15 verhalen en gedichten
Reis mee en ontdek Curaçao Illustraties van Ariadne Faries
Geschenkboek Siman di Ban Lesa 2019 Dit boek is een cadeau voor de kinderen van Curaçao. Vanaf de officiële opening van de Siman di Ban Lesa wordt het boek door alle deelnemende boekhandels cadeau gegeven bij aankoop van een kinderboek, zolang de voorraad strekt.
Uitgever
Inhoud Ranella wil toerist worden
Alvin Inecia ............................................................................................................................... 4
De vakantie van Angelo
Crisèn Schorea ...................................................................................................................... 7
Zijn ze daar nog?
Dennis Rafael ........................................................................................................................ 9
Een avontuur met een dolfijn Auteurs Alvin Inecia (Tio Ali), Crisèn Schorea, Dennis Rafael, Diana Lebacs, Dith Martis, Ilse Schoobaar-Anthony, Ingomar Martie, Jeroen Hoogerwerf, Loekie Morales, Mercée Doran, Merly Augusta/Ariadne Faries, Mila Dorothea, Roselyn Jobse-Jessurun, Rudolf Crispulo en Viola Ravenstein Illustraties Ariadne Faries
Mila Dorothea ........................................................................................................................ 11
Kori op Curaçao
Merly Augusta en Ariadne Faries .......................................................................... 14
De geheimzinnige briefjes
Diana Lebacs ........................................................................................................................ 16
Nanzi en de plastic soep
Jeroen Hoogerwerf ........................................................................................................ 20
Vertaling Nederlands-Papiamentu Diana Lebacs
Ga mee en ontdek Curaçao
Vertaling Papiamentu-Nederlands Jeroen Heuvel Mavis Ersilia (Kori op Curaçao)
Shòròmbu uit Agtergohsruch
Vormgeving De Grafische Keuken Ariadne Faries
Ilse Schoobaar-Anthony .............................................................................................. 24
Ingomar Martie .................................................................................................................... 25
Spoken in het Octagon
Loekie Morales ................................................................................................................... 29
Toeristen
Dith Martis-Leito ................................................................................................................ 33
Redactie Diana Lebacs - Papiamentu Jeroen Hoogerwerf - Nederlands
Ian en Nia en de landhuizen in Banda Abou
Dit boek kwam tot stand met medewerking van Banco di Caribe, Biblioteka Nashonal Kòrsou Frank Martinus Arion, Curaçao Hospitality & Tourism Association (CHATA), Curaçao Tourist Board (CTB), Curoil, Maduro & Curiel’s Bank, Mangusa Hypermarket, Mensing’s Caminada en Samsom Bookstores
Mercée Doran ..................................................................................................................... 36
Kom mee op reis met de bus
© 2019 Biblioteka Nashonal Kòrsou Frank Martinus Arion © 2019 Levendig Uitgever Illustraties © 2019 Ariadne Faries
Roselyn Jobse-Jessurun ............................................................................................. 40
Het geheime zwembad in de grot
Rudolf Crispulo ................................................................................................................... 42
Mee naar Curaçao
Viola Ravenstein ............................................................................................................... 46
ISBN 978 94 91740 90 9 NUR 277
3
Ranella wil toerist worden Iedereen wil altijd bij haar zijn en naar haar luisteren. Alsof zij heel wat is.’ De juf moest haar opnieuw corrigeren: ‘Hoor nou hoe je over een ander praat, Sally. Ranella zou dat nooit doen. Misschien vinden ze haar daarom wel lief. ’ ‘Ik weet het niet, juf,’ zei Sally beteuterd. Het leek erop dat de woorden van de juf een gevoelige snaar bij Sally hadden geraakt. Ze zei: ‘Ik wil laten zien dat ik het ook kan.’ De juf was blij met deze laatste zin. ‘Nou, dat is prima. Jij mag ook een spreekbeurt houden, op dezelfde dag als Ranella.’ ‘Yes!’ Sally balde haar vuist blij, ‘yes!’ De juf vroeg waar haar spreekbeurt over zou gaan. Sally zei dat dat een verrassing moest blijven. ‘Voor de klas mag dat, maar ik moet het wel weten,’ zei de juf. Sally had het onderwerp gefluisterd. De juf moest lachen en gaf haar een duim: ‘Uitstekend.’ De volgende dag had de juf tegen de klas gezegd dat Sally ook een spreekbeurt zou houden. Ranella zei: ‘Goddank, dan ben ik niet de enige. Fijn, Sally.’ Ranella ging haar een high five geven en wenste haar succes. Sally zei niets terug.
… Vandaag vroeg de juf op school aan de kinderen wat ze later zouden willen worden. Ze hadden van alles en nog wat geantwoord. Van truckchauffeur tot dokter. Maar het antwoord dat de juf het meest getroffen had, was dat van Ranella. Zij wil een toerist worden. Dat is eigenaardig. Nog nooit had de juf dat gehoord. Daarom had ze gevraagd: ‘Weet je wel wat een toerist is, Ranella?’ ‘Ja, juf, dat weet ik wel,’ had zij gereageerd. ‘Oké, dan mag jij dat volgende week, als God het wil, in een spreekbeurt aan de klas uitleggen,’ had de juf gezegd. Ranella glunderde. Ze hield erg van spreekbeurten. Appeltje-eitje. Daar ging de bel. De kinderen stormden naar buiten. Behalve één. ‘Ga jij niet naar buiten, Sally?’ vroeg de juf. ‘Nee, juf, mag ik u iets vragen?’ ‘Ja, hoor, waarover? Kom maar.’ Sally ging op een stoel dicht bij de juf zitten. De juf vroeg: ‘Nou, zeg het maar, wat scheelt er aan?’ Sally glimlachte. ‘Nee, juf, er is niets aan de hand. Ik wil gewoon ook een spreekbeurt houden.’ ‘Een spreekbeurt?’ ‘Ja, juf, net als die Ranella,’ wees ze met haar kin achter Ranella aan. Terstond corrigeerde de juf Sally: ‘Wacht even. Ben je vergeten hoe we op school met en over elkaar spreken?’ ‘Nee, juf, sorry, juf.’ Langzaam drong het tot de juf door dat Sally een beetje jaloers was. Dat volgens Sally iedereen dacht dat Ranella slimmer was dan zij. ‘Maar waarom denk je dat?’ vroeg de juf. ‘Omdat iedereen haar vriendin wil zijn.
overal veel geld achter. Daarom moeten we in Curaçao ook de toerist laten voelen dat we hem als een koning behandelen. Zodat als hij teruggaat, hij kan vertellen hoe fijn hij het hier gehad heeft. Ik wil een toerist worden. Ik wil overal rondreizen. Nu je weet wat een toerist is, wil jij dat ook worden? Denk er over na. Dank voor jullie aandacht.’ Nadat de klas klaar was met het applaus, sprak de juf haar dank uit aan Ranella.
Er hoeft niets te worden uitgelegd. Iedereen kent de regels als iemand een spreekbeurt houdt. Daarom kon de juf Ranella zonder inleiding naar voren roepen, zodat zij haar praatje kon geven. Die stak van wal: ‘Het is gemakkelijk uit te leggen wat een toerist is. Dat is iemand die veel reist. Er zijn ook mensen die voor hun werk of zaak veel reizen. Maar een toerist doet het voor zijn plezier. Om een fijne tijd te hebben. De toerist gaat overal heen om andere mensen en culturen te leren kennen. Hij reist per boot of vliegtuig. Wat belangrijk is, is dat hij zich overal de koning te rijk wil voelen en … dat hij welkom is. Want het is niet goedkoop om een toerist te worden. Je moet hard werken, veel geld sparen om de reis te betalen. En als je op de plaats van bestemming bent aangekomen, moet je de taxi betalen en het hotel. Je moet eten en drinken, trips maken en fooien betalen. Een toerist laat
In dezelfde adem riep ze Sally naar voren. Er viel een stilte, tot Sally begon: ‘De titel van mijn spreekbeurt is: Het toeristenschip in Curaçao. Enkele kinderen zuchtten diep. Een durfde te klagen: ‘Nee, hè, toch niet van hetzelfde, juf?’ De juf sprak op strenge toon: ‘Zita, wil je strafwerk? Ben je de regel soms vergeten?’ ‘Nee, juf. Sorry, Sally.’ De juf vroeg aan Sally om opnieuw te beginnen. En dat deed zij.
En zo vlogen de dagen voorbij totdat de grote dag was aangebroken. Voor Ranella is het een dag als alle anderen. Een nieuwe dag om iets leuks te doen. Maar voor Sally is het wel bijzonder. Laten zien dat ze net zo slim is als Ranella. Ranella is ontspannen, maar Sally is zenuwachtig. Eindelijk gaat de bel en stroomt de klas vol. Als iedereen zit, kan de juf beginnen.
5
4
5
allemaal rustig in zich op. Ranella was inmiddels opgestaan om Sally de hand te schudden. ‘Heel mooi! Erg leerzaam! Dank je wel, Sally!’ Ze bleef haar hand schudden. Een groot gebaar van vriendschap. Zita stak haar vinger in de lucht. Toen de juf haar de beurt gaf, zei ze: ‘Juf, ik kies een ander beroep. Ik wil later bij de Politoer! Ha ha ha …’
‘Het toeristenschip komt aan in Curaçao. Hij meert aan bij de Mega Pier. Een grote groep passagiers gaat de wal op. Waar gaan ze allemaal naar toe? Komen ze voor de boom- en schijfcactussen? Nee, Curaçao heeft veel meer te bieden. Natuurlijk zijn de cactussen mooi. Maar de grootste schat van ons zijn de mensen, Dushi Hende. Vriendelijke mensen die de toerist als een koning behandelen. Curaçao heeft Punda te bieden en Otrobanda. En daar tussen in de Sint Anna baai, de toegang tot ons land. Met de pontonbrug die toegang tot onze haven verschaft. Maar we hebben veel meer schatten. Van Bándariba tot Bándabou. Mooie, schone stranden. De baai van Marie Pampoen in het oosten en die van Lagun in het westen. Landhuis Chobolobo in oost en landhuis Dokterstuin in west. In het westen het Shete Boka nationaal park, met zeven inhammen. Veel van ons hebben Shete Boka nog niet bezocht. Toeristen gaan er altijd wel heen. En het Christoffelpark niet te vergeten, natuurlijk. Maar Bándariba heeft ook veel te bieden. Denk maar aan de struisvogelfarm. Het Seaquarium. En de dierentuin. Of het nou in het oosten van het land is of in het westen, het is allemaal de rijkdom van Curaçao. En we hebben ook de Politoer. Politieagenten speciaal voor de toeristen, om ze van dienst te zijn en te beschermen. Wil je toerist worden? Begin hier, in Curaçao. Laten we de rijkdom van Curaçao gaan ontdekken! Dank je wel.’ Het applaus barstte los. Sally werd er onder bedolven. Er klonk veel enthousiast geroezemoes in de klas. De juf nam het
Alvin ”Tio Ali” Inecia
De vakantie van Angelo Waterpokken had de dokter geconstateerd en een middel tegen de koorts gedicteerd en iets om de blaren te genezen. Op weg naar huis wilde mama eerst bij Dinah Veeris wezen om wat passiebloem te kopen. ‘Een kruid om in je bad te doen,’ had mama gezegd, ‘en dan hopen dat het de jeuk verdrijft en je van de pokken gevrijwaard blijft.’
