http://www.nieuwewijkvoorodijk.nl/pdf/090904-quickscan

Page 1

A dvi e s N at uu r w aa r de n O di j k - We st



A dvi e s N at uu r w aa r de n O di j k - We st

Inhoud

Rapport en bijlagen

4 september 2009 Projectnummer 029.00.03.10.00



I n h o u d s o p g a v e

1

2

Samenvatting

5

1.1

Aanleiding onderzoek

5

1.2

Soortenbescherming

5

1.3

Gebiedsbescherming

6

Inleiding

7

2.1

Procedure

7

2.2

Soortenbescherming

7

2.3

Gebiedsbescherming

9

3

B e s c h r i j v i n g v a n h e t p l a n g e b i e d e n h e t v o o r n e m e n 11

4

Natuurwaarden

17

4.1

Beschermde gebieden

17

4.2

Soortenonderzoek

20

5

6

4.2.1

Vaatplanten

21

4.2.2

Zoogdieren - vleermuizen

22

4.2.3

Zoogdieren - overige

24

4.2.4

Vogels

26

4.2.5

AmfibieĂŤn

28

4.2.6

Reptielen

29

4.2.7

Vissen

30

4.2.8

Dagvlinders

31

4.2.9

Libellen

32

4.2.10

Overige ongewervelde soorten

32

Conclusie

35

5.1

Gebiedsbescherming

35

5.2

Soortenbescherming

35

Bronnen

39

6.1

Veldbezoek

39

6.2

Media

39

6.3

Gegevens

39

6.4

Literatuur

39

Bijlagen

029.00.03.10.00



1

S a m e n v a t t i n g

1.1

Aanleiding onderzoek Er bestaan plannen om in het gebied ten westen van Odijk een nieuwe woonwijk te ontwikkelen (Odijk-West). Onderdeel van deze plannen is tevens het omleggen van de provinciale weg N229. In het kader van de Flora- en faunawet is een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden in het gebied. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving.

1.2

Soortenbescherming Voor de in het kader van de Flora- en faunawet relevante soortengroepen is in tabel A aangegeven of er mogelijk verbodsovertredingen worden verwacht en welke vervolgstap dient te worden genomen. Tabel A. Verbodsovertredingen en vervolgstappen beschermde soorten Flora- en faunawet Soortengroep

Verbodsovertreding van beschermde soorten

Vervolgstap

in het plangebied Vaatplanten

Zwanenbloem

Geen, vrijstelling

Vleermuizen

Meerdere soorten

Nader onderzoek noodzakelijk (zie

Overige zoogdieren

Bunzing, dwergspitsmuis, egel, gewone bos-

paragraaf 4.2.2) Geen, vrijstelling

spitsmuis, haas, hermelijn, huisspitsmuis, konijn, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, wezel en woelrat Vogels

Meerdere algemene broedvogels

Geen, indien bij de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen

AmfibieĂŤn

Soorten met een vaste verblijfplaats zoals huis-

Nader onderzoek noodzakelijk (zie

mus, huiszwaluw, steenuil en kerkuil Gewone pad, bruine kikker, bastaardkikker,

paragraaf 4.2.4) Geen vrijstelling

kleine watersalamander Poelkikker, heikikker en kamsalamander

Nader onderzoek noodzakelijk (zie paragraaf 4.2.5)

Reptielen Vissen

Mogelijk kleine modderkruiper, bermpje en

Naderonderzoek noodzakelijk (zie

bittervoorn

paragraaf 4.2.7)

Dagvlinders Libellen

-

-

Overige soorten

-

-

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

5


1.3

Gebiedsbescherming Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur liggen op geringe afstand van het plangebied. Direct ten noorden van het plangebied ligt het beschermd natuurmonument Raaphof. Op het moment van schrijven zijn nog geen concrete inrichtingsplannen van het gebied bekend, waardoor de omvang van eventuele negatieve effecten moeilijk te bepalen is. Gezien de geringe afstand tot het beschermde gebied is het aannemelijk dat op dit gebied negatieve effecten zullen optreden. Deze verstoring zal met name in de vorm van licht- en geluidsverstoring optreden. Mogelijk is voor deze activiteit een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig en is de activiteit op het punt van de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur in strijd met het Streekplan Utrecht 2005-2015. Nader onderzoek in de vorm van een verslechterings- en verstoringstoets zal aan de hand van een gedetailleerd inrichtingsplan en modellering van licht en geluid moeten uitwijzen of er daadwerkelijk sprake is van (significant) negatieve effecten. Vooralsnog is het plan niet uitvoerbaar op grond van de gebiedsbescherming. Over de conclusie inzake de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur kan op basis van dit rapport een eerste overleg plaatsvinden met ambtelijke vertegenwoordigers van het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. Hierbij is het wel noodzakelijk een concreet inrichtingsvoorstel voor het gebied Odijk-West te hebben waaraan kan worden getoetst.

6

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


2

I n l e i d i n g

2.1

Procedure Ten behoeve van de realisatie van de woonwijk Odijk-West en het verleggen van de N229 in de gemeente Bunnik dient een bestemmingsplan te worden opgesteld. In dit kader is het conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) noodzakelijk een onderzoek uit te voeren naar de aanwezige natuurwaarden in het gebied (soortenbescherming en gebiedsbescherming). Voorliggend rapport geeft dit onderzoek weer.

2.2

Soortenbescherming Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild

ZORGPLICHT

levende dieren en planten (zowel beschermde als onbeschermde) en hun leefomgeving. Die zorgplicht houdt in elk geval in dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen heeft voor flora of fauna, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten. Diegene moet alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht om die nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (artikel 2). Volgens de Flora- en faunawet is het verboden beschermde planten te verwijderen of te beschadigen (artikel 8), beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen (artikel 9) of opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen (artikel 11). Ook het rapen of beschadigen van eieren van beschermde dieren is verboden (artikel 12). Beschermd zijn de inheemse zoogdieren (met uitzondering van huismuis, brui-

SOORTENBESCHERMING

ne rat en zwarte rat), alle inheemse vogels, amfibieĂŤn en reptielen, sommige planten, vissen, vlinders, libellen, kevers en mieren en rivierkreeft, wijngaardslak en Bataafse stroommossel. Deze soorten zijn vermeld op lijsten die zijn gebaseerd op het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. De verboden in de artikelen 9, 10 en 11 gelden niet voor mol, bosmuis en veldmuis. Ook gelden ze niet voor huisspitsmuis als deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt.

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

7


BESCHERMINGSREGIMES

Op 23 februari 2005 is de AMvB 2004 betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze AMvB deelt de in Nederland beschermde soorten in drie beschermingsregimes in. In de 'Lijst van alle soorten beschermd onder de Flora- en faunawet' worden de soorten ingedeeld in tabellen (zie ook bijlage 10). -

Algemene soorten (in dit rapport aangegeven als 'soorten in tabel 1'). Voor deze soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen vrijstelling voor de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet.

-

Overige soorten (in dit rapport aangegeven als 'soorten in tabel 2'). Voor overige soorten en vogelsoorten geldt eveneens een vrijstelling bij ruimtelijke activiteiten, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode. Zolang geen gedragscode is opgesteld, moet voor verstoring van de soorten uit tabel 2 ontheffing worden aangevraagd.

-

Strikt beschermde soorten. Bijlage 1-soorten van de AMvB 2004 en bijlage IV-soorten van de Habitatrichtlijn (in dit rapport aangegeven als 'soorten in tabel 3'). Voor deze soorten geldt in principe geen vrijstelling. Voor verstoring van deze soorten en van vogels kan slechts onder bepaalde voorwaarden ontheffing worden verleend. De algemene beleidslijn hierbij is dat de ingrepen zodanig moeten worden gemitigeerd en gecompenseerd dat er geen effecten zijn te verwachten op het goede voortbestaan van de soort op de locatie van de ingreep.

HABITAT

De Flora- en faunawet beschermt individuele exemplaren van een soort en vaste rust- en verblijfplaatsen van diersoorten. Voor een goede instandhouding van een diersoort zijn echter ook behoud van foerageergebied en migratieroutes nodig. Dat wordt in dit rapport ook mee gewogen. Deze aspecten worden in de nieuwe interne handleiding van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ook overwogen bij de besluitvorming over ontheffingverlening.

RODE LIJST

In dit rapport wordt tevens aandacht geschonken aan soorten van de Rode lijst. Hierop staan Nederlandse soorten die bijzondere aandacht nodig hebben. Deze soorten worden bedreigd, zijn zeldzaam of erg kwetsbaar of nemen sterk in aantal af (zie bijlage 9). De Rode lijsten zijn officieel door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vastgesteld (Besluit Rode lijsten flora en fauna, november 2004). Veel rode lijstsoorten (vooral planten) worden echter niet door de Flora- en faunawet beschermd en hebben daardoor geen duidelijke juridische status.

8

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


2.3

Gebiedsbescherming Naast het soortenbeleid uit de Europese Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) moet op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ook aandacht worden besteed aan beschermde natuurgebieden uit deze regelgeving. Dit is uitgewerkt in het Natura 2000-beleid. Natura 2000 is het netwerk van natuurgebieden in de Europese Unie die worden beschermd op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De richtlijnen geven aan welke typen natuur en welke soorten precies moeten worden beschermd. De lidstaten wijzen daarvoor speciale beschermingszones aan. In het kader van de Vogelrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen ter bescherming van vogelsoorten vermeld in bijlage I van deze richtlijn, van trekvogels op de Nederlandse Rode lijst en van hun habitatten. Deze aanwijzing is in Nederland nagenoeg voltooid. In het kader van de Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangemeld bij de Europese Commissie ter bescherming van leefgebieden vermeld in bijlage I en van planten- en diersoorten vermeld in bijlage II van deze richtlijn. Alle gebieden die zich kwalificeren voor aanmelding zijn op grond van de genoemde richtlijnen beschermd alsof ze al zijn aangewezen. Onder de oude Natuurbeschermingswet 1967 vielen twee typen gebieden: nati-

NATUURBESCHERMINGS-

onale en beschermde natuurmonumenten en gebieden die de minister van

WET

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft aangewezen ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen. Per 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de twee hiervoor staande typen gebieden onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daar waar de beschermde natuurmonumenten samenvallen met een Natura 2000-gebied, verliest het gebied zijn status als beschermd natuurmonument. Voor ingrepen in of in de omgeving van een dergelijk gebied moet door middel van een vooroverleg tussen bevoegd gezag en initiatiefnemer worden ingeschat of er een kans is op een significant negatief effect. Wanneer geen wetenschappelijke zekerheid bestaat dat er geen significant negatief effect is, moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. Indien er mogelijk wel een negatief effect is, maar dit zeker niet significant is, moet een verslechterings- en verstoringstoets worden uitgevoerd. Voor beide toetsen moet de initiatiefnemer de gegevens aanleveren in de vorm van een Natuurbeschermingswetrapport. Het bevoegd gezag toetst deze rapportage op verzoek van de initiatiefnemer. Het bevoegd gezag is bijna altijd het college van Gedeputeerde Staten van de provincie. In beginsel verleent het bevoegd gezag alleen een vergunning als zekerheid is verkregen dat de activiteit de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast. Voor alle gebieden geldt dat ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de vigerende aanwijzingsbesluiten. Dit zijn vaak nog de aanwijzingen als Vogelrichtlijngebied, als beschermd natuurmonument of Staatsnatuurmonument of de aanmelding en voorlopige aanwijzing als Habitatrichtlijngebied. De instandhoudingsdoelstellingen zijn of worden opgenomen in de aanwijzingsbe-

