MAGNA
VASTGOED CHARTA
S PECI A L
magazine
IN DEZE UITGAVE:
JA AR 4 | maar t 2018 | no.79 ww w.avdr.nl
HENDARIN MOUSELLI ADVOCAAT BIJ VRF ADVOCATEN
DE BALLERINA ONDER DE OVEREENKOMSTEN
SILVIA KOERHUIS ADVOCAAT BIJ KOERHUIS KERSTEN
BIEDT FACEBOOK UITKOMST BIJ BEWIJS SAMENWONING ALIMENTATIEGERECHTIGDE?
FLEUR GROOS ADVOCAAT BIJ GROOS ADVOCATUUR
KORTDURENDE VERHUUR VAN
WOONRUIMTE: DE STAND VAN ZAKEN ANITA NIJBOER ADVOCAAT BIJ EKELMANS & MEIJER
DUURZAAM BOUWEN
WILLEKE VAN OPHUIZEN ADVOCAAT BIJ ASPREMONT ADVOCATEN
VRIJ VERKEER VAN PERSONEN
GELDT OOK VOOR GEPENSIONEERDEN
NU EN IN DE TOEKOMST MCM-VG | maar t 2018
01
OUT
magazine
with the old
02
MCM-VG | maar t 2018
IN
with the new
MAGNA
CH
magazine
we like to welcome you... 03 MCM-VG | maar t 2018
04
MCM-VG | maar t 2018
MCM-VG | maar t 2018
05
20 PO PUNTEN
06
MCM-VG | maar t 2018
ONDERWERPEN JURISPRUDENTIE BOUWRECHT JANUARI – MAART APPARTEMENTSRECHT OMGEVINGSRECHT I HUURRECHT WOONRUIMTE OMGEVINGSRECHT II ERFDIENSTBAARHEDEN BOUWRECHT I AANBESTEDINGSRECHT I BOUWRECHT II JURISPRUDENTIE BOUWRECHT APRIL – JUNI JURISPRUDENTIE BOUWRECHT JULI – SEPTEMBER JURISPRUDENTIE BOUWRECHT OKTOBER – DECEMBER
DIRECT AANMELDEN
www.avdr.nl MCM-VG | maar t 2018
07
verhuist Ochten naar
ĂŠn heeft een interessante vacature. Kijk voor meer info op www.aspremontadvocaten.nl
08
Ons nieuwe adres wordt Industrieweg 19 te Ochten.
MCM-VG | maar t 2018
www.aspremontadvocaten.nl
Colofon Magna Char ta magazine is een uitgave van de Academie voor de Recht sprak tijk Jaargang 4 Citeer wijze: M a g n a C M , 2 0 18 -7 9 Redac tie Etienne van Bladel, Sharon Olivier van Genderen Ont werp en realisatie M a r k Po l l e m a Melanie Hament Eline van Roosmalen Contac tgegevens Academie voor de Recht sprak tijk Inter ne c ur s u sloc atie K a s teel Waard en burg G . E . H . Tu t e i n N o l t h e n i u s l a a n 7 ( n a v i g a t i e : n r 1) , 418 1 A S W a a r d e n b u r g T: 0 3 0 - 2 2 0 10 7 0 Tr a d i t i o n e l e c u r s u s s e n T: 0 3 0 - 3 0 3 10 7 0 We binar c ur su s sen F: 03 0 -220 53 27 E - m a i l : i n f o @ a v d r. n l Adver tenties Etienne van Bladel I S B N : 9 78 9 4 6 2 2 8 6 3 75 Behoudens door de auteurswet gestelde uit zonderingen mag niet s uit deze uitgave ver veelvoudigd of openbaar gemaak t zonder voorafgaande schrif telijke toestemming v a n d e u i t g e v e r.
MCM-VG | maar t 2018
09
Hendarin Mouselli
010
MCM-VG | maar t 2018
Fleur Groos
Anita Nijboer
I NEVER WORRY ABOUT ACTION BUT ONLY INACTION - W INSTON C H UR C H ILL -
Willeke van Ophuizen
Silvia Koerhuis
MCM-VG | maar t 2018
011
I N H O U D S O P G A V E ANITA NIJBOER
Pag. 14
FLEUR GROOS
Pag. 20
WILLEKE VAN OPHUIZEN
Pag. 28
DUURZAAM KORTDURENDE VRIJ VERKEER BOUWEN VERHUUR van VAN PERSONEN NU EN IN GELDT OOK VOOR woonruimte: DE TOEKOMST 012
MCM-VG | maar t 2018
de stand van zaken
GEPENSIONEERDEN
HENDARIN MOUSELLI
Pag. 34
DE BALLERINA ONDER DE OVEREENKOMSTEN
SILVIA KOERHUIS
Pag. 40
BIEDT FACEBOOK UITKOMST BIJ BEWIJS SAMENWONING ALIMENTATIEGERECHTIGDE? MCM-VG | maar t 2018
013
0166
DUURZAAM BOUWEN NU EN IN DE TOEKOMST
ANITA
VANAF NU HARDE
energieverbruik van een pand tijdens het gebruik
NIJBOER
EISEN VANUIT HET BOUWBESLUIT EN DE OMGEVINGSWET DUURZAAMHEIDSEISEN VOOR GEBOUWEN
HUIDIGE DUURZAAMHEIDSEISEN: BOUWBESLUIT EN BESLUIT
ENERGIEPRESTATIE GEBOUWEN Vanaf 1 januari 2018 zijn in het Bouwbesluit 2012 (de regeling waarin wordt bepaald aan welke
(bijvoorbeeld voor verwarming) een rol, maar ook het proces van de productie van de bouwmaterialen tot aan de verwerking van het sloopafval wanneer het pand gesloopt wordt. Hierdoor kan weloverwogen gekozen worden voor het materiaalgebruik met zo min mogelijk milieueffecten, hetgeen ook in het kader van de circulaire economie van belang is.
bouwvoorschriften bouwwerken moeten voldoen)
Verder gold op grond van het Bouwbesluit al dat
nieuwe eisen opgenomen op het gebied van
bij nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen,
duurzaam bouwen.
zoals scholen, stadhuizen, bibliotheken, ziekenhuizen,
Waar het Bouwbesluit 2012 voorheen slechts bepaalde dat van een gebouw vastgesteld moet worden wat de milieuprestatie van het gebouw is, bepaalt het Bouwbesluit 2012 vanaf nu dat alle nieuw te bouwen woningen alsmede kantoorgebouwen groter dan 100 m2 moeten voldoen aan een bepaalde grenswaarde voor de milieuprestatie/ duurzaamheid. De milieuprestatie van woningen en kantoorgebouwen mag maximaal 1 zijn.
verpleeghuizen, openbare overheidsgebouwen horecagelegenheden, sportgelegenheden en winkels, aan een bepaalde Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) moet worden voldaan. Dit EPC is de uitkomst van een berekening van het energiegebruik van een gebouw, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met het energiegebruik voor verwarming, ventilatie en verlichting bij bepaald gebruikersgedrag. Hoe lager het getal, hoe energiezuiniger het ontwerp is. Het Bouwbesluit bepaalt bijvoorbeeld bij woningen dat
Of aan de grenswaarde wordt voldaan, moet worden
de EPC 0,4 moet zijn. Het EPC moet worden berekend
bepaald aan de hand van de Bepalingsmethode
aan de hand van NEN 7120.
Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken. Bij deze beoordeling speelt niet alleen het
014
MCM-VG | maar t 2018
Het Besluit Energieprestatie Gebouwen bepaalt daarnaast dat een geldig Energielabel verplicht is bij
“VANAF NU HARDE DUURZAAMHEIDSEISEN VOOR GEBOUWEN EN/OF GEMEENTES KUNNEN NA INVOERING VAN DE OMGEVINGSWET STRENGERE DUURZAAMHEIDSEISEN STELLEN.”
