JA!
JEUGDGEZONDHEIDSZORG ACTUEEL
NUMMER 32 NAJAAR 2014
TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG NEDERLAND
In deze JA!: Thema: Eigen Kracht... ... van kinderen, ouders, grootouders, asielzoekers, hulpverleners en jeugdartsen
En verder..... Kwetsbare gezinnen en arbeidsmigranten in huisjesparken Kinderen en jongeren met niet-aangeboren hersenletsel Smart en connected: nieuwe technologie ook voor JGZ
Voor de verzorging van de anus. Tijdens de zwangerschap en de bevalling kunnen de aderen rond de anus extra aandacht gebruiken omdat ze dan met meer druk te maken hebben dan gebruikelijk. Curanol zalf in combinatie met Curanol tabletten zorgen voor een optimaal resultaat. Curanol zalf houdt de bloedvaten van buitenaf elastisch. Curanol tabletten (bevatten Gebruik Curanol zalf in combinatie met Curanol tabletten voor een optimaal resultaat!
vitamine C) zijn van binnenuit gunstig voor soepele en elastische aderen. www.curanol.nl
Curanol zalf houdt bloedvaten elastisch. Curanol tabletten zijn gunstig voor soepele en elastische aderen. ForestHealthcare
Curanol is een product van de makers van Sudocrem
Voor echte bofkontjes
www.sudocrem.nl
NIEUW:
TUBE Vraag gratis samples aan!
De huid van een kleintje is erg gevoelig, die wil je dus goed verzorgen. Door afsluiting van de huid en/of door een natte luier kunnen baby's schrale, rode billetjes krijgen. Sudocrem verzacht en helpt de rode en kwetsbare huid. Sudocrem is hypo-allergeen, ruikt lekker en kan meteen vanaf de geboorte worden gebruikt. Daarom is Sudocrem het meest gebruikte middel bij luieruitslag.
Laat alle baby's gratis kennismaken met Sudocrem.
2Mail je naam (functie en organisatie) en adresgegevens naar info.nl@sudocrem.com.
ForestHealthcare
BESCHERMT, VERZACHT EN HELPT
c o l o f o n JA! Jeugdgezondheidszorg Actueel! Ledenbulletin van de Artsen(vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN) Verschijnt drie keer per jaar. Website AJN: www.artsenjgz.nl
Alle AJN-leden ontvangen JA!. Voor niet-leden zijn de kosten van een abonnement € 25,- per jaar (3 nummers). Een los nummer kost € 10,-. Een verzoek om een abonnement kunt u schriftelijk indienen bij het secretariaat van de AJN, Churchilllaan 11, 3527 GV Utrecht.
ISSN: 1873-8346 Kernredactie Michèle Haagmans (secretaris), Trudy de Jong (voorzitter), Els Jonker (hoofdredacteur), Jorien Kuijk, Wike Lijs, Rianne Paalman, Ulco Schuurmans (dr. Twitter) . Redactieraad Sigrid Hendriks, Hilly Ligtvoet-Bos, Rosanne van der Lugt (aios), Elle Struijf. Namens het AJN-bestuur: Marleen Johannes Redactionele ondersteuning John Luteijs, LuteijsCommunicatie www.luteijscommunicatie.nl Redactieadres AJN Churchilllaan 11 3527 GV Utrecht t: 08 54 89 49 80 f: 08 54 89 89 88 e: ja@artsenjgz.nl Redactionele formule JA! (Jeugdgezondheidszorg Actueel!) is het tijdschrift van de Artsen(vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN). Het besteedt aandacht aan alle aspecten rondom de beroepsuitoefening van de artsen in de Nederlandse jeugdgezondheidszorg, zoals de uitvoering, politiek (op landelijk, regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ontwikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA! wil de vaak solistisch of in kleine teams werkende artsen jeugdgezondheidszorg een forum bieden om ervaringen en ontwikkelingen met elkaar te delen, discussies op gang te brengen en de gevolgen van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen voor het voetlicht te brengen. Abonnementen Secretariaat AJN, dagelijks (bij voorkeur in de ochtend) t: 08 54 89 49 80 of e: secretariaat@artsenjgz.nl
Een abonnement gaat in per 1 januari. Als u in de loop van het jaar een abonnement neemt, wordt de abonnementsprijs evenredig met het te ontvangen aantal nummers verrekend. Het abonnement loopt automatisch door tenzij het voor 1 november schriftelijk bij het secretariaat van de AJN wordt opgezegd. Grafische verzorging /aanleveren advertenties E Media Connecting Business B.V. Postbus 18 1720 AA Broek op Langedijk t: (0226) 33 16 00 e: info@elma.nl www.elma.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Dat geldt ook voor de pagina’s ‘Nieuws vanuit het bedrijfsleven.’ Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen worden geweigerd. Foto voorkant: Uit de aflevering Alexy uit de serie Bikkels van IDTV Docs, een tv-serie over kinderen die zorgen voor hun zieke of gehandicapte familielid (zie pag. 4 e.v.). De meeste tweelingen lijken op elkaar, maar bij Alexey (9) en zijn broer Maxim (vijf minuten ouder) is dat niet zo. Maxim heeft namelijk een zware vorm van het Downsyndroom, waardoor hij het mentale niveau van een baby van één jaar heeft. Alexey helpt zijn broer. Deze uitgave is mede mogelijk dankzij financiële ondersteuning van Nutricia Nederland B.V.
De ALV’s en AJN-dagen van 2015 vinden plaats op 27 maart, 19 juni en 13 november.
JA! 33 heeft als thema Ziek, en dan.... Deadline: 24 dec. 2014. Verschijnt maart 2015 Informatie over de AJN kunt u vinden via www.artsenjgz.nl
..
"
n.
OPROEP
,e n
da
‘Ziek, en dan...’ is het thema van JA!33. Wanneer bent u ziek? Als u koorts hebt, als u niet naar school of uw werk kunt, als u in het ziekenhuis ligt, als u zich niet lekker voelt, als er een DSM-diagnose gesteld is? En wat doet u dan, wat doen de ouders en kinderen met wie u werkt, wat doet de peuterspeelzaal of school, wat is uw rol als jeugdarts? En als uw eigen kind ziek is, of u zelf, wat hebt u dan nodig van de jeugdarts, hoe kijkt u er dan als jeugdarts tegenaan? Artikelen, columns en boekbesprekingen over onderzoek, ervaringen, aanpak en visies: wij houden ons aanbevolen! Neem bij twijfel, of als het uw eerste artikel voor de JA! is,contact op met de redactie: wij sturen u onze richtlijnen en redactieregels en denken graag mee over de vorm en inhoud. U hebt de tijd tot 24 december.
ek
Versterken van de eigen kracht van ouders en kinderen. Dat is de expliciete opdracht van de politiek richting JGZ zoals verwoord in het Basispakket JGZ dat vanaf 1 januari 2015 van kracht zal zijn. Eigen kracht is ook het kernthema in de huidige transformatie van de verzorgingsstaat van weleer naar de participatiesamenleving van de toekomst. In het politieke en publieke debat lijkt soms sprake van een heilig geloof in die eigen kracht van burgers en het netwerk om hen heen. Er zijn ook tegengeluiden die een doembeeld schilderen van een maatschappij waarin onderlinge verschillen alleen maar zullen toenemen, het recht van de sterkste geldt en de zwaksten het nakijken hebben. Alle reden voor de JA!-redactie om aandacht te besteden aan die Eigen Kracht! In deze JA! leest u over de kracht en kwetsbaarheid van jonge mantelzorgers in het interview met Carolijn Burgdorff over ‘the making of ’ Bikkels, een tv-serie over kinderen die mantelzorg verrichten. Henk van Oosteren schrijft over de kracht van pleeggrootouders en René Eijsink toont de kwetsbare leefsituatie op huisjesparken. Josien van Wijk neemt ons opnieuw mee naar Sint Maarten, Rianne Gijzen vraagt aandacht voor kinderen met niet-aangeboren hersenletsel en Henrique Sachse verkent de grenzen van de eigen kracht in problematische gezinssituaties. De eigen kracht van de jeugdarts zelf wordt onder meer belicht door Wenda Berends, terwijl Merian Bouwmeester beschrijft hoe de jeugdgezondheidszorg met Stevig Ouderschap de eigen kracht van kwetsbare ouders versterkt. Deze JA! blijkt aantrekkelijk voor adverteerders, waardoor de uitgever ons incidenteel extra pagina’s ruimte biedt. De JA! kent vanaf nu ook een digitale bijlage op onze AJN-website, de JA!-Plus. Daarin nog meer Eigen Kracht en boekbesprekingen. Lees vooral ook de ingezonden brief van Nelleke van Dijk en de reactie van Inge Steinbuch! Schrijven en reageren is ook de (eigen) kracht van de jeugdarts zichtbaar maken. De redactie wenst u veel leesplezier en houdt zich aanbevolen voor veel reacties op dit nummer en artikelen voor komende edities. Els Jonker, hoofdredacteur
ziek, en dan...
Zi
REDACTIONEEL
Els Jonker
i n h o u d NIE UWE O NTWIKKE LING E N Een kijkje achter de schermen van Bikkels UIT D E P RAKTIJ K Eigen kracht kan niet alleen V E RE NIG ING Dr. Els Anten-Kools 1943-2014 NIE UWE O NTWIKKE LING E N Handelingsverlegenheid bij kindermishandeling UIT D E P RAKTIJ K Ouders in hun kracht met Stevig Ouderschap Hoe staat het met de eigen kracht van de jeugdarts? D R. TWITTE R Slim omgaan met eigen kracht D E V E RWO ND E RING Wat als de eigen kracht niet toereikend is? O ND E RZO E K Pleeggrootouders, sterker dan je denkt Trailer Trash NIE UWE O NTWIKKE LING E N Kinderen en jongeren met niet-aangeboren hersenletsel UIT D E P RAKTIJ K Het Lalondemodel en eigen kracht C O LUM N Soms onze mond houden D R. TWITTE R Smart en connected O ND E RZO E K Gezondheid van asielzoekers en vluchtelingen: preventie en eigen kracht VAN HE T BE STUUR Branded content in de JA! J G Z - IN HE T BUITE NLAND Eigen kracht op Sint Maarten VAN HE T BE STUUR Nieuws van het Bedrijfsbureau
6 9 11 14 17 18 19 21 24 26
14 35 37 40
44 47 50 54
e ve e uw g ie e N eg ch is in
kl 1
ns
Sneller* tolerantie opbouwen? Kies Nutramigen LGG®!
Tolerantie voor koemelk na 12 maanden1
79% Intensief hydrolysaat
44%
Rijsthydrolysaat
33%
Soja
24%
Vrije aminozuren
18%
Kijk voor meer informatie op: www.nutramigen.nl
Belangrijke opmerking: Borstvoeding is de meest geschikte voeding voor baby’s. Nutramigen is een product voor speciale medische doeleinden en moet onder medisch toezicht worden gebruikt. Referenties: *Percentage zuigelingen met tolerantie voor koemelk 12 maanden na het starten met de voeding. 1. Berni Canani R et al. J Pediatr. 2013. [Epub ahead of print.] KMA = koemelkallergie; LGG = Lactobacillus rhamnosus GG. ® Handelsmerk van Mead Johnson & Co 2013. © 2013 Mead Johnson & Company, LLC. All Rights Reserved. Trademark and copyright used under license. Dit materiaal is uitsluitend bestemd voor (para)medici. LGG® en het LGG®-logo zijn gedeponeerde handelsmerken van Valio Ltd, Finland.
4
Mead Johnson Nutrition WTC Toren H, 17e verdieping Zuidplein 142, 1077 XV Amsterdam Servicenummer: 0800 - 44 55 001 (tijdens kantooruren) www.nutramigen.nl
Informatie alleen bestemd voor (para)medici LWB004
Goed drinken. Goed groeien.
NESTLÉ® Groeie Start 2: goed verkrijgbaar. Steeds meer moeders kiezen voor NESTLÉ® Groeie Start opvolgmelk. 93,5% van de moeders is tevreden na 1 dag proberen*. Kindjes vinden de voeding erg lekker en het lost ook goed op; je hebt geen last van klontjes. NESTLÉ® Groeie Start opvolgmelk heeft een unieke samenstelling met L.reuteri. Ouders kunnen nu 1 dag gratis NESTLÉ® Groeie Start 2 opvolgmelk proberen. Kijk voor meer informatie en de aanvraag van het proefpakket op www.nestlebabyvoeding.nl of bel gratis 0800-0230131. *Onderzoek uitgevoerd door Nestlé Nederland BV, in september 2013, met input van 1358 respondenten. Onderzoek beschikbaar op aanvraag. Belangrijke informatie voor (para)medici: de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)** heeft aanbevolen om zwangere vrouwen en moeders van zuigelingen te informeren over de voordelen en superioriteit van borstvoeding. In het bijzonder dat borstvoeding de beste voeding is, de beste bescherming tegen ziektes biedt en het voordeligst is. Moeders moeten ook voorlichting krijgen omtrent de manier waarop zij het geven van borstvoeding kunnen voortzetten en over het belang van de kwaliteit van hun eigen voeding. Gedeeltelijk geven van flesvoeding of andere voedingsmiddelen wordt afgeraden omdat het een negatieve invloed op borstvoeding kan hebben. Bovendien moeten moeders gewaarschuwd worden dat moeders niet terug kunnen komen op hun beslissing om geen borstvoeding meer te geven en dat moedermelk de meest economische voeding is. Wanneer toch wordt besloten om flesvoeding te geven is het belangrijk om de juiste instructies mee te geven omtrent het gebruik van deze voeding en erop te wijzen dat ongekookt water, niet gesteriliseerde zuigflessen of een onjuist bereiding de baby ziek kan maken. Met vriendelijke groeten, Nestlé Babyvoeding. **Internationale code voor marketing van zuigelingenvoeding, zoals aangenomen tijdens de bijeenkomst van de wereldgezondheidsraad in resolutie WHA 34.22 mei 1981 GSPN082014
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
Een kijkje achter de schermen van Bikkels
Els Jonker
Als ambassadeur Jonge MantelZorg is Els Jonker namens de AJN betrokken geweest bij de voorbereiding van de jeugddocumentaireserie Bikkels. De serie portretteert kinderen die (mee)zorgen voor een langdurig ziek of gehandicapt gezinslid en is gemaakt door IDTV Docs, in coproductie met de VPRO. De serie wordt goed bekeken en hoog gewaardeerd. Hoe wordt een documentaireserie gemaakt over een zo ingewikkeld en gevoelig thema? Alle reden om een kijkje achter de schermen te nemen. Els Jonker sprak met Carolijn Borgdorff, producent van IDTV Docs.
Als producent staat Carolijn niet met de camera in het gezin, maar omdat zij bij Bikkels ook verantwoordelijk was voor de eindredactie en omdat ze alle versies van de regisseurs gezien heeft, is ze zeer nauw bij de serie betrokken geweest. Voorbereiding Over de voorbereiding zegt Carolijn: ‘Als we op zoek zijn naar een onderwerp voor een kinderdocumentaire, beginnen we vrijwel altijd heel klein, vanuit eigen ervaringen. In dit geval begon het met een ziek familielid. Wat me aansprak was de vanzelfsprekendheid waarmee deze in de dagelijkse gang van zaken in het gezin is opgenomen. Het viel me op hoe er naar buiten eigenlijk niet over werd gesproken, terwijl de impact die deze situatie heeft op het kind in dat gezin groot is. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat vriendjes en vriendinnetjes niet mee naar huis komen. We vroegen ons af, hoe voelt dat voor dat kind, hoe gaat het daarmee om? Als we een onderwerp uitgekozen hebben, verdiepen we ons er in en onderzoeken we of het vaker voorkomt en of onze observatie klopt. Ook onderzoeken we of er al beeldmateriaal over het onderwerp is. Het bleek dat kinderen die opgroeien met ziekte en zorg in het gezin nog niet veel in beeld zijn gebracht.’
6
JA! najaar 2014
Het viel me op hoe er naar buiten eigenlijk niet over het zieke familielid werd gesproken, terwijl de impact die deze situatie heeft op het kind in dat gezin groot is.
Researchers kijken of filmen kan Carolijn vertelt hoe het verder gaat: ‘Vervolgens is de vraag: welke kinderen en gezinnen zijn voor opnamen geschikt? En welke thema’s zouden we in ieder geval voor het voetlicht moeten brengen? In die fase gaan onze researchers te rade bij deskundigen. Zo zijn we ook terecht gekomen bij jullie (AJN) en bij MEZZO, de organisatie voor mantelzorg (zie advertentie MEZZO op pag. 52). Behalve dat jullie inhoudelijk meegedacht hebben en ons wegwijs hebben gemaakt in het circuit rond Jonge Mantelzorg, hebben jullie ook geholpen gezinnen te werven. En jullie hebben een aanbevelingsbrief geschreven, waardoor we externe financiering konden verwerven.’ ‘De researchers brengen tijdens hun eerste bezoek aan een gezin in kaart wat er speelt en of kind en gezin stabiel genoeg zijn om voor de camera te komen. Onze researchers hebben zeer uiteenlopende achtergronden: we hebben onder andere antropologen, een
De meeste tweelingen lijken op elkaar, maar bij Alexey (9) en zijn broer Maxim (vijf minuten ouder) is dat niet zo. Maxim heeft namelijk een zware vorm van Downsyndroom, waardoor hij in zijn hoofd eigenlijk een baby van 1 jaar oud is.
neerlandicus en historici in ons team. Ze hebben allen ervaring met film en kunnen beoordelen of iets geschikt is voor tv. Per project worden ze met elkaar even specialist op een bepaald gebied; na afronding daarvan worden ze weer specialist in een ander onderwerp. Ze zijn goed getraind om te onderzoeken wat het effect van onze opnamen voor een kind is. Bij de minste twijfel doen we het niet. Daar besteden we aan het begin van het researchtraject heel veel aandacht aan. Als er bijvoorbeeld sprake is van complexe problematiek of als jeugdzorg in het gezin een grote rol speelt, dan kunnen we geen duidelijk beeld schetsen hoe kinderen (mee)zorgen voor een langdurig ziek of gehandicapt gezinslid. Toch hebben we soms de keuze gemaakt wel opnamen te maken, vooral wanneer die opnamen een opsteker voor het betreffende kind waren. Dan zijn we doorgegaan.’
Onze researchers zijn goed getraind om te onderzoeken wat het effect van onze opnamen voor een kind is. Bij de minste twijfel doen we het niet. Opsteker? Hoezo opsteker? Carolijn: ‘Na de eerste serie hebben we een Bikkeldag georganiseerd met alle hoofdpersonen en familieleden. Daar bleek dat kinderen Bikkels hebben ervaren als erkenning en aandacht, erkenning van hun bijzonder zijn doordat je op tv komt. Kinderen kregen ook reacties als “dat wist ik helemaal niet!”, zelfs uit hun directe omgeving. De tweede Bikkeldag, die afgelopen voorjaar is geweest, liet vergelijkbare ervaringen zien.’ Niet alleen voor kinderen, ook voor ouders hebben de opnamen gevolgen. ‘Ook voor ouders pakte de serie positief uit. Het was voor hen best spannend en soms confronterend. Kinderen lieten hun angsten, boosheid of verontwaardiging voor de camera zien. Dat
Jesse (10) met zijn moeder Hansje, die een dusdanig vergevorderd stadium van de spierziekte ALS heeft dat ze compleet verlamd is. leverde bij ouders reflectie op. Voor enkele ouders ging dat zelfs zo ver dat ze de bakens helemaal verzet hebben door wat ze op tv terug zagen. Persoonlijk vind ik het goed dat dát gebeurde, maar dit is nooit ons doel, het is een bijeffect.’ Regisseur maakt met gezin draaiboek ‘Na de researchfase bespreken we met elkaar hoe we het kind en wat het meemaakt in beeld willen brengen. De researcher bezoekt het gezin nogmaals, dit keer samen met de regisseur, waarna de regisseur het overneemt. Die maakt dan samen met het gezin een draaiboek. Kind en gezin hebben daarmee een belangrijke stem in wat er in beeld gebracht wordt. Ook in deze fase blijven we heel veel aandacht besteden aan hoe we een kind portretteren. Mede door die zorgvuldigheid heeft uiteindelijk geen enkele gezin dat gefilmd is, zich alsnog teruggetrokken.’
Arbeidsinspectie ‘Bij alle kinderen onder de twaalf jaar is een psycholoog vanuit de Arbeidsinspectie betrokken geweest. Hij beoordeelde wat er gebeurde en sprak zelf met de kinderen. Er bestaat strenge wetgeving over deelname van kinderen aan een tv-programma en de Arbeidsinspectie kijkt mee of het geoorloofd is wat we doen.’ Prachtige serie ‘Het begon met een observatie uit de eigen omgeving en het is een prachtige serie geworden, die mijn verwachtingen heeft overtroffen. Iedere aflevering op zich is bijzonder, terwijl die toch deel uitmaakt van een serie met dezelfde thematiek. Het zijn zeer bijzondere portretten geworden van kinderen in hun totaliteit, dus niet alleen als kind van een zieke ouder. In alle afleveringen zit iets hoopgevends, zoals grootouders die ervoor zorgen dat hun kleinkinderen gezond en veilig kunnen opgroeien.’
Ya-Keylah’s moeder heeft zware reuma met veel pijn en wordt om de haverklap in het ziekenhuis opgenomen. Omdat Ya-Keylah (11) thuis veel voor haar moeder en twee broertjes zorgde, ging het slecht op school. Daarom wonen ze nu alledrie bij oma en opa. Ya-Keylah is in tweestrijd: als ze bij oma is, mist ze haar moeder, is ze bij haar moeder, mist ze oma. JA! najaar 2014
7
ren’s Nonfiction in de wacht gesleept (http://banffmediafestival.com). En wie weet volgt dit najaar ook een Emmy Award voor Tough Cookies, zoals de serie in het buitenland heet. Binnenkort komt Bikkels-educatief uit, wederom met medewerking van uw AJN-JMZambassadeur. Dit is een serie clips voor professionals, zoals jeugdartsen en verpleegkundigen. Derde serie? Komt er een vervolg? ‘We hebben net gehoord dat we een derde serie mogen maken, van tien afleveringen. De serie zal vanaf 11 januari 2015 uitgezonden worden door de VPRO’. Yannick (13) en zijn vader Martin (52) delen een liefde voor echte mannendingen zoals voetbal en auto’s. Een jaar geleden werd ontdekt dat Martin lijdt aan Alzheimer. Hij raakt voortdurend van alles kwijt en de schittering in zijn ogen is verdwenen. Yannick helpt zijn vader met zoeken en met dagelijkse taken zoals boodschappen doen.
Slachtoffer of held?1 Op de vraag of het kind slachtoffer of held is, antwoordt Carolijn: ‘Geen van beide. Kinderen accepteren de situatie zoals die is. Bij Jonge MantelZorg betekent het dat ze bescherming en begeleiding nodig hebben om te voorkomen dat ze uit de bocht schieten: dat ze zich als ouder gaan gedragen, dat ze niet meer naar school gaan of zelf psychisch in de knoop raken. Ik vind dat ze met deze serie zichtbaar worden, waardoor ze door hun omgeving omarmd en ondersteund kunnen worden. De eigen kracht van kinderen is groot, maar kent ook grenzen. Een kind kan best een brood kopen, maar het kan er niet voor verantwoordelijk zijn dat er brood in huis is. De nuance is heel klein, maar wel essentieel.’ Geen oordeel Wat vindt Carolijn zelf van situaties waar ze mee geconfronteerd werd? ‘De realiteit van het dagelijks leven is ingewikkeld. Kinderen doen dingen omdat ze nu eenmaal moeten gebeuren. En dat gaat soms erg ver. Het mooie van filmmaker zijn is dat wij er geen oordeel over hoeven te vellen. Natuurlijk hebben wij onze twijfels en zorgen, maar we hebben nooit een oordeel over de dingen die we draaien. Tenminste niet wat betreft de beelden in de film. Kinderen voelden zich ook niet beoordeeld, ze voelden zich vrij om hun emoties en gedachten 8
JA! najaar 2014
De eigen kracht van kinderen is groot, maar kent ook grenzen. te laten zien. Ik heb veel respect voor de kinderen die dat gedaan hebben en voor de ouders die het hebben toegelaten. En ik ben trots op de serie.’ Bikkels is succesvol. De serie werd goed bekeken: per aflevering tot 150.000 kijkers. Onlangs heeft de serie op het BANFF World Media Festival in Canada een Rockie Award in de categorie Child-
Trots Carolijn is met recht trots op ‘haar’ Bikkels en op de behaalde Rockie Award. Als ambassadeur Jonge Mantelzorg ben ik er namens de AJN ook trots op: met de aanbeveling van het bestuur, de inbreng van onze expertise en het delen van ons netwerk hebben wij immers bijgedragen aan het tot stand komen van deze bijzondere en succesvolle serie. Mocht u de eerste en tweede serie van Bikkels gemist hebben, de afleveringen zijn terug te zien: http://villa-achterwerk.nl/kijk-op-tv/bikkels.html. En houd vooral de berichtgeving rond de educatieve serie in de gaten! Noot 1. (zie ook de Nationale Mantelzorglezing 2011 van Jo Hermanns: http://www. mezzo.nl/materialen/nationale_mantelzorglezing_2011/8377).
De moeder van Joy (bijna 13) heeft een ernstige longziekte en waarschijnlijk niet lang meer te leven. Daarom doet Joy veel in huis, zoals de was ophangen, koken en stofzuigen. Haar Engelse vader is ook ziek: hij heeft suikerziekte.
UIT DE PRAKTIJK
Eigen kracht kan niet alleen
Henrique Sachse
Bij het 21-diner van mijn dochter zag ik 25 jonge meiden, in de bloei van hun leven, vol van ambities en hoop voor de toekomst. Allemaal student op HBO- of WO-niveau. Dat ze het tot daar hebben gebracht, zegt al veel over hun (eigen) kracht en mogelijkheden. Maar ook deze meiden hebben elkaar nodig, in voor- en tegenspoed. Ze sluiten zich aan bij sociale structuren zoals een studentenvereniging, vinden gezelligheid en steun in club- en huisverband en worden vrienden voor het leven. Hoe tastbaar is dat laatste bij verdriet en rouw. Intens verdriet na de dood van een medestudente bij de vliegtuigramp met de MH17 vindt een plaats in een gezamenlijke dag van rouw op de studentenvereniging voor familie, vrienden en medestudenten. Een dag die de leden van de studentenvereniging zelf vorm geven en organiseren. Eigen kracht, omgezet in gezamenlijk herdenken en delen. Niemand hoeft alleen te zijn.
om er op eigen kracht bovenuit te stijgen. Hoewel, volledig op eigen kracht? Nee, vrijwel altijd is er iets of iemand die het beslissende duwtje geeft in de goede richting en motiveert om het anders te doen.
tussen mensen? En eigen kracht voor wat: een zelfstandig leven, maatschappelijke participatie, zelf je problemen oplossen of jezelf verzorgen? Eigen kracht voor de één is niet de eigen kracht voor de ander.