Angelo is tevreden opgestaan Hardop zegt hij: ‘Nog drie te gaan.’ Nog drie nachtjes slapen voor de reis naar Orlando, naar de Universal Studio’s, om naar The Avengers te gaan kijken.
De reis, die was natuurlijk naar de maan en Angelo was enkele dagen zeer ontdaan, maar mama had een leuk idee en nam hem mee toen hij weer beter was. ‘We gaan spelen voor toerist. Er is zoveel moois in Curaçao waarvan je het bestaan niet wist.’
Snel kleedt hij zich aan. Het is de laatste schooldag wat betekent veel spelletjes die je vlak voor de vakantie doen mag. De volgende dag kwam zijn moeder zijn kamer in en zei: ‘Goeie môge, lieve knul, hoeveel nachtjes voor wij gaan?’ Maar het bleef stil. De vrolijke toon werd kil. Van onder de lakens, eindelijk, kreunde hij slapjes: ‘O mama, ik ben niet blij.’
Nou, toen hij bij Hato de grotten binnenging kon hij zijn ogen nauwelijks geloven. Deze wereld was zo mysterieus een ander ding met van die rotsige muren van onder tot boven. Monster-figuren leken het, heus, mensachtige doubluren, langneuzige vleermuizen in duistere huizen die wonen geruisloos, en vliegen op vlerken binnen de perken, zonder te botsen.
Twee dagen nog, is wat hij dacht, maar zijn stem had helemaal geen kracht meer, hij voelde zich lamlendig, zwak, koortsig, ellendig. Overal had hij enorme jeuk! Die uitslag op zijn huid was niet leuk. Een boel met vocht gevulde blaren.
6
7
Ze genoten ook zeer, een andere dag, in de onderzeeër, van glas, waar je om je heen van alles zag, haaien, schildpadden en vissen, koraal, maar ook tassen van plastic, vuilnis van mensen, en een matras. Van die troep die je in zee wilt missen.
Zijn zij er nog?
Hij liep helemaal warm voor de struisvogelfarm. ‘Hoe kan het dat je op zo’n ei staat van een struisvogel zonder dat ie kapot gaat?’ Angelo staat, met in zijn handen, de rug tegen het hek, een bak voer en omstebeurt, van elke kant flitsen twee bekken en pikken vanachter zijn nek wat voedsel en schieten weer terug tot de bak leeg is, de korrels weer op. De rest van de vakantie werd goed besteed, top, een dag naar de Dolphin Academy, en Landhuis Dokterstuin, het Christoffelpark, het kindermuseum, en naar de baaien, het Seaquarium, de synagoge, meer landhuizen. Playa Kanoa, Shete Boka, Hòfi Pastor, de binnenstad, heen en weer, hop. De eerste schooldag, na de vakantie, Was Angelo blij zijn vriendjes weer te zien. ‘Hoe was het in Orlando?’ vroegen ze. ‘Dat is niet doorgegaan,’ antwoordde hij, ‘het is veel leuker om toerist te zijn in ons eigen Curaçao!’ Wit, geel, blauw.
Crisèn Schorea
8
‘Oh, dan kunnen wij ook mee,’ zei de ondeugende vlinder zich omdraaiend naar Tòrchi. ‘Ja, inderdaad. Jullie nemen immers geen plaats in van iemand,’ antwoordde ik. Ik had het nog niet gezegd of daar kwam de bus aan. De twee vrienden gingen meteen zitten op het bagagerek boven de derde rij. Ze bewonderden het landschap op weg naar Hato. Ze klemden zich vast om niet om te vallen van het schudden van de bus. Bij Rooi Indiaan stapten we uit. De zwerm bijen boven de bron en de rooi met water uit de grond trok hun aandacht. Bilòti wilde er blijven, vanwege de koele temperatuur. ‘Kom, Bilòti, snel. Ze stappen al in. Schiet op. Er is nog meer te zien,’ schreeuwde Tòrchi bij de deur van de bus. ‘Ja, ja, ik kom.’ De chauffeur had het trapje al terug in de bus gezet. De deur van de bus ging al dicht. Bilòti was buiten adem en kon nog net op tijd naar binnen vliegen. We reden langs de luchthaven en gingen naar de grotten van Hato. Het tolde de vrienden in het hoofd toen ze hoorden hoeveel grotten daar waren. Ze vlogen hoog op om te genieten van de vochtige omgeving daar. Toen ze terug kwamen waren de passagiers al begonnen de negenenveertig treden van de trap te beklimmen die naar de ingang van de grot leidt. Ze vlogen over en langs iedereen en gingen ongestoord door de tralies tegen indringers de grote grot in. ‘Stop, ga niet verder. Het is daar donker!’ legde Tòrchi uit. ‘Ik wil niet verdwalen en hier opgesloten worden.’ De poort ging
Ik zat eens in mijn auto te wachten om mee te gaan op een toeristische toer. Het was een zaterdagochtend. Er was nog niemand anders. Daar kwam Bilòti aanvliegen, de pientere vlinder. ‘Hebt u mijn vriend Tòrchi gezien?’ vroeg hij vriendelijk. ‘We gaan samen wat kuieren, maar ik zie hem nog niet.’ Ik was verbaasd. Hij kwam dat aan míj vragen, waarom? Ik keek om me heen. ‘Ik zie mezelf, en niemand anders.’ Voordat ik verder iets kon zeggen, zei Bilòti: ‘Kijk daar. Daar is ie.’ Ik zocht in de richting waarnaar hij keek. ‘Wie is Tòrchi? Waar is hij?’ vroeg ik, omdat ik niemand zag aankomen. De twee vrienden kwamen aangevlogen en landden op mijn voorruit. Na de gebruikelijke begroetingen dansten ze vrolijk om elkaar heen. Er stond een frisse wind en die waaide best wel stevig. Ook de wind speelde met hen mee. Zij vlogen van de ene naar de andere kant op haar dartele vlerken. ‘Heeft u geen vrienden?’ vroeg Tòrchi, het inktzwarte lieveheersbeestje, aan me. ‘Ja, hoor. Zeker wel. Ze zijn thuis. Ik sta hier te wachten op de bus om op een toeristische toer te gaan.’ ‘Eh, momentje, meneer. Wat is een toer?’ vroeg Bilòti met een ondeugende blik, terwijl hij genoot van de wind die door zijn vleugels streelde. ‘Oké … een toer is een, eh, uitstapje van een groepje mensen naar een of meer bijzondere plaatsen om die beter te leren kennen. Vaak doe je het in een bus met een gids die veel over die plaats weet te vertellen.’
9
die mensen mee.’ De vrienden lieten zich dit geen twee keer zeggen. Wij waren inmiddels al bijna bij de waterval. Dit natuurwonder fascineerde de vrienden en ze wilden er niet meer vandaan. Na een poosje liepen we naar het Raam. Na afloop van de toer doofden de lichten in de grot. De twee bleven achter in het donker. Ik weet niet hoe het verder met hen is gegaan. Wanneer jij eens naar de grotten van Hato gaat, kijk dan goed of je ergens een vlinder en een lieveheersbeestje om elkaar heen ziet dartelen.
net op dat moment open en de lichten floepten aan. Ze gingen iets verder en zagen zwarte vlekken tegen het plafond vliegen. ‘Wat is dat?’ vroeg Bilòti, ‘het zijn er veel.’ ‘Kweenie. Laten we kijken.’ Tòrchi vloog naar boven, gevolgd door zijn jeugdvriend. Opeens klonk er een zware stem achter hen. ‘Wat doen jullie daar? Dit huis is van ons.’ Ze keken om en zagen veel vleermuizen om hen heen. ‘Niets, we zijn op een toeristische toer, samen met die mensen daar,’ zeiden ze in koor. ‘Dit is ons domein. Als jullie willen blijven leven, ga dan door naar het Raam. Hier is het te donker voor jullie. Ga maar met
Dennis A Rafaël
10
Een avontuur met een dolfijn Aandachtig volgen de deelnemers de handen van Marion. ‘Kijk goed, ik herhaal ze. Jullie doen me steeds na.’ Na de instructie, klapt Marion in haar handen. ‘Zijn er vragen over wat we hebben laten zien en uitgelegd?’ ‘Neee,’ antwoorden de deelnemers in koor. ‘Goed, jullie kunnen in de kleedhokjes je zwemkleren aantrekken. Wij wachten buiten op jullie. Er zijn kluisjes voor je spullen.’ Zodra Marion klaar is met praten, loopt ze met Elza naar de poort die toegang verschaft tot de dolfijnen. Druppelsgewijs komen de deelnemers naar de poort. Tante Tatika zit al op de tribune. Helemaal vooraan om vooral niets te missen. Het publiek mag foto’s maken vanaf hun zitplaats. Alleen de professionele fotograaf mag dichter bij de dolfijnen komen. De tante stoot haar vriendin Mary aan, met haar elleboog: ‘Daar komen ze,’ zegt ze enthousiast. Mary draait haar gezicht om. Ze kunnen duidelijk horen hoe Marion zegt: ‘Ga via het trappetje het water in. Wat ik jullie net heb laten zien, gaan we eerst in het water oefenen, voordat we gaan zwemmen en snorkelen. Iedereen kiest een gebaar uit voor een dolfijn. Let op dat je niet een verkeerd gebaar maakt.’ ‘Jaaa,’ roepen de deelnemers. ‘Start. Denk aan de goede volgorde,’ roept Marion. In het water maken ze de handgebaren. ‘Jullie moeten ze iets vloeiender doen. Goed zo.’ Marion steekt haar duim in de lucht. ‘De trainers beginnen eerst.’
‘Terwijl jullie op de trainer wachten, gaan wij in de onderzeeër naar de vissen kijken,’ zegt tante Tatika. Artje en Edmund lachen en genieten. Ze hadden altijd al naar het Seaquarium willen gaan. Daarom waren ze ook blij verrast toen ze hoorden dat tante Tatika twee toegangskaartjes had gewonnen om te snorkelen met dolfijnen bij de Dolphin Academy. Vlak daarna had een trainer alle deelnemers gevraagd mee te gaan naar een andere ruimte. ‘Welkom bij de Dolphin Academy. Ik ben Marion en dit is mijn collega Elza. Wij zijn de trainers. Vanochtend hebben we acht deelnemers. Het is een gemengde groep. Ik zie vijf meisjes en drie jongens. Jullie krijgen eerst wat inlichtingen en daarna instructies. Op deze locatie van Seaquarium zijn drie verschillende bedrijven gehuisvest: Dolphin Academy, Animal Encounter en de Dolfijntherapie. Wij horen bij Dolphin Academy. Dolfijnen zijn zeer sociale dieren, heel vriendelijk en ze houden van de omgang met mensen. Wij zijn speciaal geoefend in hoe je met dolfijnen moet omgaan. We trainen ze om dagelijks een paar keer een show voor publiek te kunnen geven. We gebruiken verschillende handgebaren. Als een dolfijn een gebaar herkent dan reageert hij er op. Iedere keer dat hij zijn kunstje goed uitvoert, krijgt hij als beloning een visje of een aai. Hij is blij met een lekker visje, dat is zijn lievelingseten. De soort die wij trainen is de tuimelaar. Nu laat ik de handgebaren zien voor wanneer jullie in het water gaan. Let goed op.’