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

9


sluiten en de beheerplannen van de Natura 2000-gebieden. In het aanwijzingsbesluit en het beheerplan staat vanwege welke soorten en habitatten en om welke reden het gebied is of wordt aangewezen. Deze instandhoudingsdoelstellingen van een gebied mogen niet worden geschaad en in de toekomst aan te wijzen instandhoudingsdoelen mogen niet onmogelijk worden gemaakt. De aanwijzingsbesluiten voor Natura 2000-gebieden zijn echter ten tijde van het schrijven van dit rapport nog niet voor alle gebieden klaar. In 2006 zijn 119 gebieden (eerste tranche en Waddentranche) voor aanwijzing in procedure gebracht. De conceptaanwijzingsprocedure voor een aantal van de resterende gebieden is eind 2008 gestart. In het voorjaar van 2009 zijn bovendien delen van de Noordzee in concept aangewezen. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft besloten dat op 24 september 2009 de conceptaanwijzing start van nog eens 11 Natura 2000-gebieden. Het gaat om de gebieden Lauwersmeer, Bargerveen, Rottige Meenthe en Brandemeer, Stelkampsveld, Korenburgerveen, Binnenveld, Lingegebied en Diefdijk-Zuid, De Wilck, Biesbosch, Bunder- en ElsloĂŤrbos en Drentsche Aa-gebied. De minister heeft op 19 februari 2008 de eerste drie en op 25 februari 2009 de volgende zeven gebieden definitief aangewezen. Uit de eerste tranche zijn de gebieden Voornes Duin, Duinen Goeree en Kwade Hoek en Voordelta aangewezen en uit de Waddentranche zijn de gebieden Waddenzee, Duinen en Lage Land Texel, Duinen Vlieland, Duinen Terschelling, Duinen Ameland, Duinen Schiermonnikoog en Noordzeekustzone aangewezen. Per september 2009 is voor ruim 80 van de 168 gebieden een conceptbeheerplan beschikbaar. Voor alle gebieden zou de definitieve aanwijzing eind 2010 van kracht moeten zijn. Voorlopig wordt daarom, voor het overgrote deel van de gebieden, mede getoetst aan de bestaande gebiedsdocumenten of conceptaanwijzingsbesluiten. ECOLOGISCHE

De Ecologische Hoofdstructuur uit de Nota Ruimte (Regeringsbeslissing 2006)

HOOFDSTRUCTUUR

en het Streekplan Utrecht 2005-2015 geniet een vergelijkbare bescherming. Ingrepen bij deze gebieden worden door het bevoegd gezag, het college van Gedeputeerde Staten van de provincie, getoetst bij een ruimtelijke procedure. De Ecologische Hoofdstructuur mag niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot openbaar belang is en er geen redelijk alternatief bestaat. Hier geldt het zogenaamde 'nee, tenzij'-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd. In juli 2007 is door het Rijk en de provincies het beleidskader Spelregels EHS, Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS uitgegeven. Met dit beleidskader kan maatwerk worden geboden. In het beleidskader wordt onder andere een beoordelingskader gegeven (significantie) en wordt aangegeven dat ook externe werking een expliciet te beoordelen effect is.

10

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


B e s c h r i j v i n g h e t

p l a n g e b i e d h e t

3

v a n e n

v o o r n e m e n

Het plangebied wordt gevormd door de gronden ten westen van Odijk (onge-

HUIDIGE SITUATIE

veer 120 ha). Figuur 1 geeft een overzicht van de ligging van het plangebied. De oostzijde wordt begrensd door de huidige N229, waarbij het meest zuidelijke punt ter hoogte van de kruising van de Schadewijkerweg met de provinciale weg ligt. De noordgrens ligt ter hoogte van bedrijventerrein de Raaphof. In het westen loopt de begrenzing door het agrarisch gebied en volgt daarbij geen natuurlijke begrenzing.

452

451

450

449 142

143

144

Figuur 1. Plangebied (roze), omliggend gebied en kilometerhokken (grijze lijnen)

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

11


In het plangebied liggen enkele wegen, waaronder (van zuid naar noord) de Schadewijkerweg, de Burgweg, de Weteringsedijk, de Vinkenburgweg en de ventweg langs een deel van de N229. Door het plangebied loopt van zuid naar noord de watergang Vlowijkerwetering. Ter hoogte van de Vinkenburgweg loopt het watertje de Goiren van west naar oost. Dit water watert af op de Vlowijkerwetering die aan de noord- en zuidkant van Odijk in verbinding staat met de Kromme Rijn. Het gebied is voornamelijk agrarisch in gebruik en is ingericht met weilanden en fruitboomgaarden en enkele ma誰sakkers. De weilanden worden gebruikt voor begrazing door zowel schapen, koeien als paarden. Centraal in het plangebied ligt een deel van landgoed Het Burgje, dat bestaat uit met heggen omheinde weilanden en boomgaarden. Ten noordwesten van het plangebied ligt het beschermd natuurmonument Raaphof. Direct ten oosten van dit bosgebied stroomt de Vlowijkerwetering. De zuidzijde van het bosperceel grenst direct aan de daar gelegen ma誰sakker. In het plangebied zijn meerdere agrarische bedrijven en enkele woningen aanwezig. Het merendeel van de bebouwing bevindt zich centraal in het plangebied rondom de Burgweg en de daarop aansluitende wegen. Tussen de Schadewijkerweg en de provinciale weg ligt een aardgaslocatie.

Plangebied ten westen van de Schalkwijkerweg

Vlowijkerwetering nabij Burgweg Ventweg naast provinciale weg

12

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


Weilanden ten noorden van de Burgweg

Noordelijk deel plangebied met op de achtergrond het beschermd natuurmonument Raaphof

De bodemsamenstelling en de grondwaterstand zijn voor veel planten- en dier-

BODEM EN WATER

soorten een bepalende factor voor het voorkomen in een gebied. Het onderzoeksgebied maakt deel uit van het oorspronkelijke stroomgebied van de Rijn, waar in de loop van de eeuwen grind, zand en klei zijn afgezet. Volgens de bodemkaart bestaat de bodem van het plangebied uit verschillende bodemtypen (zie figuur 2) die allemaal bestaan uit (zware) zavel en lichte tot zware klei. Bodemkundig worden ze gerekend tot de kalkloze poldervaaggronden en kalkhoudende ooivaaggronden. Het plangebied ligt op de overgang van een gebied waar neerslagwater wegzakt naar de diepere ondergrond (infiltratiegebied) en een gebied waar grondwater aan het oppervlak treedt (kwelgebied). De kwel in dit gebied is zwak en ligt in de orde van grootte van 0,0 tot 0,5 mm/dag (Eggels 1998). Daarnaast is het gebied agrarisch ingericht met een sterk gereguleerd waterregiem waar-

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

13


door eventuele infiltratie- en kwelaspecten hier niet meer in de vegetatie en verdere natuurwaarden tot uitdrukking komen.

Figuur 2. Bodemkaart van het plangebied (roze bodemkaart van Nederland 32 West Amersfoort, 1976)

lijn)

en

omgeving

(bron:

Legenda: Kalkloze poldervaaggronden Rn67C: zavel en lichte klei, profielverloop 3, 3+4, 4 bRn46C: bruine zware klei, profielverloop 3, 3+4, 4 Rn44C: zware klei, profielverloop 4 Kalkhoudende ooivaaggronden Rd90A: zware zavel en lichte klei

PLANNEN

In het plangebied zal een nieuwe woonwijk worden ontwikkeld in combinatie met de omlegging van de provinciale weg (N229). De uitbreiding van Odijk gaat binnen de structuurplanperiode, tot 2015, uit van 1.000 woningen. Het onderhavige gebied nodigt uit tot een landschappelijk ingepaste wijk met een prominente rol voor groen en water. Indien het niet lukt om bepaalde percelen te verwerven, worden deze in de huidige vorm gehandhaafd en ingepast. De gedachte daarbij is dat het niet bezwaarlijk is als een perceel in Odijk-West niet wordt 'benut' voor woningbouw, maar als boomgaard, moestuin of ponyweide in het gebied wordt gehandhaafd. Bovendien biedt deze benadering de ruimte om het bestaande buurtschap aan de Burgweg te behouden en te versterken met nieuwbouw in een royale groene setting. Dit versterkt het landelijk-dorpse karakter (Structuurplan gemeente Bunnik, B端gelHajema Adviseurs, 2007). Op het moment van schrijven zijn er drie varianten voor de omlegging van de N229 (zie figuur 3). De woonwijk zal binnen de contouren van de nieuwe weg komen te liggen. Met betrekking tot de effectbepalingen in dit onderzoek is uitgegaan van de meest westelijk gelegen variant.

14

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


Figuur 3 Drie varianten omlegging N229

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

15



4

N a t u u r w a a r d e n

4.1

Beschermde gebieden Het plangebied is geen onderdeel van een gebied uit de Natuurbeschermings-

INVENTARISATIE

wet 1998. Direct ten noorden van het plangebied ligt evenwel het beschermd natuurmonument Raaphof, dat wel onder deze wetgeving valt. Overige gebieden die onder de Natuurbeschermingswet 1998 vallen, liggen alle op ruime afstand van het plangebied. In het Streekplan 2005-2015 (provincie Utrecht 2004) zijn de Ecologische Hoofdstructuur (inclusief gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998) en de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden begrensd met een zogenoemde groene contour (zie figuur 3). Het beschermd natuurmonument Raaphof is derhalve ook onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Binnen het plangebied liggen geen gebieden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. De Kromme Rijn is onderdeel van een ecologische verbindingszone.