Er is iets vreemd met het begrip ‘Eigen Kracht’. Het is een mantra geworden in de transitie van de jeugdzorg. Elke zichzelf respecterende politicus en beleidsmaker noemt ‘Eigen Kracht’ als de oplossing voor de uitdijende jeugdzorg en de uit de hand lopende kosten daarvan. Als mensen nu maar hun eigen kracht mogen inzetten, zijn de problemen eerder opgelost. Maar weten we wel van elkaar wat we onder eigen kracht verstaan? De eigen kracht van het individu, van de groep, van het gezinssysteem, van de familie? En hoe weten we dat er voldoende eigen kracht aanwezig is? Realiseren we ons wel voldoende dat er grote verschillen bestaan
De studenten waar ik aan het begin van dit artikel over sprak, genereren veel eigen kracht, maar niet op eigen houtje. Zij laten zien dat ze elkaar nodig hebben en dat er aan pure eigen kracht een limiet zit. De kinderen van het AMK leren ons dat ze geholpen moeten worden hun eigen kracht en dat van het gezin te vinden, of vaker nog, te ontwikkelen. Helaas leert de praktijk dat de basis soms maar smal is. Hoe dan ook, geen mens kan het alleen, eigen kracht ten spijt. Alleen heeft de een meer geluk in het leven dan de ander.
Hoe anders ziet het leven er uit voor de kinderen en jongeren die ik in de dagelijkse praktijk van het AMK tegenkom. Stuk voor stuk getraumatiseerde kinderen, die niet de mogelijkheden, kracht en ondersteuning hebben om te groeien in het leven. Kinderen die leven in geweld en onveiligheid en al hun energie nodig hebben om te overleven. Dan kun je je voorstellen dat er weinig energie overblijft om je in te zetten voor school en studie. Chronische stress door geweld en verwaarlozing leidt tot psychische problemen en ziektes, moeilijkheden op school en verminderde kansen op de arbeidsmarkt. In alle opzichten minder kansen op een gelukkig leven en maatschappelijk succes. Het meest tragische van alles is, dat de kans op herhaling van het patroon groot is als deze kinderen later zelf ouders worden. Dit patroon doorbreken vraagt veel eigen kracht. Soms zijn er kinderen die het lukt, die in staat zijn Henrique Sachse JA! najaar 2014
9
NIEUWS UIT HET BEDRIJFSLEVEN
Denk u dat er meer speelt, dan alleen de klacht? Edmond Schoorel
JEUGDARTS >
In het Kindertherapeuticum bieden meerdere specialisten samen unieke zorg voor kinderen en ouders. Uniek, omdat er meerdere specialisten werkzaam zijn, die samen naar het kind kijken. Ze kijken verder dan alleen naar de klacht.
Onrustige zuigelingen en peuters Slaapproblemen
Kinderarts
Eczeem
Kinderpsychiater
Chronische luchtwegproblemen Overgevoeligheid
Fysiotherapeut
Boze buien
Orthopedagoog
Achterblijvende leerprestaties
Muziektherapeut
Hulp bij scheidingsperikelen >
Logopedist
KINDERTHERAPEUTICUM
Euritmietherapeut Kunstzinnig therapeut Voedingskundige Multidisciplinair werken Er wordt bijvoorbeeld een kind bij de kinderarts aangemeld met vragen over de spraak. Op KNO-gebied blijkt er wel wat aan de hand te zijn, maar te weinig om het probleem te verklaren. Er zijn wel aanwijzingen voor een probleem in de hechtingsontwikkeling. De orthopedagoog en de kinderpsychiater kijken mee. Of het kind is extreem overgevoelig. De logopediste, die ook veel ervaring heeft met kinderen met autisme en die ook de Sensorische Informatieverwerkingstherapie in haar pakket heeft, ziet wel een ingang om met de overgevoeligheid aan de gang te gaan. De behandeling gaat snel van start De meeste kinderen laten zich in het Kindertherapeuticum met plezier onderzoeken. Hun ouders stellen het 10 JA! najaar 2014
op prijs dat het onderzoek binnen 2-3 weken na de aanvraag al plaatsvindt. Weer twee weken later is duidelijk wat er aan de hand is. Vanuit de diagnose wordt het plan van aanpak met de ouders besproken. Dat kan inhouden dat het kind medicatie krijgt of bijvoorbeeld fysiotherapie. Of de ouders krijgen advies bij de opvoeding. Soms is een gesprek met school nodig zodat het kind daar beter begrepen wordt. In elk geval gaat de behandeling snel van start. Tevreden ouders en verwijzers Enkele resultaten uit het Rendementsonderzoek ‘Kind in beeld’, uitgevoerd door een onafhankelijk bureau: • Ouders voelen zich gesterkt. • Er zijn aanwijzingen voor minder medische consumptie en toegenomen gezondheid.
• Het overgrote deel van de ouders is tevreden of zeer tevreden. • idem voor de verwijzers. Verwijzingen uit heel Nederland • Zeist ligt mooi centraal. • Het is de enige plek waar dit soort zorg geboden wordt. • We hebben een netwerk van artsen en therapeuten over het hele land. • Voor de behandeling verwijzen we zo mogelijk terug naar de regio. Mail één van de intakers • Edmond Schoorel, kinderarts • Leonie Schaper, kinderpsychiater • Heleen Heringa, GZ-psycholoog • Mirjam van den Wildenberg, orthopedagoog info@kindertherapeuticum.nl telefoon 030 25 11 800 www.kindertherapeuticum.nl
VERENIGING
Dr. Els Anten-Kools 1943-2014 In herinnering
Willemien Boland
Op 14 juni 2014 is Els Anten, jeugdarts en lid van de AJN, overleden. Veel AJN-leden hoorden dit op de AJN-dag van 20 juni. Het bericht was een schok voor hen die haar gekend hebben.
Els Anten was in haar jarenlange en veelzijdige loopbaan in en rond de jeugdgezondheidszorg actief als uitvoerende, medisch manager, stafarts, docent en bestuurder. Eind jaren zeventig en tachtig, toen haar loopbaan begon, hadden de meeste artsen die werkzaam waren in de JGZ 0-4, weinig opleiding na hun basisartsexamen. Ze hadden vaak alleen een inwerkprogramma bij het toenmalige Kruiswerk en de postacademische Applicatiecursus JGZ gevolgd. Els daarentegen week met haar opleiding af van de meeste jeugdartsen 0-4. Ze had in Nijmegen de opleiding tot Sociaal Geneeskundige – tak Jeugdgezondheidszorg gevolgd. Deze opleiding was de voorloper van de huidige opleiding tot arts Maatschappij & Gezondheid. Els hechtte veel waarde aan opleiding en nascholing en was gedreven om haar eigen werk en het vak Jeugdgezondheidszorg op een hoger plan te tillen. Groot was haar inzet voor de ontwikkeling van de richtlijnen JGZ en de verdere professionalisering van ons vak. Haar kritische vragen op de plaatsen waar ze actief was droegen bij aan het verduidelijken, verdiepen en preciseren van de thema’s die voor ons vak belangrijk waren. Voorts lag haar betrokkenheid ook bij voeding voor jonge kinderen, vooral bij de onderwerpen vetinname en obesitas. Zij was lid van het partnership Overgewicht. Els was bestuurslid van de AJN van 2003-2009 en heeft dus drie volle ter-
mijnen van twee jaar vol gemaakt. Haar eerste bestuurstermijn heb ik met haar samen meegemaakt. Els had een stimulerende inbreng en hield ons bij de les. In die tijd was zij ook bezig met haar proefschrift Promotion and Support of Breastfeeding (Maastricht, 2004), een onderzoek naar de effecten van een ondersteunende interventie bij borstvoedende moeders. Als lid van de begeleidingscommissie van dit promotietraject zag en bewonderde ik haar doelgerichtheid en doorzettingsvermogen. De verdediging van haar proefschrift vervulde mij als AJN-(bestuurs-) lid met trots: weer een academische prestatie in de JGZ erbij! Daarna heeft zij als mederedacteur het boek Een Professionele Kijk op Borstvoeding het licht doen zien (2011). In 2004 kreeg Els een Koninklijke Onderscheiding vanwege haar verdiensten voor de JGZ. Behalve als een gedegen professional heb ik Els ook als een heel warm, vriendelijk en sociaal mens ervaren. Ze was altijd geïnteresseerd in de persoon en diens welbevinden. Anderen die na 2006 in werk- of privéomgeving contact met haar hadden, vertelden over haar permanente enthousiasme voor de dingen waarmee zij bezig was, zowel voor als na haar pensionering. Zo heeft zij zich vijftien jaar lang ingezet voor de Stichting Post Academisch Onderwijs Geneeskunde Maastricht (PAOG), waarvan lange tijd als voorzitter. Ze was in die tijd ook vicevoorzitter
van de Raad van Toezicht van het Riagg. In 2012, bij haar afscheid van de PAOGMaastricht, kreeg zij het erelidmaatschap van deze stichting aangeboden. Ook buiten de JGZ is zij actief geweest, onder andere als bestuurslid van de Botanische Tuin in Kerkrade en van de serviceorganisatie Zontaclub in Mergelland, gericht op de belangen van vrouwen. Een paar weken voor haar overlijden heeft zij nog de geboorte van haar jongste kleinkind beleefd. We nemen in dankbare herinnering afscheid van een bevlogen, kundige en inspirerende collega. Juli 2014 Willemien Boland, met dank aan Brigitte de Pree, Carry Wensing en Anneke Bulk
JA! najaar 2014 11
! r o o h m Sli
EPA 9
DHA 3
GLA 1
eye q omega 3 en 6 Zuivere EPA-rijke visolie & teunisbloemolie (GLA) in de bijzondere verhouding EPA:DHA:GLA 9:3:1 Eye Q is een bijzonder voedingssupplement met een speciale combinatie van omega 3 (EPA en DHA) en 6-vetzuren (GLA). Juist voor kinderen zijn deze vetzuren van belang. Een goede aanvulling op de voeding kan dan bestaan uit de combinatie van visolie en teunisbloemolie. Eye Q bevat een kwalitatief hoogwaardige, zuivere visolie en is bijzonder vanwege de verhouding van de belangrijke omega 3- en 6-vetzuren EPA:DHA:GLA in de speciale ratio van 9:3:1. PRODUCTINFORMATIE: Verkrijgbaar in verpakking met 60 en 210 capsules. Eye Q Chew: 180 kauwcapsules met aardbeiensmaak. Eye Q liquid: vloeibaar met citrussmaak 250 ml. Meer informatie over omega 3- en 6-vetzuren voor kinderen of wilt u enkele softgels of kauwcapsules ontvangen om te proberen? Bel 0186-626173 of mail naar: info@springfieldnutra.com.
Het gaat om de juiste balans!
- Advertorial -
Kinderen met ADHD meer gebaat bij vetzuurcombinatie van omega 3- en omega 6-vetzuren 9HW]XXUVXSSOHPHQWHQ PHW HHQ UHODWLHI KRRJ DDQGHHO YDQ (3$ EOHNHQ KHW EHVWH HIIHFW WH KHEEHQ 'H GULH JURRWVWH VWXGLHV XLW GH PHWD DQDO\VH YDQ %ORFK HQ 4D ZDVPL ZDUHQ XLWJHYRHUG PHW GH (3$ '+$ */$ FRPELQDWLH HQ JDYHQ HHQ YHUEHWHULQJ WH ]LHQ YDQ HQ 0HGLFLMQHQ GLH WRHJHSDVW ZRUGHQ ELM $'+' JHYHQ HHQ YHUEHWH ULQJ YDQ RQJHYHHU PHWK\OIHQLGDDW DWRPR[HWLQH HQ FORQLGLQH 2RN DO LV KHW HIIHFW YDQ YHW]XUHQ NOHLQHU GDQ YDQ PHGLFLMQHQ GRRU KXQ JRHGH YHUGUDDJEDDUKHLG HQ KHW RQWEUHNHQ YDQ HUQVWL JH ELMZHUNLQJHQ ]RXGHQ RPHJD YHW]XUHQ HHQ XLWNRPVW NXQQHQ ELHGHQ YRRU JH]LQQHQ GLH KXQ NLQG OLHYHU JHHQ SV\FKRIDUPDFD ZLOOHQ ODWHQ JHEUXLNHQ ]R FRQFOXGHUHQ %ORFK HQ 4DZDVPL
9HW]XXUSURÀHO .LQGHUHQ PHW $'+' KHEEHQ YDDN HHQ DQGHU YHW]XXUSURÀHO LQ KHW EORHG GDQ NLQGHUHQ GLH JHHQ $'+' KHEEHQ +HW NDQ GDQ LQ YHHO JHYDOOHQ JDDQ RP WHNRUWHQ DDQ HVVHQWLsOH YHW]XUHQ RI RP HHQ RQJXQVWLJH YHUKRXGLQJ WXVVHQ RPHJD HQ RPHJD YHW]X UHQ 2RN NLQGHUHQ GLH JHHQ $'+' GLDJQRVH KHEEHQ PDDU ZHO KRJHU VFRUHQ RS GH &RQQRU·V $'+' VFKDDO KHEEHQ YDDN PHHU NHQPHUNHQ YDQ HHQ YHW]XXUWHNRUW > @ 2PHJD YHW]XUHQ XLW YLVROLH (3$ HQ '+$ YHUYXOOHQ EHODQJ ULMNH IXQFWLHV LQ GH KHUVHQHQ GLH LQYORHG KHEEHQ RS JHGUDJ JH PRHGVVWHPPLQJ HQ FRJQLWLH 'DDURP ]LMQ HU GLYHUVH VWXGLHV YHUULFKW GLH KHW HIIHFW KHEEHQ EH NHNHQ YDQ RPHJD YHW]XUHQ RS JHGUDJ FRQFHQWUDWLH HQ OHHU SUHVWDWLHV ELM NLQGHUHQ PHW $'+' 2P HHQ EHHOG WH NULMJHQ YDQ GH JH]DPHQOLMNH UHVXOWDWHQ YDQ GH]H VWXGLHV ]LMQ HU RQODQJV NRUW QD HONDDU WZHH PHWD DQDO\VHV JHSXEOLFHHUG ZDDULQ GH UHVXOWDWHQ ]LMQ JHsYDOXHHUG YDQ VWXGLHV GLH GH DIJHORSHQ MDDU ]LMQ XLWJHYRHUG
0HWD DQDO\VHV 5HYLHZHUV YDQ GH &RFKUDQH &ROODERUDWLRQ HYDOXHHUGHQ VWX GLHV PHW LQ WRWDDO GHHOQHPHUV > @ 'H]H VWXGLHV RQGHU]RFK WHQ KHW HIIHFW YDQ PHHUYRXGLJ RQYHU]DGLJGH YHW]XUHQ ELM NLQGH UHQ PHW HHQ YDVWJHVWHOGH $'+' GLDJQRVH =LM NZDPHQ WRW GH FRQFOXVLH GDW DOOHHQ HHQ EHSDDOGH FRPEL QDWLH YDQ RPHJD PHW RPHJD YHW]XUHQ HQLJ HIIHFW OLHW ]LHQ +HW EHWURIIHQ WZHH VWXGLHV XLWJHYRHUG PHW GH RPHJD YHW]X UHQ (3$ HQ '+$ XLW YLVROLH LQ FRPELQDWLH PHW KHW RPHJD YHW ]XXU */$ JDPPD OLQROHHQ]XXU XLW WHXQLVEORHPROLH LQ HHQ YDVWH (3$ '+$ */$ YHUKRXGLQJ YDQ +HW (3$ JHKDOWH YDQ GH]H FRPELQDWLH LV UHODWLHI KRRJ PJ SHU GDJGRVHULQJ 6WXGLHV GLH XLWJHYRHUG ZHUGHQ PHW GH]H YHW]XXUFRPELQDWLH YLH OHQ HYHQHHQV RS LQ HHQ HHUGHUH PHWD DQDO\VH GRRU %ORFK H D > @ %ORFK HQ 4DZDVPL HYDOXHHUGHQ GH UHVXOWDWHQ YDQ VWXGLHV PHW LQ WRWDDO NLQGHUHQ MDDU =LM YRQGHQ HHQ NOHLQH PDDU VLJQLÀFDQWH YHUEHWHULQJ YDQ $'+' V\PSWRPHQ GRRU YRHGLQJVVXSSOHWLH PHW RPHJD YHW]XUHQ *HPLGGHOG ZDV HU HHQ YHUEHWHULQJ YDQ (HQ VXEDQDO\VH WRRQGH GDW GH HIIHFWHQ RS K\SHUDFWLYLWHLW HQ DDQGDFKWVWHNRUW RQJHYHHU HYHQ JURRW ZDV
7HYHQV NDQ GH FRPELQDWLH YDQ RPHJD HQ RPHJD YHW]XUHQ HHQ ]LQYROOH WRHYRHJLQJ ]LMQ DDQ GH WKHUDSLH PHW PHWK\OIHQL GDDW ]RDOV HHQ 0H[LFDDQVH VWXGLH GRRU %DUUDJiQ 3pUH] KHHIW ODWHQ ]LHQ > @
0LQGHU ELMZHUNLQJHQ PHWK\OIHQLGDDW 'H VWXGLH GRRU %DUUDJiQ 3pUH] ZHUG XLWJHYRHUG ELM NLQGHUHQ PHW KHW (3$ '+$ */$ VXSSOHPHQW HQ WRRQGH HHQ YULMZHO HYHQ JURRW HIIHFW DOV PHWK\OIHQLGDDW RS DDQGDFKWVWHNRUW 2SYDOOHQG ZDV GDW GH WRHYRHJLQJ YDQ KHW YHW]XXUVXSSOHPHQW DDQ PHWK\OIHQLGDDW UHVXOWHHUGH LQ HHQ GXLGHOLMNH YHUPLQGHULQJ YDQ YHHO YRRUNRPHQGH ELMZHUNLQJHQ YDQ KHW PHGLFLMQ ]RDOV JH ZLFKWVYHUOLHV JHEUHN DDQ HHWOXVW HQ DQJVWHQ 'LW ]RUJGH YRRU HHQ EHWHU HIIHFW LQ GH JURHS GLH PHWK\OIHQLGDDW VDPHQ PHW KHW YHW]XXUVXSSOHPHQW NUHHJ WHQ RS]LFKWH YDQ GH JURHS GLH DOOHHQ PHWK\OIHQLGDDW NUHHJ > @
Vetzuurverhouding (HQ UHFHQWH =ZHHGVH VWXGLH ELM NLQGHUHQ MDDU PHW $'+' ODDW ]LHQ GDW KHW HIIHFW YDQ YRHGLQJVVXSSOHWLH PHW (3$ '+$ */$ RS $'+' V\PSWRPHQ YRRUDO VDPHQKDQJW PHW GH YHUEHWH ULQJ YDQ GH YHUKRXGLQJ WXVVHQ RPHJD HQ RPHJD YHW]XUHQ LQ KHW EORHGSODVPD %LM GH NLQGHUHQ GLH JRHG UHDJHHUGHQ RS GH VXSSOHWLH PHHU GDQ YHUPLQGHULQJ YDQ GH $'+' V\PSWRPHQ ZDV GH WRHQDPH LQ KHW RPHJD YHW]XXUJHKDOWH LQ KHW SODVPD DDQ]LHQOLMN JURWHU GDQ ELM GH NLQGHUHQ GLH JHHQ UHVSRQV JDYHQ RS GH VXSSOHWLH 'H YHUDQGHULQJ YDQ GH YHW]XXUJHKDOWHV LQ KHW EORHG VWRQG GXL GHOLMN LQ YHUEDQG PHW HHQ YHUPLQGHULQJ YDQ $'+' V\PSWRPHQ +HW PHHVW GRRUVODJJHYHQGH GDDUELM ZDV GH WRHQDPH YDQ KHW JHKDOWH YDQ RPHJD YHW]XUHQ WHQ RS]LFKWH YDQ RPHJD YHW ]XUHQ > @
&RQFOXVLH 'H]H UHFHQWH SXEOLFDWLHV ODWHQ ]LHQ GDW MXLVW GH FRPELQDWLH YDQ RPHJD HQ RPHJD YHW]XUHQ HHQ PHHU HIIHFWLHYH ZHUNLQJ KHEEHQ GDQ ELMYRRUEHHOG YLVROLH DOOHHQ ELM NLQGHUHQ PHW JHGUDJ HQ OHHUSUREOHPHQ 9RRUDO GH FRPELQDWLH (3$ '+$ */$ LQ GH UDWLR OLHW GLH SR VLWLHYH UHVXOWDWHQ ]LHQ
/LWHUDWXXU
6LQQ 1 3K\VLFDO IDWW\ DFLG GHÀFLHQF\ VLJQV LQ FKLOGUHQ ZLWK $'+' V\PSWRPV 3URVWDJODQGLQV /HXNRW (VVHQW )DWW\ $FLGV $XJ *LOOLHV ' 6LQQ -.K /DG 66 HW DO 3RO\XQVDWXUDWHG IDWW\ DFLGV 38)$ IRU DWWHQWLRQ GHÀFLW K\SHUDFWLYLW\ GLVRUGHU $'+' LQ FKLOGUHQ DQG DGROHV FHQWV &RFKUDQH 'DWDEDVH 6\VW 5HY -XO &' %ORFK 0+ 4DZDVPL $ 2PHJD IDWW\ DFLG VXSSOHPHQWDWLRQ IRU WKH WUHDWPHQW RI FKLOGUHQ ZLWK DWWHQWLRQ GHÀFLW K\SHUDFWLYLW\ GLVRUGHU V\PSWRPDWRORJ\ V\VWHPDWLF UHYLHZ DQG PHWD DQDO\VLV - $P $FDG &KLOG $GROHVF 3V\FKLDWU\ 2FW %DUUDJiQ 3pUH] (- (IÀFDF\ DQG VDIHW\ RI RPHJD IDWW\ DFLG VXSSOHPHQWDWLRQ DORQH RU LQ FRPELQDWLRQ ZLWK PHWK\OSKHQLGDWH LQ SHGLDWULF SDWLHQWV ZLWK $'+' &$''5$ &RQIHUHQFH ² 7RURQWR KWWS FDGGUD FD FPV LQGH[ SKS"RSWLRQ FRPB FRQWHQW YLHZ DUWLFOH LG ,WHPLG ODQJ HQ -RKQVRQ 0 0nQVVRQ -( 2VWOXQG 6 HW DO )DWW\ DFLGV LQ $'+' SODVPD SURÀOHV LQ D SODFHER FRQWUROOHG VWXG\ RI 2PHJD IDWW\ DFLGV LQ FKLOGUHQ DQG DGROHVFHQWV $WWHQ 'HÀF +\SHUDFW 'LVRUG 'HF
13
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
Van handelingsverlegenheid naar daadkracht in de aanpak van kindermishandeling „
Ninke van der Leck
Kindermishandeling is een moeilijk thema. Veel professionals die er mee te maken krijgen zijn bang fouten te maken, ten onrechte in te grijpen of nog meer ellende teweeg te brengen. Door deze onzekerheden zijn ze vaak terughoudender in hun handelen dan zij zouden willen. Dit leidt tot handelingsverlegenheid. Ninke van der Leck, socioloog en trainer van professionals in het signaleren en bespreekbaar maken van kindermishandeling, laat zien hoe die handelingsverlegenheid doorbroken kan worden.
Sinds een jaar is de wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling1 van kracht. Het doel van deze wet is om professionals meer verantwoordelijkheden te geven in het voorkomen en stoppen van kindermishandeling. Uit onderzoek2 blijkt dat medisch professionals veel weerstanden ondervinden bij zichzelf en anderen in de aanpak van kindermishandeling. Hierdoor reageren zij minder vaak en minder adequaat dan zou kunnen. Dat is een ernstige constatering, want jaarlijks worden in Nederland 119.000 kinderen mishandeld. Om het geweld te stoppen is er echt ingrijpen van buitenaf nodig. Hoe eerder wordt ingegrepen, hoe meer de schade voor het kind kan worden beperkt.
Jaarlijks worden in Nederland 119.000 kinderen mishandeld. Bang fouten te maken Als trainer in de aanpak van kindermishandeling spreek ik veel zorgprofessionals over de moeilijkheden die zij in de praktijk ervaren bij vermoedens van kindermishandeling. Het thema kindermishandeling roept gevoelens van 14 „ JA! najaar 2014
Medische professionals ondervinden veel weerstanden bij zichzelf en anderen in de aanpak van kindermishandeling. Hierdoor reageren zij minder vaak en minder adequaat dan zou kunnen. kwetsbaarheid en onzekerheid op. In trainingen hoor ik de ervaringsverhalen van deelnemers en zie ik hun moedeloosheid. Het liefst zouden zij bij vermoedens van kindermishandeling zich sterk, daadkrachtig en zelfverzekerd voelen. Maar in de praktijk worstelen ze met handelingsverlegenheid. Ze zijn bang een verkeerde inschatting te maken, ten onrechte in te grijpen of nog meer ellende teweeg te brengen. Door deze onzekerheden zijn professionals vaak terughoudender in hun handelen dan zij zouden willen.
