenen

Regelmatig bewegen maakt

echt slimmer 34

COACH

nummer 4 - 2011


U

itblinken in sport gaat heel vaak samen met achten, negens en tienen op school. Dat is aangetoond door onderzoek van het Interfacultair Centrum voor Bewegingswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Waar landelijk ongeveer vijftig procent van de kinderen tussen twaalf en zeventien jaar onderwijs volgt op het vmbo, ligt dat percentage bij jonge topsporters op de helft. Zij volgden hun opleiding aan een van de 25 LOOT-scholen, waar talenten worden ondersteund om sport en studie zo goed mogelijk te combineren. Voor de directeur van het Interfacultair Centrum en bijzonder hoogleraar Jeugdsport Chris Visscher staat vast dat goede motorische en complexe vaardigheden hand in hand gaan met betere schoolprestaties. Sporttalenten, en zeker de uitblinkers, hebben goed geleerd doelen te stellen en weten hoe ze die ‘door zelfregulatie’ het beste kunnen bereiken. Dat geldt ook voor hun schoolprestaties. Wetenschappers uit de hele wereld hebben aangetoond wat veel mensen liever niet willen horen: regelmatige lichaamsbeweging maakt echt slimmer. Het geldt voor alle niveaus. Hoe intensiever de training (hoe hoger de hartslag), hoe groter de effecten op de hersenpan. Onderzoeken bij zowel jongeren als gepensioneerden toonden aan dat lichamelijke inspanning leidde tot een sterk toegenomen doorbloeding van de zogeheten hippocampus, het geheugencentrum.

Hersenpokon

De Japanse neuroloog Kisou Kubota, verbonden aan de Universiteit van Nihon Fukushi, is heel stellig in zijn beweringen. Volgens hem zorgt lichamelijke oefening ervoor dat je gemakkelijker (nieuwe) informatie opslaat in het brein. Hij doelt dan op de aanmaak van neurotransmitters (zoals serotonine en dopamine), noodzakelijk bij informatieoverdracht. Je moet er wel wat voor over hebben om de beste resultaten te boeken. “Het gaat erom je hartslag flink aan te jagen. Wij hebben daarna duidelijk positieve effecten gemeten op reactie- en leervermogen, het geheugen en de mogelijkheid beschadigde hersencellen te repareren.” Volgens de Japanner loont iedere vorm van lichamelijke oefening de moeite. Hoe vaker, hoe beter, maar minimaal drie tot vier keer per week een halfuur. Hij propageert zelfs te gaan sporten met tegenzin. Ook dan zul je extra aanmaak hebben van wat hij ‘hersenpokon’ is gaan noemen. Onderzoek bij ratten die door middel van stroomstootjes gedwongen werden om in actie te komen op een tredmolen, heeft dat aangetoond. Lichamelijke oefening alleen is overigens niet voldoende, aldus Kubota, maar moet gepaard gaan met ‘intellectuele uitdagingen’, desnoods in de vorm van kruiswoordpuzzels. Nog een andere belangrijke conclusie van de Japanner is dat je nooit jong genoeg kan beginnen met sport, maar ook nooit oud genoeg bent om toch nog de zoete vruchten te kunnen plukken van trainen. Uit onderzoek naar het sportverleden van 441 ouderen met een gemiddelde leeftijd van 77 jaar bleek dat degenen die tussen hun 20ste en 59ste jaar aan conditietraining hadden gedaan een veel kleinere kans hadden op de ziekte van Alzheimer. Maar ook lichamelijke oefening op latere leeftijd zorgde voor gunstige effecten op de algehele gezondheid.

Beter in wiskunde

In het Amerikaanse Naperville experimenteerde sportleraar Phil Lawler met een mix van sporten en leren bij zijn studenten. Degenen die meededen aan zijn onderzoek liepen regelmatig hard en boekten vooral in de bètavakken betere resultaten. Heel bijzonder was het resultaat van studenten die moeite hadden met wiskunde, maar significante progressie boekten toen ze regelrecht vanuit de sportzaal begonnen met bijlessen. Veel geringer was het succes toen bij een herhaling de lessen pas zes uur na de lichamelijke oefening, Door van jongs af aan te sporten versterk je de verbindingen in de prefrontale cortex in de hersenen. Het geeft een buffer tegen aftakeling, want juist die prefrontale kwab gaat bij ouderen als eerste achteruit.

Lichamelijke oefening zorgt ervoor dat je gemakkelijker (nieuwe) informatie opslaat in het brein afwisselend touwtjespringen, opdrukken en hardlopen, begonnen. Psychiater John Ratey van de Harvard University, schrijver van het boek Spark, is als adviseur verbonden aan het Naperville-programma. Hij zegt ervan overtuigd te zijn door middel van actieve sportprogramma’s toekomstige generaties veel slimmer te kunnen maken. Dat hij niet wordt beschouwd als een zonderling blijkt uit het feit dat op veel scholen in Naperville een hartslagmeter bijna net zo belangrijk is als goed studiemateriaal. Ratey propageert een hartslag van 160 tot 190 slagen per minuut, gedurende minstens een kwartier, voor de beste resultaten. Net als zijn Japanse collega in Fukushi benadrukt hij dat training hand in hand moet gaan met intellectuele uitdagingen. Bewegen zorgt er ook voor dat meer nieuwe hersencellen worden aangemaakt, tot op hoge leeftijd. De Groningse onderzoekster Karin van der Borght kwam erachter dat sportieve muizen aanzienlijk meer nieuwe hersencellen in het geheugencentrum hebben dan passieve soortgenoten. De actieve diertjes moesten er wel wat voor over hebben en legden soms twaalf kilometer in één nacht af. Wetenschapper Maaike Angevaren boekte voor haar promotieonderzoek in Leuven soortgelijke resultaten bij een grote groep proefpersonen, 45-plussers. Hoe actiever de leefstijl (het gold niet alleen voor sportbeoefening) hoe hoger de cognitieve processnelheid. “Die is te vergelijken”, aldus de wetenschapper, “met een computer en de snelheid waarmee deze programma’s opent.” Degenen die over een periode van vijf jaar even actief bleven, of er een schepje bovenop gooiden, gingen het minst achteruit in wat Angevaren de ‘processnelheid’ noemt. De hersenen blijken sneller te schakelen als je af en toe dusdanig intensief beweegt, dat de hartslag en ademhaling omhoog gaan. Het is volgens haar niet nodig om heel vaak of lang achter elkaar te sporten, maar de intensiteit is wel van belang.

