be.passive #05 NL

Page 1

05

sept okt nov 2010

flash 08 focus 12 global view 16 perspectief 18 face to face 20 wat vindt u ervan 22 de missionaris 24 woord en beeld 26 gedeelde architectuur 31 dossier 43 phpp, vademecum 52 woningen 58 renovatie 62 brandweerkazerne 66 detail 72 elisabeth's diary 78 systemen 80 in.. zit men niet stil 84 rechterhoek 86 onze studenten 88

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X

be.passive driemaandelijks blad voor de passiefhuisstandaard > www.bepassive.be

labels

P 910294

be.passive 05

1


56,0

2

be.passive 05


labels en de passiefstandaard: noodzakelijk, maar ontoereikend! édito

Bernard Deprez hoofdredacteur

1 La Terre « vit à crédit » jusqu’à la fin de l’année, Le Soir, lundi 16 août 2010 2 2 L’homme et la ville, Henri Laborit, Flammarion 1971. 3 Zie ons artikel p. 59. 4 Zie ons interview p. 78.

Wie zou zich nu niet verheugen over de toenemende verspreiding van "duurzame" labels binnen de architectuur? Naast de passiefstandaard stellen ook benaderingen als HQE, Breeam, Leed of misschien zelfs Valideo geïntegreerde visies voor die de relevantie van nieuwe kwaliteitscriteria erkennen, nieuwe knowhow verspreiden en een heuse bekendmakingscampagne organiseren rond gecertificeerde projecten. De labels zetten niet enkel aan tot het aannemen van nieuwe kennis en technologieën, ze dragen ook bij tot de objectivering van parameters die door architecten nog al te vaak beschreven worden als vage "goede voornemens" en ze geven bouwheren de kans te communiceren en zich te laten gelden binnen de markt. Deze visies die energie, gezondheid, water, biodiversiteit, enz. op projectniveau integreren breiden zich bovendien ook uit naar andere niveaus: van het ecogebouw tot de ecowijk, van de ecowijk tot de ecostad, tot het ecogebied, en zelfs de ecowereld voor wie echt ambitieus is. Betekent dit dan dat het allemaal rozengeur en maneschijn is? Niet echt. U hebt het misschien wel eens ergens gehoord of gelezen: in 2010 had de mensheid op 21 augustus al alle door de planeet1 geproduceerde hernieuwbare bronnen voor dit jaar opgebruikt. Van 22 augustus tot 31 december zullen we dus uit de reserves moeten putten! Vorig jaar was dit pas vanaf 23 september. Waarschijnlijk liggen precies hier de waarde en de oprechtheid van de labelprojecten: ten opzichte van milieu- en sociale belangen die het einde aankondigen van ons systeem van overproductie van goederen (die we dan ab-so-luut verkocht moeten krijgen door de mensen te doen geloven dat ze ze ab-so-luut moeten kopen), is het enige voordeel van een milieukwaliteitslabel de reële mogelijkheid om de visie van de wereld te veranderen. De drie Brusselse ervaringen met Voorbeeldgebouwen hebben aangetoond dat een dergelijke verandering mogelijk is, en wel door creativiteit, inventiviteit en rivaliteit aan te moedeigen dankzij open doelstellingen en door uit te gaan van de behoeften van de mensen. Een dergelijke benadering is echter kwetsbaar: al sinds 2009 duiken er steeds meer opportunistische en berekende dossiers op met de bedoeling op cynische wijze voordeel te halen uit de operatie. Heel wat erg conventionele of zelfs verouderde gebouwen krijgen al te veel labels toegekend. Wat is dan nog het voordeel van dergelijke labels, behalve "het creëren van de vereiste conceptuele automatismen, zodat de dominerende ideologie2 er zo weinig mogelijk last van ondervindt? Het zijn dan eigenlijk labels om niets te moeten veranderen! Passiefstandaard benadering integreert de talrijke vraagstukken die los staan van de energie niet), toch onmisbaar. Het is als ware een echte test voor het engagement van de ontwerpers en de klanten. De passiefstandaard lijkt nog steeds de enige aanpak die een concrete en tastbare tool aanbiedt die een meetbare doelstelling garandeert, maar toch plaats laat voor creativiteit. Blijft energie de kern van ons verhaal? Laten we het even hebben over het mooie avontuur van de vereniging L’Espoir en haar 14 passieve woningen in Molenbeek3. Ingenieur en onderzoeker Alain Hubert, medeoprichter van het Antarctica-Poolstation4, is ervan overtuigd dat "hun hele aanpak een samenvatting vormt van de essentie van wat ons te wachten staat: de bewustwording dat de klimaatverandering voor ons, Europeanen, in de eerste plaats een kwestie van energieverbruik is. Wat interessant is, is dat de veranderingen ons in staat stellen te besparen en goedkoper te leven. Niet enkel voor de gezinnen, maar ook voor de economische ontwikkeling van de regio’s en de landen die nu een immense en niet-verplaatsbare sector ontdekken van werk, van gedeeltelijke herindustrialisering en sociale ontwikkeling." ■

edito

be.passive 05

3


Inhoudsopgave

06

uit het leven gegrepen

28

carte blanche

31

gedeelde architectuur

12

focus

Ricardo Petrella

40

installatie

16

gobal view

Een eersteklas begrafenis ?

43

dossier

de "yellow cake"... Aeropolis II breathless labels

72

76

detail

tante Monique

ventilatie

4

be.passive 05

inhoud

78

Elisabeth’s diary

Dagboek uit het poolstation

80

techniek

de zonneboiler


26

woord en beeld Philip Reynaers

18

perspectief

20

face to face

de utopie als motor twee aannemers van de geschiedenis

52 phpp

58

14 woningen

22

24

wat vindt u ervan?

getuigenissen: experimenteren met passiefhuizen

62

in… zit men niet stil Location: Kőröshegy

86

rechterhoek

de adviesplicht Year Hongarije of construction: 2008 Function: office building Architect: László Szekér passive office building with renewable sources

labels in overvloed

66

renovatie

brandweerkazerne

phpp of epb, “Warme” getuigen, in Molenbeek in Oudenaarde Architect's tricks

84

de houding van de missionaris

in Heidelberg

88

94

onze studenten

agenda

bestaande gebouwen

inhoud

be.passive 05

5


foto

Filip Dujardin

6

be.passive 05

uit het leven gegrepen


uit het leven gegrepen

bruxelles marly

De toekomstige zetel van de Belgische Federatie van elektriciens te Brussel. Een bouwwerf voor de toekomst...â–

> www.fbz-fse.be > www.a2m.be > www.cenergie.be > www.ney.be > www.mmsitty.be

uit het leven gegrepen

be.passive 05

7


01

03

05

05

07

8

be.passive 05

flash


01 De Victor Hugo-school in Roubaix

2.200 m² voor de nieuwe scholengroep Victor Hugo die gebouwd zal worden in het kader van de stadsvernieuwing van de stad Roubaix en van de Agenda 21. Architect : www.dealzua.com

02 Terug naar het Kanaal

Een hotel- en opleidingscentrum voor de gemeente Sint-Jans-Molenbeek. De oude Mouterij wordt gerenoveerd volgens de lage-energiestandaard en zal het Hotel- en Opleidingscentrum huisvesten, evenals casco riumtes. Bovenop het complex komt ook nog een nieuwe passieve constructie met een opleidingshotel dat doet denken aan een uitkijktoren. Oppervlakte 6.100 m².

Architect : www.escaut.org www.grontmij.be

www.ms-a.be

en

03 Verluchtingskunst 02

Studentenwoningen in Wenen. Opgeleverd in 2005. Een van de emblematische projecten van het Oostenrijkse agentschap Baumschlager & Eberle. Oppervlakte: 10.527 m². Architect : www.baumschlager-eberle.com

04 Welkom

Het provinciaal domein Puyenbroeck in Wachtebeke krijgt een nieuw onthaalcentrum met kantoren, vergaderzalen en sanitaire voorzieningen voor de bezoekers. Architect : www.aiko.be

05 WWW-huis

Drie letters om een huis te symboliseren met een ultraverfijnd voorbeelddesign in Kalmthout, door het architectenbureau eprojecten kan ook passief bouwen en toch een ultrahedendaags handelsmerk uitdragen.

04

Architect: www.eprojecten.be

06 Een Zwitsers huis wint de Passivhausprijs

Dit kleine geblouw met twee verdiepingen, bedoeld als woning, is voor de helft in glas gebouwd en won de prijs voor design Passivhaus 2010, op 30 juni in Dresden tijdens het 14de jaarlijkse Passivhaustagung. Architect: www.halle58.ch

07 Kinderdagverblijf in de Hectoliterstraat

06

Een originele en geslaagde poging is dit kinderdagverblijf voor 48 kinderen in Brussels. Dankzij een spel van inhammen kon een verticaal kinderdagverblijf op 4 niveaus gecreëerd worden. Architect : www.r2d2architecture.be

08 De school Justus-von-Liebig

De leden van de districtsraad van Walldshut hebben dit passieve project gelanceerd in … 1999. De school werd opgeleverd in 2005. Het architectenbureau heeft bewust gekozen voor een klassieke modernistische lijn met een strikte compositie van de gevels in donkere baksteen. Oppervlakte : 7.635 m² ► Architect: www.harter-kanzler.de

08

flash

be.passive 05

9


Bostoen gelauwerd PassiveHouse 2010 een succes!

Stephan Bostoen werd door de Vlaamse Confederatie Bouw onderscheiden als "Jonge Vlaamse Aannemer van het Jaar". Logisch ook, Bostoen NV zette als sleutelop-de-deur bouwbedrijf onlangs de stap om enkel nog passief te bouwen.

Met een 400-tal deelnemers aan het symposium en ruim 5000 bezoekers op de beurs, was PassiveHouse 2010 een schot in de roos. Bedankt aan iedereen die er was, en tot volgend jaar! > www.passivehouse.be

Het goede voorbeeld De sociale huisvestingsmaatschappij De Goedkope Woning wil de verouderde wijk Venning in Kortrijk opwaarderen tot een passieve en energievriendelijke wijk. Er komen 70 appartementen en 12 kangoeroewoningen. Ook een flatgebouw met 30 nul-energie-appartementen siert binnenkort de Kortrijkse skyline.

Passief scheert hoge toppen

KB = OK

Op 22/09/2010 werden de modaliteiten voor de belastingvermindering voor passiefhuizen in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt. Nieuw is dat vanaf nu ook lageen nulenergiewoningen belastingaftrek genieten indien ze een certificaat bekomen. Zie ook p. 46 > www.ejustice.just.fgov. be/mopdf/2010/10/15_2. pdf#Page92

In Freiburg wordt een appartementsgebouw uit 1968 passief gerenoveerd. Met 139 wooneenheden en 7750m² vloeroppervlakte is het tevens het hoogste passieve gebouw ter wereld. ■ > Architekturbüro Rombach, Kirchzarten > www.freiburger-stadtbau.de/aktuelles/aktuelleprojekte/projektdetails/details/bugginger-strasse-50weingarten.html

10

be.passive 05

flash

Bouwwerf van het project in de Finstraat. Zie pag. 58. Architect: www.carnoy-crayon.be


>\Xm% `jfc% fgcfjj% qbk% nffegikei% mi% nXid\ i\c% Op zoek naar een warme energiezuinige woning met respect voor het milieu én voor je portemonnee? Dan hebben we elkaar gevonden! Ik stel me voor: Isover Multi-Comfort House, passiefhuis isolatie-oplossingen voor élke bouwstijl en voor élk budget.

www.isover.be be.passive 05 11 A brand of Saint-Gobain


12

be.passive 05

focus


Riccardo Petrella focus

tekst Caroline Chapeaux

Riccardo Petrella is een Italiaanse intellectueel, politicoloog en economist. Hij is ook de oprichter van de groep van Lissabon en voorzitter van het Europees Onderzoeksinstituut voor Waterbeleid (Ierpe). Hij trekt aan de alarmbel, omdat de wereld is opgesplitst tussen mensen die toegang hebben tot drinkbaar water en mensen die er geen toegang toe hebben. Een ontmoeting. Riccardo Petrella beschikt over een opgewekt gevoel voor humor, uitgesproken met hier en daar een Latijns accent waardoor we de ernst van zijn redevoering bijna zouden vergeten. Zo komt het dat ik enkele minuten nadat ik me comfortabel heb neergevlijd in een van de zetels in zijn salon in Schaarbeek plots opveer en mijn pen ter hand neem bij het horen van zijn uitspraak: "Water is leven. Iedere mens sterft als hij dertien dagen niet drinkt. Water omvormen tot een handelswaar is echt te gek voor woorden." Dat is dus de strijd die Petrella voert. Het is een strijd die zo evident lijkt dat er weinig of niet over gesproken wordt. Anderhalf miljard mensen op deze wereld hebben geen toegang tot drinkbaar water en 2,6 miljard mensen genieten geen enkele vorm van sanitaire of hygiënische zorgen. De toenemende moeilijkheden om toegang te krijgen tot deze levensnoodzakelijke natuurlijke bron liggen steeds vaker aan de basis van conflicten, zelfs in die mate dat men het voor de komende decennia vaak heeft over de oorlogen om water. Daarom heeft Riccardo Petrella, in samenwerking met de vzw Kreativa, een campagne opgestart die gedurende drie jaar de burgers van de Unie wil sensibiliseren en mobiliseren rond deze problematiek. Tentoonstellingen, films, een theaterstuk en boeken staan op het programma daarbij komt nog de promotie van het netwerk REVE of "Réseau Européen des Villes et l’Eau". Dit netwerk wil steden en water verzoenen door actief steun te verlenen aan vernieuwende lokale acties van de laatste vijftien jaar. Deze campagne, die "L’eau, bien commun pour la vie" genoemd werd, heeft ook een meer politieke doelstelling en wil de Europese Kaderrichtlijn Water zodat water niet langer gezien wordt als een handelswaar, zo gaat Riccardo Petrella tekeer. "In tegenstelling tot petroleum of een paar schoenen kan het leven niet zomaar geconsumeerd worden. We hebben er allemaal recht op. Het is als de lucht die we inademen." En hij haalt verontwaardigd uit: "Voor defensie worden alle mogelijke kosten aanvaard door de gemeenschap. Is defensie dan belangrijker dan toegang tot water? Waarom zijn onze leiders niet bereid te betalen voor de gezondheid van iedereen? Omdat overheidsgeld investeren in defensie een hoge return oplevert voor het privékapitaal. Tanks bouwen levert enorm veel op voor de ondernemingen en de ingenieurs die ze bouwen. Een leerkracht is echter maar een absolute kost die niets opbrengt voor het privékapitaal . En ook water is niet echt winstgevend voor het privékapitaal. Tenzij u

water in flessen verkoopt. Want precies daarom werd het mineraalwater geprivatiseerd." Riccardo Petrella pleit al jaren voor een collectief waterbeheer. Deze professor emeritus aan de UCL dringt aan op het principe van "gemeengoed", namelijk een geheel van goederen en diensten die de maatschappij collectief voor haar rekening neemt. Gedaan met de verovering van de markten. Petrella is van mening dat als water een kost heeft (bewerking, verdeling, installatie van leidingen en andere infrastructuren), deze benaderd moet worden volgens een principe van deling van goederen en niet gedekt mag worden door een marktprijs die betaald wordt door de consument. Water, een onuitputtelijk goed? Klopt het dat het blauwe goud schaars wordt, net als het zwarte goud? "Dat klopt niet, legt Petrella uit. Water op zich wordt nooit schaars. Op Aarde is nu nog evenveel water te vinden als twee miljoen jaar geleden. Het water verandert van toestand in functie van een vochtiger of kouder klimaat. Het transformeert. Wat wel schaars wordt, is water van goede kwaliteit. In de Verenigde Staten is 40% van het water in waterplassen niet langer geschikt voor menselijk gebruik. De schaarste van drinkbaar water is dus geen natuurlijk fenomeen. Het is het gevolg van menselijke handelingen." Besmettingen, droogtes, een verkeerd gebruik dat op sommige plaatsen geleid heeft tot een verplaatsing van het water... Het probleem met water is niet onvermijdelijk. "Het is het gevolg van bepaalde economische keuzes. Wij strijden tegen de leidinggevende klassen, ook in de ontwikkelingslanden, die voor hun samenlevingen prioriteiten blijven stellen die regelrecht indruisen tegen iedere vorm van een aanvaardbaar mensenleven."

Is water dan een universeel mensenrecht?

Is water dan een universeel mensenrecht ? Ja, als we ons gedrag en onze relatie met de natuur veranderen, benadrukt Petrella. De weg is lang, maar deze doctor honoris causa aan vijf universiteiten over de hele wereld beschikt over het nodige charisma om te overtuigen: "met slechts enkele technieken, zoals de ontzilting van het zeewater, kan men niet langer zeggen dat water een gift van de natuur is. De Goden worden de aandeelhouders van de grote fabrieken. En de grote ingenieursbedrijven die zich specialiseren in deze technologieën zullen de wereldwijde watermarkt dicteren." Petrella is misschien een charismatisch figuur, het doet niets af aan het gewicht van zijn argumenten...■ 1 Maar het brengt enorm veel op voor de gemeenschap: zie de studie A Bit Rich : Calculating the real value to society of different professions, Eilis Lawlor, Helen Kersley, Susan Steed, NEF, december 2009, downloaden via www.neweconomics.org. Meer informatie : www.ierpe.eu - www.eaudefieurop.eu

focus

be.passive 05

13


passief gezien door... Blaf architecten

het eerste passieve gebouw www.blaf.be

DĂŠlices architectes

definitie... www.delicesarchitectes.com

De man van Vitruvius is een reliek

14

be.passive 05

humor


be.passive 05

15


Een eersteklas begrafenis? global view

tekst Gilles Toussaint

Terwijl er over de hele wereld steeds meer aankondigen verschijnen over de bouw van kerncentrales, blijft de afvalverwerking voor politieke, wetenschappelijke, technische en ethische problemen zorgen waarvoor nog steeds geen gepaste oplossing gevonden werd.

Het is een beetje zoals een kauwgom: het is niet zo eenvoudig om er vanaf te geraken. De omvang van het probleem is omgekeerd evenredig aan de last die het veroorzaakt. En wie zijn Kauwgom op de grond spuwt, loopt het risico er ooit in te trappen. En zo vormt de afvalverwerking een doorn in het oog van de kernindustrie. Het is niet zo dat niet alles al eens overwogen werd: van dumpen in de diepste zee, tot de ruimte in schieten of transmutatie... Maar na een halve eeuw onderzoek heeft de sector nog niets beters gevonden dan haar uiterst radioactieve vuilnisbakken te begraven. Een oplossing die toch wel wat vragen doet rijzen. We willen hier het debat "voor of tegen" kernenergie niet opnieuw gaan voeren: dit afval is nu al een realiteit waarvoor we, goed- of kwaadschiks, collectief de verantwoordelijkheid moeten opnemen, zodat we onze nazaten niet opzadelen met het gewicht van een oncontroleerbare erfenis. Wie nooit op een lichtschakelaar duwde, werpe de eerste steen.

Verdachte gretigheid

De gretigheid van de nucleaire lobby om het grote publiek in te fluisteren dat het afvalprobleem vandaag volledig opgelost zou zijn, blijkt toch iets of wat verdacht. In de ogen van de tegenstanders gaat het om niets minder dan "misleiding" om de verlenging van de exploitatieduur van de oude reactoren en zelfs de ontwikkeling van nieuwe capaciteiten veilig te stellen. Dit debat is bijzonder actueel in België waar de NIRAS (de nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen) de laatste hand legt aan een planontwerp voor afvalbeheer. Dit zou binnenkort op de tafel moeten belanden van de toekomstige federale regering die dan een principebesluit moet nemen over dit gevoelige dossier. Want hoewel het lot van het laagradioactief afval (Categorie A) bezegeld is, is dat niet het geval voor het afval met een gemiddelde en hoge activiteit (Categorieën B en C) dat eigenlijk veruit het meest problematisch is. Voor deze laatste categorieën verhult de NIRAS haar voorkeur voor een definitieve en onomkeerbare opslag in de klei van het Kempense Boom niet. Deze optie, die al meer dan 30 jaar lang bestudeerd wordt, zou volgens de experts alle veiligheidsgaranties bieden. Een eersteklas begrafenis in zekere zin.

Geen tijd om na te denken?

Zaak geklasseerd? Niet zo snel. Verschillende belanghebbende partijen1 die men hebben bezwaren geuit die niet zomaar van tafel geveegd kunnen worden. Ze onderstrepen in het bijzonder de onzekerheden die blijven bestaan over de risico’s. Bodemverschuivingen als gevolg van de stijgende temperatuur kunnen leiden tot barsten in deze "geologische" brandkast; Er bestaat het gevaar op een besmetting van de waterplassen in de buurt van de kleilagen of de kans op migratie van de toxische chemische bestanddelen van dit afval in de

16

be.passive 05

global view


omgeving, ... De gemeenten Merksplas en Hoogstraten, die volgens Greenpeace ook op de lijst staan met mogelijke plaatsen voor het herbergen van dergelijke infrastructuren, hebben hun terughoudendheid kenbaar gemaakt. De Belgische projecten laten ook onze Nederlandse buren niet onverschillig. De critici menen doorgaans dat geen enkele urgentie rechtvaardigt om een dergelijke beslissing nu onmiddellijk te nemen, omdat de eerste storting van hoogradioactief afval pas over enkele decennia zou plaatsvinden. Eens het afval de reactoren verlaat moet het immers eerst een vijftigtal jaar afkoelen. Waarom dan zoveel haast? Dat honderden studies nog lopende zijn, maakt het des te onbegrijpelijk. Een andere fundamentele vereiste is dat de weerhouden manier van opslagen omkeerbaar moet zijn, zodat ingegrepen kan worden in geval van "bezorgdheid" of dat de radioactieve resten gerecupereerd kunnen worden eens een betere manier van verwerken of exploiteren het daglicht zou zien. Dit proces van omkeerbaarheid zou de factuur van het ingraven aanzienlijk doen oplopen.. Verder moet ook gecontroleerd worden of de producenten van kernenergie over een voldoende financiële reserve beschikken om de beheersvoorziening te implementeren wanneer de productie stopgezet wordt.