11
boven water en spuit ze water op. Edmund en de trainers staan met ingehouden adem als aan de grond genageld aan de kant. De dolfijn zwemt naar ze toe. Artje stapt met een grote glimlach van haar af. Het publiek op de tribune applaudisseert terwijl Elza wat vis naar de dolfijn gooit. Verbaasd vraagt Marion wat voor een gebaar Artje had gemaakt. ‘Dat is Chabelita. Je zal het gebaar wel iets anders hebben gegeven. We maakten ons een beetje zorgen toen ze de open zee op ging. Hoe is het nu met je?’ ‘Het is zo mooi onder water. Ik heb een heleboel kleurige vissen gezien, en schildpadden en koraal. Het water is kristalhelder. Het is alsof de zonnestralen in de zee schijnen. Ik heb zelfs een groep andere dolfijnen daar zien zwemmen.’ ‘Poeh,’ verzucht Marion. ‘Het waren twee spannende minuten,’ zegt ze wijzend op
Op het teken van Marion laten de dolfijnen hun kunstjes zien. Marion en Elza werken samen. Na elk kunstje voeren ze de dieren een marsbanker. ‘Wie is er aan de beurt?’ vraagt Marion. Omstebeurt mogen de deelnemers hun gebaren uitproberen. Artje is de laatste. Zij zet haar duikbril met snorkel op en zwaait naar Edmund. Op een teken van Artje komt een dolfijn aanzwemmen. Artje houdt zich vast aan haar vin. De dolfijn zwemt rustig verder. Opeens duikt zij naar beneden. Artje houdt zich goed vast. De dolfijn gaat steeds dieper. Artjes hart klopt in haar keel. De dolfijn zwemt vlug weg uit het binnenwater en gaat de zee op. Ze houdt zich even in en glijdt onder Artje zodat zij op het dier kan rijden. Nu kan Artje haar beter vasthouden. De dolfijn scheurt als een speedboot door het water. Op een gegeven komt ze weer
12
bij het Seaquarium. Vanaf die dag wilde ik een keer met dolfijnen zwemmen. Nu kan ik haar mijn video laten zien.’ ‘Wat denk je, Mary. Zullen wij ook eens een keertje relax-therapie komen volgen?’ vraag tante Tatika lachend. Mary glimlacht en antwoordt: ‘Zo’n therapie hebben wij zeker eens nodig. Reken er maar op dat ik met je mee ga.’
haar horloge. Edmund komt dichterbij. ‘Nou zeg, wij zijn effetjes goed geschrokken. Chabelita zal wel vaker naar die groep gaan. Hoe diep is ze gedoken?’ ‘Volgens mij niet zo diep. Het was wel gaaf,’ antwoordt Artje. Na dit onder-water-avontuur lopen de kinderen door de poort en gaan naar tante Tatika en Mary, die hen omhelzen van blijdschap. Ze kopen de video en de foto’s. In de auto onderweg naar huis kunnen ze maar niet ophouden grapjes te maken over wat Artje en Chabelita was overkomen. Artje zegt: ‘Tante, het was hier dat Sara dolfijntherapie is komen doen.’ Sara heeft een lichte vorm van autisme. Men vermoedt dat dankzij deze therapie mensen met een beperking zich beter ontwikkelen. ‘Sara heeft me haar video en foto’s laten zien. Ze heeft toen met haar ouders twee weken gelogeerd in een hotel
Mila Dorothea
13
Kori op Curaçao
Daar heb je een toerist Wat kijkt hij blij Hé, het is Kori, die van reizen houdt Hij is hier voor het eerst Hij was op Bándariba en op Bándabou met zijn prachtige zonnehoed op Nu komt hij even kijken wat er zoal te zien is op Klein Curaçao Hij heeft witstaartherten in het wild gezien en Drie Gebroeders en de vleermuizengrot Klein Curaçao is eens wat anders vooral de blauwe zee eromheen Er is hier heel veel moois te zien, Kori Kleurrijk koraal en papegaaivissen Zeeschildpadden langs de kust Niet aanraken, hoor, alleen maar kijken Kom op, Kori, trek gauw je zwemkleren aan Doe snel je duikbril op Neem ook je snorkel mee En, vergeet het niet, hoedje af
Merly Augusta en Ariadne Faries
14
15
De geheimzinnige briefjes af te slaan naar de Amador Nita VSBO, waar zijn twaalfjarige zoon Denzel in de brugklas zat. Toen hij voor de school stil hield, stond Denzel daar met nog twee andere leerlingen. ‘Mogen ze mee, pap?’ Hij trok het autoportier als vanzelfsprekend voor hen open. ‘Ho, gaat dat zo?’ wilde Rutlilio roepen, maar de jongelui sprongen al in de auto. ‘Pap, dit zijn Roangelo en Mona Lisa,’ stelde Denzel zijn klasgenoten voor. ‘Hallo Mona Lisa, hallo Ro....angelo,’ spelde Rutilio voorzichtig. ‘Bingo,’ zei Roangelo guitig. ‘Mijn vader heet Robert en mijn moeder Angela. Maar omdat ik een jongen ben, werd het Angelooo.’ ‘Creatief,’ glimlachte Rutilio. Ze reden over de grote brug en keken naar de Sint Annabaai. ‘Moet je zien!’ riep Mona Lisa uit. ‘Twee cruiseschepen! Wow!’ ‘Mijn dag vandaag,’ reageerde Rutilio meegenietend. ‘Veel toeristen,’ zei Denzel. ‘Mogen we mee? We zijn toch vrij.’ ‘Jaaa,’ juichte Mona Lisa. ‘Een ritje maken.’ ‘Okay,’ zei Rutilio. ‘Vandaag zijn jullie lokale toeristen die meegaan met de buitenlandse toeristen. Maar eerst je ouders bellen.’ T53 had de brug verlaten en reed nu over het viaduct naar de megapier. Voor hen rezen de cruiseschepen als kastelen omhoog. ‘Wow hey,’ verzuchtte Roangelo met ontzag. Ze reden voorbij The Cinemas en het
T53 reed net met zijn mini autobus over de Rijkseenheid Boulevard richting de Julianabrug, toen zijn mobiele telefoon een melodie begon te spelen. T53 heette eigenlijk Rutilio maar iedereen noemde hem T53 want hij was de meest bekende en favoriete toeristengids van Curaçao. Ook nu was hij op weg naar de Tula megapier waar een gigantisch cruiseschip net was aangemeerd. Hij was taxichauffeur in het dagelijks leven, maar als er cruiseschepen waren bij de Jackie Voges megapier, de Tula megapier of de Matheywerf bij de ingang van de haven, droeg hij de pet van toeristengids. Rutilio had zijn telefoon altijd op de speaker staan. Hij hield ervan meteen te reageren om geen klant te missen. Hij keek niet naar het nummer, want hij zat achter het stuur. Maar hij vermoedde dat het zijn vriend Dino was die van grappen en verrassingen hield. ‘Met T53, zeg het maar en ik sta klaar.’ ‘Hallo papa,’ klonk een vrolijke jongensstem in zijn oor. ‘Hè?’ vroeg Rutilio en hij keek bezorgd. ‘Zit je niet in de klas? Je hebt toch geen streken uitgehaald?’ ‘Nee, pap. We hebben vrij. Kom je me halen? Mama kan niet van haar werk.’ ‘En ik wel,’ grinnikte Rutilio, terwijl hij een blik op zijn horloge wierp. Dit kwam hem niet zo goed uit. Als hij niet opschoot, pikten de taxi’s en toerbussen de toeristen voor zijn neus weg. Gelukkig reed hij pas op de Fokkerweg richting de Julianabrug. Er zat niets anders op dan bij de stoplichten links
Opgewekt stapte de groep voor T53 de bus in. Rutilio riep ze bij hun naam. Hij stelde zich voor, vertelde over de rondrit en maakte een grapje dat in de smaak viel. Iedereen lachte. Het ijs was gebroken. En ze vonden het geweldig dat er drie kinderen van het eiland meereden.
Renaissance Hotel. Even later parkeerde T53 langs de pier, in de daarvoor aangegeven vakken. Honderden toeristen stonden op de pier. Toeristengidsen stonden vrolijk te zwaaien met de naam van hun bus, zodat de toeristen wisten bij wie ze moesten zijn.
17
16
17
De eerste attractie was op Bándariba, de oostzijde van Curaçao. Denzel dacht dat ze naar de Aloë plantage reden of naar het Struisvogelpark. Maar Rutilio stopte ergens anders. ‘We zijn hier bij de Amazonia,’ vertelde hij. ‘Ofwel: de Verloren Culturen. In dit gebied woonden vroeger de Arawak Indianen, de eerste bewoners van Curaçao.’ Ze bewonderden het prachtige groene gebied, oude ruïnes, fel gekleurde vogels en exotische reptielen. Gelukkig zaten ze in kooien, behalve de leguanen. ‘Heel apart,’ zeiden de toeristen. Terug in de bus zag Denzel dat er een briefje lag op de stoel van zijn vader. ‘Hè? Lees mij, staat er op,’ zei hij verrast. Nieuwsgierig maakte hij het briefje open. Hardop las hij: Rij naar het Museo Aereonoutiko, in de buurt van Tera Kora. Let op de rode pijl. ‘Papa,’ riep Denzel, ‘moet je eens lezen.’ ‘Hé, wordt dit een speurtocht?’ lachte Rutilio. ‘Dan doen we toch gezellig mee!’ Dit werd spannend. Rutilio vertelde de toeristen wat er gaande was. Ze leefden helemaal mee met de geheimzinnige boodschapper. Een museum over de luchtvaartgeschiedenis van Curaçao. Nou, dat wilden ze wel meemaken. De oprichter van het luchtvaartmuseum had zijn hele tuin en huis ingericht als museum. Van alles was er te zien. Gedurende de toer door het museum en de tuin zag Denzel geen briefje. Hij durfde ook niet aan de beheerder te vragen of die er soms een had gezien. Net liep hij het hek uit naar de bus toe, toen zijn oog viel op een uitstekende arm van een cactus. En jawel! Er was een briefje geprikt aan een doorn. Wie doet dit toch allemaal, vroeg
Denzel zich lacherig af. Maar grappig was het wel. Rij naar het Kaha di Orgel museum te Leliënberg, las hij. Let op de rode pijl. In een mum van tijd zat iedereen in de bus en daar zoefden ze naar het Kaha di Orgel museum. Bij het museum klonken de tonen van het muziekorgel hen al tegemoet. Een gids stelde hen voor aan Serapio Pinedo, de grote orgelbouwer van het eiland. Toen begon de rondleiding.
