Bij bel JESAJA 44, 45 24 Ik ben de HEERE, Die alles doet, Die den hemel uitbreidt, Ik alleen en Die de aarde uitspant door Mijzelven;
.
5 Ik ben de HEERE en niemand meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent. 6 Opdat men wete, van den opgang der zon en van den ondergang, dat er buiten Mij niets is, Ik ben de HEERE en niemand meer. 7 Ik formeer het licht en schep de duisternis; Ik maak den vrede en schep het kwaad, Ik, de HEERE, doe al deze dingen. 12 Ik heb de aarde gemaakt en Ik heb den mens daarop geschapen; Ik ben het! Mijn handen hebben de hemelen uitgebreid en Ik heb al hun heir bevel gegeven.
JESAJA 45 15 Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God IsraĂŤls, de Heiland 21 Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: Wie heeft dat laten horen van ouds her? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? En er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God en een Heiland, niemand is er dan Ik. 22 Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! Want Ik ben God en niemand meer. 23 Ik heb gezworen bij Mijzelven, er is een woord der gerechtigheid uit Mijn mond gegaan en het zal niet wederkeren: Dat Mij alle knie zal gebogen worden, alle tong Mij zal zweren.
Bijbelstudie 1 1. Hoe stelt God Zich voor? 2. Wat zegt Hij van Zichzelf dat Hij is?
Genesis 1:1-2
In de beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig en Duisternis was op de afgrond en de GEEST Gods zweefde op de wateren.
Johannes 4:24
God is een GEEST en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en in waarheid.
Jeremia 23:24
Vervul IK niet de hemel en de aarde? spreekt JHWH.
Genesis 3:8
En zij hoorden de stem van JHWH God, wandelende in de hof.
Genesis 18:1
Daarna verscheen hem JHWH aan de eikenbossen van Mamre, als hij in de deur der tent zat.
Genesis 18:25
Zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?
Genesis 35:11
Verder sprak God tot hem: Ik ben God de Almachtige!
Genesis 35:13
Toen voer GOD van hem op in die plaats.
Exodus 31:18
En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op de berg Sinaï geëindigd had te spreken, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met de vinger Gods.
Exodus 33:11
En JHWH sprak tot Mozes van Aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt.
Exodus 33:20
Gij zoudt Mijn Aangezicht niet kunnen zien, want Mij zal geen mens zien en leven (?)
Numeri 12:8
Van mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien en niet door duistere woorden en de GELIJKENIS van JHWH aan¬schouwt hij
Welk is het eerste gebod van alle?
(Markus 12:29) Deuteronomium 6:4 Hoor,
Israël! (en iedereen) JHWH onze GOD is ÉÉN! Deut. 4:35
U is het getoond, opdat gij het weet dat JHWH Die God is, er is niemand meer dan HIJ alleen!
Deut. 4:39
Zo zult gij heden weten en in uw hart hervatten, dat JHWH Die God is boven in de hemel en onder op de aarde, niemand meer!
Jesaja 45:12
IK heb de aarde gemaakt, en IK heb de mens daarop geschapen!
Jesaja 45:15
Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God Israëls, de Heiland
Jesaja 45:21b
Er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God en een Heiland, niemand is er dan IK.
Bijbelstudie 2
1. Wie was Melchizedek? 2. In Wie woont al de volheid der Godheid lichamelijk?
Genesis 14:18-21
En Melchizedek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn; en hij was een priester des Allerhoogste Gods. En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram Gode, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit! En gezegend zij de Allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft! En hij gaf hem de tiende van alles.
Hebreeën 7:1-3
Want deze Melchizedek was koning van Salem (Vredevorst) een priester des Allerhoogsten Gods, die Abraham tegemoet ging, als hij wederkeerde van het slaan der koningen en hem zegende; Aan welke ook Abraham van alles de tienden deelde; die vooreerst wordt overgezet, Koning der gerechtigheid en daarna ook was een koning van Salem, hetwelk is een koning des vredes; Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtrekening, noch beginsel der dagen, noch einde des levens hebbende; maar de Zoon van God gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid.
Jeremia 23:5
Ziet, de dagen komen, spreekt de Here, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken (de Baby in Bethlehem); Die zal Koning (Melech) zijnde regeren, en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde; en dit zal Zijn naam zijn, waarmee men Hem zal noemen: JHWH onze gerechtigheid (Tzedek). Melech Tzedek (Melchizedek).