Problematische opslag overal

België is niet het enige land waar opwinding heerst rond deze kwesties en de piste van het ingraven lijkt doorgaans wel gevolgd te worden ook al is ze in werkelijkheid nog nergens operationeel. Finland en Zweden hebben resoluut voor deze oplossing gekozen. Ook Frankrijk denkt eraan, omkeerbaar weliswaar, maar moet ook afrekenen met bepaalde controverses. Een verslag op vraag van de regering heeft een gebrek aan transparantie van de nucleaire sector inzake afvalbeheer blootgelegd. Vertegenwoordigers hebben zich onlangs beklaagd over de kostenexplosie voor het opslagproject dat weerhouden werd op basis van de criteria die bepaald werden door de administratieve overheid. Zo zou de reële factuur van 15 naar 35 miljard euro kunnen gaan; daarbij komen dan nog de kosten voor de ontmanteling van de centrales die toch op honderden miljoenen euro per unit worden geraamd. In de Verenigde Staten heeft de regering Obama het project van Yucca Mountain, dat al lang genoemd wordt als plaats voor de bouw en de exploitatie van een ondergrondse opslagsite, opgeschort en het lijkt erop dat het misschien wel volledig opgegeven zal worden. Duitsland ten slotte wordt geconfronteerd met een heuse hersenbreker. De regering Merkel wil de sluiting van de reactoren uitstellen en het beheer – of een deel ervan - van de infrastructuren voor afvalopslag toevertrouwen aan de privésector, maar het land wordt ingehaald door zijn verleden. 40 jaar geleden werden 126.000 vaten laagradioactief afval gedumpt in een oude zoutmijn – evenals 28 kg plutonium met een hoge radioactiviteit dat zich daar nooit had mogen bevinden – en nu moeten deze weggehaald worden omwille van sterke infiltraties die geleid hebben tot lekken in sommige containers waardoor de stabiliteit van de galerijen in het gedrang komt. Het gaat om een bijzonder hachelijke en ongeziene operatie die wel een tiental jaar zou kunnen duren en om en bij de 2 miljard euro zou kosten. Blijkt nu dat het garanderen van de veiligheid van de nucleaire kerkhoven op heel lange termijn alles behalve een sinecure is. Dit moet toch belangrijk genoeg zijn om er nog een paar jaar langer over na te denken. ■ 1 Waaronder met name het Brussels Gewest, een meerderheid van de leden van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling of het Vlaams Departement Leefmilieu, Natuur en Energie.

global view

be.passive 05

17


perspectief

de utopie als motor van de geschiedenis tekst Michel Renard

In september 1978 rolde een grafische ufo van de persen, ''Soldes Fins de Séries''. Andy Warhol zelf benijdde deze publicatie. Hij vond het jammer dat hij ze, niet zelf niet had kunnen verwezenlijken, want ze vormde een moeilijke synthese: in één beweging inhoud en grafische vorm verenigen in een magazine dat tegelijk rekening houdt met de lezer, maar niettemin onafhankelijk blijft. 18

be.passive 05

perspectief


Dit trimestriële blad is blijven bestaan tot in 1983 en de edities werden steeds uitgebreider. De oplage van 8.000 exemplaren werd verdeeld over verschillende continenten: een duizendtal in de Verenigde Staten, evenveel in Nederland, tweeduizend in Frankrijk, een honderdtal in Japan en verder waren er nog abonnees over de hele wereld. Welke andere Franstalige Belgische publicatie kan nog prat gaan op dergelijk succes? Dertig jaar later herrijst deze publicatie, net als een feniks, onder de vorm van een almanak met 150 pagina’s puur grafisch en redactioneel genot, gegarandeerd zonder publiciteit. Een creatieve stunt die we te danken hebben aan de inzet van de vrijwillige uitvoerder en ontwerper, Marc Borgers. Een utopie, opnieuw. Wat is de link tussen deze twee publicaties? Soldes Fins de Séries 1978 (SFS), in het begin een bevestiging van een Belgische identiteit, overtuigde later ook andere culturen en werd zo een echte communicatiedrager. Zonder kapitaal en zonder reclame-inkomsten, gedragen door de overtuiging van de oprichters. En dankzij hun werk, gratis. De uitgave die er vandaag komt, is geen remake, en al zeker geen vervolg. Ze staat eerder voor de volharding van eenzelfde geest die de auteurs nog steeds drijft. En wat fantastisch is, is dat de utopie blijft communiceren. Andere auteurs, tekenaars en ontwerpers van verschillende generaties hebben zich bij de oorspronkelijke groep aangesloten en zetten het proces verder. In 1978 stond in SFS een interview met Laborit. Hij legde een link tussen angst en de geremdheid om tot actie over te gaan. En ook de lofzang op de vlucht, van een creatieve vlucht. Verder een artikel over het Atomium met de voorspellende titel ''Uitstel tot in het jaar 2009''. Drie tekeningen van Koning Boudwijn in 1958, 1968 en 1978 gebaseerd op de grafische codes van die periodes. Een aparte kijk op de realiteit in België, "het enige zieltogende land dat daar ook nog trots op is" zoals Jacques De Decker1 schreef. Het resultaat? ''Het zijn Belgische mythologieën, precies zoals Barthes het bedoelde, frappante beelden uit onze collectieve verbeelding die afgebakend, omkaderd, getransformeerd en geëxporteerd worden". Zo leverde de afbeelding van de koning dit tijdschrift en de geest waar het voor staat de bijnaam ‘underground royaliste’ op. Een oxymoron – nog één – voor deze echt Belgische publicatie waarbij het gebruik van tegenstellingen om veelbetekenende objecten te creëren, beschouwd kan worden als een lokale vorm van schone kunsten. Kritiek op de consumptiemaatschappij in de jaren '60 op de Amerikaanse campussen. De vaststellingen van de Club van Rome2, de koude oorlog, de angst voor een kernexplosie3. De wereldwijde demografische explosie. De jaren 80, punk attitude, no future? De progressieve vernietiging van het milieu. Jaren zonder zekerheden4. En dan een vlucht voorwaarts in een liberaal delirium en de "geldjaren". Petroleumoorlogen en buitensporige speculaties. De financiële bubbel: de Amerikaanse subprimes van 2008 blijft nog gevolgen hebben. Er valt veel in solden aan te bieden. In 2010 zien we deze aparte benadering terug van de springstofspecialisten van de eerste versie van SFS. De commercieel klinkende titel zegt het al, het gaat over een rijke periode: wat niet geconsumeerd wordt, wordt met korting verkocht en vervolgens worden de nieuwe collecties voorgesteld. Een dubbele kijk op verleden/ toekomst die de tijd overstijgt om zo de echte belangen van een periode beter te kunnen vatten. De weergave wordt zorgvuldig bewerkt op basis van de beelden zelf. We worden voorzichtig binnengeleid in de tekst wat leidt tot een meervoudig leesplezier. Het interview met Daniel Innerarity, een Baskische filosoof,

voert ons mee naar zijn perceptie van de toekomst: een toekomst die onzeker geworden is. De politieke keuze is verdwenen. Het zijn de experts die de politici hun beslissingen opleggen. Op paradoxale wijze is de wereld onvoorspelbaar geworden. De veelvuldige verstoringen van het milieu door de mens doen ons daar iedere dag weer aan denken. Deze filosoof stelt voor opnieuw onze creativiteit te gebruiken om onze toekomst te creëren5. Maar was dat niet precies wat ook Laborit vertelde toen hij zei ''Creëren is ons leven creëren"? Of Majid Rahnema - de vroegere Iranese minister, nu een wijze oude man – die het heeft over de "Kracht van de armen" Of Edouard Glissant die ons kennis laat maken met een nieuw geografie van de aarde: een Congolese rapsodie voor het vijftigjarige bestaan van de DRC. Dit werk op papier houdt een nieuwe utopie in ten opzichte van het dure leven en de ecologische belangen. Is het nog wel verantwoord om te werken met papier? Het is immers een kostbaar materiaal dat mee aan de oorzaak ligt van de ontbossing van onze wereld. Of is het vandaag misschien een sterk politiek gebaar om het plezier van een op papier geschreven tekst te bevestigen nu allerhande virtuele werelden zo sterk opkomen? Deze werelden bieden slechts een vluchtige blik en een kortstondige perceptie, en dat is hoe onze wereld tegenwoordig functioneert. De cover van de almanak Soldes-Fins de Séries 2010 6 is expliciet: de herwerking van het schilderij van Magritte, ''La lectrice effrayée'', (1928) door tekenaar Philippe Lardy laat geen verwarring bestaan. Nog een terugkeer naar de seventies: 6 jaar geleden bracht Fayard het volledige werk uit van Ivan Illich, een avantgardistische denker uit de jaren zestig, uit de tijd vóór de computer en denkmachines. Hij was de voorzanger van de contraproductiviteit van de moderne instellingen. Het was het einde van de Trente Glorieuses in Frankrijk en deze uitdrukking is deel gaan uitmaken van het courante taalgebruik, net als ‘conviviality’ dat gecreëerd werd door Illich. "De herwerking, zoals Hervé Kempf zei7, zorgt voor een frisheid, een opwekkende stimulans, een smakelijke bitterheid: net zoals bij veel goede wijnen zorgt de rijping van de vergetelheid vandaag voor de uitdrukking van een kracht die veel groter is dan de meeste droesem die heel wat etablissementen serveren en die, nauwelijks geperst, verandert in de azijn van het denken." Het is verrassend om vast te stellen dat er in de jaren zestig en zeventig dergelijke hedendaagse beschouwingen tot stand gekomen zijn. Zou het ons kunnen lukken om de betekenis terug te vinden van de economie zoals die toen aan de universiteit onderwezen werd? ''De economie is de wetenschap van de keuzes die opgelegd worden door de schaarste van de middelen om te voldoen aan de menselijke behoeften'' 8. Kunnen we zo onze menswording veilig stellen? Dit alles kan niet lukken op commando, maar wel met passie. En met plezier. Met een vreugde zoals die uit de jaren zeventig. Een utopie? ■

1. Le Soir, 5 juni 1980. 2. Dynamique de la croissance dans un monde fini et Halte à la croissance?, Fayard, 1973. 3. The Day After, 1983. 4. Jean-Claude Guillebaud, Seuil, 1978. 5. "Il faut comprendre la déception et l'incertitude comme un champ de possibilités ouvertes." 6. Zie de website www.almanach-soldes.net 7. Le Monde, 25 juni 2006. 8. Roger Dehem, ''Initiation à l'économique'', Dunod 1967.

perspectief

be.passive 05

19


tekst

Edith Coune

be.passive : waar komt uw belangstelling voor het passief bouwen vandaan en hoe verliep de omschakeling naar deze nieuwe manier van bouwen? Christophe Cardinael : Dherte is een heel flexibele onderneming die tijdens haar geschiedenis herhaaldelijk een nieuwe en onbekende richting is ingeslagen. Dat was het geval met de zuiveringsstations, de sociale woningen en, 5 jaar geleden, met de passiefstandaard. Iedere keer hebben we eerst goed nagedacht alvorens ons te engageren en dan zijn we weer naar school gegaan. Voor de passiefstandaard is de reflectieperiode begonnen in 2005 en we hebben voor het eerst een bestek opgemaakt in 2008! Ondertussen hebben we allemaal een opleiding gevolgd, van de directie tot de werfleiders, en ook alle kaderleden en arbeiders. Wij zijn van mening dat succes enkel mogelijk is als iedereen precies begrijpt wat hij doet en waarom hij het moet doen. Op dit moment hebben we 3 passieve werven (op een totaal van 30 werven): de renovatie van het OCMW van Vorst, 14 woningen voor Green Immo in Ukkel en een derde werf voor het OCMW van Vorst. De eerste test voor onze bekwaamheid tot "passief" bouwen was de luchtdichtheidsproef voor Green Immo. We hebben er een erezaak van gemaakt om van de eerste keer te slagen. De mannen, onder leiding van de heel erg gemotiveerde werfleider, leefden en dachten in termen van continuïteit van de luchtdichtheid, van afdichtingen, opvullingen, enz. Het moment waarop de werfleider me belde om te zeggen dat de test niet alleen geslaagd was, maar ook nog eens een waarde van 0,2 aangaf in plaats van 0,6 vol/u voor bepaalde appartementen, zal ik nooit vergeten. De onderaannemer die de test kwam uitvoeren dacht dat zijn materiaal niet goed functioneerde, zo uitzonderlijk goed leken hem de resultaten. Wij hebben onze weddenschap gewonnen, niet alleen omdat we daartoe in staat waren, maar ook omdat onze gemotiveerde teams overtuigd waren van deze nieuwe manier van werken.

Wij hebben onze weddenschap gewonnen omdat onze gemotiveerde teams overtuigd waren van deze nieuwe manier van werken. be.passive : hoe evolueren vraag en aanbod op de markt van het passief bouwen? C. C. : Het aanbod evolueert goed, maar de vraag volgt nog niet echt. Wij zijn ervan overtuigd dat dat wel zal komen, maar het blijft een uitdaging: er zijn te weinig passieve overheidsopdrachten, de sociale woningbouw heeft een prijslogica die passief bouwen moeilijk maakt en de privévraag is nog wat twijfelachtig. Men heeft het altijd over de prijs of de meerkost als remmende factor van de vraag. Wij zijn van mening dat het vaak genoemde cijfer van 15% vrij correct is, maar het gaat uiteraard om een gemiddelde: als een gebouw van bij het begin ontworpen wordt volgens de passiefstandaard (wat de technische leidingen, de vloeren, enz. betreft), dan kan de meerkost aanzienlijk lager liggen dan 15%. Is het ontwerp echter niet geïnspireerd op de passiefstandaard, dan kan de meerkost ook ruim boven de 15% uitkomen. Dat verklaart ook waarom passief renoveren zo duur is.

face to face Dherte is een bouw- en vastgoedonderneming met hoofdzetel in Flobecq. De firma, opgericht in 1880, heeft haar activiteiten progressief uitgebreid van timmerwerk naar ruwbouw om zo een algemene onderneming te worden die vandaag 180 mensen in dienst heeft en een jaarlijks omzetcijfer draait van 50 miljoen euro (klasse 8). Het bedrijf wordt geleid door een kleurrijk familietriumviraat: de twee broers Jean-Claude en André (niemand zou geloven dat ze samen 145 jaar oud zijn) en Christophe Cardinael, de schoonzoon die verantwoordelijk is voor het dagelijkse bestuur. Hem hebben we geïnterviewd voor be.passive. www.dherte.be

be.passive : welke balans kunt u opmaken na uw enkele jaren ervaring? C.C. :Ik heb er geen moment spijt van gehad! Het bewijs daarvan is dat we voor al onze promotieopdrachten alle principes van het passief bouwen aanhouden (isolatie, balansventilatie, enz.). Wij gaan niet voluit voor passief omwille van de prijs, maar we zitten er toch niet veraf. De toekomst zal ons leren of ons credo correct is, en in het bijzonder of we particulieren zullen vinden die bereid zijn om meer te betalen voor een woning die dan wel minder energie verslindt.

20

be.passive 05

face to face


be.passive : waar komt uw belangstelling voor het passief bouwen vandaan en hoe verliep de omschakeling naar deze nieuwe manier van bouwen? Timé Falconi : ik heb de familieonderneming 4 jaar geleden vervoegd na mijn managementstudies en na een werkervaring in de telecommunicatiesector. Ik was blij dat ik aan de slag kon bij het familiebedrijf, maar ik wilde een toekomstvisie opbouwen. Welnu, ongeveer op hetzelfde moment zag ik de film van Al Gore en die heeft me diep geraakt. Passief bouwen heeft zich aan me opgedrongen als een ideale oplossing om het hoofd te bieden aan alle uitdagingen waar ik mee te maken kreeg: de bescherming van het milieu en het voortbestaan van de familieonderneming. Mijn vader is rechtstreeks betrokken bij het project hoewel hij niet echt veel afwist van dit type constructie. Samen hebben wij opleidingen in passiefbouw gevolgd en tegelijk hebben we de onderneming COQUAL laten certificeren om de kwaliteit van onze dienstverlening te garanderen. Onze eerste verwezenlijking was mijn eigen huis, dat niet alleen passief is, maar ook een nulenergiewoning. Ik ging ervan uit dat als passief vandaag de standaard zou worden, ik al verder vooruit moest kijken. En om de grote keuzemogelijkheid binnen de passieve constructie aan te tonen ontwierp ik deels een massieve, deels een houten constructie. Ik woon nu enkele maanden in mijn huis en het is echt heel aangenaam. Sindsdien werken we aan twee passieve projecten: 2 sociale woningen in Jette en een houtskeletwoning in Gembloux.

be.passive : hoe evolueren vraag en aanbod op de markt van het passief bouwen? T. F. : Het aanbod evolueert goed. De prijzen van de materialen dalen aanzienlijk, in het bijzonder wat het buitenschrijnwerk betreft. Wat wel duur blijft, zijn de "natuurlijke" isolatiematerialen, met uitzondering van cellulose waarvan de prijs helemaal correct is. De vraag stijgt, maar heel traag. Ik vind het erg jammer dat er maar zo weinig passieve overheidsopdrachten zijn. In het begin hebben we overwogen om een tweede onderneming op te richten –Copass – die volledig gewijd zou zijn aan de bouw van passieve constructies. We willen de projecten van A tot Z opvolgen, zowel nieuwe constructies als renovaties. Vandaag is Copass nog een afdeling van Falco, omdat de vraag niet zo snel volgt als verwacht.

face to face Falco is een algemene bouwonderneming met hoofdzetel op een paar honderd meter van de liften van Strépy-Bracquegnies. Deze familieonderneming werd opgericht als vastgoedbedrijf en dakspecialist. De onderneming stelt vandaag meer dan dertig personen tewerk en de bouwactiviteiten werden uitgebreid tot een algemene onderneming (klasse 5). be.passive ontmoette Timé Falconi die het bedrijf bestuurt samen met zijn vader Dominico. www.copass.be

Passief bouwen is geen kwestie van techniek en technologie, het gaat om goed en nauwkeurig werk

be.passive : welke balans kunt u opmaken na uw enkele jaren ervaring? T. F. : Ik heb nog geen moment spijt gehad! Het is gewoon puur genieten om iedere avond thuis te komen in een huis waar het zo aangenaam leven is. De lessen die ik heb geleerd uit onze ervaring, niet alleen voor Falco, maar ook voor de hele sector, zijn de volgende: passief bouwen is geen kwestie van techniek en technologie, het gaat om goed en nauwkeurig werk; de sleutel tot een succesvolle lancering van deze nieuwe sector is opleiding; en de sleutel om de duurzaamheid van het concept te garanderen, is certificering. ■ face to face

be.passive 05

21


Wat vindt u ervan? tekst

Lili Julien

22

be.passive 05

foto

Christophe Urbain

wat vindt u ervan?


Frédéric Ancion Brussel Mundo-b, Het Huis voor Duurzame Ontwikkeling Frédéric Ancion was leider van het project en van de werf van dit lageenergiekantoorgebouw dat open is voor het publiek Jean-Philippe Buysschaert houdt zich bezig met het dagelijkse bestuur van Mundo-b. Wat zijn de implicaties van de lage energiebouw voor de bezetting en het beheer van het gebouw? "Iedere bezoeker die door Mundo-b wandelt, moet begrijpen wat een duurzaam gebouw en het beheer ervan precies inhoudt. Verder moet het gebruik van het gebouw iedereen ertoe brengen zich verantwoordelijk te voelen voor zijn dagelijkse invloed op zijn omgeving. Wat de verwarming betreft, hebben we bijvoorbeeld besloten niets op te leggen: iedereen kiest zelf zijn temperatuur en mag de ramen naar eigen voorkeur openzetten. Dat heeft tot gevolg dat we heel wat communicatiewerk moeten verrichten om uitleg te geven bij de leefwijze die gepaard gaat met dit type gebouw. Wij werken aan de sensibilisering voor het energieverbruik van het gebouw, het afvalbeheer, de mobiliteit. Zo organiseren we bijvoorbeeld iedere winter een ‘dikke truiendag’ waarop we de verwarming afzetten om zo tot een sensibilisering en bewustwording van het verbruik te komen. En dan moeten de gebruikers ook nog wennen aan het technische karakter van het gebouw, bijvoorbeeld aan balansventilatie met pulsie/extractie in ieder kantoor. En wij, van onze kant, moeten proberen om die ventilatie goed in evenwicht te brengen en dat is niet evident. Want plots klagen de mensen dat er te veel lucht of te weinig lucht is, dat de lucht te droog is, dat de ventilatie te veel lawaai maakt, enz. Maar ondanks deze klachten - waar wel een oplossing voor gevonden wordt – zijn de commentaren doorgaans positief: de mensen voelen zich er goed zonder echt te begrijpen waarom. De diversiteit van de gedeelde ruimtes, de link met de buitenruimtes, de natuurlijke materialen, het ontwerp van de kantoren, de kleuren die samen met een graficus bepaald werden in de eerste schetsen van het project: die som van elementen zorgt voor een gezellige sfeer die we graag willen behouden." ■ wat vindt u ervan?

be.passive 05

23


Labels in overvloed de houding van de missionaris

tekst

Bernard Deprez

In haar verslag voor de eerste "Grenelle de l’environnement"7 ijverde de Franse architecte Hélène Jourda1 in 2007 voor de dringende creatie van een label voor Duurzame Ontwikkeling in de Bouw dat veel ambitieuzer moest zijn dan de bestaande HQE-certificaten6 die al te zeer op maat geschreven waren van de industrie en de Franse bouwsector. De labels zijn een teer onderwerp in de evolutie van de ontwerp- en bouwberoepen. En als ik het heb over "beroepen", dan doe ik dat om de discussie op het niveau te plaatsen van de maatschappelijke verwachtingen: het is weldegelijk de "maatschappij" die door de organisatie van beroepspraktijken en door de invoering van labels en certificaten, een eerder creatieve en innoverende architecturale productie probeert te normaliseren.

24

be.passive 05

de houding van de missionaris


Een label plakken op complexiteit? Willen we het debat begrijpen, dan moeten we een eerste fout voorkomen: geloven dat een label de architecturale kwaliteit zou kunnen sanctioneren. Niets zou onverstandiger zijn dan op een simplistische manier (met puntenlijsten of enkele snelle berekeningen) de complexiteit te beoordelen van een ruimtelijk, tijdelijk, bewoond,… kortom gearchitectureerd voorstel. De labels evalueren niet enkel zo goed mogelijk de duurzaamheid van het project, vaak teruggebracht tot enkele van de meest emblematische of meest karikaturale aspecten. Het normatieve karakter van het label gaat over noodzakelijke duurzaamheid die vandaag eigenlijk de steunpilaar zou moeten vormen voor alle projecten van creatieve ruimtelijkheid ter wereld: het gerbruik van de natuurlijke middelen (ruimte, materialen, energie, water, lucht, enz.) beperken en een eerlijke verdeling garanderen iedereen. Ik heb zelf meegewerkt aan het opstellen van dergelijke gestructureerde evaluatiebenaderingen . Ik ken dus de ambities ervan, maar ook de bescheidenheid van de middelen en resultaten. Maar uiteindelijk valt ook het concept van duurzaamheid uit elkaar, net als architectuur of ieder andere complexe visie, wanneer ze teruggebracht wordt tot enkele veelbetekenende items, een energiebehoefte, een zonnepaneel of een natuurlijk materiaal, ... Geen creativiteit zonder normativiteit Een andere fout is denken dat er creativiteit kan zijn zonder regelgeving. Deze spanning tussen vindingrijkheid en normalisering zorgt voor structuur in iedere menselijke samenleving. Meer vrijheid voor iedereen leidt tot meer reglementen voor iedereen. De reglementaire inflatie waar iedereen over klaagt is de perfect logische tegenhanger van steeds liberalere praktijken. Bioloog Henri Laborit2, die de jaren zeventig zo sterk inspireerde, herinnert eraan dat de neocortex zelf – het creatieve en inventieve deel van de hersenen voor kennis, kennis van zaken en het streven naar kennis – biologisch op het limbisch systeem aangesloten is, dat instaat voor de controle van de emoties en onze sociale relaties. Deze koppeling tussen normalisatie en vindingrijkheid zou dus een biologisch gegeven zijn: het dier wil zich op sociaal vlak beschermen, waar de samenleving wordt vernieuwd door de creativiteit van de meest afwijkende individuen. De discussie over labels raakt zo ook een paradox: de creativiteit van nieuwe kennis en van nieuwe technieken staat tegenover de noodzaak om te reguleren en de sociale waarde geloofwaardig te maken. Is de duurzaamheid van X evenveel waard als de duurzaamheid van Y? Zal de passiefstandaard die in de toekomst door de EPB berekend zal worden, evenwaardig zijn aan de passiefstandaard die dat al 20 jaar lang berekend wordt door de PHPP? Labels zijn uitwisselingswaarden: ze bepalen de wettelijke koers van de "duurzame" waarde, objectiveren de nieuwe knowhow, versterken de referenties, zodat deze dezelfde zijn voor iedereen, kortom, ze creëren een gemeenschappelijke wereld. Zo heeft een architecturale cultuur die even creatief is als die van Vorarlberg geleid tot de invoering van een erg interessant ecocertificaat, Ökopass3. De doeltreffendheid van een label hangt af van het heen en weer bewegen tussen de innoverende praktijk en de bijhorende normaliserende administratie. Dit is paradoxaal: sommige labels, gestructureerd als lijsten met te bereiken doelstellingen en te verzamelen punten, hebben soms contraproductieve gevolgen4. Ze kunnen er immers toe leiden dat iemand verkiest om snel veel punten te verzamelen door slecht georiënteerde zonnepanelen te plaatsen in plaats van

degelijk werk op plan te stellen. Het is soms ook pijnlijk: het label heeft een eigen jargon, een procedure en methodes. Iedere open en creatieve geest kan niet anders dan zich een gevangene voelen van de vaak ondoorzichtige mechaniek van een label als Breeam of HQE. Labels en mooie woorden Ondanks al hun gebreken slagen de labels erin het bijzondere en autoreferentiële karakter van iedere architectuur te negeren om er sommige voorwaarden van te meten. We begrijpen dat dit hinderlijk kan zijn voor diegenen die het liefst van al aan niemand de middelen willen geven om hun mooie woorden te verifiëren, … Als standaardisering vertegenwoordigen de labels dus een vorm van castratie voor het "creatieve brein": ze verplichten om komaf te maken met een illusie van architecturale almacht om zo te komen tot een gemeenschappelijke wereld van uitwisseling, een wereld van de anderen, die van de planeet. Deze "regulering door de andere" is noodzakelijk: wie kan na de crisis van 2008 nog geloven dat de spelers – banken, bouwondernemingen of architecten – zichzelf echt regels kunnen opleggen? En net als in de bankwereld moeten we ons ook hier afvragen wie wat certificeert. Als bouwpromotoren het belang inzien van een labelsysteem hun product een toegevoegde waarde biedt, wat is dan nog het effect van deze waarde? Grote buitenlandse labels lijken zo gemakkelijk te behalen in vergelijking met de recente projecten die laureaat werden van de Oproepen voor Brusselse Voorbeeldgebouwen5, dat hun anachronisme enkel een publiek kan bekoren dat slecht geïnformeerd of weinig geïnteresseerd is. Als we de weinige ecopromotoren in Brussel mogen geloven, dan behoren de valse ecologische voorspiegelingen, ook wel greenwashing genoemd, tot de grootste problemen waar de markt vandaag mee te maken krijgt. Een teveel aan (valse) labels doodt de labels… Ook hier moet de creativiteit – in valse bewerkingen en leugens – geregeld worden. Hoewel het belang van de labels erin bestaat gemeenschappelijke referenties te creëren, moet er toch gewerkt worden aan het op punt stellen van een gemeenschappelijk (Europees?) label om een eind te maken aan de huidige verwarring. Door te vereenvoudigen komen twee benaderingen echter tegenover elkaar te staan: die van de Angelsaksen die met een label met transversale punten, zoals Leed of Breeam – dat gemakkelijk te verkrijgen is – een ruimer publiek aantrekken, maar weinig innoverende gebouwen verwezenlijken, en die van de Germanen die met het PASSIVHAUS een maximale doelstelling voor de energetische prestatie definiëren en de architecten zo de vrijheid laten om de bijpassende architectuur uit te vinden. Moeten we dan kiezen tussen het mooie koetswerk op zijn Amerikaans en de degelijke Duitse mechaniek? ■ 1. Het verslag kunt u downloaden op de website www.manifestepourlesvilles. com > woning. 2. Henri Laborit, L’Homme et la ville, Champs Flammarion, 1971. 3. De Gebäudeausweis, www.energieinstitut.at/?sID=2479. Ondanks de hoge vereisten wordt deze nauwgezet opgevolgd door de markt: "meer dan 80% van de ingediende vergunningsaanvragen gaan om gebouwen die niveau twee behalen op een schaal van drie"; Bâtiments durables. Vers une certification adaptée au marché de Bruxelles-Capitale, 20 november 2009, www. brusselsgreentech.be. 4. MisLEEDing?, door Daniel Brook, Scientific American Earth3.0, p.55, september 2008. 5. Bâtiments durables, op. cit. 6. "haute qualité environnementale" 7. Een groot maatschappelijk debat tussen burgers, specialisten, bestuurders, industrie, ... waarbij beslissingen werden genomen met betrekking tot de ecologische en duurzame ontwikkeling van Frankrijk.

de houding van de missionaris

be.passive 05

25


woord en beeld Philip Reynaers Uraniummijnen in Nigerâ–ş

26

be.passive 05

woord en beeld


Zone de turbulences â–

woord en beeld

be.passive 05

27


carte blanche

de "Yellow Cake", een taart die niet gedeeld wordt. tekst en fotos Philip Reynaers

Niger: 15,3 miljoen inwoners waarvan de helft jonger dan 15 jaar, en een oppervlakte van 1,27 miljoen km² waarvan slechts 5 % verbouwd wordt. Ongeveer drie vierde van de bevolking is analfabeet en de levensverwachting bedraagt 45 jaar. De hoofdzakelijk plattelandsbevolking leeft met minder dan 1 $ per dag per persoon. Volgens het UNDP heeft 40 % van de Nigerezen toegang tot drinkbaar water, maar slechts 6,5 % beschikt over elektriciteit die afkomstig is uit buurland Nigeria. En nochtans branden 2 op 3 elektrische gloeilampen die Frankrijk verlichten dankzij uranium uit Niger. AREVA (en voorloper COGEMA) was de eerste die de Nigerese mijnen exploiteerde. Op 40 jaar tijd werd ongeveer 100.000 t uranium gewonnen tegen erg competitieve prijzen die stabiel gebleven zijn sinds … 1968. In 2009 krijgt AREVA de uraniummijn van Imouraren, de grootste van heel Afrika, in handen. Het project zou operationeel moeten zijn tegen 2014 en zou AREVA aanzienlijke inkomsten garanderen. Niger zou uiteraard een rente krijgen, maar die zou slechts 30% bedragen van de waarde van het mineraal op de wereldmarkt. AREVA wil één miljard euro investeren in het project van Imouraren. Rekening houdend met de productiedoelstelling en de koers van het uranium kan deze inzet op minder dan drie jaar teruggewonnen worden, en dit voor een exploitatie van 35 jaar. AREVA zal zijn reactoren dus gedurende 30 jaar zo goed als gratis kunnen voorzien van 3.332,5 t uranium per jaar.1

Van zand in de ogen … De website van Areva leert ons dat "AREVA zijn klanten technologische oplossingen biedt om energie te produceren zonder CO2: kernenergie, windenergie, zonne-energie, biomassa en de brandstofcel. De producten en processen die de groep gebruikt houden risico’s in die onder controle gehouden moeten worden." We kunnen niet zomaar voorbijgaan aan het tendentieuze allegaartje dat we terugvinden in het stuk over de noodzakelijke beperking van de CO2 -uitstoot. Toch is het waarschijnlijk op grond van deze geloofsbelijdenis dat AREVA Greenpeace de toelating geeft de mijnsites van Akokan en Arlit te bezoeken en dat het nauwgezet de nadruk legt op de toekomstige ecologische verdiensten van de site van Imouraren.

