Bij bel JESAJA 44, 45 24 Ik ben de HEERE, Die alles doet, Die den hemel uitbreidt, Ik alleen en Die de aarde uitspant door Mijzelven;
.
5 Ik ben de HEERE en niemand meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent. 6 Opdat men wete, van den opgang der zon en van den ondergang, dat er buiten Mij niets is, Ik ben de HEERE en niemand meer. 7 Ik formeer het licht en schep de duisternis; Ik maak den vrede en schep het kwaad, Ik, de HEERE, doe al deze dingen. 12 Ik heb de aarde gemaakt en Ik heb den mens daarop geschapen; Ik ben het! Mijn handen hebben de hemelen uitgebreid en Ik heb al hun heir bevel gegeven.
JESAJA 45 15 Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God IsraĂŤls, de Heiland 21 Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: Wie heeft dat laten horen van ouds her? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? En er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God en een Heiland, niemand is er dan Ik. 22 Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! Want Ik ben God en niemand meer. 23 Ik heb gezworen bij Mijzelven, er is een woord der gerechtigheid uit Mijn mond gegaan en het zal niet wederkeren: Dat Mij alle knie zal gebogen worden, alle tong Mij zal zweren.
Sjema Jisraeel JHWH Elohenoe JHWH Echad Hoor Israël JHWH onze God JHWH is één DEUTERONOMIUM 6 4 a Hoor, Israël! JHWH, onze God, is een
énig JHWH!
a Deut. 4:35. Mark. 12:29.
JESAJA 43 3 Want Ik ben JHWH, uw God, de Heilige Israëls, uw Heiland. 10 Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt JHWH, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben a dat vóór Mij geen God is geformeerd, en na Mij geen zal zijn. a Jes. 41.4. 44:8. 45:21. Hos. 13:4. 11 Ik, Ik ben JHWH, en er is geen Heiland behalve Mij.
JESAJA 45 5 a Ik ben JHWH, en niemand meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent. a Deut. 4:35, 39. 32:39. Jes. 44:8. 6 Opdat men wete, van de opgang der zon en van de ondergang, dat er buiten Mij niets is, Ik ben JHWH, en niemand meer. 7 Ik formeer het licht, en schep de duisternis; Ik maak de vrede en schep a het kwaad, Ik, JHWH, doe al deze dingen. a Klgld. 3:38. Amos 3:6 12 Ik heb de aarde gemaakt, en Ik heb de mens daarop geschapen; Ik ben het! Mijn handen hebben de hemelen uitgebreid, en Ik heb al hun heir bevel gegeven. 18 Want alzo zegt JHWH, a Die de hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zou zijn, maar heeft ze geformeerd, opdat men daarin zou wonen: lk ben JHWH, en niemand meer: a Jes. 42:5. b vers 5, 14. 21 Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: wie heeft dat laten horen van ouds her? Wie heeft dat a van toen af verkondigd? b Ben Ik het niet, JHWH?, en er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand is er dan Ik. a Jes. 41:22, 26, 27. 43:9, 10. b vers 5,
MARKUS 12 29 En Jezus antwoordde hem: Het eerste van al de geboden is: a Hoor, Israël, de Here, onze God, is een énig Here. a Deut. 6:4. JESAJA 44 6 Zo zegt JHWH, de Koning van Israël, en zijn Verlosser, JHWH der heirscharen: a Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God. a Jes 41:4. 48:12. Openb. 1:8, 17. 22:13.
24 Alzo zegt JHWH, uw Verlosser, en Die u geformeerd heeft van de buik af: Ik ben JHWH, Die alles doet, a Die de hemel uitbreidt, Ik alleen, en b Die de aarde uitspant door Mijzelven; a Job 9:8. Ps. 104:2. b Jes. 40:22. 42:5. 45:12.
HOSÉA 13 4 Ik ben toch JHWH, uw God, a van Egypteland af; daarom zoudt gij geen God kennen b dan Mij alleen want er is geen Heiland dan Ik. a Jes. 43:11. Hos. 12:10. b 2 Sam. 22:32. Ps. 18:32.
ZACHARÍA 11 12 Want Ik had tot henlieden gezegd: Indien het goed is in uw ogen, brengt Mijn loon, en zo niet, laat het na. En a zij hebben Mijn loon gewogen, dertig zilverlingen. a Matth. 26:15. 27:9. 13 Doch JHWH zeide tot mij: Werp ze heen voor de pottenbakker, een heerlijke prijs, dien Ik waard geacht ben geweest van hen! En ik nam die dertig zilverlingen, en wierp ze in het huis van JHWH, voor de pottenbakker. ZACHARÍA 12 Belofte van de Geest der genade 10 Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten a de Geest der gebeden; en zij zullen Mij b aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben. a Ezec. 39:29. Joël 2:28. b Joh. 19:37. Openb. 1:17
14, 18.
22 Wendt U naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer. 23 Ik heb gezworen bij Mijzelven, er is een woord der gerechtigheid uit Mijn mond gegaan, en het zal niet wederkeren: dat a Mij alle knie zal worden gebogen, alle tong Mij zal zweren. a Rom. 4:11. Filipp.
ZACHARÍA 14 9 En JHWH zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal JHWH één zijn en Zijn Naam één.
2:10.
In Jesaja 42:8 lezen we: „Ik ben de HERE, dat is Mijn Naam . . .” In het Hebreeuws staat er voor HERE
JHWH. Wij hebben dat ook in de andere teksten alszodanig aangepast. Let er vooral op hoe JHWH niet spreekt over ONS of WIJ, maar over IK.