Prefrontale cortex

De Amsterdamse professor Erik Scherder heeft al vaker beweerd dat bewegen inderdaad slimmer maakt. Tegelijkertijd sprak hij even regelmatig zijn bezorgdheid uit over het gebrek aan voldoende lichaamsbeweging bij veel kinderen van deze tijd die liever urenlang achter computer of televisiescherm zitten. Alle beetjes helpen. Kinderen die op de basisschool extra lichamelijke inspanning (“heel bescheiden bewegingsprogramma’s”) verrichtten, lieten significant betere schoolprestaties zien dan vergelijkbare klasgenootjes, alleen actief bij de standaard gymlessen. Jong geleerd, oud gedaan. In een interview met dagblad Trouw heeft de professor uitgelegd dat kinderen dankzij lichaamsbeweging een cognitieve reserve aanleggen. “De prefrontale cortex in de hersenen ontwikkelt zich nog tot het 25ste levensjaar. Door te sporten versterk je de verbindingen op dat gebied. Het geeft een buffer tegen aftakeling, want juist die prefrontale kwab gaat bij ouderen als eerste achteruit.” Daarom pleit Scherder voor lichamelijke oefening op elke leeftijd. Je houdt er niet alleen hoge bloeddruk, hart- en vaatziekten mee van het lijf, maar ook dementie op afstand. Hij zou het graag van de daken willen schreeuwen: beweeg elke dag minstens een halfuur. “Dat is wat het brein nodig heeft – van de wieg tot het graf.” Bronnen: Sport Knowhow XL, Trouw, Mens en Gezondheid

nummer 4 - 2011

COACH

35


Zilveren Kruis biedt Nederlandse sporters sportmedische zorg. Dat is de Plus van Zilveren Kruis

Zilveren Kruis Achmea vindt sport en beweging in combinatie met goede zorg belangrijk. Daarom zijn wij official supplier van NOC*NSF. Wij steunen Nederlandse topsporters met een sportmedisch pakket en voor alle amateursporters hebben wij de Nationale Sportpolis met extra sportdekking. www.zilverenkruis.nl


ADVERTORIAL

Het succes van de leden en de groei van de vereniging staat of valt met de kwaliteit van de trainer. Daarnaast is bij trainers en coaches steeds

Scholing, wie betaalt dat?

meer behoefte aan meer dan alleen sportspecifieke kennis, bijvoorbeeld op het gebied van mentale gezondheid en inspanningsfysiologie. Trainers en coaches zijn nooit uitgeleerd. Scholing is derhalve voor zowel de werkgever als voor de werknemer van belang. Hoe zit het in dat geval met bijvoorbeeld de studiekosten?

Als de werknemer zelf de studiekosten betaalt, kan hij deze kosten als buitengewone lasten bij zijn aangifte inkomstenbelasting aftrekken, mits de opleiding bijdraagt aan het verbeteren van zijn financieel-economische positie. Als de werknemer een opleiding wil volgen omdat hij die zelf interessant vindt en die ook in het belang is van zijn werkzaamheden, kan de werkgever betaald studieverlof verlenen. De werkgever kan de werknemer verplichten deel te nemen aan scholing als dit nodig is voor de functie. In dat geval betaalt de werkgever de volledige opleidingskosten, zoals bijvoorbeeld een trainersopleiding. Werknemer en werkgever zijn in beginsel vrij om afspraken te maken over (terug)betaling van studiekosten, want er bestaat op dit moment nog geen wettelijke regeling. Deze (contracts)vrijheid is echter niet onbegrensd. Op grond van de rechtspraak (HR 10 juni 1983, NJ 1983, 796) kunnen werknemer en werkgever een studiekostenregeling rechtsgeldig overeenkomen mits aan een aantal criteria voldaan is:

De studiekostenregeling moet schriftelijk en duidelijk geformuleerd zijn. Een studiekostenregeling bepaalt doorgaans dat er alleen een terugbetalingsverplichting bestaat wanneer de werknemer zelf ontslag neemt, of de arbeidsovereenkomst door eigen toedoen eindigt (zoals bij disfunctioneren). Bij het einde van een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd is daarvan geen sprake. Dus als de werkgever na afloop van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd toch de studiekosten wil terugvorderen, moet dat expliciet worden overeengekomen. Aangegeven moet worden hoelang de werkgever geacht wordt baat te hebben van de door de werknemer gevolgde opleiding. Op terugbetaling van studiekosten heeft de werkgever geen recht meer wanneer de werkgever – na het voltooien van de opleiding – in voldoende mate heeft geprofiteerd van de opleiding van de werknemer. De regeling tot

nummer 4 - 2011

terugbetaling wordt doorgaans in tijd beperkt, bijvoorbeeld twee jaar. Het moet een ‘glijdende schaal’ bevatten. Dat houdt in dat de betalingsverplichting tijdens de vastgestelde periode evenredig moet afnemen. Tevens dienen de terug te betalen kosten in redelijke verhouding te staan met het loon van de werknemer.

Een studiekostenregeling wordt getoetst op de redelijkheid en de billijkheid. Het kan dus voorkomen dat een overeengekomen terugbetalingsverplichting, omdat deze onredelijk is, komt te vervallen. Zoals de omstandigheid waarbij de werknemer vertrekt doordat hij de kans krijgt elders te beginnen, omdat de toekomst bij zijn huidige werkgever onzeker is. Het is dan ook goed om te zorgen voor duidelijke afspraken als u een opleiding gaat volgen.

COACH

37


VERTROUWEN

De Tour bracht de Rabobank-wielerploeg niet het succes waar ze op gehoopt hadden. “Ik zag Robert vaak beter worden als er druk op hem kwam te staan, dus ik had er alle vertrouwen in. Maar het is anders gelopen.”

Erik Breukink, technisch directeur van een wielerploeg onder het vergrootglas

“We schuiven renners niet zo snel aan de kant” 38

COACH

nummer 4 - 2011


Het wielerjaar nadert zijn einde, maar Erik Breukink is sinds januari ook al bezig met het volgende seizoen. Diende hij zich vroeger als ploegleider slechts om de dag van vandaag te bekommeren, als technisch directeur van de Rabobank-wielerploeg moet hij vooruitkijken naar morgen en overmorgen. Een tegenslag op de korte termijn, zoals de mislukte Tour van Robert Gesink, hoeft niet te betekenen dat de kopman meteen wordt afgeschreven voor de lange termijn. “Je moet renners kansen durven geven.”

Door: Sven Remijnsen Foto’s: Cor Vos

D

e treinen denderen met geraas langs het terras in Kalmthout, zijn woonplaats vlak over de grens bij Roosendaal, maar Erik Breukink doet onverstoorbaar zijn verhaal. Ook de mobiele telefoon die vrijwel onophoudelijk zoemt in zijn broekzak, leidt hem niet af. Pas wanneer er twee rennertjes voorbijfietsen, in bontgekleurde shirts, dwaalt zijn blik af. “Kijk, de jonge Van der Poeltjes zijn aan het trainen”, zegt hij. “Die wonen hier vlakbij.” Hij kijkt David en Mathieu, de zonen van oud-renner Adrie van der Poel, na tot ze uit het zicht zijn verdwenen. Uit interesse en ook uit beroepsdeformatie, want Erik Breukink (47) kijkt altijd en overal naar wielrenners. In de jaren tachtig en negentig werd er vooral naar hem gekeken, als profcoureur met een prachtige staat van dienst, onder meer in de Giro en de Tour. In 2004 werd hij ploegleider bij Rabobank, het team waar hij zeven jaar eerder zijn actieve carrière had beëindigd. Sinds vorig seizoen is Breukink technisch directeur van Nederlands grootste wielerploeg. Hoe ben je in deze rol terechtgekomen? “Ik ben gevraagd. Er was een algemeen directeur en onder hem vielen de ploegleiders, maar het ontbrak nog aan iemand die het complete sportieve beleid bepaalt. Dat ben ik geworden. Ik geef sturing en ondersteuning aan vijf ploegleiders en 27 renners.”