Jeremia 10:10
Maar JHWH God is de Waarheid, Hij is de levende God, en een eeuwig Koning.
Zacharia 9:9
Verheug u zeer, gij dochter Zions! juich gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw KONING zal u komen, rechtvaardig en Hij is een Heiland; arm en rijdende op een ezel en op een veulen, een jong der ezelinnen.
Matth. 21:6-7
En de discipelen heengegaan zijnde en gedaan hebbende, gelijk Jezus hen had bevolen, brachten de ezelin en het veulen en leiden hun klederen op dezelve en zetten Hem daarop. En de meeste schare spreidden hun klederen op de weg, en anderen hieuwen takken van de bomen en spreidden ze op de weg. En de scharen die voorbijgingen en die volgden, riepen, zeggende: Hosanna de Zone Davids! Gezegend is Hij Die komt in de Naam des Heren! Hosanna in de hoogste hemelen!
Ezechiël 44:1-2
Toen deed Hij mij weerkeren de weg naar de poort van het buitenste heiligdom, die naar het oosten (Olijfberg) zag; en die was toegesloten. En JHWH zei tot mij: Deze poort zal toegesloten zijn, zij zal niet worden geopend, noch iemand door dezelve ingaan, omdat . . . JHWH, de GOD Israëls (Zach. 9:9) - door dezelve is ingegaan; daarom zal zij zijn toegesloten.
Toelichting: Van alle poorten die de ommuurde stad Jeruzalem rijk is, is er één hermetisch dicht, de Gouden Poort (de Schone). Deze poort gaf vroeger toegang tot het tempelplein, maar werd omstreeks 1536 -1538 dichtgemetseld door Sultan Süleymaniye van Turkije. Waarom? Omdat de GOD van Israël daar was doorgegaan, incognito, in de gedaante van een mens, in de gestalte van een Zoon. Dit is dezelfde poort waar Petrus en Johannes de kreupele oprichtten (Hand. 3:2).
Bijbelstudie 3
1. Wat dunkt u van de Christus, Wiens Zoon is Hij? (Matth. 22:42) 2. Wie is ten hemel opgeklommen en nedergedaald? Wie heeft de wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet? (Spreuken 30:4)
Matth. 22:42-46:
Zij zeiden tot Hem: Davids Zoon. Hij zei tot hen: Hoe noemt Hem dan David, in de Geest, zijn Here? zeggende: De HERE (JHWH) heeft gezegd tot Mijn Here: Zit aan Mijn rechterhand totdat Ik Uw vijanden zal hebben gezet tot een voetbank Uwer voeten. Indien dan David Hem zijn Here noemt, hoe is Hij zijn Zoon?
Jesaja 43:10-11
Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de Here, en Mijn knecht, die Ik heb uitverkoren; opdat gij het weet en Mij gelooft, en verstaat dat Ik Dezelve ben, dat voor Mij geen God gefor-meerd is, en ná Mij GEEN ZAL ZIJN. Ik, Ik ben de HERE (JHWH) en er is GEEN HEIL-AND behalve MIJ.
Jesaja 44:6
Zo zegt de HERE (JHWH), de KONING van Israël, en zijn Verlosser, JHWH der heerscha-ren: IK ben de EERSTE en IK ben de LAATSTE, en behalve MIJ is er geen God.
Openb. 1:17-18
en Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende: Vrees niet; IK ben de EERSTE en de LAATSTE; en Die leef en Ik ben DOOD geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid.
Jesaja 44:8
Verschrikt niet en vreest niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen: is er ook een God behalve Mij? Immers is er geen andere ROTSSTEEN; Ik (God) ken er geen.
1 Kor. 10:4
En allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke STEENROTS die volgde; en de Steenrots was CHRISTUS.
Hosea 3:4-5
Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning en zonder vorst en zonder offer en zonder opgericht beeld en zonder efod en terafim. Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren en zoeken JHWH hun GOD en DAVID (Geliefde), hun KONING, en zij zullen vrezende komen tot JHWH en tot Zijn goedheid in het LAATSTE DER DAGEN.