Ecologische Hoofdstructuur (groen) in de directe omgeving van het plangebied (bron: Provincie Utrecht)

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

17


Raaphof Het beschermd natuurmonument Raaphof beslaat ongeveer 13 ha en is eigendom van Staatsbosbeheer. Het gebied bestaat uit hakhout, waarvan het merendeel wordt gevormd door es en een klein deel uit iep. In het hakhout liggen struwelen van meidoorn en sleedoorn. De aangetroffen vegetatie van het Elzen-Vogelkersverbond zijn typerend voor plantengemeenschappen op voedselrijke, vochtige grond. Karakteristieke soorten zijn bloedzuring, bosaardbei, bosandoorn, breedbladige wespenorchis, dauwbraam, heksenkruid, inlandse vogelkers, nagelkruid, reuzenzwenkgras, robertskruid en vogelmelk. De hakhoutvegetatie is ontstaan als gevolg van een jarenlang gevoerd continu beheer. Het gebied kent een unieke mosvegetatie, die kan worden gerekend tot de meest soortenrijke mosgemeenschap op bomen van Nederland. Bijzondere soorten zijn bijvoorbeeld palmpjesmos, spatelmos en struikmos. In faunistisch opzicht is het gebied waardevol als broedgebied voor roofvogels (ransuil, steenuil en torenvalk) en zangvogels (wielewaal). Het dichte hakhout biedt een schuilplaats aan allerlei zoogdieren, waaronder reeĂŤn (aanwijzingsbesluit staatsnatuurmonument Raaphof, 1982). Het bosgebied is niet vrij toegankelijk en grenst aan de oostzijde aan bedrijventerrein de Raaphof en een boomkwekerij. Aan de overige zijden grenst het bosgebied aan weilanden en akkerland. Beschermde natuurmonumenten kennen een externe werking. De vergunningplicht strekt zich uit tot handelingen die buiten het gebied plaatsvinden en schadelijk of ontsierend zijn voor het natuurmonument. Deze bescherming strekt zich echter minder ver uit dan de bescherming van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000). Ter bescherming van de gebieden binnen de groene contour (EHS) is het 'nee, tenzij'-regime van toepassing en kan de saldobenadering op gebiedsniveau worden toegepast. De navolgende aspecten worden tot de wezenlijke kenmerken of waarden gerekend: -

kwaliteit van het ecosysteem;

-

aaneengeslotenheid en robuustheid;

-

bijzondere soorten;

-

verbindingen.

In hoeverre deze wezenlijke kenmerken of waarden al dan niet significant worden aangetast, dient te worden getoetst aan onder meer de volgende punten (provincie Utrecht 2005): -

de bij het gebied behorende natuurdoelen en -kwaliteit (systemen en soorten);

-

geomorfologische en aardkundige waarden en processen;

-

de waterhuishouding (grond- en oppervlaktewater);

-

de aanwezigheid van beschermde soorten, bedreigde soorten van de Rode lijst en de Oranje lijst.

18

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


Het is niet aannemelijk dat door de ontwikkelingen directe effecten (zoals

EFFECTEN

oppervlakteverlies) op beschermde gebieden optreden. Het beschermd natuurmonument Raaphof grenst echter aan het plangebied. Met name door het verleggen van de provinciale weg N229, maar ook door de realisatie van de nieuwe woonwijk zal de verstoring op dit gebied toenemen. Deze verstoring zal vooral optreden als gevolg van een toename in licht- en geluidsverstoring. Het beschermd natuurmonument Raaphof is voornamelijk aangewezen voor de hoge botanische waarden. Deze waarden zullen nauwelijks invloed ondervinden van de geplande ontwikkelingen; zeker indien het gebied ontoegankelijk blijft voor publiek. Het bosje komt echter minder vrij in het landschap te liggen, wat als ontsierend kan worden aangemerkt. Voor deze activiteit is daarom mogelijk een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig. In de directe omgeving van het plangebied en in het bijzonder in het natuurmonument Raaphof, komen verschillende soorten voor of naar alle waarschijnlijkheid soorten voor die voldoen aan het criterium voor bijzondere soort (onder andere vleermuizen, das, vogels). De verlegging van de N229 en de realisatie van de woonwijk zullen zeker leiden tot negatieve effecten op deze soorten. In de meest westelijke variant komt de N229 praktisch tegen de zuidoostzijde van het bosgebied te liggen. In de meest oostelijke variant op meer dan 50 m afstand. Daarnaast is nog geen inrichting van het plangebied bekend. Hierdoor is het op dit moment niet mogelijk een goede inschatting te maken van de omvang van de negatieve effecten. Nader onderzoek in de vorm van een verslechterings- en verstoringstoets zal aan de hand van een gedetailleerd inrichtingsplan en modellering van licht en geluid moeten uitwijzen of daadwerkelijk sprake is van (significant) negatieve effecten. Vooralsnog is het plan niet uitvoerbaar op grond van de gebiedsbescherming. OriĂŤntatiefase en overleg Over de conclusie inzake de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur kan op basis van dit rapport overleg plaatsvinden met ambtelijke vertegenwoordigers van het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. Hierbij is het wel noodzakelijk een concreet inrichtingsvoorstel voor het gebied Odijk-West te hebben waaraan kan worden getoetst. Mitigatie en compensatie Een nauwkeurige effectbepaling is op basis van de huidige plannen niet mogelijk. Een inrichtingsvariant op een zo groot mogelijke afstand van het beschermd natuurmonument Raaphof zal tot lagere verstoringswaarden op het beschermd gebied leiden. Eventueel is door het creĂŤren van een buffer tussen de toekomstige weg en het beschermde gebied enige vorm van mitigatie mogelijk. Hierbij kan worden gedacht aan een groenzone met struweel die wordt

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

19


gecombineerd met een geluidswal ter hoogte van het bos. De geluidswal zal tevens fungeren als een afscherming van koplampverlichting van auto's.

4.2

Soortenonderzoek LIGGING

Het plangebied ligt in de kilometerhokken1 143-450, -451, -452 en 144-450, -451 en in het uurhok1 32-51. Figuur 1 geeft een overzicht van het plangebied en de omliggende kilometerhokken.

BESTAANDE INFORMATIE

Voor het soortenonderzoek zijn gegevens gebruikt van Het Natuurloket2 (www.natuurloket.nl), zie ook tabel B en de provincie Utrecht. Daarnaast zijn per uurhok waarnemingen verzameld uit de landelijke en provinciale soortenatlassen voor zoogdieren, vleermuizen, broedvogels en vissen. De verspreidingsgegevens van reptielen, amfibieĂŤn en vissen zijn (tevens) afkomstig uit het Waarnemingenoverzicht 2006 van Stichting RAVON. De verspreidingsgegevens van dagvlinders en libellen zijn (tevens) afkomstig uit het Waarnemingenverslag 2007 'Dagvlinders, libellen en sprinkhanen' van EISNederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie. Verder zijn rapporten geraadpleegd die voor eerdere projecten in de omgeving van het beschermd natuurmonument Raaphof zijn opgesteld (Bijtel 2007, 2008). Tot slot is de website www.waarneming.nl geraadpleegd. Op deze website worden waarnemingen getoond die voornamelijk door vrijwilligers zijn verzameld. Genoemde website wordt bij de soortenbespreking alleen genoemd indien de waarnemingen een toegevoegde waarde hebben. Enkele verspreidingsgegevens van de hiervoor genoemde bronnen berusten voor een deel op dezelfde waarnemingen. Het verschil tussen deze bronnen ligt in de schaal van weergave en de waarnemingsperiode. De gebruikte gegevens zijn opgenomen in de bijlagen. De gegevens die staan geregistreerd per kilometerhok of per uurhok zijn niet rechtstreeks tot het te onderzoeken plangebied te herleiden. Voor de interpretatie van deze gegevens is ecologische veldkennis noodzakelijk.

1

Een kilometerhok is een vastgelegd gebied van 1 km bij 1 km. De Topografische Dienst heeft deze hokken ingevoerd als rasterverdeling voor het tekenen van de topografische kaarten van Nederland. Een uurhok is een gebied van 5 km bij 5 km gebaseerd op diezelfde verdeling.

2

Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de organisaties binnen de VOFF.

20

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


Tabel B. Samenvattende rapportage van Het Natuurloket van de kilometerhokken waarin het plangebied ligt (d.d. 1 september 2009).

Planten

Totaal slecht

matig

redelijk

Volledigheid

goed

Soortgroep

5

Zoogdieren

1

Vogels

1

Reptielen

1

AmfibieĂŤn

1

Vissen

1

Dagvlinders

1

1

Libellen

2

1

1

FF* 1

FF* 2/3

Goed

4

2

Matig

6

4

H/V*

Rode lijst 8

4

1

3

Redelijk

1

1

1

Matig

1

1

3

Overige ongewervelden

4

Flora- en faunawet

1

redelijk

1

5

Slecht

3

Matig

1

2

1

Goed 1

FF

= Flora- en faunawet tabel 1/tabel 2+3

H/V

= Habitatrichtlijn (alleen bijlage 1 en 2) of Vogelrichtlijn

1 2

Slecht

RL = Rode lijst Volledigheid onderzoek: Hiermee wordt aangegeven of op basis van de gebrachte bezoeken een volledig overzicht is te verwachten van de soorten van de betreffende soortengroep.

Het plangebied is medio augustus 2009 bezocht om een indruk te krijgen van

VELDWERK

het plangebied, de omgeving en de voorkomende flora en fauna (zie paragraaf 6.1) Het veldbezoek is niet voor alle soortengroepen in het meest ideale seizoen uitgevoerd. Toch is met behulp van de kennis over leefgebieden van soorten de indruk die van het plangebied is verkregen en de beschikbare gegevens van de meeste soortengroepen een compleet beeld ontstaan van het voorkomen van de soorten in het gebied. Van de soortengroep vleermuizen, vogels, amfibieĂŤn en vissen is nog geen voldoende beeld ontstaan. 4 . 2 . 1

Vaatplanten

Volgens de opgave van Het Natuurloket zijn de betreffende kilometerhokken

GEGEVENS

goed onderzocht op het voorkomen van vaatplanten in de periode van 1991 tot en met 2007. Er zijn meerdere ontheffingplichtige soorten binnen de kilometerhokken waargenomen, waaronder twee soorten uit tabel 2. Gedetailleerde soortengegevens zijn opgevraagd bij de provincie Utrecht. Deze bevatten waarnemingen op kilometerhokniveau uit de periode van 2005 tot en met 2008. De verkregen gegevens geven in combinatie met het veldbezoek een voldoende beeld voor dit onderzoek. De volgens Het Natuurloket waargenomen beschermde tabel 2-soorten zijn alle

INVENTARISATIE

afkomstig uit kilometerhok 143-451 waarin slechts een klein deel van het plangebied ligt. De beschermde vaatplanten zijn waarschijnlijk ten noorden van de A12 aangetroffen in de bospercelen nabij de daar aanwezige waterzuivering of nabij de Kromme Rijn. In de gegevens van de provincie komen geen beschermde soorten binnen het plangebied naar voren (zie bijlage 1).

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

21


De in het plangebied aanwezige groenstructuren zijn te verdelen in vegetaties in en aan randen van akkers, weilanden en boomgaarden, vegetaties in en langs sloten, vegetaties langs wegbermen en houtwallen en bosschages rond de aanwezige bebouwing. De vegetaties van de agrarisch gebruikte graslanden, akkers en boomgaarden zijn als gevolg van het intensieve gebruik soortenarm en worden gedomineerd door grassen. In een weiland midden in het plangebied liggen enkele sloten met een groot aantal groeiplaatsen van de tabel 1-soort zwanenbloem. Verder zijn verspreid in het plangebied in en aan de randen van de Vlowijkerwetering en daaraan grenzende sloten onder andere holpijp, kamgras, echte koekoeksbloem, waterkruiskruid en rivierfonteinkruid aangetroffen. De wegbermen langs de Burgweg zijn relatief soortenarm. De bermen langs de N229 lijken soortenrijker te zijn. Hierin werd onder andere beemdooievaarsbek, knoopkruid, cichorei en heksenmelk aangetroffen.