28

be.passive 05

carte blanche


Greenpeace dat door AREVA uitgenodigd wordt in een uraniummijn? Wat een buitenkans! Een echte publiciteitsstunt in de stijl van: "Onze exploitatie wordt gecertificeerd door onze belangrijkste tegenstanders." Gezien de omvang van de inzet ontmoeten we ter plaatse de vertegenwoordigers van AREVA voor communicatie en duurzame ontwikkeling. Helaas hebben de verslagen en beloften die terechtkomen op de kantoren van Parijs slechts weinig gemeen met de werkelijkheid die wij – en zij ook trouwens – waarnemen op het terrein. Dit bezoek in het kader van de public relations draait gegarandeerd op niets uit ondanks de aanwezigheid van hoogstaande vertegenwoordigers uit Parijs. Gekozen fragmenten: Een onwaarschijnlijk bezoek wanneer blijkt dat de plekken die op de kaarten van Areva als niet besmet aangeduid staan, over een radioactiviteitgehalte beschikken dat soms 500 keer hoger ligt dan de toegelaten norm. Een absurd bezoek wanneer Moussa Souley, directeur communicatie en duurzame ontwikkeling van AREVA Niger, zijn beschermend masker laat zakken en voorstelt om voor onze ogen wat van deze "yellow cake" op te eten, zo slap en onschadelijk zou het zijn. Een verbijsterende uitdaging die de vertegenwoordigers van AREVA France een halt toeroepen en dat begrijpen we maar al te goed. Een voorspelbaar bezoek wanneer het personeel van AREVA de arbeiders afschuimt om alles wat radioactief is te verwijderen. Van de assen van de vrachtwagen tot de metalen balken verdwijnen heel wat besmette stukken net voor wij aankomen. Een afgeblazen bezoek wanneer de veiligheidsdienst van AREVA en de politie zich verenigen om onze verplaatsingen zo veel mogelijk te beperken. Een bezoek dat half een publiciteitsstunt is, half een vuistslag: AREVA filmt alles wat we doen en laten tijdens de bezoeken. Telkens één van ons het beschermende masker even afneemt, reageren de AREVA boys verheugd: "We hebben hen op heterdaad betrapt op lichtzinnig gedrag, de groene jongens." U zult wel begrijpen dat het bij 40°C onder de grond echt warm is. En ja, ook groene jongens hebben soms nood aan verfrissing. … tot besmet poeder Eens we van de vervelende gastvrijheid van het psy-op team van AREVA verlost zijn, gaan we aan het werk. We gaan langs de onverharde wegen van Akokan naar Arlit en proberen de boeren ervan te overtuigen radonmonitoren van 5.000 euro te plaatsen terwijl ze maar 50 euro per maand verdienen. We slagen erin het vertrouwen van de plaatselijke agent te winnen en mogen bodemstalen nemen. We beroepen ons onterecht op een brief van AREVA om de radioactieve bodem- en waterstalen voorbij de douane te krijgen. Het wetenschappelijke resultaat van ons korte bezoek werd

samengevat in de enkele fragmenten die volgen. We citeren het verslag van Greenpeace: "de blootstelling aan radioactiviteit kan onder andere ademhalingsproblemen, misvormingen bij de geboorte, leukemie en andere vormen van kanker veroorzaken. Deze regio heeft te kampen met heel wat ziektes en gezondheidsproblemen en het sterftecijfer gekoppeld aan ademhalingspathologieën ligt er twee keer hoger dan in de rest van het land. En toch neemt AREVA voor geen van deze gevolgen de verantwoordelijkheid op. In werkelijkheid werden de hospitalen die onder controle van de onderneming staan ervan beschuldigd foute diagnoses te hebben gesteld waarbij kankerpathologieën beschouwd werden als gevolgen van aids. AREVA beweert dat er zich op 40 jaar activiteit nooit gevallen van kanker hebben voorgedaan die het gevolg zijn van de mijnactiviteiten. Daarbij wordt verzwegen dat de lokale ziekenhuizen geen arbeidsgeneesheren in dienst hebben waardoor iedere diagnosestelling van een ziekte gekoppeld aan het werk verhinderd wordt." Na veertig jaar van activiteit werd al 270 miljard liter water gebruikt waardoor ook de waterreserves besmet zijn geraakt en de waterhoudende laag uitgedroogd is. Het zal miljoenen jaren duren om deze laag te herstellen. Bij vier van de vijf waterstalen die Greenpeace nam in de regio Arlit, ligt de uraniumconcentratie hoger dan de limiet die door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) aanbevolen wordt voor drinkwater. De historische gegevens wijzen op een progressieve stijging van de uraniumconcentratie tijdens de laatste 20 jaar. In fijne partikels werd een twee- tot driemaal hogere concentratie van de radioactiviteit waargenomen dan in de grovere partikels. De concentratie van uranium en andere radioactieve materialen in een bodemstaal uit de buurt van de ondergrondse mijn bleek ongeveer 100 keer hoger te liggen dan de niveaus die doorgaans gemeten worden in de regio. De internationale limieten worden daarmee overschreden. In de straten van Akokan ligt het stralingsniveau ongeveer 500 keer hoger dan de normale basisniveaus. Een persoon die minder dan een uur doorbrengt op deze plek wordt dus blootgesteld aan een straling die hoger ligt dan het maximaal toegelaten jaarlijkse totaal. Hoewel AREVA beweert dat geen enkel besmet materiaal de mijnen verlaat, heeft Greenpeace verschillende stukken radioactief schroot gevonden op de lokale markt van Arlit, met stralingspercentages die 50 maal hoger liggen dan de gebruikelijke basisniveaus. De lokale bevolking gebruikt deze materialen onder andere om huizen te bouwen. De resultaten van dit onderzoek zijn weliswaar niet exhaustief, maar ze zijn zeker en vast alarmerend! ■ 1 Informatierapport 19/2010 van het Rotab

carte blanche

be.passive 05

29


091890

THERMOBLOCK 14,9°C 

-2,7°C

MARMOX® THERMOBLOCK maakt definitief komaf met koudebruggen. Koudebruggen zijn nefast voor elke constructie. Een slechte detaillering, bijvoorbeeld ter hoogte van de overgang muur naar vloer, veroorzaakt veel warmteverlies. Bovendien vergroot de kans op oppervlaktecondensatie en schimmelvorming. De drukvaste en vochtresistente MARMOX® THERMOBLOCK biedt een sluitende oplossing voor dit probleem. Dit gepatenteerd en makkelijk te verwerken constructie-element bestaat uit een kern van geëxtrudeerd polystyreenschuim (XPS) met op regelmatige afstanden cilindervormige gaten van ø 25 mm. De dragende cilinders van thermisch isolerend, lichtgewicht polymeer(epoxy)beton en de boven- en onderlaag van polymeer cementmortel, gewapend met een glasvezelnet, geven MARMOX® THERMOBLOCK een aantal unieke eigenschappen: • • • •

Uitstekende thermische isolatie Hoge mechanische weerstand Hoge waterwerendheid Perfect waterdichte verbindingen

Meer informatie: www.albintra.be nv Albintra sa Bistweg 80 B-2520 BROECHEM Tel. 03-470 12 12 Fax 03-470 12 00 e-mail: albintra@albintra.be www.albintra.be

    


gedeelde architectuur

aeropolis II tekst

Marta Di Vincenzo

gedeelde architectuur

foto's

Julie Willem, Architectes AssociĂŠs

be.passive 05

31


Aeropolis II Lambermontlaan en Britsierslaan 1030 Brussel, België Opdrachtgever Groep Arco - KWB - KAV - KAJ Architect Architectes Associés

www.architectesassocies.be

Technieken Ingenieursbureau Stockman www.istockman.be

Energie Cenergie

www.cenergie.be

Stabiliteitsingenieur Setesco www.setesco.be

Aannemer Jacques Delens

Het trapezoïdale gebouw ligt rond een centrale patio die een heuse "kern van licht" vormt en die toelaat een optimale verlichting van de kantorenplateaus te garanderen.

www.jacquesdelens.be

Vanderstraeten

www.vanderstraeten.be

Aeropolis II, tot op heden het grootste passieve tertiaire gebouw van België, druist in tegen de meeste heersende opvattingen over passief bouwen. Neen, "passief" betekent niet noodzakelijk hout of baksteen en het is niet enkel voorbehouden voor kleine gebouwen: de passiefstandaard houdt geen enkele beperking in voor de uitdrukkingsvrijheid van de architect. Tot overtuigende resultaten komen vereist echter wel veel werk, flexibiliteit en samenwerking met de technici. Een getuigenis van Sabine Leribaux van het agentschap Architectes Associés. Het originele project van Architectes Associés voor het kantoorgebouw Aeropolis II in Schaarbeek, laureaat van een wedstrijd die in 2006 gelanceerd werd, verschilt sterk van wat we vandaag zien. Oorspronkelijk werd het ontworpen als een compact volume met een betonnen structuur bekleed met bakstenen. Het integreerde criteria van duurzaamheid zonder meteen te voldoen aan de passiefstandaard. "Toen we de wedstrijd voor Aeropolis wonnen", zo herinnert architect Leribaux zich, "hadden we net op een andere werf geëxperimenteerd met technieken voor duurzaam bouwen: deze ervaring had ons zin gegeven om nieuwe projecten aan te vatten met een globale benadering rond ecobouwen. Dus besloten we de kosten van het passief bouwen te evalueren om ook deze keuze te kunnen aanbieden aan de klant". Na het vergelijkende energieonderzoek, ontwikkeld samen met de technische adviseur van het project, Gelijkvloers 1 inkom 2 patio 3 kantoren 4 sanitair Verdieping 5 kantoren 6 sanitair 7 atrium 1

32

be.passive 05

Gelijkvlolers gedeelde architectuur

3

2

4


N

Inplanting Cenergie CVBA, bleek dat de passiefstandaard een meerkost zou vertegenwoordigen van 2% tot 4%, afgeschreven op ongeveer vijf jaar. De vzw Huis van de Arbeid, die voor 70% bestaat uit de groep ARCO (aandeelhouder van Dexia en investeerder binnen het domein van de hernieuwbare energie), is bouwheer van het project en een toekomstig gebruiker van het gebouw en wil de uitdaging aangaan. Wel wil ze de bakstenen bekleding vervangen door glas. Maar kan dat wel, een passief gebouw bouwen in glas? "De gordijngevel moet per definitie zo luchtdicht mogelijk zijn", daar zijn de architecten het over eens. "En een glazen kantoorgebouw maakt ongetwijfeld deel uit van mijn architecturale cultuur", voegt Leribaux eraan toe. Het is het begin van een heus avontuur voor het studiebureau Belgometal van de groep Kyotec. Bij het eerste technische voorstel, een dubbele laag Reglit, bestaat het risico dat er een serre gecreëerd wordt rond het gebouw. Dus maken we een innoverende keuze die bestaat uit een laag geëmailleerd wit glas bovenop een staalplaat, omkaderd met een glaslat in geanodiseerd aluminium: een esthetisch interessante oplossing, maar wel met rampzalige thermische prestaties. Pas wanneer we ventilatie-uitwegen voorzien aan de zijkant van de glaslatten komen we eindelijk tot het beoogde resultaat. Door deze fijne buitenlaag in aluminium te combineren met een dragende houten structuur vol isolatiemateriaal, heeft Architectes Associés een passieve gordijnmuur uitgevonden met een beperkte milieu-impact. Binnen biedt een geperforeerd multiplex paneel met 2 cm rotswol de oplossing voor de akoestiek. De luchtdichtheid wordt ook gegarandeerd door een membraan dat geplaatst werd tussen de rotswol en de isolerende panelen (Resol, 15 cm), en ook door plastic elementen in de gleuven van de houten kaders. Een plaat in vezelcement, bedekt met 5 cm Resol, sluit de houten structuur af. Op dit kader worden de staalplaat en het glas vastgemaakt met behulp van een element dat doorheen de laatste isolerende laag gaat. ► Deze laag bestaat uit drie gevelmodules: een ondoorschijnend element van 90 cm, een vast raam van 90

5

5

5

7

6

5

Verdieping gedeelde architectuur

be.passive 05

33


Gevel (Britsierslaan)

Detail van de gevel in close-up 3 standaard modules: vol, vol en met beglazing, beglazing. 90cm tussen de assen

34

be.passive 05

gedeelde architectuur

cm en een module bestaande uit een raam dat gedeeltelijk open kan en een ondoorschijnend element van 30 cm. "Het was van fundamenteel belang om goedkope installaties te vinden om de gevel te animeren. Hier bereiken we een zekere compositievrijheid, maar toch nog steeds met geprefabriceerde elementen", legt Leribaux uit. Deze drie modules, opgesteld volgens een criterium dat architect Marc Lacour definieert als "gecontroleerd wisselvallig", bedekken de zes verdiepingen van het gebouw volledig. Het gemengde element met vooruitstekende profielen (om de openslaande vleugel van het raam te verbergen achter de store) verleent de gevel een zeker reliëf. Het witte geëmailleerde glas van de volle modules, gecombineerd met de staalplaat, geeft de oppervlakte van het gebouw een bijzondere diepte en maakt de parelgrijze bekleding ronduit schitterend: het compacte en 70% ondoorschijnende volume wordt op die manier transparant en helder. De opstelling van de modules werd bestudeerd om goede omstandigheden te garanderen voor een natuurlijke lichtsterkte in de kantoren terwijl de vrije indeling van de ruimtes mogelijk blijft. Het standaard kantoor voorziet een combinatie van de drie verschillende gevelelementen van 90 cm, en dit voor een totale raamoppervlakte die overeenkomt met slechts 22% van het vloeroppervlak. De technische voorzieningen die nodig zijn voor de ventilatie en voor de verlichting werden zodanig ontworpen dat de ruimte door middel van wanden verdeeld kan worden in lokalen van 270 cm zonder aan de technieken te moeten raken. De regelmatigheid van het trapezoïdale plan, opgebouwd rond een centrale patio, en de eenvoud van de betonnen structuur garanderen een grote vrijheid wat betreft gebruik en aanpassing van de lokalen. De verdeling van de massieve en holle delen op de gevel en de organisatie van het plan beantwoorden ook aan de thermische vereisten. "In een kantoorgebouw zijn de interne warmtewinsten (verlichting, kantoorapparatuur, bezetting) erg groot. […] De koudestrategie blijkt belangrijker gezien het grote elektriciteitsverbruik dat nodig is voor de ventilatie", zo luidt de uitleg van ingenieuradviseur Lionel Wauters van Cenergie. De kantoren zijn voornamelijk op het noorden gericht waar de gevel de meeste ramen telt. Het zuidelijke deel, dat het meest blootgesteld is aan de zonnestralen en dus het meest afgesloten is, wordt deels gebruikt voor technische ruimten en verticale circulatie. ►


snede

De inkom Enkel een subtiele plooiing in de "huid" laat de inkom van het gebouw zien. De schets, een 3D simulatie en de werkelijkheid.

gedeelde architectuur

be.passive 05

35


6 5 1

2 3 4 7

Detail modulaire gevel 1. geanodiseerd aluminium 2. glanzende gehamerde en geperforeerde aluminiumplaat Witgetint transparant glas 3. rotswol 4. Resol 5. brandscherm 6. houten profiel 7. geperforeerde multiplexplaat

36

be.passive 05

gedeelde architectuur


Sabine Leribaux , architect, Architectes Associés "Als architecten hebben wij allemaal de gewoonte de technieken van onze gebouwen op een bepaalde manier te tekenen. Met de passiefstandaard gaat dat echter niet langer. De problemen zijn vandaag complexer en vereisen doordachte oplossingen. En die teken je niet zomaar even." "

Dankzij de extreem performante gordijngevel op het vlak thermische isolatie en luchtdichtheid (n50 = 0,49 vol/u) blijft de netto energiebehoefte voor verwarming beperkt tot 8 kWh/m² per jaar. De 7.300 m² van het gebouw worden enkel verwarmd door middel van ventilatie. In de winter garandeert een grondbuis de voorverwarming van de lucht die via vloerroosters de lokalen binnengevoerd wordt. Dankzij de warmterecuperatie via een warmtewiel kunnen de calorieën van de vervuilde lucht, opgezogen door plafondroosters, behouden blijven. Gezien het uiterst beperkte warmteverlies volstaat een gasketel van 140 kW om in de winter in het hele gebouw een comfort te garanderen van 20°C. Om ook in de zomer hetzelfde thermische comfort te kunnen garanderen, werd een automatische controle op de zontoetredingvoorzien door middel van externe zonnewering. Zo kan de lucht in dit seizoen dankzij de grondbuis met 5 tot 10°C afgekoeld worden. Bovendien garandeert een systeem van nachtventilatie de nachtelijke afkoeling van de lokalen en van de betonnen structuur dankzij de automatische opening van de ramen en de gedwongen extractie van de lucht in het dak. "In 2007 werd Aeropolis door het BIM genomineerd als ‘Voorbeeldgebouw’ en niet alleen omdat het een passief gebouw is", bevestigt Sabine Leribaux, "maar wel omdat het passief en reproduceerbaar is". Op dit moment onderzoekt het agentschap Architectes Associés hoe hetzelfde constructieve model gebruikt kan worden voor een nieuw project dat ontwikkeld werd op basis van de Breeam -methode. Ook de gevelbouwer kreeg heel wat aanvragen van andere architecten. De kosten zijn weliswaar niet die van de Brusselse markt van tertiaire gebouwen: ondanks de meerkosten van de werf is de bouwheer erin geslaagd Aeropolis II te bouwen tegen een prijs van 1.300 €/m². Dergelijke projecten – even positief geëvalueerd op het vlak van de architecturale kwaliteit als op het vlak van energiebesparing en comfort – zullen de investeerders waarschijnlijk kunnen overtuigen om te kiezen voor kwaliteit, ondernemingen om te investeren in opleiding en ontwerpers om innoverende architecturale oplossingen voor te stellen voor deze nieuwe technische uitdagingen. ►

gedeelde architectuur

be.passive 05

37


Aéropolis II lacht met de hittegolf van 2010

Op 14 juli 2010 wilde Brussels minister Evelyne Huytebroeck samen met enkele journalisten en vertegenwoordigers van de Algemene Directie Energie van de Europese Commissie wel eens zien of een groot passief kantoorgebouw zonder actief systeem van klimaatregeling ("koudegroep") tijdens een hittegolf de werknemers weldegelijk een comfortabele werktemperatuur kon bieden. Verrassing: het was 24°C binnen in het gebouw terwijl de temperatuur buiten 31°C bedroeg. Een dergelijke topprestatie is mogelijk dankzij een erg ingenieus systeem van passieve klimaatregeling: een doorgedreven isolatie die de wartmeoverdracht in de wand van buiten naar binnen tegenhoudt, een zonnewering die de directe straling van de zon door de ramen verhindert, nachtventilatie die de inertie van het gebouw valoriseert (plafond in massief en zichtbaar beton) om zo ’s nachts voor afkoeling te zorgen en een grondbuis die overdag een afkoeling van enkele graden garandeert. Dit pronkstukje vertaalt zich ook in een substantiële elektriciteitsbesparing voor afkoeling. In plaats van ongeveer 27 kWh elektriciteit te gebruiken om met een "klassiek" systeem voor klimaatregeling 1 m² af te koelen gedurende een jaar, gebruikt Aeropolis II nauwelijks 2 kWh elektriciteit voor de ventilatoren (nachtventilatie of grondbuis), of 13 keer minder! Voor dit gebouw, dat in 2008 laureaat was van de projectoproep "Voorbeeldgebouwen", werd een monitoring voor 5 jaar voorzien. Een bevestiging van de theoretische resultaten zal over enkele maanden beschikbaar zijn. ■ Driedubbele beglazing Luchtdichtheid Isolatie

winter Passiefhuis standaard

Zomer overdag Passieve klimaatregeling Zomer ‘s nachts Nachtventilatie

Vloeroppervlakte 7 388 m² Warmtebehoefte (phpp): 8 kWh/m².jaar K 14 E 50 E* 45 Compaciteit 3.76m Luchtdichtheid n50 = 0.49 h-1 U-waarden wanden en venster U buitenwand: 0.09 - 0.14 W/m².K U vloer: 0.15 W/m².K U dak: 0.15 W/m².K Uf : 1.5 W/m²K Ug: 0.6 W/m²K Technieken Balansventilatie η 77.7 % Grondbuis: 4 x 40m (d 70cm)

Warmtewisselaar

Interne kokers

Optimalisatie van de toevoer van zonneenergie

grondbuis

Thermische massa Stralend oppervlak Besturing stores en openslaande vleugels (individueel)

zonnewering met automatisch afgestelde lamellen

ventilatie parking

Slab cooling

Toevoer van natuurlijke lucht

Automatische nachtopening

Eric Spiessens, Lid Directiecomité ARCO Groep "Op dit moment zijn we bezig met het afstellen van de technische parameters om de werking van het gebouw op punt te stellen. We moeten er de eerste winter nog doorbrengen, het is dus te vroeg om al een uitspraak te doen. We weten echter dat alle regels voor een goede passieve werking toegepast werden en we zijn heel tevreden."

Architecten: Architectes Associés Laura Claeys, Mattias D'Hooghe, Muriel Desmedt, Jérôme Elleboudt, Amina Hammani, Marc Lacour, Elodie Léonard, Sabine Leribaux, Denis Van Cauwenberghe, Sophie Vantieghem, Sébastien Zigrand Aannemer : Jacques Delens en Vanderstraeten Gevels: Kyotec - Belgo Metal

be.passive 05

ventilatie parking

Krachtige verlichting + afstelling via aanwezigheidsdetector

Kosten van de werken 11 500 000 € excl BTW en ereloon

38

Ademende en akoestische houten binnengevel

gedeelde architectuur

Extractie uit het dak

grondbuis


Waar gaat uw spaargeld naartoe? Breng het in kaart met Triodos Bank. We investeren uw spaargeld uitsluitend in duurzame projecten. Projecten die bijdragen tot een betere wereld op ecologisch, sociaal of cultureel vlak. Welke en waar? Op www.triodos.be kunt u het allemaal haarfijn volgen. En dan ziet u heel precies welke positieve impact uw spaargeld kan hebben.

©2009 Google - Map data ©2009 Tele Atlas

Kies voor duurzaam sparen.