Matth. 3:17
Deze is Mijn Zoon, Mijn DAVID (Geliefde), in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb! 1 Joh. 4:1-3 Geliefden gelooft niet een ieder geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. Hieraan kent gij de Geest van God: alle geest, die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God. En alle geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van de antichrist, welke geest gij gehoord hebt dat komen zal en is nu alreeds in de wereld.
1 Tim. 3:16
En buiten alle twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot; GOD is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid.
Bijbelstudie 4
PASCHA OF AVONDMAAL
Exodus 12:1-8: De Here had tot Mozes en tot Aäron in Egypteland gesproken, zeggende: Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden des jaars zijn. Spreekt tot de ganse vergadering van Israël, zeggende: Aan de tienden dezer maand neme een iegelijk een lam, naar de huizen der vaderen, een lam voor een huis. Maar indien een huis te klein is voor een lam, zo neme hij het en zijn nabuur, de naaste aan zijn huis, naar het getal der zielen, een ieder naar dat hij kan eten; gij zult rekening maken naar het lam. gij zult een volkomen lam hebben, een manneke, een jaar oud; van de schapen of van de geitenbokken zult gij dat nemen. En gij zult het in bewaring hebben tot de veertiende dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israël zal het slachten tussen twee avonden. En zij zullen van het bloed nemen, en strijken het aan de beide zijposten en aan de bovendorpel, aan de huizen, in welke zij het zullen eten. En zij zullen het vlees eten in dezelfde nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde broden; zij zullen het met bittere saus eten. Numeri 9:6-12: Toen waren er lieden geweest, die over het dode lichaam eens mensen onrein waren, en op dezelve dag het pascha niet hadden kunnen houden; daarom naderden zij voor het aangezicht van Mozes en voor het aangezicht van Aäron op diezelfde dag. En diezelve lieden zeiden tot hem: Wij zijn onrein over het dode lichaam eens mensen; waarom zouden wij verkort worden, dat wij de offerande des Heren op zijn gezette tijd niet zouden offeren, in het midden van de kinderen Israëls? En Mozes zeide tot hen: Blijft staande, dat ik hoor wat de Here u gebieden zal. Toen sprak de Here tot Mozes, zeggende: Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Wanneer iemand onder u, of onder uw geslachten, over een dood lichaam onrein, of op een verre weg zal zijn, hij zal dan nog de Here het pascha houden. In de tweede maand, op de veertiende dag, tussen de twee avonden, zullen zij dat houden; met ongezuurde broden en bittere saus zullen zij dat eten. Zij zullen daarvan niet overlaten tot de morgen, en zullen daaraan geen been breken; naar alle inzetting van het pascha zullen zij dat houden.
HET PASCHA (Avondmaal)
Lukas 22:14: En als de ure gekomen was, zat Hij aan, en de twaalf apostelen met Hem. En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeert dit PASCHA met u te eten, eer dat Ik lijde. Want Ik zeg u, dat Ik niet meer daarvan zal eten totdat het vervuld zal zijn in het Koninkrijk Gods. En Hij nam brood en als Hij gedankt had brak Hij het en gaf het hen, zeggende: Dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u wordt gegeven; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks ook de drinkbeker na het avondmaal, zeggende: deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed, hetwelk voor u wordt vergoten.
Matth. 26:23: Die de hand met Mij in de schotel (met bittere kruiden) indoopt, die zal Mij verraden. N.B. Het houden van het avondmaal is een „gedachtenis" en niet een wezenlijke bijdrage tot het behoud van onze ziel. Er komt namelijk een tijd dat mensen zullen zeggen: „Hebben wij niet in uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken", dat Hij openlijk zal zeggen: Ik ken u niet van waar gij zijt. Voor het in veiligheid stellen van onze ziel dienen wij de weg te bewandelen die de apostelen ons hebben gewezen, zoals we kunnen lezen in Lukas 24:47 / Hand. 2:38, want dat is de wedergeboorte zoals beschreven in Joh. 3:3-5. Het avondmaal heeft pas zin als wij het Woord gehoorzaam zijn. De weg is namelijk nauw die tot het leven lijdt en weinigen zullen dezelve vinden. (Matth. 7:14)
ENGE POORT (Lukas 13:23-27)
Alsdan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken en Gij hebt in onze straten geleerd. En Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik ken u niet van waar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid! (zonde).
