Naam: ………………………………..
Datum: ……………………………….
Wereldoriëntatie uit de klas Tijd Lees onderstaande tekst en zet de in het vetgedrukte woorden op de juiste plaats in de tijdsband. tot 800 v.C. Prehistorie
801 v.C. -‐ 500 Oudheid
501-‐1500 Middeleeuwen
1501-‐1800
1801-‐1944
1945 -‐ nu
Nieuwe Tijden Nieuwe Tijden Onze tijd (deel 1) (deel 2)
De Oude Grieken ontdekten dat als je met een ruwe vacht over barnsteen wrijft, haren en andere lichte voorwerpen aangetrokken worden. Het Griekse woord voor “barnsteen” is “Elektron”. In de 17de eeuw werd door Otto Van Guericke een machine uitgevonden die door wrijving vonken gaf: elektriseermachine. De machines werden alleen nog gebruikt om een publiek te vermaken. Galvani ontdekte in 1786 bij toeval dat een kikkerpoot beweegt wanneer hij die aanraakt met twee verschillende soorten metaal. Volgens Volta ging het niet om de kikker, maar om de verschillende soorten metaal. Hij maakte in het begin van de 19de eeuw de eerste batterij: een stapel metalen schijfjes met vochtige stof ertussen. De Engelsman Faraday wist in 1832 met een magneet die ronddraait in een koperen spoel ook elektriciteit op te wekken: de eerste dynamo. En Edison bedacht op het einde van de 19de eeuw, dat je met die elektrische stroom een draad zó heet kunt maken, dat ie licht geeft: de gloeilamp! Al snel volgden er meer apparaten en er moest dus meer elektriciteit geproduceerd worden. Dat gebeurde in fabrieken waarbij grote dynamo’s aangedreven werden door stoommachines. Elektriciteit is vandaag de dag niet meer weg te denken uit onze moderne samenleving. Veel van onze apparatuur die we dagelijks gebruiken werkt dankzij elektriciteit. Dat we zo sterk afhankelijk zijn geworden van deze energievorm merken we pas als elektriciteit even niet voorhanden is, zoals bij een stroomuitval (blackout). Vanwege deze sterke afhankelijkheid gaat men meer en meer op zoek naar duurzame of groene energie. In welke periode horen deze woorden? Vul in: 1 tot 6. ……
locomotief, fiets, auto, stoomschip
……
paleis, vorst, adel, kassei, postkoets
…...
villa, Olympische spelen, heerweg of heerbaan, mijlpaal
…..
openbaar vervoer, straalvliegtuig, broeikaseffect, grondstof, overbevolking, recycleren
……
nomaden, zwervers, nederzetting, paaldorp, lastdier, vlot
…...
burcht, kasteel, leenheer, stadspoort, snek, pest
Naam: ……………………………….. Ruimte
Datum: ……………………………….
Welk meetinstrument heb je nodig om de onderstaande weeromstandigheden te meten. Verbind ze met elkaar.
LUCHTDRUK
pluviometer
WINDKRACHT
windhaan
NEERSLAG
thermometer
TEMPERATUUR
anemometer
WINDRICHTING
heliograaf
ZONNESCHIJN
barometer