18
De toeristen riepen almaar: ‘Que bueno, que rico, amazing, I love it, wat bijzonder, sehr gut, muito bom.’ Roangelo, Mona Lisa en Denzel riepen: ‘Esta dushi!’ En toen zag Roangelo de rode pijl op het flesje lamoenchiwater dat Denzel nog maar half op had. In kleine letters, geschreven met een blauwe stift, stond er: Sint Christoffelpark. Let op de rode pijl. Luid zingend ging het richting de SintChristoffelberg, de 372 meter hoge berg van Curaçao. Rutilio reed omhoog tot aan het eind van de autoroute. Daar stapten ze uit. ‘Wat nu?’ vroeg Rutilio zich af. ‘O, kijk eens?’ Een van de toeristen zag de rode pijl. Die wees in de richting van een smal pad. Ze liepen door het dichte struikgewas. Overal viel wat te ontdekken. Zoals de letters op een grillig stukje rots: Zoek het water. Water? Hier? Midden in deze mondi? Ze liepen door, nu eens bijna kruipend, dan weer rechtop. Het pad daalde steeds verder. Toen zagen ze in de diepte iets glanzen: water. Een meer? Ze liepen dichterbij, verrast. In het meer dreven grote witte waterlelies. Vlinders, vogels en insecten vlogen over het meer. Middenin de natuur van Curaçao, zoiets moois! Nooit geweten. Ze gingen zitten aan de rand van het meer. Mona Lisa deelde shimaruku’s en mango’s uit. ‘Maar wie heeft dan die briefjes neergelegd?’ vroeg Denzel. Hij was nog niet uitgesproken of iemand voer in een roeiboot het meer op. Hij droeg een vaandel waarop stond: Hou van Curaçao! Rutilio’s mond zakte open. ‘Dino, ouwe rakker! Heb je weer wat zitten bedenken.’
Dino roeide naar de kant en de twee vrienden sloegen elkaar op de schouders en kwamen niet meer bij van het lachen. De toeristen zeiden dat ze hadden genoten. ‘Wat een mooi eiland,’ zeiden ze. ‘De zon, de zee, de bewoners en de bijzondere plekjes. We komen vast terug. Masha danki, Rutilio, Denzel, Roangelo en Mona Lisa.’ Rutilio had hen geleerd dat masha danki hartelijk bedankt betekende. En de gezichten van Rutilio en de kinderen straalden als de zon van Curaçao.
Diana Lebacs
19
Nanzi en de plastic soep Dan pakt Nanzi de poot van Pelikaan vast en draait het ijzerdraad los van de plastic zak die om de poot heen zit. ‘Zo,’ zegt hij, ‘hoe kom je nou aan zo’n zak aan je poot?’ ‘De mensen gooien al hun troep zo op het strand, Nanzi, het wordt hier een grote troep op ons eiland,’ zegt Pelikaan, terwijl hij met zijn vleugel over zijn pijnlijke poot wrijft. ‘Ja, ja,’ mompelt Nanzi. ‘Maar misschien moet je zelf ook uitkijken waar je loopt. Ga je nu mijn vis vangen?’ ‘De grootste die ik kan vinden, Nanzi, als dank speciaal voor jou,’ zegt Pelikaan.
De spin Nanzi zit op de veranda van zijn strandhuis. Een troepiaal zit in een boom zijn lied te fluiten. Vanochtend heeft hij een brief geschreven aan zijn neef Anansi in Suriname. De brief heeft hij in een lege plastic fles gedaan en in zee gegooid. De wind en de stroming zijn gunstig vandaag. Zo gaat de fles vast snel aankomen op het strand van Suriname, zodat zijn neef de brief ontvangt. Nanzi heeft van oma een zak snoepjes gekregen. En die eet hij nu lekker op. ‘Hmmm, deze heeft aardbeiensmaak, heerlijk,’ zegt Nanzi tegen zichzelf. ‘En die bananensnoepjes zijn nog lekkerder. De snoeppapiertjes die om de snoep zitten laat hij gewoon waaien. Ze dwarrelen in zee en drijven op de golven.
Pelikaan vliegt weg om een vis te vangen. Nanzi gaat zijn huis binnen om de barbecue te pakken. Die zet hij klaar op het strand, om straks heerlijk de vis te gaan bakken. Als Nanzi alles heeft klaargezet, komt Pelikaan alweer aanvliegen. Nanzi pakt de vis uit de snavel van Pelikaan en bedankt hem hartelijk. ‘Uitkijken voor plastic en troep op land en in de zee!’ roept Nanzi tegen de wegvliegende Pelikaan. Dan bakt Nanzi zijn vis op de barbecue. Hij peuzelt hem lekker op en drinkt er een colaatje bij. Het blikje probeert hij zover mogelijk in zee te gooien. Met de barbecue loopt hij achter het huis en gooit de kolen zo de mondi in. ‘Au, au! Wie gooit er hete dingen op mijn hoofd?’ roept Konijn. ‘Oh sorry,’ zegt Nanzi, ‘ik zag je niet zitten tussen de struiken.’ ‘Gooi jij die hete kolen gewoon zo de struiken in? Straks vliegt hier de boel in
‘Help! Help!’ hoort Nanzi heel hard schreeuwen. Hij springt uit zijn schommelstoel en rent het strand op. Het is Pelikaan. Hij heeft een plastic zak en ijzerdraad om zijn poot zitten en kan niet meer vliegen of lopen. ‘Help, help me dan,’ huilt Pelikaan. ‘Ik wil je best helpen, Pelikaan, als jij dan straks een visje voor me vangt. Dan heb ik vanavond wat te eten,’ zegt Nanzi met een grote lach op zijn gezicht. ‘Ja, help me nou, help me nou, ik zit helemaal vast aan dat stomme plastic,’ jammert Pelikaan. ‘Dus je vangt een vis voor me?’ vraagt Nanzi nog eens. ‘Ja, help me nou maar, Nazi, ik vang straks wel een paar vissen voor je,’ roept Pelikaan, bijna ten einde raad.
20
Konijn en Nanzi dragen de kano naar het strand. Schildpad ligt al te wachten in de branding. ‘Ik zwem wel voorop om jullie de plek te wijzen,’ zegt Schildpad. En zo gaan ze. Konijn en Nanzi in de kano, allebei zo snel mogelijk peddelend. En Schildpad zo hard mogelijk zwemmend voorop. ‘Hier, hier ben ik,’ horen ze Pelikaan al roepen. Hij zit vast aan allerlei troep in zee. ‘Het lijkt wel plastic soep,’ zegt Konijn. ‘Wat een zooitje,’ bromt Nanzi. ‘Wie gooit dat zomaar in de zee?’ ‘Maak me nou maar los van die rommel,’ snikt Pelikaan, die nu niet alleen met een poot, maar ook met een vleugel vastzit in allerlei plastic en touw. Konijn en Nanzi leggen de boot vlak naast Pelikaan. Konijn knaagt al aan het touw en het plastic dat om de vleugel van Pelikaan zit. Nanzi trekt het plastic van de poot. En Schildpad houdt de boot stil. Omdat ze zo goed samenwerken is Pelikaan heel snel los van de plastic soep. ‘Dank, dank, dank, hoe kan ik jullie bedanken?’ juicht Pelikaan. ‘Een visje vangen misschien?’ zegt Nanzi, die altijd honger heeft.
brand. En mijn vrouw en kinderen in ons hol erbij!’ ‘Ja, ja, zo erg heet zijn ze toch niet meer?’ zegt Nanzi. ‘Die gaan echt niet zorgen voor brand.’ Konijn blijft een beetje mopperen. Dan horen ze roepen vanaf het strand: ‘Nanzi, waar ben je? Nanzi!’ Het is Schildpad, die aan komt lopen op het strand. Nou ja lopen, hij is een goede zwemmer. Maar lopen over het rulle zand van het strand, dat is niet zo gemakkelijk voor een schildpad. ‘Oh, daar ben je Nanzi, gelukkig,’ zegt schildpad. ‘Er is een groot probleem op zee. Pelikaan zit vast in de plastic soep. Vlakbij het rif, daar in het water. Jullie moeten helpen. Ik krijg hem in mijn eentje niet los.’ ‘Pelikaan? Wat een eigenwijze vogel. Ik heb hem vanmiddag ook al bevrijd van een plastic zak en ijzerdraad.’ ‘Hoe kunnen wij nou helpen?’ vraagt Konijn. ‘Ik kan helemaal niet zwemmen. En Nanzi ook niet.’ ‘Ik heb nog wel een kano liggen achter het huis,’ zegt Nanzi. ‘Die kunnen we wel gebruiken. En mmmm, dan kan Pelikaan nog wat vissen voor me vangen.’
21
Nanzi en Konijn zitten ’s avonds lekker op de veranda. Ze eten nog wat snoepjes en drinken een blikje cola. Maar deze keer bedenkt Nanzi dat het beter is om de papiertjes en het blikje in de prullenbak te gooien. Nu hij de plastic soep en de troep op het strand met eigen ogen heeft gezien, weet hij beter. Als Nanzi die nacht in zijn bed ligt bedenkt hij een plan om met alle dieren van het eiland de stranden en de zee schoon te maken. Want als zijn neef Anansi op bezoek komt, dan moet het eiland wel schoon zijn!
‘Hé, wat is dit,’ zegt Schildpad. ‘Er ligt hier een fles met een brief erin. Midden in de plastic soep.’ ‘Huh,’ mompelt Nanzi, ‘dat is mijn flessenpost aan neef Anansi in Suriname.’ ‘Maar dat doe je toch niet zo,’ zegt Pelikaan. ‘Zo maak je alleen maar nog meer plastic soep. Mijn Surinaamse vriend Kodyo is toevallig op bezoek. Hij moet ergens op het strand zijn nu. Die kan je brief wel meenemen naar Suriname.’ En zo gezegd, zo gedaan. Schildpad zwom weg om eten te gaan zoeken. Konijn en Nanzi peddelden terug naar het strand. En Pelikaan brengt de fles met brief naar zijn vriend Kodyo, die de brief van Nanzi gaat bezorgen bij neef Anansi.
Jeroen Hoogerwerf
22
23
Ga mee en ontdek Curaçao Gisteravond in mijn droom maakte ik een rondje in mijn vliegtuig. Mama en ik, samen op reis in een jurk met gouden zoom. We hebben een hoge berg beklommen en van het mooie uitzicht genoten. Daarna heerlijk even gezwommen in een baai met hemelsblauw water.
Wij antwoordden tegelijk: ‘Jullie moeten zeker eens naar het supergave Curaçao daar zijn ze altijd heel gastvrij.’ We vertelden over Otrobanda, Punda, Scharloo, Pietermaai, Bándariba en Bándabou en ook van onze Annabaai.
Achter elkaar rennen in het witte zand, schoon en warm, heerlijk op het strand. Waar we ook kwamen overal keken toeristen naar ons. Ze riepen ‘ooh’ en ‘aah’. ‘Wat is het eiland mooi.’ Ze vroegen ons telkens weer wat er nog meer te zien was.
Al onze fantastische stranden lieten we op foto’s zien. We vertelden hoe gastvrij wij er voor toeristen zijn. Toen ik eindelijk wakker werd naast mijn moeder in haar bed begreep ik dat ik i1n mijn droom gewoon op Curaçao was geweest.
Ilse Schoobaar
Shòròmbu van Agtergohsruch gratis leguanensoep uit aan iedereen die met een soepkom zijn restaurant aandoet in Agtergohsruch, een afgelegen wijk in Bándabou. Om alle mensen van Bándabou van soep te kunnen voorzien, moet Shòròmbu een grote hoeveelheid soep bereiden en daarvoor heeft hij veel leguanen nodig. Nog voor de dageraad, trekt de patrouille jagers van de kok er op uit om zoveel mogelijk leguanen te vangen. Ze kammen de mondi uit, gewapend met katapult, touw, mes, zwarte zak en emmer.