Nog geen Triodos-spaarder? Open nu uw spaarrekening via www.triodos.be of bel 02 548 28 51.

architecture partagée

be.passive 05

39


14,7

32,9

16,8

27,4

45,9

40

be.passive 05

Installatie

24,8


endless

25,2

56,8

32,9

36,1

Breathless For how long can you hold your breath? (in seconds) Photos by Annette Etges > www.annetteetges-photography.com Photos published in the IUEOA magazine Issue 03/07 2010 "Air" > www.iueoa.lu Installatie

be.passive 05

41



labels dossier

Wie heeft zijn certificaat nog niet? Bernard Deprez, PMP

Architecten, bouwheren en gebruiker stellen zich vandaag vragen over de architecturale kwaliteit of kwaliteiten. Zo komen er nieuwe productie- en gebruikslogica’s die gekoppeld zijn aan de hedendaagse uitdaging van duurzaamheid. Vandaag twijfelen over de relevantie van de energetische prestatie van een project lijkt even absurd als zich vragen stellen over het nut van de waterdichtheid van een dak! Naast het passiefhuis-certificaat (waarover be.passive het binnenkort zal hebben) zijn er de voorbije jaren nog heel wat referentiesystemen opgedoken die proberen om deze belangen te verduidelijken. Deze referentiesystemen, gebaseerd op het innoverende en nog erg marginale karakter van de benadering van het eco-ontwerp, creëren nochtans beetje bij beetje een nieuwe vorm van standaardisering van de bouw. Door vaak een erg transversale aanpak te kiezen – die energetische belangen koppelt aan vragen over het materiaal, gezondheid, waterbeheer of mobiliteit, enz. – stellen deze referentiesystemen doelen voor die vaak te gemakkelijk haalbaar zijn waardoor we kunnen gaan twijfelen aan de uitmuntendheid van bepaalde projecten die drager zijn van een dergelijk label en die bij gebrek aan erg geavanceerde aspecten vaak over het geheel genomen maar middelmatig zijn! Als de markt het te gemakkelijk maakt, dan wordt soms de deur opengezet voor ecobedriegerij of greenwashing. Vormen deze nieuwe referentiesystemen een aanmoediging voor de innovatie of de standaardisatie? Benadrukken ze architecturen in de kopgroep of in het peloton van de productie? Zijn ze een katalysator van vooruitgang of een noodzakelijk kwaad? Het zijn slechts enkele vragen die onze gasten in dit dossier opwierpen...

dossier

be.passive 05

43


In Frankrijk kweken de milieulabels (HQE®, H&E)1 en gespecialiseerde energielabels (HPE, THPE, THPE ENR, BBC)2 als konijnen. Sommige institutionele bouwheren (gemeenschappen, sociale huisvestingmaatschappijen) of privébouwheren (promotoren voor ondernemingsvastgoed) leggen deze vrij systematisch op. Nochtans maken deze certificaten het voorwerp uit van heel wat kritiek, in het bijzonder vanwege de professionele ontwerpers. In de eerste plaats wordt hen hun zware karakter verweten: 14 doelen, akkoord, maar 37 subdoelen en een honderdtal "preoccupaties", dat zijn heel veel vakjes om in te vullen die extra beslommeringen vertegenwoordigen bij het ontwerpen. En er kunnen nog heel wat verwijten gemaakt worden: ze schenken te veel aandacht aan de techniek, ze standaardiseren het ontwerp en remmen innovatie af, ... Uiteindelijk garanderen ze niet noodzakelijk een betere kwaliteit, want er bestaan heel wat "touwtjes" waaraan getrokken kan worden om zonder al te veel moeite toch een certificaat of label te krijgen. Deze procedures hebben dus vaak een contraproductief effect, omdat ze duurzaamheid koppelen aan een normatieve en pietluttige kwaliteitsbenadering. Gelukkig bestaat er naast de "gecertificeerde" productie (enkele duizenden gebouwen in de tertiaire sector) ook nog een veel grotere, rijkere en inventievere productie die zich buiten de strikt afgebakende paden bevindt.

Een passe-partout referentiesysteem of een aangepast referentiesysteem Zijn milieulabels en –certificaten verenigbaar met een duurzame aanpak? Dat is een verrassende, maar toch legitieme vraag. Duurzaam ontwikkelen betekent in eerste instantie immers zich verankeren in een territorium, het gebouw laten functioneren op de hulpbronnen uit het klimaat of de onmiddellijke omgeving, en de verplichtingen gekoppeld aan deze zelfde omgeving onder controle houden. We hebben dus te maken met een specifieke benadering, aangepast aan een welbepaalde site, aan een welbepaald gebruik en aan een welbepaald type gebouw. Welnu, labels en certificaten – in ieder geval diegene die vandaag ontwikkeld worden – zijn elk gebaseerd op hun universele referentiesysteem, doorgaans voor een land of een regio, dat dus gevalideerd werd door certificerende organismes met een relatieve flexibiliteit. De aanpassing aan de specificiteit van een site is dus heel moeilijk te verwezenlijken. En de wens van de bouwheren om te genieten van een soort van merkteken is zeker even gegrond, want dat zou toelaten de kwaliteit te meten van de inspanningen

ik certificeer, jij labelt en wie denkt er na? Alain Bornarel, ingenieur en verantwoordelijke van het studiebureau TRIBU

die ze leveren op het vlak van milieu en duurzame ontwikkeling. Dat is de tegenstelling waarover de meeste evaluatietools struikelen. Om uit deze impasse te geraken zou een pertinent antwoord gevonden moeten worden op enkele eenvoudige vragen. • De eerste vraag gaat over de aard van het referentiesysteem zelf: een referentiesysteem dat echt aangepast kan worden aan een specifieke site en niet enkel een compilatie behelst van stukjes van het referentiesysteem, gekozen op basis van een milieuprofiel (voor HQE) of van een samenraapsel van punten (voor Breeam en anderen). • De tweede vraag is gekoppeld aan de uiteraard analytische visie (met doelen, subdoelen en aandachtspunten voor HQE) van een evaluatiemethode die geen rekening houdt met de intelligentie van een duurzaam project. Deze intelligentie vinden we immers voornamelijk terug en in de synthetische visie van de ontwerpers, in de arbitrages tussen vaak tegenstrijdige preoccupaties. • De derde vraag, die uiteraard gekoppeld is aan de vorige, betreft de frequent voorkomende verwarring tussen ontwerp en evaluatie. Het ontwerp is een kwestie van synthese, strategie en arbitrage; de evaluatie is echter analytisch en verliest haar relevantie zodra erg gespecialiseerde thematische evaluaties worden samengevoegd. Het beste referentiesysteem zal nooit de noodzakelijke duurzame analyse, noch de daarop gebaseerde bepaling van een aangepaste duurzame strategie kunnen vervangen. Welnu, niemand is perfect, ook niet ingenieurs zoals ik: de neiging tot de minste inspanning leidt onvermijdelijk tot het ontwerpen met ondersteuning van certificering.

44

be.passive 05

dossier


Zijn milieulabels en – certificaten verenigbaar Naar een standaardisatie van het ontwerpen met een Bij gebrek aan een antwoord op deze vragen, doen de labels en certificaten wat ze goed kunnen duurzame en waarvoor ze misschien wel ontworpen zijn: het ontwerpen normaliseren. Vanuit dit standpunt vormen aanpak?

de Franse methodes, HQE en H&E, schoolvoorbeelden. Wat de keuze van de materialen betreft, gebruikt doel 2 van HQE bijvoorbeeld als basis voor iedere rechtvaardiging de gegevens van de FDES (fiches de déclaration environnementales et sanitaires) die opgesteld werden op kosten en onder de verantwoordelijkheid van de industriëlen. Het is niet verrassend dat hier enkel producten worden aangeboden die afkomstig zijn uit de industrie of die worden gepromoot door de machtigste professionele vakbonden en dat de lokale of innoverende producten en technieken zwaar ondervertegenwoordigd blijven bij gebrek aan FDES of aan bruikbare gegevens. Een andere interessante eigenaardigheid is dat de uitdrukking van de grijze energie die afkomstig is van deze FDES – blijkbaar is dat nog een norm – categorieën samenbrengt van "ingeladen" energie, namelijk de verwerkte energie3 en de materiële energie4. Dat is zoveel als zeggen dat hout, dat uiteraard beter brand dan beton, zwaar benadeeld wordt door deze samenvoeging. Dit alles is slechts mogelijk, omdat deze certificaten in Frankrijk het voorwerp uitmaken van een NF-norm en dat de inhoud ervan, evenals iedere eventuele wijziging, onderworpen is aan het advies van commissies waarin voornamelijk de grote industriële federaties en groepen zetelen. De passiefstandaard contextualiseren Een ander voorbeeld van deze toenemende standaardisatie komt tegen wil en dank van het Duitse label PASSIVHAUS. Dat label vormt een standaard voor een passief gebouw dat hypergeïsoleerd is, weinig ramen heeft en onder andere gekenmerkt wordt door de beroemde 15 kWh/m².jaar. Deze standaard is zich stilaan aan het opdringen als standaard voor het passief bouwen in heel Frankrijk. Hoewel deze standaard ongetwijfeld precies aangepast is aan een Duitse individuele woning, is hij misschien niet streng genoeg voor een collectief woongebouw en zeker en vast ontoereikend voor een tertiair gebouw met intermitterend gebruik. Hij wordt helemaal ongepast, en zelfs contraproductief, zodra we naar het zuiden gaan en de problemen in de zomer groter worden dan die in de winter, wanneer openen belangrijker wordt dan sluiten. En dan hebben we het nog niet over de onzinnigheid die erin bestaat enkel de symboolwaarde van 15 te weerhouden en daarbij te vergeten dat de referentieoppervlakte niet dezelfde is in Duitsland, Zwitserland of Frankrijk! Eigenlijk hebben deze labels al te vaak een te groot kant-en-klaar aspect. Labels en certificaten doen immers al te vaak dienst als kant-en-klaar gedachtegoed waardoor een supermarktduurzaamheid gecreëerd wordt die de rijkdom van een echt intelligent ontwerp vervangt. ■

1. Haute Qualité Environnementale (voor de tertiaire sector) en Habitat et Environnement (voor de collectieve woongebouwen). www.assohqe.org 2. HQE: een HQE-gebouw heeft een verbruik dat 10% lager ligt in verhouding tot het referentieniveau van de geldende regelgeving (RT2005); deze wordt uitgedrukt in kWh-primaire-energie (pe) per jaar per m² netto woonoppervlak, met inbegrip van de muren, in tegenstelling tot het oppervlak voor energetische referentie van de PHPP die overeenkomt met de "netto veegbare oppervlakte tussen de muren); THPE: een THPE-gebouw heeft een verbruik dat 20% lager ligt in verhouding tot het referentieniveau; EnR: deze labels kunnen nog aangevuld worden met het etiket EnR voor Hernieuwbare energie; deze getuigt van het gebruik van hernieuwbare energieën en van een verbruik dat 30% lager ligt voor de THPE; een gebouw met een laag energieverbruik heeft een energieverbruik dat 50% lager ligt in verhouding tot het referentieniveau (www.gemofis.com/performanceenergetique-hpe-thpe-bbc-hqe-performanceenergetique-cep-projet.php) 3. Het gaat om de energie die verbruikt wordt gedurende de volledige levenscyclus om het product zijn functie te geven (extractie van grondstoffen, transformatie, transport, verwerking en afbraak, levenseinde). Deze energie noemen we doorgaans – en dat is al jaren zo – de grijze energie die we onder controle proberen te houden door de keuze van de materialen. 4. Het gaat om de energie die vervat zit in het product en die vrij zou komen bij verbranding indien het product niet gebruikt zou worden als bouwmateriaal. Het gaat hier om een andere problematiek, die van de energetische valorisering, en het is duidelijk dat wanneer we kiezen voor een bouwmateriaal, we dat niet doen om het te verbranden.

dossier

be.passive 05

45


Wat gaat er schuil achter deze eerder opwindende titel? Vanuit officieel oogpunt is de administratieve definitie die voorgesteld werd door de (nog steeds federale) minister van financiën de volgende:: een nulenergiegebouw moet beantwoorden aan twee criteria: -1- beantwoorden aan de voorwaarden voor een passieve woning en -2- de resterende vraag voorverwarmings- en koelingsenergie compenseren met ter plaatse geproduceerde hernieuwbare energie. Grote tevredenheid: het gaat in de eerste plaats weldegelijk om een "low tech" reflectie met de bedoeling de energiebehoeften te beperken, niet door een gewone compensatie die meer zonnepanelen en andere "high tech" systemen1 vereist. Het tweede criterium slaat echter met verstomming: om van passief naar nulenergie te gaan, zou "enkel" nog een kleine extra aanvoer van koude of warmte nodig zijn? Dat lijkt bijna te gemakkelijk! Als we er rekening mee houden dat dit verbruik voor een passieve woning nog maar 14% vertegenwoordigt van het totale verbruik 2, dan is overgaan van de passiefstandaard naar nulverbruik gewoon kinderspel. Een spelletje dat u echter toelaat de fiscale aftrek te verdubbelen (van 830 tot 1660 euro per jaar gedurende 10 jaar.) Burgers, burgers, wacht niet langer!

zero energie Julie Willem, architect A2M

Kan het nog beter? Zonder enige twijfel: sommige projecten zijn dit doel al voorbij geschoten. Het beheer van een dergelijk project impliceert in de eerste plaats een duidelijke definitie van de doelstelling, want er zijn verschillende mogelijke wegen: • 0 % primaire energie : het gaat erom al het verbruik (met inbegrip van de elektriciteit en sanitair warm water) te compenseren en deze te vermenigvuldigen met deprimaire energiefactoren. Onrealistisch? Neen, in uitvoering voor het project Globe (promotor GreenImmo, FHW arch.). • 0 verbruikslasten : de gebruikte energie is niet alleen hernieuwbaar, maar ook gratis. Wetende dat de lasten een van de belangrijkste redenen zijn voor schulden bij de economisch kwetsbare bevolkingsgroepen, begrijpen we waarom De Jetse Haard het eerste vastgoedbedrijf voor sociale woningen is dat deze uitdaging aangaat. Op dit moment worden twee pilootwoningen gebouwd (A2M arch.). • Autonomie : functioneren zonder aansluiting op het netwerk. Uit vrije wil of uit noodzaak, zoals voor het poolstation Princess Elisabeth (Samyn & Partners arch.). Daar gaat niets verloren, wordt niets gecreëerd, maar wel alles ontdekt.

gemiddeld verbruik in een passief gebouw:2 verwarming sanitair warm water elektriciteit

GreenImmo, FHW arch.

46

be.passive 05

De Jetse Haard, A2M arch.

dossier

© polar foundation Samyn & Partners arch.


Eens de doelstelling geschetst, moet de precieze bepaling van de criteria volgen: met welke elementen moet rekening gehouden worden of welke elementen mogen niet geïntegreerd worden. Blijft het verbruik van het gebouw beperkt tot de werking ervan? Het is gemakkelijk om een schatting te maken van het verbruik voor de verlichting, de ventilatie, de verwarming of ieder vast element, maar wat met de computers, flat screens en playstations waarvan het aantal en de veranderen? En wat met de primaire energie? Op dit moment staat de bepaling van de conversiefactoren ter discussie en maakt het voorwerp uit van lobbying (zie be.passive 03, p56). De waarden van primaire energie zoals gedefinieerd volgens de EPB zijn niet identiek aan de waarden gedefinieerd door de PHPP (zie artikel vanmvr. Demoustier, p 52-53). Eens de criteria bepaald, bestaat de laatste fase in het kiezen van een berekeningstool. We herinneren er even aan dat zowel voor passieve gebouwen als voor nulenergiegebouwen de simulatie van het verbruik gebaseerd is op een "standaard" gedrag3. Voor de warmte of de koude kan het verbruik dus heel nauwkeurig ingeschat worden met de PHPP. Ook voor het verbruik van warm water zijn er referenties beschikbaar4. Voor de elektriciteit bestaan er echter verbruiksgemiddelden voor gezinnen en voor kantoren5, maar kunnen we die wel toepassen als we weten dat

een nulenergiegebouw moet beantwoorden deze zowel nieuwe gebouwen als oude constructies omvatten waarvan de verbruiksvermindering al dan aan twee niet in rekening gebracht werd? En hoe kan de evolutie van het elektriciteitsverbruik van apparaten voorspeld criteria worden? We willen geen reclame maken, maar op dergelijke momenten beseffen we in welke mate een tool als PHPP, met allerhande verbruikssimulaties, een oplossing kan bieden.

Zo openen zich vele wegen, maar de keuzes eender welk, de criteria en de berekeningstool zijn bepalend om eender welk nulenergieproject tot een goed einde te brengen en zo het risico op een slechte beoordeling te omzeilen. ■ 1. De journalist George Monbiot heeft goed aangetoond dat het Britse plan voor koolstofcompensatie berustte op bedrieglijke berekeningen, www.monbiot.com . 2. Een verbruiksvoorbeeld berekend op basis van de PHPP voor het project van 2 passieve sociale woningen aan de Loossensstraat, A2M architectes. 3. De onderzoeken van CEPHEUS tonen aan dat, ondanks de variabiliteit (en de vrijheid) van de gedragingen, de bestudeerde passieve woningen een gemiddeld verwarmingsverbruik hebben van 14 kWh/m².jaar, wat de coherentie aantoont van de standaard op onze breedtegraad. 4. De referentie die doorgaans gebruikt wordt voor woningen bedraagt 50 l water van 45° per persoon of 35 l van 60°. 5. Zie onder andere de verslagen van het CWaPE over www.cwape. be/servlet/Repository?IDR=570

de Breeambenadering in België Andromaque Galatopoulou, architect1

• Breeam2 is de methode voor milieu-evaluatie die sinds 1990 ontwikkeld werd door het BRE (Building Research Establishment). Deze evaluatiemethode met punten, die een standaard geworden is in Europa, wordt het vaakst gebruikt voor de beschrijving van de milieuprestatie van een gebouw gedurende de hele levenscyclus ervan (www.breeam.be). Tot op heden werden in België 6 gebouwen gecertificeerd en ten minste 18 projecten geregistreerd. België telt steeds meer Breeam -evaluatoren die een internationale opleiding kregen in Engeland om alle types van projecten te kunnen evalueren buiten het Verenigd Koninkrijk. Enkele landen hebben Breeam echter vertaald en aangepast. Nederland creëerde Breeam NL (www.breeam.nl) en Frankrijk werkt aan een fusie tussen Breeam en HQE. Breeam benadert de milieuproblemen globaal, geeft vastgoedpromotoren en –ontwerpers de kans de milieueigenschappen van hun gebouwen te objectiveren en de beste keuzes te maken op het vlak van kosten/baten (value for money). De BRE heeft onlangs voor Europa het

referentiesysteem Breeam Europe Commercial 2009 ontwikkeld. Het is van toepassing op kantoorgebouwen, winkelcentra of industriële gebouwen en het omvat de volgende aspecten: • 9 categorieën van milieuproblemen (doelen): Management, Gezondheid en Welzijn, Energie, Transport, Water, Materialen, Afval, Bodemgebruik en Ecologie, Vervuiling (en een tiende gewijd aan Innovatie). • Een systeem van balans tussen deze categorieën: zo weegt de Energie, los van het aantal kredieten, 19% van de totale score. • Minimum vereisten: zo moet een gebouw zijn energieverbruik bijvoorbeeld verminderen met minstens 15% ten opzichte van een conventioneel gebouw om de score Uitmuntend te behalen. • Evaluatietools: methodes, producten en bouwmaterialen zoals de Checklists, de Calculators en de Green Guide to Specification (www.thegreenguide. org.uk) die gebruikt kunnen worden wanneer er geen nationaal equivalent bestaat. Zo wordt in plaats van de Engelse Green Guide, de Nederlandse NIBE ► • dossier

be.passive 05

47


(www.nibe.org) ook erkend. • Een verwijzing naar de lokale codes en standaarden die regelmatig bijgewerkt wordt. • Twee certificeringsfases waarvan enkel de laatste verplicht is: Design Stage en Post-Construction Stage. De eerste wordt sterk aanbevolen en geeft een voorlopige score. Erkende en door de BRE geaccrediteerde evaluatoren kennen kredieten toe voor ieder domein dat onder de loep genomen wordt in functie van de prestaties. De kredieten worden vervolgens opgeteld, rekening houdend met de milieubalansen om zo een unieke globale score te geven. Het gebouw wordt dan gequoteerd op basis van een schaal die gaat van aanvaardbaar tot opmerkelijk via goed, heel goed en uitmuntend en krijgt dan een certificaat. Ieder gebouw met een Breeam -certificaat wordt gequoteerd op basis van de geleverde inspanningen in verhouding tot het nationale gemiddelde op een welbepaald moment. Om het energieverbruik te evalueren bepaalt bijvoorbeeld het resultaat van de EPB ten opzichte van het toegelaten maximum (E90 in het Brusselse Gewest) de score. Dat wil zeggen dat een gebouw dat gewoon de EPB naleeft, geen punten krijgt voor het energiecriterium. De evaluatietool wordt regelmatig bijgewerkt, wordt steeds veeleisender en kan aangepast worden aan de technologische vooruitgang. Zo wordt sinds de versie 2009 rekening gehouden met het gebruik van grijs water (criterium Wat1) en met de parkeerplaatsen voor elektrische wagens (criterium

Tra3). Om gebouwen onderling te vergelijken moet dus rekening gehouden worden met het jaartal van de gebruikte Breeam. Een gebouw dat op basis van de versie 2008 gecertificeerd werd als heel goed presteert iets minder goed dan een gebouw dat als heel goed gecertificeerd werd op basis van de versie van 2009. Maar de inspanningen van het team zijn waarschijnlijk bijna dezelfde geweest en zeker kostbaarder dan voor een conventioneel gebouw. Het is belangrijk zo vroeg mogelijk met deze benadering te starten, om te zorgen dat het project aanvaard wordt door BRE, maar vooral om over een grotere bewegingsvrijheid te beschikken wat de te nemen beslissingen betreft en om een betere eindscore te garanderen. Vandaag is de methode dankzij de versie Breeam Europe Commercial 2009 al goed gerodeerd voor kantoren, winkelcentra en industriële gebouwen. Voor complexe gebouwen en alle andere types van gebouwen (scholen, lycea, universiteiten, ziekenhuizen, rusthuizen, gevangenissen, gerechtshoven, informaticacentra, brandweerkazernes, de residentiële sector) blijft de certificering op maat (bespoke) complexer. ■ 1. Breeam-evaluator bij B4F - Building for the Future (www.b4f.eu) 2. Breeam is een gedeponeerd merk van het BRE (Building Research Establishment – Watford – Verenigd Koninkrijk), eigendom van BRE Trust, een organisatie zonder winstoogmerk die zich via onderzoek en opleiding inzet voor de vooruitgang van de kennis, de innovatie en de communicatie binnen alle domeinen die te maken hebben met de bebouwde omgeving, en dit uit zorg voor het publieke welzijn.

de politieke redenen voor certificering

be.passive interviewt Ismaël Daoud, Adviseur duurzame ontwikkeling aan het kabinet van de Brusselse Minister Evelyne Huytebroeck, verantwoordelijk voor Leefmilieu, be.passive : Welk belang heeft de overheid bij de Energie en ontwikkeling van een certificaat voor de milieukwaliteit Stadsvernieuwing. van de gebouwen?

Ismaël Daoud : In een politiek die sterk aanzet tot uitmuntendheid van gebouwen op het vlak van energie en milieu, zoals wij hier in Brussel beoefenen, is het noodzakelijk om te beschikken over een betrouwbare en onbetwistbare tool voor de evaluatie van de duurzaamheid van gebouwen met hoge prestaties. Dat vereenvoudigt de reële vergelijking van de gebouwen en vormt een tegengewicht voor de trend tot greenwashing waar we mee te maken kunnen krijgen binnen de vastgoedmarkt. be.passive : Verschillende labels en certificaten beconcurreren elkaar op de markt, kan dat niet tot verwarring leiden ? Ismaël Daoud : Dankzij de ervaring en de expertise in België met de 117 laureaatgebouwen van de oproep tot projecten van "Voorbeeldgebouwen 2007-2009" beschikken wij over een ongeëvenaarde bron aan informatie die ons in staat gesteld heeft methodes zoals Breeam en Valideo uit te testen.