Chicorei

Knoopkruid

Uitgezonderd de waarneming van zwanenbloem, zijn in het plangebied geen andere beschermde soorten waargenomen. Dit komt ook overeen met een eerdere inventarisatie van de provincie Utrecht (F. Hoffman en W. Timmers, 2006), waarin het gebied als soortenarm is gekarteerd . EFFECTEN

Door de ontwikkelingen gaan mogelijk groeiplaatsen van de beschermde tabel 1-soort zwanenbloem verloren. Voor tabel 1-soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen echter een algehele vrijstelling van de verboden in de artikelen 8 tot en met 11 van de Flora- en faunawet. 4 . 2 . 2

Zoogdieren GEGEVENS

vleermuizen

Volgens de opgave van Het Natuurloket zijn de kilometerhokken matig onderzocht op het voorkomen van zoogdieren in de periode van 1997 tot en met 2007. In de kilometerhokken zijn vier zwaar beschermde tabel 3-soorten en tevens Habitatrichtlijnsoorten waargenomen. Deze waarnemingen hebben zeer waarschijnlijk allemaal betrekking op vleermuizen. Soortengegevens zijn niet opgevraagd. De voor dit onderzoek gebruikte soortengegevens zijn afkomstig uit de landelijke vleermuizenatlas. Deze atlas heeft de verspreiding van vleer-

22

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


muissoorten in de periode van 1985 tot 1994 in kaart gebracht op basis van uurhokken. Deze gegevens geven in combinatie met het veldbezoek een voldoende beeld van in het gebied voorkomende soorten, maar een onvoldoende beeld van de gebiedsfuncties. Volgens de gegevens uit de vleermuizenatlas zijn uit het uurhok waarnemingen

INVENTARISATIE

van zeven soorten vleermuizen bekend, waaronder bekende kolonieplaatsen van watervleermuis en rosse vleermuis (zie bijlage 2). In het uurhok ligt tevens Fort Vechten, dat een overwinteringsplaats is voor verschillende soorten vleermuizen, waaronder baardvleermuis, watervleermuis en gewone grootoorvleermuis. Hoewel in het plangebied relatief weinig opgaande bomen voorkomen, zullen deze, gelet op het voorkomen van grote bonte specht, wel holten bevatten die mogelijk fungeren als verblijfplaats voor vleermuizen. Het gaat daarbij dan om soorten die hun verblijfplaatsen hebben in (holle) bomen, zoals watervleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis. Daarnaast is het aannemelijk dat in het plangebied ook verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis en laatvlieger aanwezig zijn. Beide soorten hebben hun verblijfplaats hoofdzakelijk in gebouwen. Voorkomende soorten kunnen de aanwezige biotopen in het plangebied gebruiken om in te jagen. Hierbij zal voornamelijk gebruik worden gemaakt van de percelen met opgaande begroeiing, zoals boomgaarden en rond de aanwezige bebouwing. Watervleermuis kan boven de Vlowijkerwetering jagen, hoewel deze watergang voor deze soort aan de smalle kant is. Rosse vleermuis kan boven het gehele gebied foerageren. Soorten die op grond van het aanwezige habitat van het gebied gebruik kunnen maken, zijn watervleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis. Lijnvormige elementen als de Vlowijkerwetering en bomenrijen langs wegen en hagen rondom landgoed Het Burgje zijn zeer geschikt als vliegroute voor vleermuizen. Alle elementen van het leefgebied van vleermuizen (verblijfplaats, jachtgebied, vliegroute) zijn beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. Alle vleermuizen staan in tabel 3 van de AMvB en in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en vallen hiermee in het zwaarste beschermingsregime. In de huidige plannen is het nog onduidelijk hoe het plangebied zal worden

EFFECTEN

ingericht. Indien ten behoeve van de ontwikkelingen bebouwing of bomen moeten worden verwijderd, zal daarom eerst nader onderzoek moeten worden uitgevoerd om vast te stellen of en zo ja van welke soorten verblijfplaatsen aanwezig zijn. Indien verblijfplaatsen aanwezig zijn, dan zal voor de verstoring hiervan een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd. Het verleggen van de N229 kan mogelijk aanwezige vliegroutes van vleermuizen onderbreken en minder interessant maken. Het onderzoeken van deze mogelijke verstoring zal tevens onderdeel uitmaken van een nader onderzoek naar het gebiedsgebruik door vleermuizen.

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

23


Als gevolg van de geplande ontwikkeling zal het plangebied voor de voorkomende soorten veranderen. De realisatie van een landschappelijk ingepaste wijk met een prominente rol voor groen en water kan ertoe leiden, dat het gebied voor de meeste soorten in potentie een hogere waarde krijgt. 4 . 2 . 3

Zoogdieren GEGEVENS

overige

Volgens de opgave van Het Natuurloket zijn de kilometerhokken matig onderzocht op het voorkomen van zoogdieren in de periode van 1997 tot en met 2007. De waargenomen zwaar beschermde tabel 3-soorten betreffen zeer waarschijnlijk allemaal vleermuizen (zie paragraaf 4.2.2). De gebruikte gegevens zijn afkomstig van de provincie Utrecht en zijn op kilometerhokniveau weergegeven. De waarnemingen komen uit de periode van 2005 tot en met 2008. Daarnaast is gebruikgemaakt van gegevens uit de landelijke zoogdierenatlas. Deze atlas heeft de verspreiding van zoogdieren in de periode van 1970 tot 1988 in kaart gebracht op basis van uurhokken. De bekende gegevens geven in combinatie met het veldbezoek een voldoende beeld voor deze soortengroep.

INVENTARISATIE

Volgens de opgave van het Natuurloket zijn uit de kilometerhokken waarnemingen van zes tabel 1-soorten bekend. Uit de provinciale gegevens komen enkel waarnemingen van haas en huisspitsmuis naar voren uit de omgeving van het plangebied. In het uurhok zijn in totaal 21 soorten overige zoogdieren waargenomen, waaronder een waarneming van bosspitsmuis (zie bijlage 3). Hierbij kunnen het waarnemingen van zowel gewone bosspitsmuis als tweekleurige bosspitsmuis betreffen, waarmee het totaal op 23 soorten komt. In het uurhok is de tabel 2-soort eekhoorn de enige zwaarder beschermde soort. De overige waargenomen soorten betreffen alle soorten uit tabel 1 of niet beschermde soorten. Uit het beschermd natuurmonument Raaphof is de aanwezigheid van een dassenburcht bekend (F. Hoffman en W. Timmers, 2006). In het bos is ondanks goed zoeken geen burcht gevonden. Hierbij dient wel de kanttekening te worden geplaatst dat delen van het bos moeilijk toegankelijk zijn en de vegetatie in en langs de randen van het bos erg hoog is, zodat een bijburcht bestaande uit een enkele pijp makkelijk over het hoofd kan worden gezien. In het bosperceel zijn wel meerdere wissels waargenomen die mogelijk in gebruik zijn door das. Tijdens eerder onderzoek (H.J.V. van den Bijtel, 2007) zijn langs de zuidoostrand van het bos sporen van das aangetroffen. Destijds kon de locatie van de burcht ook niet worden bevestigd. Dassen maken gebruik van een groot, gevarieerd gebied om te foerageren. Raaphof alleen is niet toereikend. Gezien de geïsoleerde ligging van het bos, de afstand tot de dichtstbijzijnde bekende hoofdburchten en de vele barrières die ertussen liggen, is het niet aannemelijk dat zich in Raaphof een vaste verblijfplaats (hoofdburcht) van een familiegroep bevindt. De sporen zijn naar alle waarschijnlijkheid van een solitair dier,

24

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


dat zich gedurende kortere of langere tijd in het bos heeft gevestigd (H.J.V. van den Bijtel, 2007).

Bosmuis

Egel

Veldmuis

Tijdens het veldbezoek is in en rondom het plangebied de aanwezigheid van vos, ree en haas vastgesteld (alle tabel 1-soorten). Daarnaast zijn in het plangebied de tabel 1-soorten bosmuis, bunzing, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, hermelijn, huisspitsmuis, konijn, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, wezel en woelrat te verwachten. De tabel 2-soort eekhoorn wordt bij gebrek aan geschikt biotoop niet in het plangebied verwacht. Het is niet uitgesloten dat door de ontwikkelingen verblijfplaatsen van de

EFFECTEN

voorkomende soorten worden vernietigd. Hierbij is het mogelijk dat een enkele minder mobiele soort wordt gedood. Voor de genoemde tabel 1-soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algehele vrijstelling van de verboden in de artikelen 9, 10 en 11 van de Flora- en faunawet. Deze verboden gelden in het geheel niet voor mol, bosmuis en veldmuis. Ook gelden ze niet voor huisspitsmuis als deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt. Das De in Raaphof aanwezige burcht van das wordt door de ontwikkelingen niet bedreigd. Daarnaast lijkt het hier niet om een hoofdburcht van een familiegroep te gaan. De huidige waarnemingen duiden eerder op de aanwezigheid van een solitair dier dat zich gedurende kortere of langere tijd in het bos heeft gevestigd. Hoewel het niet is uitgesloten dat een deel of delen van het plangebied door das als foerageergebied wordt gebruikt, is zowel ten westen als ten noorden van Raaphof meer dan voldoende vergelijkbaar foerageergebied aanwezig. De verlegging van de N229 kan voor verschillende zoogdieren (waaronder das) een barrière tussen leefgebieden vormen. Daarnaast kan het oversteken van een ‘drukke’ weg tot verkeersslachtoffers leiden. In deze rapportage wordt ervan uitgegaan dat de aanleg van deze weg gepaard zal gaan met de realisatie van faunapassages en geleidingsrasters. Hierdoor kunnen onnodige verkeersslachtoffers en barrièrewerking worden voorkomen.

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

25


4 . 2 . 4

Vogels GEGEVENS

Volgens Het Natuurloket zijn de kilometerhokken redelijk onderzocht op het voorkomen van vogels in de periode van 1996 tot en met 2007. De melding van slechts ĂŠĂŠn rode lijstsoort doet vermoeden dat de onderzoeksinspanningen in de kilometerhokken niet erg hoog zijn. Derhalve zijn gedetailleerde gegevens ook niet opgevraagd. De gegevens zijn afkomstig uit de landsdekkende broedvogelatlas (1998-2000). Deze gegevens zijn verzameld per uurhok. De gegevens geven in combinatie met het veldbezoek een voldoende beeld.