Handelingsverlegenheid Handelingsverlegenheid is het verlammende gevoel dat er voor zorgt dat je niet adequaat reageert in situaties waarin actie juist zo belangrijk is. Dat hoeft niet eens over heftige mishandelingszaken te gaan. Het gebeurt ook als je keer op keer twijfels hebt over die moeder die druk is met alles, behalve met haar kinderen. Je wilt haar aanspreken, maar iets houdt je tegen. Achteraf voel je je vaak schuldig of schaam je je omdat je niet adequaat reageerde. Handelingsverlegenheid kan in de praktijk grote consequenties hebben. Doordat professionals niet ingrijpen, duurt de mishandeling voort. Maar ook voor de professionals zelf is handelingsverlegenheid funest. In trainingen vertellen ze me vaak hoe ongelukkig zij zich voelen over situaties waarin zij zich zorgen maken over een kind, maar waarin zij geremd worden door weerstanden. Ze weten dat ze adequater zouden kunnen reageren, maar zijn bang het verkeerde te doen. Het gevolg hiervan is dat zij nog meer gaan twijfelen over hun deskundigheid en steeds minder voldoening uit hun werk halen. Ombuigen naar daadkracht Mijn ervaring is dat iedere betrokken professional handelingsverlegenheid kan ombuigen naar daadkracht. Daarom deel ik graag drie belangrijke tips die u in de praktijk kunt toepassen om handelingsverlegenheid tegen te gaan. 1. Onderzoek belemmerende overtuigingen Wat ik keer op keer zie is dat handelingsverlegenheid ontstaat als mensen last hebben van belemmerende overtuigingen. Dit kunnen gedachten zijn over de mogelijke gevolgen
Het liefst zouden zorgprofessionals bij vermoedens van kindermishandeling zich sterk, daadkrachtig en zelfverzekerd voelen. Maar in de praktijk worstelen ze met handelingsverlegenheid. Ninke van der Leck
van uw handelen, ideeĂŤn over wat de ander wel of niet van u zou kunnen vinden, over herinneringen aan een eerdere negatieve ervaring. Dit soort belemmerende overtuigingen overschaduwen mogelijkheden en oplossingen. Realiseert u zich in een situatie dat u iets zou moeten doen, maar heeft u de neiging het uit de weg te gaan? Sta dan stil bij de waarheid van de gedachten die u heeft over uzelf, over de ander en over de situatie. In hoeverre bent u aan het invullen? In hoeverre staan uw gedachten een oplossing in de weg? 2. Bespreek uw twijfels met een collega Handelingsverlegenheid gaat vaak gepaard met gevoelens van schaamte en met schuldgevoel. Mensen hebben de neiging om deze kwetsbare gevoelens voor zich te houden. Toch is juist het bespreekbaar maken van uw twijfel de remedie tegen dit gevoel. Wordt u overmand door gevoelens van onzekerheid? Deel dan uw twijfels met een aandachtsfunctionaris of collega. 3. Investeer in kennis en vaardigheden Wie goed weet wat er precies van hem verwacht wordt (en wat niet)
en hoe hij kan reageren op diverse situaties, voelt zich minder handelingsverlegen. Zorgt u er daarom voor dat u beschikt over kennis over signaleren, rapporteren, juridische aspecten en handelen volgens de Meldcode. Investeer daarnaast in het ontwikkelen van signaleringsvaardigheden en gespreksvaardigheden. U zult zich hierdoor veel zekerder voelen en gemakkelijker in actie komen bij zorgelijke opvoedingssituaties.
Als u weet waarom u in actie zou moeten komen, dan is de vraag niet meer: zal ik wat doen? maar: hoe zal ik het doen? Het reageren op vermoedens van kindermishandeling zal altijd lastig blijven. Het heftige thema raakt ons allemaal. Toch kunt u als professio-
nal van grote betekenis zijn. Mocht u in een situatie terecht komen waarin een gevoel van machteloosheid de kop opsteekt? Bedenk dan wie in de situatie zich het meest machteloos moet voelen: u, de ouders, het kind? Als u weet waarom u in actie zou moeten komen, dan is de vraag niet meer: zal ik wat doen? maar: hoe zal ik het doen?
Ninke van der Leck is socioloog en is eigenaar van Bureau Bespreekbaar. Ninke traint professionals in het signaleren en bespreekbaar maken van kindermishandeling zodat zij effectief kunnen reageren op zorgen over het welzijn of de veiligheid van een kind. Contact: Drs. Ninke van der Leck www.bureaubespreekbaar.nl
Noten 1. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/hulp-bieden/meldcode 2. Vollaart. M. (2008), Knelpunten in het signaleren en melden van kindermishandeling door medische professionals. Literatuurstudie t.b.v. contentgroep e-learning voor medische professionals. Laren, Augeo Foundation.
JA! najaar 2014 „ 15
We teach... PROFIELOPLEIDING JEUGDGEZONDHEIDSZORG 0-19 JAAR 1e fase medische vervolgopleiding maatschappij & gezondheid Opleiding voor artsen die werken in de jeugdgezondheidszorg, combinatie van een cursorische en competentiegerichte praktijkopleiding. De opleiding start meerdere keren per jaar, in Utrecht en Zwolle. U ontmoet collega’s uit het hele land, uit het eigen en aanpalende profielen, zoals infectieziektebestrijding. Daarom kiest u voor de NSPOH • Flexibel voor parttime artsen, eventueel opleiding op maat • Opleiding tot medischinhoudelijk expert in de spreekkamer en in multidisciplinaire netwerken • Competentiegericht onderwijs voor toekomstbestendige jeugdartsen • Cursusdagen eenvoudig in te halen • Coaching vanuit de NSPOH • Didactische training voor uw opleider • Doorstroming naar 2e fase van de medische vervolgopleiding Maatschappij & Gezondheid • Goed afgestemd op actuele thema’s binnen JGZ • Geaccrediteerde bij- en nascholing JGZ
...interesse? Zie www.nspoh.nl voor toelatingseisen en informatie of bel 030 – 8100500.
samenstelling Tabletten met verlengde afgifte die respectievelijk 18, 27, 36 en 54 mg methylfenidaathydrochloride bevatten. indicaties Concerta is geïndiceerd als onderdeel van een uitgebreid behandelprogramma voor ADHD (aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit) bij kinderen van 6 jaar en ouder in die gevallen waarbij uitsluitend orthopedagogie onvoldoende blijkt te zijn. De behandeling moet plaatsvinden onder toezicht van een specialist op het gebied van gedragsstoornissen bij kinderen en/of adolescenten. dosering en wijze van toediening kinderen (vanaf 6 jaar) en ouder: Concerta wordt eenmaal per dag in de ochtend ingenomen. Het gebruik van lagere doseringen van methylfenidaatformuleringen met directe afgifte kan voldoende zijn om patiënten te behandelen die niet eerder met methylfenidaat behandeld zijn. Voor deze patiënten of voor patiënten die behandeld worden met andere stimulantia is de aanbevolen begindosis van Concerta 18 mg eenmaal per dag. De dosis kan worden aangepast tot een maximum van 54 mg/dag. In het algemeen kan de dosis eenmaal per week worden aangepast. Als na een adequate aanpassing van de dosis gedurende een periode van een maand geen verbetering van de symptomen optreedt, dient de behandeling met Concerta te worden stopgezet. Concerta dient in zijn geheel te worden doorgeslikt met wat vloeistof en mag niet worden gekauwd, gebroken of geplet. Volwassenen: Bij adolescenten bij wie de symptomen blijven bestaan tot in de volwassenheid en bij wie een duidelijk voordeel van de behandeling is aangetoond, kan het wenselijk zijn dat de behandeling op volwassen leeftijd voortgezet wordt. Echter, het is niet geschikt om bij volwassenen een behandeling met Concerta te starten. contraindicaties Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen; glaucoom; feochromocytoom; tijdens behandeling met niet-selectieve, irreversibele MAO (monoamino-oxidase)-remmers of binnen minimaal 14 dagen na stoppen van het gebruik van deze geneesmiddelen, wegens risico van een hypertensieve crisis; hyperthyroïdie of thyreotoxicose; diagnose van of voorgeschiedenis met ernstige depressie, anorexia nervosa/anorectische stoornissen, suïcidale neigingen, psychotische symptomen, ernstige stemmingsstoornissen, manie, schizofrenie of psychopathische/ borderline persoonlijkheidsstoornis; diagnose met of voorgeschiedenis met ernstige en episodische (type I) bipolaire (affectieve) stoornis die niet goed onder controle is; reeds bestaande cardiovasculaire stoornissen, inclusief ernstige hypertensie, hartfalen, arteriële occlusieve ziekte, angina, hemodynamische significante congenitale hartziekte, cardiomyopathieën, myocardinfarct, potentieel levensbedreigende aritmieën en canalopathie (stoornis veroorzaakt door een disfunctie van de ionenkanalen); reeds bestaande cerebrovasculaire stoornissen, cerebraal aneurysma, vasculaire afwijkingen inclusief vasculitis of beroerte. waarschuwingen Behandeling met methylfenidaat is niet bij alle kinderen met ADHD geïndiceerd en het besluit om het geneesmiddel te gebruiken moet zijn gebaseerd op een zeer grondige beoordeling van de ernst en de chroniciteit van de symptomen van het kind in relatie tot de leeftijd. De veiligheid en werkzaamheid van langdurig gebruik (langer dan 12 maanden) van methylfenidaat zijn in gecontroleerde klinische onderzoeken niet systematisch beoordeeld. De arts die bij patiënten met ADHD kiest voor gebruik van methylfenidaat gedurende langere tijd (langer dan 12 maanden) moet bij kinderen en adolescenten de bruikbaarheid op lange termijn van het geneesmiddel door middel van een proefperiode zonder geneesmiddel opnieuw evalueren om het functioneren van de patiënt zonder farmacotherapie te beoordelen. Methylfenidaat is niet geregistreerd voor gebruik bij kinderen jonger dan 6 jaar en ouderen met ADHD. De veiligheid en werkzaamheid zijn in deze leeftijdsgroepen niet vastgesteld. Volwassenen: Bij adolescenten bij wie de symptomen blijven bestaan tot in de volwassenheid en bij wie een duidelijk voordeel van de behandeling is aangetoond, kan het wenselijk zijn dat de behandeling op volwassen leeftijd voortgezet wordt. Echter, het is niet geschikt om bij volwassenen een behandeling met Concerta te starten. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld voor het initiëren van een behandeling bij volwassenen of voor de routinematige voortzetting van de behandeling na de leeftijd van 18 jaar. Indien stoppen met de behandeling bij een adolescent die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt niet succesvol was, kan het voortzetten van de behandeling op volwassen leeftijd nodig zijn. De noodzaak van verdere behandeling van deze volwassenen moet regelmatig opnieuw bekeken worden en dit moet jaarlijks plaatsvinden. Bij patiënten die in aanmerking komen voor behandeling met stimulantia moet een zorgvuldige anamnese worden afgenomen met het noteren van comorbide medische en psychische stoornissen of symptomen in heden en verleden (inclusief een beoordeling van de familiegeschiedenis op plotseling cardiaal of onverklaard overlijden of levensbedreigende aritmie) en moet een lichamelijk onderzoek voor het bepalen van de aanwezigheid van een hartziekte plaatsvinden. Ook moet nader onderzoek worden gedaan op hartziekten als de initiële bevindingen op een dergelijke ziekte of voorgeschiedenis wijzen. Patiënten die symptomen ontwikkelen zoals palpitaties, pijn op de borst na inspanning, niet verklaarde syncope, dyspneu of andere symptomen die wijzen op een hartziekte tijdens behandeling met stimulantia moeten onmiddellijk een cardiale evaluatie ondergaan. Voorzichtigheid is geboden bij de behandeling van patiënten bij wie de onderliggende medische aandoeningen gevaar kunnen opleveren bij een stijging van de bloeddruk of de hartfrequentie. De cardiovasculaire status moet zorgvuldig worden gecontroleerd. De bloeddruk en de hartfrequentie moeten bij elke aanpassing van de dosis en daarna minimaals eens in de 6 maanden, worden genoteerd in een percentielgrafiek. Het gebruik van methylfenidaat is gecontra-indiceerd bij bepaalde reeds bestaande cardiovasculaire stoornissen, tenzij hierover cardiaal advies is verkregen van de kinderarts. In relatie tot het gebruik van stimulantia van het centrale zenuwstelsel is bij gebruikelijke doses bij kinderen, waarvan sommige structurele cardiale afwijkingen of andere ernstige hartproblemen hadden, plotseling overlijden gemeld. Hoewel sommige ernstige hartproblemen op zichzelf al een verhoogd risico van plotseling overlijden met zich mee kunnen brengen, worden stimulantia niet aanbevolen bij kinderen of adolescenten die bekend zijn met structurele cardiale afwijkingen, cardiomyopathie, ernstige hartritmeafwijkingen of andere ernstige hartproblemen waardoor zij in verhoogde mate gevoelig zijn voor de sympathicomimetische effecten van een stimulans. Mogelijk bestaat er een verband tussen misbruik van stimulantia van het centraal zenuwstelsel en plotseling overlijden en andere ernstige cardiovasculaire bijwerkingen. Bij bepaalde cerebrovasculaire stoornissen is het gebruik van methylfenidaat gecontra-indiceerd. Patiënten met extra risicofactoren (een voorgeschiedenis van cardiovasculaire aandoeningen, gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de bloeddruk verhogen) dienen tijdens de behandeling op neurologische tekenen en symptomen te worden gecontroleerd. Bij ADHD komt vaak comorbiditeit van psychische aandoeningen voor. Ontwikkeling van nieuwe of verslechtering van reeds bestaande psychische stoornissen en/of verbale en motorische tics moeten bij elke aanpassing van de dosis en daarna minimaal eens per 6 maanden en bij elk bezoek worden gecontroleerd. Beëindigen van de behandeling kan dan de aangewezen weg zijn. Bij psychotische patiënten kan toediening van methylfenidaat de symptomen van de gedragsstoornis en de gedachtestoornis verergeren. Tijdens de behandeling optredende psychotische symptomen (visuele/tactiele/ auditieve hallucinaties en waanvoorstellingen) of manie bij kinderen en adolescenten zonder psychotische ziekten of manie in de voorgeschiedenis kunnen door stimulantia bij de gebruikelijke doses worden veroorzaakt. Het ontstaan of verergeren van agressie of vijandigheid kan worden veroorzaakt door behandeling met stimulantia. Patiënten met suïcidale ideatie en suïcidaal gedrag tijdens behandeling van ADHD moeten onmiddellijk door een arts worden beoordeeld. Methylfenidaat wordt in verband gebracht met de aanvang of verergering van motorische en verbale tics. Ook is melding gemaakt van verergering van het gilles-de-la-tourettesyndroom. Methylfenidaat wordt in verband gebracht met verergering van reeds bestaande angst, agitatie of spanning. Speciale voorzichtigheid is geboden bij gebruik van methylfenidaat voor de behandeling van ADHD bij patiënten met een comorbide bipolaire stoornis (inclusief onbehandeld type I bipolaire stoornis of andere vormen van bipolaire stoornissen) vanwege bezorgdheid over een mogelijke bevordering van een gemengde/ manische episode bij dergelijke patiënten. Bij langdurig gebruik van methylfenidaat bij kinderen zijn een matig-ernstige afname van de gewichtstoename en een groeiachterstand gemeld. Voorafgaand aan de behandeling moet een nauwkeurige registratie van lengte en gewicht op een groeikaart plaatsvinden. De lengte, het gewicht en de eetlust moeten minimaal eens per 6 maanden worden genoteerd, waarbij een groeikaart moet worden bijgehouden. Methylfenidaat moet met de benodigde voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met epilepsie. Patiënten moeten zorgvuldig worden gecontroleerd vanwege het risico van gebruik voor ontspanning, verkeerd gebruik en misbruik van methylfenidaat. Methylfenidaat mag niet worden gebruikt voor preventie of behandeling van normale vermoeidheidsklachten. Er is geen ervaring opgedaan met het gebruik van methylfenidaat bij patiënten met nierinsufficiëntie of met leverinsufficiëntie. Na het onderbreken van de behandeling (als gevolg van misbruik) is zorgvuldige supervisie noodzakelijk. Omdat de Concertatablet niet-vervormbaar is en in het maag-darmkanaal niet waarneembaar van vorm verandert, mag deze doorgaans niet worden toegediend aan patiënten van wie bekend is dat zij een ernstige maagdarmvernauwing hebben (pathologisch of iatrogeen), en ook niet aan patiënten met dysfagie of aan patiënten die aanzienlijke problemen hebben met het doorslikken van tabletten. Dit geneesmiddel bevat lactose. interacties Het is niet bekend hoe methylfenidaat de plasmaconcentraties van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen beïnvloedt. Methylfenidaat wordt niet in klinisch relevante mate gemetaboliseerd door cytochroom P450. Er zijn echter meldingen die erop wijzen dat methylfenidaat het metabolisme remt van coumarinebevattende anticoagulantia, van anticonvulsiva (zoals fenobarbital, fenytoïne, primidon) en van sommige antidepressiva (tricyclische antidepressive en selectieve serotonine-heropnameremmers). Methylfenidaat kan de werkzaamheid verminderen van geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van hypertensie. Bij patiënten die worden behandeld met methylfenidaat is voorzichtigheid geboden bij gebruik van een ander geneesmiddel dat ook de bloeddruk kan verhogen. Vanwege een mogelijke hypertensieve crisis is methylfenidaat gecontra-indiceerd bij patiënten die worden behandeld (momenteel of binnen de voorgaande twee weken) met niet-selectieve, irreversibele MAOremmers. Alcohol kan de ongewenste effecten van psychoactieve geneesmiddelen, inclusief methylfenidaat, op het centrale zenuwstelsel versterken. Het risico bestaat dat tijdens een operatie (met gebruik van gehalogeneerde anesthetica) een plotselinge stijging van de bloeddruk optreedt. Bij toediening van methylfenidaat is voorzichtigheid geboden bij gelijktijdig gebruik van dopaminerge geneesmiddelen, inclusief antipsychotica. zwangerschap Er zijn slechts beperkt gegevens beschikbaar over het gebruik van methylfenidaat bij zwangere vrouwen. bijwerkingen Zie voor een volledig overzicht de volledige SPC-tekst. Hier volgt een opsomming van bijwerkingen die vaak of zeer vaak zijn gemeld: hoofdpijn, slapeloosheid, nervositeit, naso-faryngitis, bovenste luchtweginfectie, sinusitis, anorexia, verminderde eetlust, matig ernstige afname van de gewichtstoename en de lengtegroei tijdens langdurig gebruik bij kinderen affectlabiliteit, agressie, agitatie, angst, depressie, prikkelbaarheid, abnormaal gedrag, stemmingswisselingen, tics, initiële insomnia, zwaarmoedige stemming, verminderd libido, spanning, bruxisme, paniekaanval, duizeligheid, dyskinesie, psychomotorische hyperactiviteit, overmatige slaperigheid (somnolentie), paresthesie, spanningshoofdpijn, accomodatiestoornis, vertigo, aritmie, tachycardie, hartkloppingen, hypertensie, hoesten, orofaryngeale pijn, pijn in de bovenbuik, diarree, misselijkheid, abdominaal ongemak, braken, droge mond, alopecia, pruritus, huiduitslag, urticaria, artralgie, gespannenheid spier, spierspasmen, erectiele disfunctie, pyrexie, groeiachterstand bij langdurig gebruik door kinderen, vermoeidheid, zich zenuwachtig voelen, asthenie, dorst, veranderingen in de bloeddruk en hartfrequentie (gewoonlijk een stijging), gewichtsverlies, alanineaminotransferase verhoogd. verpakkingen Polyethyleen (HDPE) flessen voorzien van een kindveilige polypropyleen sluiting. Elke fles bevat een droogmiddel met silicagel en bevat 28 of 30 tabletten met verlengde afgifte. prijzen Volgens Z-Index. vergoeding Gedeeltelijke vergoeding. uitgebreide productinformatie Op verzoek beschikbaar. datum Februari 2013. - Kijk voor de laatste versie van de SmPC tekst op www.janssennederland.nl > Ons bedrijf > Onze medicijnen. Internet: www.janssennederland.nl, E-mail: janssen@jacnl.jnj.com, Telefoon: 0800-242 42 42
De NSPOH wil een waardevolle bijdrage leveren aan de verbetering van de volksgezondheid, de arbeidsomstandigheden en participatie in Nederland. Dit doen wij door professionals kwalitatief goed en vraaggestuurd op te leiden voor de hedendaagse praktijk van public en occupational health. Wij ontwikkelen en organiseren opleidingen, bij- en nascholing, in-company programma’s en symposia op academisch en post-hbo niveau.
16
Janssen-Cilag B.V.
©Janssen-Cilag B.V. -PHNL/CONC/0714/0002
Concerta verkorte productinformatie Productinformatie bij advertentie elders in dit blad
UIT DE PRAKTIJK
Ouders in hun kracht met Stevig Ouderschap
Merian Bouwmeester
Ouderschap: de verantwoordelijkheid voor de menswording van een ander mens, is een van de meest bijzondere taken die we in ons leven op ons kunnen nemen. Een taak die onvermijdelijk beïnvloed wordt door onze eigen achtergrond, onze eigen bagage. Jeugdervaringen met mishandeling (een realiteit voor één op de vijf volwassenen), een gebrek aan sociale steun en diverse andere factoren kunnen die bagage verzwaren.
Juist voor ouders met extra bagage is de methodiek Stevig Ouderschap bedoeld: een steuntje in de rug gedurende de eerste achttien maanden van de reis die ouderschap heet. Stevig Ouderschap, ontwikkeld voor en uitgevoerd door de Jeugdgezondheidszorg, bestaat uit twee componenten. De eerste component is een vragenlijst die helpt de ouders in beeld te brengen die volgens onderzoek het meeste baat hebben bij extra ondersteuning. De tweede component is een serie van gemiddeld zes huisbezoeken, afgelegd door een speciaal hiertoe opgeleide JGZ-verpleegkundige.
Tijdens de huisbezoeken besteden JGZverpleegkundige en ouder(s) aandacht aan de beleving van het ouderschap, de rol die de eigen ontwikkelingsgeschiedenis speelt, de ontwikkeling die het kind doormaakt en het sociale netwerk rondom het gezin. De JGZ-verpleegkundige bepaalt de vormgeving van de huisbezoeken steeds in nauw overleg met het bezochte gezin. Zo blijft de regie bij de cliënt liggen. Uit evaluatie onder de bezochte gezinnen blijkt dat ouders de huisbezoeken zeer op prijs stellen. Zij waarderen de methodiek gemiddeld met een 8,2. Een moeder schrijft in de evaluatie: ’Door Stevig Ouderschap heb ik mijzelf regelmatig onder de loep genomen. Door de zelfreflectievragen van de verpleegkundige heb ik meer inzicht in mijn eigen handelen en denken gekregen.’ Als ouders kiezen voor Stevig Ouderschap stellen zij zich open om hun eigen situatie te verbeteren. Dit is een actieve beslissing die de start vormt van een proces waarin zij zelf de grootste rol spelen.
Het volledige artikel over Stevig Ouderschap werd gepubliceerd in het Tijdschrift Ouderschapskennis (2-2014). Het is, met dank aan de auteur en redactie van Tijdschrift Ouderschapskennis, integraal digitaal beschikbaar voor lezers van de JA! in de JA!-Plus op de website van de AJN. Meer informatie over Stevig Ouderschap vindt u op www.stevigouderschap.nl
Dr. Merian Bouwmeester-Landweer, orthopedagoog, promoveerde in 2006 op “Project OKé,” preventie van kindermishandeling door huisbezoeken in risicogezinnen. Sindsdien is deze methode onder de naam Stevig Ouderschap opgepakt door de Nederlandse JGZ. Als bestuurslid van de Vereniging Stevig Ouderschap is Merian nog altijd verantwoordelijk voor de implementatie van de methode. Daarnaast is ze werkzaam als beleidsadviseur CJG voor de GGD Hollands Midden.
Merian Bouwmeester JA! najaar 2014 17
UIT DE PRAKTIJK
En hoe staat het met de eigen kracht van de jeugdarts?
Wenda Berends
Het werk van de Jeugdgezondheidszorg is sterk in beweging. Om slagvaardig om te gaan met vraagstukken van nu en de toekomst heeft JGZ Utrecht gekozen om medewerkers tot het centrum van de vernieuwing te maken. ‘Bottom-upwerken’ en het gebruik maken van de ‘eigen kracht’ van de professional zijn daarbij belangrijke begrippen. Wenda Berends vertelt hoe het is als jeugdarts om zo een omslag mee te maken en wat het haar oplevert.
Er zijn veel ontwikkelingen gaande in het aanbod en de werkwijzen van de JGZ-organisaties. Binnen de JGZ Utrecht is de professional centraal gesteld om de vernieuwing van de JGZ, een gevolg van het nieuwe kabinetsbeleid, vorm te geven. Als jeugdarts werkzaam bij de JGZ Utrecht vertel ik graag over wat dat betekent voor mij als professional. Hiermee hoop ik anderen te inspireren.
werken en de klant (ouders en kinderen) centraal stellen zijn nu niet alleen doelen op papier, maar reële, concrete doelstellingen. Deze aanpak geeft veel meer werkplezier en verbinding binnen de organisatie. Het ‘eigen-krachtdenken’ gaat vooral over vertrouwen. Niet alleen in de eigen mogelijkheden van ouders en kinderen, maar ook over vertrouwen op je eigen professionaliteit en kracht.
Hoe het was: top-down Ongeveer twee jaar geleden werden ideeën voor verandering vanuit de professionals echt niet hoog gewaardeerd. De aandacht was vooral gericht op de uitvoering van het basistakenpakket en de digitalisering. Iedereen was al druk genoeg om de normale werkzaamheden op orde te krijgen. Er was een grote afstand tussen de professional en het management en veranderingen werden top-down ingevoerd. Ik voelde me hier niet altijd goed bij, had ideeën voor verbetering waar ik weinig weerklank op kreeg. Dat frustreerde wel eens.
Voorbeeld: opvoedkoffie Vanuit de nieuwe manier van werken hebben de pedagogen van onze organisatie op Kanaleneiland/Transwijk de ‘opvoedkoffie’ opgezet. In die wijken wonen veel gezinnen met zeer weinig sociale contacten. Wij wilden voor de moeders uit deze gezinnen een ontmoetingsplek creëren waar zij ook vragen konden stellen over de ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen. Door op een bekende plek, namelijk het consultatiebureau, op een laagdrempelige manier te discussiëren over pedagogische vragen werd het een succes. De moeders hebben zelf de regie in handen bij het kiezen van de onderwerpen. Ze ondersteunen elkaar in het vinden van oplossingen voor hun strubbelingen in de opvoeding van hun kinderen. Van daaruit is er zelfs een soort 'ruilbeurs' voor kleding en speelgoed ontstaan.
Hoe het is: bottom-upwerken Inmiddels is een vernieuwing gaande die ‘bottom-up’ wordt aangepakt en die inmiddels tot in alle hoeken van de JGZ Utrecht is doorgedrongen. Er is ruimte voor pilots, mensen voelen zich gehoord en er is veel meer energie om creatieve ideeën op te pakken. Vanuit het management wordt aangemoedigd om zelf oplossingen voor problemen te zoeken en die ook uit te proberen. Variatie in aanbod, wijkgericht 18 JA! najaar 2014
Voorbeeld: taalontwikkeling stimuleren Nog een voorbeeld van hoe het nu gaat. Onlangs realiseerde ik me dat ondanks alle inzet van ons als professionals,
allochtone kinderen op Kanaleneiland, een grote achterstandswijk in Utrecht, toch nog steeds zeer slecht scoren in de Nederlandse taal. Dit heeft invloed op hun schoolprestatie, maar ook op hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Het uiten van gevoelens en het oplossen van conflicten in het Nederlands blijft voor hen erg moeilijk. In een overleg met mijn manager bleek dat andere collega’s in de stad ook taalontwikkeling als aandachtspunt hebben en de rol van de JGZ hierin willen versterken. Samen met mijn collega-jeugdartsen 0-4 jaar gaan we nu ons eigen handelen in het stimuleren van de Nederlandse taal onderzoeken. Ook analyseren we het aanbod in de wijk rondom taalontwikkeling.