In hoeverre verschilt dit van je vorige functie als ploegleider? “Ik heb er veel meer organisatorische taken bij gekregen. Mijn werkterrein is breder geworden, ik moet me nu overal mee bezighouden. Niet alleen met de renners, maar ook met al het personeel en met de media. Ik heb ook vaak contact met de managers van onze renners. Ik kijk continu vooruit. Als ploegleider ben je vrijwel alleen bezig met het hier en nu, als technisch directeur denk je aan het hier en nu én aan de toekomst.” Met welke doelstellingen werk je? “Voor 2011 was het eerste doel om te presteren in de belangrijkste wedstrijden: de klassiekers en de Tour. Het tweede grote doel was om met meer renners meer proberen te winnen, in de breedte renners ontwikkelen en kansen geven. Daaronder valt ook de doorstroming van talent vanuit onze opleidingsploeg, het Continental Team.”

“Als ploegleider ben je vrijwel alleen bezig met het hier en nu, als technisch directeur denk je aan het hier en nu én aan de toekomst” nummer 4 - 2011

COACH

39


VERTROUWEN

Wanneer laten jullie een talent doorstromen naar de profploeg? “Dat een renner een goede belofte is, wil nog niet zeggen dat hij ook een goede prof wordt. Ik heb door de jaren heen geleerd om niet te snel jongens aan de kant te schuiven. Je moet renners kansen durven geven. Altijd komen er weer verrassingen bovendrijven, jongens die zich pas op latere leeftijd ontwikkelen. Daarom kijken wij veel verder dan naar cijfertjes en uitslagen alleen. Wat voor kop zit erop? En wat is zijn motivatie? Het belangrijkste om te slagen is het hebben van een specialisme. Daarmee kun je uitgroeien tot een wereldtopper. Een sprinter, een tijdrijder of een pure klimmer, zoals Robert Gesink.” En Steven Kruijswijk. “Ik had niet verwacht dat hij zo snel zo’n goede ronderenner zou zijn. Ook bij hem hebben we verder gekeken dan zijn resultaten. Hij was stabiel, stond stevig in zijn schoenen en zijn mentaliteit was positief. Vooral daarom is hij prof geworden.” Hoe worden de renners begeleid? “Iedere ploegleider is ‘rennersregisseur’ van vijf of zes man die hij onder zijn hoede heeft. Niet iedereen heeft intensieve begeleiding nodig. De één wil dagelijks contact, de ander voelt zich prettiger als hij meer met rust wordt gelaten. We werken binnen de ploeg ook met onze eigen wielertrainers. Alle relevante trainingsgegevens worden tijdens de training opgeslagen via het SRM-systeem en de renner zet die daarna via zijn computer op een speciale site. Zijn trainer kan dan precies zien hoe het gaat en of hij eventueel de schema’s moet aanpassen.” Vroeger trokken renners regelmatig hun eigen plan, met een eigen trainer of begeleider. Hoe is dat nu? “Dat gebeurt steeds minder vaak. Binnen onze ploeg gaat het nog maar om enkelingen. En altijd in nauw overleg met onze eigen trainers. Nee, daar zitten geen omstreden mensen bij. Dat is bewust beleid geweest na de Rasmussen-Tour in 2007. De vrijheden zijn ingeperkt, we willen zicht hebben op de contacten van onze renners. Het was een noodzakelijke omslag. De sport is de laatste jaren erg veranderd, renners moeten nu heel gedisciplineerd zijn. Altijd hun whereabouts

“Het belangrijkste om te slagen is het hebben van een specialisme” 40

COACH

nummer 4 - 2011

invullen ook. Er komen nog wel eens foutjes en slordigheden in voor, maar het systeem is geaccepteerd.” Rasmussen bracht de ploeg aan de rand van de afgrond met de affaire rond zijn whereabouts. Weten jullie nu altijd waar iedereen is? “Wij mogen niet in de whereabouts van onze renners kijken, dus we zien niet wat ze invullen en wat ze later eventueel veranderen. In het begin hadden we via de UCI, de internationale wielerunie, nog wel toegang tot de whereabouts, maar dat is later afgeschaft. Uit privacyoverwegingen, denk ik.” Zou je dat toch niet liever anders zien? “Nee. Ik vind het niet noodzakelijk dat wij meekijken.” De Tour is jullie belangrijkste wedstrijd van het seizoen. Wanneer is het besluit genomen om met Robert Gesink als enige kopman naar Frankrijk te gaan? “Na de Tour van vorig jaar hebben we bewust afscheid genomen van Menchov als kopman om volledig de kaart Robert te durven spelen. Hij was nog jong, maar zag er niet tegenop om de belangrijkste man te worden. Ik zag hem vaak beter worden als er druk op hem kwam te staan, dus ik had er alle vertrouwen in. Maar het is anders gelopen. Het is nu even moeilijk te zeggen hoe goed hij tegen de druk bestand is.” Toen hij viel in de eerste week, viel jullie Tour in het water. “Robert is na die val nooit meer op zijn fysieke niveau geweest. Dat was voor hem heel lastig te accepteren. Dan reden er bergop nog zestig man in de voorste groep en kreeg hij het al moeilijk. Daar kon hij niet altijd even goed mee overweg. Misschien kwam hij naar buiten toe wat ongecontroleerd over in zijn reacties. ‘Zo heeft het weinig zin meer’, zei hij toen hij een minuut verloor. Dat kan raar overkomen. Als kopman moet je dat ook niet meteen zeggen, je moet koel blijven. Maar Robert is nog jeugdig, nog altijd maar 25, en het was de eerste keer dat hij zoveel tegenslag had.” Hij werd al snel afgeschreven in de publieke opinie. “Dat was in deze Tour het moeilijkste voor hem, dat de stemming zo snel omsloeg. Iedereen heeft ineens een mening over je. Ik kijk graag naar Studio Voetbal, maar als het over jezelf gaat, is het toch anders. Onze buschauffeur nam in het begin altijd Tour du Jour op, het praatprogramma van RTL. Daar keken de renners dan naar. We zijn er op een gegeven moment maar mee gestopt, want het werd zo persoonlijk, het ging alleen nog maar over Robert. Veel klopt niet, mensen zien veel dingen niet. Maar je trekt het je toch aan.”


Na de finish op Luz Ardiden, waar hij achttien minuten verloor, stond Gesink de Nederlandse pers niet te woord. Wat vond je daarvan? “Aan de ene kant was dat een begrijpelijke reactie van Robert. Het was de frustratie van een sportman die niet goed in zijn vel zit. Maar je wint het spel toch nooit, omgaan met de media hoort bij je sport en het is daar zelfs een belangrijk aspect van: Hoe kijkt het publiek naar je ploeg? Je moet er dus wel iets mee doen.” Wat ga je er precies mee doen? “Er gaat aan gewerkt worden. Dat is ook belangrijk voor Robert zelf. De buitenwereld mag geen overheersende invloed krijgen op zijn gemoedstoestand.” Kan hij al dat negativisme omzetten in iets positiefs? “Ja, hij moet er sterker uit kunnen komen. Dit maakt hem hard. Snel vergeten, doorzetten en niet erin blijven hangen. Robert moet het gevoel blijven houden dat het vertrouwen in hem binnen de ploeg groot is. Of dat vertrouwen er nog is? Wat mij betreft wel.” Afgezien van de kopman werd ook de rest van de ploeg aangepakt. “Waar we voor kwamen, het klassement, hebben we niet kunnen waarmaken. We hebben nog wel een rit gewonnen met Luis León Sánchez, maar dat maakt de Tour niet goed. De omslag binnen de ploeg, na de val van Robert, is niet geworden wat we ervan verwachtten. Dat viel tegen. We zijn meegegaan in ontsnappingen, maar hadden een tweede rit moeten winnen.” Vacansoleil, de andere grote Nederlandse ploeg, oogstte veel lof met de aanvallende manier van rijden. Ben je daar jaloers op? “Nee hoor. Sterker nog, het is juist goed dat zij erbij zijn gekomen. Veel meer Nederlandse talenten krijgen nu de kans op het hoogste niveau, het Rabo Continental Team is niet meer de enige manier om prof te worden. Er zijn meer wegen die naar Rome leiden.” Niet al jullie talenten groeien uit tot toppers. Zie je zo’n omslag in de carrière aankomen? “Iedereen begint als talent, maar sommige renners maken zelf de keuze dat ze geen kopman worden. Ze merken dat ze het niet kunnen afmaken onder druk en manoeuvreren zich in een andere, ondergeschikte positie. Toch houden ze dan vaak een dubbele agenda: werken voor anderen en toch ook rijden voor de eigen kans. Dat is soms moeilijk voor de balans binnen je ploeg. Vergelijk het met een voetballer die een