48

be.passive 05

dossier

Dankzij het resultaat van deze testen kunnen wij besluiten dat elk van deze methodes wel iets goeds heeft, maar ook dat ze zouden moeten evolueren om beter verslag te kunnen uitbrengen over hoogperformante gebouwen die vandaag gebouwd worden in Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, net zoals overal in België. Wij hebben besloten een procedure op punt te stellen voor het certificaat en het label "duurzaam gebouw" die de kwaliteiten van het systeem "Voorbeeldgebouwen" combineert met het systeem Valideo en toch compatibel is met Breeam . Zo zullen we beschikken over een systeem dat overeenstemt met onze cultuur van bouwen en renoveren, maar dat toch een compatibiliteit biedt met Breeam voor bouwheren die voor hun investeerders dit type internationale erkenning nodig hebben. Wij blijven in die zin verder werken op Brussels niveau, maar dit werk, gebaseerd op de opgedane ervaring en expertise, staat open voor de Vlaamse en Waalse Gewesten, evenals voor de betreffende beroepsfederaties.


be.passive : De labels (behalve het passieve label) meten vaak een bepaald aantal sterk gevarieerde parameters De interne balansen maken het eindresultaat soms slecht leesbaar. Is deze situatie niet contraproductief voor de visibiliteit van de gebouwen die als voorbeeld zouden moeten dienen ? Ismaël Daoud : Het systeem van het certificaat en het label "duurzaam gebouw" dat wij op punt stellen moet gebaseerd zijn op een referentiesysteem dat aan verschillende vereisten beantwoordt. Het is gebaseerd op drie elementen : 1. de lijst met criteria die het voorwerp uitmaken van een evaluatie; 2. de bepaling van de evaluatiemethodes voor elk van de criteria; 3. het gewicht dat gegeven wordt aan elk van de criteria. Het resultaat kan uitgedrukt worden aan de hand van een globale index of van thematische indexen. Zo kan een gebouw vanuit verschillende standpunten beoordeeld worden. Volgens mij zal alles afhangen van de toekenning van het gewicht en dan gaat het eerder om politieke dan wel technische keuzes, want de doelstelling is het opstellen van een waardenschaal die de hele markt optrekt, zowel wat de energiecriteria betreft als de andere criteria van duurzaamheid. Dit type informatie betreffende de ecoprestatie van een gebouw maakt het juist mogelijk om gebruikt te worden in geval van een wedstrijd of een openbare aanbesteding door minimale criteria vast te leggen binnen elk van de gedekte domeinen, en dit naast de minimale globale vereiste. be.passive : We horen vaak dat de certificering gestuurd wordt door de industriëlen en dat het uitmuntendheidsniveau daardoor niet erg hoog ligt. Wat denkt u over de betrokkenheid van de bouwsector bij de opstelling van de labels en de te bereiken doelstellingen? Ismaël Daoud : In het systeem dat wij voorstellen, ook al is de privésector eraan gekoppeld, is het aan de overheid om de duurzaamheid van een gebouw te definiëren en dus ook het gewicht dat aan het ene of het andere criterium gekoppeld wordt. Wij stellen voor een eerste referentiesysteem te ontwikkelen op vraag van de overheid. En wanneer dat operationeel is en beheerd wordt door een externe structuur die het moet

laten leven, dan zal de overheid in een tweede instantie moeten waken over de evolutie ervan en beschikken over een blokkeringsminderheid om iedere afwijking te voorkomen. be.passive : Denkt u dat de labeling dieper moet doordringen in de zeden of dat ze het voorrecht moet worden van nieuwe professionals? Ismaël Daoud : Voor zover de energie- en milieubeleidsdomeinen concrete en becijferde resultaten moeten behalen, wordt het noodzakelijk te beschikken over evaluatiesystemen voor de reële en niet de veronderstelde prestaties wanneer men een gebouw bouwt of renoveert. Het is een kwestie van geloofwaardigheid van het beleid en vooral van een transparantiemechanisme ten opzichte van de koper of huurder. Het klopt dat het systeem voor certificering en labeling goed gekalibreerd moet worden, zodat het redelijk blijft in termen van kosten en in overeenstemming is met de omvang van het gebouw. Het systeem dat in Brussel geïmplementeerd zal worden maakt ruim gebruik mogelijk terwijl het toch specifiek blijft voor de behoeften van de bouwsector. Het certificaat "duurzaam gebouw" zal gericht zijn op de grote gebouwen (tertiaire of zelfs collectieve woningen). Het label "duurzaam gebouw" wordt een lichtere versie van het certificaat, en dus minder duur, en stemt eerder overeen met de sector van de individuele woning. Daarbij komt nog een gratis tool voor auto-evaluatie, maar de nauwkeurigheid daarvan blijft eerder indicatief. Deze tool zal meer dienen om de kandidaat voor het label of het certificaat een ruwe schatting te geven van de score die behaald zou kunnen worden. Met deze elementen zal de kandidaat beter in staat zijn te besluiten of hij de stap wil wagen naar een betalend label of certificaat. ■ dossier

be.passive 05

49


welke doelen moeten gesteld worden voor de erkenning van de duurzame gebouwen? Benoît Thielemans,architect, afgevaardigd bestuurder van Ceraa vzw1

In een internationale context waarin het duurzame karakter van gebouwen in volle opmars is, blijft ook België niet achter. De laatste maanden werden gekenmerkt door een toename van verschillende initiatieven waarvan sommigen gesteund worden door de overheid. We zullen het hebben over de ontwikkeling en de promotie van het privésysteem voor certificering "Valideo", de oprichting van de "Belgian Sustainable Building Council" (BSBC), de ontwikkeling van een "Referentiesysteem voor Duurzame Woningen" en de "Beoordeling van kantoorgebouwen" in Vlaanderen, (UK) en over de certificeringsbenadering Breeam van verschillende tertiaire gebouwen. We vestigen ook de aandacht op het succes van de certificering van "passiefhuizen" die uitgebreid werd tot tertiaire gebouwen (kantoren en scholen). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de ervaring met de Projectoproep van "Voorbeeldgebouwen" (BatEx) aangetoond dat een hoog niveau op het vlak van prestaties en van milieukwaliteit bereikt kan worden met de spelers van de sector als de doelstellingen duidelijk bepaald zijn en als de inspanningen voor innovatie en de eventuele risico’s gunstig uitdraaien (op dit moment door een financieel voordeel). Vandaag moet partij getrokken worden voor deze dynamiek om het duurzaam bouwen te veralgemenen op een schaal die zorgt voor een reële eco-overgang van de bebouwde omgeving op het niveau van de belangen van de duurzame ontwikkeling. De kwestie van de doelstellingen en de prioriteiten is dus van primordiaal belang binnen de procedure van certificering en labeling van gebouwen. In deze context vertrouwde Leefmilieu Brussel het team van Ceraa-Ecores een haalbaarheidsstudie toe voor de implementatie van een systeem voor de erkenning van voorbeeldgebouwen op het vlak van duurzame ontwikkeling2. Uit deze studie blijkt dat de systemen voor de erkenning van gebouwen die beschikbaar zijn in Europa en in de wereld onderverdeeld zijn in systemen die uitgaan van de markt en die in de eerste plaats een vastgoedinvestering willen valoriseren, systemen die uitgaan van de overheid en die doelstellingen van duurzame ontwikkeling willen bereiken op schaal van een territorium en ten slotte de gemengde systemen die uitgaan van een publiek-privé partnership. Tussen de 30 bestudeerde systemen identificeren we 7 publieke systemen, 5 privésystemen en 18 gemengde systemen. Het grote aandeel systemen dat uitgaat van publiekeprivé partnerships, evenals het grote succes ervan (meer dan 250.000 erkenningen over de hele wereld), wijst erop dat de doelstellingen van twee partijen werkelijk verenigbaar zijn.

50

be.passive 05

dossier

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (net als in heel België) hernieuwt het gebouwpark zich erg langzaam: ongeveer 1,2 % van het residentiële vastgoedpark maakt jaarlijks het voorwerp uit van een stedenbouwkundige vergunning voor renovatie of bouw. Om veelbetekenende resultaten te behalen op schaal van het regionale territorium, is het belangrijk de nieuwe constructies en renovaties van gebouwen te richten op effectief hoge prestaties binnen alle domeinen van de ecobouw, van de positieve inschrijving in het territorium tot de bewoonbaarheid ervan (comfort en gezondheid van de bewoners) over de kwesties met betrekking tot energie, water, materiaal en niet te vergeten de architecturale kwaliteit en de reproduceerbaarheid van de verwezenlijkte keuzes. Iedere constructie en iedere renovatie zal zo bijdragen tot de overgang naar duurzame steden. Om deze doelstelling te bereiken is het belangrijk gebruik te maken van een transparant, pedagogisch, evolutief en toegankelijk erkenningssysteem voor alle projecten en veel aandacht te besteden aan de vraagstukken afkomstig van de bouwsector en meer algemeen van potentiële gebruikers. De diepgaande analyse van de behoeften van de sector die in het kader van bovenstaande studie uitgevoerd werd aan de hand van interviews, een consultatiesessie, observaties en veelvuldige contacten, heeft drie belangrijke punten naar voor gebracht: -De sector verwacht van de overheid dat ze haar visie op het duurzaam bouwen in verhouding tot de belangen duidelijk uitdrukt. Het is dus aan de overheid om de grens te trekken tussen wat verdedigbaar is en wat niet. -De behoeften aan erkenning variëren naargelang de "markt" die gekenmerkt wordt door de projectschaal en de aard van de investeerders en gebruikers. Alle spelers zijn het er echter over eens dat de duurzaamheid van de gebouwen effectief moet zijn en gecontroleerd moet worden op de werf. -De bouwmarkt kent geen grenzen. Het is dus wenselijk dat een gemeenschappelijke benadering door de Gewesten ontwikkeld wordt met behoud van een link naar het internationale niveau. Om alle doelstellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te behalen en tegemoet te komen aan de behoeften van de sector, blijkt geen enkel individueel systeem volledig geschikt, maar verschillende systemen beschikken over complementaire kwaliteiten. Daarom stimuleert het Gewest de creatie van een unieke tool voor België, gebaseerd op de integratie van de BatExbenadering, het systeem Valideo en compatibel met het referentiesysteem Breeam. ■ 1. Zie www.ceraa.be 2. Haalbaarheidsstudie voor de implementatie van een systeem voor de erkenning van voorbeeldgebouwen, -wijken en –professionals op het vlak van duurzame ontwikkeling, uitgevoerd door het Ceraa en Ecores voor rekening van Brussel Leefmilieu en aangevuld door een diepgaande vergelijking van de systemen BatEx, Valideo en Breeam.


de labels in de spotlights plaatsen Bram De Meester, Arcadis Belgium

Duurzaamheidsinstrumenten moeten onderhand niet meer worden voorgesteld en als adviserend ingenieursbureau hebben wij de laatste jaren onze kennis rond deze instrumenten kunnen verdiepen. Zo stootten we vaak op de onderlinge verschillen tussen methodes, variaties in puntensysteem en uiteenlopende accenten. Onze ervaring stemt perfect overeen met wat naar voor komt uit de internationale bibliografie. Voor sommigen is het merkwaardig om vast te stellen dat er – in een ontwikkeld vakgebied als energie en broeikasgassen – aanzienlijke verschillen bestaan in het toepassingsgebied en de specifieke aandachtspunten. Dit wordt geïllustreerd door het contrast van de Breeam aanpak, die op maatregelen en voorzieningen inspeelt – in de veronderstelling dat die leiden tot betere prestaties - met de voorspelling (via simulatie) of opmeting (tijdens gebruik) van verschillende aspecten van werkelijke prestaties."1 Na verschillende benaderingen vergeleken te hebben, besluit Roderick dat "Op basis van de simulatieresultaten, kan worden gesteld dat de bekomen energieprestatie en het overeenkomstige waarderingscijfer sterk afhankelijk zijn van de gebruikte evaluatiemethode." 2 Hoewel de sector van de internationale promotie vandaag in staat is de eigenschappen van gegeerde gebouwen in verschillende landen rechtstreeks te

vergelijken, vertegenwoordigen de beoordelingstools helaas niet hetzelfde vergelijkingsniveau, en wel omwille van hun specifieke kenmerken3. Welke waarde heeft een certificatie dan nog, zeker als we ze wensen te gebruiken om gebouwen onderling te vergelijken? Belangrijke eigenschappen voor duurzaamheidsinstrumenten zijn daarom een transparant scoresysteem, open-source criteria die continu evolueren, toepasbaarheid voor verschillende gebouwtypes en schaalgroottes (van eengezinswoning tot stadsontwikkeling) en wetenschappelijke onderbouwing. Op Europese en internationale schaal zijn convergentiebewegingen intussen wel ingezet, door onder meer de oprichting van de Sustainable Building Alliance4 en de ontwikkeling van internationale normen5, maar de finesses blijven tot nog toe voorbehouden voor specialisten. Als we even focussen op de categorie energie – in elk instrument prominent aanwezig – vinden de genoemde referenties ook hier een grote discrepantie. Levert het kiezen voor de passiefcriteria dan wel iets op? Hierbij is het antwoord duidelijk: een passief gebouw zal niet automatisch een hoge duurzaamheidsscore behalen. Net omdat het passiefconcept zich beperkt tot het reduceren van de energievraag (en zo het finale verbruik). Heeft het dan nog zin om passief te bouwen in een vastgoedmarkt, die zich meer en meer richt naar certificatiesystemen? Uiteraard. De principes van passiefbouw worden in elke tool beloond in de categorie energie, wat meestal het dominante domein is. Bovendien scoort passiefbouw vaak ook goed in ► dossier

be.passive 05

51


de categorie comfort en gezondheid, omwille van doordachte keuzes op vlak van ventilatie en thermisch comfort. De instrumenten maken ons vooral duidelijk dat de duurzaamheidsinspanningen niet stoppen bij passieve gebouwen, maar ons verplichten om verder na te denken op vlak van water, bereikbaarheid, toegankelijkheid, sociale context,… Het hoeft geen betoog dat deze criteria elkaar niet uitsluiten – al zijn raakvlakken en conflicten nooit ver weg.

voren. Relevante discussies moeten gevoerd worden met de betrokken ontwerppartners op het juiste moment in het ontwerptraject – lees: vroeg genoeg.

De bouwheer heeft er alle baat bij om een globaal duurzaamheidsinstrument op te leggen aan zijn ontwerpteam, waaraan prioriteiten en coherente communicatie kunnen worden gekoppeld vanaf dag één. Dat hierbij meer gesprekspartners betrokken worden om alle expertisedomeinen af te dekken, lijkt dan logisch, al is dit soms voor de bouwheer nog even schrikken. Meteen komt ook de integrale ontwerpaanpak, die in vele systemen rechtstreeks of inherent in de duurzaamheidsmethode verwerkt zit, als cruciaal naar

1. Sustainable Building Alliance Technical Report, 6 maart 2009, www.sballiance.biz/siteftp/FTP_SB_Alliance_files/Final%20report.zip 2. Roderick, Y., en al., Comparison of energy performance assessment between Leed, Breeam and Green Star, IBPSA 2009 Conference, Glasgow, Scotland, 2009 3. Reed, R. en al. International Comparison of Sustainable Rating Tools, Journal of Sustainable Real Estate (2009) vol.1 no.1 pp.1-22. 4. Zie www.sballiance.org 5. Bijvoorbeeld: ISO 21931-1:2010: Sustainability in building construction -- Framework for methods of assessment of the environmental performance of construction works -- Part 1: Buildings.

In onze ervaring stimuleren de certificatiesystemen een algemene trend naar objectivering, uniforme aandacht voor alle (duurzaamheids)domeinen en innovatie. Misschien is duurzaamheid binnenkort wel synoniem voor kwaliteit? ■

de toekomst van het passieve label Benoit Quevrin, PMP

Een passiefstandaard die heen en weer geslingerd wordt tussen een doelgerichtheid van energetische prestaties die behaald moeten worden en een nauwelijks verkende wereld van andere milieu-invloeden, de ene al belangrijker dan de andere. Een passiefstandaard die met het hoofd boven water rond dobbert in een oceaan van labels en certificaten, allemaal beter, verschillend en anders. Het moet gezegd, ons Belgische passief is niet het enige en verre van het meest volledige; als we zien dat Breeam 8 verschillende impactgroepen van een gebouw op zijn omgeving bestudeert, dan blijft de passiefstandaard in België gericht op de behoefte aan verwarmingsenergie. En toch…

52

be.passive 05

dossier

Het aantal passieve gebouwen blijft toenemen. Dat bewijst ook het team van het Plateforme Maison Passive. In 2007 bestond het maar uit 2 personen en vorige maand werd al een tiende persoon aangeworven. Het is verleidelijk en dynamisch, een eigen passiefhuis bouwen wordt beschouwd als een goede manier om boete te doen voor onze milieufouten. Dankzij de eenvoudige criteria, de steun van de overheid en de steun van de platformen lijkt ons label stand te houden, maar moeten we daar genoegen mee nemen? Ik ben blij dat ik het hier kan hebben over de missies, visies en waarden van het Plateforme Maison Passive. Samen met alle leden van het PMP hebben we tijdens een uitzonderlijke algemene vergadering in mei 2010 even de tijd genomen om na te denken. Waar gaan we naartoe? Waar willen jullie naartoe? Welke filosofie moeten we hanteren ten opzichte van deze opwelling? Na afloop van talloze rondetafels komt het PMP naar voor als kwaliteitsgarantie, als de pionier die het altijd al geweest is. Over enkele jaren, daar ben ik van overtuigd, is het een platform dat zijn kennis verspreidt via een netwerk dat heel dicht bij de bouwsector staat. Het platform is zich goed bewust van de beperkingen van de huidige criteria en wil gaan voor een globalere aanpak, in het bijzonder door de integratie van de impact van de primaire en grijze energieën, maar met behoud van de eenvoud en de toegankelijkheid van het label. ■


De ultradunne spouwisolatie, door de natuur geïnspireerd. ul ultradun ltr tra ad dun un

tand- en groef groefverbinding efve ve erb bin ndi ding ng voor een perfect cte e aa ans n lu uit itin ing in g perfecte aansluiting

vochtbestendig voc oc chttbe best sten st en e ndi dig g ruwe beschermt ruwe w zijde zijjde de b esch es cher ch errmtt tegen aantasting tege te g n aa ge a ntasti ting ng stevig en vormvast

levenslang

glanzende reflecterende zijde

De natuur is voor onze product innovators een onuitputtelijke bron van inspiratie. Zo ontwikkelden ze Eurowall, een perfect isolerende, duurzame en ultradunne spouwisolatie. Meer weten over Eurowall of andere producten van Recticel Insulation? Surf naar www.eurowall.be

Ontdek Ontdek Ont de ek o ek on nz nze ze e nie niie n euwe uw we we websi bs s te: tte e: e e ee e en n pask as a sk s klaa aarr aa an ant a nt n woord woord woo rd o op pa all uw uw iso so s olatiev lat a iev at iev evra ra rag ag a gen! en e n

www. ww w re w. rect ctic ct icel ic elin el in nsu s la l ti tion on.b on .be .b e

Recticel Insulation - Tramstraat 6 - 8560 Wevelgem Tel. +32(0)56 43 89 43 - recticelinsulation@recticel.com

Waarom Eurowall aanraden? λ ultradunne spouwisolatie dankzij de uitstekende isolatiewaarde λ met 0,023W/mK heeft Eurowall een uiterst lage lambdawaarde voor spouwisolatie λ gemakkelijk in ontwerp en plaatsing: de standaard muurbreedte kan behouden blijven bij verhoogd isolatiepeil λ Recticel Insulation is de enige fabrikant van harde isolatieplaten met een Keymark-certificaat λ ATG-gekeurd λ de nieuwe tand- en groefverbinding aan de vier zijden elimineert koudebruggen en voorkomt energieverlies en een hoge CO2-uitstoot λ asymmetrische bekleding voor betere isolatie en bescherming tegen cement λ vormvaste, vochtresistente en dimensioneel stabiele platen

be.passive 05

53


Koud zweet voor de bouwheren en ontwerpers wanneer een "passief" en "eco-voorbeeldig" project te maken krijgt met een EPB … met sterk verschillende resultaten! Het leven van een architect zit vol verrassingen en wij wilden deze met u delen: wij ontwierpen in 2007 het project "Globe" voor de promotor Green Immo. Dit project, dat zich nu in de werffase bevindt, bestaat uit een dubbel gebouw met 14 appartementen die niet alleen passief zijn maar ook nog eens nulenergiewoningen. Dankzij de software PHPP hebben we kunnen aantonen dat de balans wat primaire energie betreft negatief was en dat de jaarlijkse CO2 -besparing de 50 ton per jaar benaderde ten opzichte van een standaard gebouw1. Bovendien was het project laureaat geworden van de Projectoproep "Voorbeeldgebouwen 20072" door het Brusselse Gewest. Voor de berekening van het omhulsel en voor de primaire energiebalans hebben we gebruik gemaakt van de software en de hypotheses van PHPP. Dit onderzoek werd gevalideerd door Leefmilieu Brussel bij de technische analyse van de dossiers. Een strategie om te ontwerpen Opdat u de weerhouden keuzes goed zou begrijpen, geven we hier een samenvatting van onze aanpak voor het ontwerp van dit project. In een eerste fase hebben we de energiebehoefte voor verwarming (passieve gebouwschil), aan elektriciteit (aanwezigheidsdetectoren, drukschakelaars en efficiënte apparaten in de gemeenschappelijke ruimtes, lift met een laag energieverbruik) en aan sanitair warm water (thermostatische kranen, douchespaarkoppen) beperkt. De tweede fase bestond erin de warmteproductie te

PHPP

verbeteren. De gecentraliseerde warmtekrachtkoppeling met koolzaad produceert het sanitair warm water, het verwarmingswater (aanvullend) en een deel van de elektriciteit. Zo kan biomassa gebruikt worden en kan de impact op het vlak van de primaire energie van deze productie verminderd worden. Voor de zekerheid werd ter ondersteuning een gasketel voorzien die kan functioneren tijdens het onderhoud van de warmtekrachtkoppeling of in geval van panne. Om tot een nulenergiegebouw te komen hebben we de primaire energie die nog noodzakelijk was, gecompenseerd door de installatie van zonnepanelen op het dak. Opdat de koper zeker zou kunnen zijn over de kwaliteit van het gebouw, heeft de promotor gezorgd voor het passiefhuiscertificaat. Dit certificaat, waar ook nog eens het label "Voorbeeldgebouw" bijkomt, betekent voor het grote publiek een kwaliteitsgarantie van het voorgestelde product. Here comes the EPB Maar ondertussen is de EPB van kracht geworden. Het E-peil van de gebouwen is nu ook een referentie geworden. Voor een promotor is dit zelfs een extra verkoopargument. Aangezien het E-niveau de verhouding vertegenwoordigt tussen de primaire energie die het gebouw verbruikt en een referentieverbruik, verwachtten wij uiteraard een E-peil dichtbij of gelijk aan nul … In ieder geval een waarde die aanzienlijk beneden het door de norm toegelaten maximum zou liggen. Wij hebben de passieve gebouwschil ingevoerd, rekening gehouden met de zonneproductie, de warmtekrachtkoppeling en de circuits voor warm water. Tot onze grote verbazing behaalde geen enkel van de appartementen een E-peil dat voldoet aan de norm (E90 en E70 vanaf 02/07/11). De resultaten schommelden

EPB

totaal : +/-110 000 kWh ;

energie primair : - 7 800 kWh

totaal : +/-110 000 KWh ;

energie primair : + 79 483 kWh

phpp of epb phpp

tekst Madeline Demoustier, FHW Architects

www.greenimmo.be

54

be.passive 05

phpp


tussen E85 en E131. We hebben al betere commerciële argumenten gezien! Dit door Leefmilieu Brussel als Voorbeeldgebouw gelabelde ontwerp blijkt plots niet langer een echt voorbeeld. Na deze onaangename verrassing hebben we geprobeerd om te begrijpen waarom de berekeningen tussen PHPP en EPB zo sterk verschilden. De strijd tussen de labels We kunnen het onderzoek van het project Globe volgens PHPP en volgens EPB samenvatten in enkele schema’s die de verhouding van het verbruik duidelijk op de voorgrond plaatsen, evenals de manier om erin te voorzien en de conversiefactoren op het vlak van primaire energie. Uit de twee onderzoeken komen twee flagrante verschillen naar voor: 1. biomassa en hernieuwbare energie worden niet echt begunstigd in de EPB, zoals te zien is in de factoren die gebruikt worden voor de conversie in primaire energie: PHPP

PEB

Biomassa

0,2

1

Gas

1,1

1

Elektriciteit

2,7

2,5

2. de warmteproductie in het gebouw gebeurt enkel door warmtekrachtkoppeling, met een opslagvat van 1000 L. Deze opslag laat toe te voldoen aan alle behoeften aan verwarming en warm water van het gebouw, en dit met een lager productievermogen. Er is besloten tot de installatie van de ondersteunende gasketel over te gaan om de productie over te nemen in geval van defect of onderhoud. Toch stemt onze berekeningshypothese overeen met een warmteproductie die voor 80% verwezenlijkt wordt door warmtekrachtkoppeling en voor 20% door de gasketel. Helaas kan in de EPB-software geen rekening gehouden

worden met een opslagvat. Bijgevolg is de warmteproductie dus gekoppeld aan het vermogen van de geïnstalleerde productieelementen. In ons geval heeft de warmtekrachtkoppeling een thermisch vermogen van 18kW terwijl de ondersteunende ketel een vermogen heeft van 32 kW. De productie van warm water en verwarming wordt volgens EPB dus slechts 26% van de tijd verwezenlijkt door warmtekrachtkoppeling. Bij deze twee punten komt nog dat EPB een heel strenge berekening maakt voor het verbruik van de circuits voor warm water en rekening houdt met een netto verbruik van sanitair warm water dat gewoon in proportie is met de oppervlakte van het gebouw en met het aantal aansluitingspunten, maar op geen enkele manier met het aantal bewoners. Happy end Gelukkig voor ons werd de vergunning aangevraagd lang voor de inwerkingtreding van EPB en hebben we dus niet moeten proberen om alsnog te voldoen aan de vereisten van de EPBsoftware. Mochten we de aanvraag echter vandaag indienen, dan zouden we een ernstig probleem hebben aangezien we de vereiste doelstellingen niet bereiken. We kunnen ons ten slotte nog afvragen wat van het project geworden zou zijn als we de EPB-software gebruikt hadden als ontwerpinstrument. We hebben de tijd kunnen nemen om samen met de bouwheer de bevoegde personen te ontmoeten die aan de basis liggen van de EPB-procedure om hen onze problemen te melden. We werden gehoord en de verschillende aangehaalde punten zouden het voorwerp moeten uitmaken van een aanpassing van de procedure. Leefmilieu Brussel heeft ons in ieder geval verzekerd dat de gesprekken in die richting gingen. Helaas is dit niet zo zeker voor de andere gewesten. ■ 1 Standaard hypotheses voor de vergelijking: E90, Ep,tot = 120 kWh/m².jaar; n50 =1,5 vol/h. 2 Zie de website www.ibgebim.be/Templates/news. aspx?id=24886&langtype=2060

'to be is to do' 'to do is to be' 'do be do be do' Socrate

Jean-Paul Sartre

Frank Sinatra

Wil u ook communiceren? Neem vrijblijvend contact met onze reclameregie

Chaufour Développement bvba Yves de Schaetzen 0475 82 96 00 yves@macstrat.be

phpp

be.passive 04

55


phpp

"Warme" getuigen tekst Caroline Kints, Lucas Moors

Op vrijdag 2 juli 2010 is het uitzonderlijk warm in België. Tijdens het weekend volgt dan de eerste "hittegolf" van het jaar. Het PMP stelt de bewoners van verschillende passiefhuizen voor om te komen vertellen hoe zij deze hitte hebben ervaren. Een vijftiental bewoners van passievehuizen hebben ons verteld over hun ervaring met deze "vuurproef". Welke informatie en welke vragen heeft dat opgeleverd? We willen even opmerken dat deze subjectieve reacties betrekking hebben op huizen waarvan de meeste beschikken over een "passiefhuis-certificaat", maar zonder controle van de oververhittingsgraad1; het is dus onmogelijk hun reële gedrag te vergelijken met de voorspellingen van PHPP, aangezien de berekening van het risico op oververhitting niet systematisch bepaald werd. De algemene indruk was positief en het tevredenheidniveau was hoog. De meeste bewoners waren van mening dat hun huis deze zomer comfortabel bleef terwijl het buiten bloedheet was. In de meeste gevallen werd de binnentemperatuur gemakkelijk op 2627°C en zelfs minder gehouden. Het is verrassend om vast te stellen dat deze temperatuurniveaus ongeveer dezelfde blijken voor de massieve huizen als voor de lichte constructies. Tussen de verzamelde getuigenissen zit slechts één negatieve getuigenis, die van een bewoner waarvan de ramen over geen enkele vorm van zonnewering beschikken: "Te warm, bloedheet, gelukkig is er airco!" Een andere bewoner verklaart dan weer dat hij "niet beseft heeft dat België te kampen had met een hittegolf", zo stabiel en aangenaam bleef de temperatuur in zijn huis. Zich aan de warmte aanpassen Uiteraard kunnen in een passiefhuis, net als in ieder "conventioneel" gebouw, de risico’s op oververhitting enkel onder controle gehouden worden door de mogelijkheid tot een aangepaste afstelling (voornamelijk in geval van langdurige afwezigheid) en door correcte gedragingen aan te nemen, in de eerste plaats om het binnenkomen van de warmte te verhinderen (door te zorgen voor schaduw ter hoogte van de ramen), en wel door deuren en ramen te sluiten om de warme lucht buiten te houden2 of door de opgestapelde warmte te evacueren (nachtventilatie). Het nut van de zonneweringen wordt unaniem bevestigd. De rol van de ventilatie is echt beslissend: intensieve natuurlijke ventilatie ’s avonds en ’s nachts, mechanische ventilatie overdag – soms maximaal wanneer het echt warm is: "Eigenlijk is het erg aangenaam, het zorgt voor een waarneembare luchtverplaatsing, als een zacht briesje." Wanneer er een grondbuis is (eventueel met glycoloplossing), dan wordt deze als erg doeltreffend beschouwd, ook al is hij in geval van oververhitting "slechts enkele dagen per jaar nuttig".