Nieuwe manier van werken gegroeid Uiteraard is die nieuwe manier van samenwerken niet van de een op de andere dag ontstaan. In 2012 en 2013 zijn we ‘op expeditie’ geweest. In kleine groepen onder begeleiding van externe adviseurs onderzochten we wat we in ons eigen werk veranderd zouden willen hebben. In zo een expeditiegroep zaten ongeveer tien collega’s uit de verschillende JGZ-disciplines zoals assistentes, verpleegkundige en pedagogen. Doordat we uit verschillende hoeken kwamen, konden we elkaar goede kritische vragen stellen. ’Waarom wil je dit veranderen? Waarom kies je voor deze oplossing? Wat wil je nu echt bereiken?’ Met elkaar hierover discussiëren was leerzaam en verbindend. Iedereen kijkt op zijn eigen manier naar de situatie en heeft andere ervaringen met ouders en kinderen. Het was fijn om regelmatig met elkaar de voortgang te bespreken en elkaar te helpen bij strubbelingen. Naast het deelnemen aan verschillende expedities deelden collega’s hun ervaringen en kennis over de verschillende
onderwerpen met de hele JGZ. Dit gebeurde bijvoorbeeld tijdens conferenties. Het was mooi om het enthousiasme te zien groeien en te ervaren dat we samen zo veel in huis hebben. Heel inspirerend om mee te maken hoe collega’s hun kennis en kunde overdragen in boeiende workshops. Iets wat we tot nu toe nog nooit gedaan hadden. Drempel In de expedities kregen we de tijd en ruimte om aan de slag te gaan met een eigen idee. Dat bleek helemaal niet zo eenvoudig. Ik was gewend veel alleen te doen. Maar nu moest ik mijn probleem en oplossing bespreken met collega’s en hen bij mijn project betrekken. Het was voor mij letterlijk een drempel overgaan om collega’s erbij te betrekken. Ook zij moesten wennen, hadden soms geen tijd of energie en vroegen zich af of het wel iets zou gaan opleveren.
Vertrouwen en groeien Eigen kracht heeft verschillende betekenissen. Het kan betekenen meer eigen verantwoordelijkheid, dat mensen zelf meer moeten doen. Voor mij betekent het vooral: iemands mogelijkheden aanboren, iemand helpen om te groeien en vertrouwen hebben in iemand. Voor mij kwam dit naar voren toen ik compensatie van uren kreeg voor het landelijk bestuur van de AJN. Men gaat ervan uit dat mijn inzet zich terugbetaalt. De doelen zijn uiteraard helder, maar ik kan die helemaal op mijn eigen manier invullen. Het vertrouwen en de mogelijkheid om verder te groeien die mij hiermee geven zijn voelen als enorm waardevol. Gebruik maken van je kwaliteiten en vooral met veel plezier werken, dat gun ik iedereen. Wenda Berends is Jeugdarts KNMG bij Volksgezondheid van de Gemeente Utrecht W.Berends@utrecht.nl
Wenda Berends - op eigen kracht
DR. TWITTER
Slim omgaan met eigen kracht
Dokter Twitter
Best een goed idee, dat benutten van de eigen kracht van mensen en hun omgeving. Op eigen kracht geeft vaak een persoonlijke meerwaarde. Je kunt het toch zelf, of je kunt een ander dankbaar helpen. Die eigen kracht dient echter wel slim ingezet te worden. Als er geen mogelijkheden of middelen zijn is forceren zinloos. Iedereen kan vanuit zijn eigen ervaring en praktijk zo een aantal JGZ-doelgroepen bedenken voor wie het eigenkrachtprincipe niet zal volstaan. Ook moet je het welwillende sociale domein niet opzadelen met uitputtende lasten en financieel verlies. Kortom, de mogelijkheden van de eigen kracht rijken niet tot voorbij
de horizon en zijn zeker geen koeien met gouden hoorns. Smart toepassen waar wel potentie zit is daarom geboden. En daar zitten nog best wat extra interessante mogelijkheden bij! Nieuw zijn de wearables (heel kleine, draagbare computers die je bijvoorbeeld net als een horloge om je pols draagt) en gezondheidsapps als stimulerende terugkoppeling en gezondheidscoach. Een interactieve terugkoppeling over beweging, hartslag, bloeddruk, calorieën, cholesterol en bloedsuikers of alcoholintake helpt bij het positief gezond aanpassen van de eigen leefstijl.
Bij het afnemen van screenende vragenlijsten hoeven we nu eens niet te vragen wat er allemaal mis is, maar kunnen we juist de mogelijkheden/competenties voor het op eigen kracht kunnen oplossen van problemen in kaart brengen. Risico’s zijn dan preventief aan te pakken door het aanbieden van aanvullende vaardigheidscursussen. En heb je eenmaal een chronische ziekte, gebrek of mentale beperkingen dan kan het smart home de eigen krachten ondersteunen en versterken. Dat bevordert de onafhankelijkheid en bespaart flink op de kosten.
JA! najaar 2014 19
Vertrouwd Concerta Verlaagde prijs en bijbetaling op de 4 sterktes!* € 70,00
€ 60,00
€ 50,00
€ 40,00
€ 41,43 € 38,21 € 36,40 € 33,26
€ 30,00 € 27,61
€ 28,27
€ 29,84
€ 27,46
€ 20,00
€ 10,00
€Concerta 54 mg
©Janssen-Cilag B.V .V. - PHNL/CONC/0714/0002
AIP Jan2014
Concerta 36 mg Bijbetaling Jan2014
* vanaf September 2014 Verkorte productinformatie staat elders in deze uitgave.
Janssen-Cilag B.V. 20
Concerta 27 mg AIP Sept2014
Concerta 18 mg
Bijbetaling Sept2014
DE VERWONDERING
Wat als de eigen kracht niet toereikend is?
Agaath Cornel-Muysken
In deze periode van transformatie wordt de term ‘eigen kracht’ in de jeugdzorg steeds vaker genoemd. In veel plaatsen ligt het voorstel om alle problemen rondom opvoeding en ontwikkeling te laten beoordelen door een wijkteam en van daaruit verder zorg in te zetten. Ik (h)erken dat de afgelopen jaren in een aantal gevallen bij problemen rondom opvoeding en ontwikkeling van kinderen soms een te grote afhankelijkheid van de zorg is ontstaan. Er zouden ook eenvoudigere, en dus goedkopere oplossingen mogelijk zijn geweest. Een illustratie hiervan is de onderstaande casus. Maar ik vraag mij sterk af of diagnostiek via een wijkteam en vervolgens een op eigen kracht gericht beleid, in alle gevallen de beste oplossing biedt. Dat laten twee andere casussen zien.
Eerst het verhaal van Lisanne. Zij is vijftien jaar en komt met haar moeder op mijn spreekuur. Het is een contact op verzoek van school, omdat haar schoolresultaten achteruitgaan. Haar mentor weet dat ze diabetes heeft en vraagt zich af of ze wel goed met haar medicatie omgaat. Lisanne is een vriendelijke, wat verlegen tiener. Nadat ik heb uitgelegd waarom ik haar heb uitgenodigd, komen we in gesprek over haar diabetes. Ze vertelt dat ze inderdaad vaak vergeet te spuiten. Het zou in de pauze moeten gebeuren, maar in de gezelligheid met de vriendinnen schiet het er vaak bij in. Ze heeft ook al een pompje gehad, maar dat maakte het er niet beter op. De diabetesverpleegkundige heeft ook al aangegeven dat ze niet goed is ingesteld. Lisanne merkt dat zelf ook wel omdat ze wat later op de dag veel moeite heeft om haar aandacht bij de les te houden. Samen gaan we in gesprek over de routines in de pauze en overleggen over een goed moment om te prikken. Lisanne stelt ter plekke op haar mobiel een waarschuwingssignaal in. Als ik vraag hoe het verder gaat, vertelt ze dat ze, vanwege haar aandachtsproblemen in de les, recent door haar huisarts is verwezen naar een instelling voor Jeugd-GGZ, met de vraag of
ze ADD heeft. Dat is niet uit het onderzoek gebleken. Wel is er een andere diagnose gesteld: ze heeft een sociale angststoornis. Vervolgens is ze verwezen naar een behandelgroep voor jongeren met een dergelijke stoornis. De komende avond is de eerste bijeenkomst. Ze ziet er erg tegenop, maar is wel van plan te gaan. Samen met moeder kijken we terug op haar kindertijd: Lisanne is altijd verlegen geweest in nieuwe situaties, maar ontdooide dan wel in de loop van de tijd en zij heeft leuke vriendschappen kunnen opbouwen. Het was wel lastig dat ze erg verlegen was, maar dit was niet zodanig ernstig, dat het haar erg belemmerde. Ze heeft bewust gekozen voor deze middelbare school, omdat er een theaterstroom is, waar ze enthousiast deel van uit maakt. Ze staat regelmatig op de planken. Gaandeweg het gesprek normaliseren we de ‘sociale angststoornis’ tot ‘gewoon erg verlegen’. Ik complimenteer Lisanne met haar keuze voor de theaterstroom en leg uit dat ze op die manier al haar eigen therapie gevonden heeft. Een mooi voorbeeld van ‘eigen kracht’. Maar er zijn ook gezinnen waarbij de eigen kracht ontoereikend is. Ik denk
aan een jongen die vanaf zijn achtste jaar op school signalen afgaf over een moeilijke thuissituatie. Pas toen hij veertien was is er adequate actie ondernomen en zijn hij, en de andere kinderen van het gezin, verlost uit een situatie met systematische mishandeling. In een dergelijke situatie is alleen ’eigen kracht’ niet voldoende, omdat van een kind niet verwacht mag worden dat het in staat is meer te doen dan signalen afgeven. De jeugdarts zal in dergelijke gevallen proactief de regie moeten nemen. Helaas was dat jarenlang, noch door de jeugdartsen, noch door diverse andere hulpverleners gedaan. Zo ook in het geval van een alleenstaande moeder die ik heb leren kennen. Zelf heeft ze als kind in de knel gezeten en inmiddels heeft ze drie kinderen van even zovele vaders. Door financiële nood gedwongen verhuist ze met enige regelmaat van de ene achterstandsbuurt naar de andere. Een netwerk heeft ze niet, een hulpvraag evenmin. Voor het welzijn van haar zelf en van haar kinderen, is het echter wel belangrijk dat er iemand is om haar zo nodig te steunen of te adviseren. Het ontbreekt haar immers aan inzicht in de kwetsbaarheid van haar situatie en aan de capaciteiten om effectief om hulp te vragen. Wijkteams komen meestal pas in actie als er een duidelijke hulpvraag bestaat. Bij het ontbreken van die hulpvraag kan het nodig zijn dat de jeugdarts proactief handelt. Eigen kracht, wijkteams – het is een mooi concept waarmee zeker veel winst is te behalen. Maar in mijn optiek hebben wij als jeugdartsen de verantwoordelijkheid om te voorkomen dat juist de meest kwetsbare gezinnen buiten de boot gaan vallen. JA! najaar 2014 21
NIEUWS UIT HET BEDRIJFSLEVEN
Waarom speelt ze niet met ande
Youké
De ontwikkeling van jonge kinderen loopt, net als bij Sadaf, helaas niet altijd voorspoedig. Ouders, maar ook de jeugdarts, maken zich soms zorgen. Maar wat is passende hulp en waar vind je die? De jeugdarts is vaak actief in dit proces. Bij jonge kinderen met complexe problematiek is procesdiagnostiek een goede overweging. Want jonge kinderen zijn volop in ontwikkeling en niet altijd makkelijk te testen.
Deze vorm van diagnostiek geeft voldoende beeld van hun gedrag, leerbaarheid, contactmogelijkheden en ontwikkeling op diverse gebieden. Vroege interventie voorkomt latere (en duurdere) zorg. Ouders geven daardoor zelfstandig meer passende begeleiding aan hun kind en weten wat op termijn nodig is. De handelingsgerichte diagnostiek is gericht op de toekomst van het kind. Dit voorkomt stempeltjes plakken. Liever kijken naar de mogelijkheden In korte diagnostiektrajecten was niet altijd goed zicht op jonge kinderen met complexe problematiek. Youké Sterke Jeugd biedt al 15 jaar samen met de GGZ procesdiagnostiek: intensieve observatie tijdens een langere periode. Zowel in een groep als ambulant. Het geeft een reëel beeld van de mogelijkheden van het kind. Kinderen tot 4 jaar zijn zo’n 3 tot 4 maanden 2 ochtenden per week in een spelgroep met 6 kinderen. Begeleid door 2 pedagogisch medewerkers en, het allerbelangrijkste, in partnerschap met de ouders. De observatie is zowel op de groep als thuis en in de peuterspeelzaal en de kinderopvang. Zo nodig met intelligentie, logopedisch en motorisch onderzoek. Totaalbeeld van kind en gezin Het beeld van Sadaf en het gezin is steeds verder ingekleurd met antwoord op vragen als: Is er contactgroei? Hoe reageert Sadaf op de aanpak? Wat is haar leerbaarheid? Welke begeleiding heeft ze nodig? Hoe functioneert het gezin en is er interactie? Zijn er dysfunctionele communicatie en/of opvoedpatronen? Pakken haar ouders de eerste adviezen op? Bij procesdiagnostiek zijn video-opnames van het spel tussen ouder en kind een optie. Samen met de ouders bekijkt het team de video-opnames met VIB (video interactie begeleiding) of een FEAS lijst (Functional Emotional Assessment lijst volgens o.a. het Greenspan ontwikkelingsmodel). Een nauwkeurige observatie vanuit zowel het perspectief van de ouder, als van het kind en hoe ze op elkaar reageren: de zogenaamde ‘contactcirkels’. In enkele groepen worden kinderen van 2-7 jaar onderzocht op ontwikkelingsstoornissen zoals ASS. Met extra inzet van gezinsonderzoek, onderzoek door kinderarts en eventueel kinderpsychiater. 22 JA! najaar 2014
Het kind blijft in de vertrouwde omgeving Met ambulante procesdiagnostiek observeren experts met ‘vroeghulpkennis’ het kind. De observaties en onderzoeken zijn zoveel mogelijk in de eigen omgeving. De experts geven (spel)begeleiding aan ouder en kind, ondersteunen bij het versterken van vaardigheden, bespreken samen de video en verhelderen zo de hulpvraag. In Ede blijft bijvoorbeeld het kind op de speelzaal, kinderopvang en in het gezin. Daar heeft Youké, samen met Integrale Vroeghulp, één gezamenlijke voordeur. Voor zowel professionals als ouders en in nauwe afstemming met het consultatiebureau. Voor een geïntegreerd beeld overlegt het expertiseteam van Integrale Vroeghulp multidisciplinair over de resultaten en bevindingen, eventueel met een indicatie voor onderwijs en/of zorg. Samen met de ouders Belangrijk is om altijd samen met ouders de afweging te maken voor de passende volgende stap. Ook aandacht voor de ouders zelf is nodig. Ze zijn in deze fase van het ouderschap gericht op vooruitgang van hun kind. Als hun kind zich niet volgens verwachting ontwikkelt is een helpende hand bij het accepteren prettig en nodig. Ze ontdekken samen met de hulpverleners wat hun kind nodig heeft. De uitkomst van de analyse geeft veel informatie en handvatten. Ouders ervaren dit intensieve programma meestal als waardevol en vinden het prettig dat alles onder één dak zit. De ouders van Sadaf zeiden: “Mijn kind is echt goed gezien. Wij vertrouwen de conclusies en adviezen.” Uit reacties blijkt dat ouders, kinderen, maar ook gemeentes enthousiast zijn over vroegdiagnostiek bij jonge kinderen. Het voorkomt zwaardere zorg. Transformatie van de zorg voor jeugd De gemeenten organiseren de jeugdzorg vanaf januari 2015 dichtbij, het liefst samen met en in het eigen netwerk. Zodat kleine zorgen niet uitgroeien tot grote problemen en zwaardere zorg. De procesdiagnostiek van Youké transformeert hierin mee. Eerst deed de eigen kinderarts (para)medisch onderzoek, o.a. retardatieonderzoek volgens NVK richtlijnen. Nu werkt Youké samen met kinderartsen in de regionale ziekenhuizen. JGZ-arts, kinderopvang, integrale vroeghulp, wijk- en buurtteams en onderwijs kunnen ouders rechtstreeks verwijzen.
re kinderen? W E Z I E N N U W AT SADAF NODIG HEEFT Sadaf (3 jaar) is stil en teruggetrokken. Ze speelt niet op de peuterschool. Haar van oorsprong Afghaanse ouders vertellen jeugdarts Carolien Lans dat het wijkteam Soesterkwartier ze ondersteunt: “Sadaf moet naar school kunnen als ze 4 jaar is en Nederlands leren.” Wijkteammedewerker Harma Visser analyseerde de situatie in en rond het gezin en Youké adviseerde in te zoomen op de ontwikkeling en het gedrag van Sadaf zelf. Toen de ouders hoorden wat de Domino groep (observatie en diagnostiek) in Amersfoort kan doen voor hun dochtertje, werd ze aangemeld. Sadaf’s ouders zijn blij met de spelgroep en de intensieve begeleiding in kleine groepjes. Ze brengen en halen Sadaf zelf. Er is dan ook veel en intensief contact met de pedagogisch medewerkers: “Ondanks de taalbarrière, zijn de ouders daardoor makkelijker mee te nemen in het proces.” Bij het brengen doen moeder en Sadaf samen een puzzel. Bij het ophalen zien ze wat Sadaf al goed kan en waar ze moeite mee heeft in vergelijking met leeftijdsgenootjes. In de vertrouwde spelgroep kan Sadaf het logopedisch onderzoek met de logopediste en het intelligentie onderzoek met de gedragswetenschapper goed aan. Uit de combinatie van observaties en onderzoeken op de spelgroep, peuterschool en het huisbezoek ontstaat een totaal beeld van Sadaf. De pedagogisch medewerker van de spelgroep adviseert wat op dit moment het beste is voor Sadaf. Samen met de ouders kijken ze naar passend onderwijs. Haar ouders voelen ‘erkenning’ van hun zorgen: “We zien nu wat Sadaf nodig heeft.” Door de observatieperiode bij Domino, is een zwaardere vorm van (jeugdzorg) begeleiding voorkomen.
Youké begeleidt en behandelt kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar en hun gezinnen bij opgroeien en opvoeden. Ieder kind is oké. Met een eigen talent, kleur en netwerk en met een eigen unieke oplossing voor zijn vraag. Dat is het startpunt van onze hulp. Op acht Youké locaties in Utrecht en Gelderland is vroegdiagnostiek beschikbaar, zowel in groeps- en ambulante vorm. Youké werkt daarbij samen met de GGZ, lokale partners in de kinderopvang, LVB organisaties, (para)medici, kinderfysiotherapeuten en logopedisten uit plaatselijke praktijken. Met dank aan de bijdrage van de ouders van Sadaf en Youké’s specialisten in opgroeien: Anja Diepenveen, Elise Becker, Conny Wijnands, Toos Hamers, Jitty Runia. JA! najaar 2014 23
ONDERZOEK
Pleeggrootouders, sterker dan je denkt
Henk van Oosteren
Van de 21.000 pleegkinderen vinden 3300 kinderen een pleeggezin bij hun grootouders. Henk van Oosteren heeft er onderzoek naar gedaan en concludeert dat de kinderen gemiddeld veel langer bij hun grootouders blijven dan kinderen in andere pleeggezinnen. Dat is niet voor niks: pleeggrootouders zijn taai en doorzetters.
Aanpak onderzoek Tien jaar geleden vroeg een oud-collega mij om hulp. Haar dochter, een alleenstaande moeder, was twee jaar daarvoor opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Mijn ex-collega nam als vanzelfsprekend haar kleinkind in huis. Zij vertelde me dat haar dochter haar gisteren vertelde dat ze naar huis mocht. Ze was genezen en wilde weer zelf voor haar kind gaan zorgen. Mijn ex-collega vroeg mij hoe ze kon voorkomen dat haar kleinkind terug moest naar haar dochter die nog even gestoord was als twee jaar geleden, aldus mijn excollega. Ik heb dit toen niet kunnen oplossen. Wel ben ik me gaan verdiepen in de wereld van de pleeggrootouders. Ik heb literatuur bestudeerd, dossiers gelezen, gesproken met pleeggrootouders en hun belangenvereniging, de Stichting Belangenbehartiging Pleeggrootouders Nederland (SBPN). Daarna heb ik 35 persoonlijke gesprekken gevoerd
Van de in totaal 3.132 getelde pleegfamilies zijn er 493 grootouder. Dat is zestien procent. Extrapolerend kunnen dan we stellen dat in Nederland van de 21.000 pleegkinderen (Pleegzorg Nederland 2012) er 3300 een plaats vonden bij hun grootouders. De bevindingen zijn hieronder samengevat in een tabel.
met pleeggrootouders die de opvoeding van hun kleinkind op zich hadden genomen. Deze situaties waren op het moment van het gesprek beëindigd. De gesprekken waren merendeels met echtparen, soms met alleenstaande pleeggrootouders. Het ging over 48 kleinkinderen (Van Oosteren, 2014). Ik heb de groep pleeggrootouders die zich niet heeft gemeld bij een voorziening voor pleegzorg buiten beschouwing gelaten. Deze groep bestaat wel degelijk, hoewel deze mensen geen pleegzorgvergoeding en geen begeleiding krijgen.
Bevindingen Over de kinderen De meeste plaatsingen zijn goed afgerond (76%). De kinderen zijn gemiddeld vijf jaar en drie maanden als pleegkind bij de grootouders gebleven. De helft van de kinderen bleef daarna, na hun achttiende verjaardag, bij hun grootouders wonen. Veel kinderen (20 van de 48, 42%) leken te moeilijk voor een pleeggezin. Verreweg de meeste kinderen (38 van de 48) waren in formele zin bij de grootouders geplaatst met een justitiële kinderbeschermingsmaatregel.
Cijfers Om tot een correcte schatting te komen van het totale aantal pleeggrootouders in Nederland hebben enkele collegaonderzoekers die elders in Nederland actief zijn ten behoeve van mijn onderzoek mee geteld. De pleegzorgaanbieders hebben de ingeschreven pleegouders geteld en bekeken welk percentage grootouders was.
Over ouders Ouders waren in veel gevallen vastgelopen en konden niet meer voor hun kind zorgen omdat er, vaak naast een moeilijk kind, meerdere zaken tegelijk speelden. Veel ouders (40%) hadden
Bevindingen Organisatie
Lindenhout
Spirit
Trias
Entréa
Limburge instellingen
Oosterpoort
Totaal
Getelde pleeggezinnen
566
1500
376
78
161
451
3132
Getelde pleeggrootouders
95
235
55
14
33
61
493
Percentage pleeggrootouders
15%
16%
15%
18%
20.5%
14%
16%
Tabel: Aantallen pleeggrootouders (2013)
24 JA! najaar 2014
psychische/psychiatrische problemen. Daarnaast werden genoemd: verslaving, medische problemen, geweld, criminaliteit en financiële problemen. Van de ouders was 54% alleenstaand. De meeste ouders (65%) gingen bij aanvang akkoord met de plaatsing van hun kind bij de grootouders. Een deel van hen kwam daar later op terug. Over pleeggrootouders – De meeste pleeggrootouders hebben aan de opvoeding van hun kleinkind goede herinneringen. – Voor veel grootouders was het touwtrekken met hun kind om hun kleinkind erg zwaar. – De meeste grootouders voelden zich gesteund door familie en vrienden. – Pleeggrootouders hadden gezondheidsproblemen, maar beperkt in aantal. Bij 66% van de pleeggrootouders noemden beide partners zich gezond en fit. – De grootouders zagen graag dat de ouders hun kleinkind weer gingen opvoeden. Als dit niet op een verantwoorde manier kon, bleven ze het zelf doen. Er waren betrekkelijk weinig financiële problemen, in veel gevallen dank zij de pleegzorgvergoeding. – De meeste kleinkinderen (67%) zijn kind van de dochter van de grootouders. – De gemiddelde leeftijd bij de komst van het (eerste) kleinkind was 55 jaar. De kinderen verbleven er gemiddeld vijf jaar en drie maanden. – Pleeggrootouders waren zeer gemotiveerd. Hulpverleners leken soms de taaiheid en het doorzettingsvermogen van de pleeggrootouders te onderschatten. Over de hulpverlening oordeelden de pleeggrootouders uiteenlopend maar merendeels positief.
deld ook veel langer bij hun grootouders gebleven dan in andere pleeggezinnen (slechts 18% van alle pleegkinderen verbleef volgens de Factsheet Pleegzorg 2013 langer dan twee jaar in een pleeggezin). Geraadpleegde literatuur – Van den Bergh, P.M., & Weterings, A.M. (2010). Pleegzorg in perspectief: Ontwikkelingen in theorie en praktijk. Assen: Van Gorcum. – Van Oosteren, H.A. (2014). Pleeggrootouders maken het verschil. Portret van een onderbelichte groep. De Glind: Gezinspiratieplein. – Pleegzorg Nederland (juni, 2013). Factsheet Pleegzorg. Utrecht. – Vanderfaeillie, J., Van Holen, F., & Coussens, S. (2008). Why do foster care placements break down? An study into the factors influencing foster care placement breakdown in Flanders. International Journal of Child and Family Welfare, 11, 77-88. Het uitgebreide onderzoeksrapport schetst een beeld van de aanloop, het verloop en de afronding van de plaatsing van het kleinkind, gezien door de bril van de grootouders. Het rapport, getiteld Pleeggrootouders maken het verschil: portret van een onderbelichte groep, is te downloaden op de website van het Gezinspiratieplein, het kennisplatform voor pleeggezinnen en gezinshuizen: http://www.gezinspiratieplein.nl/onderzoeken/afgeronde-onderzoeken/1323-pleeggrootouders
Foto: RGB Stock Henk van Oosteren heeft ruime ervaring en expertise op het gebied van jeugdzorg, in het bijzonder van pleegzorg. Hij werkte tien jaar als psycholoog en onderzoeker in de zorg voor verstandelijk beperkten (1974 - 1984). Vanaf 1984 tot 2011 heeft hij aan begeleidingscommissies van onderzoek deelgenomen. Daarnaast gaf hij vanaf 1984 tot 2011 leiding aan Entréa, een organisatie voor onderwijs, onderzoek en jeugd- en opvoedhulp waar de pleegzorg een prominente plaats inneemt. Verder was hij van 1985 tot 1996 voorzitter van de stichting Therapeutische Gezinsverpleging (TGV) Noord Brabant en later van de landelijke koepel van TGV’s, een voorziening van pleegzorg voor kinderen met een psychiatrische achtergrond.