BIJBELLES 5 1. Wat is de gemeente? 2. Waar gaat zij naar toe? 3. Hoeft zij niet door de grote verdrukking? Matth. 16:18-19
En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze Petra zal Ik Mijn gemeente bouwen en de Poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij zult ontbinden op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.
LET WEL: het was Petrus die op de dag van Pinksteren de sleutels gebruikte om voor zijn toehoorders uit Israel het Koninkrijk der hemelen te openen. In Hand. 10:34-48 was het ook weer Petrus die dezelfde sleutels gebruikte voor de heidenen. Hand. 2:38 ,
Bekeert u en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jeshua Hamasjiach tot vergeving der zonden en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Hand 10:45-46.
dat de gave des Heiligen Geestes ook op de heidenen werd uitgestort. Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen en God groot maken.
Efeze 5:26-27
Opdat Hij haar (de gemeente) zou heiligen, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord; Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk. (Zie ook Psalm 24:3-6 en Lukas 1:74-75)
Openb. 21:27
In haar (het hemels Jeruzalem) zal niet inkomen iets, dat ontreinigt en gruwelijkheid doet en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.
Openb. 20:4-5
En ik zag tronen, en zij (de Gemeente) zaten op dezelve; en het oordeel werd hen gegeven zie ook (1 Kor. 6:2) en ik zag de zielen dergenen die onthoofd waren om de getuigenis van Jezus en om het Woord Gods en die het beest en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met Christus de duizend jaren. Maar de overigen der doden werden niet weer levend, totdat de duizend jaren geĂŤindigd waren.
1 Kor. 15:51-52
Ziet, ik zeg u een verborgenheid; wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden; In een punt des tijds, in een ogenblik met de LAATSTE bazuin; want de bazuin zal slaan en de doden zullen onverderfelijk worden opgewekt en wij zullen veranderd worden.
1 Thess. 4:16-17
Want de Here Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van de hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, de Here tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met de Here zijn. Zo dan vertroost elkander met deze woorden.
Matth. 24:29-31
En terstond NA de VERDRUKKING van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar schijnsel niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En ALSDAN zal in de hemel verschijnen het teken van de Zoon des mensen; en dan zullen AL de geslachten der aarde wenen en zullen de Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid. En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een BAZUIN (nĂĄ de laatste?) van groot geluid en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.
Zacharia 14:5b
dan zal JHWH mijn God, komen en al de heiligen (Gemeente) met U o Here!
Bijbelstudie 6 1. Heeft de tabernakel in de woestijn voor ons nog een functie? 2. Hoe zag deze tent eruit: mooi of lelijk? 3. Heeft de tabernakel nu nog iets met Gods Koninkrijk te maken? Hand. 7:44
De tabernakel der getuigenis was onder onze vaderen in de woestijn, gelijk geordineerd had Hij, Die tot Mozes zeide, dat hij dezelve zou maken naar de afbeelding die hij had gezien.
Exodus 35:6-7 Neemt van hetgeen dat gijlieden hebt een hefoffer de Here; een ieder wiens hart vrijwillig is, zal het brengen ten hefoffer des Heren: goud, zilver, koper, alsook hemelsblauw, purper en scharlaken, fijn linnen en geitenhaar, roodgeverfde ramsvellen en dassenvellen, alsook sittimhout. Exodus 36:9 De lengte ener gordijn was van achtentwintig ellen, en de breedte ener gordijn van vier ellen. Exodus 36:14 Verder maakte hij gordijnen van geitenhaar, tot een tent over de tabernakel. Elf totaal. De lengte ener gordijn was dertig ellen en vier ellen de breedte ener gordijn. Om een indruk te geven hoe de tabernakel er uitzag: De breedte was 28 el en de lengte 42 el en de hoogte 8 el. De tent was dus 18,90 m lang en 12,60 m breed en 3,60 m hoog. Aan de binnenzijde fijngetweernd linnen, hemelsblauw, purper en scharlaken met borduurwerk van cherubim (Exodus 36:8). Dit gold ook voor de voorhang (Exodus 36:35). De dakbedekking was van geitenhaargemaakt, met daaroverheen roodgekleurde ramsvellen (beeld van het bloed) en daarover een bedekking van dassenvellen. Laatstgenoemde vellen waren niet aantrekkelijk van aanzien, maar wel bestand tegen alle soorten weersinvloeden. Daarmee werd tot uitdrukking gebracht dat de heerlijkheid niet aan de buitenkant zat, maar binnen. Dat is ook het beeld dat we krijgen bij het lezen van Jesaja 53:2: „Hij had geen gedaante noch heerlijkheid. Als wij Hem aanzagen was er geen gestalte dat wij Hem zou-den hebben begeerd. Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen. Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht." Ditzelfde geldt eigenlijk ook voor de gemeente hier op aarde. Na de ont-moeting met de Heer in de lucht verandert dat. Voor hen die deel hebben aan de eerste opstanding geldt dat ze worden overkleed met heerlijkheid, zoals de „eertijds Verachte" dat nu bijna tweeduizend jaar is. Maar hier op déze aarde geldt: Psalm 45:14 Des Konings Dochter (gemeente) is geheel verheerlijkt inwendig; haar kleding is van gouden borduursel. In gestikte klederen zal zij tot de Koning geleid worden. 2 Kor. 4:7
Wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God en niet uit ons.