pass moet geven, maar in plaats daarvan een individuele actie maakt. Dat kan je een doelpunt kosten. Maar niet iedereen is een goede knecht, dat moet je ook kunnen.” Heb je ook geboren teamspelers binnen de ploeg? “Er zijn altijd jongens die de leiding nemen, de rest aansturen en het verlengstuk zijn van de ploegleiders. Juan Manuel Gárate rijdt altijd op posities waar hij dingen kan zien gebeuren. Daar maken wij graag gebruik van.”

Erik Breukink met Luis León Sánchez. “Sánchez heeft nog wel een rit gewonnen, maar dat maakt de Tour niet goed. De omslag binnen de ploeg, na de val van Robert, is niet geworden wat we ervan verwachtten.”

Ook Peter Murphy staat jou en de ploegleiders tijdens het seizoen bij. “Peter heeft individueel contact met ons, hij is de begeleider van de coaches. Het gaat vaak over hoe je verschillende individuen moet benaderen. Je mag niemand als eenheidsworst behandelen. Dat brengt Peter ons bij. Hij kijkt heel nuchter naar ons van buitenaf.” Heeft de technisch directeur ook tijd om van buitenaf naar zijn ploeg te kijken? “Pas in de kerstperiode, als de planning voor het nieuwe seizoen grotendeels rond is, heb ik echt vakantie. Dan kan ik eindelijk ook mijn telefoon eens even uitzetten.”

nummer 4 - 2011

COACH

41


COACH IN DE REGIO

Turntrainster Kate Sarisska

“Van 36 uur per week trainen word je niet beter” Kate Sarisska (45) is al

21 jaar turntrainster in Haarlem, bij de vrouwenafdeling van Bato. Ze komt oorspronkelijk uit Slowakije. “Wie had kunnen denken dat het Nederlandse turnen ooit beter zou worden dan dat in Tsjechië of Slowakije?”

COACH

“De heren van Pax uit Hoofddorp trainen bij ons. Dan heb je HLC, van een heel laag niveau. Dat botst wel eens. Met hen in de zaal is het drie keer zo druk. Het is recreatief, dat moet er ook zijn, geef ik toe, maar het is wel behelpen. De zaal lijkt mooi, compact ja, maar eigenlijk is-ie te klein. De aanloop van een sprong hoort 25 meter te zijn. Wij hebben 23 meter. Als het mooi weer is, doen we de deuren open. Dan is het weer 25 meter.” De zaal dateert van 1993. “Daarvoor werkten we in een gymzaal.” Zo’n zaal waar elke dag de turntoestellen neergezet moeten worden. Nu staat alles er permanent. De dag dat we Sarisska spreken, is er een schoonmaakploeg bezig. Een wolk van stof en magnesium hangt in de hal. Hoe zou het eigenlijk met de luchtkwaliteit zijn, denken we hardop.

“Jonge trainsters zijn nog helemaal gebroken als een pupil stopt. Daar moet je maar aan wennen”

Door: John Volkers Foto’s: Loes Schmidt

42

H

aar tienjarige dochter Jara corrigeert haar met regelmaat. “Dat ‘de’ ‘het’ hoort te zijn.” Katarina Sarisska (‘noem me maar Kate’) heeft met haar Slowaakse wortels de Nederlandse taal best behoorlijk onder de knie, maar bij de taalkennis van haar dochter valt ze compleet in het niet. “Jara leest ook mijn e-mails voor ik ze verstuur.” Wandelen in de bergen van Slowakije, dat is wat ze mist van haar geboorteland, maar verder is Kate Sarisska volkomen gelukkig in Hoofddorp, haar woonplaats, en in Haarlem, waar in het Kennemer Sportcenter haar trainingszaal staat. Hij is goed uitgerust, die zaal, maar wel een beetje vol, geeft de trainster van Bato aan het eind van het gesprek toe.

nummer 4 - 2011


Geschrokken Kate Sarisska kwam in 1990 naar Nederland. “Ik was klaar met mijn universitaire studie pedagogiek. De wereld was veranderd na de val van de Muur. Mijn vader zei dat ik mocht kiezen voor een reis naar Duitsland, Zwitserland of Nederland. Het was een beloning.” Het reisdoel werd Nederland. “Ik was er al eens geweest voor een turninterland, NederlandTsjechoslowakije, in 1978. Die was in Zandvoort. Het was in mijn hoofd blijven hangen.” Sarisska bleef hangen in Nederland. Drie maanden werden een halfjaar. Een halfjaar werd de rest van haar leven. Al snel was bekend dat een befaamde turnster uit het Oostblok in de regio Haarlem was beland. “Freek Guit deed hier bij Bato de heren. Hij was met een Slowaakse getrouwd. Ik kende geen woord Nederlands, moest me in het Engels zien te

Kate Sarisska is onder andere trainster van Sanna Overbeek (links) en Annabelle Schmidt.

redden, maar de hoofdtrainster, Maartje de Wit, sprak die taal niet erg. Dat werd met handen en voeten spreken.” In 1993 volgde ze in Haarlem De Wit op, als hoofdtrainster. Ze had de aantekeningen van grote kennis en internationale ervaring. Sarisska turnde de Olympische Spelen van 1980 in Moskou en drie WK’s, Fort Worth, Moskou en Boedapest. Ze hield haar sport ‘lang’ vol, tot haar 20ste. Dat is oud voor een turnster. Kate turnde in het nationale internaat, bij Praag. In Nederland schrok ze van het niveau. “Het was hier veel minder

