Masster 201607 juli

Page 1

1 BelgiĂŤ - Belgique P.B. - P.P. 3500 Hasselt BC 15472

tijdschrift van vzw asster melveren-centrum 111 | 3800 sint-truiden | www.asster.be juli 2016, jaargang 5, nr. 1

Foto: AmĂŠlie Soenen

Themanummer: Preventie in de Geestelijke Gezondheidszorg


2

Inhoud

inhoud masster | juli 2016

3 Editoriaal

4

15

20

4

Preventie van psychische stoornissen: definities en voorbeelden

5

Geestelijke gezondheidsbevordering, ook in de zorg!?

9

Samen aan de geestelijke gezondheidspromotie!

10 Zijn we niet allemaal Gewoon bijzonder Gewoon!? 11 Preventie geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn 12

Geheugentraining ter preventie (& behandeling) van depressie

14

Preventie van alcohol- en andere drugproblemen

16

Vroegdetectie en preventie van psychose

17

Welke zijn de preventie- en detectiemiddelen bij kinderen op school?

20

Kinderen van ouders met een psychiatrisch probleem hebben meer kans om zelf psychiatrische problemen te krijgen

22

‘Opvang en begeleiding van kinderen van ouders met een psychotische problematiek.’

23

Opvang en begeleiding van kinderen van ouders met een verslavingsproblematiek

24 Opvang en begeleiding van kinderen van ouders met angst- en stemmings-stoornissen 25 Burn-out bij artsen en verpleegkundigen. Met goesting komen werken, dat is de opdracht! 27 Hare Majesteit Koningin Mathilde op bezoek bij ASSTER op 18 maart 2015 28 Als ik kon Toveren…

27


Editoriaal

3

Editoriaal Beste lezer,

Een nieuw nummer van ons tijdschrift Masster zag het levenslicht. Het is een themanummer geworden rond preventie en vroegdetectie van psychische stoornissen, rond gezondheidsbevordering en – promotie. Met een viertal artikels over opvang en begeleiding van kinderen van ouders met psychische problemen, brengen wij de KOPP-werking in ons ziekenhuis onder uw aandacht. Zijn we niet allemaal gewoon bijzonder gewoon? Een vraag om even bij stil te staan. In 2016 vieren we 175 jaar geestelijke gezondheidszorg in Sint-Truiden. Dat is toch gewoon bijzonder. Voldoende reden dus voor een feestelijk Asster-jaar. Dit jubileumjaar willen we delen met onze partners in het netwerk geestelijke gezondheidszorg, maar ook en vooral met eenieder van u. Gezond leven en geestelijk gezond leven is immers een zaak van iedereen en van elke dag in honderd-en-een gewone kleine dingen. Het verbetert onze weerbaarheid en draagt bij aan de preventie van psychische problemen. Dit in de kijker plaatsen is het doel van “gewoon bijzonder gewoon”. Wat u kan verwachten van dit feestjaar en wie hierin allemaal participeert, wordt u uit de doeken gedaan in het artikel van de heer Bert Plessers, stafmedewerker van ons ziekenhuis. Graag wil ik er u aan herinneren dat onze koningin op 18 maart, dag van de zorg, een bezoek bracht aan Asster. De heer Raf De Rycke, voorzitter van de Raad van Bestuur van ons ziekenhuis,vertelt u er meer over. Bij deze gelegenheid bezocht koningin Mathilde ook de tentoonstelling “Gewoon bijzonder gewoon”. Deze expositie betekende meteen de start van de viering 175 jaar geestelijke gezondheidszorg in Sint-Truiden. De kunstwerken toonden op een bijzondere wijze hoe gewone dingen onze weerbaarheid kunnen verbeteren en zo bijdragen tot onze geestelijke gezondheid. Ook dit is preventie. U vindt doorheen dit nummer een aantal foto’s van de tentoongestelde werken terug. Een aangenaam weerzien voor wie erbij was, een kennismaking voor wie niet in de gelegenheid was om de tentoonstelling zelf te bezoeken. Uit de reeks die zij voor de tentoonstelling maakte, kozen we daarom voor de foto “Iedereen draagt zijn steentje bij” door Amélie Soenen, medewerker in ons ziekenhuis, als coverfoto voor deze Masster rond het thema preventie. En ja het is ook kunstig. En nee, het heeft niets met toverkunsten te maken. Maar toch is er een tovertafel aan het werk in de Passer (PVT Asster), meldt mevrouw Anne-Sophie Weckx, afdelingshoofd van de Luwte 3. Wij hopen dat u deze Masster kan smaken. Namens het redactieteam,

Dr. Marie-Paule Clerinx Hoofdgeneesheer Asster


4

Preventie: definities en voorbeelden

Preventie van psychische stoornissen: definities en voorbeelden

Sinds de late jaren 50 wordt een onderscheid gemaakt tussen primaire, secundaire en tertiaire preventie. Onder primaire preventie verstaat men maatregelen die gericht zijn op het vermijden van het optreden van ziekten. Primaire preventie is dus de echte preventie in strikte zin. Primaire preventie veronderstelt (1) dat men via epidemiologisch onderzoek kan meten hoe frequent een stoornis in de bevolking voorkomt en hoe die frequentie in de tijd evolueert, en (2) dat men de juiste oorzaken kent van de stoornissen die men wil voorkomen, zodat men specifieke maatregelen kan nemen. Binnen de somatische geneeskunde zijn de succesverhalen van preventie indrukwekkend (denk aan vaccinaties, maar ook aan het dramatisch effect van gezond drinkwater op kinderziekten en -sterfte). Binnen de psychiatrie waren de resultaten minder spectaculair (of zijn we ze vergeten?). Toch zijn er voorbeelden van (bijna) uitgeroeide psychiatrische ziekten zoals syphilitische paralysis generalisata vanaf het antibioticatijdperk, en mentale achterstand op basis van hypovitaminose, jodiumdeficiëntie, of fenylketonurie via aandacht voor een meer evenwichtige of aangepaste voeding. Helaas is de etiologie van de meest voorkomende psychiatrische stoornissen, zoals stemmingsstoornissen, schizofrenie en dementie, ofwel vrij complex, ofwel nog niet goed gekend, waardoor (primair) preventieve interventies tot nu toe minder succesvol waren. Voor sommige psychische stoornissen, zoals stemmingsstoornissen en verslavingsziekten, spreekt men zelfs van een belangrijke toename, waardoor ze een steeds groter deel vormen van de oorzaken van langdurige werkonbekwaamheid. Misschien komt dit omdat ook globale maatschappelijke omstandigheden een grote invloed hebben op het al dan niet optreden van deze psychische stoornissen. Denken we daarbij aan opgroeien en leven in armoede en onveiligheid,

instabiele relaties, overbevolking en verloedering van het leefmilieu, de beschikbaarheid van drugs en alcohol. Zo kunnen campagnes tegen gebruik van alcohol bij moeders tijdens de zwangerschap helpen bij het terugdringen van foetaal alcoholsyndroom bij de baby... Ook campagnes als “fit in je hoofd”, die een algemeen gezonde leefstijl promoten, kan je beschouwen als een vorm van primaire preventie (o.m. tegen burn-out). Wie aan preventie wil meewerken moet dus ook durven kritisch te staan tegenover bepaalde maatschappelijke evoluties. Naast een milieueffectrapport zou er ook een “psychisch gezondheidseffect”-rapport moeten liggen vooraleer grote beslissingen die de publieke orde beïnvloeden genomen worden. Suïcidepreventie, o.m. via de beperking van toegankelijkheid tot letale middelen, aangepaste berichtgeving in de media, en correcte behandeling van psychische aandoeningen die met een verhoogd suïciderisico gepaard gaan, is eveneens op te vatten als een vorm van primaire preventie. Secundaire preventie beoogt het beperken van de actieve ziekte-episodes van aandoeningen waarvan het natuurlijke verloop chronisch of recidiverend is, zoals stemmingsstoornissen, schizofrenie en afhankelijkheidsstoornissen. Dit zal vooral lukken via vroege interventie en een aangepaste farmacologische en psychosociale begeleiding. Lithiumbehandeling bij bipolaire stemmingsstoornissen is hiervan het beste voorbeeld. Bij schizofrenie kunnen we denken aan het bevorderen van medicamenteuze therapietrouw en aangepaste leef- en werkomstandigheden, waardoor het aantal “dagen per jaar doorgebracht in het ziekenhuis” kunnen beperkt worden. Psychoeducatie draagt waarschijnlijk eveneens bij tot secundaire preventie. Zodoende kunnen we stellen dat elke tijdige, effectieve en doorgedreven therapie tevens een vorm van preventie is. Sommigen zullen vinden dat hiermee het begrip preventie te zeer opgerekt wordt, en dat we dus allemaal die werkzaam zijn in de geestelijke gezondheidszorg, zonder het te

Dr. Jos Bollen Psychiater Lid Raad van Bestuur Asster Gewezen Medisch Directeur Ziekenhuis Sancta Maria St Truiden

weten, aan preventie doen… (Zoals de edelman die, nadat men hem het verschil tussen proza en poëzie had uitgelegd, blij verwonderd opmerkte dat hij dus al gans zijn leven in proza sprak…). Tot slot spreekt men van tertiaire preventie wanneer het gaat over maatregelen ter voorkoming van verwikkelingen en beperkingen die het gevolg zijn van ziekten. Ook dit is een zeer ruim gebied, en omvat alle interventies gericht op vermaatschappelijking van zorg, revalidatie en rehabilitatie. Campagnes gericht op het bestrijden van maatschappelijke uitsluiting en stigma vallen hier ook onder.


Geestelijke gezondheidsbevordering

Geestelijke gezondheidsbevordering, ook in de zorg!?

Kim Schutters Stafmedewerker geestelijke gezondheidsbevordering Logo Limburg vzw

2. een ondersteunende omgeving 3. aansluiting bij acties in de gemeenschap 4. een degelijk (geestelijk) gezondheidsbeleid 5. een kwaliteitsvolle, toegankelijke gezondheidszorg

Het congres Open Minds van Zorgnet Icuro op 26 en 27 mei 2016 deed iedereen nadenken over hoe geestelijke gezondheid en de geestelijke gezondheidszorg er in 2026 kan uitzien. Eén van de vijf kernboodschappen die naar voor werden geschoven, was het sterker inzetten op promotie, preventie en bespreekbaarheid van geestelijke gezondheid. Waarbij meteen werd meegegeven dat dit als noodzakelijk wordt gepercipieerd, maar ook als moeilijk realiseerbaar. We nemen u graag mee in de wereld van de (geestelijke) gezondheidsbevordering, omdat moeilijk ook gaat. ‘From illness to wellness’ De Wereldgezondheidsorganisatie omschrijft gezondheid al van oudsher als volgt ‘Health is a state of complete physical, mental and social well-being and not merely the absence of disease or infirmity.’ (WHO, 1946). Deze definitie schetst duidelijk dat gezondheid meer omvat dan de afwezigheid van ziekte en dat het gaat om een interactie tussen drie dimensies. In het Ottawa Charter (WHO, 1986), en recenter bekrachtigd in het Charter van Bangkok (2005) wordt verduidelijkt dat een goede gezondheid het resultaat is van vier onderling versterkende factoren: het biofysiologisch functioneren, het aanbod en de kwaliteit van het zorgsysteem, het gedrag van mensen en de leefomgeving. Deze visie sluit perfect aan bij het model van Dahlgren en Whitehead (1991) dat een overzicht biedt van de determinanten van gezondheid (Figuur 1). Deze determinanten variëren van sociale en maatschappelijke invloeden over factoren die op moleculair en submoleculair niveau functioneren.

5

Figuur 1: The Dahlgren-Whitehead model (1991) Hoe invloed kan uitgeoefend worden op het versterken van die leefstijl en het inrichten van de leefomgeving, staat omschreven in de actieterreinen die eveneens voor het eerst geformuleerd werden in het Ottawa Charter (1986): 1. educatie, sensibilisatie en trainen van vaardigheden en gewoontes rond gezondheid

Dit maakt dat maatregelen rond gezondheidspromotie zich niet enkel kunnen beperken tot het domein van gezondheid alleen, maar dat men dient te spreken van een ‘health in all policies’, een ideeëngoed dat alle maatschappelijke sectoren wil responsabiliseren (Stegeman et al, 2010). Het VIGeZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie) vertaalde deze inzichten rond gezondheidspromotie naar een

Gezondheidspromotie wordt in 1986 in hetzelfde Charter van Ottawa omschreven als het proces waarbij individuen en gemeenschappen in staat gesteld worden om controle te verwerven over de determinanten van gezondheid om zo hun gezondheid te verbeteren. Sleutelwoorden in gezondheidspromotie zijn bijgevolg zowel leefstijl als leefomgeving. Figuur 2: Gezondheidsmatrix VIGeZ


6

Geestelijke gezondheidsbevordering

gezondheidsmatrix, een bruikbare tool die voor diverse settings werd uitgewerkt om te komen tot een kwalitatief gezondheidsbeleid (figuur 2). Deze matrix geeft organisaties, scholen, lokale besturen, bedrijven en verenigingen een leidraad om in te spelen op de verschillende determinanten van gezondheid en op een brede waaier aan doelgroepen. Geestelijke gezondheidsbevordering Geestelijke gezondheid wordt gedefinieerd als ‘a state of well-being in which the individual realizes his or her own abilities, can cope with the normal stresses of life, can work productively and fruitfully and is able to make a contribution to his or her community’ (Herrman et al, 2005). Deze definitie bevestigt de nood aan voldoende aandacht voor een positieve en brede benadering van geestelijke gezondheid en bijgevolg voor geestelijke gezondheidspromotie. Geestelijke gezondheid omvat een negatieve en een positieve dimensie (WHO, 2002) (figuur 3). De negatieve dimensie gaat over het al dan niet optreden van psychische klachten en stoornissen. De positieve dimensie staat voor het evenwicht of de vitaliteit die men in het leven ervaart (KovessMasfety et al, 2005; Nutbeam, 1986). Een positieve geestelijke gezondheid stelt mensen in staat om hun volledige potentieel te benutten en om te gaan met de overgang in levensfasen en belangrijke gebeurtenissen. Op deze positieve dimensie wordt de focus gelegd vanuit de geestelijke gezondheidspromotie. Geestelijke gezondheidspromotie wordt immers gedefinieerd als het proces waarbij individuen en gemeenschappen in staat worden gesteld om de controle over hun eigen leven te nemen en hun geestelijke gezondheid te verbeteren (Balfour, 2007). Geestelijke gezondheidspromotie bouwt verder op de modellen van de positieve psychologie, salutogenese (Antonovsky, 1996) en de zelfactualiseringstheorieën. In deze modellen wordt niet vertrokken van de wijze van ontstaan en ontwikkeling van een ziekte, maar vanuit het ontstaan van gezondheid. Keyes (2005) noemt de aanwezigheid van positieve geestelijke gezondheid ‘flourishing’ (bloeiend), een conditie die gekenmerkt wordt door de