1 Kor. 2:14
Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk worden onderscheiden. Doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hijzelf wordt van niemand onderscheiden (net als de tabernakel).
Exodus 30:1-2 Gij zult ook een reukaltaar maken voor reukwerk. Eén el zal zijn lengte zijn en één el zijn breedte, maar twee ellen hoog (45x45x90 cm). Exodus 30:9 Gij zult geen vreemd reukwerk op hetzelve aansteken. (Beeld van oprecht gebed en geen ijdel verhaal van woorden). Openb. 8:3-4 En er kwam een andere engel en stond aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en hem werd veel reukwerks gegeven, opdat hij het met de gebeden aller heiligen op het gouden altaar, dat voor de troon is, zou leggen. En de rook des reukwerks, met de gebeden der heiligen ging op van de hand des engels voor God. Numeri 10:1-3 En de zonen van Aäron, Nadab en Abihu, namen een ieder zijn wierookvat en deden vuur daarin, en leiden reukwerk daarop en brachten vreemd vuur voor het aangezicht des Heren, hetwelk Hij niet had geboden. Toen ging vuur uit van het aangezicht des Heren en verteerde hen; en zij stierven voor het aangezicht des Heren. En Mozes zei tot Aäron: Dat is het wat de Here heeft gesproken: In degenen die tot Mij naderen zal Ik geheiligd worden . . .
Bijbelstudie 7 1. Wat waren de toonbroden? 2. Wat was de bedoeling, wie mochten ze eten? 3. Wat hadden ze te maken- en wat hadden ze gemeen met het Nw. Testament? Leviticus 24:5-9
Gij zult ook meelbloem nemen, en twaalf koeken daarvan bakken; van twee tienden zal een koek zijn. En gij zult ze in twee rijen (niet op stapels dus) leggen, zes in een rij, op de reine tafel, voor het aangezicht des Heren. En op elke rij zult gij zuivere wierook leggen, welke het brood ten gedenkoffer zal zijn; het is een vuuroffer de Here. Op elke sabbatdag gedurig zal men dat voor het aangezicht des Heren toerichten, vanwege de kinderen Israels, tot een eeuwig verbond. En het zal voor Aaron en zijn zonen zijn, die dat in de plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid der heiligheden uit de vuurofferen des Heren, een eeuwige inzetting.
1 Sam. 21:1, 3-6
Toen kwam David te Nob, tot de priester Achimélech en David zei: „wat is er onder uw hand? Geef mij vijf broden. En de priester antwoordde David: Er is geen gemeen brood onder mijn hand; maar er is heilig brood. Toen gaf de priester hem dat heilige brood, omdat er geen brood was dan de toonbroden die van voor het aangezicht des Heren weggenomen waren, dat men er warm brood neerlegde ten dage als dat weggenomen werd.
Matthéiis 12:3
Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen wat David gedaan heeft toen hem hongerde en hen die met hem waren? Hoe hij gegaan is in het huis Gods en de toonbroden gegeten heeft, die hem niet geoorloofd waren te eten, noch ook hen die met hem waren, maar de priesters alleen?
