Beetje Nederlands Write down today's date in Dutch
September 3, 2014 Name: 3 september 2014
Translate and conjugate the follow verbs to stand order / command / base verb ik jij u hij zij het wij jullie zij
70
staan
sta sta staat staat staat staat staat staan staan staan
Choose the right demonstrative with the following words deze man dit mannen die water dat huis
vrouw
1
to have
hebben
heb heb hebt hebt / heeft heeft heeft heeft hebben hebben hebben
deze / die man deze / die mannen dat water dit / dat huis deze / die vrouw
to do doe doe doet doet doet doet doet doen doen doen
doen
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
1 1 1 1 1
Arrange the following words into sentences with the proper word order: A = main part of the sentence, B = part with conjunction 1.A. vandaag, niet, werkt, Hij B. is, zijn zoon, ziek, omdat Hij werkt vandaag niet, omdat zijn zoon ziek is. 2.A. gelukkig, met haar man, is, Mijn zus B. houdt, omdat, hij, van haar Mijn zus is gelukkig met haar man omdat hij van haar houdt. 3.A. pasta en brood, eet, Ik B. geen, maar, rijst en bami. Ik eet pasta en brood, maar geen rijst en bami. Translate the following questions Wat wil hij drinken? Wie is zij? Wie heeft de bal? Lopen zij naar de grote kerk? Heeft hij lang haar? Ben ik mooi? Hou je van hem? Mis je hem? Ben je verliefd op haar?
If the person has two words correct, give 1 point What would he like to drink? Who is she? Who has the ball? Are they walking to the big church? Does he have long hair? Am I pretty? Do you love him? Do you miss him? Are you in love with her?
8 8 6
1 1 1 1 1 1 1 1 1