Ik herinner me iets van niet zo heel lang geleden. Het gebied van Bándabou was vergeven van de boomkip. Maar van de ene dag op de andere werd die plaag een zegen. De leguaan werd het meest geliefde dier op het menu voor de mensen van Bándabou. Nadat ze hem gevangen hadden, bereidden ze hem op verscheidene manieren. De mensen van vroeger hadden verschillende vallen in elkaar geknutseld om de boomkip te vangen. Een leguaan lijkt loom, maar kan plotsklaps hoog op de poten wegschieten. De jagers moesten daarom slim zijn. Als ze de prooi eenmaal te pakken hadden genomen, hadden gevild en schoongemaakt, vermaalden ze hem tot gehaktballen, trokken er soep van of verwerkten hem in een stoofschotel. Gemakkelijk verkrijgbaar en goedkoop vlees, waarvan jong en oud naar hartelust konden smullen. Shòròmbu was een man die van jongs af aan bekend stond om de heerlijke leguanensoep die hij verkocht. Er was niet een leguaan die uit zijn greep kon ontsnappen en het ontbrak hem nooit op zondag aan een smakelijke pan leguanensoep voor alle inwoners van Bándabou. Maar op een dag kruiste Shòròmbu’s pad een bijzondere leguaan, die hem uitdaagde op een nog nooit vertoonde manier.
Tiwa en oma Sisi Tiwa is een leguaan die veel te groot is voor zijn leeftijd. Hij woont bij zijn oma, Sisi, een slang. Lang gelden hebben jagers Tiwa tot wees gemaakt. Hij was toen nog heel jong. Toevallig gleed Sisi, een oude slang, langs de plaats delict en ze voelde meteen medelijden met hem. Ze heeft hem toen geadopteerd. Ze hadden het goed met elkaar. Tiwa heeft veel van haar geleerd, inclusief een geheim van een verborgen slangensekte. De kunst van de hypnose. Op een dag zaten Tiwa en Sisi buiten hun hol in de modder, iets te oefenen dat Sisi ‘De kruiselingse ogendraai’ noemde. Zij ligt opgerold op een schommeltak en Tiwa volgt, op de grond, de instructies. ‘Ha ha … Nee Tiwa, draai je oogbal links meer naar binnen! Denk eraan dat je helemaal scheel moet kijken!’ Tiwa probeert heel hard wat zijn oma zegt.
Het is zondag. De fijnste dag van de week voor veel mensen die in Bándabou wonen. Want op deze rustdag deelt Shòròmbu
24
25
alles wat in de weg staat. Desondanks rent en trapt hij voor zijn leven.
Maar iets onderbreekt hen, een grote hand overschaduwt ze. ‘Neeee, laat Tiwa los!’ schreeuwt Sisi. Het enige wat de jagers hoorden was een langgerekt ‘SSSSSSSSSSSSSSSSS!’
Shòròmbu springt achter hem aan met zo’n groot kapmes in de hand. Hij zwaait razend en wanhopig met het mes. Hij kapt ermee in een keukenkast, op de tafel en zelfs in de koelkastdeur. Als hij het kapmes uit de deur probeert te rukken, profiteert Tiwa ervan en springt op de tafel. Het lukt Shòròmbu om het kapmes los te wrikken en kwaad kijkt hij Tiwa aan. Tiwa draait als een zot zijn oogballen kruiselings alle kanten op. ‘Je hebt een bloem in je hand, je hebt besloten om hem in een vaas te doen!’ zegt Tiwa. Meteen gaat Shòròmbu verward op zoek naar een vaas in de keuken. Hij pakt een pan, vult die met water en doet het mes erin. Shòròmbu klapt zijn handen in elkaar en zegt enthousiast: ‘Oh schattige bloem, wat straal je mooi …’ Hij kijkt met een verliefde blik naar de pan met water, versierd met een kapmes. Tiwa grinnikt in zichzelf en hij sluipt van de tafel af. Vlug loopt hij naar de keukendeur. Hij staat op het punt om te ontsnappen en weer vrij te zijn, maar zijn geweten knaagt aan hem.
De grote klauw duwt Tiwa’s kop tegen de modder. Hij raakt meteen buiten westen. De hand tilt hem op en gooit hem in een zwarte zak. In de keuken van Shòròmbu Tiwa komt bij in een vochtige ruimte. Hete rook verwarmt zijn koude bloed. Om hem heen is het donker en hij voelt de aanwezigheid van meer leguanen onder en boven zich. ‘Wat gaat er gebeuren?’ vraagt Tiwa. ‘Shhh… blijf stil, idioot! Doe alsof je dood bent!’ zeggen de andere leguanen. Inderdaad speelden al de leguanen in de zak voor dood. Tiwa sluipt kruipend langzaam omhoog in de zak. Vanuit de opening van de zak ziet hij een reusachtige pan water staan stomen op het vuur. We worden zo allemaal opgegeten door mensen, denkt hij. Tiwa kruipt en duwt zijn grote lijf door de opening van de zwarte zak heen. Hij loopt nu op een tafel en kijkt waar hij op de vloer kan springen. Net op dat moment komt Shòròmbu de keuken binnen gelopen, blij zingend: ‘La- di- da- ra, La- di- da- ra…’
Hij besluit om eerst de andere leguanen uit de zak te bevrijden. Zijn nagels in de tafelpoot klimmend kruipt hij weer naar boven. Eenmaal boven probeert hij met zijn bek om de knoop in de zwarte zak open te maken. Hij trekt en duwt tot het gat groot genoeg is om de gevangenen los te laten. Gelijk met zijn laatste ruk schrikt hij van een harde klap – de leguanen verstijven allemaal.
Shòròmbu ziet de leguaan die uit de zak ontsnapt is, op de keukentafel. ‘Oh, nee! Niets daarvan! In de pan met jou!’ Maar resoluut springt Tiwa op de grond en zet het in de keuken op een lopen. Zijn staart slaat tegen de tafelpoot, de vuilnisbak en
26
27
Tiwa en de anderen lachen zich suf om hem. Maar het duurt niet lang of de kok komt van de pijn bij uit de hypnose. Hij schreeuwt: ‘AUUU!! Vervloekte onderkruiper!’ Hij gooit de pan naar de beesten die liggen te schuddebuiken. Ze stuiven allemaal vrolijk weg.
BAM!!! Shòròmbu heeft de keukendeur woest dichtgegooid. Het lukt Tiwa van de tafel af te springen voordat Shòròmbu te dichtbij is. De kok pakt de zak stevig bij de opening vast zodat er geen leguaan kan ontsnappen. Hij pakt de zak op en loopt ermee naar het fornuis. Onderweg probeert hij nog op Tiwa te trappen, maar die weet telkens weg te draaien. ‘Het maakt niets uit, vervloekt beest! Jij bent er maar één, hier heb ik een zak vol!’ Hij zwaait de zak heen en weer boven de met heet water gevulde pan. ZWOEF!!! Ze gaan naar links. ZWOEF!!! Naar rechts. ZWOEF!!!
Leguanenzakkenthee Shòròmbu zakt wanhopig huilend op de grond. Hij jammert: ‘Wat moet ik de mensen van Agtergohsruch nu voorschotelen?’ SNIK! Vanachter de de deur sluipt Tiwa naar hem toe. Hij voelt een beetje medelijden en wil Shòròmbu ondanks alles helpen. Langzaam komt hij dichterbij, hij grijpt de zak en gaat ermee voor Shòròmbu staan. Deze kan niet wachten om Tiwa met om het even welke roerstok een pak op zijn donder te geven. Tiwa kijkt hem doordringend met een schele blik aan en zegt: ‘Vandaag deelt Shòròmbu thee uit, getrokken van de zak om-gevangenleguanen-in-te-doen.’
Tiwa springt vanuit het niets voor Shòròmbu langs over de hete pan. Gloeiende stoom verbrandt een stukje huid. Terwijl hij over de pan zweeft en aan de andere kant neerkomt, kijkt hij Shòròmbu strak aan met schele ogen. ‘Je hebt een stevige behoefte aan een lekker heet bad!’ Tiwa valt net buiten de pan zwaar neer op de tafel. PLONS! Shòròmbu kijkt gefixeerd naar de pan water op het vuur. Hij laat de zak met leguanen op de vloer vallen. BAP! Meteen vluchten de leguanen uit de zak. ‘Jeminee!’ De kok tilt de hete pan op. In één draai giet hij het kokende water over zijn lichaam. ‘Oh, wat heerlijk brandt mijn velletje!’
Die middag hebben de inwoners van Agtergohsruch leguanenzakkenthee gedronken, tijdens een gezellig samenzijn, waarbij Shòròmbu in geuren en kleuren het verhaal heeft verteld van de leguaan die hem tegendraadse kookhandelingen heeft laten uitvoeren.
Ingomar S. Martie
28
Spoken in het Octagon? door het zoute water. De zwarte koepel glanst in de zon. De verf van het houten hek is helemaal geschilferd. Voorzichtig trekt Seng een stukje droge verflak los. Seng kijkt om. Ze wenkt Kecha en Zita. ‘Vooruit! Voort maken,’ roept ze. Eindelijk bereiken ook Kecha en Zita de plaats. Kecha knippert met haar ogen tegen de felle zon. Zita houdt haar hand boven haar ogen om beter te kunnen kijken. Een van de ramen staat op een kiertje. ‘Binnen ziet het er donker uit. Zullen we dichterbij kijken?’ Zonder antwoord af te wachten, duwt Seng het hek open. Ze stapt de tuin in. ‘Durf jij naar binnen?’ vraagt Kecha. ‘Tuurlijk. Daarvoor zijn we hier.’ Zita kijkt om zich heen. ‘Er is niemand te zien,’ fluistert ze. Ze pakt de hand van Kecha. Samen lopen ze de tuin in. Bij een hoge boom blijven ze staan. De bladeren ritselen in de wind. Of komt het geluid uit het gebouw …
Het is eind jaren zeventig. De zon schijnt fel boven de evenaar. Kecha, Seng en Zita, drie nichten, huppelen op de stoeprand. Hun rokjes gaan op en neer. Ze zoeken steeds de schaduwplekken op. Waar gaan ze naar toe? Wat zijn ze van plan? Kecha, Seng en Zita gaan een smal steegje in, dat uitkomt bij zee. Langs de kust lopen ze over grote keien. De zon weerkaatst op de zeespiegel. Kecha veegt zweetdruppels van haar voorhoofd. Ze wrijft in de ogen tegen de felle zon. Seng loopt het snelst vooruit richting de baai van Hala Canoa. Het deert haar niet dat haar schoenen en voeten nat worden. Seng wacht even op de anderen. ‘Kijk, daar is een vreemd gebouw met acht hoeken, vlakbij zee,’ zegt ze. ‘Het dak lijkt wel een ronde koepel.’ ‘Het is een heel oud gebouw,’ weet Zita. ‘Geen enkel gebouw is zo uniek.’ ’Wat zou daar binnen zijn?’ vraagt Kecha. ‘We gaan op onderzoek,’ antwoordt Seng. Ze kruipt langs een paar grote keien. Kecha en Zita volgen haar. Ze dalen aan de andere kant van de keien af. Grote witte zeegolven dreunen tegen de kust. De golven woelen het zand los. Bruisend water spettert aan alle kanten op. ‘Kijk uit, daar komt weer een hoge golf aan,’ roept Kecha. Ze wil niet druipnat worden. Zita glijdt bijna uit op een rotsblok. Ze kan zich nog net vasthouden. Seng loopt al mijlen vooruit en staat nu pal voor het vreemde gebouw. Het heeft acht hoeken. De muren van het gebouw zijn beschadigd
Kecha en Zita gluren van achter een boom. Wat gaat er nu gebeuren? Die Seng is altijd zo moedig. Ze staat voor de boogdeur. Seng probeert die te openen. Geen beweging. Ze gaat het stoeptrapje op en duwt met haar schouder tegen de deur. Het lukt! Met een krakend geluid gaat deze op een kiertje. Seng draait zich om. ‘Hé, kom mee! Ik ga niet alleen naar binnen hoor,’ zegt ze. ‘We komen je helpen.’ Zita trekt Kecha mee.