en slechter dan ik gewend was. Dat was nog het oude Oostblok. Er was van dat overdreven enthousiasme op Nederlandse kampioenschappen. Ik vond dat zo erg. Klappen voor oefeningen die niks voorstelden. Waar ben ik beland, dacht ik.” “En nu is Nederland beter dan Tsjechië geworden. Tsjechië doet niets meer aan jeugdopleiding. Slowakije stelt helemaal niks meer voor. Wie had kunnen denken dat het Nederlandse turnen ooit beter zou worden dan dat in Tsjechië of Slowakije? Ik in elk geval niet.” Tsjechoslowakije was het land van de befaamde Vera Caslavska, zevenvoudig olympisch kampioene turnen in 1964 en 1968. “Zij kwam regelmatig in ons permanente trainingskamp. Ze heeft zelfs nog mijn eerste vloeroefening gemaakt, toen voor de nationale ploeg. Zij was een grappige vrouw. Ze leeft nog, ze heeft een triest leven gehad. Puberzoon gaf vader een zet, man dood. Caslavska raakte zelf in een psychiatrische inrichting. Daar is ze nu weer uit. Door haar ben ik met het echte turnen begonnen.” Turnen is altijd alles geweest voor Kate Sarisska. “Als ik opnieuw geboren zou worden, deed ik weer alles hetzelfde. Dan werd ik weer turnster. Ik heb nooit spijt gehad, al ben ik honderd keer gevallen.” Streng “Tsjechoslowakije was anders. Daar moest je doen wat de trainer zei. Hier werd gepraat door de turnkinderen. Tegen jou als trainer. Zij deden hun mond open. Ik dacht: het kan dus ook anders.” “Sommigen denken dat ik streng ben, vergeleken met andere trainers. Terwijl ik het zelf niet zo ervaar. Mensen die me kennen, weten dat het niet zo is. Ik ben consequent ja. En door mijn taalgebruik, ik laat nog wel eens een woord weg en ken de finesses van het Nederlands niet echt, lijkt het streng.” Ze begon met vier turnsters. “Dat was het, toen ik het hier van Maartje de Wit overnam. Nu is er structuur bij de club. Ik ben er al twintig jaar bij tenslotte. Er zijn nu zestig turnsters in mijn selectie,

nummer 4 - 2011

van elf tot bijna twintig jaar. Dat is de leeftijd van Annabelle Schmidt die bij mij is gekomen. Zij is overgestapt van Turning Spirit in Amsterdam, met nog twee grote talenten. Chantysha Netteb is er een van. Zij heeft de EJOF, het Europees Jeugd Olympisch Festival, in Trabzon gedaan. Ik heb haar voorbereid met een trainingskamp in Frankrijk. Chantysha is een prachtig talent. Springen kan ze geweldig. Ze kan een drievoudige salto. Maar ze is ook bang. Ze kwam hier. ‘Ik kan niks’, zei ze. ‘En ik ben niet te coachen.’ Hoe kan zoiets?” “Ik heb wel te doen met die club uit Amsterdam. Een prachtige nieuwe zaal, maar er zijn wel problemen. Zoals overal wat gebeurt. Victory uit Alkmaar is opgeheven. K&V uit Opmeer doet geen topsport meer. Talenten komen naar Bato. Wij hebben hier een erg leuke club. Bestuursleden die echt van de wedstrijdsport houden.” Het turnbestaan is een lastig bestaan. Natasja Blind, het grootste talent dat ze de laatste jaren in Haarlem hadden, kon het niet meer aan. “Ik had een goede band met haar. Ze moest steeds op haar eten letten. Ze had zó genoeg van lijnen. Ze zei: ‘dit trek ik niet meer.’ Ze is gaan trampolinespringen. En gegroeid ja.” Kate Sarisska is eraan gewend geraakt. “Jonge trainsters zijn nog helemaal gebroken als een pupil stopt. Daar moet je maar aan wennen. Het is nooit leuk. Maar ze komen en ze gaan. Ik wil dat mijn turnsters op een goede manier stoppen. Weglopen zoals die meiden uit Amsterdam, dat zou ik niet fijn vinden.” Ze heeft gevoel voor verhoudingen gekregen in Nederland. Haar turnsters trainen 24 uur per week. “En ze kunnen 28 uur doen. Ik vind dat veel. Beter iets minder met goede inzet dan verplicht in de zaal zitten. Tijd rekken om je uren vol te maken. Ik heb in het verleden 36 uur per week training gegeven aan een topsportgroep. Daar word je niet vrolijk van. En je wordt er ook niet beter van.”

COACH

43


“Je kunt beter trainen door minder te doen” Sport ontwikkelt zich voortdurend. Coaches introduceren nieuwe trainingsmethodes, krachttrainers komen tot andere inzichten en sporters ontdekken nieuwe inspiratiebronnen. In deze rubriek krijgen deze ontwikkelingen aandacht. Dit keer: In hoeverre moet je als coach aan periodisering doen? Door: Jan-Cees Butter

Raymond Verheijen: “Veel trainers maken de conditionele opbouw belangrijker dan het ontwikkelen van een goed ingespeeld team”

FOTO: MAURICE VAN STEEN

FOTO: HARRY BROEZE

Peter Bosz: “Als coach heb je snel de neiging te veel te doen”

44

Kees Luijckx: “Voetbal is een lastige sport. Voetballers moeten in feite een seizoen lang pieken”

COACH

nummer 4 - 2011

I

n de voorbereiding op het huidige voetbalseizoen hoorden we weer regelmatig spelers klagen over de hoge trainingsintensiteit. PSV trainde soms drie keer per dag op trainingskamp in Oostenrijk, Araz Özbiliz hijgde voor de camera nog na van een zware trainingsweek met Ajax en de spelers van NAC moesten voortdurend rondjes lopen in de eerste weken van het nieuwe seizoen, zo viel te lezen. Veelzeggend was misschien het commentaar van Ajax-trainer Frank de Boer, die na een teleurstellend resultaat tegen de Duitse amateurs van SSV Jahn Regensburg (0-0) zei: “We waren slordig in de passing, omdat we een zware training achter de rug hadden.” Raymond Verheijen, inspanningsfysioloog en momenteel assistent-bondscoach bij Wales, schudt meewarig het hoofd als hij zulke teksten hoort. “Hoe kan het nou zijn dat een wedstrijd in de voorbereiding ondergeschikt is aan een training? Dat doe je tijdens de competitie toch ook niet? Veel trainers maken de conditionele opbouw belangrijker dan het ontwikkelen van een goed ingespeeld

team. Het fenomeen conditie is een eigen leven gaan leiden”, concludeert Verheijen.” Verheijen windt zich merkbaar op als de trainingsaanpak van sommige trainers ter sprake komt. Vorig jaar, toen de eredivisie zich in de eindfase bevond, twitterde hij: “Zowel PSV als FC Utrecht houden van harde en lange trainingssessies. Nu is de brandstof op. Wat een verrassing.” Verheijen kijkt met verbazing naar Ajax, waar in zijn ogen veel te hard werd getraind in de voorbereiding. “Neem iemand als Derk Boerrigter. Een talentvolle speler. Hij komt over van RKC, uit de eerste divisie, en moet meteen vol aan de bak bij Ajax. Je kon er op wachten dat hij binnen een paar weken geblesseerd zou raken.” Dat gebeurde eerder in 2008, toen Ajax voor bijna 30 miljoen Oleguer, Aissati, Enoh, Sulejmani en Cvitanich binnenhaalde. “Binnen de kortste keren waren ze alle vijf geblesseerd”, weet Verheijen. “Je vraagt je werkelijk af wie bij Ajax verantwoordelijk is voor de periodisering en het leveren van maatwerk per individu. Bij Ajax hebben ze sinds kort een technologiecentrum, maar als je