MCM-VG | maar t 2018
015
de verkoop, verhuur en oplevering van nieuwe en
bevat regels over de veiligheid en gezondheid,
bestaande woningen en utiliteitsgebouwen.
duurzaamheid en bruikbaarheid bij het (ver)
TOEKOMSTIGE
DUURZAAMHEIDSEISEN: OMGEVINGSWET INLEIDING In de nabije toekomst, na invoering van de Omgevingswet in 2021, zullen stringentere duurzaamheidseisen gelden voor gebouwen. Voordat ik uiteenzet welke eisen precies gaan gelden, allereerst een korte inleiding over de
bouwen en gebruik van een bouwwerk. Het Besluit bouwwerken leefomgeving is de opvolger van het Bouwbesluit en bevat regels uit het Bouwbesluit 2012, het Besluit Energieprestatie gebouwen, het Asbestverwijderingsbesluit en enkele regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (zoals de regels voor stookinstallaties en energiebesparende maatregelen, bijvoorbeeld de verplichting om de energiebesparende maatregelen te nemen die zich binnen vijf jaar terugverdienen).
Omgevingswet in het algemeen. De Omgevingswet integreert 26 wetten op het gebied van de fysieke leefomgeving in een wet. Het gaat bijvoorbeeld om de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Waterwet en de Wet milieubeheer. Daarnaast wordt de hoeveelheid bijbehorende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) gereduceerd van 60 AMvB’s tot slechts vier AMvB’s, en wel de volgende: • Het Omgevingsbesluit: dit besluit regelt welk bestuursorgaan het bevoegd gezag is bij vergunningverlening en advisering; • Het Besluit activiteiten leefomgeving: dit besluit
Uit: Nota van toelichting bij Besluit bouwwerken leefomgeving
De Omgevingswet is niet slechts een samenvoeging van een aantal wetten en onderliggende regelgeving. Ook inhoudelijk verandert er veel. Een van de grote wijzigingen is dat het bestemmingsplan verdwijnt. In de plaats daarvan
bevat regels om het milieu, waterstaatwerken,
zal iedere gemeente één Omgevingsplan
wegen en cultureel erfgoed te beschermen;
vaststellen. In dit Omgevingsplan zullen net als in
• Het Besluit kwaliteit leefomgeving: dit besluit geeft kaders voor de overheidsorganen waarbinnen zij hun taken en bevoegdheden kunnen en moeten uitvoeren; • Het Besluit bouwwerken leefomgeving: dit besluit
016
MCM-VG | maar t 2018
een bestemmingsplan regels voor bestemmingen worden opgenomen. Deze regels mogen zeer algemeen zijn. Zo kan de gemeente in een bestemmingsplan het gehele centrum de bestemming “centrumgebied” geven en het buitengebied de bestemming “Buitengebied”. Bij
het verlenen van omgevingsvergunningen kan dan
bouwwerken en leefomgeving zijn aangewezen
uiteindelijk verder worden gedifferentieerd. Het uit te
als vergunningplichtig. Het niet-technische deel
voeren onderzoek zal in dat geval ook doorschuiven
wordt onderdeel van de omgevingsplanactiviteit De
naar het moment van vergunningverlening.
gemeente krijgt met dit voorstel de mogelijkheid
Daarnaast zal het Omgevingsplan algemene regels bevatten die nu in gemeentelijke verordeningen
om een vergunningplicht op te nemen voor de niet technische aspecten van het bouwen
zijn opgenomen (zoals in een APV). Te denken valt
Dit zou betekenen dat indien een bouwwerk
bijvoorbeeld aan regels voor de exploitatie van een
in overeenstemming is met de regels uit het
restaurant en de regels voor het kappen van bomen.
omgevingsplan en op basis van het omgevingsplan
Ook nieuw is dat de gevolgen van emissies van geluid, geur en trillingen door bedrijfsmatige milieubelastende activiteiten en regels over horeca-, recreatie- en detailhandelsactiviteiten niet meer via een Algemene Maatregel van Bestuur (nu het Activiteitenbesluit milieubeheer) worden geregeld, maar via het omgevingsplan. De gemeente heeft dus nu voor een groot deel de bevoegdheid tot het stellen van regels over geur, geluid en trillingen en dergelijke. Het idee daarachter is dat
geen vergunningplicht is opgenomen, geen vergunning nodig is voor de bouw (tenzij de bouwactiviteit zou zijn aangewezen in het Besluit bouwwerken en leefomgeving).
DUURZAAMHEIDSEISEN Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingswet is dat als ontwikkelingen plaatsvinden, deze duurzaam moeten zijn (zie artikel 1.2 en 1.3 van de Omgevingswet).
de gemeente op dat gebied maatwerk kan leveren
De duurzaamheidseisen die gelden voor gebouwen
passend bij de lokale omstandigheden. Wel moet
zijn onder de Omgevingswet opgenomen in het
het omgevingsplan voldoen aan nationale (via
Besluit bouwwerken leefomgeving.
het Besluit kwaliteit leefomgeving) en provinciale instructieregels.
In hoofdstuk 3 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn duurzaamheidseisen opgenomen
De omgevingsvergunning blijft bestaan, maar
voor bestaande gebouwen (artikel 3.83 t/m 3.87).
het is de bedoeling, zo blijkt uit paragraaf 2.1.1.3
Het betreft de eis dat een bouwwerk voldoende
van de Memorie van Toelichting bij de concept
energiezuinig moet zijn en dat (behoudens
Invoeringswet, dat de vergunning voor de
uitzonderingen) voor een gebouw of gedeelte
bouwactiviteit wordt gesplitst in een technisch
daarvan alle energiebesparende maatregelen
en een niet-technisch deel. Het technische deel
moeten worden getroffen die een terugverdientijd
vormt hierbij de bouwactiviteit die moet voldoen
hebben van vijf jaar of minder. Deze laatste eis is
aan het Besluit bouwwerken en leefomgeving.
overgenomen uit het huidige artikel 2.15 van het
Hiervoor is dan geen omgevingsvergunning meer
Activiteitenbesluit milieubeheer, alleen geldt het dan
nodig, tenzij de bouwwerkzaamheden in het Besluit
uitsluitend voor milieu-inrichtingen terwijl het onder
MCM-VG | maar t 2018
017
de Omgevingswet zal gelden voor in beginsel alle
Het vorenstaande betekent dat de
gebouwen.
duurzaamheidseisen in de toekomst per gemeente
In hoofdstuk 4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn duurzaamheidseisen opgenomen voor nieuwe gebouwen (artikel 4.148 t/m 4.160). Hierin is onder meer opgenomen dat een gebouw moet voldoen aan een bepaald energieprestatiecoĂŤfficiĂŤnt (EPC) en dat de EPC eenmaal per vijf jaar moet worden getoetst en aangepast aan de laatste nieuwe ontwikkelingen, dat een overheidsgebouw bijna energieneutraal moet zijn, dat de thermische isolatie aan bepaalde eisen moet voldoen en dat woningen en kantoren een milieuprestatie hebben van ten hoogste 1. De eisen komen grotendeels overeen met de eisen die vanaf januari 2018 gelden. Nieuw is echter dat in artikel 4.7 juncto artikel 4.150, 4.160 en 4.161 van het Besluit bouwwerken leefomgeving de mogelijkheid is opgenomen voor een gemeente om in een omgevingsplan maatwerkregels op te nemen met betrekking tot energieprestatie en milieuprestatie bij nieuwbouw van gebouwen en daarbij soepelere of strengere grenswaarden op te nemen dan de in het Besluit bouwwerken leefomgeving opgenomen normen. Daarnaast kan een gemeente gebruikmaken van de experimenteerbepaling in artikel 23.3 van de Omgevingswet om innovatie op het gebied van duurzame ontwikkeling mogelijk te maken. Deze regeling is enigszins vergelijkbaar met artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet. Als sprake is van een experiment kan er van de bepalingen uit de Omgevingswet worden afgeweken.