Bespreking van de resultaten, conclusies De meeste plaatsingen zijn goed afgerond. Het aantal mislukte plaatsingen bedraagt 24%. Dit percentage is laag in vergelijking met de 30 à 50% die in de Nederlandse en Vlaamse literatuur in de reguliere pleegzorg gevonden wordt (Vanderfaeillie et al, 2007). Dit ondanks het gegeven dat veel kinderen moeilijk zijn. De kinderen zijn gemidFoto: Morgue File JA! najaar 2014 25
ONDERZOEK
Trailer Trash Kwetsbare gezinnen en arbeidsmigranten in huisjesparken
René Eijsink
In de rafelrand van elke Noord-Amerikaanse stad vind je het trailerpark: plek voor uitgerangeerden, have-nots en (Mexicaanse) dagloners. Nederland kent geen trailerparks, maar jeugdarts René Eijsink ziet in het Overijsselse Vechtdal wel zorgwekkende groepen bewoners in verpauperende en vaak onopvallend gesitueerde huisjesparken en campings. Als jeugdarts maakt Eijsink zich zorgen om de kinderen die in deze situatie groot worden. Ook uit het oogpunt van zorg, hygiëne en maatschappelijke inbedding verdienen de vaste bewoners van recreatieverblijven volgens de auteur meer aandacht dan ze uit het oogpunt van de ruimtelijke ordening nu krijgen. Zij vormen het onderwerp van dit artikel, dat een samenvatting is van een essay dat de auteur in mei 2013 schreef in het kader van de opleiding tot arts Maatschappij en Gezondheid, module Beheer, sturing en verbetering in de publieke gezondheid.
Inmiddels bestaat er meer aandacht voor dit onderwerp: zo heeft het Sociaal Plan Bureau onlangs een verkenning naar de leefsituatie van Poolse, Roemeense en Bulgaarse kinderen uitgebracht en worden in Noord- en Midden-Limburg de krachten gebundeld in het regionaal project 'Het belang van arbeidsmigranten' (redactie).
Huisjesparken en hun bewoners Nederland is volgebouwd met buitenhuisjes en huisjesparken, bedoeld voor weekendverblijf en vakantie. Ze passen binnen het bestemmingsplan zolang mensen er niet maanden aaneengesloten wonen. Er zijn losse huisjes, campings met chalets, parken met een familierestaurant en zwemparadijs, en er zijn veel goedkoop gerealiseerde huisjescomplexen, bij voorkeur binnen kleinere bospercelen. Achter één poort en onder één beheerder kunnen diverse eigendoms- en verhuurconstructies bestaan. In het Vechtdal, waartoe dit artikel zich beperkt, gaat het om in totaal drie- tot vierduizend wooneenheden, verspreid over meerdere locaties, waarvan de grootste circa driehonderd huisjes omvatten.1 De gemeente moet toezien op handhaving van het bestemmingsplan en staat voor de opdracht permanente bewoning van recreatieverblijven te bestrij26 JA! najaar 2014
den.1,2 Dat handhaven is niet eenvoudig en wel tweeslachtig. Veel bewoners wonen formeel elders en melden zich niet bij de gemeente. In tijden waarin de lokale woningcorporatie veel van haar sociale karakter heeft losgelaten komen betaalbare noodwoningen de gemeenschap en de gemeente soms goed van pas en de gemeente wil geen mensen uit hun eigen koophuis zetten.2 Het handhavingsbeleid bevindt zich zo al sinds ten minste 2003 in een patstelling en het aantal permanent en semipermanent bewoonde huisjes groeit. Aan de rand van de samenleving Huisjesbewoners vormen een gevarieerd gezelschap: toeristen, vaste weekendbewoners, overbruggers van verbouwingen, jonge stellen, beter gesitueerde bezitters van buitenhuisjes. Al deze groepen wonen soms illegaal, maar vormen geen probleem. Hier geldt
een gedoogbeleid.3 Het maatschappelijk werk komt in beeld bij degenen die in scheiding of als dader van huiselijk geweld een tijdelijk (en zeer welkom) onderkomen vinden in een direct beschikbaar huisje. Mijn zorg gaat vanuit sociaalgeneeskundig oogpunt vooral uit naar twee andere groepen: de langdurige bewoners van kleine huisjes en stacaravans, eufemistisch ‘chalets’ genoemd, en de arbeidsmigranten. De groep van de langdurige chaletbewoners is divers, heeft geen groepscohesie en valt zeker onder de kwetsbare groepen waarvoor de Inspectie in haar Staat van de Gezondheidszorg 2012 aandacht vraagt.3,4 Het gaat om mensen die bewust of onbewust aan de rand van de samenleving terecht zijn gekomen. Ze zijn niet dakloos, en betalen huur. Maar huisartsen zien onverzekerde mensen met angst, verdriet, agressie en vereenzaming, soms met dubieuze verhalen. Maatschappelijk werkenden zijn druk met schuld, herhuisvesting en re-integratie, de jeugdgezondheidszorg ziet multiprobleemgezinnen, de gemeentelijk toezichthouder en de wijkagent zien en horen van alles. Deze groep bewoners is terug te vinden in de literatuur over bemoeizorg en het SCPrapport over kwetsbare gezinnen.5,4 Arbeidsmigranten Over de arbeidsmigranten ligt er het verslag van het parlementair onderzoek Lessen Uit Recente Arbeidsmigratie (LURA) uit 2011.6 In dat jaar wordt voor Nederland het aantal arbeidsmigranten geschat op ten minste tweehonderdduizend. Vermoedelijk wonen enkele honderden daarvan in het Vechtdal. Deze veelal Poolse flexwerkers worden niet op naam ingeschreven bij de gemeente. Zij betalen voor een (gedeeld) bed, doen weinig beroep op wmo-zorg, vinden de weg
naar de huisartsenpost en soms naar het consultatiebureau. Bekend zijn de slavernijverhalen uit de asperges- en de aardbeienteelt, maar ook in de vleesverwerking en de distributiecentra spelen de onwenselijke koppeling van wonen en werken, de overbewoning met ongezond delen van leef- en slaapruimtes en een ongezonde leefstijl met veel alcohol en risico op infectieziekten. Het wachten is op tuberculose of op de eerste schurftexplosie. Onzichtbaar De permanente bewoners met problemen en de vlottende groep arbeidsmigranten delen het kenmerk dat ze anders dan asielzoekers in zekere zin onzichtbaar zijn, met weinig vrienden in maatschappij en politiek. Beide groepen bevinden zich sociaal en ruimtelijk aan de rand van de samenleving, hun wonen en hun leven zit niemand in de weg. Maar een goede plek om groot te worden is het chalet niet, het park hoort niet bij de civil society.4 In de gemeentelijke nota’s over wmobeleid en gezondheidsbeleid 8,9,10,11 wordt geen melding gemaakt van deze groepen, de GGD en de GGZ kennen ze desgevraagd niet als aandachtsgebied. De maatschappelijke kosten van deze twee groepen zijn waarschijnlijk hoger dan hun opbrengsten aan belastingen en bestedingen, maar vallen, verspreid over meerdere sectoren als infrastructuur, zorg, veiligheid, onderwijs en handhaving, niet op. Historische parallel Het is verleidelijk en leerzaam om de bewoners van de mindere huisjesparken te vergelijken met de toestand van de minder draagkrachtigen in het midden van de 19e eeuw. De nieuwkomers in de stad vestigen zich in 1850 tussen de minstbedeelden in sloppen en stegen, onzichtbaar vanaf de straat. De huizen zijn klein en ongefundeerd, met weinig licht en ventilatie, meestal één kamer. De verhuurders zijn geen kapitalisten, maar bijvoorbeeld diamantwerkers die in goedkope huisvesting een goede investering zien. Cholera en tuberculose hebben vrij spel, evenals schurft, luizen en alcohol. De bewoners zijn anoniem, worden niet beschouwd als burgers, hebben geen stemrecht, en komen overdag zelden
op de openbare weg. Er is – vaak kerkelijke – bemoeizorg, maar de overheid blijft afzijdig. Behalve dan de stadsartsen/hygiënisten, die zich samen met journalisten gaan verdiepen in het leven aan de onderkant van de samenleving. Waarschijnlijk op grond van hun signalen vraagt koning Willem III in 1853 het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs om een rapport dat twee jaar later verschijnt, met heldere adviezen over de aanpak van volkshuisvesting. Het duurt dan nog vijftig jaar, een choleraepidemie en meerdere rapporten vóór in 1901 de Woningwet komt. De traagheid in de volkshuisvesting wordt in de 19e eeuw deels verklaard door onenigheid over de bevoegdheid tot het afgeven van onbewoonbaarheidsverklaringen en door de gemeentelijke bescherming van het huizenbezit. De gezondheidscommissies – voorlopers van de GGD – zijn onmachtig, en er is ruzie over de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen van provincie en Rijk aan gemeenten. Vooral buiten de steden bestaat weinig bestuurlijk en burgerlijk enthousiasme voor de adviezen over hygiëne en huisvesting. Plan van aanpak In Nederland heeft iedere gemeente met huisjesparken een Plan van Aanpak voor de bestrijding van permanente bewoning van recreatieverblijven, maar geen beleid voor de problemen van bewoners en de misstanden. De gemeentelijke aanpak is zelden doortastend. De groepen met de minste woon- en leefomstandigheden zijn vaak letterlijk niet in beeld bij gemeenteraad en college van B&W en de gemeente heeft als zorgverantwoordelijke geen alternatieve huisvesting voorhanden. Het ontbreekt - zeker bij kleinere gemeenten - aan de juiste en voldoende middelen om tot uitzetting op grote schaal over te gaan. Een conceptwetsvoorstel over permanente bewoning van recreatiewoningen is in 2012 door de Eerste Kamer afgewezen, onder verwijzing naar de verantwoordelijkheid van de gemeenten.13 De GGD als uitvoerder van gemeentelijke WPG- en WMO-taken14,15 zou zicht kunnen en moeten hebben op kwetsbare groepen, op ongezonde leefstijl en leefgewoonten, op de gezondheids-
risico’s van overbewoning en op het uitbraakrisico van infectieziekten. Maar de meest kwetsbare bewoners van huisjesparken zijn geen gemeente-inwoner, geen burger en dus niet in beeld bij de gemeente en GGD, tenzij er sprake is van apert storend of afwijkend gedrag. De commissie-LURA wijst in dit kader op het tuberculoserisico als Polen in 2014 en 2015 plaats maken voor Roemenen en Bulgaren (Het aantal mensen uit deze laatst genoemde groepen dat naar Nederland komt, lijkt overigens minder groot dan eerder verwacht stand van zaken april 2014 – red.). Een simpele en enkelvoudige oplossing voor de problemen van de mensen die centraal staan in dit verhaal is er niet. Aanzetten en ideeën zijn er van meerdere kanten en vanuit verschillende invalshoeken wel. In vervolg op het LURA-rapport zijn in acht proefregio’s meerdere projecten van start gegaan voor huisvesting van arbeidsmigranten, in samenwerking tussen gemeenten, bonafide arbeidsbemiddelaars, woningcorporaties en bouwbedrijven.16 De provincies hebben de bouwkraan al dichtgedraaid: er mogen geen recreatieverblijven bijkomen.5 De gemeenten zullen moeten gaan handhaven. Niet op grond van ruimtelijke ordening, maar uit sociaal oogpunt. Een conflict met de belastingdienst of de Raad voor de Kinderbescherming los je niet op met een hutje in het bos. Zeker voor kinderen (en voor de kosten van de jeugdzorg) is wonen in een steunende omgeving essentieel.5 Het niet optreden om politieke redenen kost de gemeente en gemeenschap uiteindelijk meer dan het oplevert. De kosten van ondersteuning en hulp in de kleine maar groeiende achterstandsbuurtjes moeten in kaart worden gebracht. Dit is een mooie opdracht voor de regionale hogeschool. Het is tijd om de woningcorporatie zijn oude vorm terug te geven. Terug naar de Woningwet, en naar goedkope sociale woningbouw. Tenminste de kinderen verdienen een civil society.4 De lokale zorgstructuren moeten blijven samenwerken in sociaal overleg, zorgteams en CJG’s. Ze moeten ook in andere sectoren aandacht vragen voor de meest kwetsbare leden van onze samenleving en hen naar elke overheid JA! najaar 2014 27
een stem en een gezicht geven. De GGD kan hierbij een goede coördinerende rol spelen. De GGD zou voor meerdere gemeentes aanjager kunnen zijn bij het inzetten van bemoeizorg. Huisjesbewoners blijken graag bereid om de hulp te accepteren die ze zelf niet meer zoeken.5 De inspectie geeft impliciet de GGD hierover aanwijzingen en steun.6,3 Daarnaast is de GGD de aangewezen instantie om zicht te houden op de risico’s van overbewoning door anonieme en wisselende arbeidsmigranten. De eerstvolgende ronde nota’s over gezondheidsbeleid en wmo-beleid bieden een goede gelegenheid aan gemeente en GGD om aandacht te besteden aan specifieke zwakke groepen. De permanente bewoning van recreatieverblijven wordt tot nu toe benaderd als een probleem in de ruimtelijke ordening. Het wordt tijd voor een intersectorale benadering.6
René Eijsink werkt als jeugdarts bij GGD IJsselland en heeft dit artikel op persoonlijke titel geschreven in het kader van zijn opleiding tot arts Maatschappij & Gezondheid.
commissie Lessen Uit Recente Arbeidsmigratie. Vergaderjaar 2011-2012, 32 680, nr.4 7. Samen Beter. Nota Lokaal Gezondheidsbeleid gemeente Hardenberg 2008-2011
Literatuur
8. Samen Betrokken. Beleidskader Wmo 2012-2015 gemeente Hardenberg
1. Plan van Aanpak Handhaving op bewoning recreatieverblijven. Gemeente Ommen, 9 februari 2009.
9. Nota Lokaal Gezondheidsbeleid gemeente Ommen 2012 t/m 2015
2. Aanpak handhaving permanente bewoning recreatieverblijven, gemeenteraad Hardenberg, 20 november 2012. 3. Inspectie voor de Gezondheidszorg, Staat van de Gezondheidszorg 2012. Utrecht, november 2012. 4. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Ontzorgen en normaliseren. Naar een sterke eerstelijns jeugd- en gezinszorg. ( bijlage 3: SCP-rapport Kwetsbare gezinnen in Nederland). Den Haag, april 2012. 5. Räkers M, Jong C.de, Eropaf !. Amsterdam, Van Gennep/De Balie, 2006. 6. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Eindrapport In Goede Banen, tijdelijke
10. Meedoen in Ommen, Beleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning, Sport en Cultuur. Gemeente Ommen 2012 – 2015 11. Samenwerken aan gezond leven in Dalfsen. Lokaal Gezondheidsbeleid 2008-2011 12. Woud, Auke van der. Koninkrijk vol Sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw. Amsterdam, Bert Bakker 2010 13. www.parlementairemonitor.nl 323666 Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen 14. Wetten.nl Wet publieke gezondheid, 2008 15. Wetten.nl Wet maatschappelijke ondersteuning, 2006 16. www.flexwonenarbeidsmigranten.nl
JA !-Plus In de JA!-Plus op www.artsenjgz.nl
Vanaf het verschijnen van deze JA!, brengen we ook een websupplement uit, de JA!-Plus, te vinden op onze AJN-website. De redactie is er blij mee, nu kunnen we meer kopij plaatsen dan alleen in de papieren JA!. Er ontstaat ook veel meer ruimte voor ingezonden reacties. De papieren JA! is en blijft onze spreekbuis en paradepaardje. De JA!-Plus moet zich gaan bewijzen en ontwikkelen, qua vormgeving en inhoud. U draagt daar aan bij door vanaf nu massaal te reageren op wat u in de JA! leest en door kleine en grote artikelen in te zenden. Kijk op www.artsenjgz.nl en laat van u horen! ja@artsenjgz.nl In de JA!-Plus van november: – Elwyze Frijns over eigen kracht in een ZAT. De auteur laat zien hoe die eigen kracht door goede samenwerking van professionals én met de ouders tot mooie resultaten kan leiden. – In JA!-31 interviewde Els Jonker de jeugdarts Inge Steinbuch. Centraal stond Inges oproep aan de jeugdgezondheidszorg om de risicobenadering van kinderen en ouders los te laten. Dat zou onder andere betekenen dat de JGZ de regie gelijkwaardig deelt met ouders en jeugdigen, iets wat nu volgens Inge amper het geval is. Nelleke Wensink schreef hierop een ingezonden brief: ‘Ik herken mij absoluut niet in de dokter die een ‘forse koerswijziging’ moet maken.’ Inge Steinbuch reageert vervolgens op Nelleke. – Wike Lijs interviewde Linda Burgerhout–Van der Zwaan over de regie van de gemeente bij transities. Linda schreef het proefschrift De Kanteling - een onderzoek naar een omslag in benadering van burgers in een middelgrote gemeente. Centrale vraag: Wat betekent de transitie voor de jeugdzorg en voor jeugdartsen? – Nen Heerdink recenseert een voorleesboek voor kinderen over spraak- en taalproblemen. En wat verder nog binnenkomt……. Reageren? Stuur een mail aan ja@artsenjgz.nl 28 JA! najaar 2014
Medela Calma: een revolutionair voedingssysteem
De baby bepaalt Medela ondersteunt al meer dan 50 jaar moeders en deskundigen op het gebied van borstvoeding. Wij hechten veel waarde aan wetenschappelijk onderzoek en werken nauw samen met de Universiteit van West-Australië waar het meest vooruitstrevende borstvoedingsonderzoek wordt verricht.
Op dit onderzoek baseert Medela haar innovaties. Het unieke voedingssysteem Calma bijvoorbeeld. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat iedere baby van nature een eigen manier van zuigen heeft, waarbij de baby verschillende ritmes gebruikt en pauzeert om te rusten of te ademen. De baby regelt de melkstroom door de tong op en neer te bewegen en moet een vacuüm creëren om de melk te laten stromen uit de borst.
Melk stroomt: - tong naar beneden - hoog vacuüm
Op dezelfde wijze werkt Medela Calma. Pas als er op een natuurlijke manier gezogen wordt, stroomt er melk uit de Medela Calma. De baby kan drinken, ademhalen en regelmatig pauzeren, net zoals aan de borst. De baby bepaalt dus! En omdat Medela Calma gebaseerd is op het natuurlijk zuigritme van de baby’s, zijn borstvoeding en voedingen met afgekolfde moedermelk gemakkelijk te combineren.
Kijk voor meer informatie op www.medela.nl of volg Medela Benelux op
29
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
Kinderen en jongeren met nietEen dubbele uitdaging voor de jeugdgezondheidszorg
Rianne Gijzen, Eric Hermans, Marjan Hurkmans
Jaarlijks wordt in ziekenhuizen in Nederland naar schatting bij 19.000 kinderen en jongeren tot 24 jaar niet-aangeboren hersenletsel (NAH) vastgesteld. Kinderen en jongeren met NAH stellen de jeugdgezondheidszorg voor een dubbele uitdaging: (1) het signaleren van het hersenletsel en (2) het verwijzen naar passende zorg en begeleiding. De diversiteit van de gevolgen en het feit dat de gevolgen zich vaak pas na verloop van tijd manifesteren, maakt het signaleren van NAH complex. Rondom het begeleiden van kinderen en jongeren met NAH en het verwijzen naar passende zorg bestaat handelingsverlegenheid. In samenwerking met zorg- en onderwijsspecialisten heeft Vilans, kenniscentrum voor de langdurende zorg, instrumenten ontwikkeld om NAH bij kinderen en jongeren te signaleren. Daarnaast hebben deze partijen hun krachten gebundeld voor de ontwikkeling van een NAH-onderwijsprotocol en NAH-specifieke gezinsbegeleiding.
Naar schatting wordt in ziekenhuizen in Nederland elk jaar bij 15.000 kinderen en jongeren tot 24 jaar traumatisch hersenletsel vastgesteld en bij vierduizend kinderen niet-traumatisch hersenletsel.1 Traumatisch hersenletsel ontstaat als gevolg van uitwendig geweld tegen het hoofd, bijvoorbeeld door een verkeersongeluk, een val van de trap of een ongeluk tijdens de gymles. Niettraumatisch hersenletsel is meestal het gevolg van een ziekte van de hersenen, zoals meningitis, een hersenbloeding, een hersentumor of epilepsie.2 Naast deze 19.000 kinderen en jongeren bij wie hersenletsel wordt vastgesteld, zijn er jaarlijks nog duizenden kinderen die na een val niet naar het ziekenhuis gaan en dus niet geregistreerd zijn.
betrekkelijk gering percentage, maar het gaat toch om ongeveer tweeduizend kinderen per jaar.
Ruim vijftien procent van de kinderen en jongeren bij wie het hersenletsel in het ziekenhuis wordt vastgesteld, heeft matig of ernstig hersenletsel.1 Veel kinderen met matig of ernstig NAH ondervinden blijvende gevolgen van het letsel. Kinderen met licht NAH herstellen in de meeste gevallen volledig, maar voor tien à vijftien procent van deze groep geldt dat niet.3 Dat lijkt een
– Lichamelijke problemen, zoals motorische problemen, zintuiglijke problemen, vermoeidheid en hoofdpijn; – Cognitieve problemen, zoals problemen op het gebied van aandacht, geheugen, mentale flexibiliteit, snelheid van informatieverwerking, plannen en organiseren; – Problemen op het gebied van gedrag en emotioneel functioneren, zoals
30 JA! najaar 2014
Een extra moeilijkheid is dat gevolgen van hersenletsel soms pas maanden of jaren later aan het licht komen. Gevolgen van NAH Veel voorkomende gevolgen van NAH bij kinderen en jongeren zijn:
angst, somberheid, agressie, prikkelbaarheid, beperkte initiatiefname en verminderde sociale contacten.4 Niet alle kinderen ondervinden gevolgen van het opgelopen NAH; we kunnen ook niet precies voorspellen wie wel gevolgen zal ondervinden en wie niet. Een extra moeilijkheid is dat gevolgen van hersenletsel soms pas maanden of jaren later aan het licht komen. Het kan zo zijn dat een kind op jonge leeftijd letsel oploopt in een deel van de hersenen dat pas later tot ontwikkeling komt, waardoor de gevolgen zich ook pas jaren later manifesteren.5 Helaas wordt de relatie met hersenletsel dan vaak niet meer gelegd. Een deel van de kinderen en jongeren krijgt een verkeerde diagnose, zoals ADHD. De omgeving blijft verwachtingen houden waaraan het kind of de jongere niet kan voldoen.6 Dat leidt tot een situatie die voor het kind of de jongere uiterst moeilijk is. Signaleren van NAH Vaak merken we dat er met een kind of jongere ‘iets’ aan de hand is, maar weten we niet precies wat. Waar moet je als jeugdarts op letten om NAH te kunnen signaleren? Welke vragen stel je? In samenwerking met gedragsdeskundigen en begeleiders heeft Vilans een NAH-in-beeldkaart ontwikkeld. Op de voorzijde van deze kaart zijn twee vragen weergegeven die aan ouders en andere betrokkenen gesteld kunnen worden: 1) Is er kort of langer geleden iets gebeurd dat hoofd- of hersenletsel tot gevolg kan hebben? Bijvoorbeeld een val op het hoofd, een klap tegen het hoofd, zuurstofgebrek of een infectie.
-aangeboren hersenletsel 2) Is er sprake van een verandering in lichamelijk functioneren, leren, gedrag of emoties? Denk aan veranderingen in energieniveau, prikkelgevoeligheid, concentratie, het verwerken en onthouden van informatie en het inschatten van sociale situaties. De achterzijde van de kaart biedt een overzicht van mogelijke oorzaken van hersenletsel bij kinderen en jongeren. Als een ouder of andere betrokkene een bevestigend antwoord geeft op de vragen, kan een signaleringslijst afgenomen worden om mogelijke gevolgen van hersenletsel verder in kaart te brengen.7 Vilans, de Universiteit Maastricht, het Academisch Ziekenhuis Maastricht en Adelante kinderrevalidatie hebben deze signaleringslijst ontwikkeld op basis van bestaande vragenlijsten die in de literatuur zijn beschreven en raadpleging van experts. Uit onderzoek blijkt dat de signaleringslijst een bruikbaar en valide instrument is.8 Samen met ouders of de leerkracht kunnen jeugdartsen en andere professionals die goed weten hoe een kind van een bepaalde leeftijd behoort te functioneren de lijst invullen. De signaleringslijst gaat niet in op eventuele lichamelijke beperkingen, maar is bedoeld voor het opsporen van de gevolgen op het gebied van cognitie, emoties, gedrag en sociaal functioneren. De signaleringslijst is heel nadrukkelijk geen diagnostisch instrument. Het beschrijft en inventa-
Als jeugdarts kunt u een belangrijke schakel zijn voor kinderen en jongeren met NAH door hersenletsel te signaleren en te verwijzen naar passende zorg en begeleiding.