56

be.passive 05

phpp

De interne toevoer beperken Het belangrijkste specifieke kenmerk van de passiefhuisstandaard is de "warmteval" die bestaat uit een optimale isolatie: "De minste calorie die door onoplettendheid het huis binnenkomt, kan maar moeilijk weer naar buiten." Daarom moeten de impact van de interne toevoer en de thermische inertie opnieuw geëvalueerd worden. De interne toevoer wordt op forfaitaire wijze in rekening gebracht in het kader van de certificering (2,1 W/m², wat erg weinig is). Welnu, uit de meeste reële situaties blijkt een grotere toevoer. Tijdens een periode van grote hitte kunnen ze dus zorgen voor een echt gebrek aan comfort. De noodzaak "om te leren leven in een passiefhuis" lijkt enorm belangrijk in woningen met veel inertie en dat is verrassend. Het lijkt gemakkelijker om "fouten te corrigeren" of er minder "strikte" leefgewoonten op na te houden in de lichte woningen waaruit de warmte gemakkelijker geëvacueerd kan worden. De bewoners van "lichte constructies" lijken te denken dat een sterke inertie niet echt noodzakelijk is en soms zelfs moeilijk te beheren is. Deze mening wordt echter niet door iedereen gedeeld en zou op een wetenschappelijke manier geobjectiveerd moeten worden. Het zou inderdaad interessant zijn de observatie nog wat verder door te voeren en in het bijzonder: - Te evalueren of "het enthousiasme" van sommige bewoners om een passief bouwproject tot een goed einde te brengen een invloed heeft op hun tevredenheid met betrekking tot het thermische comfort; - De in situ gemeten werkelijkheid te confronteren met de voorspellingen van de PHPP betreffende oververhitting (liefst met de reële interne toevoer in plaats van de standaard waarde); - Voor eenzelfde typologie een vergelijking te maken van de bereikte temperaturen in functie van het bouwsysteem (zwaar of licht); - Strategieën te ontwikkelen om toe te passen in geval van een langdurige hittegolf (wat doen als de voorwaarden voor nachtventilatie niet langer vervuld zijn?) - De bijdrage van de grondbuizen te objectiveren. Ten slotte kan eenzelfde oefening gedaan worden in scholen en kantoorgebouwen3.► 1 Het "passiefhuis-certificaat" legt sinds juli 2009 op dat de oververhitting in een gebouw (meer dan 25°C)maximum 5% mag bedragent; dit criterium geldt enkel voor de huizen waarvoor de aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunning ingediend werd na deze datum. 2 Even ter herinnering – bepaalde geruchten blijven hardnekkig voortbestaan: neen, leven in een passief huis betekent niet dat u deuren en ramen altijd gesloten moet houden, … maar als het buiten 35°C is (of als het vriest dat het kraakt), dan is dat toch beter. 3 Zie de kadertekst over het bezoek aan de passieve kantoren Aéropolis II tijdens de hittegolf, p. 38.


Huis in Le Roux

Format D², arch. - lichte constructie (hout + stro)

Het probleem is niet zozeer de buitentemperatuur overdag, maar eerder het aantal opeenvolgende dagen met een hoge temperatuur, want de temperatuur stijgt progressief dag na dag. Als de nachttemperatuur even hoog blijft als overdag, dan halen we, zelfs met de deur open overdag omwille van de kinderen die buitenspelen, nog heel snel een aangename temperatuur (23-24°C ‘s avonds). In vergelijking met onze vorige woning is dat echt een enorm verschil!

Huis in Barbençon

Alternative sprl en Adeline Guerriat - lichte constructie (houtskelet)

De binnentemperatuur van het huis is nooit boven de 26 à 27°C gegaan. Daarvoor moest echter heel strikt aan twee voorwaarden voldaan worden: 's morgens heel vroeg de deuren en ramen sluiten en de lamelgordijnen neerlaten. Wij hebben verschillende keren vrienden op bezoek gehad die wilden ervaren wat een passief- huis kan betekenen. Onze conclusie is dat men beter 25 mensen kan ontvangen in de winter, want op 10 juli hebben we de temperatuur op 2 uur tijd doen stijgen tot 30°C!

Huis in Watermaal-Bosvoorde

low-a Association d'Architects - massieve constructie (metselwerk)

Dankzij de inertie konden we een aanvaardbare temperatuur behouden door ’s nachts aan freecooling te doen. We behaalden een maximum van 28 °C. Aangezien de nachttemperatuur in deze periode equivalent was, functioneerde de koeling uiteraard niet meer. Alle "bezoekers" (vrienden en anderen) waren verrast over de frisheid van het huis. Naar mijn mening heeft de inertie van het huis ons behoed voor meer oververhitting.

Sa ne quem ta Sp. Deconve, ia cons Huis in Louvain-la-Neuve

Quentin Goulard, arch. - lichte constructie (houten geraamte)

Door de elementaire richtlijnen na te leven (de ramen gesloten houden) en dankzij de Canadese put blijft de temperatuur erg aangenaam (tussen 23 en 25°C). Wanneer we de ramen of de deur naar de tuin openzetten, stijgt de temperatuur uiteraard. Dit gezegd zijnde, zelfs met de deur open overdag – want de kinderen spelen buiten – slagen we erin weer heel snel een aangename temperatuur te bereiken (23-24°C ‘s avonds). In vergelijking met onze oude woning is dat ronduit schitterend!

Huis in Mont-Saint-Guibert

BADP, arch.

- massieve constructie

Aangezien de zonneweringen nog niet geplaatst waren, hebben de grote glaspartijen aan de zuidkant de temperatuur in huis doen stijgen tot meer dan 26°C. Ik kan me voorstellen dat de situatie erger zou zijn geweest als het huis in houtskelet zou zijn geweest, maar het is in massief beton.

Huis in Aubel

FHW, Damien Franzen, (houtskelet)

arch.

lichte

constructie

Het toeval wil dat deze "moeilijke" periode precies samenviel met onze gezinsvakantie. Tijdens deze periode was de ventilatie geactiveerd tegen een normale snelheid van 6 tot 22 uur. ’s Nachts hadden we de ventilatie afgesloten, want dat is normaal de periode waarin we de ramen openzetten voor de nachtelijke afkoeling. Dat was een vergissing: we hadden de ventilatie tijdens onze afwezigheid beter 24u/24 laten functioneren.

Huis in Gesves

Françoise Marchal, arch. - massieve constructie (stapelblokken in polystyreen)

Globaal genomen is alles goed verlopen, maar ik moet wel nog heel wat leren over het beheer van het leven in een passiefhuis. De temperatuur haalde 26°C gedurende 5 à 6dagen. Toen ik naar mijn werk vertrok liet ik een schuifraam open, zodat mijn katten van de zon konden genieten. Dat was een fout, want toen steeg de temperatuur boven de 30°C: overdag een schuifraam openen, betekent de warmte binnen laten. Ik heb de temperatuur dan weer doen zakken dankzij de nachtventilatie en door de afstellingen van mijn geothermische grondbuis te veranderen. Dat is een heel doeltreffende oplossing: op 10 juli was het ’s middags buiten 38°C terwijl de temperatuur van de binnenkomende lucht 23°C bedroeg. Heerlijk! Voor de volgende hete zomer zou ik een oplossing willen vinden voor mijn strijk. Vaak wordt al lachend gezegd dat dit soort huizen in de winter verwarmd wordt met een strijkijzer. Men vergeet het dan over de zomer te hebben! Idem voor de keuken: beter geen oven of lange baktijden gebruiken. Volgende keer anticipeer ik op het weerbericht om zo het openen van mijn deuren en ramen beter te regelen, evenals de afstelling van de grondbuis, de snelheid van de balansventilatie, mijn menu’s en mijn strijk."

Huis in Villers-lez-Heest

Laurent Lenelle Marlier, arch. - massieve constructie (metselwerk)

Het huis heeft zich voorbeeldig gedragen en we hebben op geen enkel moment een groot ongemak ervaren. Dit toont aan dat dankzij ventilatie, door de ramen ’s morgens vroeg twee uur open te zetten, zelfs in geval van grote hitte de temperatuur onder de 26°C gehouden kan worden. We moeten ook wel zeggen dat de zonneweringen van het huis een belangrijke rol gespeeld hebben en echt onmisbaar zijn om de gewenste comfortomstandigheden te garanderen." ■ phpp

be.passive 05

57


Encoding trick

tips & tricks phpp

tekst

De ramen vormen een bijzonder punt in de analyse van een certificeringsdossier of van een premieaanvraag. Het is zelfs daar dat het schoentje systematisch wringt. Om een raam te kunnen invoeren zijn enkele gegevens noodzakelijk: onder andere de U-waarde van het schrijnwerk, de U-waarde van de beglazing en de thermische prestatie van de afstandshouders. Deze waarden worden aangeleverd door de fabrikant die ze moet berekenen op basis van internationaal erkende normen. De methode of de gevolgde norm moet duidelijk vermeld worden op de technische fiche. Het gebeurt vaak dat we een dossier openen en dat we technische attesten terugvinden voor ramen, voor heel veel ramen, … maar niet voor de ramen die effectief weerhouden werden voor het project! Dus, beste invoerders van gegevens, gelieve te letten op de kwaliteit en niet op de kwantiteit! In geval van twijfel over de erkenning van een technisch document kunt u altijd contact opnemen met Passiefhuis Platform vzw. ■

Scientific trick

Moraal van het verhaal: "Een afgekoeld huis heeft twee nachten een warmwaterkruik nodig!"

58

be.passive 05

phpp

01

25

DELTA T [C ]

20

15

10

5

0 0

10

20

30

40

uur Heures

50

60

70

80

02

25

20

15

DELTA T

Hoeveel tijd is er nodig om een passiefhuis te verwarmen? Wij hebben een klassiek huis (vier gevels, 155m² energetische referentieoppervlakte) gesimuleerd en drie gevallen in beschouwing genomen: 1. passief met een heel hoge inertie (alle buitenmuren zijn van beton en bereikbaar) 2. passief met een zwakke inertie (bijvoorbeeld met een isolatie langs de binnenkant) 3. K45 met een heel lage inertie (idem geval 1). Laten we veronderstellen dat u er in januari op uit trekt voor een lang weekend. We gaan uit van de ‘hypothese dat er geen verwarming noch interne aanvoer is en dat de ventilatie afgesteld staat op het minimum. De simulatie gebeurt bij een gemiddelde buitentemperatuur van 2°C, wat representatief is voor het Belgische klimaat. Grafiek 1 toont de evolutie van de temperatuur in functie van de tijd voor de drie varianten. Na 80 uur (meer dan 3 dagen dus) is de temperatuur in het passiefhuis met hoge inertie met nauwelijks 2°C gedaald terwijl in het K45-huis de inhoud van uw koelkast warmer is geworden dan uw zithoek! Het is uiteindelijk maar logisch dat een goed geïsoleerd huis haar temperatuurniveau langer kan aanhouden. We merken ook op dat het passiefhuis met zwakke inertie toch warmer blijft dan het K45-huis … met inertie! Goed om weten, in ieder geval voor de maand januari. In het volgende nummer herhalen we deze oefening met iets meer nauwkeurigheid voor de maand juli. Laten we ons nu even voorstellen dat u terugkomt van uw korte vakantie en dat u de verwarming aanzet. De respectievelijke starttemperaturen in de drie huizen zijn 18°C, 13,4°C en 5°C. De verwarmingsvermogens in de passieve huizen bedragen 2kW en 25kW in het K45-huis. Grafiek 2 toont dat er toch 40 uur (1 dag en 2/3) nodig zijn om 20°C te bereiken in het passiefhuis terwijl de mastodont met zijn 25 kW slechts 30 uur nodig heeft om de 15°C goed te maken. We willen echter wel opmerken dan vanaf 19°C (de temperatuur die in variant 1 werd bereikt na 20 uur) het leven weer mogelijk wordt … in een passiefhuis!

10

5

0 0

10

20

30

40

Heures uur

50

60

70

80


V.U.: F. Peene, Fortis Bank n.v., kredietgever, Warandeberg 3, 1000 Brussel, RPR Brussel, BTW BE 0403.199.702.

Meer comfort dankzij de soepelheid van onze woonkredieten.

U wilt een huis bouwen, kopen of verbouwen? Kom dan met ons over uw woonplannen praten. Want het eerste dat we doen voor uw project is luisteren. Luisteren naar u en naar uw behoeften van vandaag en morgen. Zo bent u zeker van een krediet dat soepel mee-evolueert met uw leven. Geniet van al dat comfort terwijl u zich rustig in uw zetel nestelt.

Meer info? Ga langs in uw BNP Paribas Fortis-kantoor, bel 0800/12345 voor een afspraak of surf naar www.fortisbanking.be/edossierwonen. Onder voorbehoud van aanvaarding van uw aanvraag door Fortis Bank n.v., kredietgever.

BNP Paribas Fortis, partner van uw projecten. be.passive 05

59


be.passive stelt

14 woningen voor

tekst

Bernard Deprez

60

be.passive 05

fotos

Bernard Deprez, Fonds du Logement

14 woningen


constructie van 14 woningen Opdrachtgever Fonds du Logement RBC www.fondsdulogement.be

Architect Damien Carnoy Architects www.carnoy-crayon.be

Technieken MK engineering

www.mkengineering.eu

14 immig. gez. zkt. archi. vr. ecopassieve won. Op 17 september ll. werden in Molenbeek wel heel bijzondere passieve woningen ingehuldigd. De bewoners – 14 kansarme gezinnen – waren de acteurs in een avontuur zoals er maar weinig bestaan. In het begin ging het nochtans om een situatie die vaak voorkomt: gezinnen in nood die zich bij gebrek aan sociale woningen genoodzaakt zien de zakken van huisjesmelkers te vullen. Op initiatief van de vzw Bonnevie en CIRÉ (Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Étrangers) groeperen enkele gezinnen zich in 2004 om de vereniging L’Espoir1 op te richten en een gedurfd project te lanceren: hun eigen woning verwerven. In samenwerking met de Gemeente Molenbeek (die een terrein heeft afgestaan) en het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (dat instaat voor de opvolging van de werken om vervolgens de woningen te verkopen aan de leden van de vereniging), organiseren

de gezinnen workshops om hun behoeften te bepalen, informatie te verwerven over de energievraagstukken, professionals te ontmoeten en een architectuurwedstrijd en een oproep tot een offerte voor "ontwerp en uitvoering" te organiseren. Deze wedstrijd werd in 2008 gewonnen door het team van architect Damien Carnoy en de onderneming Entrebois-De Graeve. De 14 duplexen, met 2 tot 5 kamers en van 100 tot 150 m² groot werden opgeleverd in maart 2010. Bovendien werden ze in 2008 laureaat van de "Voorbeeldgebouwen". Het project beantwoordt bijna letterlijk aan de verwachtingen die geformuleerd werden door de vereniging: eenvoudige "huizen" (waarvan de bonte kleuren de Finstraat , iets wat deze straat echt kan gebruiken) met vooruitstekende vlakken. De op elkaar geplaatste duplexen, bovenop een betonnen volume dat dienst doet als gemeentelijke parking, vormen een compact geheel van 4 niveaus, 100% in hout. ► 14 woningen

be.passive 05

61


verdieping+3

verdieping+2

Vloeroppervlak 1.833 m²

verdieping+1

Netto energiebehoefte voor verwarming volgens phpp 15 kWh/m² jaar Luchtdichtheid 0,60 vol/h U-waarde van de wanden 0.262 W/m².K Systemen Warmtewisselaar, η = 84% Extensief groendak en regenwatertank Natuurlijke materialen (FSChout, cellulose, enz.)

gelijkvloers

62

be.passive 05

14 woningen

Kost van de werken, excl BTW en ereloon 1 150 €/m²


De architectuur is een combinatie van de participatieve geschiedenis en de voorzichtigheid van de leden van de vereniging die er de voorkeur aan hebben gegeven de gemeenschappelijke delen tot een minimum te beperken. Dit vertaalt zich in de vele toegangsdeuren op het gelijkvloers – wat positief is voor de straat – maar ook in de vele trappen – privé of gemeenschappelijk – die toch heel wat van het binnenvolume innemen. De grote ramen garanderen overvloedig daglicht terwijl pronkstukjes van stabiliteit de windweerstand verzekeren (ja, hout is licht en moet verankerd worden) zonder het akoestische comfort te verminderen terwijl de ventilatieleidingen in de vloeren worden geïntegreerd. Het contrast tussen de gevels bedekt met een gekleurde minerale pleister en de nauwkeurig aangepaste bebording in natuurlijk hout verleent het geheel de juiste basistoon. Naar het voorbeeld van de bewoners spreekt het project een eenvoudige lingua franca en geeft zo een beeld van een diversiteit die teruggebracht werd tot een gemeenschappelijke noemer, die van het samen leven. Een langgerekt houten balkon zorgt voor een meer bewerkte figuur en een schaduwspel op de gevel. Er stonden de architect verschillende uitdagingen te wachten. Hoewel hij al heel wat ervaring had met ontwerpen voor lage-energiegebouwen, was dit zijn eerste ervaring met de passiefstandaard en de bijhorende berekeningssoftware, PHPP: "We hadden al vaak gezegd dat we een instrument zouden moeten kunnen uitvinden om ons te helpen en op dag was het er, helemaal kant-en-klaar. Wij waren echt blij dat we er gebruik van konden maken." Hoewel hij vertrouwd was met het bouwen in hout en kon rekenen op de steun van ondernemingen met ervaring binnen het domein, moest de architect vaststellen dat het optrekken van een gebouw met 4 niveaus "toch wel een hele uitdaging was!" De operatie verliep volgens een schema van ontwerp/uitvoering en dat was zeker in het voordeel van de 14 gezinnen, aangezien de prijzen echt verankerd waren. "We hebben ons gehouden aan een bouwprijs van 1.150 €/m² zonder btw en erelonen."

Het participatieve karakter van het project kon de architect wel bekoren: "Het is al het voorafgaande werk door de toekomstige bewoners dat me heeft aangetrokken: de drie workshops die ze gehouden hebben om het dossier van de wedstrijd voor te bereiden met daarin de dromen van iedereen, de financiële limieten, enz." De routines op de werf werden soms zelfs omvergeworpen: "De leden van L’Espoir hebben de werf echt opgevolgd. Ze hebben bij alles geholpen, maar waren ook actief betrokken bij de beslissingen tijdens de werffase." Deze participatie verliep voorbeeldig: "deze werf was voor iedereen een gelegenheid om te evolueren, zowel voor de architect als de aannemer, maar ook voor de bouwheren, want sommigen onder hen hebben zelfs een opleiding energie gevolgd." Om de bewoners te begeleiden bij hun kennismaking met de passiefstandaard, heeft de architect een kleine gebruiksaanwijzing opgesteld, "zo pedagogisch en zo eenvoudig mogelijk, met zo weinig mogelijk technische termen." Dit document, dat in oktober aan de gezinnen wordt voorgesteld, zal beetje bij beetje verder verfijnd worden. Van start gaan met een nieuwe wooncultuur, dat is een zorg die ook Alain Hubert, peter van de vereniging, deelt: "deze ervaring brengt ons terug bij een belangrijke problematiek hier in Europa en in België, die van de beperkingen van de technische systemen ten opzichte van de educatie van de gebruiker. Ik denk dat als we goed willen leven in een laag-energiegebouw of een passief gebouw, er een opleiding nodig is en op dat vlak is er nog heel wat werk aan de winkel." Heel wat beheerders van sociale woningparken zijn volledig ontsteld door het gebrek aan respect voor het "openbaar goed". Zelfs binnen de privésector leert de ervaring met gegroepeerde projecten dat het altijd moeilijk is om personen bij elkaar te brengen die er niet voor gekozen hebben om samen te zijn. "Met het project L’Espoir, zo benadrukt Damien Carnoy, ligt dat helemaal anders: ze kenden elkaar voordien, omdat ze samen al een parcours afgelegd hadden. Dat verandert alles volledig."■ 1 Voor meer details over het avontuur, zie Thomas Dawance, Immigrés pauvres éco-bâtisseurs, in Alter Echos n°258, 12.09.2008.

14 woningen

be.passive 05

63


be.passive stelt

een renovatie voor

tekst

Julie Willem

64

be.passive 05

foto's

Valerie Clarysse

een renovatie


Renovatie in Oudenaarde Opdrachtgever Dirk Van Dorpe

www.dvd-metaal.be

Architect Dirk BAERT & Bernard LIBERT www.baert-libert.be

Stabiliteitsingenieur Rik Van Rossen Studiebureau @home energiezuinig bouwen, Dhr. Bart Humbeeck ventilatie Klimacomfort Cellulose Liparos Schrijnwerk Luc Martens bvba Dak Roofingwerken Himbrecht Eric

Inblaasisolatie

gelijkvloers

Toen zijn atelier, dat in een te smal geworden industriële hal gevestigd was, moest verhuizen, heeft de eigenaar lang nagedacht over de reconversie van het gebouw. Aangezien het weinig waarschijnlijk was dat de site een nieuwe uitbatingsvergunning zou krijgen, kon er ook geen sprake van zijn om deze aan een andere industrie te verkopen. En om de industriële hal bewoonbaar te maken en te verkopen aan particulieren leken het gebrek aan comfort en de omvang van het gebouw onoverkomelijke nadelen. Hoewel, … De traditie van de lofts (die ondertussen al bijna stamt uit de tijd van onze voorouders) toont aan in hoeverre de industriële configuraties omgevormd kunnen worden tot verrassende leefruimtes. En dan maakt de eigenaar kennis met het comfort van passieve constructies. Zijn nieuwsgierigheid is geprikkeld en hij wil de uitdaging aangaan om het gebouw te behouden en te verbouwen om er dan zijn eigen gezin in onder te brengen. De renovatie wordt toevertrouwd aan de architecten Dirk Baert en Bernard Libert. Voor hen is het hun allereerste passieve project, maar ze zijn goed voorbereid dankzij hun aanzienlijke ervaring in de lageenergiebouw. Toch hebben de architecten en de klant nood aan een grondige studieperiode om de implicaties van het project goed te leren beheersen.