Figuur 3: Keyes Model of Mental health(2002)

aanwezigheid van een hoge mate van emotioneel welzijn en positief functioneren. Psychische stoornissen en positieve geestelijke gezondheid moeten gezien worden als twee overlappende, interagerende delen van geestelijke gezondheid (Saxena et al, 2006). Studies tonen aan dat de correlatie tussen beiden niet erg hoog is. Zo kwam uit de NEMESIS-studie van Bergsma (2009) naar voor dat het geluksgevoel bij mensen met een psychische aandoening gemiddeld lager lag dan bij mensen zonder stoornis, maar dat toch 67% van de mensen met een psychische aandoening zich vaak gelukkig heeft gevoeld. Ook in de studie van Keyes (2002, 2005) werd aangetoond dat 57% van de groep bevraagden die niet kampten met een psychische aandoening, toch slechts matig scoorden op positieve gezondheid en dat slechts 17 % van hen een ‘bloeiend’ leven had. Het hebben van een negatieve score op beide dimensies zorgde wel voor meer absenteïsme op het werk, meer beperkingen in het dagelijks leven en een lagere inschatting van de eigen geestelijke gezondheid dan een negatieve score op slechts één van beide dimensies. In België blijkt uit het rapport van de gezondheidsenquête (2013) dat één op de drie personen (32%) van 15 jaar en ouder psychische problemen aangeeft die op de een of andere manier verwijzen naar een ‘slecht in zijn vel zitten’, en dat het percentage personen van 15 jaar en ouder dat een optimale energie heeft (>78,3) slechts 16% is. Ook hier is duidelijk marge voor verbetering. Het is bijgevolg van belang zowel bij ‘gezonde’ mensen als bij mensen met psychische problemen in te zetten op geestelijke gezondheidsbevordering. Gedeelde verantwoordelijkheid Inzetten op geestelijke gezondheidsbevordering is daardoor een verantwoordelijkheid voor iedereen. Ook voor de geestelijke gezondheidszorg. Deze visie wordt steeds meer gedragen. Dit blijkt enerzijds uit het interventiespectrum voor geestelijke gezondheid van Barry (2001). Het grootste deel van het spectrum heeft namelijk betrekking op mentale gezondheidspromotie, gezien zijn universele relevantie. Dit in tegenstelling tot de voorganger van dit model, het model Mrazek en Haggerty (1994) dat nog geen interventies op vlak van geestelijke gezondheidspromotie bevatte. Het kerndoel over het volledige spectrum is promoten van welzijn en kwaliteit van leven. Hoewel de interventiecategorieën andere doelpopulaties, objectieven met hun programma’s en inhouden en processen hebben, delen ze verschillende kerncomponenten vanuit de onderliggende theoretische constructies (Barry, 2001). Dit maakt een integrale aanpak rond geestelijke gezondheid noodzakelijk. Hierbij moet vertrokken worden van een keten van betrokken partners, waarbij de verschillende interventies met elkaar

Figuur 4 Interventiespectrum voor geestelijke gezondheid (Barry, 2001) zijn verbonden en waarbij binnen de klassieke ‘cure’ en ‘care’ gestreefd dient te worden naar betere kwaliteit en welbevinden door in te zetten op de positieve dimensie van geestelijke gezondheid. Dit vormt het ultieme streefdoel. Daarnaast komt de visie op geestelijke gezondheidsbevordering als gedeelde verantwoordelijkheid in het kader van de vermaatschappelijking van de zorg naar voor. Zowel de ‘Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg‘ als de ‘Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren’ vermeldt geestelijke gezondheidspromotie expliciet in zijn doelstellingen en kernfuncties. In Limburg werd in het kader van Artikel 107 een sterke start genomen door de uitbouw van functie 1A: ‘promotie, preventie en beeldvorming geestelijke gezondheid bij volwassenen’. De uitbouw van deze functie werd opgenomen door het Limburgs Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg SPIL, met ondersteuning van de provincie Limburg. Er is een zeer nauwe samenwerking uitgebouwd binnen een uitgebreid preventieplatform bestaande uit partners uit (geestelijke) gezondheidszorg, welzijnswerk, bedrijfssector, … Versterken van beschermende factoren werkt! Maar hoe zet je dan concreet in op die positieve dimensie van geestelijke gezondheid? De kern van geestelijke gezondheidsbevordering ligt in het versterken van protectieve factoren. Beschermende factoren werken in twee richtingen: ze zijn een buffer tegen wat fout kan lopen en ze zetten mensen op weg om steviger in het leven te staan. In de geestelijke gezondheidspromotie wordt sterk gepleit voor een gedifferentieerde aanpak volgens leeftijdsfase (Balfour, 2007). De beschermende factoren zijn van belang doorheen het volledige leven, maar elke levensfase brengt wel specifieke uitdagingen met zich mee. Verder moet geestelijke gezondheidspromotie niet enkel inzetten op het individu, maar is het uitbouwen van een geestelijk gezonde omgeving ook van belang (Herrman et al, 2005). Een overzicht van de beschermende factoren


Geestelijke gezondheidsbevordering

7

Figuur 5. Verschuiving in gemiddelde geestelijke gezondheid (Whittington & Huppert, 1996)

voor geestelijke gezondheid kan worden teruggevonden in het model van beschermende factoren ontwikkeld door VIGeZ op basis van een review rond geestelijke gezondheidsbevordering (De Roover, 2011) . Uit deze review blijken de centrale begrippen voor een positieve geestelijke gezondheid veerkracht, ‘coping’-vaardigheden en selfagency (gevoel van ‘mastery’ en controle over de omgeving). Van de ‘coping’-vaardigheden worden ‘problem solving’ en sociale vaardigheden nog eens expliciet benoemd in de kern wegens hun grote belang als beschermende factoren. Uit de review bleek verder dat een aantal factoren gemeenschappelijk zijn over alle levensfasen heen. Zo vormen een gezonde levensstijl (gezonde voeding, voldoende beweging, beperkt middelengebruik) en betekenis/zin in het leven een belangrijke basis. Een positief zelfbeeld en voldoende zelfwaardering bieden een buffer tegen mogelijke life-events. Self-agency en de sociale omgeving staan niet in de kern vermeld, aangezien de invulling verschilt per levensfase. De evidence voor het inzetten op deze beschermende factoren neemt de laatste jaren enorm toe, doordat het een terrein is dat aan belang wint. Recent toonde een onderzoek van VIGeZ (Verhenne et al, 2016) nog aan dat de zelfeducatietool met ‘coaching’-platform www.fitinjehoofd. be die sterk inzet op het versterken van de beschermende factoren, effectief is en de veerkracht van gebruikers significant versterkt. Populatieshift naar meer geestelijke gezondheid Een rapport van Meijer, Smit, Schoemaker en Cuijpers (2006) geeft duidelijk aan dat op het niveau van de populatie de ziektelast nog onvoldoende wordt verminderd. Zelfs onder de meest optimale omstandigheden kan de ziektelast van

psychische problemen door curatie maar maximaal met 40% verminderd worden. Dat betekent dat de ziektelast voor 60% blijft voortbestaan. Curatie alleen staat op die manier gelijk aan dweilen met de kraan open. Teneinde de ziektelast wezenlijk verder terug te dringen, is er naast behandeling een voldoende aanbod van preventie nodig en dat niet alleen onder de vorm van selectieve en geïndiceerde campagnes, maar ook onder de vorm van universele campagnes. (WHO, 2004). Dit wordt bevestigd door Whittington & Huppert (1996) die aantonen dat door in te zetten op een verschuiving van de volledige bevolking in de positieve richting, de grootste gezondheidswinst geboekt wordt. Aangezien de risicofactoren op psychische aandoeningen normaal verdeeld zijn (Rose, 1992; Huppert, 2005), zorgt een universele benadering ervoor dat een grote groep mensen verschuift in de richting van meer welbevinden (Figuur 5). Dit maakt dat het aantal mensen dat floreert aanzienlijk toeneemt. Er ontstaat bovendien een sterkere buffer tegen psychische problemen en het aantal mensen met psychische stoornissen daalt. De studie toonde aan dat een daling van één punt op de General Health Questionnaire, geassocieerd is met een daling van 6% prevalentie van aandoening.

Meer info: kim.schutters@limburg.be - Logo Limburg zet samen met vele Limburgse organisaties in op geestelijke gezondheidsbevordering door de campagne ‘Samen veerkrachtig’. Doen jullie ook mee? - Zin om mee werk te maken van geestelijke gezondheidspromotie in Limburg, sluit dan zeker aan bij het preventieplatform functie 1A van het SPIL via marjet.vanderstraeten@spil.be

Bronnen Antonovsky A (1996). The salutogenic model as a theory guide to health promotion. Health Promotion International, 11, 11-18.

Balfour K (2007). Evidence Review: Mental Health Promotion. British Columbia: Population Health and Wellness, BC Ministry of Health.

Bangkok Charter (2005). The Bangkok Charter for Health Promotion in a globalized world. 6th Global Conference on Health Promotion,

Conclusie Geestelijke gezondheidsbevordering belangt iedereen aan, ook de partners in de geestelijke gezondheidszorg. Gezien de grote druk op de geestelijke gezondheidszorg, is het meer dan ooit van belang levenskwaliteit te bieden aan mensen door in te zetten op gezondheidspromotie door het versterken van een gezonde levensstijl en het uitbouwen van een gezonde omgeving doorheen alle levensfasen.

Bangkok, Thailand, August.

Barry MM (2001). Promoting Positive Mental Health: Theoretical Frameworks for Practice. International Journal of Mental Health Promotion, 3, 25-34.

Bergsma A (2009). De meeste mensen met psychische stoornissen zijn gelukkig. Psychologie en Gezondheid, 37, 152-161.

Dahlgren G, Whitehead M. Policies and Strategies to promote social equity in health. Stockholm: Institute of Future Studies, 1991


8

Geestelijke gezondheidsbevordering

Aendekerk Brigitte - Torso’s

De

Roover,

W

(2011).

Effectiviteitsreview

Geestelijke

collaboration with the Victorian Health Promotion Foundation and

Stegeman I, Costongs C & Needle C (2010). Het verhaal van

Gezondheidsbevordering: samenvatting. Brussel: VIGeZ.

the University of Melbourne. Geneva: WHO.

DETERMINE: Aanzetten tot actie voor gezondheidsongelijkheid

Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de rea-

Levrau, F (2007). Theoretische onderbouwing van het gebruik

lisatie van zorgcircuits en netwerken (2010). Verkregen op juli,

van zelfeducatie aan de hand van een zelfbeoordelingstest en

2012 van http://www.psy107.be

van advies op maat als verdieping van de Vlaamse campagne

in de EU. Eindrapport van het DETERMINE-consortium. Brussel:

Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen

EuroHealthNet.

Stevens, V & Andriessen, K (2011). Visie van VIGeZ en de

‘Fit in je hoofd – Goed in je vel’. Brussel: Vlaams Instituut voor

Vlaamse

Gezondheidspromotie en Ziektepreventie.

Brussel: VIGeZ.

Logo’s

op

Geestelijke

Gezondheidsbevordering.

en jongeren (2015). Meijer, SA, Smit, F, Schoemaker, CG & Cuipers, P (2006). Gezond

Verhenne, F & De Roover, W (2016). Fit in je Hoofd, Goed in je

Gisle L. Geestelijke gezondheid. In: Van der Heyden J,

verstand. Evidence-based preventie van psychische stoornissen.

Vel: Evaluatierapport ‘Mijn veerkracht’. Brussel: VIGeZ

Charafeddine R (ed.). Gezondheid-senquête 2013. Rapport 1:

Bilthoven: RIVM/Trimbosinstituut.

Gezondheid en Welzijn. WIV-ISP, Brussel, 2014

Mrazek, PJ & Haggerty, RJ (Eds) (1994). Reducing risks for

Whittington J & Huppert F (1996). Changes in the prevalence of

mental disorders: Frontiers for preventive intervention research.

psychiatric disorder in a community are related to changes in the

Washington D.C: National Academy Press.

mean level of psychiatric symptoms. Psychological Medicine, 26,

Herrman H, Saxena S & Moodie R (Eds) (2005). Promoting Mental Health: concepts, emerging evidence, practice. Report of

1253-1260.

the World Health Organization in collaboration with the Victorian

Nutbeam D (1986). Health Promotion Glossary. Health Promotion,

Health Promotion Foundation and the University of Melbourne.

1, 113-127.

Geneva: World Health Organisation.

WHO (1986). Ottawa Charter for Health Promotion. Geneva: World Health Organisation.

Open Minds. Duurzaam innoveren voor meer geestelijke gezondHuppert F (2005). Positive mental health in individuals and popu-

heid. Van visie naar actie. Zorgnet-Icuro, Brussel: 2016

lations. In: Huppert F, Bayliss N & Keverne B (eds). The science of well-being. Oxford: Oxford Universtity Press.

WHO (2002). Prevention and Promotion in Mental Health. Geneva: World Health Organisation.

Preamble to the Constitution of the World Health Organization as adopted by the International Health Conference, New York, 19-22

WHO (2004). Prevention of mental disorders – effective inter-

Keyes CLM (2002). The mental health continuum: from lan-

June, 1946; signed on 22 July 1946 by the representatives of 61

ventions and policy options summary report. Report of the World

guishing to flourishing in life. Journal of Health and Behaviour

States (Official Records of the World Health Organization, no. 2,

Health Organisation, Department of Mental Health and Substance

Research, 43, 207-222.

p. 100) and entered into force on 7 April 1948

Abuse in collaboration with the Prevention Research Centre of the

Keyes CLM (2005). Promoting and protecting mental health as

Universities of Nijmegen and Maastricht. Geneva: World Health

flourishing: A complementary strategy for improving national men-

Rose G (1992). The Strategy of Preventive Medicine. Oxford:

tal health. American Psychologist, 662, 95-108.

Oxford University Press.

Kovess-Masfety, V, Murray, M & Gureje, O (2005). Evolution in our

Saxena S, Jané-Llopis E & Hosman C (2006). Prevention of mental

understanding of positive mental health. In: Herrman H, Saxena S

and behavioural disorders: implications for policy and practice. World

& Moodie R (Eds). Promoting Mental Health: concepts, emerging

Psychiatry, 5, 5-14.

evidence, practice. Report of the World Health Organization in

Organisation.


Geestelijke gezondheidspromotie

Samen aan de geestelijke gezondheidspromotie!