Foto: Morgue File
riseert slechts de klachten en problemen die het gevolg kunnen zijn van het hersenletsel en doet geen uitspraken over de oorzaken. Sommige klachten kunnen ook optreden bij ADHD of een problematische gezinssituatie. De uitkomsten van de vragenlijst helpen bij het beslissen of doorverwijzing naar een specialist gewenst is, zoals een revalidatiearts. Kinderen en jongeren met NAH op school Op de Nederlandse scholen voor speciaal onderwijs is slechts van een paar honderd leerlingen bekend dat zij NAH hebben.9 De meeste leerlingen gaan na het oplopen van het NAH weer terug naar hun eigen reguliere school. Vaak weet de school niet dat er met een leerling iets gebeurd is waardoor hij of zij NAH heeft opgelopen. Als zo’n leerling op school toch problemen laat zien, is er – zeker als het hersenletsel langer geleden is ontstaan – niemand
die een relatie met NAH legt. De school tast dan in het duister over de oorzaak en de aanpak van de problemen. Als wel bekend is dat de problemen van een leerling veroorzaakt worden door NAH is de handelingsverlegenheid in het onderwijs vaak groot. NAH is op de meeste scholen nog een onbekend fenomeen en weinig docenten en begeleiders zijn geschoold in het onderwijs aan leerlingen met NAH. Onderwijsprotocol In opdracht van het Landelijk Expertise Centrum Speciaal Onderwijs (LECSO) heeft Vilans samen met een groep NAHonderwijsexperts een onderwijsprotocol ontwikkeld voor begeleiders van leerlingen met NAH.10 Doel van het protocol is verbetering van het onderwijs aan deze kwetsbare groep leerlingen. Voor de ontwikkeling van het protocol is landelijk de uitgangssituatie van het onderwijs aan leerlingen met NAH in kaart gebracht.9 Daarnaast is nationale JA! najaar 2014 31
en internationale literatuur verzameld en zijn experts geraadpleegd. Resultaat is een onderwijsprotocol met informatie over NAH bij kinderen en jongeren, de oorzaken en gevolgen ervan en de stappen die de leerling idealiter doorloopt in de keten van ziekenhuis, revalidatie, huisarts, school en werk. Het Onderwijsprotocol beschrijft daarnaast welke randvoorwaarden nodig zijn voor goed onderwijs aan leerlingen met NAH, zoals aanpassingen in de planning van onderwijsactiviteiten en de inrichting van de leeromgeving. Het Onderwijsprotocol biedt ten slotte handelingsadviezen bij de diverse gevolgen van NAH: hoe begeleid je een leerling die moeite heeft met het plannen en organiseren van zijn werk? En hoe kun je een leerling het beste helpen als hij instructies steeds vergeet?
Vaak weet de school niet dat er met een leerling iets gebeurd is waardoor hij of zij NAH heeft opgelopen. Als zo’n leerling op school toch problemen laat zien, is er niemand die een relatie met NAH legt. Onderwijsprotocol getest Het protocol is gedurende een periode van een half jaar uitgetest in de regio’s Nijmegen, Arnhem, Haaglanden en noordelijk Noord-Holland. De resultaten van de pilot zijn in kaart gebracht door middel van schriftelijke vragenlijsten onder onderwijsprofessionals en telefonische interviews met ouders en regionale sleutelfiguren.11 In drie van de vier regio’s was sprake van een sterke toename van het aantal geïdentificeerde leerlingen met NAH. Docenten, intern begeleiders en ambulant begeleiders geven aan zich door het protocol competenter te voelen om NAH te signaleren. Ook vinden ze dat het protocol zinvolle handelingsadvie32 JA! najaar 2014
zen biedt voor de begeleiding van leerlingen met NAH. Sleutelfiguren in de regio’s, zoals gedragskundigen, directeuren van stichtingen voor regulier en speciaal onderwijs en revalidatieartsen, geven aan dat het werken met het protocol heeft geleid tot verbetering in de regionale keten voor leerlingen met NAH. Zo zei een docent van een NAH-observatieklas (speciaal onderwijs cluster 3): ’Ik voel me heel erg gesterkt door het protocol. Als iedereen in de regio volgens dit protocol gaat werken, ervaar ik dat als een steun in de rug, en zal dat ten goede komen aan leerlingen met NAH. In de huidige situatie maak ik nog te vaak mee dat ouders zeggen: “Wat goed dat jullie er zijn, maar wat jammer dat we niet eerder bij jullie terecht zijn gekomen.” Het is belangrijk dat ook professionals buiten het onderwijs affiniteit gaan krijgen met het protocol, zoals de Jeugdgezondheidszorg, de vroeghulp en huisartsen.’11 Begeleiding voor gezinnen De gevolgen van NAH vragen niet alleen op school aandacht. Ook in de gezinssituatie is behoefte aan ondersteuning. Ouders, broertjes en zusjes en andere familieleden worden geconfronteerd met gevoelens van verdriet en rouw en lijden onder het soms sterk veranderde gedrag van het kind. Vaak is sprake van jarenlange overbelasting van het gezin door het ontbreken van adequate informatie en deskundige begeleiding. Daarom hebben vijftien lichamelijk gehandicaptenzorgaanbieders samen met Vilans in een intensief meerjarig traject NAH-specifieke gezinsbegeleiding en -behandeling ontwikkeld. Een begeleider met kennis van NAH komt in de thuissituatie na de ziekenhuis- en revalidatiefase. Tijdens het ontwikkeltraject hebben organisaties de meerwaarde van het gezinsbegeleidingsaanbod onderbouwd. Managers, gedragskundigen en begeleiders van de verschillende organisaties hebben tijdens bijeenkomsten kennis uitgewisseld en expertise gebundeld met als resultaat onder meer een richtlijn, een toolkit en een psycho-educatiekoffer. De richtlijn geeft managers advies over en inzicht in hoe zij de behandeling en begeleiding kunnen inrichten en hun medewerkers hierbij kunnen
Vaak is er sprake van jarenlange overbelasting van het gezin door het ontbreken van adequate informatie en deskundige begeleiding. ondersteunen. Gedragskundigen en begeleiders vinden in de richtlijn praktische adviezen die hen helpen richting te geven aan de begeleiding en behandeling.12 De toolkit biedt een overzicht van methodieken en tools die van waarde zijn voor de gezinsbegeleiding en -behandeling.13 De psycho-educatiekoffer is een overzicht van boeken, dvd’s en websites die gedragskundigen en begeleiders kunnen gebruiken om aan kinderen, jongeren, ouders en andere betrokkenen uit te leggen wat NAH is.14 Gezinsbegeleiding getest De gezinsbegeleiding zoals beschreven in de Richtlijn en Toolkit is geëvalueerd bij 42 gezinnen.15 Voor de evaluatie zijn ouders geïnterviewd en hebben gezinsbegeleiders vragenlijsten ingevuld. Belangrijkste resultaten van de gezinsbegeleiding volgens ouders en begeleiders zijn rust, meer kennis van NAH en meer vaardigheden in de omgang met het gedrag van het kind. Zo zei één van de ouders: ’We hebben meer begrip van wat onze dochter heeft en hoe daarmee om te gaan. We hebben oplossingen en handreikingen aangereikt gekregen.’ Een andere ouder: ’Ik ervaar meer rust: niet zozeer in situaties thuis, escalaties zijn er nog steeds, maar wel in mijn hoofd: ik schrik minder bij escalaties en weet beter hoe te reageren.’15
Ouder: ‘We hebben meer begrip van wat onze dochter heeft en hoe daar mee om te gaan’
Professionals in zorg en onderwijs kunnen gezinnen verwijzen naar NAHgezinsbegeleiding en behandeling. Het zorgaanbod is in het hele land beschikbaar. Figuur 1 geeft een landelijk overzicht van de organisaties die gezinsbegeleiding bieden. Ga ook de uitdaging aan Als jeugdarts ontmoet u kinderen, jongeren en hun ouders. U kunt een belangrijke schakel zijn voor kinderen en jongeren met NAH door hersenletsel te signaleren en te verwijzen naar passende zorg en begeleiding. Registreer ongevallen en ziekten die hersenletsel tot gevolg kunnen hebben. Volg deze kinderen en jongeren en houd in de gaten of er veranderingen of problemen optreden die mogelijk het gevolg zijn van het ongeval of de ziekte. Ga bij kinderen en jongeren met veranderingen op het gebied van lichamelijk functioneren, leren, gedrag of emoties, na of er kort of langer geleden iets is gebeurd dat hersenletsel tot gevolg kan hebben. Indien u een vermoeden heeft van NAH, neem dan de signaleringslijst af. Verwijs naar een specialist in uw regio als de problemen de ontwikkeling van het kind of de jongere in de weg staan. U kunt voor advies over beschikbare zorg in de regio terecht bij het regionale hersenletselteam (www. hersenletselteams.nl). De signaleringslijst en de NAH-in-beeld kaart zijn te downloaden vanaf www.vilans.nl/signaleringslijstjeugdnah.nl en www.vilans.nl/nahinbeeld; het onderwijsprotocol vanaf www.vilans.nl/onderwijsprotocolnah De Richtlijn, Toolkit en Psycho-educatiekoffer voor gezinsbegeleiding vindt u op www.vilans.nl/nah onder Publicaties & Artikelen. Rianne Gijzen is onderzoeker bij Vilans, afdeling Innovatie & Onderzoek: r.gijzen@vilans.nl. Eric Hermans werkt als gezondheidswetenschapper vanuit zijn zelfstandig adviesbureau Brain Project en is extern adviseur van Vilans: info@brainproject.nl. Marjan Hurkmans is senior adviseur bij Vilans, afdeling Advies & Implementatie: m.hurkmans@vilans.nl.
figuur 1: Zorgaanbieders gezinsondersteuning NAH Literatuur
bare gevolgen van verworven hersenletsel bij kinderen en jongeren. Revalidata; 31(152): 2-5.
1. Kloet A.J. de, Hilberink S.R., Roebroeck M.E., Catsman-Berrevoets C.E., Peeters, E., Lambregts, S.A.M., et al. Youth with acquired brain injury in The Netherlands: A multi-centre study. Brain Injury 2013; 27(7-8): 843-849.
9. Hermans E. Eindrapportage. Onderwijs aan leerlingen met niet-aangeboren hersenletsel: Een inventarisatie van bestaande praktijken. Utrecht, Vilans: 2010.
2. Meihuizen – de Regt M.J., Moor J.M.H. de, & Mulders A.H.M. Kinderrevalidatie. Assen, Van Gorcum: 1996.
10. Hermans E. & Gijzen R. Onderwijsprotocol voor leerlingen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Utrecht, Vilans: 2013.
3. Anderson V.A., et al. Predictors of acute child and family outcome following traumatic brain injury in children. Pediatric Neurosurgery 2001; 34: 138-148.
11. Hermans E. & Gijzen R. NAH-Onderwijsprotocol: een instrument dat werkt! Verslag van vier regionale pilots met het Onderwijsprotocol voor leerlingen met NAH. Utrecht, Vilans: 2013
4. Vilans. BrainSTARS. Een educatief programma voor kinderen met niet-aangeboren hersenletsel en hun opvoeders, leerkrachten en begeleiders. Utrecht: 2012. 5. McKinlay A. Controversies and outcomes associated with mild traumatic brain injury in childhood and adolescences. Child: Care, Health and Development 2010; 36(1): 3-21. 6. Ghaeminia, S. (2010). ‘Niet-aangeboren hersenletsel is stille epidemie’. Balans Magazine 2010: 46-49. 7. Rasquin S.M.C., Ritzen W.J.M., Winkens I., Heugten C.M. van. Signaleringslijst voor kinderen en jongeren met hersenletsel. Utrecht, Vilans: 2008. 8. Heugten C. van, Rasquin S., Winkens I. & Ritzen W. (2009). De Brain Injury-Alert: een signaleringsinstrument voor de onzicht-
12. Hermans E., Zadoks J. & Gijzen R. Richtlijn voor organisaties en professionals die betrokken zijn bij de behandeling en begeleiding van gezinnen met een kind met NAH. Utrecht, Vilans: 2012. 13. Hermans E., Zadoks J. & Gijzen R. Toolkit voor behandelaars en begeleiders van gezinnen met een kind met niet-aangeboren hersenletsel. Utrecht, Vilans: 2012. 14. Hermans E., Zadoks J. & Gijzen R. Psycho-educatiekoffer voor behandelaars en begeleiders van gezinnen met een kind met niet-aangeboren hersenletsel. Utrecht, Vilans: 2011. 15. Hermans E. & Gijzen R. Gewikt en gewogen. Evaluatie van de toepassing van een Richtlijn en een Toolkit voor behandeling en begeleiding van gezinnen met een kind met NAH. Utrecht, Vilans: 2012. JA! najaar 2014 33
‘Jong geleerd is oud gedaan’ informatiematerialen over goede voeding voor kinderen
Gevarieerde en gebalanceerde voeding is een belangrijk onderdeel van een gezonde leefstijl. Kinderen hebben er profijt van dit al op jonge leeftijd aan te leren. Maar hoe ziet een gezond eetpatroon voor kinderen er uit? De basisvoeding volgens de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum is hierbij een handig uitgangspunt. Voor ouders kan het echter lastig zijn om de aanbevolen hoeveelheden eten en drinken goed in te schatten. Het FrieslandCampina Institute biedt u als gezondheidszorgprofessional daarom twee nieuwe praktische tools aan. Hierin worden de voedingsaanbevelingen voor kinderen in de leeftijd van 1 t/m 7 jaar visueel weergegeven. Een brochure om aan ouders mee te geven als geheugensteuntje voor thuis en een poster voor in uw wacht- of gesprekskamer. Bestel deze materialen kosteloos via: www.frieslandcampinainstitute.nl
Poster
FrieslandCampina Institute Het FrieslandCampina Institute biedt gezondheidszorgprofessionals wereldwijd informatie over zuivel, voeding en gezondheid volgens de laatste stand van de wetenschap. Hierbij werken wij intensief samen met onze FrieslandCampina R&D experts. Daarnaast biedt het FrieslandCampina Institute praktische tools op een breed scala van voeding en gezondheid gerelateerde onderwerpen: van opgroeiende kinderen tot gezond oud worden. Wilt u meer informatie over zuivel, voeding en gezondheid? Neem dan contact op met het FrieslandCampina Institute Nederland. 0800-2345600 institute.nl@frieslandcampina.com www.frieslandcampinainstitute.nl
Brochure
Volg ons ook op social media @FCInstitute_NL /FrieslandCampinaInstitute
UIT DE PRAKTIJK
Het Lalondemodel en eigen kracht: wat heb je daarvoor nodig?
Vasanthi Iyer, arts M&G
Tegenwoordig is ‘eigen kracht’ een vaak gebruikte term die, wat mij betreft, multi-interpretabel is. Men ziet het als het vermogen om uitdagingen aan te gaan of problemen op te lossen. Ik zie het als een positieve vorm van ‘coping’, waar eigenschappen zoals moed voor nodig zijn om successen te boeken. Aan de hand van twee voorbeelden wil ik mijn interpretatie met jeugdartsen delen. Ruim een kwart eeuw geleden besloot ik om mijn geliefde te volgen naar Nederland. Mijn coschap moest ik nog afronden en het leek me verstandig om een begin te maken met het leren van de Nederlandse taal (mijn manier van coping is actieve aanpak). Ik wilde mijn carrière voortzetten en daarvoor is beheersing van de taal natuurlijk onontbeerlijk. In de telefoongids zocht ik een persoon op met een naam die begon met ‘Van’. De mevrouw die ik aan de lijn kreeg was een expat; haar man werkte voor een internationaal bedrijf in dezelfde stad. Om een lang verhaal kort te maken: ik kreeg van haar ieder weekend Nederlandse les en toen ik naar Nederland kwam kon ik de taal gemakkelijk oppikken. Nu schrijf ik stukken voor de JA! in een taal die niet mijn moedertaal is. Gelukkig heb ik een talenknobbel (persoonsgebonden determinant) maar voor het schrijven van goede artikelen is meer nodig. De inhoud moet aansluiten bij wat er speelt in de omgeving en het artikel moet een
boodschap hebben. Daarnaast moet de taal kloppen. In een stuk mag bijvoorbeeld natuurlijk geen ‘het’ in plaats van ‘de’ staan of andersom. De redacteuren van de JA! geven mij tekstadviezen en mijn zoon redigeert mijn stukken qua grammatica. Zo komt er een artikel tot stand: een product van de samenwerking met mijn sociale omgeving en mijn behoefte om een boodschap over te brengen. Sociale steun zoeken (sociale omgeving als determinant) is een positief copingmechanisme dat moed vergt; moed om te accepteren dat je de uitdaging niet alleen kunt aangaan en hulp nodig hebt. Het tweede voorbeeld gaat over een scholingsavond die ik als bestuurslid van de AJN afdeling Noord-Holland heb medegeorganiseerd. Het onderwerp was kindermishandeling en er werden interventies genoemd zoals de Horizonmethode en ‘Signs of Safety’, voorbeelden van systeembehandelingen. De spreekster (GGZ-psycholoog) gaf aan dat kinderen met tekeningen thuissituaties kunnen uitbeelden en daarmee aangeven hoe ze een probleem ervaren. Dit wordt gedeeld met de ouders, die daar meestal erg van schrikken. Aan de hand van het probleem wordt een behandelplan uitgewerkt waarin zowel het kind als het systeem (het kerngezin), inclusief sociale omgeving, worden meegenomen. Alle jeugdartsen waren onder de indruk van de tekeningen. Een wijze collega
merkte op dat bepaalde copingstrategieën (zoals terugtrekken, fantaseren) wellicht noodzakelijk zijn om een moeilijke situatie te kunnen overleven. De spreekster beaamde dit en gaf aan dat bij dit gedrag vaak sprake is van een intergenerationele overdracht. Slachtoffers van kindermishandeling lopen een groter risico om als volwassene opnieuw slachtoffer van geweld te worden of zich te ontpoppen als dader. Het patroon moet (h)erkend worden. Interventies zijn alleen mogelijk als ouders bereid zijn om hulp te accepteren. Het vergt moed om te uiten dat je niet in staat bent om het kind op de juiste manier groot te brengen. Terugkomend op mijn interpretatie van eigen kracht: we hebben allemaal onze eigen copingstrategieën om situaties te overwinnen of met veranderingen om te gaan. Sommige strategieën kunnen belemmerend werken, zoals terugtrekken, woedend worden of verslaafd raken. Je kwetsbaar opstellen en hulp vragen vergt moed en de bereidheid om aan te geven dat je iets niet alleen kunt. Dus jeugdartsen: wees moedig, laten we met elkaar de uitdaging aangaan. Transitie of Basis Aanbod Preventie, eigen kracht of coping: ‘yes we can’! Luister voor inspiratie naar: https://www.ted.com/talks/brene_brown_ on_vulnerability
JA! najaar 2014 35
Eindelijk... Geitenmelk!
Nieuw Neder in land
De eerste moderne babyvoeding op basis van licht verteerbare geitenmelk Geitenmelk staat bekend om een aantal natuurlijke voordelen, waaronder lichte verteerbaarheid1. Kabrita babyvoeding combineert de natuurlijke voordelen van geitenmelk met een moderne formulering die voldoet aan de laatste inzichten voor gezonde voeding. Kabrita babyvoedingen zijn o.a. verrijkt met onverzadigde vetzuren (DHA & AA), Prebiotische vezels (FOS / GOS) en de unieke DigestX OPO-vetblend, waarvan uit onderzoek blijkt dat het bijdraagt aan een optimale energie opname2. Kabrita is de eerste babyvoeding op basis van geitenmelk die volledig voldoet aan de Europese richtlijn 2006/141/EG. Kijk voor meer informatie op www.kabrita.nl of neem contact op via 088 -11 63 661 of contact@kabrita.nl
1
Belangrijke mededeling: Borstvoeding is de meest geschikte voeding voor baby’s. Kabrita is een merk van Hyproca Nutrition B.V. 2
36
Park, Y.W. 2006. Goat milk – Chemistry and Nutrition. Chapter in: Handbook of milk of non-bovine mammals. Y.W. Park and G.F.W. Haenlein, Blackwell Publishing. Bar-Yoseph, F. et al. 2013. Review of sn-2 palmitate oil implications for infant health. Prostaglandins, Leukotrienes and essential fatty acids 89, 139-143.
COLUMN
Soms onze mond houden Het is een vast ritueel op de Bretonse (naturisten)camping waar we deze zomer geruime tijd verblijven: iedere ochtend rijdt de bakker om negen uur in een piepklein autootje toeterend het terrein over om daarna haar waren uit te stallen in de partytent die als openluchtwinkel dienst doet. Als ochtendmens ben ik vaak een van de eersten in de rij, net als de vader die meestal door een van zijn kinderen wordt vergezeld. Geen twijfel mogelijk over hun genetische relatie: alle drie een compacte lichaamsbouw en dezelfde diepe frons boven de ogen. ‘De schoolarts heeft gezegd dat hij wel 1 meter 90 kan worden’ hoor ik de vader op een ochtend trots tegen zijn buurman in de rij zeggen. Zelf is hij krap aan 1.80 m. en zijn vrouw ruim tien centimeter kleiner, voegt hij eraan toe. Vader en zoon kijken uit naar die 1.90 m., dat is wel duidelijk.
Ik schat in dat de jongen in klas 1 of 2 van het voortgezet onderwijs zit en dat hij daar bij de wat kleinere jongens hoort. Voordeel van naturistisch kamperen is, dat ik ook een indruk krijg van zijn puberteitsontwikkeling: P2-3, G2-3. Zeker geen late groeier dus! Wat is er gebeurd bij die schoolarts? Is zoonlief geïnformeerd over de uiterste waarden van target range en heeft hij alleen het hoogst haalbare onthouden? Of is die lengte voorspeld omdat hij nu rond de SDS 0 zit? Is het ontwikkelingsstadium betrokken? Kan het zijn dat vader ook een vroege groeier was? En klopt het dat jongens overwegend het groeipatroon van hun vader erven, zoals de kinderarts in ons streekziekenhuis ons voorhield? Hoe gaat u als jeugdarts om met groeivoorspellingen? Waarschijnlijk was ‘de schoolarts’ in het VO geen jeugdarts, maar de verpleegkundige of
Opwarmertje:
John Luteijs Uw eindredacteur van de JA! Voor communicatieadvies en -uitvoering Redactie en tekstcreatie www.luteijscommunicatie.nl info@luteijscommunicatie.nl
doktersassistente. Hoe zijn zij door ons geschoold in groei, groeicurves en groeivoorspellingen? Welke afspraken hebt u over het doen van uitspraken over eindlengtes? Hoe weerstaan we met elkaar de verleiding om überhaupt voorspellingen te doen, het lijkt immers zo makkelijk de groeicurve daarvoor te gebruiken en ouders en kinderen willen het graag weten! ‘Een gigantisch effect voor een prikkie’ is de kracht van de JGZ. Dat effect blijft alleen gigantisch als we kritisch blijven op de kwaliteit van ons werk! Dat we soms onze mond houden. Dan hadden deze vader en zoon geen overspannen verwachtingen over hoe lang zoonlief gaat worden en hoeven ze over een paar jaar niet in de rij bij de bakker te zeggen dat ‘de schoolarts’ het fout had. Anja
"
e j t
Wat leest de jeugdarts, en hoe?
r e
Het thema van het JA!-zomernummer (verschijnt begin juni 2015) luidt: Wat leest de jeugdarts, en hoe? De JA!-redactie wil graag uw bijdrage daarover ontvangen en u alvast daarvoor opwarmen. Wat leest u allemaal? Welke vakliteratuur leest u en wat vindt u daarvan? Wat leest u verder: literatuur, verhalen, gedichten, tijdschriften, fotoboeken etc.? Welk boek en tijdschrift moeten uw collega’s volgens u echt lezen? Wat leest u online en wat vanaf papier? Hoe en wanneer leest u? ’s Avonds op de bank, of in bed voor het slapen gaan? Of alleen in het weekend of op vakantie? Kortom: deel met uw collega’s wat en hoe u leest en inspireer elkaar!
O
w p
a
m r
Deadline: 25 maart 2015. Inzendingen, vragen en reacties aan: ja@artsenjgz.nl
JA! najaar 2014 37
NIEUWS UIT HET BEDRIJFSLEVEN
Melk in de basis
FrieslandCampina Institute
Kinderen eten steeds minder basisvoedingsmiddelen, waaronder melk en melkproducten. Dit heeft effect op de totale inname van voedingsstoffen. Het jong aanleren van goede eetgewoonten met voldoende basisvoedingsmiddelen is belangrijk. Want smaak- en gewoonteontwikkeling start in de kinderjaren.
Een voedingspatroon met basisvoedingsmiddelen zoals melk en melkproducten, groente, fruit, brood, vis en vlees is van belang voor de inname van voldoende voedingsstoffen. Samen met voldoende beweging legt het de basis voor een gezond lichaam. De inname van basisvoedingsmiddelen staat echter onder druk. Het opvoedklimaat verandert en ouders bieden kinderen meer keuzevrijheid. Hierdoor is het glas melk bij de boterham of het stuk fruit tussendoor niet altijd meer vanzelfsprekend. Onderzoek Om de relatie tussen een lagere melkconsumptie en de inname van andere voedingsmiddelen en voedingsstoffen te begrijpen, heeft het Julius Centrum (Universitair Medisch Centrum Utrecht) een onderzoek gedaan op basis van gegevens uit de Voedselconsumptiepeiling 2007-2010. Hierin is gekeken naar het verschil in voedingsmiddel- en nutriëntinname tussen kinderen (7-13 jaar) die weinig of geen melk drinken (gem. 0,0 gram/dag) en kinderen met de hoogste melkinname (gem. 459,5 gram/dag). Dit onderzoek is gepresenteerd op het congres ‘Jong geleerd is oud gedaan’ afgelopen oktober.
VOEDSELCONSUMPTIEPEILING In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden sinds 1987 gegevens verzameld over de voedselconsumptie en de voedingstoestand van de Nederlandse bevolking. De laatste Voedselconsumptiepeiling (VCP) onder de gehele bevolking (7-69 jaar) is de peiling van 2007-2010.
38 JA! najaar 2014
1 op de 3 geen melk Uit de analyses blijkt dat een derde van de 7-13 jarigen in Nederland weinig of geen melk drinkt. Deze kinderen consumeren wel iets meer zuiveldranken en yoghurt. Echter, wanneer deze consumptiehoeveelheden bij elkaar worden opgeteld, ligt de gemiddelde melk en melkproducten consumptie van kinderen die weinig tot geen melk drinken onder de aanbeveling 400 ml (4-8 jaar) en 600 ml (9-18 jaar) van het Voedingscentrum. Een hogere melkconsumptie wordt geassocieerd met een hogere inname van brood, groente en fruit, en een lagere inname van softdrinks, koffie en thee. De softdrink inname is ongeveer 150 ml lager bij kinderen die twee tot drie glazen melk drinken, vergeleken met de kinderen die weinig of geen melk drinken. ‘We hebben niet één op één bekeken of softdrinks, koffie en thee vervangen worden door melkproducten, maar gezien deze resultaten is het waarschijnlijk dat er vervanging plaatsvindt’, aldus Joline Beulens, Assistant Professor, Julius Centrum van het UMC Utrecht.
