HISTORISCHE RUBRIEK 2010, nr. 4 INFORMATIE VAN DE HISTORISCHE VERENIGING
Grenspalenexcursie Zaterdagmorgen 8 mei aanstaande, organiseert de Historische Vereniging Bakkeveen (HVB), een excursiewandeling langs een paar monumentale grenspalen op de scheiding tussen Groningen en Frylân in de buurt van Frieschepalen. Naast de antieke grenspalen zijn er nog een aantal interessante historische elementen in het landschap zichtbaar. Zaterdag 8 mei: 10.00 uur -10.30 ontvangst in cafÊ Ma Kelly in Frieschepalen. 10.30 uur start wandeling, naar verwachting rond 12.30 uur terug bij het beginpunt. Deelnemers worden verzocht zich tijdig aan te melden bij: Willem Dolstra, tel. 0516-541355 bgg. 06-52140329 w.dolstra@bakkeveen.nl
Kort verslag laatste lezing van het seizoen Op 24 maart j.l. hield mevrouw Joke de Boer-Jager uit Marum voor ons een lezing in Dúndelle over De Vereeniging tot Hulp voor Vlijtige Armen te De Wilp. Deze vereniging werd in het midden van de 19de eeuw opgericht door een aantal notabelen in de gemeente Marum, die zich in die tijd zorgen maakten over de armoede onder een belangrijk deel van de veenarbeiders, vooral in de jonge veenkolonie De Wilp en omstreken. Met name het mislukken van de aardappel- en boekweitoogst in de jaren 1846 en 1847 leidde in de arme gezinnen tot ernstig voedselgebrek en dat noodzaakte weer velen om in de boerendorpen zoals Marum te gaan bedelen. Soms leidde dat zelfs tot nachtelijke strooptochten, wat de autoriteiten dan weer reden gaf om hardhandig in te grijpen. Burgemeester Obbes van Marum kwam met een voor die tijd originele oplossing. Hij bedacht dat men de armen ook aan werk kon helpen en ze wat geld laten verdienen. Dat zou tegelijk de hinderlijke bedelarij kunnen doen ophouden. Er kwam steun voor dat plan en dat leidde tot de oprichting van de genoemde vereniging met de lange naam, later kortweg „De Vlijt‟ geheten. De naam geeft precies de bedoeling aan: de armen aan werk helpen en
hen opvoeden tot een vlijtig bestaan. Daarvoor werd grond aangekocht, die kon worden ontgonnen en vervolgens worden bebouwd. Hier is sprake van eenzelfde soort gedachte als ook achter de opzet van de Maatschappij van Weldadigheid in Frederiksoord en Veenhuizen zat: disciplinering en verheffing van een verpauperde bevolking. Maar hier in Marum en de Wilp betrof het dus een lokaal initiatief. Mevrouw de Boer schetste in haar verhaal dat „De Vlijt‟ inderdaad tot op zekere hoogte succesvol is geweest en echt iets betekend heeft voor de mensen rond De Wilp. De vereniging bestaat trouwens nog en beschikt aan de Wilpstervaart en achter de Keuningswijk over een aantal percelen eigen grond, die de leden van de vereniging kunnen huren. Er waren deze avond maar weinig bezoekers (15), maar de thuisblijvers hebben echt ongelijk gehad, omdat de lezing inhoudelijk heel interessant was en de spreekster (eindredacteur van ’t Olde Guet, het tijdschrift van de historische vereniging in Marum) haar verhaal met een fraaie powerpoint-presentatie illustreerde.