Door functie 1 uit artikel 107 krijgen de GGZnetwerken de opdracht om universele, selectieve en geïndiceerde preventie gestalte te geven. In Limburg wordt de opdracht gesplitst in 1A en 1B. Functie 1A omvat universele preventie en beeldvorming geestelijke gezondheid. Voor een periode van drie jaar geeft de Provincie Limburg impulsfinanciering. Op vraag van de netwerken Reling en Noolim nam SPIL deze taak op zich. Universele preventie is van iedereen en iedereen heeft hier een opdracht; vakbonden, CLB, Bijzondere Jeugdzorg, OCMW, buurtgezondheidscentra, arbeidsgeneeskundige diensten, mutualiteiten, huisartsen, LOGO, lokale besturen, werkgevers, huisartsen, welzijn, onderwijs, geestelijke gezondheidszorg, ervaringsdeskundigen, ….. Om te streven naar transparantie en afstemming, om leemten en hiaten op te sporen, om samenwerkingsverbanden op te zetten en om evidence - based projecten te initiëren werd met 25 organisaties het Limburgs Preventieplatform Geestelijke Gezondheidspreventie geïnstalleerd. De voorbije jaren werden concrete initiatieven uitgerold. Studiedag “Preventie GG rond de tafel” Het startschot werd gegeven op de studiedag “ Preventie GG rond de tafel”, met een lezing van Prof. P. Bracke omtrent geestelijke gezondheidszorg en stigmatisering. Dit was de aanzet tot debat in een Wereld Café, waar de 100 deelnemers met elkaar kennis konden maken en van gedachten wisselen omtrent preventie, overleg en beeldvorming. Inspiratielijst In samenwerking met LOGO Limburg werd een inspiratielijst voor beeldvormingsacties gekoppeld aan het format Gezonde Gemeente, de basis van de huidige inspiratielijst “Samen Veerkrachtig”. Op de vorige oproep reageerden zeventig voorzieningen, gaande van scholen tot ziekenhuizen en bibliotheken. Het ontwerpen en verspreiden van stressballen, placemats, balpennen en vensterstickers gaf zichtbaarheid én kleur aan de actie.

Stigma, de stempel die niemand wil Studenten psychiatrische verpleegkunde UCLL koppelden aan hun bachelorproef een aantal activiteiten rond beeldvorming en stigmatisering. Op basis van de drie evidence - based methodieken (informatie, ontmoeting en protest) werd een sensibiliserings - en vormingsactie opgezet voor studenten en een sociaal verhuurkantoor, een anti-stigmatiseringsfilm werd vertoond in de Euroscoop én er was een uitzending op TVL! Dit alles in samenwerking en overleg met ervaringsdeskundigen. Daarenboven met aandacht én signalering van stigmatiserende uitspraken door medestudenten, leerkrachten, dokters, verpleegkundigen, …. Psychische kwetsbaarheid op straat Studenten Ergo PXL gingen de straat op met wijkinspecteurs en de stationspolitie met de bedoeling om na te gaan hoe de politie geconfronteerd wordt met mensen met een psychische kwetsbaarheid en hoe zij hierop reageren. De voornaamste bevindingen zijn dat mensen met een psychische kwetsbaarheid zorgen voor een gevoel van overlast, dat de politie nood heeft aan informatie over GGZ én dat overleg en samenwerking met de GGZ en welzijn zich opdringt. A wake up call Het Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp (IROJ), het Limburgs Platform Jeugdhulp (LPJ) en Jongeren- en ouderparticipatie (JopLim) wil inzetten op geestelijke gezondheidsbevordering. In samenwerking met LOGO Limburg en het Provinciaal Educatief Centrum wordt dit najaar in 8 Limburgse voorzieningen bijzondere jeugdzorg een vorming opgezet voor opvoeders rond het welbevinden van jongeren. Deze vorming gaat door onder het motto “A wake up call”. De voornaamste insteek is om stil te staan bij “wat” men doet en “hoe” men het doet en daarbij tips en educatief materiaal mee te geven. Welzijn op Voorschrift ‘Welzijn op Recept’ werd ontwikkeld in Nederland. De methodiek ondersteunt mensen met klachten waar op dat moment geen medische of

9

Marjet Vanderstraeten Stafmedewerker SPIL coördinator Functie 1 - artikel 107

psychologische interventie nodig is. Het gaat om vage klachten van somberheid, moeheid, eenzaam zijn …. De huisarts of een andere zorgverlener verwijst personen met dergelijke klachten naar een ‘welzijnscoach’ die op zoek gaat naar een ‘welzijnsarrangement’. Deze arrangementen bestaan uit activiteiten die het welbevinden van mensen verhogen; positief denken, contact met anderen, een gezonde leefstijl, jezelf ontwikkelen, zingeving, bewust leven en genieten. Uit onderzoek blijkt immers dat, als mensen gestimuleerd worden in hun veerkracht, dit een goede buffer vormt tegen psychische klachten en dat deze klachten verdwijnen. Preventie puur sang! Het Nederlandse concept werd “vertaald” en de term recept werd vervangen door voorschrift. In samenwerking met het OCMW van Peer, Genk en Bilzen loopt het project tot eind 2016. Op basis van de effect- en procesevaluatie kijken we reikhalzend uit naar het resultaat! Tijdens de 3 werkingsjaren slaagden we erin om universele preventie en beeldvorming geestelijke gezondheid in Limburg op de kaart te zetten. Een van de aanbevelingen die we willen aanhalen is dat het Limburgs Preventieplatform Geestelijke Gezondheid kan blijven bestaan. Het is van belang dat de structuur, de samengebundelde kracht om initiatieven te nemen, de geleverde inspanningen, de continuïteit en de verankering in de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg bewaakt en bewaard blijft. Passend binnen de Vlaamse principes en doelstellingen van gezondheidspromotie, is het provinciale niveau uitermate geschikt voor de coördinatie van universele preventie en beeldvorming. Op deze manier is populatiegerichte preventie zinvol én succesvol. Deskundige inhoudelijke ondersteuning en afstemming van lokale initiatieven versterken een kwalitatieve implementatie op het terrein. Voor meer informatie: marjet.vanderstraeten@limburg.be


10 Gewoon Bijzonder Gewoon

Zijn we niet allemaal Gewoon bijzonder Gewoon!?

zekere manier psychisch kwetsbaar. Vlaanderen heeft één van de hoogste zelfmoordcijfers van Europa. Het gaat dus echt niet zo goed met onze geestelijke gezondheid. Dit stellen we dagelijks binnen Asster vast. Tijd om open te zijn over geestelijke gezondheid! Het taboe over onze geestelijke gezondheid is groot. We praten er zelf ook liever niet over, zeker niet als we het er moeilijk mee hebben. Bijna 60% van wie geestelijke problemen heeft, zoekt daarvoor geen of veel te laat hulp. Nochtans, des te sneller we elkaar helpen, des te beter en des te sneller het herstel. Met de boodschap ‘Wei gi het? Het hoeft niet altijd ‘ieste klas’ te zijn...” hebben we al een eerste keer de ogen willen openen. De komst van Hare Majesteit de Koningin op 18 maart 2016 betekende het officiële startschot van de campagne ‘175 jaar GGZ SintTruiden’. Asster slaat, naar aanleiding van het 175 jarig bestaan van ‘Sancta Maria’ evenals de oprichting van ‘Ziekeren’ 150 jaar geleden, samen met de andere GGZ-organisaties van Sint-Truiden en de Stad Sint-Truiden de handen in elkaar. Doelstelling is om in 2016 geestelijke gezondheid effectief onder de aandacht van iedereen te brengen. Geestelijke gezondheidsbevordering, zoals gekaderd binnen het artikel ‘Geestelijke gezondheidsbevordering, ook in de zorg!?’, vormt hierbij het uitgangspunt. De Truienaar mag zich verwachten aan een reeks activiteiten, initiatieven, … die ons doen nadenken over hoe het nu eigenlijk met ons gaat: Wat is het om psychisch ziek te zijn? Hoe kan je zelf werken aan je geestelijke gezondheid of bijdragen aan een geestelijk gezonder Sint-Truiden? Deze acties doen ons hopelijk inzien dat we - met of zonder geestelijk probleem - samen “gewoon bijzonder gewoon” zijn. Psychische problemen komen veel meer voor dan we denken! We vergeten vaak dat eén op vier mensen tijdens zijn leven te maken krijgt met een psychisch gezondheidsprobleem. Eigenlijk is iedereen op een

Een positief beeld over mensen met een psychiatrisch probleem? Er waait een nieuwe wind binnen de geestelijke gezondheidszorg. Het is de bedoeling om mensen met een psychisch probleem zo veel mogelijk op te vangen in onze maatschappij. Toch worden mensen met geestelijke gezondheidsproblemen vaak afgewezen of geconfronteerd met negatieve vooroordelen, zoals lui, raar, bizar, gevaarlijk, .... We merken in de dagelijkse praktijk vaak genoeg dat deuren vaker toe blijven voor hen die het emotioneel en psychisch moeilijk hebben. Het is uitermate belangrijk dat we met zijn allen inzien dat we allemaal, of we nu een psychische kwetsbaarheid hebben of niet, samen “gewoon bijzonder gewoon” zijn. Dit is de centrale boodschap die we in 2016 willen uitdragen vanuit Asster. 175 jaar GGZ Sint-Truiden en ‘Gewoon Bijzonder Gewoon’? Naar aanleiding van 175 jaar GGZ Sint-Truiden, onder het moto van ‘Gewoon Bijzonder Gewoon’, zijn er in loop van 2016 meer dan 40 acties uitgewerkt om de geestelijke gezondheid van de Truienaren, maar evenzeer de medewerkers van Asster, te versterken en de negatieve beeldvorming te doorbreken. De acties zijn gebaseerd op bestaande wetenschappelijke studies m.b.t. preventie van geestelijke gezondheidsproblemen

Bert Plessers Stafmedewerker directie Asster

en promotie van geestelijke gezondheid. Er werd nauw samengewerkt en afgestemd met de Logo’s en met Functie 1A. Bestaande campagnes rond geestelijke gezondheid zoals o.a. “Fit in je hoofd?” en NOK-NOK worden meegenomen. Iedere actie is expliciet gelinkt aan één van de tips van Fit in je hoofd. Iedere maand verschijnt o.a. in het infoblad van de Stad Sint-Truiden een situering van de bijhorende tip, bv. ‘vind jezelf oké’, evenals een toelichting van de bijhorende acties. In het kader van deze tip zochten we bv. mensen om mee te vechten tegen het taboe rond geestelijke gezondheid. We lanceerden een oproep naar mensen die mee willen werken aan een de-stigmatiserende kortfilm naar analogie met: www.youtube.com/user/GGZFriesland?gl=BE. Naast de realisatie van deze kortfilm zullen we meedoen aan de Stappenclash, de monumentenrun door Asster laten lopen, gerenommeerde sprekers zoals prof. Dr. Adriaenssens uitnodigen om te spreken over geestelijke gezondheid, een quiz rond geestelijke gezondheid organiseren voor leerlingen van de tweede graad, een tentoonstelling op poten zetten rond ‘psychiatrie en samenleving’, een boek uitgeven met tip over geestelijke gezondheid, een bijzonder Gala mee organiseren, … Het is ons streven om effectief aan de slag te gaan met onze geestelijke gezondheid, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en goede praktijken. Meer informatie kan je terugvinden op www.bijzondergewoon.be.


Eerstelijns preventie 11

Preventie geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn

1 op 4 mensen krijgt in zijn leven te maken met min of meer ernstige psychische problemen. Als je bedenkt dat psychische problemen ook een effect hebben op de omgeving is het aantal mensen dat in contact komt met ernstige psychische problemen nog veel hoger. Bij 20 % van de consultaties bij de huisarts worden psychische problemen vastgesteld. 27 % van het ziekteverzuim boven de 15 dagen kent een psychische oorzaak. De levensduur van psychiatrische patiënten ligt gemiddeld 15 jaar lager, het verband tussen socio-economische status en psychische problemen is duidelijk; personen die beroep doen op een OCMW vertonen een hoger percentage psychische problemen, 3 zelfmoorden per dag in België… Met deze cijfers lijkt het me niet nodig verder te argumenteren waarom geestelijke gezondheid zo belangrijk is. Wat wil eigenlijk zeggen geestelijk gezond, er zijn vele definities, hier een poging: mensen zijn geestelijk gezond wanneer ze kunnen omgaan met problemen en ziekten die deel uitmaken van een normaal leven en daarbij persoonlijk en maatschappelijk engagement tonen. De WHO definieert geestelijke gezondheid als volgt: a state of well-being in which the individual realizes his or her own abilities, can cope with the normal stresses of life, can work productively and fruitfully and is able to make a contribution to his or her community. Deze brede definitie bevat 3 centrale concepten, het individueel welbevinden, het effectief functioneren van het individu en het effectief functioneren in de maatschappij. Preventie geestelijke gezondheidzorg is een bevoegdheid van de Vlaamse gemeenschap en het is positief dat het beleid toch meer aandacht hiervoor krijgt. Trouwens het feit dat preventie psychische stoornissen kan voorkomen is ondertussen ook wetenschappelijk onderbouwd. De overheid heeft hier reeds een aantal initiatieven genomen zoals suïcidepreventie, fit in je hoofd… maar er is nog een lange weg te gaan. Meer mensen willen psychische hulp, en dit heeft met meerdere factoren te maken, psychische

problemen worden meer bespreekbaar door allerlei campagnes zoals Te Gek, TV programma’s… Ook kent onze samenleving een toenemende individualisering en het verminderen van sociale en familiale contacten. Toch tonen cijfers aan dat slechts 33 % van personen met psychische problemen effectief hulp zoekt, we kunnen dus wel echt spreken van onderbehandeling. Preventie in de eerste lijn zal moeten resulteren in betere detectie van psychische problemen, hiervoor zijn wij als huisartsen vragende partij naar professionele ondersteuning. CLB, CAW en OCMW hebben in vroegdetectie zeker ook hun plaats. Ik denk hier onder meer aan alcohol en drug gebruik bij jongeren. Vaak is het nog zo dat doorverwijzing naar centra geestelijke gezondheidszorg een probleem vormt omwille van de wachtlijsten. Omwille van de kost zijn privé psychologen enkel haalbaar voor diegenen die het kunnen betalen. Lopende projecten met laagdrempelige eerstelijnspsychologen zijn hier misschien een oplossing. ( denk aan mensen in armoede waar het voorkomen van psychische stoornissen veel hoger ligt) Door de vermaatschappelijking van de zorg werden de mobiele psychiatrische equipes opgericht en dit heeft een grote meerwaarde in de eerste lijn. Het succes van de mobiele teams houdt ook hier het gevaar in van wachtlijsten. In de hele gezondheidszorg dringt een stijgende professionalisering, evidence-based zich op. Er zal nog verder moeten geïnvesteerd worden in deskundigheidsbevordering van de eerste lijn. Ook overleg rond de patiënt is belangrijk omdat een behandeling op maat gewenst wordt. En overleg vraagt tijd en geld. Het geheel van preventie kan ook niet los gezien worden van de bredere context, het onderwijs, de werkvloer, de overheid, vrijwilligers… Ik geef hier graag enkele voorbeelden van initiatieven die de geestelijke gezondheid zeker ten goede komen. De VDAB voorziet loopbaanbegeleiding, een professionele coaching die u naar je droomjob moet leiden, wellicht eerder bedoeld om mensen langer aan het werk te kunnen houden,

Dr. Rita Hermans Huisarts Lid Raad van Bestuur Asster

zeker ook niet slecht voor de geestelijke gezondheid. ( de VDAB voorziet cheques waardoor de coaching heel laagdrempelig is). Een mooi initiatief zag ik in een woonzorgcentrum waar een klasje lager onderwijs een bezoek bracht aan de bejaarden, ervoor dansten en in gesprek geraakten. Ik dacht toen dit is ook geestelijke gezondheid. Indien we als samenleving geestelijke gezondheid belangrijk vinden dan zullen er ook wat middelen tegenover moeten staan , in 2010 bedroeg het GGZ budget van het totale gezondheidsbudget slechts 6% en voor preventie is het aandeel slechts 0,06 % van het totale gezondheidsbudget.


