HISTORISCHE RUBRIEK November 2011, nr. 9 INFORMATIE VAN HISTORISCHE VERENIGING BAKKEVEEN Tijdschrift Ald Bakkefaen De problemen die geleid hebben tot de vertraging bij het uitbrengen van de nieuwe nummers van het tijdschrift Ald Bakkefaen zijn in principe opgelost. Jacob van der Wei heeft zich bereid verklaard om toe te treden tot de redactie. Jan Slofstra en Jacob van der Wei hebben een voorlopige afspraak gemaakt over de taakverdeling. In de komende maanden zullen drie nieuwe nummers verschijnen: het dubbelnummer over de relatie tussen Het 125-jarig bestaan van het Plaatselijk Belang In de bestuursvergadering hebben we besloten dat in maart 2013 een speciaal nummer van Ald Bakkefaen zal verschijnen waarin de geschiedenis van het Plaatselijk Belang Bakkeveen zal worden geschetst. Vanaf 1927 is die geschiedenis goed gedocumenteerd, maar over de daaraan voorafgaande periode zijn geen documenten
Allardsoog en Bakkeveen, een nummer dat in hoofdzaak gewijd zal zijn aan de geschiedenis van de Hooglanders – de families uit Hoogland bij Amersfoort, die zich in de jaren na de tweede wereldoorlog in en rond Bakkeveen hebben gevestigd – en een nummer over het beekdal van het Koningsdiep. Na het uitbrengen van deze tijdschriften zullen we bezien of en hoe de redactie verdere versterking behoeft. Bakkeveen beschikbaar. Ik wil daarom vragen of u beschikt over informatie of kunt verwijzen naar bronnen waarin informatie over het optreden van het Plaatselijk Belang Bakkeveen in de periode 1888 1927 kan worden teruggevonden. Informatie en tips kunt u doorgeven aan Fred Hoogenboom.
Stratendrek Ook in vroeger tijden was er in Nederland een afvalprobleem. Het vuil dat een stad produceerde was echter in het algemeen bruikbaar als mest, omdat het in zijn totaliteit door de natuur afgebroken en weer opgenomen kon worden. Vuile straten lagen niet bezaaid met verpakkingsmaterialen – de wegwerpmaatschappij was nog lang niet in zicht – maar met uitwerpselen van de trekdieren en het vee dat naar de markt gedreven was, ze waren vuil van de aarde die van vele onverharde wegen aan velgen en hoeven de stad in werd gebracht. Op de marktdagen liep tussen de poorten en de pleinen een modder- en drekspoor. De bewoners voegden vanuit hun woningen daar hun haardas, hun ontlasting, het spoelwater en overige huishoudelijk afval dat niet voor dierlijke consumptie geschikt was en dat ze niet zelf in hun haard konden verbranden aan toe. Waar aan het stratendrek economische waarde werd toegekend, was de vuilafvoer goed gereglementeerd en georganiseerd. Dat was bij voorbeeld het geval in Groningen, waar het vuil werd gebruikt voor de ontginning van de veenkolonieën van de stad. Stadsvuil van steden als Den Haag werd overigens al vanaf de zestiende eeuw naar Vlaanderen getransporteerd en daar gebruikt om de grond te bemesten waarop gewassen als vlas, hennep, koolzaad, chichorei, hop en tabak verbouwd werden. De opbrengsten van die nijverheidsproducten was kennelijk zo hoog dat de kosten van een weken durend transport per schip van de stratendrek daarvan
48
kon worden betaald. De bewoners van Hoogeveen kwamen door gebrek aan mest rond 1820 niet aan ontginnen toe, terwijl boeren uit de buurt van Brussel in die tijd hun mest in Zwolle aanschaften. Blijkbaar was iedere investering boven die in het zaaigoed teveel. Stratendrek kon dus gebruikt worden om onvruchtbare woeste gronden (rond 1800 een derde van het oppervlak van Nederland) te ontginnen en tot bloei te brengen, al behoefden de schrale zandgronden, die na de ontginning van het hoogveen en het afplaggen van de heide in onze streken ontstonden daarvan enorme hoeveelheden. “Nieuw aangemaakte ondergronden, met eigen koe- of schapenmest aangelegd, leveren nimmer zoo weligen groei op als die met straatvuilnis zijn bereid.” De voortreffelijkheid van gecomposteerd stadvuil werd (in 1850) al tweehonderd jaar in de Groninger Veenkoloniën bewezen. De benodigde hoeveelheden waren echter enorm, 80 tot 100 ton per hectare in het eerste jaar en nog eens 40 ton in het negende jaar, met in de tussenperiode stalmest. Alleen waar een goede infrastructuur van waterwegen aanwezig was, konden dergelijke hoeveelheden stadsvuil worden aangevoerd. Daar waar turf werd gewonnen ten behoeve van de steden, was zo‟n structuur in beginsel aanwezig, omdat er in de richting van de steden enorme hoeveelheden turf werden afgevoerd. Maar die structuur werd in Friesland niet – zoals in de