FOTO: ANP PHOTO

niet eerst in staat bent de simpele dingen goed te doen, dan meet je in zo’n centrum alleen de gevolgen van je eigen onkunde. Als je met dat technologiecentrum de laatste 5 tot 10 procent winst wilt boeken, dan moet de eerste 90 tot 95 procent wel goed zijn. Anders heeft meten geen zin.” Peter Bosz, trainer van Heracles, werkt volgens de methode van Verheijen. “Het onderdeel periodisering vond ik een ingewikkeld onderdeel van de cursus Coach Betaald Voetbal”, zegt Bosz. “Raymond Verheijen legde het in voetbaltaal uit, waardoor ik hem heb gevraagd of hij mij het periodiseren wilde leren.” Bosz waakt voor de valkuil van veel trainers. “Als coach heb je snel de neiging te veel te doen. Het beste voorbeeld is de voorbereiding. Ik heb dat zelf ook meegemaakt. Dan kwam je van vakantie, had je vier weken op het strand gelegen en moest je gelijk twee keer per dag trainen. ‘De sterken blijven toch over’, zei de trainer dan. Die uitspraak is natuurlijk volledig achterhaald.” De statistieken zijn in het voordeel van Heracles. Het afgelopen seizoen maakten de Almeloërs

een conditioneel ijzersterke indruk en waren er nauwelijks (spier)blessures. “Spelers staan in het begin vaak raar te kijken als ze horen dat ze maar één keer per dag hoeven trainen. Dat zijn ze niet gewend. Maar aan het eind van het seizoen merken ze dat ze langer fris en fit blijven. Je kunt beter trainen door minder te doen.” Verheijen onderstreept dat. “Veel trainers plannen twee oefensessies per dag in. Ze zijn bang dat ze te weinig doen. Maar je krijgt in de tweede training nooit dezelfde handelingssnelheid als tijdens de eerste training. Dat is onmogelijk. Je kunt beter één keer op honderd procent trainen.” Niet alle trainers staan te trappelen om de motieven van hun trainingsopbouw toe te lichten aan NLCOACH. Gertjan Verbeek, trainer van AZ, en door Verheijen beschouwd als een positief voorbeeld, wenst zich niet te verdedigen tegenover de aanpak van andere coaches, en John van den Brom (Vitesse) vindt dat de methode van Verheijen te veel vanuit de theorie wordt benaderd. Hij wenste niet mee te werken aan dit artikel.

Kees Luijckx, speler van NAC, zegt over de trainingsopbouw: “Trainers zeggen in het begin van het seizoen vaak: ‘We gaan het rustig opbouwen.’ Vaak betekent dat meteen ‘volle bak’. Maar ik vind dit niet per definitie goed of slecht. Ik zou moeilijk aan kunnen geven wanneer ik het fitste was afgelopen seizoen.” Luijckx geeft ook aan dat blessures tevens een rustperiode betekenen. “Is dat dan goed of fout? Ik weet het niet”, zegt de middenvelder. “Sommige trainers zijn ook bang om te weinig te doen”, vervolgt Luijckx. “Voetbal is wat dat betreft een lastige sport. Bij andere sporten heb je een duidelijk piekmoment en kun je een overzichtelijke trainingsopbouw hebben, maar voetballers moeten in feite een seizoen lang pieken. Dat maakt het moeilijk.”

nummer 4 - 2011

COACH

Derk Boerrigter, hier met Theo Janssen (rechts) tijdens het trainingskamp afgelopen zomer in de Lutte, kwam uit de eerste divisie en moest bij Ajax meteen vol aan de bak, met als resultaat een blessure.

45


OP DE CLUB

Bogtstra & Kempers Tennis Academy

Regels, afspraken en knetterhard werken In de bossen van Doorn staat sinds een jaar een tenniscomplex waar iedere tenniscoach van droomt. Het is het mooiste en meest professionele tenniscentrum van Nederland. Op de tennisschool van de ervaren coach Tjerk Bogtstra (45) en ouddubbelspecialist Tom Kempers (42) worden Nederlandse talenten klaargestoomd voor de top. Alles moet topsport uitstralen.

Door: Steven Verseput Foto’s: René Bouwman

46

COACH

nummer 4 - 2011

V

erscholen in de bossen van het Utrechtse dorp Doorn ligt de Bogtstra & Kempers Tennis Academy. Je moet goed zoeken naar de ingang, nergens staat aangegeven dat je bij de nieuwe tennisschool bent. Van de buitenkant is het moeilijk voor te stellen dat dit het mooiste en meest professionele tenniscomplex van Nederland is. Maar binnen wordt dat snel duidelijk. Eerst kom je in een soort grand café, met een ruime bar en volop zitgelegenheden. Het design is modern, de inrichting oogt licht, open en fris. De zes indoorbanen (hardcourt) en vier buitenbanen (gravel) liggen er strak bij, je krijgt zin om te tennissen. Bij elke baan hangt een videocamera, waarmee trainingen geanalyseerd kunnen worden. De officiële oplevering van het tenniscentrum was in april van dit jaar, vertelt de zichtbaar trotse Tjerk Bogtstra. De tennisschoolhouder gaat verder met

zijn rondleiding. Door de fitnesszaal, met diverse soorten toestellen. Op ieder detail is gelet. “Je doet het goed, of je doet het niet”, zegt Bogtstra. Alles ruikt nog als nieuw. Naast de tennisbanen zijn WiFi-werkplekken gemaakt, voor ouders die tijdens de training van hun kind door willen werken. We komen bij de multifunctionele sportzaal, onder meer te gebruiken voor conditietrainingen. Een doorsnee profvoetbalclub zal jaloers zijn op de ruime kleedkamers en toiletten. En op de eerste verdieping zit nog een luxe ruimte voor (zakelijke) besprekingen, met uitzicht op de binnenbanen. “Het is net een skybox”, zegt Bogtstra lachend. Lyrisch Op de Bogtstra & Kempers Tennis Academy moet alles topsport uitstralen. Ze willen de beste tennisopleiding van Nederland zijn, staat op de website te lezen. De ervaren

“Onze visie is: lange adem, wees geduldig en blijf gaan”


Tennisscholen kwamen in de jaren tachtig op tenniscoach Bogtstra begon de tennisschool samen met ouddubbelspecialist Tom Kempers. “Uit passie”, zegt voormalig Daviscupcaptain Bogtstra. Een jaar geleden zijn ze gestart met een groep van ruim 25 talentvolle tennissers, waarvan het grootste deel in de leeftijd van tien tot zestien jaar. “Ik ken Tom al heel lang uit de tenniswereld. We hebben het hier vaak over gehad”, zegt Bogtstra, die in het verleden Jan Siemerink, Raemon Sluiter en Martin Verkerk begeleidde. Met de tennisacademie kwam hun droom uit. Een belangrijke voorwaarde om een tennisschool te beginnen, was het vinden van een goede locatie. Het werd Doorn, de woonplaats van Bogtstra. Het dorp is een oase van rust, de drukke en vervuilde Randstad lijkt hier ver weg. Het oude en versleten tenniscentrum dat er stond werd volledig gerenoveerd. “Banen huren kunnen we overal, maar we wilden een centrum dat we naar onze