J er . 31 : 31 -3 4
Ziet de dagen komen, spreekt de Here, dat Ik met het huis van Israel en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken. Maar dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israel zal maken, spreekt JHWH: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hen tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder, leren, zeggende: Kent JHWH! Want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt JHWH; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hunner zonden niet meer gedenken.
Matth. 14:17-18
Wij hebben hier niet dan vijf broden en twee vissen, vs 20-21: En zij namen op, het overschot der brokken, twaalf volle korven. Die nu hadden gegeten, waren omtrent vijfduizend mannen, zonder de vrouwen en kinderen.
Hand. 1:13
En als zij ingekomen waren gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus (en de andere tien) vs 20: Een ander neme zijn opzienersambt (om het getal twaalf weer vol te maken).
Hand. 4: 4
En het getal der mannen werd omtrent vijfduizend.
Matth. 15:34
Jezus zeide tot hen: Hoeveel broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven en weinige visjes. vs 37: En zij aten allen en werden verzadigd en zij namen op het overschot der brokken, zeven volle manden.
Hand. 6:3
Ziet dan om broeders, naar zeven mannen (manden) uit u, die goede getuigenis hebben, vol des Heiligen Geestes en der wijsheid . . .
Hand. 6:7
En het Woord Gods wies en het getal der discipelen vermenigvuldigde te Jeruzalem zeer; en een grote schare der priesteren werd de gelove gehoorzaam. 1 Sam. 15:22-23 Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen. Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst.
Bijbelstudie 8 1. Wat is het verschil tussen eerste en tweede opstanding? 2. Wat is het duizendjarig rijk en haar bedoeling? 3. Wat is de nieuwe hemel en nieuwe aarde? En wanneer?
Openb. 20:2
en hij greep de draak, de oude slang, welke is de duivel en satan en bond hem duizend jaren.
Openb. 20:4
en zij leefden en heersten als koningen met Christus de duizend jaren. Maar de overige der doden werden niet weer levend totdat de duizend jaren geëindigd waren. Deze is de eerste opstanding. Zalig en heilig is hij die deel heeft in de EERSTE opstanding; over deze heeft de tweede dood. geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen DUIZEND jaren.
Openb. 20:7
En wanneer de duizend jaren geëindigd zullen zijn . . .
Openb. 20:11-15
En ik zag een grote witte troon, en Degene Die daarop zat van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvloden en geen plaats is voor die gevonden. En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend, . . en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken was geschreven, naar hun werken. (Niemand zal dan meer kunnen refereren aan genade).
TWEE opstandingen
dus met een tussenperiode van DUIZEND jaar. Dit verschil vinden we terug in Matth. 24 en 25.
Matth. 24:29-31
Terstond ná de (grote) verdrukking zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar schijnsel niet geven . . . En alsdan zal in de hemel verschijnen het teken van de Zoon des mensen komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid. En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid (zie ook 1 Thess. 4:16-17 en 1 Kor. 15:52) en zij zullen Zijn uitverkorenen (Gemeente) bijeenvergaderen uit de vier winden van het uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve. (zie ook Openb. 11:15) Het zal zijn op de helft der door Dan. 9:28 beschreven - jaarweek (ná de eerste 3 jaar - zie Openb. 11:2 - en voor de tweede helft (Openb. 12:6). De eerste halve week is de periode van verdrukking en merkteken, de storm voor de gemeente om te testen waarop ze is gebouwd, (op het zand of op de rots). De tweede helft is de periode van uitgieting van toorn op de overgeblevenen na de eerste opstanding. Met deze uitgieting van toorn bewerkstelligt de Here tevens een selectie van mensen die met Hem de periode van duizend jaar van vrede zullen ingaan en hen die de kans door hun gedrag hebben verbeurd. Zo zal het ook gebeuren dat tot nu toe onvervulde profetieën dan in vervulling zullen gaan, zoals deze.
Jes. 65:20
want een jongeling zal sterven, honderd jaar oud zijnde, maar een zondaar honderd jaar oud zijnde, zal vervloekt worden. (Daarbij wordt dus het verouderingsproces stopgezet, want normaal gesproken is een hondhonderdjarige geen jongeling meer).