12 Preventie depressie

Kris Martens is klinisch psycholoog en gedragstherapeut in opleiding. Momenteel doet hij een doctoraatsonderzoek binnen het centrum voor leerpsychologie en experimentele psychopathologie. KU Leuven

Geheugentraining ter preventie (& behandeling) van depressie

Sinds begin 2015 loopt er in samenwerking met KU Leuven een geheugenspecificiteitstraining ter preventie en als aanvullende behandeling van depressie op de Lier, cluster Algemene Psychiatrie. Veelvuldig onderzoek toont immers aan dat personen met een depressie veel moeilijker dan een controlegroep, gedetailleerde herinneringen kunnen ophalen uit hun eigen leven (Williams et al., 2007). Het doctoraat dat de zorgmanager van de Lier, Hanne Schoofs, aflegde voordat ze aan de slag ging in Asster handelde onder andere over de werking van deze geheugenspecificiteitstraining (GeST). Het huidige onderzoek naar de werking en implementatie van GeST wordt uitgevoerd door Kris Martens (KU Leuven), ex-medewerker van Asster, onder supervisie van prof. dr. Filip Raes. Wat is een overalgemeen autobiografisch geheugen Wanneer er gevraagd wordt naar een specifieke herinnering bij het woord ‘abdij’ kan men dit antwoord geven: ‘Die keer een aantal jaren geleden dat ik in de Abdij van Herkenrode was voor een personeelsfeest. Er was lekker eten in kleine bordjes, een optreden van een bandje, en we hebben tot laat gedanst.’ Dit is een specifieke herinnering. Het handelt over iets dat éénmaal is gebeurd en niet langer dan een dag heeft geduurd. Sommige mensen zijn echter niet zo goed in het ophalen van dit soort specifieke herinneringen en kunnen, wanneer er gevraagd wordt naar een specifieke herinnering slechts iets algemeen antwoorden zoals: ‘Ik ben al vaak naar feesten geweest in de abdij van Herkenrode.’ Wanneer men vaker er niet in slaagt om specifieke herinneringen op te halen, spreekt men van een overalgemeen autobiografisch geheugen. Dit fenomeen wordt sinds de jaren 80 onderzocht en beschouwd als een consistente bevinding bij

personen met depressieve klachten (voor een overzichtsartikel, zie Williams et al., 2007). Het hebben van een overalgemeen autobiografisch geheugen wordt zelfs beschouwd als een kwetsbaarheidsfactor voor depressie: het voorspelt een slechter verloop en een trager herstel van depressie (Sumner, Griffith, & Mineka, 2010). Er zijn ook aanwijzingen dat dit fenomeen verder aanwezig blijft na het herstel van depressie (Mackinger, Pachinger, Leibetseder, & Fartacek, 2000). Wat is de Geheugenspecificiteitstraining (GeST)? Het idee voor de training is eenvoudig: kan men deze kwetsbaarheidsfactor ombuigen in een beschermende factor door ze te remediëren? De training verloopt in groep, waarbij de eerste sessie gericht is op psycho-educatie over geheugenproblemen bij depressie. Vervolgens gaan deelnemers aan de slag met twee soorten oefeningen die steeds uitdagender worden. Enerzijds zijn er de oefeningen gelijkaardig aan de hierboven beschreven test-vraag: een specifieke herinnering ophalen aan de hand van een woord. Het verschil is echter dat men deelnemers motiveert om extra details op te halen. ‘Waar gebeurde het? Wanneer? Wie was er nog bij? Wat kon je zien, horen, ruiken, proeven?’, etc. De tweede soort oefening daagt de deelnemers uit een specifieke gebeurtenis van de dag zelf op te roepen. Deelnemers worden tijdens de sessie steeds gestimuleerd om elkaar te helpen om specifieker te worden en meer details op te halen. Tussen de sessies is het belangrijk dat deelnemers oefeningen maken. Het laatste onderdeel van de training is psycho-educatie over en oefenen in het zichzelf betrappen op overalgemeen denken, en dit dan ombuigen naar een specifiekere herinnering. Waarom zou de training effect hebben op depressieve klachten en de preventie ervan? Correlationeel onderzoek geeft aan dat wanneer iemand minder goed is in het ophalen van specifieke herinneringen, hij/zij kwetsbaarder is voor het krijgen van een depressie en herval na een depressie. Meerdere factoren spelen hier een rol in. Ten eerste is het bekend dat depressieve

Hanne Schoofs Zorgmanager De Lier Asster

patiënten en mensen die minder goed zijn in het ophalen van specifieke herinneringen ook meer rumineren. Rumineren betekent letterlijk herkauwen. Het is eigenlijk een overalgemene manier van piekeren over eigen klachten. ‘Waarom voel ik me toch altijd zo slecht?’ is een voorbeeld van zo’n gedachte. Wanneer men deze denkstijl toepast op de toekomst (‘het gaat nooit goed komen’) en minder concrete toekomstscenario’s kan schetsen, is het al snel duidelijk dat deze personen kwetsbaarder zijn voor gevoelens van wanhoop. Een belangrijke andere factor is dat specifieke scenario’s kunnen doorlopen, een belangrijk onderdeel is van probleemoplossend denken. Hier minder goed in zijn, brengt de persoon vaker terecht in moeilijke sociale situaties. Ook dat is op zijn beurt weer een risicofactor voor depressie. Een laatste factor is dat overalgemeen denken ons minder blootstelt aan moeilijke herinneringen want we herinneren ons dan niet de details van die herinnering. Uiteraard is dit op korte termijn een handig effect van die denkstijl: de persoon wordt minder geconfronteerd met pijnlijke gevoelens. Het nadeel echter is dat de herinneringen met bijhorende pijnlijke gevoelens niet goed ‘verwerkt’ geraken. Op langere termijn blijven die pijnlijke herinneringen op die manier een negatieve impact hebben op de stemming van de persoon omdat ze onvoldoende verwerkt worden en de persoon kunnen blijven overspoelen. Met de training proberen we al deze factoren te verbeteren door de onderliggende denkstijl te remediëren. Werkt de training? Resultaten van pilootstudies zijn bemoedigend (Dalgleish et al., 2014; Raes, Williams, & Hermans, 2009): het trainen heeft niet enkel als gevolg dat de deelnemers verbeteren in geheugenspecificiteit, maar heeft ook een positieve impact op depressieve klachten. Momenteel loopt er een gerandomiseerd klinisch onderzoek (RCT) in Cambridge (Dalgleish et al., 2014), dewelke als belangrijk beschouwd wordt voor de mate waarin deze geheugentraining als evidence-based beschouwd kan worden.


Geheugentraining 13

Lucas Moons - Dialoog

Wat is het onderzoek dat in Asster plaatsvindt? In afwachting van deze onderzoeken is het doctoraatsonderzoek van Kris Martens gericht op het verder onderzoeken van de werkbaarheid van de geheugentraining, maar ook het vertalen van de training naar klinische settings. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat wat werkt in onderzoek, vaak niet overeind blijft wanneer het gestart wordt in klinische settings zoals een psychiatrisch ziekenhuis. Hier zijn tal van factoren voor gekend, maar een ervan is alvast dat onderzoeken te weinig rekening houden met de klinische realiteit. Deze brug tussen onderzoek en kliniek heeft geleid tot een heel nieuw onderzoeksdomein: disseminatie en implementatie-onderzoek. Toegepast op GeST betekent dat dat we door de training in klinische settings zelf te geven wilden zien wat er nodig was om, zonder het werkbare mechanisme uit het oog te verliezen, de training te kunnen geven. We kijken dus niet enkel of de training eenzelfde effect heeft, maar ook naar factoren zoals: vinden deelnemers het leuk? Is het niet te moeilijk? Wat heeft een team nodig om deze training te kunnen geven? Geven trainers de training zoals bedoeld?

verloop van patiënten op een psychiatrische afdeling is dit een meer gepaste vorm. Ook hebben we door onder andere deze ervaring in Asster, een train-de-trainer-model kunnen ontwikkelen, deze wordt momenteel onderzocht in andere settings.

Referenties: Dalgleish, T., Bevan, A., McKinnon, A., Breakwell, L., Mueller, V., Chadwick, I., … Werner-Seidler, A. (2014). A comparison of MEmory Specificity Training (MEST) to education and support (ES) in the treatment of recurrent depression: study protocol for a cluster randomised controlled trial. Trials, 15, 293. doi:10.1186/1745-6215-15-293

Wat is de volgende stap in onderzoek? Naast de groepsvariant hopen we het werkbare mechanisme uit de training ook te kunnen benutten door een online training. Voor dit onderzoek zijn we nog steeds op zoek naar deelnemers. Personen met huidige depressieve klachten of depressies in het verleden die zich herkennen in het moeilijk kunnen ophalen van specifieke herinneringen, mogen contact opnemen met Kris via kris.martens@kuleuven.be of 0486/911758.

Mackinger, H. F., Pachinger, M. M., Leibetseder, M. M., & Fartacek, R. R. (2000). Autobiographical memories in women remitted from major depression. Journal of Abnormal Psychology, 109, 331–334. doi:10.1037//0021-843X.109.2.331

Raes, F., Williams, J. M. G., & Hermans, D. (2009). Reducing cognitive vulnerability to depression: a preliminary investigation of MEmory Specificity Training (MEST) in inpatients with depressive symptomatology. Journal of Behavior Therapy and

Experimental

Psychiatry,

40,

24–38.

doi:10.1016/j.

jbtep.2008.03.001

Sumner, J. a, Griffith, J. W., & Mineka, S. (2010). Overgeneral autobiographical memory as a predictor of the course of depression: a meta-analysis. Behaviour Research and Therapy, 48, 614–25.

Williams, J. M. G., Barnhofer, T., Crane, C., Herman, D., Raes, F., Watkins, E., & Dalgleish, T. (2007). Autobiographical memory

Concreet heeft dit geleid naar een nieuwe variant van de training: een open versie waarbij deelnemers elke sessie kunnen instappen. Gezien het

specificity and emotional disorder. Psychological Bulletin, 133, 122–48.


14 Preventie alcohol- en drugsproblemen

Kim Daniëls Zorgmanager Libra Asster

Preventie van alcohol- en andere drugproblemen

Verslaving aan alcohol en drugs heeft maatschappelijke consequenties. Overmatig middelengebruik hangt samen met een slechtere gezondheid, agressie, geweld, schooluitval en ziekteverzuim (World Health Organisation, 2011). De maatschappelijke kosten, hiermee gepaard gaande, liggen op verschillende terreinen, zoals de algemene gezondheidszorg, de verslavingszorg, arbeid, misdrijven en overtredingen… De problemen als gevolg van middelengebruik zijn erg complex en verscheiden. Willen we problemen, die gepaard gaan met middelengebruik, voorkomen, dan moet er rekening gehouden worden met tal van factoren. De preventie van verslaving houdt in dat zowel het individu als de samenleving leert omgaan met alcohol en andere drugs. Preventie is een boeiend, maar niet onbesproken verhaal dat vanaf midden tachtiger jaren ook in Vlaanderen ingebed werd in de TAD-werking (tabak-alcohol-drugs) van de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg en tevens gefinancierd werd door de Vlaamse Overheid. Tot dan kenmerkte preventie van drugs zich vaak als een geheel van goedbedoelde, maar zeker niet altijd doeltreffende, interventies met als doel de beginleeftijd van gebruikers uit te stellen, gezond gedrag te promoten en ongezond gedrag zo vroeg mogelijk te herkennen. Eén van de grootste uitdagingen voor de verslavingszorg in Vlaanderen bestond er namelijk in, een kwaliteitsvol preventie-, behandelingsen ‘harmreduction’-beleid te ontwikkelen en vervolgens te consolideren. Dit vereiste creatieve en innovatieve oplossingen. Een goed preventiebeleid impliceert immers dat de nodige middelen voor handen zijn én dat elke partner van

Carlo Baeten Coördinator Preventieteam CAD Limburg

het netwerk zijn deel van de taken wil en kan uitvoeren. Vandaag is preventie van verslaving een wetenschappelijk onderbouwde discipline die de vraag naar evaluatie en resultaten niet meer uit de weg moet gaan. Onder andere het EMCCA (Europees Monitoring Centrum voor Alcohol en andere Drugs in Lissabon) beschrijft richtlijnen voor evidence-based preventie. Het recente project “COMIQS. BE” focuste op het bepalen van eenduidige standaarden en het creëren van een universele taal voor de globale kwaliteit van de dienstverlening in de verslavingszorg. Deze consensus werd bekomen door kwaliteitscriteria voor te leggen aan een groep experts, waarbij geregistreerd werd in welke mate de expert een kwaliteitsindicator al dan niet aanvaardde. Daarnaast werken professionals uit 5 provincies, gecoördineerd door de VAD (Vereniging voor Alcoholen andere Drugproblemen), momenteel best practices uit o.b.v. de gegevens uit de COMIQS-studie. Naast de verwetenschappelijking van het vak “preventie” erkennen ook tal van andere actoren het belang ervan. Verschillende sectoren, zoals onderwijs, welzijn en jeugdwerk, hebben aandacht voor drugpreventie. Meer nog, in vele van deze sectoren maakt het deel uit van hun kwaliteitsvolle service. Daarenboven hebben volgehouden inspanningen er voor gezorgd dat het middelengebruik bijvoorbeeld bij jongeren (12-18 jaar ) in de laatste decennia sterk afgenomen is. Dit in tegenstelling tot de perceptie van de maatschappij. Door de toegenomen media-aandacht voor excessen, verdwijnt deze positieve wending naar de achtergrond. Onderstaande figuren illustreren deze trend (cijfers Figuur3:

Figuur 1: Evolutie in gebruik van alcohol van 2004 – 2015 (VAD)

Figuur2: Evolutie in gebruik van cannabis 2004 – 2015 (VAD)

Evolutie in gebruik van andere illegale drugs 2004 – 2015 (VAD) van syntheserapport VAD-leerlingenbevraging 2014 – 2015). Om tegemoet te komen aan de verwetenschappelijking en professionalisering van het thema worden steeds nieuwe methoden gebruikt. Om de juiste doelgroep op de juiste manier te bereiken wordt steeds op zoek gegaan naar nieuwe communicatiekanalen.