Melk is een onderdeel van de basisvoeding Voedingstoffen Kinderen die meer melk drinken (en ook meer brood, groente en fruit eten blijkt uit de analyses) hebben gemiddeld een hogere inname van de vitamines A, B12, thiamine (vitamine B1), riboflavine (vitamine B2), en de mineralen kalium, calcium, fosfor, zink, jodium, foliumzuur en magnesium. Een voldoende inname van deze micronutriënten is belangrijk voor diverse lichaamsfuncties, waaronder de groei en ontwikkeling van botten, het functioneren van spieren, de energiestofwisseling, de werking van het zenuwstelsel en het immuunsysteem. Daarnaast hebben kinderen met een hogere melkconsumptie een gemiddeld hogere inname van energie, eiwit en verzadigd vet. Verzadigd vet is een punt van aandacht, aangezien de voeding van kinderen gemiddeld teveel verzadigd vet bevat. Kinderen die weinig of geen melk drinken krijgen gemiddeld minder van de typische zuivel gerelateerde voedingsstoffen binnen, zoals eiwit, riboflavine, vitamine B12 en de minera-
len calcium, fosfor, kalium, zink, en jodium, in vergelijking met kinderen die veel melk drinken. Desondanks is voor een deel van deze voedingsstoffen (waaronder riboflavine en vitamine B12) de inname binnen het gehele voedingspatroon voldoende, maar blijkt de lagere inname van voornamelijk kalium en zink een punt van aandacht met het oog op de aanbevelingen van de Gezondheidsraad. Algemeen kan gesteld worden dat het consumeren van voldoende basisvoedingsmiddelen belangrijk is om een goede inname van voedingsstoffen te waarborgen. Het al jong aanleren van een gezond voedingspatroon met voldoende basisvoedingsmiddelen is daarom belangrijk. Op deze manier start al op jonge leeftijd de smaakontwikkeling en wordt de basis gelegd voor een gezond eetgedrag. Smaakontwikkeling Bij het aanleren van een gezond voedingspatroon en smaakvoorkeuren spelen ouders een belangrijke rol. Het is belangrijk dat een kind een basisvoedingsmiddel herhaaldelijk krijgt aangeboden. Soms moet een kind een nieuw voedingsmiddel wel 10 keer proeven voordat het de smaak accepteert. Voor melk en melkproducten, brood, rijst en pasta lijkt dit nog sterker het geval dan voor groente of fruit. Daarnaast hebben kinderen een aangeboren preferentie voor zoete smaken en kiezen zelf sneller voor een zoet voedingsmiddel. Dit is een relevant gegeven kijkend naar het veranderde opvoedklimaat
waarin het gebruikelijker is kinderen een eigen keuze te bieden. Dan ‘verliest’ melk het al snel van frisdrank of andere zoete producten. Eetgewoonten In de kinderjaren aangeleerde eetgewoontes gaan vaak het hele leven mee, en zijn daarom sterk bepalend voor het eetgedrag op latere leeftijd. Daarnaast is eenmaal aangeleerd ongezond eetgedrag moeilijk te veranderen. Een eetgewoonte ontstaat door op een vast moment (bijvoorbeeld het ontbijt) op een vaste plek (bijvoorbeeld de eettafel thuis) steeds hetzelfde te consumeren (bijvoorbeeld melk). In het begin moet hier erg bewust bij worden nagedacht, maar na verloop van tijd wordt het een automatisme. Ouders kunnen kinderen op die manier gezonde eetgewoonten aanleren. Conclusie Het dagelijks consumeren van 2 tot 3 glazen melk of 2 tot 3 porties melkproducten binnen de basisvoeding is belangrijk voor de inname van voldoende voedingsstoffen. Het aanleren van een gezond en gevarieerd voedingspatroon moet al jong beginnen. De Schijf van Vijf van het Voedingscentrum kan hierbij als handvat dienen.
De gehele referentielijst van dit artikel is op te vragen bij het FrieslandCampina Institute via institute.nl@frieslandcampina.com.
JA! najaar 2014 39
DR. TWITTER
Smart en connected Nieuwe leefomgevingen ook bruikbaar voor de JGZ?
Dr. Twitter
Smart en connected zijn begrippen die steeds meer in onze directe leefomgeving opduiken. Slimme huizen, scholen, kantoren en tegenwoordig ook de auto. We kunnen overal verbonden zijn met elkaar, het werk en servicediensten. De smartphone, tablet, smartwatch en Google Glass verschaffen de toegang tot deze slimme verbonden domeinen. Intelligente software en hardware zorgen samen met social media voor de uitvoer. Dokter Twitter behandelt een aantal belangrijke begrippen en ontwikkelingen, geïllustreerd door enkele praktische voorbeelden
Wij kunnen er gewoon niet meer om heen bij leefstijl en gezondheidszorg. Smart en connected zitten al standaard in veel gebruiksapparaten, gebouwen, voertuigen en natuurlijk het internet. Onze cliënten maken daar in toenemende mate gebruik van en er ontstaan nieuwe mogelijkheden voor begeleiding, interventie en informatisering. Zo krijgt ook de JGZ te maken met de nieuwe leefomgevingen van haar doelgroepen. Of dat nu op school, thuis, in het sociale netwerk of bij ontspanning is. De leefstijl- en gezondheidsitems in deze leef- en werkomgevingen gaan relatief snel op smart en connected. Denk bijvoorbeeld maar eens aan online begeleiding (leefstijl,
Online begeleiding
opvoeding, ziekteverzuim), controle op afstand (lengte, gewicht), coaching, chatten of skypen, e-learning, veilig vervoer (slimme auto’s) en ondersteuning thuis bij ziekte of gebrek. Een andere belangrijke ontwikkeling is diagnose en monitoring van ziekte en gezondheidsprocessen per smartphone. Smart? Wat is nu eigenlijk smart vanuit ICToogpunt? Letterlijk vertaald: slim. Maar er schuilt meer in deze automatiseringsterm als je deze in de afzonderlijke letters ontleedt: – S van slim. Slim betekent hier signaleren, herkennen, weten, communiceren en actie ondernemen.
Voorbeeld 1
Thuisbegeleiding op maat, smart en connected ontvangen. Dat is met de huidige internetverbindingen, social media en smartphone of tablet geen enkel probleem meer. De jeugdverpleegkundige kan opvoedingsadviezen inclusief oefeningen op de smart-tv bieden. Een leuke app die groei- en gewichtscurve thuis laat invullen en in grafieken op de monitor of tv weergeeft. Controle is goed mogelijk op afstand door de assistente of sociaalverpleegkundige. Ziekteverzuimcoaching met het bijhouden van de voortgang en verzuimdagen. Een trainingsaanpak om gezond te eten en af te vallen. Voor de smart-tv met ingebouwde bewegingssensoren en camera kun je een fitnessprogramma uitvoeren.
40 JA! najaar 2014
– M van methode. Een manier om onze leef- en werkomgeving aangenaam, ergonomisch, bewakend en verzorgend met elektronica te automatiseren. – A van architectuur. Dat slaat zowel op de bouw van het netwerk en aansluitingen als op het uitvoeren van de woning, school, werkplek, tuin, auto of boot. – R van responsief. Het reageren op signalen van sensoren, de aanwezigheid van mensen en activiteiten. Een tweerichtingsverkeer waarbij de slimme leefomgeving ook feedback naar de gebruikers geeft. – T van techniek. Van simpele relais, dimmers en draadloze afstandsbedieningen tot intelligente huishoudelijk apparaten, robots en zelfrijdende auto’s aan toe. De ‘domotica’ heeft de toekomst en staat technisch gezien voor niets. Alles valt wel smart te maken en in grote netwerkverbanden zoals het internet der dingen op te nemen. Wat is domotica? Telematica en robotica zijn gewoon technieken die in onze slimme domus goed van pas komen. Het begrip ‘tele’ wijst al op afstand. Niet alleen kunnen we op het internet of uit de cloud gegevens ontvangen maar ook besturen. Behalve met de afstandsbediening zoals een lcd-panel, smartphone of tablet in huis kun je ook onderweg met smarthome of kantoor communiceren en opdrachten geven. De robots zijn de werkers die het huishouden, de tuin of verzorgende taken doen. Steeds slimmere werkkrachten die ook praten en er menselijker gaan uitzien, kunnen stimuleren en gezelschap houden. Domotica is het toepassen van deze technieken thuis of op kantoor.
Binnenkort waarschuwt de koelkast ons als we (te veel) willen snacken….
Voorbeeld 2
Brutale koelkast?
Slimme keukenapparatuur, zoals de intelligente koelkast, kunnen een interessante gezondheidsbijdrage leveren. Je wilt ’s avond nog even een snack vatten. Zegt die koelkast: ‘Je krijgt geen snack, want jouw BMI is nog te hoog.’ Een kwestie van gezichtsherkenning via een camera combineren met de gegevens van de weegschaal. Dezelfde koelkast houdt ook de voedselvoorraad, de samenstelling daarvan en de beste manier van koelen in de gaten. Raakt de voorraad op, dan bestelt de koelkast online bij (lijstje naar de super). Een groeiend aantal koelkasten bestelt ook gezond en met de receptuur in het achterhoofd. Foto: John Luteijs
Nieuwe leefomgevingen Bij smart en domotica gaat het om toepassingen in onze leefomgevingen. Thuis, in de tuin, op het werk, onderweg in de auto, bij het onderwijs of tijdens recreatie. Het gaat daarbij niet alleen om ‘gemak dient de door smart verzorgde mens’. Deze technieken besparen tijd en energie, maken het leven sfeervol, comfortabel, vaak ook leuk en veilig. De belangrijkste leefomgevingen die kunnen profiteren van smart, domotica en connected zijn: – aangenaam, duurzaam en veilig wonen. – leefstijl activiteiten. Gezond eten, sportbeoefening, mentaal fit houden e.d. – communicatie met het eigen sociale netwerk.
– telewerken en onderwijs (e-learning). – verkeer en transport. – gezondheidszorg. Bewaken meetwaarden, medicatie, verzorging etc. Het lijkt op het eerste gezicht wat ver weg, maar is vaak toch al ongemerkt aanwezig in onze eigen leefomgeving.
De cijfers Regelmatig hoor je dat smart homes en domotica eigenlijk alleen iets zijn voor yuppen, gadget freaks en beter gefortuneerde ouderen. Slechts vijf procent van de woningen en gebouwen zou maar smart zijn. Dat is maar hoe je het bekijkt. Veel van deze lage cijfers zijn
Voorbeeld 3
Skypeconsulent
De huisartsen zijn ons al voor. Een deel van hun consulten kan al via teleconferencing (video en geluid). De cliënten kunnen ook thuis gegevens zoals temperatuur, pols, bloedsuiker en bloeddruk invoeren. Voor de JGZ een prima gelegenheid om vragenspreekuren op afstand te kunnen houden. Dat kan via de smartphone, tablet of smart-tv. Ouders en JGZ-personeel hoeven daarvoor dan niet meer de deur uit. Jeugdigen kunnen dit ook vanuit school en desgewenst klassikaal uitvoeren.
Of een robotknuffelhond.......
…. een echte knuffelhond kan vervangen?
Foto: Morgue File
Foto: John Luteijs
JA! najaar 2014 41
gebaseerd op het volledige concept van ‘het huis van de toekomst.’ Het ultieme smart home. De deelaspecten van smart en domotica of connected zijn echter al veel verder in onze leefomgeving doorgedrongen. Wij noemen anno 2014: – Circa veertig procent van de huishoudens heeft smart-tv's in de huiskamer. – Circa zestig procent van de huishoudens heeft een of andere vorm van een min of meer slim WiFi-thuisnetwerk. – Tussen de tien en vijftien procent van de verkochte nieuwe auto’s heeft connected car-eigenschappen. – In de duurdere klasse zijn de meeste keuken- en wasapparaten smart. – Ruim zeventig procent van de huishoudens heeft wel een of andere op afstand of met een sensor bediende verlichting. – De slimme thermostaat, gepromoot door de energiebedrijven, is al in 35% van de woningen aanwezig. Nog veel
Diagnostiek
Foto: Free images
Google Glass
groter is het aantal thermostaten en tijdklokken uit de bouwmarkt. – Dertig procent van de Nederlanders werkt ook op afstand vanuit huis – Meer dan zeventig procent van de
Voorbeeld 4
Nederlanders heeft een smartphone en het aantal tablets doet daar niet veel voor onder. – Zes van de zeven bejaarden boven de tachtig jaar kunnen dankzij het smarthome langer zelfstandig thuis blijven wonen. – In 2020 bedraagt in Europa de omzet van smarthomes, offices en domotica meer dan tien miljard Euro.
Liefhebbers van Star Trek zullen zich wellicht de tricorder van hun SF-collega-artsen nog wel herinneren. Een apparaatje ter grootte van een smartphone dat allerlei lichaamsfuncties en laboratoriumwaarden eenvoudig en draadloos op korte afstand kon meten. Nu, dat kan uw volgende generatie smartphone, smartwatch of Google Glass ook. Longfunctiewaarden en zuurstofsaturatie, pols-/hartslag, een ECG-tje, bloeddruk, temperatuur, glucose, cholesterol, leverfuncties en bloedparameters. Google Glass kan bijvoorbeeld het bloedsuikergehalte in het oogvocht al continu in de gaten houden. Handige hulpmiddelen, ook voor het controleren van ziekte en gezondheid bij jeugdigen.
Verder is steeds meer apparatuur voor fotografie, video en geluid voorzien van WiFi voor directe koppeling aan het thuisnetwerk of tv.
Voorbeeld 5
De overheid voorziet kansen op het gebied van duurzaam omgaan met energie, transities in de zorg zoals het langer zelfstandig kunnen blijven wonen bij beperkingen, gezondheidszorg, onderwijs, verkeer, werkgelegenheid en veiligheid. Goedkoper (bezuinigen), effectiever en transparanter vallen precies in het plaatje. Daarmee heeft de smart-, domotica- en connected-technologie zich pas echt verankerd in onze maatschappij.
Knuffelrobots
Dankzij ondersteunende robots in de huishouding en bij de verzorging kunnen zieken, mensen met beperkingen en ouderen veel langer thuis blijven wonen. Tevens zijn er gunstige resultaten bij het zogenoemde robotmaatje in het sociale domein. Dit type intelligente robots functioneert als persoonlijke coach, stimuleert tot activiteiten, helpt bij de ordening van het leven en is ook een soort knuffelvriendje. Dit werkt vooral bij kinderen met verstandelijke beperkingen, autistiforme stoornissen of langdurige ernstige ziekten. Die hebben – tussen de normale menselijke contacten door – hier veel profijt van..
42 JA! najaar 2014
Beleid maken Smart, domotica en connected grijpen zo snel om zich heen en hebben dermate vergaande maatschappelijke consequenties dat ook beleidmakers deze technieken in het vizier krijgen. De industrie loopt voorop: de massa wil steeds meer smart en connected. Dat verkoopt.
43
ONDERZOEK
Gezondheid asielzoekers en vluchtelingen: preventie en eigen kracht
RIANNE PAALMAN EN ELS JONKER
Wist u dat asielzoekersgezinnen soms al binnen enkele maanden na aankomst in Nederland in een gemeente worden geplaatst? Realiseert u zich dat de snelle doorstroming ertoe leidt dat er maar beperkte ruimte is geweest voor voorlichting en begeleiding in het AZC? Welke consequenties dat heeft voor het werk van de reguliere JGZ? Hebt u als jeugdarts asielzoekers- en vluchtelingkinderen in beeld vanaf het moment van binnenkomst in uw wijk of op uw scholen? Deze vragen – en nog veel meer – waren het onderwerp van het minisymposium ‘Gevluchte gezinnen, gezonde gezinnen’. JA!-redacteuren Rianne Paalman en Els Jonker doen voor u verslag van een inspirerende bijeenkomst waarin preventie en eigen kracht oplossingen bieden.
Op 13 juni vond het minisymposium ‘Gevluchte gezinnen, gezonde gezinnen’ plaats. Het was georganiseerd door GGD GHOR Nederland en de afdeling Sociale geneeskunde van het AMC ter gelegenheid van de promotie van Simone Goosen, beleidsmedewerker bij GGD GHOR Nederland. De titel van haar proefschrift luidt: A safe and healthy future? Epidemiological studies on the health of asylumseekers and refugees in the Netherlands.1
een bundeling van epidemiologische studies die de prevalentie beschrijven van gezondheidsproblemen onder asielzoekers. Het gaat daarbij om 1. Sterfte en doodsoorzaken; 2. Suïcide en suïcidepogingen; 3. Diabetes Mellitus; 4. Abortussen en tienerzwangerschappen; 5. Hiv. Daarnaast bevat het proefschrift onderzoeken naar risicofactoren voor psychische klachten bij asielzoekerskinderen en voor kindermishandeling.
Meldingsformulieren Centraal in het proefschrift staat het vóórkomen van gezondheidsproblemen bij asielzoekers en vluchtelingen. De basis van het onderzoek zijn de meldingsformulieren die medewerkers van de Medische Opvang Asielzoekers in de periode 2000 – 2008 hebben ingevuld bij overlijden, suïcidepogingen en abortussen bij asielzoekers en de digitale database die de belangrijkste medische gegevens bevat voor alle asielzoekers in de jaren 2000-2008. Het proefschrift is
Thema’s De gezondheidsproblemen en risicofactoren zijn in drie thema’s verder uitgewerkt voor asielzoekers en vluchtelingen met een verblijfsvergunning: – Een goede start: reflecties van de onderzoeker over seksuele gezondheid van asielzoekers, zwangerschap en bevalling. – Psychische gezondheid: de invloed van het asiel-, opvang- en vestigingsbeleid op de psychische gezondheid en de invloed van de psychische gezondheid van ouders op de psychische gezondheid van asielzoekersen vluchtelingenkinderen. – Chronische ziekten: het stimuleren van fysieke activiteit en het bevorde-
1 http://www.ggdkennisnet.nl/thema/ publieke-gezondheidszorg-asielzoekers-pga/publicaties/publicatie/9914proefschrift-a-safe-and-healthy-future 44 JA! najaar 2014
ren van gezonde voedingsgewoonten, vooral in gezinnen met kinderen. Aanbevelingen De belangrijkste aanbevelingen op basis van deze reflecties delen we graag integraal omdat ze (ook) de jeugdgezondheidszorg aangaan. Een goede start: Investeer in interventies die vanaf kort na aankomst in Nederland bijdragen aan de kennis van asielzoekers en vluchtelingen over seksuele en reproductieve gezondheid en hun vermogen om op dit gebied geïnformeerde keuzes te maken. · Ontwikkel professionele richtlijnen die bijdragen aan het kort na aankomst in Nederland opsporen van ziekten en aandoeningen die gerelateerd zijn aan ongunstige zwangerschapsuitkomsten bij asielzoeksters en vluchtelingenvrouwen. · Vergroot bij professionals interculturele competenties en kennis over de omstandigheden en specifieke behoeften van asielzoeksters en vluchtelingenvrouwen.
·
Psychische gezondheid van asielzoekerkinderen: · Neem bij de overwegingen bij het maken van keuzes in het opvangbeleid mee, dat beperking van het aantal verhuizingen, snelle besluitvorming over asielaanvragen, en spoedige gezinshereniging een positieve bijdrage kunnen leveren aan de psychische gezondheid en de ontwikkeling van asielzoeker- en vluchtelingenkinderen. · Investeer in de preventie van psychische en psychosociale problemen bij asielzoekerkinderen door vroegsig-
nalering en behandeling van psychische problemen in asielzoeker- en vluchtelingengezinnen. Zorg voor continuïteit van de preventieve en curatieve zorg voor deze gezinnen bij verhuizingen en vestiging in een gemeente. Chronische ziekten: Creëer in asielzoekerscentra en bij vestiging van vluchtelingen in gemeenten omstandigheden die fysieke activiteit bevorderen. · Stimuleer gezonde voeding bij asielzoekers en vluchtelingen, vooral in gezinnen met kinderen.
·
Risicofactoren Centraal tijdens het minisymposium stond de vraag, wat de bevindingen van dit onderzoek betekenen voor de dagelijkse praktijk en hoe de gezondheid van gevluchte gezinnen bevorderd kan worden. In haar presentatie2 besprak Simone Goosen de stapeling van risicofactoren die al begint in het land van herkomst. Zij ziet kansen voor het bevorderen van de gezondheid door preventie in de eerste jaren na aankomst, zowel in de AZC’s als na vestiging in de gemeente. Zo kan bijvoorbeeld het risico op psychische problemen bij kinderen verminderd worden door overplaatsingen tot een minimum te beperken en gerichte hulp te bieden aan (kinderen van) ouders met psychische problematiek. Nu de asielprocedure met succes verkort is, komen meer vluchtelingen soms al na enkele maanden naar een huis in een gemeente. Dat betekent dat deze vluchtelingen minder dan voorheen weten over de gezondheidszorg in Nederland en over hoe zij gezond kunnen worden of blijven. Kinderen zijn soms nog niet of slechts kort in beeld bij de (jeugd)gezondheidszorg van het AZC op het moment dat het gezin wordt uitgeplaatst, terwijl hun specifieke gezondheidsproblemen niet verdwijnen met het krijgen van een verblijfsvergunning. Het is daarom belangrijk 2 http://www.ggdkennisnet.nl/?file=18542 &m=1404292140&action=file.download
dat JGZ deze kinderen zo snel mogelijk na plaatsing in de gemeente in beeld krijgt. Cultuurachtergronden Milleke van Neef van Rutgers WPF liet aan de hand van een film indringend zien hoe belangrijk het is met cultuursensitieve methoden de kennis van asielzoekers en vluchtelingen over seksuele gezondheid te vergroten. Milleke: ‘Veel asielzoekers hebben een gebrek aan kennis en vaardigheden om gezond met seksualiteit om te gaan en om onbedoelde zwangerschappen te voorkomen. Nederlanders krijgen seksuele vorming op school, maar heb je dat gemist – en dat geldt voor de meeste asielzoekers en vluchtelingen –, dan moet je een enorme inhaalslag maken’. De seksuele voorlichting moet snel na binnenkomst in Nederland worden gestart, om asielzoekers en vluchtelingen in staat te stellen geïnformeerde keuzes te maken. Promotor en hoogleraar Sociale Geneeskunde Karien Stronks vroeg de zaal of die voorlichting en gezinsondersteuning niet een mooie taak was voor de JGZ. Ook Erik Dannenberg, voormalig voorzitter van de VNG-commissies Gezondheid & Welzijn en Jeugdzorg benadrukte de rol van de gemeente als het gaat om gevluchte gezinnen: de noodzaak om deze groepen goed in beeld te krijgen wordt groter en de transities bieden kansen hiervoor. De GGD kan monitoren en bijdragen aan gezondheidsbeleid. De professionals moeten de zorg toegankelijk maken voor deze kwetsbare gezinnen, door laagdrempelige zorg in de wijk aan te bieden. Agenda Moniek Pieters, directeur Publieke Gezondheid Gelderland-Zuid, noemde de gezondheid van deze kwetsbare groep bij uitstek het domein van de publieke gezondheid. ‘Dit proefschrift maakt de maatschappelijke urgentie om deze problematiek aan te pakken zichtbaar. En als GGD’en moeten we onze professionals de ruimte geven om de cultuursensitieve benadering van deze groepen goed vorm te geven, de overdracht en informatie bij plaat-
Simone Goosen sing in de gemeente goed te borgen en de gezondheid van vluchtelingen te monitoren. We moeten er voor zorgen dat de gezondheid van vluchtelingen op de agenda van gemeenten en ketenpartners komt en blijft.’ Kloof De maatschappelijke urgentie waar Moniek Pieters aan refereerde, werd door de toehoorders gedeeld. Enkelen van hen signaleerden echter ook de grote kloof tussen de uitplaatsing uit een AZC en de landing in de gemeente. De reguliere JGZ in de gemeente zal proactief het deel van de jeugdgezondheidszorg dat voorheen op het AZC werd aangeboden, moeten uitvoeren. De aanbevelingen van het proefschrift moeten vertaald worden naar het collectieve en individuele aanbod van de GGD. De JGZ moet alle zeilen bijzetten om vluchtelingengezinnen zo snel mogelijk na uitplaatsing ‘in beeld’ te krijgen en waar nodig te ondersteunen. Het proefschrift en het symposium over kwetsbare gezinnen gaan op verschillende manieren over Eigen Kracht! De GGD kan de eigen kracht van kwetsbare kinderen en ouders versterken door bijvoorbeeld collectieve en individuele cultuursensitieve seksuele voorlichting voor asielzoekerskinderen te (laten) bieden en (kinderen van) ouders met psychische problematiek te ondersteunen. Eigen kracht is niet alleen een thema voor asielzoekers en vluchtelingen, maar ook voor de professionals. JA! najaar 2014 45
Zorgen over een kind of jongere?
U maakt zich zorgen om een kind...
Stel uw vraag. Wij helpen u verder. We denken mee, adviseren en vinden passende hulp voor jeugd bij complexe opvoedsituaties met grote
0900 - 123 123 0
impact op de leefomgeving. Binnen 24 uur hulp bij crisis. Hulp op maat met (lokale) partners met brede kennis over alle sociale domeinen heen.
Het AMK is er voor iedereen die met zorgen en vragen over kindermishandeling rondloopt.
START voor informatie, advies en zorg voor jeugd.
Ook als u twijfelt: ‘Is dit wel kindermishandeling?’
0800 400 5000 (gratis)
Ook voor advies of overleg: ‘Wat kan ik doen om
start@youkejeugd.nl
dit kind te helpen?’
Bereikbaar van maandag t/m
Ook als u vindt dat het AMK onderzoek moet doen.
vrijdag van 8.30 - 17.00 uur.
youkejeugd.nl
46
Dinsdag en donderdag ook
Advies en Meldpunt
van 20.00 - 21.30 uur.
Kindermishandeling
www.amk.nl
Een druk bezocht en actief minisymposium In de discussie, en zeker tijdens de afsluitende lunch, werd dat snel duidelijk. Er werden plannen gesmeed en contacten gelegd om de publieke zorg voor vluchtelingen beter vorm te geven. De uitkomsten en aanbevelingen van het onderzoek, in combinatie met het gegeven van de verkorte asielprocedure, was een oproep voor de aanwezi-
foto: Job Schlingemann info@splinter.nl gen om in hun eigen organisatie aan de bel te trekken. Eigen Kracht Stralend voorbeeld van eigen kracht was ook de promovenda, haar onderzoek en ‘haar’ minisymposium: gedegen onderzoek op basis van thema’s en data uit de praktijk, analyses en dui-
dingen die getuigen van grote ervaring en deskundigheid, beschrijvingen die de mensen om wie het gaat laten zien, aanbevelingen die voortkomen uit een groot cultuursensitief hart, sprekers die passen bij een brede visie, kortom: een minisymposium dat inspireert. Simone Goosen laat zien wat de eigen kracht van een professional kan betekenen.
VAN HET BESTUUR
Branded content in de JA!