018
MCM-VG | maar t 2018
en per deelgebied van een gemeente kunnen verschillen en ook strenger kunnen zijn dan de landelijke eisen. Zie voor meer informatie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017494.html?zoekcriteria=?zkt=Uitgebreid&pst=Staatsblad&vrt=grenswaarde&zkd=InDeGeheleText&dpr= Alle&spd=20171220&epd=20171220&sdt=DatumUitgifte&orgt=ministerie&planId=&pnr=1&rpp=10&resultIndex=0&sorttype=1&sortorder=4 https://www.omgevingswetportaal.nl/documenten/ besluiten/2017/06/29/concept-van-wetsvoorstel-invoeringswet-inclusief-memorie-van-toelichting-juni-2017 https://www.omgevingswetportaal.nl/documenten/ besluiten/2017/06/29/concept-van-ontwerpbesluit-bouwwerken-leefomgeving-inclusief-nota-van-toelichting-juni-2017
CURRICULUM VITAE Anita Nijboer is partner bij Ekelmans & Meijer advocaten en leidt de sectie bestuursrecht. Zij adviseert en procedeert op het terrein van het algemeen bestuursrecht en het omgevingsrecht (ruimtelijke ordening, milieu, natuurbescherming, luchtkwaliteit, water en duurzaamheid). Zij heeft daarnaast ruime ervaring in het van start tot finish begeleiden van overheden, projectontwikkelaars en woningcorporaties bij complexe gebiedsontwikkelingsprojecten, de realisatie van woningen, kantoorgebouwen, grote milieuinrichtingen, scholen, ziekenhuizen en de aanleg van wegen. Daarbij ondersteunt zij haar cliënten onder andere bij het zo snel mogelijk verkrijgen van de benodigde vergunningen en ontheffingen. Doordat Anita zowel voor de Rijksoverheid, provincies en gemeenten als voor grote projectontwikkelaars en woningcorporaties optreedt, is zij gewend en in staat een zaak van verschillende invalshoeken te benaderen en daarbij uiteenlopende belangen te betrekken. Bovendien kan zij daardoor gemakkelijk in een kort tijdsbestek knelpunten en risico’s signaleren. Daarbij houdt zij het belang van een snelle praktische oplossing in het oog. Een goede verstandhouding en overleg met de juiste instanties werkt vaak beter dan het schrijven van lange processtukken. Anita Nijboer geeft regelmatig cursussen op het gebied van het omgevingsrecht (onder andere Wabo, milieurecht, natuurbeschermingsrecht. Zij publiceert regelmatig en is mede auteur van het boek ‘Het recht van kabels en leidingen’ dat in 2009 is uitgegeven.
MCM-VG | maar t 2018
019
0167
KORTDURENDE VERHUUR VAN WOONRUIMTE: DE STAND VAN ZAKEN
FLEUR
Met ingang van 1 juli 2016 is het op grond van
Toegelaten instellingen voor sociale woonruimte
de ‘Wet Doorstroming Huurmarkt 2015’ mogelijk
mogen op grond van de Woningwet geen
om voor korte duur woonruimte te verhuren. In dit
kortdurende huurovereenkomsten afsluiten, tenzij het
artikel zal ik de eerste signalen uit de rechtspraak
door de minister aan te wijzen groepen als bewoners
met betrekking tot deze nieuwe categorie
van noodopvang, bewoners van te renoveren
huurovereenkomsten van korte duur bespreken,
woningen en huurders met woonbegeleiding betreft.
telkens voorafgegaan door een korte uitleg over de wettelijke criteria. De wet komt er op neer dat indien wordt voldaan aan de wettelijke criteria, deze huurovereenkomst na ommekomst van de overeengekomen huurperiode eindigt. De wettelijke opzeggingsgronden zijn niet van toepassing. Wel dient verhuurder de huurder tijdig te informeren over het naderende einde van de huurovereenkomst (de zogenaamde ‘informatieplicht’).
GROOS
INFORMATIEPLICHT Verhuurders moeten de huurder tijdig informeren over de dag waarop de huurovereenkomst eindigt. Deze schriftelijke mededeling dient de verhuurder niet eerder dan drie maanden en uiterlijk één maand voor de einddatum van de huurovereenkomst te versturen. De praktijk laat zien dat rechters deze termijn strikt hanteren.
De regeling voor kortdurende huurovereenkomsten is
De kantonrechter van de rechtbank Midden-
neergelegd in art. 7:271 lid 1 e.v. BW.
Nederland oordeelde dat verhuurster de
De wet maakt een onderscheid tussen zelfstandige en onzelfstandige woonruimte: voor zelfstandige woonruimten geldt een duur van 2 jaar of korter en voor onzelfstandige woonruimten geldt een duur van 5 jaar of korter.
kennisgeving uiterlijk op 31 januari 2017 aan huurder had moeten sturen. Door de kennisgeving op 1 februari 2017 te sturen was zij te laat. Om die reden mocht huurder erop vertrouwen dat verhuurster de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd wenste voort te zetten en geen gebruik wenste te maken van de mogelijkheid de huurovereenkomst van rechtswege te laten eindigen op de overeengekomen datum1.
1 ECLI:Nl:RBMNE:2017:3011
020
MCM-VG | maar t 2018
Laat verhuurder na de huurder (tijdig) te informeren, dan loopt de huurovereenkomst door voor onbepaalde tijd en geniet de huurder volledige huurbescherming. Gelet op voornoemd rechtgevolg, is het (dus) zaak dat verhuurder kan bewijzen dat huurder de kennisgeving daadwerkelijk heeft ontvangen. In het geval de kennisgeving per e-mail is verstuurd kan dat lastig zijn. Aangenomen wordt dat de schriftelijke verklaring de geadresseerde heeft “bereikt”, als zij door hem is ontvangen. Het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2013 lijkt te impliceren dat deze ontvangsttheorie ook geldt voor e-mail verkeer2. Daarvan uitgaande doet de verhuurder er verstandig aan om te verzoeken om een bewijs van ontvangst. De Hoge Raad overwoog verder dat op het moment dat de kennisgeving is verstuurd naar een “aannemelijk adres”, de wederpartij zich niet kan verschuilen door te verhinderen dat mededelingen effect hebben. Een partij mag er vanuit gaan dat een recent gebruikt adres nog steeds gebruikt kan worden.
2 Hoge raad 14 juni 2013, NJ 2013/391 (Cantavos/Nieuwenhuis)
MCM-VG | maar t 2018
021
“ONDUIDELIJK IS OF DAT OOK MOGELIJK IS WANNEER DIE MINIMUMCONTRACTDUUR KORTER DAN 2 RESPECTIEVELIJK 5 JAAR IS. “
Samenvattend komt het er op neer dat op het
Zij stelde dat deze mogelijk in haar spambox terecht
moment dat verhuurder kan bewijzen dat het
was gekomen en dat die automatisch werd geleegd.
bericht is binnengekomen in de mailbox op de
De gevorderde ontruiming werd daarop afgewezen,
mailserver van de provider van de ontvanger en het
nu verhuurder er niet in slaagde te bewijzen dat de
gebruikte e-mailadres aannemelijk is, dan wordt het
kennisgeving de ontvanger had bereikt.
bericht beschouwd de ontvanger te hebben bereikt. Ook indien het bericht is binnengekomen in de spambox.De vraag over het al dan niet ontvangen
BEVOEGDHEID TUSSENTIJDSE OPZEGGING HUUURDER
hebben van de kennisgeving van verhuurder hield
Op basis van een reguliere huurovereenkomst
partijen verdeeld in een kort-geding procedure die
voor bepaalde tijd is een huurder -tenzij
speelde bij de rechtbank Midden- Nederland3.
anders overeengekomen- niet bevoegd om de huurovereenkomst tussentijds op te zeggen. De
Huurder stelde zich op het standpunt dat zij
verhuurder dient zich te realiseren dat de huurder
de e-mail met daarin de kennisgeving dat de
bij kortdurende huur in de zin van de wet wel
huurovereenkomst zou komen te eindigen, niet had
bevoegd is om de huurovereenkomst vóór het
ontvangen.
verstrijken van overeengekomen huurtermijn (tussentijds) op te zeggen, tegen de voor de
3 ECLI:NL:RBMNE:2017:4759
022
MCM-VG | maar t 2018
betaling overeengekomen dag. Deze bevoegdheid
Huurcommissie kan voorleggen. De verhuurder
kan niet contractueel worden uitgesloten.
kan dus achteraf nog met een huurverlaging
VERLENGING Verlenging van de kortlopende huurovereenkomst
geconfronteerd worden.