De industriële structuur heeft verschillende nadelen: een op energievlak rampzalige compactheid, weinig licht, weinig uitzicht, geen comfort, ... Ze biedt echter wel het voordeel van een grote oppervlakte zonder muren wat een volledig flexibele inrichting mogelijk maakt. Het ruimtelijke ontwerp van het project plaatst de functies op hun ideale plek ten opzichte van de oriëntering en de uitzichten terwijl een vloeiende en open centrale ruimte behouden blijft. Er worden grote vensteropeningen gemaakt om licht binnen te laten in de leefruimtes en kleinere ramen in de nachtruimtes. Het geheel bevindt zich op het gelijkvloers en het licht dringt door tot in het hartje van de ruimte dankzij een terras dat uitgehouwen werd uit het gebouwenblok. Wat het energetisch ontwerp betreft willen de architecten gaan voor de uitvoering van een doos in een doos: het bestaande gebouw doet voornamelijk dienst als dichting voor een isolerende tegenwand aan de binnenkant. Dankzij dit ingenieuze systeem en de configuratie van het pand kan het gebouw gerenoveerd worden zonder zware structurele interventies. Zo kan de volledige nieuwe wand uitgevoerd worden zonder koudebruggen, iets wat bijvoorbeeld onmogelijk zou geweest zijn voor een gebouw met verschillende verdiepingen en draagmuren. ►

0 1

een renovatie

5m

be.passive 05

65


bouwjaar - verbouwjaar 1965 - 2007

Snede doorheen de woning

Vloeroppervlak 281 m² Netto energiebehoefte voor verwarming volgens phpp 14.7 kWh/m² jaar K 14 EPDM dakdichting isolatie PIR 10 cm bestaande dakdichting bestaande/nieuwe balken + cellulose isolatie 19 cm dampscherm leidingspouw ventilatiekanalen 40 cm rotswol 15 cm latwerk 3 cm gipsplaat + pleisterwerk 1.9 cm

gewapende gepolierde betonplaat 10 cm PE folie gespoten PUR-schuim 25 cm betontegels 20 cm

bestaand metselwerk14+3+9 cm isolatie PUR 16.4 cm dampscherm leidingenspouw kepers + rotswol 10 cm gipsplaat + pleisterwerk 1.9 cm

E 59 Luchtdichtheid 0.47 V/h U-waarden muren : 0.059 W/m².K vloer : 0.112 W/m².K dak : 0.080W/m².K Uf : 0.80 W/m²K Ug : 0.60 W/m²K Systemen balansventilatie grondbuis zonnepanelen voorzien Bedrag van de werken zonder BTW en zonder erelonen 110 415 € of 392 €/m² (voorzichtigheid is geboden wat de prijs betreft, want een groot deel van de werken werd rechtstreeks door de bouwheer uitgevoerd)

66

be.passive 05

een renovatie


Voor de uitvoering van de beschermende binnenisolatie gebruiken de architecten een hele waaier aan isolatiematerialen. De PUR, die een thermische, maar ook hoge mechanische weerstand biedt, wordt onder de vloertegel (25 cm) gespoten en in paneelvorm gebruikt voor de wanden (2x8cm). Maar door de zwakke akoestische prestaties zien de architecten zichgenoodzaakt de binnenwand te verdubbelen met 10 cm minerale wol in een houten onderconstructie. Deze is dan wel minder doeltreffend op thermisch vlak, maar beschikt over uitstekende akoestische kwaliteiten. Voor de opvulling tussen de lagen blijkt cellulose het meest geschikte materiaal: het wordt ingeblazen en vult op een homogene en continue manier de volledige ruimte (met een dikte van 19 cm) tussen de twee lagen. Er wordt ook een laag van 10 cm PIR toegevoegd in het dak om de isolatie te vervolledigen: met een gelijke lambdacoëfficiënt beschikt PIR over een betere brandweerstand dan PUR. Dat is dus de doos met inblaasisolatie binnenin de luchtdichte doos. Blijft nog de bijzondere kwestie van de migratie van de waterdamp binnen een

dergelijke compositie. Er werden verschillende lagen dampscherm aangebracht tussen de isolatielagen om condensatieproblemen te voorkomen en om de luchtdichtheid te garanderen. Bovendien laat de bestaande configuratie van het gebouw toe het gevoelige probleem van het drogen van de gevelsteen te vermijden, aangezien de bestaande muur bestaat uit een geventileerde ruimte. In een massieve bakstenen muur bestaat een risico op beschadiging wanneer de baksteen zich volzuigt met water en dan bevriest. Maar daar zullen we het wel eens over hebben in een volgend nummer van be.passive. Met dit project laten Dirk Baert en Bernard Libert zien dat het mogelijk is een renovatie te verwezenlijken die voldoet aan de passiefstandaard, en wel in een configuratie die nochtans extreem uitgestrekt en anticompact is. Betekent dit dat er een nieuwe toekomst is weggelegd voor de energieverslindende industriële gebouwen? ■ Voor meer details, zie : www.lehr.be/NL-P-Oudenaarde.htm

bestaand buitenspouwblad

bestaand binnenspouwblad

isolatie PUR 16.4 cm

dampschem rotswol 10 cm dampschem pleisterwerk op gipsplaat

langse snede

een renovatie

be.passive 05

67


be.passive stelt

een brandweerkazerne voor

tekst

Bernard Deprez

68

be.passive 05

fotos

Manfred Zentsch, Bernard Deprez

een brandweerkazerne


Een passieve brandweerkazerne in Heidelberg Opdrachtgever Gesellschatf für Grund- und Hausbesitz mbH Heidelberg Architect Prof. Peter Kulka, Henryk Urbanietz Architekten Studiebureau Faisability study door Passivhaus Institüt

Een passieve brandweerkazerne in Heidelberg

Inplanting

De brandweerkazerne van Heidelberg, opgetrokken in 2007 na afloop van wedstrijd die dat gewonnen werd door de architecten Peter Kulka1 en Henryk Urbanietz, is de eerste passieve kazerne ter wereld. Rekening houdend met de begrijpelijke ongerustheid die onlangs door de Belgische brandweer werd geuit, in het bijzonder wat betreft het risico op backdraft en flashover 2 in heel geïsoleerde en sterk luchtdichte gebouwen, wilde be.passive weten hoe de Duitse brandweerlui in Heidelberg te werk gegaan zijn bij het passief bouwen. Het project van Peter Kulka, dat representatief is voor de Duitse "nieuwe eenvoud", werd door de jury unaniem gekozen omwille van de plastische, maar ook functionele kwaliteiten, en die zijn onontbeerlijk wanneer de veiligheid afhangt van de reactiesnelheid van de mannen die van wacht zijn. De kazerne ligt op een moeilijke plaats, in een "Stadtbrache", een braakliggende stadsrand. De volumetrie lijkt een letterlijke vertaling van het programma voor te stellen. Een grote garage (niet passief) met 30 vrachtwagens klaar voor vertrek draagt het echte passieve woonvolume van de kazerne: twee verdiepingen met wachtkamers, sanitaire voorzieningen en sport- en ontspanningsruimten. Daarboven ligt nog een derde verdieping voor de administratie en de wachtposten. De centralisten werken in een soort van observatiepost (hoewel de controle vandaag uiteraard gegarandeerd wordt door de computerschermen en de telefonie) in een overhangend gedeelte boven de garages. Het lijkt wel een springplank die gedragen

wordt door de enkele punten van een driehoekige structuur in fijn draadwerk. Een ander vooruitstekend element – de droogtoren voor de brandspuiten– is 34 m hoog en volledig bedekt met fotovoltaïsche sensoren. Deze twee volumes achter een schrale afrastering verlenen de kazerne haar dynamische en rechte aspect – naar het voorbeeld van de brandweermannen die een spelletje kaart spelen, maar toch klaar zijn om te reageren bij het eerste alarmsignaal – en lijken wel te waken over de poorten van de stad. De publieke overheden van Heidelberg, zich bewust van hun voorbeeldfunctie, steunen het passief bouwen en hebben ervoor gekozen hier een gebouw neer te zetten dat veel krachtigere prestaties levert dan vereist door de geldende regels. Naast heel wat woningen heeft de stad ook een passieve sporthal gebouwd en het naburige dorp Neckargemünd kreeg een grote passieveschool. Voor architect Kulka was het zijn eerste ervaring met de passiefstandaard en hoewel de isolatiediktes geen enkel probleem vormden voor een gebouw van deze omvang "was het de luchtdichtheid die voor de meeste moeilijkheden gezorgd heeft". Het was ook noodzakelijk de koudebruggen te beperken ter hoogte van ieder contactpunt tussen het geïsoleerde volume en de metalen buitenstructuur van de tweede verdieping. Zowel in de winter als in de zomer verdeelt een grondbuis verse lucht naar de verschillende gedecentraliseerde warmtewisselaars die voor de► een brandweerkazerne

be.passive 05

69


70

toevoer van warmte in de winter aangesloten zijn op het stedelijke netwerk. Dankzij de ramen die open kunnen, kan een ventilatiestrategie ontwikkeld worden die soms wel noodzakelijk is, want de kazerne is 24u op 24 bemand, zowel in de zomer als in de winter, en dat genereert uiteraard een erg specifiek profiel wat betreft interne warmtewinsten en controle van het comfort. Een beheer via lichtgevoelige sensoren zorgt voor een vermindering van de behoefte aan kunstlicht en van de ongewenste warmtetoevoer. Een extensief dak zorgt bovendien voor een bescherming tegen de zomerse zonnestralen. Volgens Commandant H. Schlechter definiĂŤren de reglementen betreffende de brandpreventie geen bijzondere vereisten voor passieve gebouwen. In werkelijkheid zijn de publieke overheden van dit land, waar de vereisten op het vlak van isolatie- en

luchtdichtheid al lang veel strenger zijn dan in BelgiĂŤ, van mening dat passieve gebouwen niet al te erg afwijken van de norm. Algemene bepalingen zoals compartimentering, brandwerende luiken, enz. zijn verplicht voor alle gebouwen, afhankelijk van hun afmetingen. Toch bestaat het risico dat een brand in een erg luchtdicht huis pas zeer laat wordt opgemerkt of gewoon verstikt. De rookontwikkeling in het gebouw is dan echt gevaarlijk voor de bewoners en daarom raadt de brandweer de installatie van rookdetectoren aan. Wanneer een brand toch tot ontwikkeling komt, dan zal de ruimte heel sterk opwarmen en de isolerende ramen zullen pas laat springen. Bij een dergelijke temperatuur zorgt een plotse toevoer van zuurstof voor een situatie waarin het risico op een algemene vlamoverslag (flashover) weldegelijk reĂŤel is. De

verdieping+1

verdieping+3

gelijkvloers

verdieping+2

be.passive 05

een brandweerkazerne


Duitse brandweerlieden worden tijdens hun opleiding vertrouwd gemaakt met dit probleem en passen controleprocedures toe bij een interventie. De wachtdiensten van de brandweermannen zijn veeleisend: ze komen toe om 7u ’s morgens en gaan pas 24 uur later weer naar huis, en dit twee keer per week. Het is dus erg belangrijk om hen een comfortabele, gezonde en rustgevende leef-, oefen- en wachtruimte te bieden waar ze op elk moment opgeroepen kunnen worden voor een opdracht. De passiefstandaard biedt hier een elegante oplossing voor onderling verbonden functionele en menselijke vraagstukken.■ 1 www.peterkulka.de 2 Wilt u meer weten over deze technische termen, neem dan een kijkje op de website www.flashover.fr

Vloeroppervlak 8.437 m² Netto energiebehoefte voor verwarming volgens phpp 15 kWh/m² jaar Luchtdichtheid 0.6 V/h U-waarden gevel : 0.127 W/m².K dak : 0.096W/m².K U f : 0.80 W/m²K Systemen Thermische onderbreking van de dragende structuur Warmtewisselaar (25.000 m³/u) aangesloten op een grondbuis Warmtetoevoer via het stedelijke warmtenetwerk Interne zonneweringen Extensief groendak Fotovoltaïsch vermogen: 65,2 kWp (540 m²)

een brandweerkazerne

be.passive 05

71


Énergie & Habitat : een "duurzame" beurs in de spotlights Het Salon Eergie & Habitat opent zijn deuren in Namur Expo van 26 tot 29 november. Ter gelegenheid van deze 4de editie stellen de organisatoren twee colloquia voor die voornamelijk voorbehouden zijn voor architecten en andere professionals van de bouwsector: het beheer van de verlichting" en "de duurzame stadsplanning". Tijdens de "professionele" dag op vrijdag 26 november wil Energie & Habitat een thema uitdiepen dat zelden aan bod komt in het kader van een beurs die gewijd is aan de energiebeheersing: het beheer van de verlichting. Verlichting is een vak dat hoge techniciteit en emotie nauw met elkaar verbindt. Hoe kan een heldere sfeer gecreëerd worden? Hoe kan de blik naar een detail getrokken worden? Licht, of het nu natuurlijk licht of kunstlicht is, is een speler binnen de architectuur waar men niet omheen kan. Direct, scherp, gemodelleerd of gedempt licht, het is inderdaad onlosmakelijk verbonden met de architectuur. Het configureert volumes en lijstwerken, speelt met materialen, onthult vormen en kleuren, en helpt gebouwen zich volledig te integreren in hun omgeving. Maar verlichting onthult niet alleen het esthetische aspect: de energie- en milieuaspecten worden ook aangekaart tijdens dit colloquium. Het aantal werkende lampen (alle types door elkaar) op aarde wordt op 30 miljard geschat. En aangezien hun levensduur in de meeste gevallen niet echt optimaal is, produceert de industrie jaarlijks ongeveer 10 miljard extra lampen. De post "verlichting" alleen al vertegenwoordigt 15 à 20% van de wereldwijde elektriciteitsproductie in de ontwikkelde landen en stoot 2 miljard ton broeikasgassen uit! Een Belgisch gezin verbruikt vandaag gemiddeld 250 kWh per jaar om zich te verlichten en dat vertegenwoordigt 2 tot 3% van het energieverbruik in de woningen. Dat is niet enorm in vergelijking met de kosten voor verwarming, maar het gaat toch om een paar honderden euro per jaar waarvan een groot deel bespaard zou kunnen worden door te kiezen voor goedkopere oplossingen. Wanneer: vrijdag 26 november van 14 tot 17u30 Inkom (met inbegrip van een bezoek aan de beurs): 8 € voor de professionals mits voorafgaande inschrijving. Inschrijving en volledig programma op:

www.energie-habitat.be

energie & habitat 72

be.passive 05

Duurzame stadsplanning, leefbare steden

Nog een colloquium dat zeker zal kunnen rekenen op de belangstelling van de professionals van de bouwsector: het onderzoek met betrekking tot de duurzame stadsplanning. Voor deze gelegenheid komen Belgische en buitenlandse sprekers vertellen over de ervaringen in hun landen inzake duurzame stadsplanning. Maar wat dekt dit nieuwe concept precies? Het is ook wel een beetje grappig, want tegenwoordig dekt "duurzaam" (net als "bio") heel wat ladingen, afhankelijk van de belangen van diegenen die iets willen verkopen. En toch, wedden dat het begrip "duurzame stadsplanning" in de nabije toekomst een politieke prioriteit zal worden. Schematisch gezien gaat het om een stadsplanning die op een consequente manier een perspectief van duurzame ontwikkeling integreert in de inrichting van het territorium en de stadsinrichting. Ondanks enkele ervaringen in die richting (namelijk de ecowijken) vormt het stadsmodel dat op dit moment in België overheerst een letterlijke vertaling, in termen van ruimtelijke organisatie en ontwerp van de infrastructuren, van een ontwikkelingssysteem dat gebaseerd is op de illusie van onuitputtelijke hulpbronnen en op de systematische onderschatting van de impact op het milieu en de gezondheid. Jammer, want een "duurzame" stadsplanning, door de promotie van een gemengd gebruik van de ruimte, zou het meeste profijt kunnen hebben van de voordelen van de nabijheid en zo zouden de trajecten tussen de woonplaats, de winkels en de werkplek tot een minimum beperkt worden. De noodzaak om ons energieverbruik en onze uitstoot van broeikasgassen te beperken laat ons bovendien niet echt een alternatief. ■ Wanneer: maandag 29 november van 9u30 tot 17u30 Inkom (met inbegrip van een bezoek aan de beurs): 8 € Inschrijving en volledig programma op:

www.energie-habitat.be


(3)

(2)

26 november 10 (5)

(5)

Van 14.00 tot 18.00

(1)

ARCHITECTUUR VOORDRACHTEN Samenspel tussen licht en architectuur (2)

namur expo

(2)

(3) (5) (4)

(4)

(1)

(4)

(1) (3)

In het kader van het salon (1)

(2)

(2)

> Thomas Obermann (2)

SpREkERS mET fAAm : > Much Untertrifaller (1) Architectuurbureau Dietrich|Untertrifaller Architekten Bureau waar onderzoek rond “natuurlijk licht” en architecturale creativiteit centraal staan Dietrich&Untertrifaller, dragers van de Vorarlberg architectuur. www.dietrich.untertrifaller.com

Georganiseerd in samenwerking met het Europees project Eurowood IV in het kader van het programma Interreg IV Frankrijk Wallonië Vlaanderen.

Architekten BKSP Grabau Leiber Obermann & Partner De nieuwe hoofdzetel van de groep VHV in Hannover, nauwe samenwerking tussen architect Thomas Obermann en de prestigieuse, uiterst hedendaagse verlichtingsfabrikant Zumtobel! www.bksp.de

> Barbara Hediger (3) Light-landscaping Verlichting van de Dexia toren in Brussel! Verlichting van de stad Brussel… ook van haar! www.hediger.be

> François Deprez et Jacques Fryns (4) Architectuurbureau ARTAU en licht studie Binneninrichting van het hôtel SAS Radisson in Spa: uiterst geslaagd samenspel tussen omliggende natuur en verlichting. www.artau.be - www.jacquesfryns.be

> Steven Beckers (5) Bureau Art&Build, partner Renovatie van de Berlaymont, Bibliotheek voor Menswetenschappen aan de ULB, Centrale Bank van Addis in Ethiopië… Een weelde aan architecturale projecten waar “licht” de hoofdrol speelt. www.artbuild.com

Interreg efface les frontières

Interreg doet grenzen vervagen Met de steun van:

Union eUropéenne Union européenne Fonds eUropéen de développement régional

Fonds Européen de Développement Régional Interreg efface les frontières Interreg doet grenzen vervagen

Inschrijving en programma op www.energie-habitat.be 26 NOVEmbER 2010, VAN 14U TOT 18U - AUDITORIU m NAmUR ExpO

be.passive 05

73


gecentraliseerde of gedecentraliseerde ventilatie? detail

tekst Denis Lefébure

De bouw van een passief of lage-energiegebouw met verschillende units met eenzelfde bestemming of met verschillende bestemmingen doet van in de energetische ontwerpfase onvermijdelijk vragen rijzen over de installatie van een gecentraliseerde of gedecentraliseerde balansventilatiegroep. Met ‘gecentraliseerd’ bedoelen we een ventilatiegroep met wisselaar die het geheel van de units van het gebouw bedient en met ‘gedecentraliseerd’ bedoelen we een ventilatiegroep in iedere unit. Tijdens het PassiveHouse Symposium 2010 heeft dhr. Plettinck de resultaten voorgesteld van een vergelijking van de ventilatiesystemen in alle projecten die geselecteerd waren als ‘Voorbeeldgebouwen’ in het kader van de openbare aanbesteding die gelanceerd werd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hij kwam tot de conclusie dat "enkele voorbeelden uit die 'Voorbeeldgebouwen' illustreren dat geen enkele keuze domineert. Zowel de centralisering als de decentralisering hebben hun voorstanders. » Toch weet iedere gebruiker van PHPP dat de lengte en de warmte-isolatie van de kokers tussen buiten en de groep of tussen de groep en het beschermde volume een grote invloed hebben op het al dan niet behalen van de heilige waarde van 15 kWh/m².jaar. In dit artikel willen we laten zien op welke manier beide systemen en hun varianten ingevoerd kunnen worden op de PHPP-bladen en wat hun invloed is op het eindresultaat. Als voorbeeld vergelijken we de netto energiebehoefte van een appartement gebaseerd op de verschillende ventilatiesystemen. Het appartement in kwestie wordt weergegeven op figuur 1. Het gaat om een appartement op de eerste verdieping van een klein woongebouw tussen twee aanpalende gebouwen. In het kader van dit project werd gekozen voor de plaatsing van twee gecentraliseerde leidingen met individuele ventilatiegroepen per appartement.

type verdieping

Gecentraliseerd systeem. op 1,5 m.) en zodra de interne kokers (centrale leidingen en leidingen van iedere unit) de beschermd volume van het gebouw binnenkomen, hebben ze allemaal een temperatuur van ± 20°C. De leidingen binnen het verwarmde volume moeten dus niet met isolatiemateriaal bekleed worden. De 2 m aan leidingen kunnen dus gemakkelijk geïsoleerd worden met 10 cm isolatiemateriaal, en dit tegen een minieme kost.

Dhr. Plettinck wijst op de belangrijkste voordelen van dit type installatie in vergelijking met een gedecentraliseerd systeem: een eenvoudigere plaatsing, een gemakkelijker onderhoud, plaatswinst in de appartementen en akoestische overlast van de groepen die buiten de appartementen blijft. Wat de nadelen betreft, vermelden we dat iedere groep niet onafhankelijk is op het vlak van verbruik, comforttemperatuur en dat men doorgaans een hoger energieverbruik heeft voor de gecentraliseerde groep dan voor de som van de ventilatiegroepen per appartement. Wat het energetische ontwerp betreft is dit het beste systeem. De groep ligt immers in de buurt van de gebouwschil (bijvoorbeeld

74

be.passive 05

detail

In de PHPP voeren we voor een dergelijke groep het volgende in: • De lengte van de leidingen tussen de groep en het verwarmde omhulsel van het gebouw; • De diameter van de leidingen; • De kenmerken van de warmte-isolator; • Het debiet voor het appartement in kwestie; • De temperatuur van de ruimte waarin de groep zich bevindt (buitentemperatuur, evenwichtstemperatuur in een technisch lokaal of een kelder, enz.). Als we bij dit voorbeeld een groep in het dak plaatsen met leidingen van 2 m en 10 cm warmte-isolatie rond de leidingen en als alle andere hypotheses gelijk blijven, dan krijgen we een eindresultaat van 13,90 kWh/m².jaar.►


Het vuur. De passie.

Morsร 7642

Staaltjes van design, ja, een streling voor het oog. Karakter en elegantie onderlijnen uw stijl. Het mooie vuur geeft heerlijke warmte. Gezelligheid. Emotie. Kachels en haarden bij de Kachelexperten: een bijzonder warme ervaring. Koester de passie waarmee ze gemaakt zijn.

Handรถl 26T

VAN DEN BERGE - 1501 BUIZINGEN I DE GREEF - 1640 ST GENESIUS RODE I GOEYVAERTS - 2100 DEURNE COOLS JAN - 2275 POEDERLEE I DE BACKER JOS - 2840 RUMST I FORCEVILLE VERW. - 2850 BOOM AMA - 2950 KAPELLEN I STANDARD AHZ - 3000 LEUVEN I DE RUYTER MARC - 3300 OPLINTER BALLET - 3510 KERMT I DANIELS - 3960 BREE I MEYNS-DOSSCHE - 8460 OUDENBURG PIA MANU - 8770 INGELMUNSTER I DE BAERE HAARDEN - 8790 WAREGEM VERPLANCKE - 8793 WAREGEM I VERBEKE - 8970 POPERINGE I HANS VAN OPDORP - 9255 BUGGENHOUT DIRANTO-DE BOEVER - 9620 ZOTTEGEM I IGNIS - 9810 NAZARETH I IGNIS - 9250 WAASMUNSTER LIPPENS - 9930 ZOMERGEM

bij ons vind je het allemaal !

Rais Poleo

www.kachelexpert.be

be.passive 05

75


Gedecentraliseerd systeem

Gedecentraliseerd systeem met afvoer en aanvoer op elk niveau in de gevel

Gedecentraliseerd systeem met centrale luchtkolom voor de luchtaanvoer en -afvoer Het invullen van het ‘ventilatieblad’ is eenvoudig en beperkt zich tot de lengte van de leidingen tussen de groep en de verticale leidingen. We mogen echter het verlies van het appartement naar de technische koker niet vergeten. Daarvan moeten we vooraf de evenwichtstemperatuur berekenen (deze temperatuur moet rekening houden met de verliezen naar de verticale leidingen). Deze laatste berekening zal het globale resultaat verminderen.

Wat het energetisch ontwerp betreft, worden heel wat verschillende kleine ‘koude’ leidingen naar het verwarmde gedeelde gevoerd. Een eerste mogelijkheid bestaat erin de lucht uit de gevel te halen en die daar ook af te voeren. Dat vereist in ieder geval de plaatsing van vrij lange leidingen binnen in het appartement, die dan in valse plafonds geplaatst moeten worden. Aangezien de hoogte van de valse plafonds beperkt is, kunnen de ventilatieleidingen doorgaans niet geïsoleerd worden met een isolatielaag dikker dan 5 cm. Voor het project uit de inleiding gaan we uit van een pulsieleiding van 1.50 m lang, een extractiekoker van 4 meter voor de afvoer en een warmte-isolatie van 5 cm. We komen dan tot een netto energiebehoefte van 14,70 kWh/m².jaar. Aangezien het technische lokaal in het midden van het gebouw ligt zullen de leidingen 3.50 m lang zijn voor de pulsie en 7 m lang voor de extractie. In dat geval bedraagt de netto energiebehoefte 16,40 kWh/m².jaar.

Rekening houdend met een isolatie van 10 cm rond de verticale leidingen, zal de evenwichtstemperatuur van de leiding 14,2°C bedragen en zo komen we tot een netto energiebehoefte van 14,60 kWh/m².jaar. De afmetingen van de uitvoering zijn erg belangrijk: 10 cm warmte-isolatie en 12 cm isolatie voor de wanden van technische koker. In dat geval legt de wetgeving betreffende de brandweerstand een compartimentering en de ventilatie van de technische kokers op (minstens 10 % van de doorsnede van de koker). Omwille van de brandweerstand hebben we dus de neiging de gecentraliseerde kokers uit te voeren in metselwerk en dus is er isolatie nodig om het verlies naar deze leidingen te beperken. Daardoor zullen de afmetingen van de leidingen dus aanzienlijk groter worden. Bovendien is de verwezenlijking van de luchtdichtheid ook veel complexer, want er zijn meer gevels die luchtdicht gemaakt moeten worden. We kunnen de technische leidingen ook op ieder niveau onderbreken en dus niet langer beschikken over een leidingen zoals vereist door de brandweer. Dan moet echter wel een brandwerend luik voorzien worden of een brandwerende installatie in de doorvoer ter hoogte van iedere vloer. Een interessante alternatieve oplossing bestaat erin alle individuele ventilatiegroepen buiten de appartementen te plaatsen (in de kelder bijvoorbeeld), als het aantal appartementen niet te groot is.