INVENTARISATIE

Volgens de gegevens uit de broedvogelatlas zijn in het uurhok 95 soorten broedvogels waargenomen, waaronder 23 soorten van de Rode lijst (zie bijlage 4). Alle broedvogels zijn beschermd tijdens het broedseizoen. Daarnaast zijn nesten van bepaalde soorten jaarrond beschermd. Tijdens het veldbezoek zijn in en nabij het plangebied 29 soorten waargenomen (zie tabel C). Deze soorten kunnen allemaal in (de directe omgeving van) het plangebied tot broeden komen (het veldbezoek is buiten het broedseizoen uitgevoerd). De diverse soorten zangvogels broeden voornamelijk in de gedeelten met opgaand riet en struikachtige begroeiing. In de weilanden broeden onder andere kievit, scholekster en mogelijk ook rode lijstsoorten zoals tureluur en grutto. Over het algemeen zijn roofvogels zoals buizerd voor hun nestlocatie gebonden aan grotere groepen bomen of bospercelen; deze komen in het plangebied nauwelijks voor. Mogelijk dat in het plangebied in of rondom boerderijen nestkasten of broedplaatsen van torenvalk, kerkuil of steenuil aanwezig zijn. De aanwezige boomgaarden vormen voor steenuil in elk geval zeer geschikte territoria. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zoals huismus, grote bonte specht, steenuil en kerkuil, zijn jaarrond beschermd. Tabel C. Waargenomen vogelsoorten tijdens het veldbezoek in het plangebied en de directe omgeving Nederlandse naam Appelvink Boomklever Buizerd Ekster Fitis Gaai Grasmus Grote bonte specht Houtduif Huismus Huiszwaluw Kauw Kievit Koolmees Meerkoet Merel Pimpelmees

26

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


Nederlandse naam Putter Roodborst Scholekster Spreeuw Tjiftjaf Turkse tortel Vink Waterhoen Wilde eend Winterkoning Witte kwikstaart Zwarte kraai

Gedurende de wintermaanden kunnen de weilanden worden gebruikt als foera-

OVERWINTERENDE VOGELS

geergebied voor overwinterende ganzen en zwanen. Gezien het relatief intensieve gebruik van het plangebied en de aanwezige verstoring van wegen zal het hierbij niet om zeer hoge aantallen gaan. Daarnaast is het plangebied 's winters interessant voor foeragerende zangvogels die in de houtsingels vruchten, zaden of insecten eten.

Tjiftjaf

Koolmees

Roodborst

Aangezien vogels onder andere in de weilanden, het opgaand groen of bebou-

EFFECTEN

wing tot broeden komen, dient tijdens de werkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Alle vogels (uitgezonderd exoten) zijn in het broedseizoen beschermd. Men kan er in dit plangebied van uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden, als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als voor het broedseizoen wordt begonnen en de werkzaamheden continu voortduren. Bij de tweede optie zal in elk geval het te verwijderen opgaand groen of de te slopen bebouwing buiten het broedseizoen moeten worden verwijderd. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustiger broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt. Jaarrond beschermde nesten Het is op dit moment onduidelijk hoe het plangebied zal worden ingericht. Het is niet uitgesloten dat in het gebied nestplaatsen van soorten aanwezig zijn die

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

27


hier jaarrond gebruik van maken of jaarlijks terugkeren naar dezelfde locatie (honkvast). Gezien de waarnemingen gaat het in elk geval om huismus en huiszwaluw. Daarnaast kunnen verblijfplaatsen van kerkuil en steenuil in het plangebied aanwezig zijn. Voor het verstoren of verwijderen van deze vaste verblijfplaatsen is een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Mogelijk kan de functionaliteit van de aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen worden behouden door bepaalde maatregelen (zoals de integratie van boomgaarden) op te nemen in de inrichting van de wijk. Wanneer meer duidelijkheid bestaat over de verdere inrichting van het gebied, zal nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten hierover meer duidelijkheid kunnen geven. 4 . 2 . 5

Amfibieën GEGEVENS

Volgens Het Natuurloket zijn de kilometerhokken redelijk onderzocht op het voorkomen van amfibieën in de periode van 1992 tot en met 2007. Aangezien geen melding wordt gemaakt van ontheffingplichtige soorten zijn gedetailleerde gegevens niet opgevraagd. De gebruikte gegevens zijn afkomstig van de provincie Utrecht en zijn verzameld op kilometerhokniveau in de periode van 2005 tot en met 2008. Daarnaast is gebruikgemaakt van het Waarnemingenoverzicht 2006 van Stichting RAVON. Op deze kaarten is de verspreiding van amfibieën in de periode van 1997 tot en met 2006 weergegeven op basis van uurhokken. De gegevens zijn vrij recent, maar zijn deels onvolledig en erg globaal. Gezien de aard van het plangebied geeft het veldbezoek in combinatie met deze gegevens evenwel een voldoende beeld voor dit onderzoek.

INVENTARISATIE

Volgens de opgave van Het Natuurloket zijn in de kilometerhokken vijf tabel 1soorten waargenomen. Uit de gegevens van de provincie Utrecht komen waarnemingen van gewone pad, poelkikker en het groenekikkercomplex naar voren. In het uurhok zijn vijf soorten waargenomen, waaronder één tabel 3-soort (heikikker) en vier tabel 1-soorten (zie bijlage 5). Daarnaast zijn waarnemingen van de tabel 3-soort kamsalamander ten zuiden van de Raaphof bekend (F. Hoffman en W. Timmers, 2006). Het groenekikkercomplex bestaat uit twee soorten, namelijk poelkikker (tabel 3) en meerkikker (tabel 1) en de kruising tussen beide soorten bastaardkikker (tabel 1). Deze soorten zijn in het veld moeilijk op soort te determineren. Gezien de bekende waarnemingen van poelkikker en bastaardkikker uit de kilometerhokken zal het hier om een van deze soorten gaan. Tijdens het veldbezoek zijn in en nabij het plangebied de tabel 1-soorten bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en bastaardkikker waargenomen. De in het plangebied aanwezige wateren kunnen aan alle hiervoor genoemde soorten een geschikt voortplantingsbiotoop bieden. Buiten het voortplantingsseizoen leven de meeste soorten op het land en overwinteren de meeste soorten in greppels of holten of onder hout, boomwortels of stenen. Bastaardkikker kan tevens onder water overwinteren. De aanwezige soorten kunnen derhalve verspreid door het plangebied voorkomen. De aanwezige weilanden en akkers

28

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


bieden over het algemeen echter te weinig beschutting om te dienen als landbiotoop.

Bruine kikker

Gewone pad

Kleine watersalamander

Door de ontwikkelingen zullen mogelijk voortplantingsplaatsen, winterverblijf-

EFFECTEN

plaatsen en landbiotoop van voorkomende amfibieĂŤn worden verstoord of vernietigd. Het is niet uitgesloten dat tijdens deze werkzaamheden individuen worden gedood. Algemeen voorkomende soorten uit tabel 1, zoals bruine kikker, bastaardkikker, gewone pad en kleine watersalamander vallen bij ruimtelijke ontwikkelingen onder een algehele vrijstelling van de verboden in de artikelen 9,10 en 11 van de Flora- en faunawet. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van de zwaar beschermde poelkikker, heikikker en kamsalamander in het plangebied is noodzakelijk om vast te stellen waar en hoe deze soorten gebruikmaken van het plangebied. Indien een van deze soorten aanwezig is, zal, afhankelijk van de inrichting en de geplande werkzaamheden, voor de eventuele verstoring van deze soorten een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd. 4 . 2 . 6

Reptielen

Volgens Het Natuurloket zijn de kilometerhokken matig onderzocht op het

GEGEVENS

voorkomen van reptielen in de periode van 1992 tot en met 2007. De melding van een reptiel van tabel 2 of tabel 3 betreft zeer waarschijnlijk een waarneming van ringslang. Gebruikte gegevens zijn afkomstig van de provincie Utrecht. Daarnaast is het Waarnemingenoverzicht 2006 van Stichting RAVON. Op deze kaarten is de verspreiding van reptielen in de periode van 1997 tot en met 2006 weergegeven op basis van uurhokken. Deze gegevens geven in combinatie met het veldbezoek een voldoende beeld voor het plangebied. Volgens de gegevens uit het waarnemingenoverzicht zijn uit het uurhok geen

INVENTARISATIE

waarnemingen bekend van reptielen. Uit de gegevens van de provincie blijkt dat ringslang uit het natuurontwikkelingsgebied Nieuw Wulven en rondom Fort Vechten bekend is. Dit is op relatief ruime afstand van het plangebied. Het leefgebied van ringslang moet waterrijk zijn, voldoende afwisseling tussen grazige en opgaande begroeiing bevatten en goede voortplanting- en overwinteringplaatsen hebben. Voor de voortplanting zijn broeihopen noodzakelijk; dit

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

29


zijn hopen dood plantenmateriaal of mestvaalten. In het plangebied is het grootste deel van het landschap ongeschikt voor de soort. Het is te open en heeft een te intensief landgebruik met veel verstoring en geen beschutting. Over het algemeen bestaat het leefgebied van hagedissen en slangen uit ruige vegetatie die voldoende schuilmogelijkheden biedt en tevens voldoende open is om te kunnen zonnen, zoals overgangen tussen bos en heide en oude heidevelden. Het is daarom niet aannemelijk dat reptielen in het plangebied voorkomen. EFFECTEN

Door de ontwikkelingen zullen geen effecten op reptielen optreden. 4 . 2 . 7

Vissen GEGEVENS

Volgens Het Natuurloket zijn de kilometerhokken slecht onderzocht op het voorkomen van vissen. Alleen in kilometerhok 143-452 zijn beschermde vissoorten aangetroffen. Het gaat zeer waarschijnlijk om waarnemingen van vissen in de Kromme Rijn. Gedetailleerde gegevens zijn derhalve niet opgevraagd. De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de Atlas van Utrechtse vissoorten die alle waarnemingen tot 2002 heeft verzameld op kilometerhokniveau. Daarnaast is het Waarnemingenoverzicht 2006 van Stichting RAVON geraadpleegd. Op deze kaarten is de verspreiding van vissen in de periode van 1997 tot en met 2006 weergegeven op basis van uurhokken. Deze gegevens geven in combinatie met het veldbezoek nog geen voldoende beeld voor het plangebied.

INVENTARISATIE

Uit de provinciale visatlas zijn geen waarnemingen van vissen uit de kilometerhokken van het plangebied bekend, maar wel uit de directe omgeving hiervan. In het uurhok wordt melding gemaakt van 12 soorten, waaronder drie tabel 2soorten (kleine modderkruiper, bermpje, rivierdonderpad) en ĂŠĂŠn tabel 3-soort (bittervoorn) (zie bijlage 6). Tijdens provinciale inventarisaties uit 2005 (F. Hoffman en W. Timmers, 2006) zijn uit de directe omgeving van het plangebied de beschermde vissoorten bittervoorn (tabel 3) en kleine modderkruiper (tabel 2) bekend. Aangezien de Vlowijkerwetering en aangrenzende sloten in verbinding staan met de Kromme Rijn is het niet uitgesloten dat deze beschermde soorten hier ook voorkomen.