MINIMALE HUURPERIODE
wordt beschouwd als een verlenging voor
Met de inwerkingtreding van de Wet Doorstroming
onbepaalde tijd. De wetgever heeft willen
Huurmarkt 2015 is voor huurovereenkomsten
voorkomen dat huurders worden geconfronteerd
woonruimte voor bepaalde tijd van
met een reeks van tijdelijke huurovereenkomsten.
maximaal 2 respectievelijk 5 jaar een nieuwe
Indien de omzetting in een reguliere
dwingendrechtelijke regeling ontstaan. Gelet op
huurovereenkomst niet de bedoeling is, dan kan
het karakter van de regeling is aannemelijk dat het
uitsluitend met een andere huurder opnieuw een
niet is toegestaan contractueel van deze regeling
kortdurende huurovereenkomst gesloten worden.
af te wijken. Zo oordeelde de rechtbank Noord-
Het is voor een verhuurder aldus niet mogelijk om
Nederland in voornoemde zaak ambtshalve dat er
een zelfde huurder een reeks van deze tijdelijke
sprake was van een kortdurende huurovereenkomst
huurovereenkomsten aan te bieden.
in de zin van art. 7:271 lid 1 BW. Dit oordeel was uitsluitend gebaseerd op de duur van de
In de rechtspraktijk is reeds geoordeeld dat het gelet op voornoemde ratio (ook) niet de bedoeling
huurovereenkomst en de tussentijdse opzegging door huurder.
is dat een reguliere huurovereenkomst wordt
Een andere vraag is of het nog mogelijk is
opgevolgd door een huurovereenkomst voor korte
om een huurovereenkomst te sluiten met een
duur ex art. 7:271 lid 1 BW.
bepaalde minimumduur. Voormalig minister Blok heeft desgevraagd aangegeven dat hij ‘met de
TOETSING AANVANGSHUURPRIJS EX ART. 7:249 BW
introductie van de tijdelijke huurcontracten niet heeft beoogd afbreuk te doen aan de gangbare praktijk onder commerciële verhuurders van
De huurder kan gedurende uiterlijk 6 maanden
het hanteren van een minimumcontractsduur’.
na aanvang van de huurovereenkomst de
Onduidelijk is of dat ook mogelijk is wanneer die
overeengekomen huurprijs ter toetsing voorleggen
minimumcontractduur korter dan 2 respectievelijk 5
aan de Huurcommissie. De wetgever heeft willen
jaar is.
voorkomen dat de kortdurende huur gebruikt wordt als een soort van proeftijd en heeft bepaald
CONCLUSIE
dat de huurder van kortdurende woonruimtehuur
Een kortdurende huurovereenkomst woonruimte
de huurprijs tot uiterlijk 6 maanden na afloop
hoeft niet te worden opgezegd, maar eindigt
van de huurovereenkomst ter toetsing aan de
wanneer de bepaalde termijn is verstreken. Vereist
MCM-VG | maar t 2018
023
is dat de verhuurder de huurder tijdig schriftelijk informeert dat de huurovereenkomst op de afgesproken datum eindigt. Als verhuurder doet men er verstandig aan deze kennisgeving per exploot te versturen of - in het geval van een e-mailte verzoeken om een ontvangstbewijs. De wettelijke mogelijkheid voor de kortlopende huurovereenkomst woonruimte is geschikt voor de eigenaar die flexibel wenst te zijn met zijn eigendom. De verhuurder die de voorkeur geeft aan de lange termijn kan beter kiezen voor een reguliere huurovereenkomst: Dat kan zijn een huurovereenkomst voor een bepaalde tijd langer dan 2 respectievelijk 5 jaar, of een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een minimale huurtermijn van – zekerheidshalve- langer dan 2 in het geval van zelfstandige en langer dan 5 jaar bij onzelfstandige woonruimte.
024
MCM-VG | maar t 2018
CURRICULUM VITAE Fleur Groos is in 2004 afgestudeerd aan de Universiteit Leiden in het civiel- en bedrijfsrecht. Sindsdien heeft zij zich toegelegd op het terrein van het vastgoedrecht. Na een geruime tijd voor een middelgroot advocatenkantoor te hebben gewerkt, leidt Fleur sinds medio 2014 haar eigen kantoor: Groos Advocatuur. Dit niche kantoor legt zich volledig toe op het vastgoedrecht, in het bijzonder op het huurrecht. Fleur adviseert en procedeert voor zowel verhuurders als huurders in kwesties over bijvoorbeeld gebreken, oplevering, renovatie, indeplaatsstelling, huurprijsvermindering, huurprijsherziening en beĂŤindiging. Daarnaast behandelt Groos Advocatuur ook andere gerelateerde onderwerpen, zoals appartementsrecht, burenrecht, erfdienstbaarheden, verjaring en overige vastgoed gerelateerde algemeen verbintenisrechtelijke kwesties. Fleur is lid van de Vereniging Huurrecht Advocaten, welke specialisatie opleiding zij in 2013 cum laude heeft afgerond. Fleur stelt de cliĂŤnt centraal, maakt het niet ingewikkelder dan noodzakelijk en staat voor transparantie en eerlijkheid. Dat alles, met een vleugje humor.
MCM-VG | maar t 2018
025
026
MCM-VG | maar t 2018
MCM-VG | maar t 2018
027
0168
VRIJ VERKEER VAN PERSONEN GELDT OOK VOOR GEPENSIONEERDEN
WILLEKE
In een opzienbarende uitspraak (C-114/13) heeft
29 jaar sociale volkspremies af, ter opbouw van
het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie
een AOW-pensioen. Bouman heeft als ingezetene
geoordeeld dat de voor een Nederlands ingezetene
van Nederland met een buitenlands wettelijk
verplichte sociale volksverzekering onder bepaalde
overlevingspensioen voor de laatste 4 jaar voor haar
omstandigheden als een vrijwillige verzekering
pensioengerechtigde leeftijd, premie-ontheffing
dient te worden aangemerkt. De daaruit te
gevraagd en daardoor de opbouw van haar AOW-
ontvangen uitkering mag dan niet worden aangetast
pensioen beperkt.
door een Belgische anticumulatiebepaling.
VAN OPHUIZEN
RVP meent dat het beperkte AOW-pensioen van Bouman als eigen inkomsten uit hoofde van een
CASUS Het betrof een zaak van de gepensioneerde mevrouw Bouman, cliënte. Bouman is in Nederland geboren en heeft de Nederlandse nationaliteit. Drie weken na het bereiken van haar 15de jaar emigreert Bouman met haar ouders naar België, alwaar zij gedurende 17 jaar woont. In die periode trouwt Bouman doch enkele jaren later overlijdt haar echtgenoot en ontvangt Bouman een zogenoemd wettelijk overlevingspensioen van de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP). Een pensioen dat haar echtgenoot in België had opgebouwd. Medio 1974 is Bouman als weduwe teruggegaan naar Nederland en droeg zij over haar Belgische overlevingspensioen in Nederland gedurende
028
MCM-VG | maar t 2018
verplichte (volks)verzekering op het overlevings pensioen in mindering strekt en zij doet een beroep op haar nationale anticumulatiebepaling. Bouman stelt zich op het standpunt dat artikel 46bis lid 3 sub c Vo 1408/71 (thans artikel 53 Vo 883/2004) van toepassing is althans zij de opbouw van haar Nederlandse ouderdomspensioen vrijwillig heeft voortgezet en deze derhalve niet in mindering mag worden gebracht op haar Belgische overlevingspensioen. Gezien het standpunt van Bouman heeft het Gerechtshof Antwerpen dienaangaande een prejudiciële vraag aan het Europese Hof gesteld.