Preventie alcohol- en drugsproblemen 15

Lieve Devriendt - Afscheid

Sociale media wint steeds meer terrein binnen het preventiewerk en er wordt op zoek gegaan naar nieuwe manieren om de doelgroep zo goed mogelijk te begeleiden. Zo participeerde het Limburgse CAD (Centrum voor Alcohol- en andere Drugproblemen) aan een Europees project, “Click for Support”, waarin kwaliteitsrichtlijnen voor web-based-interventies werden vastgelegd. Hieruit werden gloednieuwe apps ontwikkeld voor andere hogeschoolstudenten en mensen uit de sportsectoren. Eerstdaags zullen deze voor het grote publiek gepresenteerd worden. Preventie behelst uiteraard niet enkel voorkomen van middelengebruik. Het gaat evenzeer om het vroegtijdig aanpakken van gesignaleerd probleemgedrag. Hoe sneller problemen worden opgemerkt en aangepakt, hoe groter de kans op een gedragsverandering. In het kader van deze vroeginterventie worden bijzondere groepssessies voor jongeren georganiseerd. Hiervoor werd een groot online aanbod (alcoholhulp.be, gokhulp.be, drughulp.be en cannabishulp.be) uitgewerkt. Tevens kaderend binnen vroeginterventie werd, voor huisartsen, de vernieuwde me-ASSIST beschikbaar gesteld. Huisartsen zijn namelijk een spil in de preventie en behandeling van verslaving. Zij zien regelmatig mensen met een verhoogd risico op problemen met tabak, alcohol of het gebruik van andere legale of illegale

middelen. Dit thema bespreken is echter geen evidentie. Om hieraan tegemoet te komen werd de web-toepassing me-ASSIST ontwikkeld. Dit is een elektronisch screeningsinstrument dat het risico van alcohol-, tabak- en ander middelengebruik bij volwassenen meet. Met deze webapplicatie, die van op elke computer of tablet met internetconnectie geopend kan worden, kunnen huisartsen op een eenvoudige manier inschatten hoe problematisch het gebruik van hun patiënten is. Het instrument begeleidt de huisarts bij het stellen van de juiste vragen over middelengebruik, bij het interpreteren van en reageren op de antwoorden van de patiënt. Na deze risicotaxatie ondersteunt de me-ASSIST de huisarts zodat hij gepast kan reageren en de patiënt verder kan behandelen of doorverwijzen. Een verwijsdatabank helpt de juiste verwijzing te kiezen. Daarnaast zijn in het pakket patiëntenfolders, richtlijnen en wetenschappelijke informatie te vinden. Deze

toolbox wil het de huisarts zo makkelijk mogelijk maken door alle informatie over middelengebruik op één plaats samen te brengen en dat tijdens het consult en aangepast aan de patiënt. Zoals u in dit artikel kan lezen behelst preventie veel meer dan het uitdelen van folders en affiches. De dag van vandaag worden we blootgesteld aan tal van risico’s, zoals onder andere tabak-, alcohol- en druggebruik. Een antwoord vinden om deze risico’s zoveel mogelijk te blokkeren is soms niet evident. De wetenschap rond preventie is de laatste jaren met rasse schreden vooruit gegaan en heeft zijn nut reeds bewezen. Alle actoren, zowel de CGG’s, als de psychiatrische ziekenhuizen, OCMW’s, gemeentes,… dienen echter nog nauwer samen te werken aangaande deze problematiek. Preventie is namelijk een verhaal van ons allemaal.


16 Preventie psychose

Riet Van Dyck Klinisch Psycholoog CGG vggz

Vroegdetectie en preventie van psychose

Katrien Bonneu Klinisch (Neuro)Psycholoog Gedragstherapeut i.o. CGG litp

(of: ‘Waarom zijn die van VDIP altijd zo goedgezind??’)

‘De tijden dat de diagnose van een psychotische aandoening automatisch een doemscenario voor de rest van het leven met zich meebracht zijn voorbij. Het krijgen van een psychose betekent niet langer een definitief afscheid van toekomstplannen en van een normaal leven. Met name in de afgelopen vijftien jaar is er een geest van optimisme ontstaan.’ schrijven Wim Veling en collega’s in het Handboek Vroege Psychose. Dit optimisme vinden we ook terug bij Jim Van Os, hij lanceert “schizofreniebestaatniet.nl” en wenst deze geladen term af te schaffen. Wat is er aan de hand met de psychotische stoornissen? Vanwaar dat optimisme? En zijn de hulpverleners wel mee in deze nieuwe manier van denken over psychose? De laatste jaren worden meer en meer klassieke ideeën rond de psychotische stoornissen aangevreten. Allereerst tonen wetenschappelijke data aan dat de objectieve, afgelijnde en stabiele psychotische diagnosen (zoals schizofrenie) tekortschieten in het vatten van de grote variabiliteit binnen de populatie. Het gaat eerder om een spectrum waarbij een mix van psychotische symptomen (wanen, hallucinaties, problemen met aandacht en geheugen, depressie of manie) variëren in ernst, aantal en duur. Bovendien lijkt het erg moeilijk om het verloop van deze symptomen te voorspellen over de tijd. Het doembeeld van de verwoestende prognose verdient dus ook nuance. Tien tot vijftien procent van de populatie hoort wel eens stemmen. Jim Van Os telt de studies op en vindt herstel bij tachtig procent van de patiënten met de diagnose schizofrenie. Tot slot wordt het steeds duidelijker dat naast de medicamenteuze aanpak, psychotherapie niet mag ontbreken in de behandeling van psychotische stoornissen. Achtentachtig procent van het verschil tussen ‘gezonde stemmenhoorders’ en mensen met schizofrenie wordt verklaard door een goedaardigere interpretatie (bv. ‘Het is mijn

beschermende stem’ versus ‘Het is de duivel die me komt halen’). Psychotherapie kan zich richten op deze interpretatie door onder meer het aanbieden van psycho-educatie, normalisatie, exposure en cognitieve interventies. Zinvolle methodieken die, volgens Mark van der Gaag en zijn team, de spanningen die worden opgeroepen door de bijzondere ervaringen kunnen reduceren. Minder spanning bij de cliënt en dus minder kans op transitie naar een acute psychotische episode blijkt uit effectiviteitsonderzoeken.

Literatuur en bronnen: Handboek Vroege Psychose Veling Wim, Van Der Wal Marcel, Jansen Susan, Van Weeghel Jaap en Linszen Don (redactie)

CBT for those at risk of a first episode psychosis Van der Gaag Mark, Nieman Dorien en van den Berg David

De DSM-5 voorbij! Persoonlijke diagnostiek in een nieuwe GGZ Van Os Jim

Alphen, C. van, Ammeraal, M., Blanke, C., Boonstra, N.,

De sleutel achter dit succes? Vroeg beginnen! Jongeren in een “At Risk Mental State” (ARMS/ URH/prodromale fase) opsporen, hen informeren en leren om te gaan met de bijzondere percepties die zij ervaren. En dit betekent werk aan de winkel! Want veel hulpverleners zijn nog niet mee in het idee van vroegdetectie waardoor er belangrijke behandelopportuniteiten verloren gaan. Bovendien blijft het schadelijke taboe rond psychotische stoornissen hierdoor onderhouden. De VDIP teams (Vroege Detectie en Interventie bij Psychiatrische (Psychotische) stoornissen) zetten, naast hun werk met zorgmijdende jongvolwassenen, in op vroegdetectie. Hiervoor bieden zij informatie en vormingen aan met als doel het sensibiliseren van collega-hulpverleners (zie literatuur en bronnen!). Want hoewel er nog heel wat onderzoek dient te gebeuren en het debat nog lang gevoerd zal moeten worden, gaat VDIP volop voor dit optimistische verhaal. Een verhaal dat een boodschap van hoop uitdraagt en perspectief kan bieden – twee elementen die onmisbaar zijn in een hulpverleningstraject dat aangeboden wordt - aan jongvolwassenen.

Boumans, H. Bruggemans, R. et al. (2012). Multidisciplinaire richtlijn schizofrenie (2012). Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Utrecht: De Tijdstroom.

Daalman K, Boks MP, Diederen KM, et al. (2011). The same or different? A phenomenological comparison of auditory verbal hallucinations in healthy and psychotic individuals. Journal of Clinical Psychiatry 72: 320-325.

Schizofreniebestaatniet.nl

Psychosenet.nl

Gedachtenuitpluizen.nl (Boek met therapeutische technieken en vaardigheden gratis te downloaden van de site)

VDIP.be


Preventie bij kinderen op school 17

Katrijn Reumers Leerkracht Spika Asster

Welke zijn de preventie- en detectiemiddelen bij kinderen op school?

Waar moeten mensen op letten en wanneer is ingrijpen waarschijnlijk nodig? Je moet ervan uitgaan dat kinderen zich eerst en vooral goed moeten voelen in hun vel om op school te kunnen functioneren. Het welbevinden van elk kind moet goed geobserveerd worden. Wanneer er verandering in gedrag zichtbaar wordt in vergelijking met de periode voorheen bv. stemmingswisselingen, resultaatschommelingen, psychosomatische klachten, context-gebonden situaties, concentratieproblemen, ver doorgedreven fantasieverhalen… dienen deze signalen ‘au serieux’ genomen te worden en gecommuniceerd te worden binnen het schoolteam (zorgcoördinator, leerlingbegeleider, CLB…). Is er een preventieve houding bij kwetsbare kinderen? De maatschappij heeft een ideaalbeeld voor ogen van wat kinderen/jongeren moeten weten/kunnen of hoe ze zich moeten gedragen. Kwetsbare kinderen worden ook met dit voorbeeld vergeleken, maar niet elk(e) kind/jongere kan dit waarmaken, en krijgen dus weinig ruimte om hierin te verschillen. Wanneer de gestelde verwachtingen afgestemd worden op deze kwetsbare kinderen zullen deze ook al sneller succeservaringen opdoen door gebruik te maken van hun sterke kanten. Wanneer hier geen rekening mee gehouden wordt, is de kans groot dat zo de aanwezige cognitieve mogelijkheden onderdrukt worden. Zijn er algemene preventiemethoden voor alle kinderen? Algemeen: elk(e) kind/jongere heeft nood aan duidelijkheid, structuur en voorspelbaarheid. Rekening houden met de mogelijkheden van elk kind en leerstofaanbod afstemmen op het kind zelf. Geen algemene norm opleggen. Uitgaan van de sterktes van de kinderen om zo de persoonlijke beperkingen te compenseren. Durven afstappen van het strakke leerstof-gebonden curriculum, inhoud op maat aanbieden en naast het cognitieve, ook oog én oor hebben voor het sociaalemotionele. Als professional hebben we zeker de plicht om stappen te ondernemen wanneer er

Lieve Maris Leerkracht Spika Asster

bezorgdheden opgemerkt worden. Dit door aangepaste maatregelen in te zetten in samenspraak met school en CLB en indien nodig melding doen bij instanties die hulpverlening kunnen bieden.

Sally Eyckens Leerkracht Spika Asster


18

Gilberte Vandebrouck - Melancholie


19

Vliegen Danny - Onderweg naar thuis


20 Kopp

Kinderen van ouders met een psychiatrisch probleem hebben meer kans om zelf psychiatrische problemen te krijgen

Naar schatting kampen 225 000 mensen in Vlaanderen met psychiatrische problemen (bv. depressie, schizofrenie, persoonlijkheidsstoornis,…) en een nog grotere groep met een afhankelijkheidsprobleem (alcoholverslaving, drugsverslaving,…). Ambulant of residentieel krijgen de meeste van hen een aangepaste begeleiding en/of behandeling. Te weinig wordt er echter stilgestaan bij de familieleden achter deze mensen en de effecten van een psychische aandoening op hen. Vroegdetectie en preventie zijn cruciaal om te voorkomen dat kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP) of kinderen van ouders met een afhankelijkheidsprobleem (KOAP) zelf problemen op korte en lange termijn ontwikkelen. Uit onderzoek is immers gebleken dat psychiatrische problemen bij een van de ouders een ernstige belasting vormen voor de geestelijke gezondheid van de kinderen. KOPP/KOAP-kinderen hebben een groter risico op het ontwikkelen van emotionele en gedragsproblemen op korte termijn en een psychiatrische problematiek op lange termijn (Adriaenssens, 1997).

foto van musical ‘Kopp-ig kind’, basis-school Kameleon SLH Hasselt

Marc Geebels Vestigingshoofd DAGG-Maaseik KOPP OP!

Concreet betekent dit dat één derde van deze kinderen zelf een psychiatrische problematiek ontwikkelt, één derde krijgt problemen op allerhande levensgebieden (bijvoorbeeld relaties, zelfstandigheid,..) en één derde draagt weinig tot geen negatieve gevolgen met zich mee (Baan e.a., 1998).

verwerkingsproces waardoor verschillende gevoelens verwoord kunnen worden (Baetens & De Clerq, 1995). Wetenschappelijk onderzoek van Glaser (2001) wijst erop dat een actieve vroege interventie van hulpverleners veel effect heeft, met name als ze zich richt op een veilige hechting.

Een ander onderzoek duidt aan dat KOPPkinderen een kans hebben, die ruwweg 1,5 maal groter is om ooit in hun leven zelf een psychiatrische stoornis te krijgen, dan personen zonder zulke ouders (50% tegen 30 %). Van kinderen waarvan beide ouders een psychiatrische stoornis hebben gehad, krijgt 66 % ooit in hun leven een psychiatrische stoornis (Bool e.a., 2001). Het is belangrijk om op te merken dat KOPPkinderen niet noodzakelijk in hun jeugd een psychiatrisch probleem ontwikkelen, maar pas later in de volwassenheid. Eén van de meest terugkerende problemen is dat KOPP-kinderen meestal en met de beste bedoelingen in volledige onwetendheid worden gelaten, terwijl volwassen KOPP/KOAP-kinderen net aangeven hoe noodzakelijk informatie, praten en openheid is om problemen te kunnen verwerken en hoe zij als kind informatie en steun gemist hebben. Vanuit de hierboven aangehaalde prevalentie en inzichten uit wetenschappelijk onderzoek is preventief werken rond deze doelgroep van cruciaal belang. Preventie bestaat hier dan ook uit het beïnvloeden van de belangrijkste risicofactoren en het versterken van de beschermende factoren. Deze verantwoordelijkheid lijkt gedragen te moeten worden door jeugdhulpverleners, maar integendeel, de grootste taak is hier weggelegd bij de hulpverleners die met volwassenen patiënten/ ouders werken om deze “onzichtbare kinderen” te detecteren en onder de aandacht te brengen.

Daarnaast is het aangewezen om een integrale strategie te ontwikkelen waar hulpverlening zich op het hele gezin richt (Hilderink, 2001). Ouders met psychiatrische problemen blijken doorgaans bezorgd om hun kinderen en stellen het op prijs als naar het welzijn van hun kinderen wordt geïnformeerd, mits dit op een respectvolle manier gebeurt en in een sfeer van vertrouwelijkheid (Wernand e.a., 1996), en deze ouders blijven lang aanspreekbaar op gezond functioneren in hun rol als vader of moeder (Siegert, 2002).