Michiel Schapers International Tenniscoaching, Bogtstra & Kempers Tennis Academy en Tennis Centrum Amsterdam van John van Lottum en Sven Groeneveld. Het zijn de namen van drie opleidingscentra die in de afgelopen jaren door voormalige Nederlandse proftennissers zijn opgezet. Hugo Ekker is bondscoach van Jong Oranje en runde veertien jaar lang de tennisschool van het Amsterdamse Amstelpark. Hij juicht het toe dat bekende trainers en ex-profspelers een tennisschool beginnen. Hij schat dat er in Nederland ongeveer twintig tennisscholen zijn die zich op de toptalenten richten. Tennisscholen zijn halverwege de jaren tachtig opgekomen, vertelt Ekker. Henk van Hulst was een van de eersten. Daarna volgden onder anderen Cees Houweling, Ron Timmermans, Ad Luttikhuis en Ekker zelf. Zij concentreerden zich op prestatief tennis. Ekker: “Het is leuker om talentvolle jongens les te geven dan mevrouw Janssen.” Het waren allemaal privé-initiatieven van mannen die gek waren van het spelletje en tachtig uur per week werkten, vertelt Ekker: “Kinderen die net buiten de nationale selecties vielen, konden bij de tennisscholen terecht. Tennisscholen gingen ook toernooien begeleiden. Zo groeide het aantal tennisscholen in de loop der jaren.” Een tennisschool krijgt geen subsidie van de tennisbond. De meest geijkte weg naar de top voor een (Nederlands) talent gaat als volgt: je begint bij de lokale tennisclub, vervolgens ga je naar een tennis-

school, daarna sluit je aan bij de regiotrainingen van de tennisbond en dan komt Jong Oranje in beeld. Maar soms ga je ook direct van een tennisclub naar een regiotrainingscentra, waar de bond er vijf van heeft zitten door het land. Een talent gaat twee keer per week naar een regiotraining. Bondscoach Ekker: “Het is niet zo dat een talent verplicht bij een regiotraining moet meetrainen, in sommige gevallen traint een talent fulltime bij een tennisschool.” Als voorbeeld geeft Ekker de zeer talentvolle Indy de Vroome (15) uit Cromvoirt, die volledig privé traint. Zij heeft wel de officiële status van Jong Oranje-speelster en mag daarom gebruikmaken van de bijbehorende bondsfaciliteiten. “We staan haar bij waar kan, ook financieel, als ze naar het buitenland moet.” Als talenten rond hun zeventiende besluiten zich fulltime op het tennis te richten, is de begeleiding vaak een probleem. Een hoofdcoach op een tennisschool kan zo’n speler namelijk niet op alle (internationale) toernooien gaan begeleiden: te kostbaar. Ekker: “Voor die spelers pakt de tennisbond de verantwoordelijkheid op, die moeilijke periode waar je de stap gaat maken van nationale top naar internationale top. Dat is een periode van zo’n vijf jaar. Dan heb je te maken met vluchten, hotels, eten, coach. Je kan van mensen niet verlangen dat ze dat zelf betalen. Daarvoor is Jong Oranje opgericht, om spelers door die periode heen te helpen.”

nummer 4 - 2011

COACH

47


debat

wensen konden inrichten.” Een kleinschalige omgeving, dat vonden Bogtstra en Kempers van groot belang. Alle faciliteiten zitten binnen één complex. Bogtstra: “De lijntjes zijn kort.” Hij is lyrisch over het gebouw en de omgeving. “Je komt hier om knetterhard te werken, maar je komt er ook tot rust.” De tennisschool richt zich op getalenteerde spelers. Ze moeten zich zelf aanmelden. Vervolgens doen de spelers een soort toelatingsexamen: ze hebben een gesprek over hun doelstellingen en ze trainen een paar keer mee, zodat de trainers zien of ze kunnen aansluiten bij het niveau van de groep. Er komen talenten uit het hele land. Spelers kunnen eventueel bij een

gastgezin in Doorn terecht. En 400 meter van de tennisschool zit het Revius Lyceum, waar mavo, havo, vwo en gymnasium wordt gegeven. De middelbare school denkt op gebied van huiswerk, toetsen en roosters, flexibel mee met leerlingen die trainen bij de tennisschool. Discipline Wat is de methode Bogtstra/ Kempers? Bogtstra: “Het inslijpen van vastigheden. Op dat gebied zijn we zeikerds. Vooral qua voetenwerk, racketgreep en details. Onze visie is: lange adem, wees geduldig en blijf gaan.” Talent is maar een klein onderdeel van het geheel, vertelt hij. Dat prent Bogtstra de

spelers keer op keer in. Discipline wordt met hoofdletters geschreven op de tennisschool. “Daar leiden we ze mee op: regels en afspraken. Als je dat niet kan opbrengen, dan ben je bij voorbaat al ongeschikt om de top te halen.” Niet het talent, maar de mentaliteit van een speler is doorslaggevend, zegt Bogtstra. “De echte wil en bereidheid om alles te doorstaan. Om door de shit te gaan. Om een klotewedstrijd te spelen op baan 36 bij een toernooi in Bangladesh, waar de omstandigheden waardeloos zijn. Die bereidheid moet je hebben. Dan pas maak je een kansje om ooit eventueel op teletekstpagina 601 te verschijnen.”

“Als het over tennistechnische zaken gaat, leg je dat bij ons neer. Ik ga een sterrenkok toch ook niet vertellen hoe hij zijn biefstuk moet bakken?” 48

COACH

nummer 4 - 2011


Tennisscholen willen samenwerken De tennisscholen van zowel Willem Jan van Hulst (Valkenswaard), Ad Luttikhuis (Enschede) als die van Tjerk Bogtstra en Tom Kempers (Doorn) zijn van plan om te gaan samenwerken op het gebied van spelersbegeleiding. Bogtstra: “Het komt voor dat er spelers van alle drie de tennisscholen naar een toernooi gaan, de bedoeling is dat een van de tennisscholen de begeleiding van al die spelers dan oppakt.” Ook zijn er plannen om de komende winter uitwisselingsprojecten te houden en onderlinge toernooien te organiseren.

Bij de ontwikkeling van spelers leggen Bogtstra en Kempers de focus op de lange termijn. “Het is hartstikke leuk als iemand Nederlands kampioen wordt bij de jeugd. Maar tennis is een sport waar heel veel jaren in gaan zitten voordat je goed kan worden. Dus je moet kijken op een termijn van zo’n zes jaar. Er zijn zoveel voorbeelden van spelers die in de jeugd de beste waren, en uiteindelijk niet zijn doorgebroken. Wij zijn niet altijd bezig met de jeugdranglijsten. Wij kijken daar overheen.” De cruciale fase bij spelers loopt volgens Bogtstra van hun zeventiende tot en met hun twintigste. “Dat zijn de jaren waar 98 procent afvalt omdat ze niet tegen het leven van tennisprof kunnen. Daar proberen we onze spelers zo goed mogelijk op voor te bereiden.” Bogtstra en Kempers geven zelf alle trainingen. Daarnaast hebben ze een aantal vakspecialisten aangetrokken. Voormalig hardloper en oud-conditietrainer bij FC Utrecht Rob Druppers werkt twaalf uur per week als conditietrainer. Voedingsdeskundige en fysiotherapeut Jurgen Roordink is gecontracteerd voor het fysieke gedeelte. Sportpsychologe en bewegingswetenschapper Afke van de Wouw begeleidt de tennissers op het mentale vlak. De tennisschool is bezig het begeleidingsteam uit te breiden.

hun kinderen, halen ze en betalen. “Daarom willen we ze erbij betrekken. Maar er is wel een grens. Als het over tennistechnische zaken gaat, leg je dat bij ons neer. En als je dat niet wil, moet je eigenlijk niet bij ons zijn. Ik ga een sterrenkok toch ook niet vertellen hoe hij zijn biefstuk moet bakken?” Het afgelopen jaar is al een aantal keer een kind om die reden vertrokken. De prijzen bij de Bogtstra & Kempers Tennis Academy zijn fors. Voor één keer in de week drie uur trainen en begeleiding – gedurende 44 weken – betaalt een talent ongeveer 3.000 euro. Daar staat echter een zeer uitgebreid trainingspakket tegenover. Met de financiële hulp van een aantal mensen is een spelersfonds

opgericht waar een paar talentjes gebruik van kunnen maken. Bogtstra en Kempers beslissen of een speler daarvoor in aanmerking komt. De beurs heeft een looptijd van drie jaar en is alleen bedoeld voor de veelbelovende talenten. Dan komt Kempers binnenlopen. Het gesprek gaat al snel over een – volgens Kempers – “exceptioneel” talent. Hij laat op zijn telefoon wat beelden zien van het pas negenjarige meisje. Het voetenwerk is indrukwekkend en ze slaat ballen als een vijftienjarige junior. Haar lichaam is volledig in balans en alles lijkt vanzelf te gaan. Het zou zomaar het eerste talent van Bogtstra en Kempers kunnen zijn dat de top-100 van de wereld haalt.