29
Het zuchtende geluid komt weer op, nu intenser. Opeens klinkt er gepiep en gejank ... Het is net alsof er iemand kreunt. Zita, Kecha en Seng deinzen terug. ‘Hooooohhh, hooooohhh, het spookt!’ schreeuwt Kecha. ‘Wegwezen!’ waarschuwt Zita. ‘Het spookt hier echt!’ Als de bliksem rennen ze naar het pad. Ze blijven hijgend staan.
Seng loopt stapje voor stapje naar binnen. Zita en Kecha volgen haar. De meisjes kijken een beetje onwennig rond. ‘Er is niemand,’ fluistert Seng. ‘Natuurlijk niet,’ zegt Zita giechelend. ‘Bah … wat ruikt het hier muffig.’ Kecha ziet een oude vitrinekast staan. Ze loopt erheen. ‘Oh wat mooi, versierde borden.’ ‘Kijk daar, een heel ouderwets bankstel. Wacht ... een oude schommelstoel! Wep mi Wep mi, Zoja Zoja mi,’ zingt Seng zacht. Voorzichtig klimt Seng op de stoel. Het ding kraakt aan alle kanten. Daarna willen Zita en Kecha ook schommelen.
Een mevrouw stapt net uit haar auto. ‘Waarom staan jullie hier zo te zuchten?’ vraagt ze. De meisjes wijzen in de richting van het gebouw met de zwarte koepel. ‘Jullie zijn toch niet naar binnen gegaan, hè?’ vraagt de vrouw. ‘Het is er levensgevaarlijk. Het gebouw gaan ze binnenkort restaureren.’ De gezichten van de meisjes spreken boekdelen. ‘Het spookt er mevrouw. Er zitten daar verdwaalde geesten,’ zegt Kecha. ‘Echt waar, er komen daar rare geluiden vandaan,’ beaamt Zita. ‘Jankende en zuchtende ge...,’ vult Seng aan. De vrouw kijkt de meisjes ongeloofwaardig aan. ‘Waren het niet jullie eigen zuchten en kreunen die je daar hoorde? En jullie weten dat jullie daar niet mogen zijn?’ Ze trekt een spottend gezicht en loopt weg.
Intussen loopt Seng naar de ruimte ernaast. Middenin staat een klein bedje met een klamboe. Op het nachtkastje staan lege olielampen. De houten klerenkast, de lakens en de klamboe zitten onder het stof. Nieuwsgierig trekt Seng de klerenkast open. Op dat moment hoort ze een heel vreemd geluid … Is dit huis wel echt onbewoond? Seng blijft stokstijf staan. Ze voelt haar hart bonken van de schrik. ‘Ugh, Ugh, Ugh! FFFFTTTTTTTfffft! Help,’ gilt ze en ze rent naar buiten. Zita springt uit de schommelstoel. Ze rent met Kecha achter Seng aan. De meisjes verschuilen zich achter een boom. Ze spitsen hun oren. Een zuchtend geluid galmt door het gebouw. En kort daarop ... Kiieeeèk, Kiieeeeeèk. ‘Kijk, het raam gaat heel langzaam heen en weer,’ fluistert Seng. Kecha schudt haar hoofd. ‘Enne de ... de ... dat zuchtende geluid?’ stottert ze angstig. ‘Mijn benen trillen zo, ik val bijna om,’ zegt Zita zachtjes. Haar ogen zijn groot van de schrik.
30
Seng, Zita en Kecha rennen naar oma Wela. Ze vertellen over het achthoekig gebouw met de zwarte koepel. ‘Er staat een vitrinekast met sierborden,’ zegt Kecha. ‘Het bed is echt klein,’ vertelt Zita.
31
Anno 2019, ongeveer veertig jaar later, bezoekt Kecha, die op Sint Maarten is gaan wonen Curaçao. Ze staat op het terrein van het Avila Beach Hotel. Daar ligt het bijzondere Octagon. Veel toeristen poseren ervoor en maken foto’s. De beelden van vroeger zijn bij haar vervaagd. Kecha glimlacht, ze voelt zich heel trots. Het Octagon is nu een prachtig monument. Opgeknapt tot het Museo Bolivariano, waar de geschiedenis van Bolívar nog altijd ademt.
‘En de schommelstoel deed het nog,’ zegt Seng. ‘Oh, jullie zijn in het Octagon geweest,’ zegt oma. ‘Dat was de woning van de zus van Simón Bolívar. De kleine dappere bevrijder van ons buurland Venezuela. Bolívar logeerde er in de vorige eeuw bij zijn zus. Daar mogen jullie nu beslist niet in. Het is er levensgevaarlijk, want het dak kan elk ogenblik instorten. Door de zoute zeelucht, brokkelen de muren af. Het lijkt dan heel spookachtig.’ ‘Maar we hoorden echt enge geluiden, Wela. Het was alsof iemand aan het zuchten was,’ herhaalt Kecha. De anderen knikken. ‘Dat zullen wel de gierende winden zijn. Dat heb je vaker in oude gebouwen,’ stelt Wela hen gerust. ‘Straks is het mooi opgeknapt, zoals veel panden in Pietermaai. Dan mogen jullie daar vast met school op excursie. Het Octagon is een van de belangrijkste monumenten in Willemstad,’ zegt Wela. ‘Waarom is het voor ons eiland zo belangrijk?’ vraagt Kecha nieuwsgierig. ‘Daar huist een belangrijke geschiedenis van zowel Venezuela als Curaçao. Simón Bolívar maakte er grote plannen, met onze Pedro Luis Brión. Ze wilden vechten tegen de Spanjaarden. Ja, heel Zuid-Amerika bevrijden van die conquistadores. Bolívar wilde de Verenigde Staten van ZuidAmerika vormen. Landen die één taal spreken en samenwerken.’ ‘Een mooi plan,’ zegt Zita. ‘Dank u wel voor uw vertelling.’ ‘We kunnen nu slapen, zonder bang te zijn voor nachtmerries,’ lacht Kecha. ‘Aan onze klasgenootjes zullen wij vertellen, hoe bijzonder ons eiland is,’ zegt Seng.
Loekie Morales
Noot: Op het terreinvan hetAvila Beach Hotel treft u een opvallende achtkantige koepel aan. Vroeger was dit tijdelijk de thuisbasis van de Venezolaanse vrijheidsstrijder Simón Bolívar. Tegenwoordig is het kleine museum een ode aan zijn vrijheidsideaal. Het was in “het Octagon” dat Simón Bolívar enige maanden doorbracht, om ideeën en kracht op te doen, om zijn troepen opnieuw bijeen te brengen ten einde het Spaanse koloniale bewind in Zuid-Amerika voorgoed ten val te doen brengen. De zusters woonden gedurende enige tijd in het achthoekige huis aan de zee. Bolívar zelf verbleef in een huis met de naam “Het Plezierhuis”, dicht bij de drukke haven van Willemstad. “Het Plezierhuis” bestaat niet meer, maar het “Octagon” heeft de tand des tijds aardig weten te doorstaan. Het museum is enkele ochtenden in de week geopend. De locatie is ook te huren voor bruiloften of andere bijeenkomsten.
32
Toeristen Je waardepapieren zijn van jou alleen. Je hebt die nodig om te reizen: je paspoort, en je bankpas voor alle betalingen. Ook moet je je camera, je telefoon en dergelijke meenemen. Is je koffer al gepakt? Heb je alles, zoals kleren voor formele en voor sportieve gelegenheden, en je ondergoed en toiletartikelen? Afhankelijk van hoe lang je in het buitenland blijft, vergeet alsjeblieft je medicijnen niet, een zaklamp en spulletjes voor eerste hulp: voor jezelf en voor anderen! Neem niets mee in je bagage dat verboden is. Volwassenen mogen geen boete of een schuld bij de belasting hebben openstaan.
A. Een toerist Wat is een toerist? Dat is iemand die van reizen houdt, die meer van de wereld wil zien! Die meer wil weten van de inwoners van de landen die hij bezoekt! Hij vraagt, zoekt en kijkt. Hij wil leren en bewonderen, hij wil wandelen, filmen en veel foto’s maken. Hij bezoekt de musea en wil meer weten over de geschiedenis, de cultuur en de taal van de mensen. Ook wil hij genieten van de natuur van het land en hun gerechten proeven. Hij wil graag dansen op de ritmes van hun muziek. Wil jij ook een toerist zijn? B. Ik wil ook een toerist zijn! Ja, ik wil ook een toerist zijn. Hoe moet ik me voorbereiden op een reis? Ik heb een geldig paspoort nodig. Mijn gezondheid moet goed zijn. Ik moet geld hebben om de vlucht te kunnen betalen of om per schip te kunnen reizen. Ik moet ook niet vergeten een reisverzekering af te sluiten voor het geval me iets overkomt of ik mijn waardepapieren kwijtraak.
33
noch onze zee en prachtige stranden. Onze koralen in de zee zijn waardevol voor een overvloed van vissen. Ze zijn prachtig en betoverend, het is fantastisch om te zien! We gooien afval in de bak en geven het goede voorbeeld aan anderen die zich de waarde van ons eiland en het belang van onze toeristen niet realiseren. Zie je ergens illegaal gestort vuil, in de mondi of op het strand, bel dan Uniek Curaçao, op nummer 462 8989. Leve ons eiland Curaçao.
Anders mag je niet weg en gaat je reis eraan! Goede reis en behouden aankomst! C. Waarom wij toeristen moeten waarderen en goed moeten behandelen Op de eerste plaats moeten we iedereen als mens respecteren, dus ook de toeristen, want hun bezoek en verblijf op ons eiland heeft veel voordelen voor ons, het is heel goed voor de ontwikkeling en vooruitgang van ons eiland. Waarom? Zij eten in onze restaurants en onze winkels krijgen meer inkomsten. Ze logeren in onze hotels die dan ook meer inkomsten krijgen, net zoals de werknemers meer verdienen. De toeristen pakken de bus, of nemen een taxi, ze kunnen een auto huren, of een scooter of fiets. Dat alles brengt meer geld in ons laatje. Ze kopen kleren en Curaçaose souvenirs voor hun familieleden, alsook luxe artikelen en parfum. Onze winkels en al hun werknemers verdienen zo beter.
Wees welkom, toeristen! Bonbiní! Welcome! ¡Bienvenidos a nuestra isla! Bienvenu! See you soon! Au revoir! Ciao!
‘Nou, de dansfeesten met de typisch lokale muziek trokken me erg aan en ik heb er veel van genoten.’
Dan vraag ik aan een meneer: ‘Wilt u me vertellen wat u van de inwoners van Curaçao vindt?’ ‘Ik vind Curaçaoënaars heel aardig, de mensen hier praten verschillende talen.’