Hulpverleners moeten op een geschikte wijze (leren) aftasten welke noden er leven bij KOPP/ KOAP-kinderen, zo goed mogelijk (leren) inschatten hoe en in welke periodes van het verwerkingsproces aan deze noden kan worden tegemoet gekomen. Goede contacten met hulpverleners hebben een gunstige invloed bij het

In 2010 publiceerde het project KOPP OP! dan weer een onderzoeksrapport waarin de effectiviteit werd aangetoond van gepaste preventieve interventie en gerichte vorming voor hulpverleners. De laatste jaren heeft er een hele omwenteling plaatsgevonden in het aanbod van de GGZ in Vlaanderen. De klemtoon wordt stelselmatig verlegd naar de vermaatschappelijking van zorg voor zowel de doelgroep volwassenen als kinderen en jongeren. Het hoeft geen betoog dat vanuit preventief standpunt, het thema KOPP een belangrijke plaats moet krijgen binnen de opgerichte netwerken die deze vermaatschappelijking gestalte moeten geven. Idealiter zou via deze netwerken een sector-overstijgende en geïntegreerde begeleidingsvorm kunnen ontstaan waarbij inhoudelijke samenwerking centraal staat, zodat (indien aangewezen) KOPP-kinderen zoveel mogelijk begeleiding op maat krijgen aangeboden. Op vlak van organisatie en diensten kunnen ook heel wat preventieve acties worden uitgerold. We denken hier aan: - het aanbieden van een infostand met KOPP/ KOAP-gerelateerde literatuur voor eigen personeel, patiënten, familie en bezoekers - een kindvriendelijke accommodatie en kindvriendelijk onthaal


Kopp 21

- stelselmatige aandacht voor de KOPP/KOAPthematiek in behandeling en begeleiding, zowel tijdens start, opvolging als bij ontslag - interne of externe vorming en navorming in het kader van deskundigheidsbevordering KOPP/KOAP-kinderen mogen niet gestigmatiseerd worden als de zoveelste klinische doelgroep. Het uitgangspunt moet zijn dat het gaat over gezonde kinderen van ouders met psychiatrische problemen. Ze hebben het fundamentele recht om ook vanuit preventief standpunt als “gewoon” bejegend te worden en het is dan ook de bijzondere verantwoordelijkheid van hulpverleners om hen niet langer in de kou te laten staan, maar wel op een respectvolle manier meer zichtbaar te maken.

foto van musical ‘Kopp-ig kind’, basis-school Kameleon SLH Hasselt

Bogdanow Judith - Blij


22 Kopp

‘Opvang en begeleiding van kinderen van ouders met een psychotische problematiek.’

Al een kwart eeuw investeert het cluster Orion (psychosezorg) actief in de opvang en begeleiding van de familie en steunfiguren van de patiënt. Om het team hierin te ondersteunen is er een werkgroep familiebegeleiding waaraan twee medewerkers van elke afdeling participeren. Deze werkgroep werkt bijscholingen uit omtrent gesprekken met het gezin, stimuleert de afdeling tot familie-minded denken en handelen en adviseert collega’s hoe gezinsondersteunende interventies kunnen worden geïmplementeerd. Ook worden er regelmatig info-avonden over psychose voor familieleden georganiseerd. De laatste drie jaren werd de focus gelegd op hoe kinderen opvangen en betrekken in het opnameverhaal van mama of papa. Voordien was hiervoor weinig aandacht. Enerzijds omdat tot een decennia geleden vooral mannelijke patiënten zonder kinderen werden opgenomen en anderzijds waren het onze eigen weerstanden en vooroordelen van ‘kinderen dienen best worden opgevangen buiten de psychiatrische context of kinderen, dat is voor kinderpsychologen‘ die maakten dat de opvang van kinderen ondermaats was. Het zijn de verhalen van patiënten zelf die ons overtuigd hebben om hierin een 180° switch te maken. Een allochtone man die jarenlang gestreden heeft voor zijn erkenning als vader maar omwille van zijn psychiatrische problematiek geen gehoor en erkenning kreeg en een jonge vrouw wiens grootste bekommernis was om ‘niet te worden zoals haar paranoïde psychotische moeder’. Een tweede bepalende factor was dat een screening uitmaakte dat er gemiddeld 25 tot 33 ouderafhankelijk, thuiswonende kinderen tussen enkele maanden en 21 jaar betrokken waren. In 2014 hebben al de leden van de werkgroep de KOPP-opleiding van het CGG team te Maaseik gevolgd. De cursus en bijkomend studie- en leesmateriaal werd tijdens intervisies besproken om andere collega’s te prikkelen. Nadien heeft de werkgroep een eigen bijscholing

opgezet die door alle medewerkers van de Orion afdelingen werd gevolgd. Op daaropvolgende overlegmomenten werd gebrainstormd hoe we de bezoekersruimte, het onthaal van families en de afdeling zelf kindvriendelijker kunnen worden ingekleed. Affiches en KOPP-folders werden voorzien. Ook werd de KOPP-werking ingebed in het klinisch zorgpad van patiënten. Al van bij het eerste contactmoment bij opname wordt bevraagd of er kinderen zijn en wordt bij de gezonde partner of familielid nagegaan waar ze verblijven, in welke toestand en hoe ze zelf al dan niet betrokken zijn in het opnameverhaal van hun ouder. Vervolgens wordt met de patiënt en diens omgeving nagegaan hoe we de kinderen kunnen opvangen en begeleiden. Steeds wordt de patiënt in zijn ouderrol erkend waarbij deze uitdrukkelijk toestemming geeft en mee het kader van de opvang uittekent. De familie referentiepersoon van de afdeling doet samen met de verpleegkundige persoonlijk begeleider van de patiënt de gesprekken met de kinderen, al dan niet samen met de patiënt en/of familielid (best de andere ouder). Bij het afsluiten van de gesprekken worden kindvriendelijke thema (leeftijdsgebonden) boekjes over psychose aangeboden aan de kinderen of jongeren. Tijdens de opname neemt de patiënt-ouder zelf deel aan 6 sessies gezin. De volgende thema’s komen aanbod: identificeren van het kind – erkennen en versterken van de ouderrol – hoe pedagogisch omgaan met kinderen – wat zijn leeftijdsgebonden rollen van kinderen – bespreken van continuïteit van zorg – emotioneel betrokken blijven tijdens de opname – omgaan met schuld- en schaamtegevoelens en stigmatisering – hoe onze kinderen informeren over de psychische gezondheidstoestand en psychiatrische problemen. Naar de toekomst toe wordt verwacht dat elk nieuw teamlid de bijscholing van KOPP volgt met bijhorende training in praktische communicatievaardigheden ‘in gesprek met het gezin’. Om de kinderen laagdrempelig te kunnen opvangen zouden we graag een huiselijk ingericht

Lut Vanelven, Klinisch psycholoog – psychotherapeut Orion Asster

bezoeklokaal ‘de sofa’ willen inrichten waarbij ouders en kinderen elkaar op een ‘natuurlijke’ manier herstellend kunnen ontmoeten. Een speeltuintje met ‘schommel’ hangt ook aan onze wensboom. In samenwerking met IT willen we een app ontwikkelen om kinderen en jongeren wegwijs te maken over waar mama of papa verblijft en wat de werking is van een psychiatrische afdeling.


Kopp 23

De werkgroep familiewerking Libra Asster

Opvang en begeleiding van kinderen van ouders met een verslavingsproblematiek

Binnen de cluster Libra (behandelafdelingen afhankelijkheidsstoornis, PZ Asster) wordt, vanuit het erkend belang van een sociaal netwerk binnen verslavingszorg evenals de vermaatschappelijking van zorg, erg stilgestaan bij het maximaal betrekken van familie. Eind 2013 werd in dit verband de werkgroep ‘familiewerking’ opgestart. Binnen deze multidisciplinaire werkgroep staat onder andere het werken rond en met de kinderen van patiënten centraal. Het merendeel van de werkgroepleden volgde de basisopleiding georganiseerd door KOPP OP, waardoor elke afdeling beroep kan doen op 2 referentiepersonen om het onthaal en betrekken van kinderen te optimaliseren.

Geert Vanlangendock -Rust

Evelien Theunis Lien Vanherwegen Brenda Parker Nancy Keppers Ellen Vanderhoydonk Sigrid Derese Krista Eersels Patricia Wagelmans Nele Dirix Leen Vossius

Zo werd na de opstart van de werkgroep al snel besloten tot het installeren van een kinderhoek op elke afdeling, om de toegankelijkheid naar kinderen toe te vergroten. Vervolgens werd een brochure uitgeschreven omtrent verslaving en de afdelingswerking, specifiek gericht naar familieleden (op maat van +12-jarigen). Een brochure op maat van -12-jarigen, in de vorm van een stripverhaal met illustraties van patiënten, is in opmaak. Omdat het persoonlijk contact tevens belangrijk is, werd in 2016 ook gestart met het initiatief om viermaal per jaar een infoavond voor familieleden te organiseren, dit met een psycho-educatief karakter. Kinderen vanaf ongeveer 14 jaar kunnen hierbij aansluiten. Waar de infoavond vooral

algemene informatie voorziet, neemt het aantal patiëntgebonden familiegesprekken ook toe, onder de leiding van één van de afdelingspsychologen die recent startte met de opleiding relatie-en gezinstherapie. Het meest recente initiatief betreft de opstart van een proefproject op Libra 1 en 2, waarbij een 6 weken durende themasessie wordt aangeboden, specifiek voor opgenomen ouders. In de nabije toekomst hopen wij door middel van overleg en samenwerking met het Familieplatform onze KOPP-werking nog verder te kunnen uitbreiden tot een uniek project.


24 Kopp

De Kopp-werkgroep Asster

Opvang en begeleiding van kinderen van ouders met angst- en stemmingsstoornissen

Binnen de cluster De Lier (Algemene psychiatrie) is er een werkgroep rond het thema KOPP. Deze werkgroep engageert zich om vormingen te geven aan nieuwe medewerkers rond de KOPP-problematiek met de bedoeling dit bespreekbaar te maken met de patiënt. Riet Nelissen (De Lier 1) zetelt ook in de provinciale KOPP stuurgroep. Verder bekijkt de werkgroep wat op cluster- en afdelingsniveau kan aangeboden worden voor kinderen en ouders.

Voorzitter: Ines Vallina Griera als familietherapeute van De Lier Riet Nelissen, De Lier 1 Klara Janssens, De Lier 2 Geert Reyskens, De Lier 3 Tilly Menjoie, De Lier 4 Hanne schoofs, De Lier

Heel concreet betekent dit: - dat er een ‘ praktische gids voor ouders’ bestaat waarin de weg gewezen wordt naar hulp/omkadering (werden verdeeld op de afdelingen van De Lier); - dat er leesboekjes/werkboekjes per leeftijdscategorie bestaan om samen met patiënten en hun kinderen door te nemen (werden eveneens verdeeld op de afdelingen van De Lier);

- dat we op elke afdeling van De Lier het boek ‘100 kindervragen’ van Jaklien Eyckerman hebben voorzien. Een handig werkinstrument met kinderen thema’s rond verlies en verdriet te bespreken; - dat we voor advies omtrent de KOPPproblematiek altijd beroep kunnen doen op Inès Vallina Griera (familietherapeute De Lier);

- dat we proberen door kleurpotloden, kleurplaten, puzzels, schrijfbord, te voorzien een kindvriendelijke bezoekruimte te creëren; - dat er een kindvriendelijk speelhoekje zal worden voorzien op de bovenverdieping van het gebouw van De Lier (gebouw H). Zo kunnen de kinderen van onze patiënten tijdens het wachten op een aangename manier wat bezig blijven; - dat er binnen De Lier een aanbod is voor onze patiënten om een Triple-P-cursus te volgen in groepsverband. De medewerkers van de opvoedingswinkel hebben zich geëngageerd om een aparte reeks voor onze patiënten te organiseren waarin de nadruk vooral ligt op het leren van elkaar, een psycho-educatieve uitleg rond positief opvoeden en het oefenen van de pedagogische vaardigheden.


Preventie burn-out 25

Burn-out bij artsen en verpleegkundigen

Met goesting komen werken, dat is de opdracht!

Burn-out kan worden omschreven als “een aanhoudende, negatieve, werkgerelateerde geestestoestand bij “normale” individuen, die gekenmerkt wordt door uitputting, een gevoel van inefficiëntie, afgenomen motivatie en disfunctionele gedragingen op het werk. Die geestestoestand kan voor de werknemer lange tijd onopgemerkt blijven en ontstaat als een gevolg van een onverenigbaarheid van intenties en realiteit in het werk. Vaak onderhouden werknemers die geestestoestand zelf door inefficiënte coping-strategieën” (Schaufeli & Enzmann, 1998). Een recente studie die in opdracht van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg door Hansez et al. (2010) uitgevoerd is in het kader van een project van het Europees Sociaal Fonds, had als doelstellingen het opmaken van een overzicht van de wetenschappelijke literatuur over het thema burn-out en het meten van de omvang van het fenomeen in de Belgische actieve bevolking. Globaal genomen bedroeg de prevalentie van burn-out, geëvalueerd via huisartsen en arbeidsgeneesheren aan de hand van een diagnoseschema, 0.8%: het gaat hier om de mensen die zich aan het einde van het proces van burn-out bevinden. Bovendien loopt er een nationaal onderzoek dat uitgevoerd wordt door het College van Intensivisten over de beoordeling van hun kwaliteit van leven. In een aanvullend luik over burnout wordt de omvang van die problematiek in de context van de intensieve zorgen bevestigd, zowel bij artsen als bij verpleegkundigen die in dat soort diensten actief zijn. De resultaten, die verkregen zijn via meetinstrumenten voor zelfrapportering, zijn tot op heden zeer zorgwekkend. Onderzoeksopzet Het onderzoek had betrekking op de volgende elementen: 1. het opmaken van een overzicht van de nationale en internationale wetenschappelijke literatuur over burn-out bij artsen en verpleegkundigen

in de ziekenhuissector: definitie, prevalentie, oorzaken, gevolgen, aanbevelingen…; 2. het uitvoeren van een kwantitatief onderzoek bij artsen en verpleegkundigen uit de ziekenhuissector; 3. het formuleren van conclusies en aanbevelingen, zowel op beleidsniveau als op het niveau van de ziekenhuissector, teneinde de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu in staat te stellen de resultaten daadwerkelijk ten uitvoer te brengen op het werkveld; 4. het opstellen van een schriftelijk rapport waarin de hierboven vermelde elementen opgenomen zijn. Resultaten Literatuurstudie Het is een narratieve literatuurstudie, waarbij de belangrijkste overzichtsstudies werden geconsulteerd en werden aangevuld met: a. recenter (sinds 2000) verschenen studies met een specifieke focus op artsen en verpleegkundigen b. studies die in België en Nederland werden uitgevoerd over deze problematiek. Onderzoek toont aan dat de werkomgeving en de arbeidsbeleving van medewerkers in ziekenhuizen bepalende factoren zijn voor het aantrekken en behouden van personeel (Van den Heede e.a., 2011), voor een kwaliteitsvolle dienstverlening (Halbesleben & Rathert, 2008) en voor het welzijn van de medewerkers (Nahrgang e.a. ,2011). Onderzoek naar burn-out bij artsen en verpleegkundigen is dan ook uiterst belangrijk. Burn-out is immers een extreem negatieve arbeidsbeleving, met vergaande gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van de betrokkene, maar ook de omgeving wordt erdoor negatief beïnvloed. Burn-out is dus een werk gerelateerd syndroom dat gekenmerkt wordt door drie symptomen: emotionele/mentale uitputting, depersonalisatie en verminderde persoonlijke bekwaamheid (Schaufeli & van Dierendonck,