Beurs Essentieel voor de ontwikkeling van een speler is de omgeving, vindt Bogtstra. Rust is het sleutelwoord. “Dat de ouders niet in paniek raken als een speler op de jeugdranglijst voorbij hun zoon of dochter gaat.” Ouders brengen

nummer 4 - 2011

COACH

49


FOTO: ANP PHOTO

column Mart Smeets 50

Mart Smeets is vanaf 1967 werkzaam in de (sport)journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als presentator, documentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomer- en Winterspelen en vele internationale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor Trouw, het Haarlems Dagblad, NUsport en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.

FRITZ

Over de doden niets dan goed. Met dat gezegde leven we en dat is maar goed ook. Fritz Korbach overlijdt op 66-jarige leeftijd en een golf aan sympathieke herinneringen komt los vanuit de voetbalwereld. Zoals het hoort. Mensen komen met spontane, gekke vertellingen en er daalt een zachte regen van ‘eigenlijk was hij toch een vent met een grote bek en een klein hartje’ over de Nederlandse sportwereld heen. Wat dat betreft zijn wij volgers niet te kinderachtig. Waarom zouden we ook? Zou het zin hebben over de onhebbelijkheden van de mens Korbach te gaan praten? Ja, die waren er, in grote mate. Zijn taalgebruik, zijn scheefschaatsen, zijn bepaald niet altijd politiek verantwoorde uitlatingen over bestuurders, hun vrouwen of wat dan ook: Fritz was, op sommige momenten, een hork van een man die zeldzaam ordinair uit de hoek kon komen. Maar dan wordt hij ziek en horen we dat het kanker is. En krijgen we zoiets van ‘ach jeetje, dat dit hem ook nog moet overkomen’. Er valt een lauwe doek van sympathie over de man en zijn daden. Zoals het bijna altijd gaat als trainers of coaches doodgaan: de herinneringen vragen bijna altijd om de zachte aanpak. Nooit zal je in de omfloerst geschreven en uitgesproken teksten horen dat het technisch vermogen van de betrokken man (of vrouw) totaal onvermogend was om kampioen te worden. Het is ons mensen gegeven de overleden medemens in fluweel te verpakken en de scherpe randen weg te halen. Toen Red Auerbach, de grote leidsman van de Boston Celtics, op vergevorderde leeftijd eruit stapte, kreeg je het portret voorgelegd van een tovenaar, van een heftig sigarenrokende alleskunner, die schijnbaar moeiteloos kampioensteams maakte. Nergens las of hoorde je hoe nietsontziend hij was, hoe steenhard hij was in zijn onderhandelingen met nieuwe spelers, hoe volkomen meedogenloos hij tegenstanders kon behandelen. Dat doen wij mensen niet, we gummen die minder gunstige menselijke eigenschappen op die momenten met alle plezier weg. Toen Rinus Michels kwam te overlijden had niemand het over ’s mans grote gierigheid of zijn puur afstandelijke manier van werken tijdens grote toernooien. Hoe hij er, in 1974, misschien ook tactisch wel naast zat… er was geen behoefte aan twijfel, we wilden weten hoe goed en geestig, hoe kortaf en professioneel de Generaal geweest was. En dat siert de nabestaanden. Zo ook met Korbach. Ik maakte hem weleens mee in de studio en ik herinner me momenten van plaatsvervangende schaamte. Hij was een man die de vette grap zocht via ordinaire moppen of zeldzaam vrouwonvriendelijke opmerkingen. Toch wordt Korbach niet zo herinnerd. Die ruwe kanten waren, nu we de eindrekening opmaakten, eigenlijk maar bijzaak. Ze telden niet meer. Hij was grappig en ja, een tikje ordi, maar dat jasje paste hem zo vreselijk goed. Het is goed dat de overblijvenden zo over dode coaches en trainers praten als die mooie verhalen verteld moeten worden. In memoriams met rottigheid passen niet in ons bestaan en ja, dat is ook beter, hoewel niet altijd logisch en terecht. Daarom: ik weet nog dat Korbach voor een lang midweekvoetbalprogramma in de Hilversumse studio was. Hij rookte zijn sigaartjes, maakte kantlijngrappen met de aanwezige vrouwen, maakte stekende opmerkingen over het vertoonde voetbal en hij leek een heerlijke avond te hebben. Er werd veel gelachen. De hem omringenden hadden dat goede gevoel ook. Er werd nog een biertje gedronken en het werd laat die avond. We trokken laat de nacht in en hij, Fritz Korbach, coach van een hoop Nederlandse en buitenlandse voetbalploegen, liep naar een auto. ‘Het leven is zo mooi’, zei hij en liet een stevige boer. We lachten. Hoe krom het ook mag klinken, bij een ander was het een onsmakelijke, ordinaire handeling geweest, bij hem paste het op dat moment. ‘Sorry’, hikte hij en iedereen nam daar genoegen mee. Hij lachte even schaapachtig en stapte in. Ik meen dat een ander de wagen reed. Dat ‘sorry’ meende hij ook. Dat begreep iedereen. Rust zacht Fritz. Daarboven zullen ze graag naar je verhalen luisteren, hoe je ze ook zult invullen.

COACH

nummer 4 - 2011


Profiteer van de kennis van ervaren topcoaches!

Wat heeft NLcoach jou te bieden? • • • • • • • • • • • •

Cursus ”Talentontwikkeling” (niveau 3) Cursus ”Talentontwikkeling” (niveau 4) Cursus “Basiscursus Fysieke Training” Cursus “Fysieke Training voor gevorderden” Cursus ”Effectieve communicatie” Cursus “Basisvaardigheden Mental Coaching” Cursus “Mental Coaching gericht op jeugdsporters” Cursus “Mental Coaching gericht op de individuele sporter” Cursus “Mental Coaching gericht op teams” Leergang “Practisch trainen en coachen met Action Type®” Leergang ”Coachen op concentratie” Leergang ”Leiderschap & Teambuilding”

Ga voor meer informatie naar www.nlcoach.nl!


Voor fiscale, juridische en administratieve vragen voor uw sportvereniging Net als u houden wij bij Ernst & Young van sport. Daarom doen wij er graag alles aan om ervoor te zorgen dat sporters, coaches en verenigingen niets in de weg staat om een topprestatie te leveren. Zo vragen wij als Partner in Sport van NOC*NSF aandacht voor de rol van de coach, en zijn wij nauw betrokken bij het Olympisch Plan 2028 om de Olympische Spelen naar Nederland te halen. Daarnaast ondersteunen wij met onze Sportdesk op praktische wijze sportverenigingen met fiscaal, juridisch en administratief advies. En in de meeste gevallen zijn wij dan ook zo sportief om daar helemaal niets voor in rekening te brengen. Kijk voor meer informatie op www.ey.nl/nocnsf of stel direct uw vraag via sportdesk@nl.ey.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.