veeziekten vroeger en nu Een paar maanden geleden werd er in Bakkeveen huis aan huis een brief bezorgd, waarin vermeld werd, dat bij twee geitenhouderijen in de buurt Qkoorts was uitgebroken. De boerderijen, die hierdoor getroffen werden, bleken in Een-West en Zevenhuizen te staan. Alle geiten moesten worden afgemaakt om verdere uitbraken te voorkomen. Maar hoe werden dergelijke zaken vroeger aangepakt? Ook toen kwamen besmettelijke veeziekten voor en zelfs nog vaker dan tegenwoordig. Enkele van die ziekten waren veepest, tuberculose, miltvuur en mond- en klauwzeer. In de streken waar wij wonen, hebben we de laatste anderhalve eeuw het vaakst te maken gehad met miltvuur en mond- en klauwzeer. Het is nog geen tien jaar geleden, dat er met name op de Veluwe, maar ook in de omgeving van Dokkum, mond- en klauwzeer uitbrak. De dramaâ€&#x;s die zich toen in veel boerengezinnen afspeelden, liggen nog vers in ons geheugen. Al het vee moest op de getroffen boerderijen worden afgemaakt. Ook in Bakkeveen Een zestigtal jaren geleden kwam in Bakkeveen ook nog wel mond- en klauwzeer voor, maar toen werd niet overgegaan tot dergelijke rigoureuze maatregelen. Op een boom of hek bij de boerderij werd een wit plakkaat opgehangen waarop met grote zwarte letters vermeld stond:
MOND- EN KLAUWZEER ERF NIET BETREDEN Een buitenstaander mocht het erf niet op; het vee moest maar uitzieken en dan maar afwachten hoe de verdere ontwikkelingen waren. Gaan we nog verder in de tijd terug dan moesten de dode dieren worden begraven onder een laag ongebluste kalk op een afgezonderd stuk land, zodanig dat ander vee er niet bij kon komen. Dit
alles om besmetting te voorkomen. Men had er toen nog geen notie van dat door het gesleep met de dode dieren over het erf er heel wat bronnen van besmetting achterbleven. Een zeer gevaarlijke veeziekte was (en is) miltvuur. Het afgemaakte vee werd verbrand en de resten begraven op een stukje land, waar een sloot of hek ander vee moest tegenhouden. Deze perceeltjes land werden vaak met bomen beplant. De bosjes staan bekend als miltvuurbosjes. Miltvuursporen kunnen wel honderd jaar in de grond blijven sluimeren, zodat het nog steeds raadzaam is voorzichtig met miltvuurbosjes om te gaan. Toen een aantal jaren geleden de A-32 langs Heerenveen verdubbeld werd, was er iemand die zich herinnerde, dat men bij Oranjewoud dan niet om een plek heen zou kunnen waar vroeger vee begraven was, dat door miltvuur was getroffen. Een waarschuwing was op zijn plaats, vond hij. Pestbosjes Werd het vee getroffen door de pest dan spreekt men uiteraard van pestbosjes. Het was zaak ook zulke plekken te mijden. Wanneer we de westelijke rondweg (de Badweg) langs Gorredijk nemen, dan zijn er in de richting Langezwaag nog twee pestbosjes in het veld te ontwaren. Op de desbetreffende kaart in de topografische atlas van Friesland zijn ze wel terug te vinden. Het eerste bosje ligt op een paar honderd meter van de Badweg, bijna recht achter de begraafplaats aan de Hege Dijk naar Langezwaag. Hij heeft een omvang van ongeveer 60 bij 12 meter en wordt omgeven door een sloot. Het tweede ligt een 800 meter verderop, midden in de polder en meet 30 bij 15 meter. Het is interessant om te weten of in Bakkeveen en omgeving ook nog van dit soort pestbosjes voorkomen. Inlichtingen hierover graag bij ondergetekende, tel. 0512-383246 Klaas Sikkema