Els Jonker, hoofdredacteur JA!, Marleen Johannes, landelijk AJN-bestuur
Met ingang van de JA!30 worden enkele pagina’s van ons tijdschrift gevuld met zogenoemde ‘branded content’, in de JA! beter bekend als Nieuws uit het bedrijfsleven. Daarmee verwerft de AJN extra inkomsten en biedt het de industrie de mogelijkheid om informatie en producten onder onze aandacht te brengen. Tijdens de AJN-dag van 28 maart jongstleden is door middel van een enquête gepeild hoe onze leden/ lezers er tegenover staan. We ontvingen 244 reacties: Prima, als we daardoor de JA! in papieren vorm kunnen laten bestaan 61
25%
Ok, ik vind het vergelijkbaar met ‘gewone’ advertenties
48
20%
Bezwaarlijk
12
5%
Geen mening
17
7%
De branded content-artikelen waren me nog niet opgevallen
28
11%
Ik heb de JA! nog niet gelezen, dus ook de artikelen nog niet gezien
66
27%
Overig
12
5%
Uit de aanvullende opmerkingen krijgen we de indruk dat lezers geïnteresseerd zijn in de informatie van de industrie, al is het maar omdat ze daarmee beter op de hoogte zijn van wat ouders te lezen krijgen. Vrijwel unaniem is de oproep om iedere schijn van belangenverstrengeling te voorkomen door duidelijk zichtbaar te blijven maken dat het om ‘branded content’ gaat. Of zoals iemand het schreef: ‘Het moet duidelijk zijn dat het om ‘gekleurde’ informatie gaat en als we daarmee de JA! betaalbaar houden: prima!’ Een oproep die het bestuur en de redactie zeker ter harte nemen!
JA! najaar 2014 47
NIEUWS UIT HET BEDRIJFSLEVEN
Belangrijke vitamines voor mo
Omega Pharma Nederland
Na de bevalling is het tijd om als moeder te herstellen van de zwangerschap. Een zwangerschap en bevalling kosten immers veel energie. Ook de pasgeboren baby heeft extra’s nodig om goed van start te gaan.
Vitamines tijdens de borstvoeding Borstvoeding is de meest gezonde en natuurlijke voeding voor de baby. De productie van moedermelk en het geven van borstvoeding aan het kindje, kost de nodige energie. De behoefte aan vitamines en mineralen is dan ook tijdens deze periode verhoogd. Zo is er 10 microgram extra vitamine D per dag nodig. Een gezonde en gevarieerde voeding is daarom heel belangrijk. Daarnaast kan een multivitamine die speciaal voor deze fase is ontwikkeld, een goede aanvulling zijn op de voeding.
Tips voor een gezond herstel na de bevalling: - Eet gezond en vooral gevarieerd. - Zorg voor voldoende lichaamsbeweging. - Zorg voor voldoende rust en ontspanning. - Een aanvulling met specifieke vitamines en mineralen kunnen in deze periode na de bevalling bijdragen om het herstel en de weerstand te ondersteunen.
Vitamine K en vitamine D zitten niet voldoende in moedermelk.
Herstellen na de zwangerschap Wanneer er geen borstvoeding gegeven wordt, is het ook belangrijk om gezond en gevarieerd te eten. Voldoende inname aan vitamines en mineralen ondersteunt het herstel na de bevalling: Zo helpen ze bij vermoeidheid (vitamine C en ijzer) en zorgen ze voor meer energie (vitamine B12 en magnesium). Een complete multivitamine kan daarbij een goede aanvulling zijn als extra ondersteuning. 48 JA! najaar 2014
Vitamines voor baby’s In het eerste levensjaar groeien en ontwikkelen baby’s zich snel. Daarom is een voeding die voldoende energie en voedingsstoffen levert heel belangrijk. Borstvoeding is altijd de beste voeding. Moedermelk is rijk aan belangrijke voedingsstoffen die baby’s de eerste maanden nodig hebben. De eerste dagen na de geboorte bevat borstvoeding (colostrum genoemd) extra veel vitamine A, vitamine E, vitamine K, zink en selenium. Na enkele weken zit er in borstvoeding iets minder aan vitamines en mineralen. Omdat het kindje dan grotere hoeveelheden drinkt, krijgt het toch voldoende van bijna alles binnen. Van vitamine K en vitamine D hebben baby’s bij borstvoeding wat extra’s nodig. Deze vitamines zitten namelijk niet voldoende in moedermelk.
eder en kind Extra vitamine K en D Vitamine K is belangrijk voor pasgeboren baby’s. Deze vitamine helpt namelijk bij een goed verloop van de bloedstolling. Baby’s kunnen pas na drie maanden zelf voldoende vitamine K aanmaken. Vitamine K zit nauwelijks in borstvoeding. Aan flesvoeding is vitamine K standaard al toegevoegd. Daarom geldt voor baby’s die borstvoeding krijgen een suppletieadvies van 150 mcg vitamine K per dag. Hiermee moet worden gestart vanaf de 8ste dag en worden doorgegaan tot een leeftijd van drie maanden (tot en met 12 weken). Naast vitamine K is ook voldoende vitamine D van belang. Vitamine D zorgt namelijk voor een goede groei en ontwikkeling van de botten. Voor alle baby’s en kinderen tot 4 jaar geldt een suppletieadvies van 10 microgram vitamine D per dag. Hierbij maakt de soort voeding die de baby krijgt, geen verschil.
De pasgeboren baby heeft extra’s nodig om goed van start te gaan.
Tips voor het geven van extra vitamines aan baby’s: - Geef vitamine K of vitamine D door de druppels op een theelepel te doen. Zo wordt verontreiniging van het vitamineflesje door mondcontact voorkomen. - Meng de vitaminedruppels eventueel met de voeding, maar laat ze niet meekoken, want dan gaan de vitamines verloren. - Kies een vast moment op de dag waarop de druppels worden gegeven. Dit kan bijvoorbeeld bij de eerste ochtendvoeding of de laatste avondvoeding zijn. Probeer het zoveel mogelijk een vast onderdeel te maken van een maaltijdmoment, om zo te voorkomen dat de extra vitamines vergeten worden.
Davitamon, vitamines voor moeder en kind De multivitamine Compleet Mama van Davitamon bevat een uitgebalanceerde combinatie van vitamines en mineralen en vormt een goede aanvulling op de voeding tijdens de borstvoedingsperiode. Na het geven van borstvoeding kan er overgestapt worden op Davitamon Mamafit. Deze multivitamine ondersteunt het herstel na de bevalling. Zo draagt het bij aan het op peil houden van het energieniveau (vitamine B12 en magnesium) en helpt bij vermoeidheid (vitamine C en ijzer). Ook voor baby’s en jonge kinderen heeft Davitamon passende producten: Vitamine K Olie, Vitamine D Olie of Aquosum en vanaf 1 jaar een multivitamine in diverse smaken.
JA! najaar 2014 49
JEUGDGEZONDHEIDSZORG - IN HET BUITENLAND
Eigen kracht op Sint Maarten
Josien van Wijk
In de vorige JA! heeft Josien van Wijk een beeld geschetst van Sint Maarten en de jeugdgezondheidszorg aldaar. Voor het themanummer van deze JA! schrijft ze een vervolgartikel over de ‘eigen kracht’ op Sint Maarten. Het gaat daarbij niet alleen om de eigen kracht van de inwoners van Sint Maarten, maar ook om die van de jeugdgezondheidszorg en de jeugdarts.
van voeden. Hoewel Sint Maarten een vruchtbaar eiland is, met veel mangobomen en regelmatig een flinke regenbui, maken de mensen weinig gebruik van de mogelijkheid om zelf groenten en fruit te verbouwen.
sen op Sint Maarten zijn trots, vaak te trots om hulp te vragen of om hun problemen met je te delen. Als je tijdens het consult vraagt hoe het gaat dan is het standaard antwoord: ‘goed’.
Steun voor ouders van familie en kerk Ik merk dat ouders veel steun krijgen van hun eigen ouders en familie of van de kerk. Oma’s, en in mindere mate ook opa’s, komen met hun kleinkinderen naar het consultatiebureau, omdat de ouders moeten werken of naar school gaan. Niet altijd lukt het de ouders om zelf voor hun kind(eren) te blijven zorgen. Er is een aantal kindertehuizen op het eiland waar kinderen wonen die om de een of andere reden niet meer thuis kunnen wonen. Soms zijn deze kinderen door de kinderbescherming uit huis geplaatst, maar er wonen ook kinderen die door hun moeder gebracht zijn, omdat deze niet meer voor hen kan zorgen. Buiten dat er kinderen opgevangen worden door hun familie zijn er nauwelijks pleeggezinnen waar deze kinderen terecht kunnen.
Eigen kracht, wat is dat eigenlijk? Op de website van het NJI vond ik deze definitie: ‘Eigen kracht is het vermogen van individuen om het leven optimaal vorm te geven en problemen op te lossen of draaglijk te maken.’ Hoe zit het met de eigen kracht op Sint Maarten en wat is de rol jeugdgezondheidszorg daarin en wat is de eigen kracht van een jeugdarts? Mensen op Sint Maarten zijn trots Armoede, alleenstaande moeders en tienermoeders zijn een aantal van de problemen die relatief vaak voorkomen op Sint Maarten, al dan niet in combinatie met elkaar. Maar hoewel je weet dat dit veel voorkomende problemen zijn, klagen en spreken de mensen op Sint Maarten daar weinig over. De men-
De jeugdgezondheidszorg heeft een bike-athon georganiseerd voor de kinderen op Sint Maarten. 50 JA! najaar 2014
De mensen op Sint Maarten zijn vaak te trots om hulp te vragen of om hun problemen met je te delen. Armoede en schaamte Na twee jaar op Sint Maarten ben en blijf ik toch nog steeds een buitenstaander en dan hoor je waarschijnlijk nog minder over de problemen waar men tegen aanloopt. Ik begrijp van de verpleegkundigen dat mensen je niet gemakkelijk in hun huis uitnodigen. Dat komt omdat ze zich vaak schamen voor hun huis. Het kan er dan aan de buitenkant nog wel verzorgd uitzien, maar van binnen is dat dus blijkbaar niet altijd het geval. Ik hoor van leerkrachten die ik spreek dat ze op school regelmatig kinderen zien die geen ontbijt hebben gekregen voor ze naar school gaan. Een van de redenen is tijdgebrek van de ouders omdat ze veel moeten werken. Maar een andere reden is dat er geen geld is om het te kopen. Ik zie soms kinderen naar school lopen met een zakje chips in hun handen als ontbijt. Ook andere maaltijden zijn een probleem: verse groenten en fruit zijn duur en voor veel mensen niet te betalen. Een maaltijd van de Chinees is goedkoop en daar kun je een heel gezin
Wat is onze rol als jeugdgezondheidszorg? Het consultatiebureau is de plek waar ouders terecht kunnen met vragen over de voeding, groei en ontwikkeling van hun kind. Ouders kunnen bij ons hun verhaal kwijt, maar verder is onze rol volgens mij beperkt. We hebben op dit moment weinig mogelijkheden om de
Kinderen hebben ’s ochtends op school vaak niet ontbeten. Dat komt door tijdgebrek van de ouders en door armoede.
Foto’s: Josien van Wijk
ouders verder te begeleiden, bijvoorbeeld op het gebied van opvoedingsondersteuning. Ik zou graag een aanbod van opvoedingsondersteuning introduceren. Hiervoor moet ik dan eerst zelf een plan van aanpak schrijven. De verpleegkundigen zouden dan extra scholing in communicatie en opvoedingsondersteuning moeten krijgen en er moet voldoende personeel beschik-
Ik doe hier dingen waarvan ik in Nederland nooit gedacht had dat ik ze zou doen en ik blijk meer te kunnen dan ik ooit dacht. baar zijn. Het zou mooi zijn als we bijvoorbeeld een (ortho)pedagoog in dienst zouden hebben, maar dat is niet zomaar geregeld. Ik wil graag methodes introduceren voor de vroege opsporing van psychosociale problemen. Verder wil ik de samenwerking met de scholen verbeteren. Helaas duurt het vaak lang voor dingen geregeld zijn en je moet overal zelf achteraan blijven zitten. Geld en tijdgebrek zijn belangrijke knelpunten. Mijn eigen kracht als jeugdarts Nu ik hier woon en werk heb ik gemerkt dat er in mij als jeugdarts ook een flinke dosis eigen kracht schuilt. Ik doe hier dingen waarvan ik in Nederland nooit gedacht had dat ik ze zou doen en ik blijk meer te kunnen dan ik ooit dacht. De basis voor wat ik hier doe is natuurlijk wel gelegd in Nederland, waar ik bijna acht jaar bij de GGD Amsterdam heb gewerkt en bij TNO in Leiden waar ik de opleiding tot Jeugdarts KNMG heb afgerond. Helaas is het niet mogelijk gebleken om vanuit Sint Maarten de tweede fase van de opleiding tot arts M&G te volgen. Dat vind ik erg jammer, omdat ik denk dat de verschillende competenties die tijdens de tweede fase van de opleiding worden uitgebouwd mijn werk hier op Sint Maarten nog meer kunnen helpen.
Paasviering op school (Hillside Christian School St. Peters)
Op mezelf aangewezen We hebben een klein team waarin ik de enige jeugdarts ben. Ik ben daarom erg op mezelf aangewezen om dingen te doen en te ontwikkelen, de juiste informatie te verzamelen, stukken te schrijven en plannen te maken. Zo heb ik voor de introductie van de pneumo-
We hebben op dit moment weinig mogelijkheden om de ouders verder te begeleiden. Geld en tijdgebrek zijn belangrijke knelpunten. kokkenvaccinatie zelf het vaccinatieschema aangepast en ik heb de handleiding geschreven met uitleg voor de huisartsen en verpleegkundigen over het vaccin en de toepassing ervan. Voor de introductie van het HPV-vaccin heb ik samen met de communicatieafdeling van de overheid en een van de verpleegkundigen het communicatieplan gemaakt. Vervolgens heb ik zelf een PowerPoint-presentatie gemaakt en uitleg gegeven aan de schoolbesturen. Ook heb ik presentaties op verschillende scholen en radio-interviews gegeven.
Valkuil: te veel ambities Een van de valkuilen waar ik tegenaan loop is mijn eigen ambitie. Ik zie allerlei dingen die anders georganiseerd kunnen worden, zowel binnen als buiten de JGZ. Ik heb allemaal plannen voor de uitbouw en versterking van de JGZ, maar door verschillende barrières, zoals te weinig personeel, een personeelsstop, geen geld en trage besluitvorming kan maar een deel van die plannen ook echt uitgevoerd worden. Ik moet dus prioriteiten stellen. Vaak heb ik het gevoel dat ik zoveel wil doen, maar daar in mijn eentje gewoon te weinig tijd voor heb, naast de dagelijkse uitvoerende taken van de controles op het consultatiebureau. Eigen kracht van het gezin Ook als gezin merken we dat je teruggeworpen wordt op je eigen kracht. Familie en vrienden zijn nu toch een stuk verder weg. Met de huidige communicatiemiddelen is contact onderhouden wel gemakkelijker, maar je mist toch het persoonlijke contact. Even de kinderen bij opa en oma brengen om zelf weer op adem te komen en bij te tanken is nu toch een stuk lastiger. We doen nu wel veel meer als gezin. We gaan bijna elk weekend samen naar het strand en dan hebben we toch ook echt regelmatig het vakantiegevoel. Ik ben heel blij met de steun van mijn man, die het mogelijk maakt dat ik kan groeien als persoon en als jeugdarts en daardoor zoveel mogelijk van mijn eigen kracht kan bieden aan de jeugd van Sint Maarten. JA! najaar 2014 51
Jonge mantelzorgers Opgroeien met zorg
Uit diverse Jeugdmonitoren blijkt dat ten minste een kwart van de jongeren opgroeit in een thuissituatie met een chronisch ziek familielid. Deze jonge mantelzorgers nemen hierdoor zorgtaken op zich, maken zich zorgen of komen zelf zorg tekort. Jonge mantelzorgers zijn een verborgen groep, ze trekken zelf niet aan de bel. Het vroegtijdig herkennen, erkennen en ondersteunen van jonge mantelzorgers is erg belangrijk om negatieve gevolgen te voorkomen of te beperken. Een jeugdarts heeft hierin een belangrijke rol. Bent u benieuwd hoe u jonge mantelzorgers kunt herkennen en ondersteunen?
Kijk op www.mezzo.nl voor meer informatie over jonge mantelzorgers of bel 030 659 22 22.
vakblad vroeg Congres C ongres Vroegsignalering en Vroeghulp 12 februari 2015 voor professionals die werken met kinderen van 0 tot 7 jaar
Waarom datgene laten escaleren waar je op tijd bij had kunnen zijn? Het Congres ‘Vroegsignalering en Vroeghulp’ plaatst op 12 februari 2015 de jongste ontwikkelingen in de schijnwerpers.
Sprekers: 3URI 'U +HGZLJ YDQ %DNHO 3URI 'U +XJR +H\PDQV 'U 3DXOD 6WHUNHQEXUJ 'U .DWLH /HH :HLOOH
'UV 6XVDQ 2VWHURS 'UV 0RQLTXH )OLHUPDQ 'UV 0DUMD 5H[ZLQNHO 'UV %LUJLWWD &R[ 0DORX YDQ +LQWXP
Er is accreditatie aangevraagd voor onder meer jeugdartsen (AbSG) en (jeugd)verpleegkundigen (Kwaliteitsregister V&V).
Informatie: www.congresburo.com 52
www.kika.nl Giro 8118
- Advertorial -
LTO3: natuurlijke hulp bij concentratiestoornissen Concentratiestoornissen en hyperactiviteit kunnen met LTO3 op natuurlijke wijze aangepakt worden. De natuur kan een handje helpen
Onze ervaring is dat het ook goed werkt bij slaapproblemen. Eigenlijk proberen we LTO3 bijna altijd of zoeken eventueel naar een combinatie met reguliere medicijnen.”
bij hyperactiviteit, concentratiestoornissen, stemmingswisselingen en slaapproblemen. Apotheker Monique Apon-Lim en psycholoog Scarlett Kooijmans lichten toe hoe dit werkt.
>> Wat is LTO3? Monique Apon-Lim: “LTO3 is een voedingssupplement met L-Theanine, Omega 3 en 6 en Blauw Glidkruid (scutellaria lateriflora). Deze stoffen hebben een werking op onder meer concentratiestoornissen en de stemming, en hebben ook een onderling synergetisch effect: ze versterken elkaars werking. Ze zorgen ervoor dat de disbalans in neurotransmitters wordt hersteld. De prikkelgeleiding in de hersenen wordt verbeterd. LTO3 wordt sinds 2004 in Canada geproduceerd door Herb-e-Concept volgens de hoogste internationale standaard en is 100% natuurlijk. Het is in 2011 door SmartVital B.V. in Nederland op de markt gebracht.”
>> Wat is het voordeel van dit supplement ten opzichte van reguliere medicatie? Monique Apon-Lim: “LTO3 is een natuurproduct en er zijn geen bijwerkingen bekend, dat is ook wetenschappelijk onderbouwd. Uit onderzoek in Engeland is vast komen te staan dat Omega 3 de concentratie en het leervermogen van kinderen verbetert. L-Theanine verhoogt aantoonbaar het dopamine- en serotoninegehalte in de hersenen, wat een belangrijke rol speelt in de prikkeloverdracht en het welbevinden. Acht van de tien gebruikers heeft er voordeel bij of ervaart een goede ondersteuning. In mijn apotheek hoor ik vaak positieve verhalen over de LTO3.” Scarlett Kooijmans: “LTO3 is een natuurlijk product. Bij reguliere medicatie is er een groep die bijwerkingen en een rebound effect heeft, daar loop ik bij dit natuurproduct niet tegenaan.”
Apotheker Monique Apon-Lim te Dordrecht
>> Hoe gaat u in uw praktijk te werk met LTO3? Scarlett Kooimans: “Als we het idee hebben dat een kind baat kan hebben bij LTO3, overleggen we uitgebreid met de ouders, geven voorlichting en onze verwachtingen. We geven soms ook een sample mee, zodat ze zelf de werking kunnen ervaren en zien wat het doet.
Meer informatie over LTO3:
>> Welke effecten ziet u in uw praktijk van LTO3? “Kinderen zijn beter beschermd tegen prikkels van buitenaf en zijn beter te corrigeren in hun gedrag. Ze kunnen in de klas beter aan het werk blijven. Ze zijn minder prikkelbaar. En een verbeterde nachtrust werkt daar natuurlijk ook aan mee. Kinderen met concentratiestoornissen hebben vaak een langdurig slaaptekort.”
Psycholoog Scarlett Kooijmans, zorgmanager bij een instituut voor ADHD te Schiedam >> Is LTO3 alleen geschikt voor kinderen? “Nee. Ook jongeren en volwassenen hebben er baat bij. Zij ervaren vaak minder stress, meer focus, meer innerlijke rust en kunnen zaken beter loslaten. Er zijn ook voorbeelden bekend van mensen die een positieve werking ervaren bij depressie en angststoornissen. Veel mensen voelen zich er goed bij en het is al geschikt voor kinderen vanaf drie jaar.”
www.herb-e-concept.com www.smartvital.eu
VAN HET BESTUUR
Nieuws van het Bedrijfsbureau
Yvonne de Vette, hoofd Bedrijfsbureau
Groei aantal leden Het aantal jeugdartsen dat lid is van onze vereniging is het afgelopen jaar behoorlijk gegroeid. Waar we aan het begin van het jaar 1.082 leden hadden staat de teller op dit moment op 1.162. Dat betekent tachtig nieuwe leden! Het aantal opzeggingen is nog zeer beperkt en staat op dit moment op zestien leden. Dit betekent dat we als vereniging weer groeien waar we de afgelopen twee jaar en dalende lijn zagen. Presentaties AJN-Wetenschappelijke dag 20 juni 2014 Voor de AJN-leden zijn de presentaties beschikbaar die zijn gegeven op de Wetenschappelijke dag op 20 juni jl. U kunt ze vinden op Mijn AJN onder de knop Bestanden in het Hoofdmenu. Als u Mijn AJN niet in uw favorieten heeft staan dan kunt u deze ook bereiken via de website van de AJN: www.artsenjgz.nl. Vademecum nieuwe stijl Met ingang van 1 september hebben we als AJN een ‘smoelenboek’ beschikbaar via Mijn AJN onder Ledeninfo. U kunt hier zelf de actuele ledenlijst uitdraaien van de gewenste Regio of collega’s met een zelfde functiegebied. Zoekt u iemand die in een bepaalde commissie zit dan kunt u deze vinden via Leden zoeken leden. U kunt zelf aangeven welke gegevens voor de andere leden zichtbaar zijn, de instelling kunt u wijzigen onder de betreffende knop. Er zijn nog maar weinig leden die hun foto hebben geupload. Bij dezen een oproep aan iedereen om deze te plaatsen zodat de andere leden weten welk gezicht bij wie hoort.
54 JA! najaar 2014
Vergadermogelijkheden op kantoor AJN Veel commissies maken al gebruik van de mogelijkheid om te vergaderen op ons kantoor in Utrecht. Dit is alle werkdagen mogelijk van 8.00 tot 20.00 uur met uitzondering van de dinsdagen. Als een commissie hier gebruik van wenst te maken dan kan dat door contact op te nemen met het Bedrijfsbureau via secretariaat@artsenjgz.nl. AJN-website Afgelopen voorjaar hebben de mensen van het Bedrijfsbureau en de Websitecommissie hard gewerkt aan de lancering van een nieuwe website. Artsennet hield met ingang van 30 juni 2014 op te bestaan, we moesten dus over naar een nieuwe website. Gelukkig waren we hier al mee bezig zodat wij goed voorbereid waren en geen noodoplossingen hoefden te bedenken. Heeft u de nieuwe website van de AJN al bezocht? Graag horen we uw mening, aanvulling, verbetering of informatie die op de website geplaatst kan worden. U kunt dit sturen naar website@artsenjgz.nl
Mijn AJN Zijn uw gegevens bij de AJN correct? Of deze correct zijn kunt u zelf controleren en zo nodig wijzigen via Mijn AJN. Onder de kopjes Mijn Gegevens en Mijn Groepen kunt u deze zelf aanvullen of wijzigen. Wij krijgen deze wijzigingen dan door en na goedkeuring worden deze verwerkt. Hier kunt u ook uw foto uploaden, aangeven dat u gespreid wenst te betalen of uw bewijs van lidmaatschap downloaden. Als u uw contributieklasse gaat wijzigen voor de AJN of de KNMG, geeft u ons dit dan zo snel mogelijk door via de mail aan leden@ artsenjg.nl, dan kunnen wij dit aanpassen. Helaas is het niet mogelijk dit zelf via Mijn AJN te regelen. Bereikbaarheid Indien u vragen heeft aan het Bedrijfsbureau of als er iets niet duidelijk is, dan zijn wij alle werkdagen bereikbaar van 9.00 tot 17.00 uur. Zijn wij niet in staat om uw telefoon te beantwoorden, stuur dan een mail naar secretariaat@ artsenjgz.nl. Nieuwe AJN-website
www.infacol.nl
Darmkrampjes? lucht op! Baby’s krijgen tijdens hun voeding lucht binnen, die vast kan gaan zitten en zo buik- en darmkrampjes veroorzaakt. Gelukkig is dat tijdelijk en bovendien eenvoudig te verhelpen. Infacol is een gecertificeerd medisch hulpmiddel waarvan de veiligheid en doeltreffendheid bepaald zijn onder richtlijn 93/42/EEC betreffende Medische Hulpmiddelen.
Geschikt om vanaf de geboorte te gebruiken!
Infacol kan vanaf de geboorte én voor onbepaalde tijd worden gebruikt. Het voedingspatroon van de baby hoeft niet te worden aangepast en ook speciale dieetvoeding is niet nodig.Infacol wordt gegeven vóór elke voeding. Het is ook geschikt om bij borstvoeding te gebruiken. Infacol heeft alleen effect op het bevrijden van vastzittende lucht, zonder het natuurlijke ontwikkelingsproces van de darmen te beïnvloeden.
Infacol: bij vastzittende lucht, buik- en darmkrampjes. ForestHealthcare Infacol is een medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing. KOAG 2977-1212-2283.
Infacol is een product van de makers van Sudocrem
www.tasectan.nl
Diarree? Tasectan met dubbele werking effectief tegen diarree* én pakt de oorzaak aan vermindert buikkrampen en overmatige ontlasting geen onnodige hulpstoffen, alleen werkzame stof geen bijwerkingen en contra-indicaties** geen effect op de darmen zeer veilig; geschikt voor kinderen vanaf 0 jaar herstelt de vochtbalans door oorzaak uit de darmen af te voeren
Tasectan laat je niet zitten! ®
Tasectan is een product van de makers van Sudocrem.
ForestHealthcare
Tasectan is een medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing. *binnen 12 uur ** bij gebruik volgens de gebruiksaanwijzing