Machteld Thiry HR-manager Asster

2000). Werknemers met burn-out zijn emotioneel en mentaal uitgeput; ze zijn aan het einde van hun krachten; hun energie is op. Depersonalisatie verwijst naar een afstandelijke, cynische houding tegenover de mensen waarvoor men werkt. Verminderde persoonlijke bekwaamheid gaat gepaard met een gevoel onvoldoende competent te zijn om het werk nog naar behoren te kunnen uitvoeren. Empirisch onderzoek Steekproef 196 ziekenhuizen werden uitgenodigd, waarvan 37 ziekenhuizen (+/-20%) beslisten te participeren (d.i. 22 Vlaamse, 10 Waalse en 5 Brusselse ziekenhuizen). 5833 respondenten voldeden aan de vooropgestelde in- en exclusiecriteria, waaronder 79,5% verpleegkundigen (n=4635) en 20,5% artsen (n=1198), 73,8% vrouwen (n=4307) en 26,2% mannen (n=1531). De gemiddelde leeftijd (+/- SD) voor de totale steekproef was 41,3 +/- 10,8 jaar, 43,7 +/- 11,3 jaar bij de artsen en 40,7 +/- 10,6 jaar bij de verpleegkundigen Prevalentie van burn-out Uit de empirische studie blijkt dat 6,6% met een burn-out te kampen heeft en dat 13,5% tot de risicogroep behoort. Er zijn geen significante verschillen tussen artsen en verpleegkundigen, maar meer verpleegkundigen hebben een burnout (6,9% versus 5,4%), en meer artsen bevinden zich in de risicogroep (17,8% versus 12,4%). Ongeveer 60% van de totale steekproef rapporteert bevlogen te zijn. Door het gebruik van verschillende methodes zijn deze cijfers moeilijk te vergelijken met voorgaand Belgisch onderzoek. Hansez en collega’s (2011) vonden een prevalentie van slechts 0,8% in de Belgische beroepsbevolking en de Europese RN4CAST studie (Aiken e.a., 2012) toonde aan dat 25% van de Belgische verpleegkundigen een hoge score had op emotionele uitputting (versus 31,1% in deze studie). Ferdinande e.a. stelden dat ongeveer 15% van de Belgische artsen (2008) en verpleegkundigen (2011), werkzaam op intensieve zorgen, emotionele uitputting vertoonde; respectievelijk 28%


26 Preventie burn-out

en 38% scoorde hoog voor depersonalisatie, en respectievelijk 43% en 32% scoorde hoog voor verminderde persoonlijke bekwaamheid. Het huidige onderzoek toont een hogere prevalentie van emotionele uitputting, een lager voorkomen van depersonalisatie en verminderde persoonlijke bekwaamheid. In de studie van Moors e.a. (2001) bij 2075 Vlaamse verpleegkundigen (oncologie, intensieve zorgen, algemene afdeling) scoorde ongeveer 28% hoog voor emotionele uitputting, 27% voor depersonalisatie, en 24% voor verminderde persoonlijke bekwaamheid. Een hoge score op de drie schalen werd door 8,4% gerapporteerd. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met de prevalenties aangetoond in deze studie. De belangrijkste determinanten van burn-out blijken de werkkenmerken “hoge werkdruk”, “hoge emotionele uitputting” en “rolconflicten” te zijn. De gevolgen voor burn-out situeren zich voornamelijk op het niveau van het individueel welzijn (d.i. verminderd lichamelijk, psychisch en psychosomatisch welzijn), het gedrag (d.i. toegenomen medicatieverbruik, absenteïsme, present isme, klinische incidenten) en attitudes (d.i. meer verloopintentie, minder bereid en in staat zijn te werken tot 65 jaar). Een hoge mate van bevlogenheid hing dan weer samen met meer autonomie en vaardigheidsbenutting. De gevolgen van bevlogenheid waren: een goed fysieke en psychische gezondheid, een lagere verloopintentie en meer bereid of in staat zijn te werken tot 65 jaar. Deze resultaten bevestigen de determinanten en de gevolgen die werden aangetoond in voorgaand onderzoek (Schaufeli, 1990; Schaufeli & Enzmann, 1998; Schaufeli & Salanova, 2007). Aanbevelingen De significante risicofactoren van burn-out en beïnvloedende factoren van bevlogenheid uit de onderzoeksresultaten vormden de basis om maatregelen voor te stellen die bevlogenheid bevorderen en burn-out voorkomen. De meest bepalende determinanten van bevlogenheid zijn vaardigheidsbenutting en autonomie. Ze vertonen bovendien ook een negatieve associatie met burn-out. Samen met het stimuleren van bevlogenheid dient men ook burn-out te voorkomen. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat werkdruk, rolconflict, emotionele belasting en sociale steun van collega’s hiervoor de meest bepalende determinanten zijn. Er worden in het overzicht voor de factoren “werkdruk” en “emotionele belasting” maatregelen voorgesteld op het niveau van het beleid, het ziekenhuis en/of het individu. Het combineren van maatregelen op de verschillende niveaus geeft, zoals eerder werd aangegeven in de literatuurstudie, de beste resultaten. Wij

verwijzen naar de website: http://www.werk.belgie.be/moduleDefault. aspx?id=36139 Asster Asster wil een actief beleid inzake het welzijn van de medewerkers bij de uitvoering van hun werk uitbouwen. Dit beleid heeft tot doel arbeidsongevallen en beroepsziekten te voorkomen en de verhouding tussen medewerker en werk beter af te stemmen. Om dit zo gericht mogelijk te kunnen doen, moeten de preventiemaatregelen bepaald worden op grond van de aard van de functie en op grond van het aantal medewerkers evenals hun specifiek risicoprofiel. Dit preventiebeleid dient rekening te houden met een aantal specifieke wettelijke en reglementaire bepalingen, die door de overheid werden uitgevaardigd om het kader aan te geven waarbinnen dit preventiebeleid kan tot stand komen. Asster heeft – in de schoot van het CPBW – een “adviesgroep Welzijn” opgericht met als doel voorstellen en adviezen uit te werken met het oog op het bevorderen van het welzijn van haar medewerkers. Het is deze adviesgroep die het startschot gegeven heeft van een eerste welzijnsdag in oktober 2014. Deze dag had als thema “gezond in je vel voelen”. Hier werden thema’s als start to run, gezonde voeding en preventie naar hart- en vaatziekten aangereikt. In 2015 werd de tweede gezondheidsdag georganiseerd met als thema: “Asster schrijft voor’ …. ‘stress en burn-out voorkomen’. Hier konden alle medewerkers een leerrijke workshop volgen bij Tine Daseleire. Van The Human Link. Maar liefst de helft van de medewerkers volgden deze opleiding. Volgende puntjes werden hieruit onthouden: - ‘Het ogenblijk om je te ontspannen, is wanneer je er geen tijd voor hebt’. - In je leven en je werk heb je optimale stimulatie (let op: geen positieve stress) nodig. Dit is gezond en zorgt ervoor dat we beter presteren. - We ademen teveel in. In rust zouden we slechts een 6-tal keer per minuut in en uit moeten ademen. Oefenen op de Asster toiletten! - ‘A good wife can bring balance to your life’. - Rusten helpt niet bij stress. Ga weg van je TV, je Ipad,… Ga naar buiten voor sportieve activiteit of spreek af met vrienden op een terras. - Tot slot, wat was jouw energietip voor jouw collega’s? In het voorjaar van 2016 werd door een werkgroep Burn-out (waar naast leden van de adviesgroep welzijn, ook vertegenwoordigers participeren van

het CPBW, de ondernemingsraad, de arbeidsgeneesheren, het directiecomité en de vertrouwenspersonen) samen met Marthe Verjans van Idewe een opleidingstraject opgemaakt voor alle leidinggevenden in Asster en Reling. In 2 sessies werden dieper ingegaan op wat burnout is, wie er gevoelig voor is, de 5 vóór 12 signalen en welke preventieve maatregelen je hiervoor kunt nemen. Met deze opleiding wil Asster de leidinggevenden handvaten aanreiken waarmee ze aan de slag kunnen om hun medewerkers hierin te ondersteunen. Hierin werden ook de aandachtspunten verwerkt die voortkwamen uit de medewerkersbevraging, die in het najaar 2015 plaatsvond.. Nieuwe initiatieven zullen volgen. We willen ervoor zorgen dat de medewerkers komen werken met goesting en zelf zich goed in hun vel voelen. Dan zijn zij ook in staat om kwalitatief hoogstaande zorg te bieden aan onze patiënten. Bron Onderzoek naar de arbeidsbeleving bij artsen en aerpleegkundigen in België In opdracht van de FOD volksgezondheid en de FOD werkgelegenheid – KU Leuven en IDEWE – 2012


Koninklijk bezoek 27

Hare Majesteit Koningin Mathilde op bezoek bij ASSTER op 18 maart 2015

Raf De Rycke Voorzitter Raad van Bestuur Asster

Naar aanleiding van de Dag van de Zorg mochten de patiënten en de medewerkers van het Psychiatrisch Centrum ASSTER op 18 maart ll. Hare Majesteit Koningin Mathilde ontvangen. De Dag van de Zorg is een grootschalige open dag bij tal van zorg- en welzijnsvoorzieningen in Vlaanderen. Dit initiatief bestaat reeds vijf jaar en had dit jaar als thema “Zorg in beweging”. De bedoeling van deze campagne bestond erin iedereen die een hart heeft voor de zorg op te roepen om letterlijk en figuurlijk in beweging te komen. Uit een lijst voorgesteld door de organisatoren van de Dag van de Zorg selecteerde het Paleis ASSTER voor een bezoek van onze koningin. Omdat het dit jaar 175 jaar geleden is dat de geestelijke gezondheidszorg in Sint-Truiden startte met de aankomst van de Zusters van Liefde gevolgd 25 jaar later door de Broeders van Liefde, kon het bezoek van onze Koningin ook in verband gebracht worden met deze twee mooie jubilea. Na grondig voorbereidende vergaderingen met de bevoegde diensten van het Paleis over zowel de inhoudelijke dimensie van het bezoek als over de meer logistieke en veiligheidscontext werd een mooi programma uitgewerkt met de focus op kinderen & jongeren en de inspirerende kunsttentoonstelling “Gewoon bijzonder gewoon” in combinatie met het Labyrinth Psychotica. We weten allemaal dat onze koningin een grote interesse heeft voor kinderen en jongeren. Na de verwelkoming om 11 uur 30 door de gouverneur, de burgemeester, de voorzitter van de Dag van de Zorg, de voorzitter en ondervoorzitter van de raad van bestuur en de voltallige directie mocht Hare Majesteit een bloemetje in ontvangst nemen van twee kinderen die verbleven op de dienst kinder- en jeugdpsychiatrie SPIKA (6 tot en met 17 jaar). Daarna volgde in een klaslokaal een inleidende werkvergadering met informatie over De Dag van de Zorg, de werking van ASSTER met bijzondere aandacht op de netwerking en de mobiele zorg en degetuigenis

van een ervaringsdeskundige over de zorg aan huis. Vervolgens was er een contact van Hare Majesteit met de kinderen van SPIKA in een leefgroeplokaal. Op afdeling De Zeilen 1 vond een ronde tafelgesprek plaats met een aantal jongvolwassenen (18-25 jaar). Zoals in de vorige contacten viel het op hoe onze koningin op een rustige wijze omgaat met kinderen en jongeren en heel gerichte vragen kan stellen. Het programma werd afgerond met een bezoek aan de kunsttentoonstelling waar Hare Majesteit ook een korte uitleg kreeg over het concept “Labyrinth Psychotica”. Dit concept bestaat uit een “do-it-yourself” psychose-simulator en een labyrint. Labyrinth Psychotica biedt een real-life-ervaring waardoor we beter kunnen begrijpen wat een patiënt kan ervaren tijdens een psychose. Het afscheid van de aanwezigen rond 12 uur ging gepaard met een erehaag die werd gemaakt door de kinderen van de basisschool ’t Zonnetje uit Melveren en enkele patiënten van de ouderenafdeling. De organisatoren van De Dag van de Zorg en ASSTER mogen fier terugblikken op een zeer geslaagd bezoek van Hare Majesteit Koningin Mathilde die een grote interesse toonde voor de

geestelijke gezondheidszorg in het algemeen en voor de kinderen en jongeren met een psychische problematiek in het bijzonder. Zo’n bezoek draagt heel veel bij tot een positieve beeldvorming van de geestelijke gezondheidszorg. We willen onze koningin hiervoor van harte danken. Na het bezoek volgde een deugddoend dankwoord van het Koninklijk Paleis voor de voorbereiding, de organisatie en de inhoud van het bezoek. In naam van de raad van bestuur van ASSTER wil ik ook een heel dikke proficiat overmaken aan allen die hun schouders onder dit bezoek hebben gezet met bijzondere dank aan de ervaringsdeskundige en de kinderen en jongeren voor hun moedige getuigenissen. De speciale aandacht die Koningin Mathilde voor kinderen en jongeren had tijdens dit bezoek was voor hun ongetwijfeld een niet meer te vergeten gebeurtenis. Alles samen beschouwd mag vrijdag 18 mei 2016 het verdiende label krijgen van een “Hoogdag” voor ASSTER!