EFFECTEN

Het is aannemelijk dat ten behoeve van de ontwikkelingen werkzaamheden aan watergangen zullen plaatsvinden. Hierbij kan het gaan om het aanbrengen van duikers of het verleggen, dan wel dempen van watergangen. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke soorten vissen in de watergangen van het plangebied voorkomen. Indien een van de eerdergenoemde beschermde soorten aanwezig is, zal, afhankelijk van de inrichting en de geplande werkzaamheden, voor de eventuele verstoring van deze soorten een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd.

30

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


4 . 2 . 8

Dagvlinders

Volgens Het Natuurloket zijn de kilometerhokken matig onderzocht op het

GEGEVENS

voorkomen van vlinders. Alleen in kilometerhok 144-451 wordt melding gemaakt van een beschermde dagvlindersoort (tabel 2 of tabel 3 en tevens rode lijstsoort). Het is niet duidelijk welke soort dit betreft. Gezien de aanwezige biotopen in het plangebied hebben gedetailleerde gegevens voor dit onderzoek geen meerwaarde. De gebruikte gegevens zijn afkomstig van de provincie Utrecht en zijn op kilometerhokniveau uit de periode van 2005 tot en met 2008. Verder is het Waarnemingenverslag 2007 'Dagvlinders, libellen en sprinkhanen' geraadpleegd. De gegevens van het waarnemingenverslag uit de periode van 1999 tot en met 2006 worden weergegeven op basis van uurhokken. Deze gegevens zijn globaal, maar recent en lijken volledig. De bekende gegevens geven in combinatie met de terreingesteldheid, zoals deze is vastgesteld tijdens het veldbezoek, een voldoende beeld voor deze soortengroep. Volgens de gegevens van de provincie is uit de kilometerhokken van het plan-

INVENTARISATIE

gebied alleen een waarneming van zwartsprietdikkopje bekend. Uit de provinciale inventarisaties uit 2005 (F. Hoffman en W. Timmers, 2006) zijn uit de directe omgeving van het plangebied zeven soorten dagvlinders bekend, waaronder geen beschermde soorten of soorten van de Rode lijst. Uit het uurhok zijn 20 soorten dagvlinders bekend, waaronder de twee rode lijstsoorten koninginnenpage en rouwmantel (zie bijlage 7). De laatste soort is tevens een beschermde tabel 3-soort. Rouwmantel plant zich in Nederland niet voort en kan net als koninginnenpage over grote afstanden zwerven. In het plangebied zijn voor beide soorten geen bijzondere biotopen aanwezig. Het overwegend agrarisch ingerichte plangebied biedt wel geschikte biotopen voor meer algemene vlindersoorten, zoals de tijdens het veldbezoek waargenomen klein koolwitje, atalanta, kleine vos, dagpauwoog en groot dikkopje.

Atalanta

Klein koolwitje

Dagpauwoog

Door de ontwikkelingen zullen geen effecten op beschermde soorten of rode

EFFECTEN

lijstsoorten optreden.

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

31


4 . 2 . 9

Libellen GEGEVENS

Volgens Het Natuurloket zijn de betreffende kilometerhokken goed onderzocht op het voorkomen van libellen in de periode van 1992 tot en met 2006. Aangezien geen ontheffingplichtige soorten zijn waargenomen, zijn gedetailleerde soortengegevens niet opgevraagd. De gebruikte gegevens zijn afkomstig van de provincie Utrecht en zijn op kilometerhokniveau uit de periode van 2005 tot en met 2008. Verder is het Waarnemingenverslag 2007 'Dagvlinders, libellen en sprinkhanen' geraadpleegd. De gegevens van het waarnemingenverslag worden weergegeven op basis van uurhokken uit de periode van 1999 tot en met 2006. Deze gegevens zijn globaal, maar recent en lijken volledig. De gegevens geven in combinatie met de terreingesteldheid, zoals deze is vastgesteld tijdens het veldbezoek, een voldoende beeld voor deze soortengroep.

INVENTARISATIE

Volgens de gegevens van de provincie zijn uit de kilometerhokken rond het plangebied acht soorten libellen bekend, waaronder geen beschermde soorten of soorten van de rode lijst (zie bijlage 8a). Uit het uurhok zijn in totaal 28 soorten libellen bekend, waaronder drie soorten van de Rode lijst, namelijk glassnijder, venwitsnuitlibel en bruine winterjuffer (zie bijlage 8b). De in het plangebied aanwezige wateren zijn mogelijk geschikt voor glassnijder. Voor beide andere rode lijstsoorten lijkt in het plangebied geen geschikt biotoop aanwezig. De in het plangebied voorkomende soorten zijn vrij algemeen en stellen geen hoge eisen aan de voortplantingswateren. Tijdens het veldbezoek zijn lantaarntje en gewone oeverlibel in het plangebied waargenomen.

Lantaarntje

EFFECTEN

Gewone oeverlibel

Door de ontwikkelingen zullen geen effecten op beschermde libellensoorten optreden. 4 . 2 . 1 0

Overige ongewervelde soorten

De beschermde kevers en mieren zijn niet in het plangebied te verwachten. De beschermde mierensoorten komen voor in zandige bosgebieden. De oude eikenbomen voor vliegend hert zijn afwezig. Gestreepte waterroofkever is een soort van met name groot water in laagveen en poelen. Brede geelrandwaterroofkever is een soort van grote, permanent stilstaande wateren. Juchtleerke-

32

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


ver en heldenbok worden binnen Nederland als uitgestorven beschouwd. Ditzelfde geldt waarschijnlijk voor rivierkreeft en Bataafse stroommossel. De wijngaardslak is gebonden aan het voorkomen van mergel. Door de ontwikkelingen binnen het plangebied zullen geen effecten op beschermde overige ongewervelde soorten optreden.

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

33



5

C o n c l u s i e

5.1

Gebiedsbescherming Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur liggen op geringe afstand van het plangebied. Direct ten noorden van het plangebied ligt het beschermd natuurmonument Raaphof. Op het moment van schrijven zijn nog geen concrete inrichtingsplannen van het gebied bekend, waardoor de omvang van eventuele negatieve effecten moeilijk te bepalen is. Gezien de geringe afstand tot het beschermde gebied is het aannemelijk dat op dit gebied negatieve effecten zullen optreden. Deze verstoring zal met name in de vorm van licht- en geluidsverstoring optreden. Mogelijk is voor deze activiteit een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig en is de activiteit is op het punt van de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur in strijd met het Streekplan Utrecht 2005-2015. Nader onderzoek in de vorm van een verslechterings- en verstoringstoets zal aan de hand van een gedetailleerd inrichtingsplan en modellering van licht en geluid moeten uitwijzen of daadwerkelijk sprake is van (significant) negatieve effecten. Vooralsnog is het plan niet uitvoerbaar op grond van de gebiedsbescherming. Over de conclusie inzake de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur kan op basis van dit rapport een eerste overleg plaatsvinden met ambtelijke vertegenwoordigers van het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. Hierbij is het wel noodzakelijk een concreet inrichtingsvoorstel te hebben voor het gebied Odijk-West waaraan kan worden getoetst.

5.2

Soortenbescherming Ten aanzien van de soortenbescherming zijn vijf aspecten (van belang in de verdere procedure) in acht genomen: -

nadere inventarisatie;

-

niet bedreigde waarden;

-

bescherming vogels;

-

vrijgestelde soorten;

-

ontheffingen.

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

35


NADERE INVENTARISATIE

Niet van alle soortengroepen is een voldoende beeld verkregen op basis van het veldbezoek en de overige gegevens. Voor de navolgende soortengroepen is nader onderzoek noodzakelijk. Vleermuizen Voordat gebouwen worden gesloopt, moet worden nagegaan of deze bebouwing al dan niet door vleermuizen als verblijfplaats wordt gebruikt. Indien tijdens het aanvullend onderzoek verblijfplaatsen worden aangetroffen, moet ontheffing worden aangevraagd. Daarnaast is het van belang om het gebruik van lijnvormige landschapselementen als vliegroute in kaart te brengen. Hierbij gaat het met name om die lijnvormige elementen die zullen worden doorsneden als gevolg van het verleggen van de N229. De resultaten van het aanvullend onderzoek zijn nodig voor deze mogelijke ontheffingsaanvraag. Conform het protocol voor vleermuisonderzoek wordt een plangebied op verschillende momenten gedurende de periode medio april tot en met oktober geïnventariseerd om het gebruik van het plangebied door vleermuizen door het seizoen heen in kaart te brengen. Vogels Het is niet uitgesloten dat in het gebied nestplaatsen aanwezig zijn van soorten die hier jaarrond gebruik van maken of jaarlijks terugkeren naar dezelfde locatie (honkvast). Gezien de waarnemingen gaat het in elk geval om huismus en huiszwaluw. Daarnaast kunnen verblijfplaatsen van kerkuil en steenuil in het plangebied aanwezig zijn. Voor het verstoren of verwijderen van deze vaste verblijfplaatsen is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Mogelijk kan de functionaliteit van de aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen worden behouden door bepaalde maatregelen (zoals de integratie van boomgaarden) op te nemen in de inrichting van de wijk. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten in het plangebied zal hierover meer duidelijkheid moeten geven. Onderzoeken naar aanwezige broedplaatsen en territoria kunnen worden uitgevoerd gedurende de periode van april tot eind juni. Amfibieën Nader onderzoek naar de eventuele aanwezigheid van poelkikker, heikikker en kamsalamander in het plangebied is noodzakelijk om vast te stellen waar en hoe deze soorten van het plangebied gebruikmaken. Afhankelijk van de weersomstandigheden kan nader onderzoek naar amfibieën vanaf medio maart worden uitgevoerd. Een aantal soorten is echter pas later in het jaar actief. Gedurende de periode van half april tot eind mei kunnen bijna alle mogelijk in het plangebied voorkomende soorten optimaal worden waargenomen. Vissen Nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde vissen in de in het plangebied aanwezige wateren is noodzakelijk. Hierbij gaat het voornamelijk om de mogelijke aanwezigheid van de soorten kleine modderkruiper, bermpje en bittervoorn. Nader onderzoek naar vissen wordt uitgevoerd door op drie ver-

36

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


schillende momenten verspreid over de periode van april tot en met november de aanwezige wateren met behulp van een schepnet te inventariseren. Faunapassages Bij de plannen voor de inrichting van de te verleggen N229 dient rekening te worden gehouden met de realisatie van faunapassages en geleidingsrasters. Hierdoor kunnen onnodige verkeersslachtoffers en barrièrewerking worden voorkomen. De meest geschikte locaties voor deze passages zijn reeds aanwezige natuurlijke structuren in het gebied waarlangs soorten nu ook al migreren, zoals struweel, ruigere akkerranden en wateren. De te realiseren passages dienen natuurlijk wel in verband te staan met verdere ruimtelijke structuren waarlangs de verschillende soortengroepen zich verder kunnen migreren naar leefgebieden. Van de volgende soortengroepen worden geen verbodsbepalingen overtreden in

NIET BEDREIGDE WAARDEN

het plangebied: -

vaatplanten;

-

reptielen;

-

dagvlinders;

-

libellen;

-

overige ongewervelde soorten.