MCM-VG | maar t 2018
029
PREJUDICIËLE VRAAG De prejudiciële vraag luidt:
verzekering in beginsel een verplichte verzekering is en dat er enkel in 2 situaties sprake is van een vrijwillige verzekering: (1) indien binnen 1 jaar
“ Is het gedeelte van de AOW-uitkering dat aan een
na aanvang van de eerste verplichte verzekering
Nederlandse ingezetene wordt uitgekeerd en dat
gevraagd wordt om historisch niet verzekerde
gebaseerd is op een verzekeringsperiode waarin
tijdvakken te regulariseren en (2) indien binnen 1 jaar
deze Nederlandse ingezetene op eenvoudige
na afloop van de verplichte verzekering gevraagd
aanvraag kan afzien van aansluiting bij de
wordt om de verzekering vrijwillig voort te zetten. Dit
Nederlandse regeling en dus van de premiebetaling
ter voorkoming van hiaten in de pensioenopbouw.
daarvoor en voor een beperkte periode ook
SVB meent derhalve dat slechts van een vrijwillige
daadwerkelijk gedaan heeft, te beschouwen als
Nederlandse AOW-verzekering sprake is indien de
een uitkering die wordt toegekend op basis van
betrokkene zich heeft ‘ingekocht’ over historische
een vrijwillig voortgezette verzekering in de zin van
onverzekerde tijdvakken op het moment dat hij/zij
artikel 46bis, 3c van de verordening 1408/71, zodat
zich in Nederland vestigt danwel op eigen kosten de
er geen rekening mee kan gehouden worden bij de
verzekering heeft ‘voortgezet’ op het moment dat
toepassing van de anticumulatiebepaling zoals vervat
hij/zij naar een ander land emigreert. SVB oordeelt
in artikel 52, §1, 1°lid, van het Belgisch Koninklijk
zonder twijfel dat Bouman haar AOW-pensioen uit
Besluit tot vaststelling van het algemeen reglement
hoofde van een verplichte verzekering ontvangt.
betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.”
Naar aanleiding van het namens Bouman gevoerde verweer twijfelt de Belgische rechter over de verenigbaarheid van dit standpunt met
REIKWIJDTE VERKLARING VAN HET BEVOEGDE ORGAAN VAN EEN ANDERE LIDSTAAT
de Uniewetgeving en legt de kwestie voor aan het Europese Hof, hetgeen uitzonderlijk is. Uitgangspunt is namelijk dat vanwege de sociale zekerheid de bevoegde organen van de lidstaten gehouden zijn
Het bevoegde orgaan van elke lidstaat bepaalt ex
om loyaal samen te werken en van de juistheid van
artikel 47 Vo 574/72 op basis van haar nationale
de afgeven documenten en verklaringen moeten
wetgeving de tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig
‘kunnen’ uitgaan, maar niet alle documenten en
voortgezette verzekering, die overeenkomstig artikel
verklaringen dienen hetzelfde doel. Een onderscheid
46bis lid 3 sub c Vo 1408/71 niet aan de voorschriften
moet worden gemaakt tussen administratieve
inzake vermindering, schorsing of intrekking van een
documenten die verklaren bij welke sociale
andere lidstaat zijn onderworpen.
zekerheidsregeling de betrokkene is aangesloten en
Desgevraagd heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) als bevoegd orgaan geantwoord dat de AOW-
030
MCM-VG | maar t 2018
documenten die in verband met de vaststelling van de rechten, voortvloeiende uit de wetgeving van de lidstaat van ontvangst, nadere gegevens bevatten
over gebeurtenissen die krachtens de wetgeving van de lidstaat van herkomst rechtsgevolgen hebben. In het laatste geval staat het de autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, die de rechten van de betrokkene moeten vaststellen, vrij alle relevante aspecten te toetsen, met inbegrip van hetgeen door het orgaan is verklaard, zoals in onderhavige zaak. De verwijzende Belgische rechter is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.
BEGRIP VRIJWILLIGE
VOORTGEZETTE VERZEKERING RUIM INTERPRETEREN
Volgens vaste rechtspraak is voor de uitleg van een bepaling van Uniewetgeving niet alleen de letter van de tekst en de ontstaansgeschiedenis relevant doch tevens de context en de doelstellingen, die de regeling waarvan zij deel uitmaakt nastreeft. De Verordening geeft geen definitie van het begrip ‘vrijwillige voortgezette verzekering’, maar
SAMENLOOP VAN SOCIALE
UITKERINGEN UIT VERSCHILLENDE LIDSTATEN
Het is voor de eerste maal dat het Europese Hof zich uitlaat over de uitleg van het begrip uitkeringen uit hoofde van een vrijwillige voortgezette verzekering van artikel 46bis lid 3 sub c Vo 1408/71, waarin is bepaald dat met uitkeringen welke krachtens de wetgeving van een andere Lidstaat zijn verworven, rekening mag worden gehouden voor zoveel de nationale regelgeving hierin voorziet, maar dat in de nationale cumulatiebepalingen geen rekening gehouden mag worden met verkregen uitkeringen krachtens de wetgeving van een andere Lidstaat,
de diverse vertalingen leggen de nadruk op de vrijwilligheid van de aansluiting bij de verzekering. De coördinatieregeling van de verordening strekt zich in beginsel niet uit tot de vrijwillige voortgezette verzekering (artikel 15, lid 1) en ligt in de lijn van de uitzonderingsbepaling van artikel 46bis lid 3 sub c Vo 1408/71. De coördinatieregeling is immers gebaseerd op het beginsel dat slechts de wetgeving van één lidstaat toepasselijk is waardoor een persoon die zich binnen de Europese Unie verplaatst en ervoor heeft gekozen vrijwillig een ouderdoms-, invaliditeits- of overlevingspensioen op te bouwen in een andere lidstaat, de dekking van die aanvullende verzekering behoudt.
welke op basis van vrijwillige (voortgezette)
Het begrip vrijwillige voortgezette verzekering dient
verzekering worden toegekend. De vraag spitst zich
dan ook voldoende ruim te worden geïnterpreteerd
toe tot het Nederlandse ouderdomspensioen (AOW),
ter voorkoming van verlies van vrijwillig opgebouwde
dat op basis van het wettelijke verzekeringsstelsel in
rechten. Dit standpunt wordt bekrachtigd door de
beginsel verplicht is, maar waarvoor onder bepaalde
doelstelling van de Verordening, namelijk het verkeer
voorwaarden ontheffing kan worden aangevraagd.
van personen binnen de Unie te vereenvoudigen zonder afbreuk te doen aan de kenmerken van de nationale wetgevingen inzake sociale zekerheid en zij die gebruik maken van hun recht op vrij verkeer niet te benadelen. Ook een (migrerend) gezinslid die
MCM-VG | maar t 2018
031
een afgeleid recht op uitkeringen heeft, mag door de
vrijwillige (voortgezette) verzekering aangezien
nationale anticumulatiebepalingen het voordeel, die
door de ontheffing de opbouw van het betreffende
hij krachtens de wetgeving van een andere lidstaat
pensioen beperkt is.
vrijwillig heeft vervuld, niet verliezen.
ONTHEFFING VERPLICHTE
VOLKSVERZEKERING LEIDT TOT VRIJWILLIGE (VOORTGEZETTE) VERZEKERING
CONCLUSIE Gezien de achterliggende gedachte van de mogelijkheid tot ontheffing, zijnde het voldoende in het eigen levensonderhoud kunnen voorzien, en van artikel 46bis lid 3 sub c Vo 1408/71, zijnde
Na terugkeer in Nederland had Bouman de
het voorkomen dat toepassing van artikel 12
mogelijkheid om ontheffing van de premieplicht
Vo 1408/71 leidt tot het confisqueren van de
sociale volksverzekeringen aan te vragen en heeft
vruchten van vrijwillig betaalde premies, kan de
zij de laatste 4 jaar voor haar pensioengerechtigde
conclusie niet anders zijn dan dat het Nederlands
leeftijd ontheffing aangevraagd en verkregen. Haar
ouderdomspensioen van Bouman als een
AOW-opbouw was daardoor beperkt.
vrijwillige voortgezette verzekering dient te worden
De ontheffingsmogelijkheid is gecreĂŤerd voor een aantal ingezetenen die op grond van een niet-Nederlands wettelijk stelsel een (levenslang) buitenlands pensioen ontvangt, zoals Bouman, dat voldoende hoog is om geen aanspraak te hoeven maken op (nationaal) sociale bijstand. In die situatie wordt het onbillijk geacht om een dergelijke ingezetene te houden aan een verzekeringsplicht. Te meer als betrokkene dankzij een levenslang buitenlands pensioenrecht niet in een financieel ongunstiger positie verkeert dan een Nederlands ingezetene zonder AOW-hiaat. Het Europese Hof oordeelt eveneens dat onderhavige mogelijkheid om ontheffing te vragen het verplichte karakter van de verzekering verandert en de facto sprake is van een uitkomst welke materieel gezien in overeenstemming is met de in artikel 46bis lid 3 sub c Vo 1408/71 genoemde
032
MCM-VG | maar t 2018
aangemerkt en aan haar de bescherming van artikel 46bis lid 3 sub c Vo 1408/71 toekomt, welke uitleg het Europees Hof als juist heeft beoordeeld.