‘U, volwassen heer, als ervaren reiziger, wat is u op ons eiland tegengevallen? U mag het eerlijk zeggen.’ ‘Nou, wat ik zeker waardeer is de beleefde manier waarop iedereen elkaar groet, goeie morgen en goeie middag, in verschillende talen. Maar … de dienstverlening in de winkels kan voor zowel de klant als voor de bezoekende toerist wel een beetje beter.’
‘Mevrouw, wat vond u het mooist op Curaçao?’ ‘De historische monumenten vond ik geweldig. Ik heb begrepen dat admiraal Luis Brion, Manuel Piar en Simón Bolívar ook een belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis van Curaçao en Venezuela.’
Wij moeten onze mondi en onze stranden beter verzorgen. Ik zie overal te veel vuil. Een schoon eiland is ons visitekaartje.
‘Hoe gaat het, jonge student, geniet je van ons eiland Curaçao?’ ‘Zeker weten, ik hou van de stranden met hun witte zand en blauwe zee, ik heb zelfs naast schildpadden gezwommen bij Playa Piskadó in Westpunt.’ ‘Waar heb jij het, als student, nog meer naar je zin gehad?’
Dith Martis-Leito
D. Laten we enkele toeristen interviewen Kijk, daar zitten enkele toeristen in het Wilhelminapark, in de schaduw. Hé, een mooie kans om hun wat te vragen! Ik begroet hen, zeg hoe ik heet en vraag of ik wat vragen mag stellen.
Ik behandel onze toeristen goed! Ook help ik onze monumenten goed te onderhouden, want die zijn onze nationale schatten. Wat van de schepping van onze Schepper wereldwijd het meest te lijden heeft, is Moeder Aarde (aldus Paus Franciscus). Laten we goed voor onze planeet zorgen. Wij zijn fijne mensen! Wij vervuilen ons eiland niet
De mevrouw die antwoordt dat het mag, vraag ik: ‘Hoe komt het dat u ons eiland wilde bezoeken?’ Zij antwoordt dat zij van Curaçao heeft gehoord via een vriendin die het eiland kent.
34
35
Ian en Nia en de landhuizen in Banda Abou Nia komt naar voren gerend en blijft pardoes stokstijf staan, met grote ogen van de schrik. De reuze suikerdief kalmeert ze: ‘Wees niet bang, ik doe jullie geen kwaad. Ik ben een supergrote, magische suikerdief. Noem me maar Zupermus. Ik kan jullie taal spreken en toveren, ik help graag kinderen die meer willen weten. Ik ben aan het rondvliegen en ik hoorde dat jullie meer willen weten over onze landhuizen. Weten jullie wat een landhuis is?’ ‘We hebben vandaag iets geleerd over landhuis Jan Kok en ik weet dat je het een Groot Huis kan noemen of het Huis van de Meester,’ zegt Nia. ‘Dat heb je heel goed onthouden,’ zegt Zupermus en hij slaat met zijn grote vleugels. Ian zegt: ‘Ik heb nog niets over landhuizen op school gehad. Maar ik wil er wel meer over weten.’ ‘Kom dan met me mee, klim op mijn rug. Ik zal jullie enkele Curaçaose landhuizen laten zien. Ik wil jullie vriendje zijn.’ Ze stappen op, op zijn rug. Zupermus vliegt met ze door de lucht en vertelt: ‘Weten jullie dat we ongeveer honderd landhuizen hebben? Ze staan verspreid over het hele eiland.’ ‘Uh, uh, zoveel? Kunnen we ze allemaal bezoeken?’ vraagt Ian. Nia antwoordt hem: ‘Nee, joh, dat zijn er veel te veel. Je weet toch dat we op tijd naar binnen moeten.’ Zupermus: ‘Maak je geen zorgen, we bezoeken er een paar. Ik zal zeggen hoe de
Ian en Nia zijn buren. Ze spelen graag samen. Iedere middag na het huiswerk roepen ze elkaar bij het hek en spelen allerlei spelletjes zoals hinkelen, ra ra ra wie heeft de riem, verstoppertje met een blikje en blindemannetje. Om uit te rusten gaan ze onder de mangoboom zitten in de voortuin, tegen het tussenhek aan. Het is erg koel onder die boom, daarom zitten ze er graag. Soms spelen ze ook op hun tablet. Vandaag heeft Nia op school veel geleerd tijdens de les sociale wetenschappen over landhuis Jan Kok en dat wil ze graag aan Ian vertellen. ‘Je kunt het landhuis nog steeds bezoeken. Denk je dat wij er binnenkort ook naar toe kunnen gaan?’ Ian, nieuwsgierig geworden: ‘Ja, ja, ja, laten we het aan onze vaders vragen of we er zondag heen kunnen gaan.’ Nia kijkt een beetje sip: ‘Maar mijn vader moet elke dag werken, hij kan niet met ons mee.’ Opeens horen ze een vreemd geluid, als van een vogel … gefluit, maar dan hard. ‘Heb jij dat ook gehoord?’ vraagt Ian. ‘Ja, … maar het was erg hard en dichtbij, maar ik zie niets,’ antwoordt Nia. ‘Tjiep tjiep, ssshjiiiilp tjiep ...’ Het geluid komt steeds dichterbij. Ze zoeken in de tuin waar het vandaan komt, Nia in de achtertuin, Ian voor. ‘Wauw, zo hé,’ slaat Ian uit. ‘Wat een joekel!’ Van schrik doet hij een stap achteruit. Voor hem staat een gigantische suikerdief. Vol ontzag schreeuwt hij naar Nia: ‘Kkkom kkkijken, vlug!’
36
ogen niet geloven, al die mooie landhuizen die ze zien. ‘Waren er zoveel slavenmeesters hier, op Curaçao?’ vraagt Ian. ‘Ja, die meesters woonden in die grote huizen en er om heen stonden de hutjes voor de slaven. Zij waren verplicht om op de plantage van de meester te werken. Hard werk, planten, oogsten, veeteelt en onderhoud.’ ‘Hè, bah, dat is niet leuk,’ zegt Ian. ‘Vreselijk, ik ben blij dat mijn ouders werk hebben, maar het zijn geen slaven,’ voegt Nia er aan toe. ‘Goed, jongens. Er zijn nog meer landhuizen. Vandaag hebben we er alleen maar een paar in Banda Abou gezien. Het wordt al laat, ik keer om en breng jullie terug,’ zegt Zupermus. ‘Hier zien we nog landhuis Cas Abou, hoort ook bij de eerste landhuizen van Curaçao. Hier werd zout gewonnen.’ Iets verder op de terugweg wijst hij naar landhuis Pannekoek. ‘Hier kun je met school kamperen. Ze geven er ook dansles.’ De kinderen vinden alles even mooi en indrukwekkend. Ian lacht: ‘Nia wil hier ook komen dansen.’ Hij gaat verder: ‘Als ik het goed heb geteld, hebben we vanmiddag negen landhuizen gezien, van boven en van buiten. Ik heb morgen veel te vertellen aan mijn vriendjes op school. ‘Zeker weten,’ zegt Zupermus, ‘en het fijne is dat de meeste goed zijn onderhouden. Ze horen tot onze historische schatten, die we moeten blijven koesteren en waarvoor we dankbaar moeten zijn. Bovendien trekt het ook de toeristen aan.’
andere, waar we over heen vliegen, heten.’ Vliegend over enkele landhuizen geeft hij Ian en Nia hun namen. ‘Hier zijn we bij Jan Kok.’ Nia is opgewonden: ‘Over dit landhuis hebben we vandaag geleerd.’ Zupermus: ‘Het is een van onze eerste landhuizen. Genoemd naar de eigenaar, Jan Kok. Hij was ook eigenaar van de slaven hier, hij had er wel honderd voor hem werken. Hij was geen al te beste baas, werd vlug boos. Er hangt in dit landhuis nog steeds een slavenbel van die tijd.’ Nia beaamt dit. ‘Ja, dat hebben we vandaag geleerd. Het is wel een mooi landhuis.’ Zupermus stelt voor om verder te gaan. ‘Dan kunnen jullie er nog een paar leren kennen. Dit is landhuis Dokterstuin. Zowel onze eigen mensen als toeristen kunnen hier lekker creools eten.’ ‘Mmm, ik krijg honger,’ zegt Ian. ‘Maar we kunnen nu niet gaan eten, ik wil er meer zien,’ reageert Nia. Zupermus vliegt verder. ‘Dit is landhuis Papaya, daar landhuis Daniel,’ zegt hij terwijl hij verder vliegt naar het westen. ‘In Banda Abou heb je veel landhuizen. Hier Asenscion, op de weg naar Barber. Daar landhuis Santa Martha, met de sociale werkplaats. Ook heel geschikt voor het geven van feesten.’ ‘Deze is echt mooi!’ zegt Ian enthousiast. ‘Dank je wel, Zupermus. Vanuit de lucht zie je veel meer tegelijk. Joepie. Kon ik ook maar vliegen.’ De kinderen genieten volop. Zupermus praat verder: ‘Ons fijne Curaçao is prachtig. Zo heb je ook landhuis Knip, vlakbij Westpunt.’ Ian en Nia kunnen hun
37
Hij spreidt zijn vleugels uit. ‘Oké, jongens, de zon begint te dalen. Jullie moeten nu naar huis.’ In een oogwenk is hij bij hun straat. Ian en Nia nemen hartelijk afscheid van Zupermus. Ze hebben enorm genoten van dit bijzondere uitstapje. Nia: ‘Denk er aan, Zupermus, dat we graag meer landhuizen willen leren kennen.’ Ian voegt er aan toe: ‘Ik heb veel geleerd, vogelvriend. En ik kijk voortaan heel anders naar suikerdiefjes.’ De tovervogel belooft: ‘Ik kom terug om jullie veel meer te leren. Vertel aan jullie vriendjes hoe bijzonder onze landhuizen zijn en hoe belangrijk het is onze geschiedenis te kennen.’ En weg vliegt hij. En zo, lieve vogelkinderen, is dit verhaaltje afgelopen.
Mercée Doran
38
39
Kom mee op reis met de bus Op weg naar San Pedro zie daar de grotten van Hato. We gaan die hoge trap op om de grot in te gaan. We bekijken de ‘fantasie-ruimte’. Wat is het hier mooi met stalactieten en stalagmieten: kegelachtige vormen, ontstaan door het druppelende water. Wij vervolgen onze reis naar het museum van Yubi Kirindongo, met zoveel kunstwerken, gemaakt van hergebruikt materiaal: autobumpers, uitlaatpijpen, rubberen autobanden, hout, houten haspels, touw, ijzeren kettingen, kratten van plastic. Yubi is geniaal, een nationale held, een artiest in hart en nieren. Ja hoor, Yubi heeft heel veel ontworpen en gemaakt. Yubi is ook door diverse landen uitgenodigd en heeft er zijn kunstwerken geëxposeerd. Mama, papa, oma, tante, breng mij vaker, zodat ik kan genieten van wat er allemaal is. En Yubi kan mij ook leren om kunstwerken te maken. Mama, wanneer gaan wij daarheen? Hier bij Yubi komen ook toeristen, die zijn werk bewonderen.