Alle vogelsoorten (uitgezonderd exoten) zijn beschermd. Er zijn in of in de

BESCHERMING VOGELS

omgeving van het plangebied mogelijk permanent bewoonde nesten van vogels aanwezig (zie paragraaf 4.2.4). Voor aanvang van de werkzaamheden zal nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze nesten moeten worden uitgevoerd. In het grootste deel van het plangebied zullen echter meer algemeen voorkomende soorten broeden. Met betrekking tot de werkzaamheden kan men er in dit plangebied van uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden begonnen en continu voortduren. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustigere broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Indien wordt gekozen voor de tweede optie, moeten te slopen bebouwing en te verwijderen opgaande begroeiing ruim voor aanvang van het broedseizoen worden verwijderd. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli duurt. In het plangebied lijkt voor geen enkele soort de goede staat van instandhouding in het geding. In het plangebied komen enkele beschermde soorten voor in de groepen vaat-

VRIJGESTELDE SOORTEN

planten, amfibieĂŤn en zoogdieren die worden verstoord door de werkzaamheden. Deze staan in tabel D. Voor deze soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling voor artikel 8 of de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

37


gesteld. Voor verstoring van deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. De verboden in de artikelen 9, 10 en 11 gelden niet voor mol, bosmuis en veldmuis. Ook gelden ze niet voor huisspitsmuis als deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt. Tabel D. Soorten in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt

ONTHEFFINGEN

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Zwanenbloem

Butomus umbellatus

Aardmuis

Microtus agrestis

Bunzing

Mustela putorius

Dwergspitsmuis

Sorex minutus

Egel

Erinaceus europaeus

Gewone bosspitsmuis

Sorex araneus

Haas

Lepus europaeus

Hermelijn

Mustela erminea

Huisspitsmuis

Crocidura russula

Konijn

Oryctolagus cuniculus

Ree

Capreolus capreolus

Rosse woelmuis

Clethrionomys glareolus

Tweekleurige bosspitsmuis

Sorex coronatus

Vos

Vulpes vulpes

Wezel

Mustela nivalis

Woelrat

Arvicola terrestris

Bastaardkikker

Rana klepton esculenta

Bruine kikker

Rana temporaria

Gewone pad

Bufo bufo

Kleine watersalamander

Triturus vulgaris

Uit de aanvullende onderzoeken naar vleermuizen, vogels, amfibieĂŤn en vissen zal blijken of ontheffingen moeten worden aangevraagd en voor welke soorten.

38

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


6

B r o n n e n

6.1

Veldbezoek Het gebied is op 13 augustus 2009 door de heer drs. M. van Dinther bezocht om

VERKENNEND VELDBEZOEK

een indruk te krijgen van het terrein en het voorkomen van planten- en diersoorten. Er zijn hierbij plantensoorten genoteerd, maar verder geen volledige vegetatieopnamen gemaakt. Het was een half bewolkte dag met een maximumtemperatuur van 22 째C en een matige noordwestenwind.

6.2

Media -

www.natuurloket.nl, overzicht recente en beschikbare gegevens van

-

www.ravon.nl, informatie over (verspreiding) van herpetofauna (waar-

planten en dieren; nemingenoverzicht); -

www.waarneming.nl, verspreidingskaarten van planten en dieren die door vrijwilligers zijn verzameld;

-

www.geo.provincie-utrecht.nl, kaarten Ecologische Hoofdstructuur provincie Utrecht.

6.3

Gegevens Provincie Utrecht, Sector Ecologisch onderzoek en Groene regelgeving (RER) 2007 voor gegevens van flora en fauna.

6.4

Literatuur -

Provincie Utrecht, Utrecht. Provincie Utrecht 2004. Streekplan 2005-

-

Bijtel, H.J.V. van den 2007. Verkennend natuurwaardenonderzoek om-

2015. Rapport, Utrecht. geving discotheek Brothers, gemeente Bunnik. Van den Bijtel Ecologisch Onderzoek, Driebergen-Rijsenburg. -

Bijtel, H.J.V. van den 2008. Nee, tenzij beoordeling uitbreiding discotheek Brother, gemeente Bunnik. Van den Bijtel Ecologisch Onderzoek, Driebergen-Rijsenburg.

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

39


-

Jong, Th. de, R. Beenen & P. Heuts 2003. Atlas van de Utrechtse Vissoorten. Provincie Utrecht, Utrecht.

-

Hoffmann, F & W. Timmers 2008. Flora en fauna in de regio Utrecht. Deelgebieden Houten-Schalkwijk en Harmelen-Breukelen, 2005. Provincie Utrecht, Utrecht.

-

Stichting voor Bodemkartering, Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Toelichting bij kaartblad 32 West Amersfoort, Wageningen 1976.

-

Meijden, R. van der, Heukels' Flora van Nederland, Wolters-Noordhoff bv, Groningen/Houten 2005.

-

Westhoff, dr. V., drs. A.J. den Held, Plantengemeenschappen in Nederland, boek Thieme & cie, Zutphen 1975.

-

Lange, R., P. Twisk, A. van Winden en A. van Diepenbeek, Zoogdieren van West-Europa, Stichting Uitgeverij KNNV en Vereniging Natuurmonumenten, Utrecht 1994.

-

Broekhuizen, S,, B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen, Atlas van de Nederlandse zoogdieren, Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht 1992.

-

Dijkstra, V., Belangrijkste zoogdiergebieden in Nederland; mededeling 37 van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ), Utrecht 1997.

-

Limpens, H., K. Mostert en W. Bongers, Atlas van de Nederlandse vleermuizen: Onderzoek naar verspreiding en ecologie, KNNV Uitgeverij, Utrecht 1997.

-

Hustings, F., J.-W. Vergeer, SOVON Vogelonderzoek Nederland, Atlas van de Nederlandse Broedvogels, Nederlandse fauna deel 5, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2002.

-

Stichting RAVON, Waarnemingenoverzicht 2006, RAVON 27, jaargang 9

-

Nie, dr. H. de, Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen, Media Publis-

(3): blz. 48-64. hing en Stichting Atlas Verspreiding, Doetinchem 1996. -

Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting, De Dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming, Nederlandse fauna deel 7, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2006.

-

Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, De Nederlandse libellen (Odonata) - Nederlandse fauna deel 4, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2002.

-

Waarnemingenverslag 2007 'Dagvlinders, libellen en sprinkhanen', EISNederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie.

-

Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber. A.J. van Loon, A.A. Maelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, De wespen en mieren van Neder-

40

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009


land (Hymenoptera: Aculeata) - Nederlandse fauna deel 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, KNNV Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden 2004.

029.00.03.10.00 - Advies Natuurwaarden Odijk-West - 4 september 2009

41



B i j l a g e n 1.

Vaatplanten

2.

Vleermuizen

3.

Overige zoogdieren

4.

Broedvogels

5.

AmfibieĂŤn en reptielen

6.

Vissen

7.

Vlinders

8.

Libellen

9.

Codes Rode lijst

10.

Uitleg beschermingsregime



Bijlage 1. Gekarteerde vaatplanten in en rond het plangebied (provincie) Nederlandse naam

Waarneming

Doorgroeid fonteinkruid

x

Gewone agrimonie

x

Gewone bermzegge

x

Gewone margriet

x

Gewone pastinaak

x

Glad walstro

x

Glanzig fonteinkruid

x

Guichelheil s.l.

x

Heelblaadjes

x

Holpijp

x

Knoopkruid

x

Kransvederkruid

x

Morgenster

x

Pijlkruid

x

Valse voszegge

x

Rode lijst Beschermingsregime GE

Bijlage 2. Vleermuizen in het uurhok 39-11 in en rond het plangebied (atlas) Nederlandse naam

Waarneming

Gewone dwergvleermuis

x

Tabel 3 (bijlage IV)

Gewone grootoorvleermuis

k

Tabel 3 (bijlage IV)

Laatvlieger

x

Tabel 3 (bijlage IV)

Rosse vleermuis

x

Tabel 3 (bijlage IV)

Ruige dwergvleermuis

x

Tabel 3 (bijlage IV)

Watervleermuis x x = foerageerplaats en overige zomerwaarnemingen

Rode lijst Beschermingsregime

Tabel 3 (bijlage IV)

z = zomerverblijfplaats kolonie p = paarplaats

Bijlage 3. Overige zoogdieren in het uurhok 39-11 in en rond het plangebied (atlas) Nederlandse naam

Waarneming

Beverrat

x

Rode lijst Beschermingsregime

Bosmuis

x

Tabel 1

Bosspitsmuis

x

Tabel 1

Bruine rat

x

Bunzing

x

Tabel 1

Dwergspitsmuis

x

Tabel 1

Eekhoorn

x

Tabel 2

Egel

x

Tabel 1

Haas

x

Tabel 1

Hermelijn

x

Tabel 1

Huismuis

x

Huisspitsmuis

x

Tabel 1

Konijn

x

Tabel 1

Mol

x

Tabel 1

Muskusrat

x

Ree

x

Tabel 1

Rosse woelmuis

x

Tabel 1


Nederlandse naam

Waarneming

Tweekleurige bosspitsmuis

x

Rode lijst Beschermingsregime Tabel 1

Veldmuis

x

Tabel 1

Vos

x

Tabel 1

Wezel

x

Tabel 1

Woelrat x = vangst of vondst # = braakbalvondst

x

Tabel 1

Bijlage 4. Broedvogels in het uurhok in en rond het plangebied (atlas) Nederlandse naam