CURRICULUM VITAE In 1995 is Wilhelmina Josephina Maria van Ophuizen (Willeke) aan de Erasmus Universiteit drievoudig afgestudeerd, bedrijfsjuridisch, civiel rechtelijk en internationaal recht. Tijdens haar studie heeft Willeke op het hoofdkwartier van Amnesty International in Londen als stagiaire gewerkt, heeft zij een master in European Law en International Company Law aan The University of Hull behaald en een half jaar ontwikkelingswerk gedaan in Oost Afrika, alwaar zij voorlichting en lezingen gaf over internationaal recht. Willeke is als advocaat werkzaam bij Aspremont Advocaten, het advocatenkantoor in het hart van Nederland, dat zij in 2002 heeft opgericht. Willeke voert een algemeen commerciële praktijk en kenmerkt zichzelf als rechtsgeleerde generalist. Vanwege haar van nature sterk ontwikkeld financieel en comptabel inzicht, voorziet Willeke haar cliënten ruimschoots van juridisch advies zonder dat de zakelijke aspecten en vooral het rendement uit het oog worden verloren. Willeke heeft als advocate bekendheid opgebouwd onder ondernemers met grensoverschrijdende activiteiten door haar unieke combinatie van juridische- en (bedrijfs-) economische expertise alsook haar talenkennis. Vanwege de complexiteit van haar dossiers komen standaard oplossingen daarom nauwelijks voor. Willeke heeft meer dan 20 jaar ervaring op uiteenlopende rechtsgebieden opgedaan, doch haar hart gaat uit naar ondernemingsrechtelijke dossiers met Europese en internationale aspecten. Als advocaat behandelt Willeke dan ook voornamelijk Europees- en Internationaal rechtelijke vraagstukken. Variërend van Europees kwekersrecht en Internationaal contractenrecht tot Europees sociaal zekerheids- en arbeidsrecht. Ook in het Internationaal handelsrecht geeft Willeke advies en heeft zij met succes tot aan het Europese Hof van Justitie procedures gevoerd. Eén van haar hoogtepunten was een zaak voor het Antwerpse Gerechtshof, waarin een prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie is gesteld op het gebied van vrij verkeer van personen in relatie tot het sociaal zekerheidsrecht (ECLI:EU:C:2015:81 C‑114/13). In bovenstaand artikel wordt een aantal interessante overwegingen daarvan uitgelicht.
MCM-VG | maar t 2018
033
0169
DE BALLERINA ONDER DE OVEREENKOMSTEN
HENDARIN
Flexibilisering van de arbeidsrelatie; voor de één
overnemen, waarom zou niet een cryptovaluta
de toekomst, voor de ander een nachtmerrie.
kunnen ontstaan en ook worden geaccepteerd. Dat
Bij flexibilisering van de arbeidsrelatie gaat het
is toch de markt van vraag en aanbod? Cryptovaluta’s
niet alleen om flexibele contracten, maar in de
zijn één signaal dat men op zoek is naar een nieuwe
toekomst ook om flexibele loonvormen. Eén van
vorm van vrijheid. Niet alleen vrijheid in financieel
de meest recente ontwikkelingen is het ontstaan
opzicht, omdat mensen de banken beu zijn. Het
en toenemende gebruik van cryptovaluta’s.
gaat ook om vrijheid die past bij de virtuele evolutie,
Wat betekent dat voor de flexibilisering van de
hetgeen de flexibiliteit van de wetgeving op de proef
arbeidsrelatie?
stelt.
In alle tijden hebben mensen uit verschillende
Op dit moment bestaat nog veel weerstand tegen
lagen van de samenleving aan ruilhandel gedaan.
cryptovaluta’s als betaalmiddel. Bitcoin bijvoorbeeld
De geldeenheid is een gewichtseenheid van
zou geen elektronisch geld zijn in de zin van de
het goed dat geld is - meestal een metaal, zoals
Wet op het financieel toezicht. De reden hiervan
goud of zilver. Eeuwenlang waren geld en goud
zou zijn dat Bitcoins niet zijn uitgegeven in ruil voor
synoniemen.1 Dankzij de doorontwikkeling van
ontvangen geld en geen vordering op de uitgever
de ruilhandel, heeft geld de huidige (monetaire)
vertegenwoordigen. Ook zou Bitcoin geen financieel
economie gemaakt tot wat het is. Geld heeft
product zijn in de zin van de Wet op het financieel
er mede voor gezorgd dat wij geen primitieve
toezicht. De (bemiddeling bij de) aan- of verkoop
economie meer hebben.
van Bitcoins zou eveneens geen financiële dienst
Door de evolutie van internet en technologische ontwikkelingen, is het realistisch dat mensen
MOUSELLI
zijn, zodat de Wet op het financieel toezicht niet van toepassing zou zijn.2
behoefte hebben gekregen aan een alternatieve
In de civiele rechtspraak3 (zeer beperkt) geldt
valuta. Als een virtuele samenleving via diverse
vooralsnog dat Bitcoin niet als geld wordt gezien
social media kan ontstaan, robots een deel van de
in de zin van Afdeling 6.1.11 BW. Een betaling in
werkzaamheden van menselijke handjes kunnen
Bitcoins kan volgens de huidige civiele rechtspraak
1 Murray N. Rothbard, “What has Government done to our Money?”, Ludwig von Mises Institute, 2005, fifth edition. 2 Bijlage bij brief van de staatssecretaris van Financiën 30 oktober 2017, nr. 2017-0000165171 (memo ‘de opkomst van de Bitcoin (en alternatieve)’ als digitale betaaleenheid). 3 Rechtbank Overijssel 14 mei 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2667 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4219.
034
MCM-VG | maar t 2018
MCM-VG | maar t 2018
035
niet worden aangemerkt als een girale betaling in de zin van artikel 6:114 lid 1 BW. Bitcoin zou geen “gangbaar geld” in de zin van artikel 6:112 BW zijn, maar een ruilmiddel. Klopt dat? Had de wetgever bij de totstandkoming van artikel 6:114 BW niet ten doel een wettig betaalmiddel ruimer te zien dan enkel geld dat is uitgegeven door de overheid? “Gangbaar geld” omvat primair munten en bankbiljetten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel. Het laat echter ook ruimte voor betaling in geldsoorten - fysiek of virtueel - die hun bestaan niet aan de staat ontlenen.4 Inmiddels is in een uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam5 geoordeeld dat een Bitcoin een waarde vertegenwoordigt en overdraagbaar is. Naar het oordeel van de rechter vertoont het hiermee kenmerken van een vermogensrecht. Een vordering tot betaling in Bitcoin is volgens de rechter te beschouwen als een vordering die voor verificatie in aanmerking komt. Fiscaal wordt de Bitcoin voor de vrijstelling van
“DE ARBEIDSOVEREENKOMST WORDT NOG WEL EENS GEZIEN ALS DE “BALLERINA” ONDER DE OVEREENKOMSTEN.” BTW gelijkgesteld met een wettig betaalmiddel.6
Net zoals bij veel andere verbintenissen is geld
Daarnaast kunnen sommigen in Nederland wel
ook in een arbeidsrelatie belangrijk. Eén van de
vinden dat Bitcoin geen gangbaar geld is, maar we
kenmerken van de arbeidsovereenkomst is loon.
weten natuurlijk dat cryptovaluta’s niet geografisch
Loon komt volgens het wettelijk kader van de
zijn bepaald.
arbeidsovereenkomst niet per se tot uitdrukking in geld.
4 T&C Burgerlijk Wetboek, Deventer: Kluwer, artikel 6:112 BW, aant. 2. 5 Rechtbank Amsterdam 14 februari 2018, zaaknummer C/13/642655 FT RK 18.196 6 HvJ EG 22 oktober 2015, nr. C-264/14.