28 Tovertafel

Anne-Sophie Weckx afdelingshoofd De Luwte 3 Asster

Als ik kon Toveren…

Op De Luwte 3, een afdeling van het Psychiatrische Verzorgingstehuis met 2 leefgroepen van mensen met een verstandelijke beperking, investeren we het laatste jaar enorm in verdere uitwerking van het activiteitenbeleid. Het activiteitenbeleid en -aanbod is bij deze doelgroep één van de voorname pijlers binnen de psychosociale rehabilitatie. In onze actieve zoektocht naar mogelijkheden en alternatieven kwamen we in contact met de Tovertafel. De Tovertafel is ontwikkeld door Hester Le Riche, die het vervolgens op de markt bracht met haar Nederlandse bedrijf Active Cues. De Tovertafel is ontwikkeld tijdens het vierjarig promotieonderzoek van Hester Le Riche aan de TU Delft en VU Amsterdam. Hester wilde iets uitwerken om ouderen met dementie in beweging te brengen. Ze had wel bedacht dat ze iets met lichtprojecties wilde doen voor deze doelgroep met dementie, bijvoorbeeld met lichtpijlen naar hun kopje koffie op tafel die hun herinneren om de koffie te drinken. Wat bleek: de cliënten vergaten de koffie nog steeds, maar ze probeerden direct met de lichtprojecties te spelen. Met die bevinding is ze verder gaan ontwikkelen. Ze werkte tijdens haar onderzoek samen met Erik Scherder, die als neuropsycholoog verbonden is aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, en die het belang van bewegen op leeftijd benadrukt. Zo ontstond het eerste concept van de tafel met lichtprojecties. Hester werkte het idee voor een spel voor mensen met dementie verder uit. De Tovertafel heeft drie pijlers: de eerste is om mensen in beweging te krijgen om zo apathie te doorbreken. De spellen van de Tovertafel dagen uit om te bewegen en om mee te doen. De tweede pijler is het stimuleren van sociale interactie tussen de bewoners. Vaak is er weinig onderlinge interactie bij mensen met midden tot zware dementie. Met deze spellen komen bewoners samen rond de tafel, je ziet dat gesprekken op gang komen, ook met het zorgpersoneel en met familieleden. Neem bijvoorbeeld kleinkinderen die normaal niet meer zoveel contact hebben met hun opa of oma die

dementerend is. Je ziet het contact op gang komen als ze samenkomen rond de tafel en samen hetzelfde spel spelen. Ook de link met het verleden wordt gelegd en gesprekken komen op gang, wanneer de begeleider bijvoorbeeld vraagt welke bloemen vroeger bij de bewoners in de tuin stonden. De derde pijler van de Tovertafel is dat het voor het zorgpersoneel een groot voordeel is dat de spellen als zelfstandige activiteit aangeboden kunnen worden. Je kunt het zorgpersoneel absoluut niet wegdenken, maar de Tovertafel kan wel zelfstandig gespeeld worden. De spellen De Tovertafel-spellen zijn ontwikkeld voor specifieke doelgroepen. Sommige spellen bevatten een sterk fysiek element, bij andere komt het sociale meer naar voren, maar ze zorgen allemaal voor een levendige, vrolijke sfeer. Niet alleen zorgt de Tovertafel voor een nieuwe ervaring die de ‘spelers’ verbindt; ook waardevolle interacties met familieleden en zorgmedewerkers worden ondersteund. Aan ieder spel gaat uitgebreid wetenschappelijk onderzoek vooraf. Uit onderzoek blijkt dat 90% van de ouderen met dementie zeer passief is. Ze staren wat voor zich uit en hebben weinig tot geen interactie met hun directe omgeving. Dit is zeer zorgelijk, omdat apathie de achteruitgang van hun fysieke, mentale en emotionele welbevinden versnelt. Hun spieren worden stijf, ze raken verveeld of zelfs depressief, en ook hun cognitieve vermogen holt achteruit. De Tovertafel doorbreekt apathie bij ouderen met dementie door op een speelse manier beweging en gesprekken onderling te stimuleren. Er is veel theoretisch onderzoek over welke speleigenschappen mensen met dementie waarderen en waar ze goed op reageren. Mensen met dementie zijn niet meer goed in staat om zelf initiatief te nemen. Alleen een projectie op tafel waarbij bewoners zelf het initiatief moeten nemen, zou daarom niet werken. Deze unieke spellen lokken reacties uit bij de cliënten, het personeel hoeft dat niet te doen. De achteruitgang in de hersenen als gevolg van

dementie, beïnvloedt hoe ouderen de wereld om zich heen ervaren. Het beïnvloedt dus ook het spelen van spellen. Om vast te stellen welke spellen geschikt zijn voor ouderen in de verschillende stadie van de ziekte van Alzheimer, bekeek Hester literatuur uit de neuropsychologie. Deze studies heeft Active Cues inzichtelijk gemaakt zodat meer gameontwerpers spellen kunnen ontwikkelen die beter bij ouderen met dementie passen. Het kan ook het zorgpersoneel helpen bij het kiezen van een geschikt spel. Er kwamen verschillende inzichten uit deze studie. Het stadium van dementie heeft zo’n grote invloed op welke spellen geschikt zijn, dat het ontwerpen voor de groep ‘ouderen met dementie’ als geheel een utopie is. De spelervaringen die geschikt zijn voor alle stadia, zijn: sensorische stimulatie, ontspanning en reminiscentie. Spelervaringen die geschikt zijn voor mensen in een beginnend stadium van dementie, zijn: sympathie, verzorging, kameraadschap, expressie, humor, erotiek, omverwerping en uitdaging. Samenwerking of co-design Active Cues heeft diverse studies gedaan om meer inzicht te krijgen in de doelgroepen, hun beperkingen en in het proces van spelontwerp. Daarnaast worden de Tovertafel-spellen ontwikkeld in nauwe samenwerking met de doelgroep zelf; dit heet ‘co-design’. De ontwikkeling van de Tovertafel is gedaan in nauwe samenwerking met bewoners van zorgaanbieder Careyn te Nederland. In co-design sessies werken ze nauw samen met de doelgroepen en hun directe omgeving om zo spellen te ontwikkelen die perfect aansluiten bij hun behoeften en wensen. De spellen hebben een positieve invloed op hun dagelijks leven, maar ook op hun gezondheid en persoonlijke ontwikkeling. Doordat ze de doelgroep bij het ontwerpproces betrokken, konden ze de Tovertafel goed afstemmen op wat de ouderen kunnen, maar ook op wat zij het leukst vinden. De wetenschappelijke publicatie wordt op dit moment beoordeeld door het Journal CoDesign. Ze kwamen tot een aantal vaststellingen.


Tovertafel 29

Het spel moet het initiatief nemen om de ouderen uit te nodigen mee te doen (ze beginnen niet uit zichzelf). Door ouderen steeds weer te herinneren aan waar ze mee bezig zijn, blijven ze langer actief. Lichtprojecties die rijk in kleur, beweging en detail waren, werden het meest gewaardeerd door de ouderen. Doordat er ‘niks mis kan gaan’ tijdens het spelen, wordt een veilige situatie gecreëerd waarin ouderen vrijelijk dingen uitproberen. Spellen waaraan ouderen in verschillende stadia van dementie kunnen deelnemen, sluiten niemand uit. Dit creëert een positieve, gezellige sfeer van ‘samen zijn’. In de ontwikkeling van de Tovertafel Original werkte Active Cues ook samen met de TU Delft, VU Amsterdam. Hester bekeek al met een evaluatiestudie de verschillen in gedrag van ouderen met dementie met en zonder de Tovertafel Original. Met veelbelovende resultaten; zowel op het gebied van emotie, sociale interactie en fysieke activiteit vond zij positieve effecten. Om dit op grotere schaal te onderzoeken, lopen er verschillende vervolgstudies en staat het bedrijf open voor samenwerking met kennisinstellingen die onderzoek willen doen. Tovertafel Special Bij een bezoek aan Active Cues in de Utrechtse Game Garden vertelde men ons over de ontwikkeling van de Tovertafel Special, een tovertafel voor mensen met een verstandelijke beperking. De Tovertafel Special werd ontwikkeld met de TU Delft en zorgorganisatie Philadelphia. Active Cues stelde ons voor om field expert te worden in het kader van onderzoek naar de Tovertafel Special, en zodoende te kunnen bijdragen aan de verdere fine-tuning ervan. De Tovertafel Special is ontwikkeld voor een doelgroep met een complexe problematiek, omdat naast hun verstandelijke beperking ook dementie of een psychiatrisch ziektebeeld vaak een rol speelt. Active Cues heeft de Tovertafel Special ontwikkeld tijdens een co-creatie proces met zorgaanbieder Philadelphia. Allereerst hebben ze de Tovertafel Original spellen getest met de

bewoners en het personeel van zorglocaties De Forel en Groenendael te Nederland. Een aantal spellen bleek al snel niet helemaal aan te sluiten, zoals de rijmpjes en gezegden, omdat kennis van vroeger en het vermogen om te lezen is vereist en dat bij deze doelgroep niet altijd aanwezig is. De meer visuele spellen, zoals de vissen en bladeren, werden direct enthousiast ontvangen! Ze zagen wel duidelijke verschillen in de manier van spelen tussen beide groepen. Volwassenen met een verstandelijke beperking lijken minder passief dan ouderen met dementie. Het zorgpersoneel uitte ook de wens meer nadruk te leggen op gezelligheid en samen spelen, dan op puur het stimuleren van beweging. Tijdens meerdere testen hebben ze van vijf spellen een nieuwe versie ontwikkeld en twee geheel nieuwe spellen ontworpen. Op dit moment wordt er onderzoek verricht naar het effect van de Tovertafel Special op de doelgroep. Hier maken wij ook deel van uit. Wij hebben de mogelijkheid gehad om deze Tovertafel special te testen met onze doelgroep. De observaties en bevindingen werden doorgestuurd naar Active Cues en worden momenteel verwerkt. Op 13 april 2016 werd de Tovertafel special gelanceerd. Toekomst In het project ‘Active Cues voor Autisme’ herontwerpen ze de succesvolle Tovertafel voor kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum. Ze gebruiken dezelfde hardware, maar beginnen helemaal opnieuw met de ontwikkeling van spellen. In een korte tijd, een zogenaamde pressure cooker, ontwikkelen ze nieuwe spellen in samenwerking met de kinderen zelf en hun directe omgeving. Deze spellen moeten de kinderen stimuleren in de ontwikkeling van hun fijne en grove motoriek en sociale vaardigheden. De ervaringen en inzichten van dit co-design traject verspreiden ze om andere ontwerpers te informeren en te inspireren om te ontwerpen voor – en met – deze groep bijzondere kinderen. Het

project ‘Active Cues voor Autisme’ wordt ondersteund door de Nederlandse school voor speciaal onderwijs, Lighthouse Special Éducation, Lunet zorg en de Zuid-Afrikaanse Els for Autism Foundation. Het wordt gefinancierd door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, deelregeling E-Cultuur. Ze verwachten dat deze spellen eind 2016 gelanceerd worden. Bron Anderiesen, H., Scherder, E., Goossens, R., Visch, V., & Eggermont, L. (2015). Play experiences for people with Alzheimer’s disease. International design journal, 19 (2) 2015.


30

Psychiatrisch Ziekenhuis Asster

versie juni 2016

Doelgroep kinderen en jongeren Cluster kinderen en jongeren psychiaters

campus Melveren

Dr. Jan De Corte (beleidsarts) Dr. Cindy Creemers Dr. May Vrijens

Doelgroep jongvolwassenen Cluster jongvolwassenen psychiater

campus Melveren

Dr. Marie-Paule Clerinx (beleidsarts)

Doelgroep volwassenen campus Stad

Cluster psychose psychiaters

Dr. Louise Brokking

campus Stad

Dr. Nele Delahaye

campus Stad

Dr. Geraldine Einfinger

campus Stad

Dr. Johan Kusters

campus Stad

Cluster angst-, stemmings-, persoonlijkheids- en somatoforme stoornissen psychiaters

Dr. Marc Hebbrecht (beleidsarts)

campus Stad campus Stad

Dr. Olivier Bollen

campus Stad

Dr. Katrien Callens

campus Stad

Dr. Sarah Janssens

campus Stad

Dr. An Hulstaert

campus Stad campus Stad + campus Melveren

Cluster afhankelijkheid psychiaters

Dr. Emmanuel Maes (beleidsarts)

campus Melveren

Dr. Marc Hebbrecht (alcohol)

campus Melveren

Dr. Inge Jeandarme (drugs & SGS)

campus Stad

Dr. Elke De Heyn

campus Melveren

Cluster volwassenen met een psychiatrische stoornis en een verstandelijke beperking campus Melveren psychiater

Dr. Marie-Paule Clerinx (beleidsarts)

Doelgroep ouderen campus Melveren

Cluster ouderen psychiaters

Dr. Jan Adriaensen (beleidsarts) Dr. An Hulstaert Dr. Vincent Schreurs

Enkele belangrijke telefoonnummers campus Melveren t 011/78 80 11 (onthaal); campus Stad t 011/78 80 11 (onthaal); info@asster.be Binnen het netwerk Reling (West-Limburg-subregio Zuid) Mobiel A-team Reling-Zuid: zorg aan huis bij crisis (niet urgentie) psychiater

Dr. Olivier Bollen

Reling Zuid

011/69 33 80

ateamzuid@reling.be

Mobiel B-team Reling-Zuid: zorg aan huis bij gekende chronisch psychiatrische patiĂŤnten psychiater

Dr. Nele Delahaye

Reling Zuid

011/69 33 70

bteamzuid@reling.be

Binnen het netwerk Reling (subregio Noord) Mobiel A-team Reling-Noord: zorg aan huis bij crisis (niet urgentie) psychiater

Dr. C. De Raedt

Reling Noord

011/56 96 80

ateamnoord@reling.be

Mobiel B-team Reling-Noord: zorg aan huis bij gekende chronisch psychiatrische patiĂŤnten psychiater

Dr. M. Timmermans

Reling Noord

011/56 96 85

bteamnoord@reling.be

In West- en Midden-Limburg is een team Psychiatrische Zorg in de thuissituatie actief PZT Reling West

011/44 74 70

pztwest@reling.be

PZT Reling Midden

011/26 25 20

pztmidden@reling.be

Voor meer info over Asster: www.asster.be en over Reling: www.reling.be


31

Spika Kinderen en jongeren

De Zeilen De Zeilen 1 : jongvolwassenen De Zeilen 2 : personen met een mentale beperking met psychiatrische problemen

De Lier Volwassenen met angst- en stemmingsstoornissen, persoonlijkheiden somatoforme stoornissen

Orion Volwassenen met psychotische stoornissen

Libra Volwassenen met afhankelijkheidsstoornissen

Sirius Ouderenpsychiatrie

JAARVERSLAG ASSTER 2015: zie www.asster.be 1. Asster anno 2015 2. 10 hoogtepunten •• •• •• •• •• •• •• •• •• ••

stijging aantal opnames de zorg wordt intensiever toenemende zorg in netwerken kwaliteit en patiëntveiligheid aandacht voor vorming en opleiding zorg voor de medewerker naar één productiekeuken investeringen asster begaan met het milieu asster financieel gezonde organisatie

3. Gespecialiseerde zorg in zorgclusters 4. Cijfergegevens.

Colofon Leden van het redactieteam Masster Dr. Jos Bollen, psychiater Dr. Marie-Paule Clerinx, psychiater, hoofdgeneesheer (eindredacteur) Dr. Marc Hebbrecht, psychiater

Nadine Joris, hoofdapotheker Mieke Knapen, medische secretaresse & fotografie Karel Mampuys, klinisch psycholoog Jaak Poncelet, algemeen directeur Erwin Reyskens, fotografie Hans Vandermolen, coördinatie

Ine Wanten, klinisch psycholoog Hilde Wirix, apotheker Wendy Schuppen, coördinatie Communicatiedienst Broeders van Liefde, opmaak en drukwerk Verantwoordelijke uitgever: Jaak Poncelet


V.U. Jaak Poncelet, p.a. Halmaalweg 2, 3800 Sint-Truiden

vzw asster maatschappelijke zetel melveren-centrum 111 3800 sint-truiden 011 78 80 11 www.asster.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.