Waarneming

Rode lijst Beschermingsregime

Appelvink

x

Vogels

Bergeend

x

Vogels

Boerenzwaluw

x

Bonte Vliegenvanger

x

Boomklever

x

Vogels

Boomkruiper

x

Vogels

Boomleeuwerik

x

Vogels

Boompieper

x

Boomvalk

x

Bosrietzanger

x

GE

Vogels Vogels

Vogels KW

Vogels Vogels

Bosuil

x

Vogels

Braamsluiper

x

Vogels

Buizerd

x

Draaihals

x

Vogels EB

Vogels

Ekster

x

Vogels

Fazant

x

Vogels

Fitis

x

Vogels

Fluiter

x

Vogels

Gaai

x

Vogels

Geelgors

x

Vogels

Gekraagde Roodstaart

x

Vogels

Gierzwaluw

x

Vogels

Glanskop

x

Vogels

Goudhaantje

x

Vogels

Goudvink

x

Vogels

Grasmus

x

Grauwe Vliegenvanger

x

GE

Vogels

Vogels

Groene Specht

x

KW

Vogels

Groenling

x

Vogels

Grote Bonte Specht

x

Vogels

Grote Lijster

x

Grutto

x

Vogels GE

Vogels

Havik

x

Vogels

Heggenmus

x

Vogels

Holenduif

x

Vogels

Houtduif

x

Huismus

x

GE

Vogels

Huiszwaluw

x

GE

Vogels

IJsvogel

x

Vogels

Kauw

x

Vogels

Vogels


Nederlandse naam

Waarneming

Rode lijst Beschermingsregime

Kerkuil

x

KW

Kievit

x

Vogels

Kleine Bonte Specht

x

Vogels

Kleine Karekiet

x

Kneu

x

GE

Vogels

Koekoek

x

KW

Vogels

Vogels

Vogels

Koolmees

x

Vogels

Kruisbek

x

Vogels

Kuifmees

x

Matkop

x

Meerkoet

x

Merel

x

Nachtegaal

x

Vogels GE

Vogels Vogels Vogels

KW

Vogels

Nijlgans

x

Pimpelmees

x

Vogels

Putter

x

Vogels

Raaf

x

GE

Vogels

Ransuil

x

KW

Vogels

Rietgors

x

Ringmus

x

GE

Vogels

Vogels

Roodborst

x

Vogels

Roodborsttapuit

x

Vogels

Scholekster

x

Vogels

Sijs

x

Vogels

Soepeend

x

Soepgans

x

Sperwer

x

Spotvogel

x

Vogels GE

Vogels

Spreeuw

x

Vogels

Sprinkhaanzanger

x

Vogels

Staartmees

x

Vogels

Steenuil

x

KW

Vogels

Tapuit

x

BE

Vogels

Tjiftjaf

x

Vogels

Torenvalk

x

Vogels

Tuinfluiter

x

Tureluur

x

Turkse Tortel

x

Veldleeuwerik

x

Vogels GE

Vogels

GE

Vogels

Vogels

Vink

x

Vogels

Vuurgoudhaantje

x

Vogels

Waterhoen

x

Vogels

Waterral

x

Vogels

Wespendief

x

Vogels

Wielewaal

x

Wilde Eend

x

KW

Vogels Vogels

Winterkoning

x

Vogels

Witte Kwikstaart

x

Vogels

Zanglijster

x

Zomertortel

x

Vogels KW

Vogels


Nederlandse naam

Waarneming

Zwarte Kraai

x

Rode lijst Beschermingsregime Vogels

Zwarte Mees

x

Vogels

Zwarte Roodstaart

x

Vogels

Zwarte Specht

x

Vogels

Zwartkop

x

Vogels

Bijlage 5. AmfibieĂŤn en reptielen in het uurhok 39-11 in en rond het plangebied (website RAVON) Nederlandse naam

Waarneming

Bastaardkikker

x

Tabel 1

Bruine kikker

x

Tabel 1

1997-2005

Gewone pad

x

Heikikker

x

Kleine watersalamander

x

Rode lijst

Beschermingsregime

2006

Tabel 1 KW

Tabel 3 (bijlage IV) Tabel 1

Bijlage 6. Vissen in het uurhok 39-11 in en rond het plangebied (website RAVON) Nederlandse naam

Waarneming 1997-2005

Baars

x

Bermpje

x

Bittervoorn

x

Driedoornige stekelbaars

x

Kleine modderkruiper

x

Kolblei

x

Pos

x

Rivierdonderpad

x

Riviergrondel

x

Snoek

x

Tiendoornige stekelbaars

x

Zeelt

x

Rode lijst

Beschermingsregime

2006 Tabel 2 KW

Tabel 3 (bijlage 1) Tabel 2

Tabel 2

Bijlage 7. Vlinders in het uurhok 39-11 in en rond het plangebied (waarnemingenverslag) Nederlandse naam

Waarneming 1999-2001

Argusvlinder

x

Atalanta

x

Bont zandoogje

x

Boomblauwtje

x

Citroenvlinder

x

Rode lijst 2002- 2006 x x

Distelvlinder

x

Gehakkelde aurelia

x

x

Groot dikkopje

x

x

Groot koolwitje

x

x

Icarusblauwtje

x

x

Klein geaderd witje

x

x

Klein koolwitje

x

x

Kleine vos

x

x

Beschermingsregime


Nederlandse naam

Waarneming 1999-2001

Kleine vuurvlinder

x

Koninginnenpage Landkaartje

x

Beschermingsregime

x x

Oranje luzernevlinder Oranjetipje

Rode lijst 2002- 2006 GE

x x

x

Rouwmantel

x

Zwartsprietdikkopje

x

VN

Tabel 3 (bijlage 1)

x

Bijlage 8a. Gekarteerde libellen in en rond het plangebied (provincie) Nederlandse naam

Waarneming

Blauwe breedscheenjuffer

x

Bruine glazenmaker

x

Grote keizerlibel

x

Grote roodoogjuffer

x

Kleine roodoogjuffer

x

Variabele waterjuffer

x

Watersnuffel

x

Weidebeekjuffer

x

Rode lijst

Beschermingsregime

Bijlage 8b. Libellen in uurhok 39-11 in en rond het plangebied (waarnemingenverslag) Nederlandse naam

Waarneming 1999-2001

Rode lijst 2002- 2006

Azuurwaterjuffer

x

x

Blauwe glazenmaker

x

x

Bloedrode heidelibel

x

x

Bruine glazenmaker

x

Bruine winterjuffer

x

Bruinrode heidelibel

x

Geelvlekheidelibel

x

Gewone oeverlibel

x

Gewone pantserjuffer

x

BE

x

Glassnijder

x

x

Grote keizerlibel

x

x

Grote roodoogjuffer

x

x

Houtpantserjuffer

x

x

Kleine roodoogjuffer

x

Lantaarntje

x

x

Paardenbijter

x

x

Platbuik

x

x

Smaragdlibel

x

x

Steenrode heidelibel

x

x

Variabele waterjuffer

x

x

Venwitsnuitlibel

x

Viervlek

x

KW

KW x

Vuurjuffer

x

x

Watersnuffel

x

x

Weidebeekjuffer

x

x

Beschermingsregime


Nederlandse naam

Waarneming 1999-2001

Zwarte heidelibel

x

Zwervende heidelibel

x

Zwervende pantserjuffer

x

Rode lijst

Beschermingsregime

2002- 2006

Bijlage 9. Codes Rode lijst BE

Bedreigd

EB

Ernstig Bedreigd

GE

Gevoelig

KW

Kwetsbaar

OG

Onvoldoende Gegevens

NB

Niet Beschouwd, standaardlijstsoort

TNB

Thans Niet Bedreigd

UW

Uitgestorven (wereldschaal)

UWW

In het Wild uitgestorven (wereldschaal)

VN

Verdwenen uit Nederland

VN*

Verdwenen uit Nederland voor 1900

VNW

In het wild verdwenen (Nederland)

Bijlage 10. Uitleg beschermingsregime Soorten in tabel 1 Dit betreft de soorten die in de AMvB 2004 ex artikel 75 van de Flora- en faunawet worden omschreven als ‘Algemene soorten’. Ze zijn in Nederland zo algemeen voorkomend dat wordt aangenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet negatief beïnvloeden. Voor deze ‘Algemene soorten’ geldt een vrijstelling voor de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Soorten in tabel 2 Dit betreft de soorten die in de AMvB 2004 ex artikel 75 van de Flora- en faunawet worden omschreven als ‘Overige soorten’. Voor deze ‘Overige soorten’ geldt, in het kader van de Flora- en faunawet, een vrijstelling mits wordt gewerkt volgens een door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door de sector of de ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring (zie hierna). Zolang geen gedragscode is opgesteld, moet voor verstoring van de soorten ontheffing worden aangevraagd. Een ontheffing zal worden verleend als: -

er geen benutting of economisch gewin plaatsvindt;

zorgvuldig wordt gehandeld. Dit houdt in elk geval in dat de werkzaamheden geen wezenlijke invloed hebben op de soort. Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Verder moet voorafgaand aan de werkzaamheden in redelijkheid alles worden verricht of gelaten om te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken dat dieren worden gedood of verwond en verblijfplaatsen worden beschadigd. Hierdoor ligt het voor de hand dat in ieder geval buiten het broedseizoen zal moeten worden gewerkt. Soorten in tabel 3 Dit betreft de soorten die worden genoemd in bijlage 1 van de AMvB 2004 ex artikel 75 van de Flora- en faunawet of in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Ontheffing voor deze soorten wordt


alleen verleend onder strikte voorwaarden. Voor verstoring van deze soorten kan slechts ontheffing worden verleend als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan: -

als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;

-

als er geen alternatief is voor de werkzaamheden; als sprake is van een specifiek in de wet of de AMvB genoemde omstandigheid, bijvoorbeeld de bedreiging van de volksgezondheid of de openbare veiligheid, bestendig gebruik en uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.

Gedragscodes voor soortenbescherming Een gedragscode wordt noodzakelijk om van bepaalde vrijstellingen te kunnen gebruikmaken. De code moet door een sector of ondernemer worden opgesteld en worden goedgekeurd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Een gedragscode maakt op systematische wijze duidelijk hoe aan de voorwaarden van de vrijstelling kan worden voldaan. Belangrijke elementen hierbij zijn de begrippen ‘zorgvuldig handelen’ en ‘al het redelijke doen’ om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen. Daarbij moet: -

een inventarisatie worden verricht naar beschermde soorten in het plangebied (door een deskundige);

-

een plan van aanpak worden opgesteld voor het voorkomen van verstoring van de

-

beschermde soorten; tevens een plan van aanpak worden opgesteld om verblijfplaatsen die voor langere periode worden gebruikt, te beschermen;

-

bijzondere aandacht worden besteed aan soorten van de Rode lijst, bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de Vogelrichtlijn;

en tot slot: -

mogen geen werkzaamheden worden uitgevoerd die in strijd zijn met de verbodsbepalingen in de voor soorten meest kwetsbare periode.

Vogels Alle vogelsoorten (uitgezonderd exoten) zijn beschermd. Bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van een ruimtelijke inrichting geldt vrijstelling van de verboden als wordt gehandeld volgens een goedgekeurde gedragscode. Als er geen gedragscode is, moet worden nagegaan of verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden. In dergelijk geval is het mogelijk ontheffing aan te vragen. Men kan ook buiten het broedseizoen werken of starten voor het broedseizoen en de werkzaamheden continu laten voortduren waardoor geen verbodsbepalingen worden overtreden. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli duurt.



Colofon Opdrachtgever Gemeente Bunnik Contactpersoon De heer G. Mostert

Rapport De heer drs. M. van Dinther B端gelHajema Adviseurs Fotografie B端gelHajema Adviseurs Projectleiding De heer ing. H.J.M. van Arendonk B端gelHajema Adviseurs Projectnummer 029.00.03.10.00

B端gelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Vaart nz 48-50 Postbus 274 9400 AG Assen T 0592 316 206 F 0592 314 035 E assen@bugelhajema.nl W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.