036
MCM-VG | maar t 2018
Als Bitcoin niet zou worden gezien als geld, zou het dus in het kader van het loonbegrip nog niet betekenen dat het niet kan worden aangemerkt als loon in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Alhoewel een wettelijke definitie van loon ontbreekt, bepaalt de wet (artikel 7:617 e.v. BW) echter wel welke loonvormen zijn toegestaan, te weten:
“a. geld; b. indien die vorm van loon gewoonte is of wenselijk is wegens de aard van de onderneming van de werkgever: zaken, geschikt voor het persoonlijk gebruik van de werknemer en zijn huisgenoten, met uitzondering van alcoholhoudende drank en andere
MCM-VG | maar t 2018
037
voor de gezondheid schadelijke genotmiddelen; c. h et gebruik van een woning, alsmede verlichting en verwarming daarvan; d. diensten, voorzieningen en werkzaamheden door
Zou wellicht aan het lijstje van vijf erkende loonvormen een nieuwe categorie moeten worden toegevoegd? Een lappendeken van wetgeving is niet de uitkomst. De mogelijkheid om Bitcoin onder loon te scharen bestaat, mits de wetgever en de rechtspraak accepteren
of voor rekening van de werkgever te verrichten,
dat het wordt gezien als wettig betaalmiddel en de
onderricht, kost en inwoning daaronder begrepen;
markt er over uit is hoe we Bitcoins moeten zien.
e. effecten, vorderingen, andere aanspraken en bewijsstukken daarvan en bonnen.” Indien cryptovaluta’s niet worden aangemerkt als geld, kan het dan nog worden aangemerkt als één van de andere geoorloofde loonvormen? Laten we een poging doen met sub “e”. Blijkens de MvT7 bij dit artikel is sub e opgenomen omdat men de mogelijkheid wilde openen om verschillende aanspraken of de bewijsstukken daarvan als een geoorloofd loonbestanddeel te
Uiteindelijk bepaalt wel de markt of Bitcoin en andere cryptovaluta’s worden gezien als geld of als iets anders. Niet alleen in het Burgerlijk Wetboek stuiten we op een achilleshiel als het aankomt op betaling van loon in cryptovaluta’s. Ook als we acht slaan op het wettelijk minimumloon, blijkt niet alleen bevrijdende betaling daarvan een uitdaging te zijn, maar ook het voldoen aan de wettelijke verplichting tot betaling van loon op een bankrekening.
beschouwen. Met uiteraard sterke waarborgen tegen
Of cryptovaluta’s als geld worden aangemerkt,
misbruik, welke waarborgen zouden worden gevonden
zal niet enkel op het loonbegrip in de zin van de
in de collectieve wijze van vaststelling. Als we verder
arbeidsovereenkomst effect hebben. Het zal ook
kijken naar de ontstaansgeschiedenis van sub e, is deze
invloed hebben op betaling van bijvoorbeeld een ZW-
loonvorm opgenomen vanwege het niet bemoeilijken
en/of WGA-uitkering door een eigenrisicodrager of
van plannen, die met de termen investeringsloon of
bijvoorbeeld opbouw van pensioen in cryptovaluta’s.
spaarloon of geblokkeerd loon werden aangeduid. Als
Cryptovaluta’s (Bitcoin) zijn ook niet ondenkbaar bij
we naar bijvoorbeeld Bitcoin kijken, is twijfelachtig of het
een ontslag op staande voet of het verrichten van
onder het bereik van en de gedachte achter sub e valt,
nevenactiviteiten.8
omdat in het maatschappelijk verkeer Bitcoin vooralsnog niet wordt gezien als effecten of vorderingen of andere aanspraken en bewijsstukken daarvan en bonnen. Het wordt door sommigen juist gezien als een betaalmiddel, waarmee op diverse plekken (bijvoorbeeld in Arnhem) een drankje kan worden betaald. Anderen zijn nog zoekende en weten nog niet wat het nu eigenlijk is.
De arbeidsovereenkomst wordt nog wel eens gezien als de “ballerina” onder de overeenkomsten. Volgens sommigen is deze ballerina veel te flexibel geworden, terwijl vanuit een meer toekomstig bestendige visie ze nog niet zover is dat ze mee kan dansen in het Zwanenmeer. Daarvoor is nodig dat er meer souplesse komt.
7 Kamerstukken II 1991/1994, 23438, 3, p. 18 en 19. 8 Hendarin Mouselli schreef een noot in de JAR bij de Rechtbank Midden-Nederland, 15 februari 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:368.
038
MCM-VG | maar t 2018
CURRICULUM VITAE Hendarin Mouselli is gespecialiseerd in flexibele arbeid. Zoals zij zelf zegt “specialist in de exoten in het arbeidsrecht”. Zij is medeoprichter van VRF Advocaten, een kantoor dat zich volledig toelegt op de markt van flexibele arbeid. Daarnaast is Hendarin Mouselli promovenda aan de Universiteit Utrecht. Zij doet onderzoek naar de beïnvloeding van arbeidsongeschiktheid binnen de onderneming en de rol van het eigenrisicodragerschap voor ZWen WGA-uitkeringen daarin. Ook is Hendarin Mouselli raadslid van de Raad van de Orde Zeeland-West-Brabant. Hendarin Mouselli publiceert met regelmaat over ontwikkelingen in de markt van flexibele arbeid en is spreker op congressen, symposia, masterclasses en workshops.
MCM-VG | maar t 2018
039
0170
BIEDT FACEBOOK SILVIA UITKOMST BIJ KOERHUIS BEWIJS SAMENWONING ALIMENTATIEGERECHTIGDE? De wettelijke duur van de partneralimentatie is
En wat als de partner met wie wordt samengewoond,
momenteel nog 12 jaar. In 12 jaar kan er veel
zelf nog niet gescheiden is?
veranderen. Zo kan het maar zo zijn dat de
De Hoge Raad heeft in een zaak waarin deze
alimentatiegerechtigde hangende die periode een
specifieke vraag werd voorgelegd met zoveel
nieuwe relatie krijgt. Zeker in het geval deze relatie
woorden geoordeeld dat uit de tekst en de strekking
een duurzaam karakter lijkt te krijgen en als zodanig
van artikel 1:160 BW volgt dat een samenwoning met
ook in alle openheid- via social media - wordt
een partner die zelf nog gehuwd is, sowieso niet een
uitgedragen, vraagt menig alimentatieplichtige
geslaagd beroep op artikel 1:160 BW kan opleveren.
zich af of die relatie wellicht consequenties kan of
En zelfs in het geval de partner zijn/haar huwelijk
moet hebben voor de onderhoudsverplichting.
enkel in stand laat met de bedoeling om artikel 1:160
Wanneer betekent een nieuwe relatie van de
BW te omzeilen, dan nog is er geen sprake van een
alimentatiegerechtigde dat er een einde komt aan de
samenwoning als waren zij gehuwd.
verplichting tot betaling van partneralimentatie?
De procedures waarin een beroep wordt gedaan
De wet geeft daarop in artikel 1:160 BW een
op artikel 1:160 BW zijn casuïstisch van aard. Er
antwoord: de verplichting tot betaling van
kunnen allerlei feitelijke omstandigheden worden
partneralimentatie aan de gewezen echtgenoot
aangevoerd om maar aannemelijk te maken dat er
eindigt van rechtswege op het moment dat
sprake is van een samenwoningsrelatie.
degene die de alimentatie ontvangt, huwt of een geregistreerd partnerschap aangaat òf samenwoont met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren. Omdat in de wettekst gesproken wordt van ‘gewezen
In de jurisprudentie zijn de volgende criteria ontwikkeld aan welke moeten zijn voldaan, wil gesproken kunnen worden van ‘samenwonen als waren zij gehuwd’:
echtgenoot’ valt een samenwoning voordat het
- affectieve relatie
huwelijk officieel is ontbonden, niet onder die situatie.
- van duurzame aard
040
MCM-VG | maar t 2018
MCM-VG | maar t 2018
041
- samenwonen - waarbij sprake is van wederzijdse verzorging èn - het voeren van een gemeenschappelijke huishouding
Dat betekent dat het enkele feit dat de ex-partner een nieuwe affectieve relatie heeft die een duurzaam karakter heeft althans lijkt te hebben, terwijl er tezelfdertijd ook sprake is van het veelvuldig tijd met
Omdat dit een cumulatieve opsomming betreft,
elkaar doorbrengen en in merendeels in hetzelfde
zullen de hiervoor genoemde criteria zich alle (min of
huis vertoeven, dus niet voldoende is om een met
meer) gelijktijdig moeten hebben voorgedaan.
succes een beroep te doen op artikel 1:160 BW.