Jes. 65:26
De wolf en het lam zullen tezamen weiden, en de leeuw zal stro eten als een rund, en stof zal de spijs der slang zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op Mijn ganse heilige berg, zegt de Here
Jes. 11:8
En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder; (nooit eerder vertoond, ook niet in het paradijs) en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van de basilisk
Jes. 11:9
en de aarde zal vol zijn van de kennis des Heren
In deze periode zal de Here (Jesua) regeren en bij de mensen zijn. Ja de gemeente zal meeregeren (zie Zach. 14:5 b en Openb. 20:6b). Deze periode van duizend jaar is een soort sabbat na zesduizend jaar. Aan het eind van deze sabbat en vrederijk zullen de dan levende mensen niet zonder meer behouden worden. Ze zullen nog één proef moeten ondergaan en de satan krijgt de kans dit uit te testen. Daarna wordt hij definitief in de poel des vuurs geworpen. Vervolgens komt de periode van berechting, als alle gestorvenen zullen zijn opgewekt, met een lichaam zoals zij hebben gehad. En pas daarna gebeurt het volgende:
Jes. 65:17
Want zie, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer worden gedacht en zullen in het hart niet opkomen.
Bijbelstudie 9 1. Is er een z.g.n. ALverzoening? 2. Wat moeten we onder eeuwig verstaan: 3. Wat moeten we onder „hel" verstaan: 4. Wat is het dodenrijk (nw.vert): Toelichting:
Bovengenoemde vragen leven serieus bij mensen en groepen. Wat lezen we in de Bijbel en wat bedoelt God ermee? Kan er naast een nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont (2 Petr. 3:13), waar alle tranen zijn afgewist, waar liefde en blijdschap is, ook nog een hel (eeuwig vuur) bestaan waar mensen dag en nacht in alle eeuwigheid worden gepijnigd? Is God, naast een God van liefde, ook nog een verterend vuur? Als er een alverzoening zou zijn, waar ligt dan de grens van terugkeer van figuren als Hitler, wanneer blijkt dat hun gedrag niet is veranderd; zij in hun pijn de God des hemels lasteren en zich niet bekeren van hun werken? Zo zijn er talloos andere vragen. Maar laat ons beginnen te zeggen dat er een poel des vuurs is. Een poel die al zowat 6000 jaar brandt en niet geblust kan worden (getuige vulkanen en heetwater bronnen).
Matth. 3:12
en zal het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden." (Vuur dus dat niet kan ophouden te bestaan.)
Matth. 25:41
Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk de duivel en zijn engelen is bereid.”
Matth. 25:46
En dezen zullen gaan in de eeuwige (ofwel: altijd durende) pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. Omdat het hier gebruikte woord eeuwig, altijd durend ofwel oneindig betekent, dan komen de wegen van de rechtvaardigen en vervloekten nooit bij elkaar. En als het beide voor een bepaald tijdperk zou zijn, is er ook geen sprake van alverzoening tussen iets dat ophoudt te bestaan).
Openb. 20:15
En de duivel die hen verleidde, werd geworpen in de poel des vuurs en zwavels alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. (Hieruit proeft men duidelijk: in alle oneindigheid). En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des Levens, die werd geworpen in de poel des vuurs.
Markus 9:43-49
het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur, waar hun geweten niet sterft (geen rijk der doden dus) en het vuur niet uitgeblust wordt. WAAR IS DE HEL, WAAR IS DAT VUUR?
Amos 9:2
Al groeven ze tot in de HEL, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in de hemel, zo zal ik ze van daar doen nederdalen. (De hel is dus duidelijk in het hart van deze aarde, het hart van de globe waarop wij leven.)
Numeri 16:30-33
en zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle, en de aarde overdekte hen.
1 Petr. 3:19-20
in Dewelke Hij ook, heengegaan zijnde, de geesten, die in de gevangenis (hel) zijn, gepredikt heeft. Die eertijds ongehoorzaam waren in de dagen van Noach. (Dit waren mensen die reeds méér dan 2000 jaar in pijn waren geweest).
Lukas 9:60
Jezus zeide tot hem: Laat de doden (geestelijk doden) de doden begraven; doch gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods. (Hier wordt niet bedoeld dat doden andere doden moeten begraven, maar zij, die geestelijk dood zijn (dood voor het Koninkrijk van God).
Ezech. 18:4b
De ziel die zondigt zal sterven. (Dat is niet vergelijkbaar met het sterven van het lichaam. Dit laatste gaat 'letterlijk dood. Maar de ziel gaat 'geestelijk' dood en maakt zich onmogelijk voor enige erfenis in het Koninkrijk van God).