We reden naar Rooi Rincon, waar water uit de grond komt en de indianen woonden. Een in de natuur verscholen plek met schoon water. Laten we de mooie plekken beschermen en verzorgen en van onze natuur genieten en onze geschiedenis leren! Na het bezoeken van Yubi en Rooi Rincon gingen we eten bij Jaanchi Crestian, het enige restaurant met een pratende menukaart: Jaanchi zelf. De opa van Jaanchi vestigde zich in Curaçao in Bándabou, waar hij begonnen was met het koken en verkopen van eten. In dit restaurant heb ik lekker gegeten bij nu kleinzoon Jaanchi. Nadat wij van het ijsje hadden genoten bij Jaanchi, hebben we bedankt en zijn we de bus weer ingestapt om naar huis te gaan. Wat een mooie fijne dag was dit, wat een ervaring! Mama, papa, broer en zus, oom, tante, juffrouw, meneer, laten we op stap gaan en alle mooie plaatsen in Curaçao bezoeken. Ik hou van mezelf en van mijn familie. Ik zorg voor mijzelf, mijn familie, voor mijn vrienden en vriendinnen. Laten we voor onszelf blijven zorgen, voor onze tuin, de omgeving en het milieu. Dit alles voor ons zelf, om goed te kunnen leven. En zo kunnen we de toeristen uitnodigen, zodat ook zij hier kunnen komen genieten en hun bijdrage leveren aan de economie van Kòrsou, Curaçao! Kom, laten we op reis gaan, want er is zoveel te zien.
Roselyn Jobse-Jessurun
40
41
Het geheime zwembad in de grot meisjesnamen,’ legt Djoma in goed Engels uit. ‘Eigenlijk heet ik Injomar, maar ze noemen me Djoma omdat ik van taal* hou.’ ‘Hoeveel talen spreek je?’ ‘Papiamentu, Nederlands, Engels en Spaans. En ik ben begonnen Madarijn te leren. Mijn oma betaalt de lessen.’ Ineens begint Kariaca te huilen. ‘Ik ben ziek en heb overal pijn! De dokter zegt dat het komt omdat ik me teveel zorgen maak over mijn zieke oma. Dat ik afleiding nodig heb en leuke dingen moet doen om te genezen. Daarom zijn we op vakantie naar Curaçao gekomen. Ik hou heel veel van mijn oma! Stel je voor dat ze naar de hemel gaat en ik hier achterblijf! Mijn vader zegt dat ik niet meer gehoorzaam ben. Ik heb op school gevochten. Uit kwaadheid heb ik een stuk van mijn haar afgeknipt, daarom heeft de kapper dit gedaan. Lelijk!’ ‘Het is helemaal niet lelijk, ‘t staat je goed. Je lijkt wel een haarloze koningin. Echt. Ik vind je aardig. Nou ja, misschien omdat ik een koosnaam heb die op een meisjesnaam lijkt en jij een jongenskoppie!’ Kariaca lacht. Djoma zegt dat hij nu moet gaan maar dat wil Kariaca niet. Ze vraagt hem: ‘Kom wandelen, buiten!’ ‘Zonder het aan mijn ouders te vragen?!’ ‘Ja. Kom!’ ‘Dat kan niet! Jij bent niet gehoorzaam? Nou, ik wel, ik wil geen straf krijgen!’ ‘Ko-hom!’ ‘Nee-hee.’ ‘Ai, kom nou?’ ‘Nee!’ ‘Toeoeoe??’
Op een zaterdagochtend zit Djoma in het restaurant van een hotel in Bándabou, het westelijk deel van Curaçao. Met zijn ouders viert hij dit weekend zijn verjaardag in het hotel. Hij ontbijt in zijn eentje. Hij weet alles van hotels omdat zijn vader een taxichauffeur is en zijn moeder een toeristengids. Djoma is vroeg op, omdat hij gisteren op tijd is gaan slapen. Zijn ouders liggen nog te snurken, want zij zijn wel tot in de vroege uurtjes feest blijven vieren. ‘Jaha, je mag in je eentje naar het ontbijt, je bent nu een grote kerel geworden. Maar kom terug zodra je klaar bent!’ had zijn moeder slaperig geantwoord. Als Djoma klaar is met eten en terug naar de kamer loopt, ziet hij een toerist zitten die verdrietig naar de zee staart. Eerst denkt hij dat het een jongen is, maar als hij dichterbij komt, ziet hij dat het een meisje is, met shorts aan, en het kapsel van een jongen. ‘Get lost!’ schreeuwt dat meisje. Djoma neemt het haar niet kwalijk. Vriendelijk vraagt hij wat er aan de hand is: ‘Kan ik je ergens mee helpen?’ ‘Ga weg!’ roept ze weer. Ze wil niet praten, maar Djoma blijft vragen stellen. Het meisje beslist uiteindelijk dan ook maar iets te zeggen. Ze raken aan de praat en worden zelfs een beetje vrienden. ‘Ik heet Kariaca, ik ben tien,’ zegt zij. ‘Ik ben Djoma, ik ben gisteren acht geworden.’ ‘Djoma? Wat een grappige naam!’ ‘Dank je. Maar soms hou ik er niet van, omdat het op een -a eindigt, zoals
42
haar halsketting in het zwembad! ‘Neee, ‘t is de ketting van omaaa!’ Djoma springt het bad in en duikt onder water op zoek naar de ketting! Hij heeft hem te pakken en zwemt ermee naar haar. De smaak van zout op zijn lippen en de sensatie van het koele water tegen zijn lichaam geven hem zin om te blijven zwemmen. ‘Kom eruit nu, het is gevaarlijk!’ ‘Mij gebeurt niets, ik kan goed zwemmen! Spring er ook in, het water masseert je lekker!’ Djoma zwemt op en neer. ‘Hier is het water koudjes, hier is het lauw … en hier is het gewoon heet! Het lijkt wel of er bubbels uitkomen. Alsof het kookt … Wie weet hoe heilzaam het voor jou is!’ ‘Kom eruit, nu!!’ ‘Nee! Kom jij erin!’ ‘Ik heb geen zwempak aan!’ ‘Nou en? Komaan! Als je niet wil duiken of zwemmen, kom je dan alleen maar verfrissen! Tis heerlijk! Kijk kijk kijk, kijk hoe hier een draaikolk ontstaat!’ Ondertussen zwermen een boel visjes rond Djoma, ze kietelen hem. Dan komt er een grote blauwe aan zetten! Djoma schrikt even maar die vis zoent hem alleen maar, zonder te happen. Plotseling roept Kariaca: ‘Schildpad!’ Een middelgrote schildpad komt dichterbij om mee te spelen. Djoma kan hem over zijn schild aaien. Kariaca geniet van het schouwspel. Maar dan vraagt ze Djoma om nu toch uit het water te komen. ‘We moéten nu terug!’ ‘Oké, oké!’ beslist Djoma ook.
Djoma heeft te doen met Kariaca en besluit dan met haar mee te gaan. Ze gaan een eindje wandelen. Kariaca hinkt een beetje. Ze lopen alsmaar verder en verdwalen. Ze zoeken de weg terug naar het hotel en stuiten op een vreemd gat in de grond. Als ze dichterbij komen, zien ze dat er een ladder naar beneden gaat. ‘Het is een grot!’ Ze gaan het gat in. Enkele krabben vluchten weg. Beestjes, een soort kriebelvliegjes, zweven rond als zandkorreltjes om die plek te versieren. ‘Hé! Kijk! Allerlei kleuren en vormen stenen!’ De rotsen lijken op ruw marmer. ‘Kijk! Een klein zwembad! Ah, net een tobbe van steen met water erin!’ Er drijven een paar dorre blaadjes in -geel en bruin-, en het waterpeil gaat steeds omhoog en omlaag, wanneer het water de grot in stroomt en weer weg wast. ‘Wauw! Het is de zee! Je kunt het zout goed ruiken!’ Vlak boven het zwembad, in het plafond van de grot, komt het zonlicht door een gat binnen. Door dat gat zien ze de wolken voorbij komen die hen vaarwel groeten. De zachtaardige klank van de wind en van de bomen die hij doet zwaaien, en van het stromende water dat de wanden en de vloer nat maakt en weer terug gaat, hebben een kalmerend effect op Kariaca. ‘Kijk eens hoeveel kleurige vissen!’ Djoma heeft zin in een duikje. Ze gaan weer kissebissen! Djoma wil in het water springen, maar Kariaca niet. O jee, Kariaca houdt Djoma tegen! In het ravotten valt
43
wat er gebeurd is! De vader van Djoma weet te vertellen dat deze onderaardse grot bekend staat als ‘Het gat van Tomasita.’ Onderweg terug naar het hotel, valt het op dat Kariaca niet meer hinkt. Ze verzamelen lege flessen, bekers en piepschuim en aluminium bakjes die natuurlijk niet thuishoren in de natuur. Ze deponeren de troep in een vuilnisbak. Vanaf die dag zijn Djoma en Kariaca beste maatjes. Ze appen en skypen regelmatig. Af en toe gaat Djoma naar Amerika om bij haar te logeren en Kariaca komt bijna iedere vakantie terug naar Curaçao, om hier nog meer bijzondere plekken te leren kennen, net als het geheime zwembad in een grot bij Westpunt.
Kariaca strekt haar arm uit om Djoma op het droge te helpen, maar hij trekt haar het zwembad in! Plons! Ze laat zich tot op de bodem zakken, en komt met een brede glimlach weer boven. ‘Wat is dit leeeekker!! Echt als een zwembad. Een jacuzzi met massage in een spa!’ Kariaca drijft op haar rug en kijkt naar de hemel, terwijl de schildpad en visjes langs haar heen strelen. Djoma begint te zeggen: ‘Het ís heerlijk, maar nu moeten we er wel uit, want mijn vader …’ ‘Ach, laat ze toch allemaal. Laten we hiervan genieten! Dank je! Gefeliciteerd!’ roept Kariaca gelukkig! Ze genieten nog een poos in de jacuzzi, maar dan horen ze geroep: ‘Indjomaaar! Kariacaaa!’ ‘Hier zijn weee!’ antwoorden ze in koor. Daar komen hun ouders met een bewaker. Djoma en Kariaca krijgen een flinke uitbrander. Ze zeggen sorry en vertellen
Rudolf Crispulo * Indjomar spreek je uit als Ien-djzo-maar, in het Papiamentu betekent idioma taal. Djoma spreek je uit als oma met ‘djz’ ervóór.
44
45
Mee naar Curaçao Ga je mee naar Curaçao? Dat kleine, trotse, tropische eiland in de Caribische Zee getint in verschillende kleuren blauw met prachtige baaien waar je fijn kunt zwemmen wandelen op een lang, breed strand en je uitstrekken op schoon, wit zand.
Ga je mee naar Curaçao? Met haar vele toeristische bestemmingen grotten van Hato bewonderenswaardig natuurpark op Bándabou unieke landhuizen en struisvogelpark fantastische koraalriffen aan de noordkant de schuimende, ruwe zee. Jazeker, naar Curaçao … ga ik altijd mee!
Viola Ravenstein Ga je mee naar Curaçao? Met haar diverse bevolkingsgroepen vriendelijk en respectvol bekend om hun saamhorigheid en trouw mooie historische gebouwen die de stad kleurrijk versieren lopen over de beroemde Pontjesbrug van Otrobanda naar Punda, veilig en vlug.
46
47
Dit boek kwam tot stand met medewerking van:
48