042
MCM-VG | maar t 2018
Indien wordt vastgesteld dat op enig moment sprake was van een samenwoning als waren zij gehuwd, dan wordt de partneralimentatie per die datum definitief beĂŤindigd verklaard. Dat de alimentatiegerechtigde mogelijk niet de bedoeling had om te gaan samenwonen doet niet ter zake. De partneralimentatie die nog is voldaan vanaf de datum waarop de samenwoning wordt geacht te zijn aangegaan, wordt aangemerkt als een onverschuldigde betaling en moet door de (voorheen) alimentatiegerechtigde worden terugbetaald. De rechter heeft niet de vrijheid een andere ingangsdatum voor de terugbetalingsverplichting te bepalen dan de datum per welke werd vastgesteld dat sprake was van samenwoning in de zin van artikel 1:160 BW. Dit ingrijpend karakter van artikel 1:160 BW brengt met zich mee dat de Hoge Raad heeft overwogen dat deze bepaling restrictief moet worden uitgelegd. Er mag dus niet snel worden aangenomen dat is voldaan aan de bij deze bepaling gestelde criteria voor de beĂŤindiging van de partneralimentatie. Dat impliceert dat niet alleen hoge eisen worden gesteld aan de stelplicht van de alimentatieplichtige die zich erop beroept dat de ex-partner samenwoont met een ander als waren zij gehuwd maar ook aan de motivatie van de rechter op dit punt. Er zal ook sprake moeten zijn van het hebben van enige vorm van economische eenheid dan wel van anderszins een financiĂŤle verwevenheid.
De alimentatieplichtige moet niet alleen het bestaan van een affectieve relatie tussen de alimentatiegerechtigde en de partner stellen en bewijzen maar zal ook aannemelijk moeten maken
De sanctie die in artikel 1:160 BW besloten
dat sprake is van het voeren van een gezamenlijke
ligt, namelijk het verlies van de aanspraak op
huishouding en het over en weer elkaar verzorgen.
partneralimentatie, is ingrijpend en onherroepelijk.
En dat laatste kan lastig zijn omdat dit zich doorgaans
MCM-VG | maar t 2018
043
afspeelt in de beslotenheid van het huis van de
Berichten op Facebook bijvoorbeeld waarin de
alimentatiegerechtigde en/of de partner.
alimentatiegerechtigde enthousiast aankondigt
Het komt dan ook steeds vaker voor dat de alimentatieplichtige een onderzoeksbureau inschakelt om de omstandigheden vast te stellen waaruit die gezamenlijke huishouding en wederzijdse verzorging zou kunnen blijken. De kosten van een onderzoeksrapport kunnen aanzienlijk zijn omdat er gedurende een aantal maanden observaties bij het huis van de alimentatiegerechtigde en/of de partner plaatsvinden. Op grond van observaties kan worden vastgesteld hoeveel dagen en nachten de alimentatiegerechtigde en de partner bij elkaar
dat ‘zij ’s morgens brood smeert voor haar partner en voor hem kookt, dat zij de huishoudelijke taken verricht en samen met haar partner twee honden heeft die zij uitlaat’, dat de partner ‘niet alleen goed voor haar zorgt maar ook voor haar kinderen, die hij mede opvoedt’. Foto’s op Instagram waarop trots melding wordt gemaakt van klussen die binnenshuis zijn uitgevoerd door de partner en inboedelzaken die de partner voor de alimentatiegerechtigde heeft gekocht, foto’s van verjaardagen en feestdagen die gezamenlijk worden gevierd.
doorbrengen. Maar ook situaties waarop eventueel
Dergelijke uitlatingen gecombineerd met het bewijs
kan worden gebaseerd dat sprake is van wederzijdse
van het bestaan van een affectieve relatie, kan
verzorging, zoals het werken in de tuin van de ander,
het oordeel rechtvaardigen dat sprake is van een
het verrichten van klussen in en om het huis van de
duurzame affectieve relatie die meebrengt dat zij
ander, het hebben van een sleutel van elkaars huis,
elkaar wederzijds verzorgen, met elkaar samenwonen
het hebben van een sleutel van elkaars auto en het
en een gemeenschappelijke huishouding voeren.
over en weer gebruik maken van elkaars auto en het samen boodschappen doen, kunnen door het onderzoeksbureau worden vastgesteld. Het onderzoeksbureau is vanzelfsprekend gebonden aan regels van privacy en kan om die reden datgene wat binnenshuis bij de alimentatiegerechtigde gebeurt maar heel beperkt vaststellen. De opkomst van social media lijkt hierin uitkomst te brengen. Zo komt het steeds vaker voor dat de alimentatiegerechtigde zelf, de partner of familieleden van één van beiden, onbedoeld zorgen voor het bijeen brengen van het bewijs van de voorheen lastig vast te stellen criteria, zoals het voeren van een gezamenlijke huishouding en het over en weer elkaar verzorgen.
044
MCM-VG | maar t 2018
Kortom uitlatingen op Facebook en Instagram door de alimentatiegerechtigde en zijn/haar omgeving kunnen, hoe positief bedoeld wellicht ook, uitermate negatief uitwerken voor de partneralimentatie. Vanuit het oogpunt van de alimentatiegerechtigde lijkt enige terughoudendheid met het posten van berichten over de relatie met de nieuwe partner dus gewenst. De alimentatieplichtige die zich afvraagt of de relatie van de ex-partner wellicht voldoet aan artikel 1:160 BW doet er goed aan de verrichtingen van de expartner en zijn/haar naasten op social media in de gaten te houden.
CURRICULUM VITAE Silvia Koerhuis studeerde Nederlands Recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij is sedert 1987 werkzaam in de advocatuur en vanaf begin jaren negentig uitsluitend als familierechtadvocaat. Silvia heeft altijd bij grotere kantoren gewerkt, laatstelijk bij Nysingh advocaten-notarissen. Per 1 januari 2012 is zij partner bij Koerhuis Kersten familierechtadvocaten en scheidingsmediators te Zwolle. Zij heeft in 1995 de mediationopleiding van de vereniging voor Familierechtadvocaten en Scheidingsmediators(vFAS) afgerond en in 2001 de Specialisatieopleiding Familierecht. Voorts heeft zij in 2017/2018 de leergang Erfrecht gevolgd bij de Academie voor de Rechtspraktijk. Silvia heeft zowel als advocaat en mediator ruime ervaring met de afwikkeling van echtscheidingen van ondernemers en vrije beroepsbeoefenaars, waarin de afwikkeling van huwelijksvoorwaarden en de berekening van alimentaties een belangrijke rol spelen. Bij de uitoefening van haar praktijk ligt haar kracht in een combinatie van deskundigheid en betrokkenheid Silvia Koerhuis is lid van de Nederlandse Orde van Advocaten (Nova) en van de vereniging van Familierechtadvocaten en Scheidingsmediators (vFAS) en geregistreerd MfN-mediator.
MCM-VG | maar t 2018
045
w w w.avdr.nl 046
MCM-VG | maar t 2018
Het AVDR webinar abonnement 2018 - Volledig vrije keuze uit ruim 200 webinars. - Per 1 uur ontvangt u 1 PO-punt. - De colleges worden door ervaren sprekers verzorgd. - Webinars kunnen gevolgd worden op een computer, iPad en andere tablets. - Elektronische beschikbaarheid van uw certificaat, deze wordt automatisch aangemaakt en is uit te printen. - Naast de live mogelijkheid kunt u een webinar ook “on demand” op elk moment van de dag volgen met behoud van de POpunten*. - U kunt de uitzending zo vaak u maar wenst bekijken. - Alle AvdR webinars worden opgenomen in onze professionele studio. - Elk live webinar alsook het “on demand” college is voorzien van cursusmateriaal. Ook al volgt u een college niet, de documentatie blijft voor u digitaal beschikbaar. Wilt u direct meer informatie of aanmelden? Klik hier
AANMELDEN
*De on-demand webinars, inclusief de PO-punten, blijven beschikbaar tot en met 31 december 2018. Zonder PO-punten blijven de webinars on demand langer beschikbaar. MCM-VG | maar t 2018
047
C 048
MCM-VG | maar t 2018
THIS IS MAGNA CHARTA