Bijbelstudie 10 1. Wat vond plaats met Lazarus toen hij gestorven was? 2. Wie was die rijke van wiens tafel Lazarus de kruimels begeerde? 3. Waar kwamen beiden terecht? 4. Wie zijn de dieven en moordenaars? Lukas 16:19
Er was een zeker rijk mens, gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende alle dag vrolijk en prachtig. En er was een zeker bedelaar, met name Lazarus, welke lag voor zijn poort vol zweren; en hij begeerde verzadigd te worden van de kruimels die van de tafel des rijken vielen. Maar ook de honden kwamen en likten zijn zweren. En het geschiedde dat de bedelaar stierf en van de engelen werd gedragen in de schoot (onmiddellijke nabijheid) van Abraham. De rijke stierf ook en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. En hij riep: Vader Abraham, ontferm u mijner en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope en verkoele mijn tong; want ik lijd smarten in deze vlam.
Joh. 11:21
Martha zei tot Jezus: Here, indien Gij hier geweest waart, zo zou mijn broeder niet zijn gestorven. Maar ook nu weet ik dat alles, wat Gij van God begeren zult, God het U zal geven. Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal weer opstaan. Martha zei tot Hem: Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding ten laatsten dage. Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven. Een ieder die leeft en in Mij gelooft zal niet sterven in der eeuwigheid. Lukas 16:30 Vader Abraham, zo iemand van de doden tot hen heenging, zij zouden zich bekeren.
Joh. 11:43-44
riep Hij met grote stem: Lazarus, kom uit! En de gestorvene kwam uit, gebonden aan handen en voeten.
Joh. 12:10-11
De overpriesters beraadslaagden dat zij ook Lazarus zouden doden, want velen van de Joden gingen heen om zijnentwil en geloofden in Jezus.
Joh. 9:22
want de Joden hadden alreeds een besluit gemaakt, zo iemand Hem beleed Christus te zijn, dat die uit de synagoge geworpen zou worden.
Toelichting:
De Here heeft de mensen duidelijk gemaakt wat er met Lazarus is gebeurd toen zijn lichaam gebonden in het graf lag. Het kon dus niet dát lichaam zijn dat de rijke zag toen hij zich tot vader Abraham richtte om Lazarus te zenden. Lazarus had dus een vervangende gestalte, om eventueel zijn vinger in het water te kunnen dopen. Hij was herkenbaar, zoals voor Lazarus deze rijke herkenbaar was. Deze voltrok zich in de vier dagen dat Lazarus aan het aardse leven was onttrokken. Wie was deze rijke en wat waren de kruimels die van zijn tafel vielen? Deze rijke was een in overvloed levende farizeeër of plaatselijke rabbijn van Bethanië. Lazarus was inderdaad ziek, maar sleepte zich desondanks naar de synagoge - waar hij niet in mocht - om buiten toch maar iets van het gesprokene op te vangen. En terwijl hij daar zat, werd hij lastig gevallen door honden die zijn zweren likten. Na de dienst kon hij een verachtelijke blik opvangen van de geestelijke, omdat hij Jezus volgde en Diens vriend was. Maar zeer kort na het overlijden van Lazarus, stierf ook deze geestelijke. De rest is bekend. Wat hier verder uit valt op te maken, is dat mensen die sterven, vrijwel onmiddellijk of kort daarna een (vervangende) gestalte krijgen met een identiek uiterlijk en dezelfde eigenschappen van de aardse gestalte, namelijk het voelen van pijn, ogen om te zien, een mond om te spreken, vingers om iets mee te doen, voeten om zich te verplaatsen. Mensen die door vloeken een oordeel over zich uitroepen en niet tot bekering komen, krijgen waar ze om gevraagd hebben. Mensen die zeggen zondaar te zijn en te blijven, stellen zich vrijwillig beschikbaar voor het rijk van de duivel, ook hierna.
Joh. 8:36
Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben (van de zonde) zo zult gij waarlijk vrij zijn. (Zie ook Joh. 5:28-29) waar het vervangende lichaam weer plaats moet maken voor ons eigen lichaam. De Here was daarbij de eerste (eerstgeborene).