Nogmaals: Begrafenissen In het maartnummer van De Slûswachter staat vermeld, dat de leerlingen van de lagere school in Bakkeveen vroeger bij het passeren van een begrafenisstoet achter de school moesten gaan staan. Onze oud-plaatsgenote Dirkje (Dukke) Winter (geb. 1924) weet te melden dat in haar lagere schooltijd bij begrafenissen van bijzondere personen of bij zeer droevige sterfgevallen de kinderen juist vooraan de weg moesten staan om eer te bewijzen. Hoofdmeester Alberda vertelde dan in de klas bijzonderheden over de overledene. Zo weet Dukke zich nog te herinneren, dat dit
gebeurde bij de begrafenis van Sjirk Sietzema uit de Miuwmer in 1936. Deze man was zo bijzonder omdat hij het weer een week vooruit kon voorspellen (wat toen door velen ook wel geloofd zal zijn). Ook wist ze te vertellen, dat de twee dochtertjes van Sjirk, Janna (ook wel Janneke) en Jantje, hun fleurige zomerjurkjes zwart hadden laten verven. Immers bij begrafenissen was het gewoonte om in het zwart gekleed te gaan. Klaas Sikkema
Het begin van de ontginningen in het Mandeveld Alle edities van de Leeuwarder Courant vanaf 1752 staan, zoals de meeste lezers al wel weten, op Internet. Je kunt zoeken op de naam „Bakkeveen‟ en dan nagaan wat er in een bepaald jaar over ons dorp is geschreven. Hieronder een paar berichten uit de periode 1911-1917 (ongeveer een eeuw geleden dus), over de grote veranderingen in het Mandeveld bij Bakkeveen. Het eerste bericht van 28 febr. 1911 betreft het verzoek van de „executeuren in den boedel‟ van mevrouw Lunsingh Tonckens, allen die rechten in het Mandeveld menen te hebben, daarvan opgave te doen. Dit bericht heeft te maken met de voorbereiding van de verkoop van de bezittingen van de kort daarvoor in ‟s-Gravenhage overleden mevrouw H.A. Lunsingh Tonckens. De verkopingen vinden in 1913 plaats. Het Mandeveld, een ca. 650 ha. groot heideveld, komt dan in handen van de heer G.L.M.van Es, een rijke heer uit Rotterdam. We moeten ons realiseren dat dit is een belangrijk moment is in de geschiedenis van Bakkeveen. Eerder was alle woeste grond voor het overgrote deel in het bezit van adellijke families. Wie de eerste kadasterkaarten van 1832 bekijkt, ziet dat dan nog bijna het hele Mandeveld in handen is van de familie Van Bericht Leeuwarder Courant, 28 febr.1911
Eysinga.
Maar nu, in de jaren vlak voor de eerste wereldoorlog, komt er een einde aan de dominantie van het oude adellijke grootgrondbezit. De nieuwe eigenaar Van Es heeft onmiddellijk grote plannen met het Mandeveld. Een Ingezonden Stuk in de Leeuwarder Courant van 5 mei 1913 maakt dat duidelijk. Van Es wil het gebied ontginnen. De grootschalige heide-ontginningen in de omgeving zijn dan al een paar jaar aan de gang. Een interessant bericht uit de Leeuwarder Courant van 27 juni 1911, leert ons dat in dit jaar de eerste stoomploeg in onze streek arriveert. Hij wordt in 1913 ook ingezet in het Mandeveld. In de Leeuwarder Courant van 31 december 1915 wordt een verkoping van een kleine 100 ha. bijna geheel omgeploegde heide in het Mandeveld aangekondigd. De grond is ingedeeld in een 50-tal percelen van gemiddeld 2 ha. Kansen voor ontginningsboeren ! In 1917 blijkt al de helft van de oppervlakte van het oude Mandeveld in cultuur gebracht. Ook in de komende jaren blijft de stoomploeg in hoog tempo bezig.
Bericht Leeuwarder Courant, 5 mei 1913
Stoomploeg in het Mandeveld. Ca. 1915/1920. Fotocollectie W.Vissia. Het zou goed zijn wanneer iemand zich in dit stuk van de Bakkeveenster geschiedenis nog eens wat verder zou willen verdiepen. Er moet nog heel veel interessant materiaal te vinden zijn.
Jan Slofstra
Bericht Leeuwarder Courant, 31 december 1915