"Semicollectief" ventilatiesysteem In dit geval bevinden de wisselaar en de filters zich voor alle units buiten het verwarmde volume, maar er worden dan wel motoren geplaatst die de ventilatiedebieten kunnen regelen (pulsie en extractie) aan de ingang van ieder appartement. Op voorwaarde dat de doorvoeren door de vloeren tussen de appartementen brandbestendig gemaakt worden om geen

verticale technische koker te moeten plaatsen, biedt deze oplossing het voordeel dat het gebouw een omhulsel krijgt zonder zwakke plek (technische koker, verticale kokers, enz.). Bovendien wordt een zelfstandig beheer per appartement mogelijk. Het verbruik voor bovenstaand voorbeeld bedraagt dan 13,90 kWh/m².jaar en dat is vergelijkbaar met het gecentraliseerde systeem.

Conclusie We kunnen dus besluiten dat er van bij de eerste schetsen van het project rekening gehouden moet worden met de organisatie van de ventilatie in een collectieve woning. Ieder geval moet apart bestudeerd worden en de organisatie van de ventilatie zal telkens anders zijn, maar het niet creëren van een ‘koude’ koker binnen het verwarmde volume moet een basisprincipe blijven bij het ontwerp, zowel wat betreft het uiteindelijke verbruik van de verwarmingsbehoefte als de luchtdichtheid door de vermenigvuldiging van de externe oppervlaktes.■

76

be.passive 05

detail


ÖkoFEN Pellematic Smart : comfortabel, compact en CO2-neutraal.

W

NIEU

Verwarming en sanitair warmwater voor uw laag-energie-woning of passiefhuis Condenserende pelletverwarming, buffervat en hydrauliek in één!

www.okofen.be

maisondelapub.be

Energie & Habitat 26 - 29 november Expo Namen

ancienneté I expérience qualité I ossature réalisée en nos ateliers I finitions

Maison témoin passive (Ovifat) ouverte les samedis de 9h à 12h ou sur rendez-vous

Naturhome s.a. Deiffelt, 33 - B-6670 GOUVY I Tél.: +32 (0)80 51 71 24 I www. naturhome.net I info@naturhome.net


tekst

Edith Coune

Liefste nicht, Ik moet je een "weinig elegant" verhaal vertellen. Ik moet er zelf nog altijd om lachen. Gisteren dronk ik een kopje koffie bij de buurvrouw toen haar zoon Jean net op bezoek was. Misschien ken je hem nog wel, jullie zaten samen op school. Wel, tegenwoordig werkt hij bij een bouwbedrijf waarvan de naam me nu even ontsnapt. Uiteraard hebben we gepraat over passieve constructies en ik moet zeggen dat hij erg onder de indruk leek over mijn kennis. Ook in zijn bedrijf wagen ze zich nu aan het passief bouwen, maar dat was uiteraard niet altijd zo. Hij vertelde me dat wanneer het enkele jaren geleden over passief bouwen ging, dat meestal gebeurde in de stijl van: "oh ja, passief bouwen! Je laat een goede wind en je hebt het drie maanden lang lekker warm" (ik heb je gewaarschuwd! Niet echt elegant, maar wel schitterend! Vind je niet?) Nu vroeg ik me toch iets af. Hebben de bewoners van passievehuizen het niet veel te warm gehad tijdens de maand juli? Bij mij was het ruim boven de 30° en ’s nachts kon ik maar geen verkoeling vinden. Hoe gebeurt dat in een passiefhuis? Is het daar erger of net beter? Kan jij me er wat meer over vertellen, want ik begin hier in de wijk bekend te worden als de specialiste op het vlak van passief bouwen en ik reken op jou om die reputatie te kunnen behouden, Je tante Monique

Liefste tante, Je zin voor humor wordt er met de jaren duidelijk niet beter op! Maar uiteindelijk stel je wel een heel interessante vraag. Wat men de "beperking van de oververhitting" noemt, werd weerhouden als een van de kwaliteitscriteria van de passiefstandaard, naast de netto energiebehoefte voor verwarming en de luchtdichtheid. Aangezien de warmtetoevoer in een passiefhuis opgeslagen wordt, moet deze beperkt kunnen worden tijdens periodes van aanhoudende hitte zoals we in juli gekend hebben. Dat kan door de thermische inertie van het gebouw, door de oriëntering en de raamoppervlakte, door de installatie van een zonnewering, … En uiteraard ook (vaak moet alles tegelijk gebeuren) door de nachtventilatie die luistert naar de mooie naam night cooling (ik zeg het er maar even bij, zodat je indruk kan maken op je vriendinnen). Wat er ook van zij, er moet al aan gedacht worden bij het ontwerpen van het project. Dat is essentieel.

Ik wil ook nog even terugkomen op de ongelofelijke week van 3 tot 10 juli 2010. Het Passiefhuis Platform heeft de bewoners van verschillende passievehuizen in België geïnterviewd over de manier waarop zij deze hittegolf hebben ervaren. Ik kan je de samenvatting toesturen als je dat wenst, maar in grote lijnen was er gewoon geen enkel probleem! Niemand heeft het zo warm gehad als jij in je oude traditionele woning. De meeste bewoners van passievehuizen voelden zich bevoorrecht te kunnen genieten van temperaturen die schommelden tussen 24° en 27° terwijl de buitentemperaturen zelfs ’s nachts niet erg 28° zakten. De meest extreme temperaturen (29°-30°) werden gemeten bij mensen die op vakantie waren en die er niet waren om ‘s nachts voldoende te ventileren, maar die hadden daar natuurlijk ook geen last van. Weer een geslaagde test voor de passiefstandaard! Een knuffel, Je nicht

78

be.passive 05

tante monique


Met Pierret System, treedt u toe tot de beste isolatie. Uw 0,73

Uw 0,78

Uw 1,01

Dag na dag is onze afdeling R&D in de weer om de energieprestatie van het raamwerk Pierret System te optimaliseren. Dat is de reden waarom de Uw-waarde van onze Passieve en Energiezuinige ramen ongeĂŤvenaard blijft. Onze samenwerkingen met talrijke aannemers hebben ervoor gezorgd dat we een intern studiebureau konden oprichten, dat zeer bekwaam is inzake de verbindingen van schrijnwerk aan de ruwbouw. Daarom is het Pierret System de ideale partner voor professionelen uit de sector van de Passieve- en Energiezuinigbouw. Het Pierret System biedt de grootste keuze in deuren en ramen in Pvc, Aluminium, Hout en Hout-Aluminium, maar ook een productie door hooggekwalificeerd personeel, een garantie tot 15 jaar en een grote verscheidenheid aan kleuren, profielen en design.

Pvc

Alu

Hout

Hout-Alu w w w . p i e r r e t - s y s t e m . c obe.passive m

05

79


Wie naar Antarctica vertrekt, treedt binnen in een extreme wereld. We kenden het isolatievermogen van het poolstation heel goed en we hadden er dus alle vertrouwen in. We hebben gemerkt dat zodra we met een tiental personen zijn, de temperatuur zonder verwarming 22°C bedraagt, enkel dankzij het ventilatiesysteem. Dat is uiteraard erg doeltreffend! Het leven in het station vereist gewoonten. Het station ligt hoog op een rotsachtige bergkam. De toegang loopt via immense houten garages van 2000 m² die onder de sneeuw liggen, omwille van besparingsredenen. Men komt dus eerst in de garage die dienst doet als eerste sas, dan in de trappentoren die een tweede sas vormt en dan pas in het station. Het station is uitgerust met automatisch sluitende deuren voor het geval de gebruikers verstrooid zouden zijn. Binnen in de passieve ruimte is de temperatuur overal dezelfde. In Antarctica heeft men, in tegenstelling tot in België, geen ramen die opengaan, maar wel een dubbel raam met driedubbele beglazing. Het ene raam werd op 40 cm van het andere geplaatst. De temperatuur wordt onder controle gehouden dankzij de ventilatie op basis van de buitenlucht die erg droog is en die in de zomer gemiddeld -15 tot -20°C bedraagt. We regelen ook de

80

be.passive 05

elisabeth's diary

vochtigheidsgraad en het CO2 -gehalte. De echte moeilijkheid op Antarctica schuilt in onze doelstelling om enkel de op het terrein beschikbare energie te gebruiken, d.w.z. de zon en de wind. In de zomer is de zon 24u per dag aanwezig. In de winter is ze echter volledig afwezig, maar dan is er wel meer wind. We hebben dus zonnepanelen en windmolens geïnstalleerd. We beschikken ook over batterijen om de energie op te slaan en deze weer af te geven wanneer er eens niet voldoende is. We onderbreken het onderzoek in de winter, alles gebeurt dan automatisch. We verwarmen het station daar waar nodig en we houden vanuit Europa toezicht via de computer dankzij het satellietstation dat dit jaar geïnstalleerd werd. We verzamelen dus alle informatie, we kunnen de thermostaat wijzigen, de vochtigheidsgraad van de ventilatie veranderen, een circuit stopzetten of openen, enz. We moeten nog enkele problemen oplossen in het technische knooppunt waar het nog steeds te warm is door het systeem van de bioreactor die bedoeld is voor de behandeling van het water en die extra warmte toevoert die we niet voorzien hadden. Om een dergelijk gebouw met wetenschappelijk en technisch karakter, en met alle personen die er soms bij betrokken zijn, te laten functioneren, zijn we veel verder moeten gaan dan voor om het even welk ander bestaand gebouw ter wereld. We moesten


een intelligent netwerk ontwikkelen om alle nodige energie ter beschikking te stellen van het gebouw en de gebruikers. Het gaat om een "smart grid" die drie maal doeltreffender is dan alles wat tot op heden bestond. Dankzij deze "smart grid" moeten we slechts 10% van alle nodige energie produceren. Alles wordt beheerd door een computer en precies daarin schuilt het reĂŤle risico voor ons: het is volledig nieuw en het prototype zal in de loop der jaren zeker nog evolueren. Interessant aan dit station is dat het een prototype is. We gaan de zonnepanelen laten evolueren en een nieuwe generatie van vier maal krachtigere batterijen installeren (ter vervanging van de back-upgenerator die we vandaag nog steeds nodig hebben en die automatisch opstart zodra het niveau van de energiereserves onder het minimum komt dat vereist is om het werk van de "hersenen" van het station te garanderen). Dit alles is uiteraard een beetje futuristisch! â–

Elisabeth’s diary juli 2010

Interview met Alain Hubert Uitspraken verzameld door Bernard Deprez

In 2002 richt Alain Hubert de International Polar Foundation (IPF) op met de bedoeling de publieke opinie bewust te maken van het belang van de polaire wetenschappen en de klimaatveranderingen, maar ook om het Polaris Climate Change Observatory op te stellen in verschillende steden over de hele wereld (www.polarfoundation.org). Alain Hubert, actief op wetenschappelijk en educatief niveau, geeft uiteenzettingen over de hele wereld en blijft deelnemen aan poolexpedities.

be.passive 05

81


Een must bij het passief bouwen!

Systemen

Bouwt u een passieve eengezinswoning? Plaats dan ook een zonneboiler! In België kunt u dankzij de installatie van een thermische zonneboiler jaarlijks 60% van de behoefte aan sanitair warm water voor een gemiddeld gezin dekken (2.700 kWh/jaar of ongeveer 40 liter van 55°C per dag en per persoon voor een gezin van 4 personen). In een huis van 180 m2 dat op een klassieke manier geïsoleerd werd, dekt een zonneboiler zo ongeveer 6 % van de totale warmtebehoefte – dat is slechts een fractie, maar toch niet te verwaarlozen. In een passiefhuis van 180 m² stijgt de bijdrage van een zonneboiler tot 30% en zelfs 35 % (zie tabel). De strategische waarde van de zonneboiler neemt dus aanzienlijk toe in een passieve woning!

6 opeenvolgende maanden autonomie van de zonneboiler

In 2009 kon een Belgisch gezin dankzij een individuele zonneboiler met 4,6 m² goedgeplaatste panelen, gekoppeld aan een reservoir van 300 liter de verwarmingsketel gedurende 4 tot 6 opeenvolgende maanden gewoon afsluiten. Afhankelijk van het verbruik van het gezin produceerde de zonneboiler een equivalent van tussen 1 500 en 1 800 kWh aan warm water (om 20 l water van 12 °C tot een temperatuur van 55 °C te brengen, is er 1 kWh netto warmte nodig). De paarse streep geeft weer welk percentage van het energieverbruik gedekt wordt door de zonneboiler voor een gezin dat 100 liter warm water van 55 °C per dag verbruikt. De jaarlijkse energiebalans: 68 % dekking door de zonneboiler. De rode streep geeft weer welk percentage van het energieverbruik gedekt wordt door de zonneboiler voor een gezin dat 170 liter warm water van 55 °C per dag zonne zonne-energie energie - 2009 verbruikt. De jaarlijkse energiebalans: 58 % dekking door de zonneboiler. ►

de zonneboiler Warm water : gedekt door thermische 100%

© ERe 201 © AP 10

tekst APERe

80% 60% % 40% 20%

82

be.passive 05

Systemen

de d ecc

no n ovv

okktt

sse ep p

aau ugg

jull

ju un n

meii

ap prr

mrtt

fe eb b

jaan n

0%


SALON 2010

AB INITIO Graphic Design - (1) © WhiteVision - (2) © Manfredinim | Dreamstime.com - (3) Architect Dethier & Associés - © S. Brison - (4) © www.eolienne-europe.org - Verantwoordelijke uitgever: E. Bertrand, 117 Av. G. Bovesse, 5100 Namen

D O E LT R E F F E N D E E N E R G I E

D U U R Z A M E

B O U W

L C A S I M U

ER AF T R K WveO di 26 ndre EEN

WIN

VO

ZON LLEDIGE NEK IT

NAMUR EXPO | | | 26 27 28 29 NOV.

*

VAN 10U TOT 19U

(2)

(1)

(3)

(4)

NIEUW: een ruimte voorbehouden voor raadgeving en antwoord op al uw vragen! Isolatie, verwarming, ventilatie, électricitéit, domotica, hernieuwbare énergie, passieve en “lage énergie” woningen, rationeel energie verbruik, waterbeheer, premies en fiscale voordelen …

Energie & Habitat, de ontegensprekelijke référentie in België voor zuinig en energievriendelijk wonen.

Alle oplossingen die uw energiekosten kunnen dempen, onder éénzelfde dak ondergebracht!

Een niet te missen evenement! Schrijf u online in en bespaar 2€ * Van 10 tot 18 u voorbehouden voor vaklui, van 18 tot 21u voor het publiek.

Een initiatief van het salon

Info 0900 10 689

(0,45 €/min.)

www.energie-habitat.be

Interreg efface les frontières Interreg doet grenzen vervagen

Interreg efface les frontières Interreg doet grenzen vervagen

EUROPESE UNIE EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING

EENDR

ACHT MAAKT MACHT

Federale Overheidsdienst FINANCIEN

be.passive 05

83


De Belgische markt volgt de Europese trend Volgens de barometer EurObserv’ER 2010 beschikte de Europese Unie eind 2009 over een gecumuleerd park met thermische zonne-installaties van 32,6 miljoen m², voor alle technologieën samen. Dat is goed voor een thermisch vermogen van 22,8 GWth. In vergelijking met 2008 kende de Europese markt in 2009 een kleine terugval, maar de sector blijft vol vertrouwen. Daarvan getuigt het laatste internationale salon Intersolar dat gehouden werd in München in juni 2010. Om de evoluties van de verschillende lidstaten te vergelijken, maakt de tabel hiernaast een vergelijking van de cumul van de geïnstalleerde oppervlaktes per inwoner om zo het effect gekoppeld aan de grootte van het land teniet te doen. Het Europese gemiddelde bedraagt 68 m²/1.000 inwoners. Drie landen onderscheiden zich aan het hoofd van het

klassement: Cyprus, Oostenrijk en Griekenland. België volgt de Europese trend en bevindt zich ergens in het midden van het klassement met 33 m² geïnstalleerde zonnepanelen per 1.000 inwoners. Maar als we gaan kijken bij onze buurlanden, dan beschikken wij nog over een groot ontwikkelingspotentieel. In België blijft de markt van de zonneboilers te veel in de schaduw staan van de markt van de PV-panelen die de commerciële ruimte grotendeels inneemt. En toch blijft de technologie van de zonneboiler een veilige investering. "Het informatiepunt voor hernieuwbare energie", dat door Leefmilieu Brussel toevertrouwd werd aan APERe, kan u helpen om de juiste formule te vinden, en wel via www.bruxelles-renouvelable.be. Deze artikels worden voorgesteld door Hernieuws, het nieuwsmagazine voor duurzame energie in België. Renouvelle wordt maandelijks uitgegeven door de Vereniging voor de promotie van hernieuwbare energie. Inschrijven kan op www.renouvelle.org ■

cumul van de geïnstalleerde oppervlaktes [m²] per 1000 inwoner Estland

1,4

Litouwen

1,4

Letland

3,3

Bulgarije

4,4

Roemenië

5,1

Finland

5,5

Hongarije

6,6

Gr-Brittannië

8,1

Polen

13

Slowakije

20

België

33

Ierland

33

Frankrijk

34

Italië

35

Portugal

45

Spanje

47

Zweden

48

Luxemburg

48

Nederland

50

TSJECHIË

50

Slovenië

79

Denemarken

92

Malta

113

Duitsland

157

Griekenland

387

Oostenrijk

537

Cyprus

947 0

84

be.passive 05

Systemen

100

200

300

400

500

600

700

800

900

1000


MARTENS LUC B.V.B.A. ALGEMENE SCHRIJNWERKERIJ De enige schrijnwerkerij in België die volledig in eigen beheer passieframen en -deuren ontwikkelt en produceert die voldoen aan de eisen van passiefhuis bouwen, berekend door de Universiteit van Gent naar de normen geldende in Duitsland. Wij produceren ramen op maat van de klanten en dit zowel volledig Hout als de combinatie Hout/Aluminium. De plaatsing van de ramen en deuren word uitgevoerd door ervaren plaatsers waardoor misverstanden vermeden worden. Voor de plaatsing van de beglazing doen we beroep op een professionele firma die volledig geïnstalleerd is, om zowel kleine als grote en zware beglazing juist te plaatsen tot afmetingen van 2600 mm x 5700 mm. Ook voor screens, binnen- en buitenafwerking, alu dorpels, rolluiken e.d.m. kan U bij ons terecht. Al onze ramen worden in eigen atelier gelakt, welke enorme voordelen biedt op vlak van kwaliteit en termijn, alle RAL- en NCS- kleuren alsook transparanten of combinaties behoren tot de mogelijkheden. De klant kan ook steeds uit een groot assortiment beslag kiezen zoals deur- en raamkrukken. Ook worden de ontwerpers en klanten op technisch vlak steeds bijgestaan met detailtekeningen, constructiemogelijkheden en lastenboekomschrijving. Martens Luc bvba

Terdonkplein 10 9042 Terdonk (Gent)

T: +32 (0)9 258 13 27 F: +32 (0)9 258 13 33 T: +32 (0)473 32 37 22 www.schrijnwerkerijmartensluc.be martluc@skynet.be

[ houtskeletbouw ] fh ui s ] [ M od el wo ni ng Pa ss ie afs pra ak ste ed s te be zic hti ge n op

[ slim bouwen, comfortabel wonen ] Uw bevoorrechte partner voor de bouw van Uw passiefwoning Passiefhuiscertificaat uitgereikt op 15 oktober 2009. Energiekengetal verwarming = 13 kWh/(m²a) • Resultaat Blowerdoor-test = 0.21h-1 Sibomat nv · Oude Waalstraat 248 · B-9870 Zulte · t +32 9 388 71 95 · i www.sibomat.be be.passive · e info@sibomat.be 05

85


Onze ontwikkeling, zo verankerd in fossiele brandstoffen, nadert haar limiet : de postmoderne technocratische samenlevingen moeten nu evolueren naar duurzaamheid. De klimaatontregeling betekent het allergrootste gevaar voor de wereldgemeenschap. Als antwoord op de toenemende druk om de CO2-uitstoot te verminderen, zoeken architecten, ingenieurs en ontwerpers naar innoverende formules die de energetische performantie verbeteren en de milieu-impact beperken. In de bouwsector betekent het gebruik van passieve technologieën en hernieuwbare energiebronnen een stap in de juiste richting; er worden nieuwe mogelijkheden gecreëerd, nieuwe waarden voorgesteld en er ontstaat een nieuwe vorm van onafhankelijkheid. De energetische performantie De vermindering van het energieverbruik van gebouwen is voor de Europese Unie een prioriteit geworden. Het is ook een thema waar heel veel om te doen is in Hongarije, een land dat voor zijn energie sterk afhankelijk is en dat symptomen van energieverarming vertoont. De ordonnantie betreffende de energieprestatie van gebouwen (OPEB) schrijft voor dat alle lidstaten van de Unie hun reglementering moeten versterken en energiecertificaten moeten gebruiken. Er bestaat een grote potentiële markt en de passiefstandaard vertegenwoordigt de beste beschikbare technologie. Een toenemende belangstelling voor het passiefhuisconcept volgde in Hongarije op de certificering

van het eerste passiefhuis (februari 2009, Szada), vooral vanwege particulieren die graag zouden zien dat architecten en ondernemingen voortaan afzien van alle energieverslindende praktijken. Deze mensen zijn uiteindelijk zelf passief gaan bouwen. Ze zijn betrokken bij de werking en het onderhoud van hun huizen en willen ze uitrusten met de beste technologieën. Recente projecten Hongarije telt op dit moment een twaalftal passiefhuizen die allemaal de voorbije twee jaar gebouwd werden. Dit aantal stijgt snel. De certificering van het eerste huis kreeg veel aandacht in de media en daardoor is deze beweging erg populair geworden. De meeste passieve projecten die vandaag verwezenlijkt worden, zijn residentiële gebouwen en ook enkele kantoorgebouwen. Er werden al eerder pogingen ondernomen om passief-huizen te bouwen, zonder evenwel hun doel te bereiken: bijvoorbeeld het project Solanova uit 2005 -de eerste passieve renovatie van een groot appartementsblok-, het kleine kantoorgebouw in Köröshegy of bijna passieve eengezinswoningen. De Nationale Vereniging voor Passief Bouwen De vereniging werd opgericht in februari 2009 na een passiefhuis-symposium en na de mediatisering van het eerste certificaat. Het gaat om personen en ondernemingen die zich inzetten voor de integrale naleving van de passief-standaard, voor de bouw van gecertificeerde gebouwen in samenwerking met gecertificeerde ondernemingen, conform de standaard die geformuleerd werd door het Passivhaus Institut uit Darmstadt. De zowat 20 leden hebben meegewerkt aan zowat alle passieve constructies in Hongarije. De volgende doelstelling is de organisatie van passieve open huis dagen, gekoppeld aan een internationaal seminarie. De vereniging is ook lid geworden van de internationale passiefhuis vereniging (iPHA1).

Hongarije zit niet stil

Hongarije: het passiefhuis anno 2010 tekst

Laszlo Szeker

2010 Jakabszállás Architect: Judit Sigray

86

be.passive 05

Hongarije zit niet stil

contact Szekér László Építész szeker@ivkft.hu Phone: 06 30 596 2304 www.ivkft.hu


Certificering van gebouwen De passieve certificering is vandaag een centrale kwestie geworden. Ze is niet verplicht en wordt ook niet ondersteund door de publieke overheden: ze gebeurt dus volledig op vrijwillige basis. De procedure (evenals de PHPP) werd vertaald in het Hongaars. Door het groeiend aantal passieve projecten ontstaat de behoefte aan een nationale structuur voor certificering. De markt waardeert de passiefhuizen omdat ze gecertificeerd zijn en omdat hun prestaties gecontroleerd worden. Toch zijn er zakenmensen en andere lobbyisten die voordeel hopen te halen uit deze reputatie zonder daar een correct uitgevoerd werk tegenover te stellen. Vaak zien we vastgoed dat op de markt te koop wordt aangeboden als "passiefhuis", maar dat daar wel erg ver vanaf staat. De term wordt vaak gebruikt om reclame te maken voor producten, diensten of opleidingen in de hoop een groter publiek te bereiken. Sommige ondernemingen gebruiken het als logo of trademark zonder de overeenkomstige professionele opleiding te hebben gevolgd. Dit leidt tot heel wat verwarring op de markt. De Hongaarse Orde van architecten zou binnenkort orde op zaken willen stellen in deze situatie. De opleiding van ontwerpers Op initiatief van de Nationale Vereniging voor Passief Bouwen zullen de eerste officiële passieve opleidingen voor ontwerpers dit jaar van start gaan. Hongarije telt op dit moment zes gecertificeerde opleiders die zich verenigd hebben om zo een erkende opleiding op punt te stellen. Om een gecertificeerde passieve ontwerper te worden, moet men de opleiding tot een goed einde brengen en een actief lid zijn van de bijhorende beroepsverenigingen. Tot op heden werden 1.200 professionals opgeleid in het kader van de procedure voor energetische evaluatie, EPB; het gaat voornamelijk om ingenieurs die een soort van potgrond vormen voor de toekomstige passieve ontwerpers.

Nationale, impact van de certificering, incentives Onlangs legde de verkozen regering de laatste hand aan een ambitieus plan voor de energetische prestaties van gebouwen dat vanaf januari 2011 ook een aanzienlijk budget zou toegewezen krijgen, voornamelijk voor de ondersteuning van de passiefbouw en renovatie. Naar nulenergiegebouwen en hernieuwbare energiebronnen De passieve technologieën sluiten ook aan bij de ecologische en sociale bekommernissen. De duurzame architectuur wil houdbare waarde creëren door te beantwoorden een de drievoudige vereiste om aan de hand van een verantwoord concept voordelen te halen op economisch, milieu- en sociaal vlak. Willen we in staat zijn deze houdbare architectuur door te geven aan de toekomstige generaties, dan moeten we renoveren, bouwen en verstedelijken op een natuurlijkere, meer autonome, gedecentraliseerde en duurzame manier. En in die geest zet de Nationale Vereniging voor Passief Bouwen zich in voor het project van een autonoom huis. Return van ervaring en aanbevelingen Het is van vitaal belang dat de bouw van passiefhuizen voorbehouden blijft voor gecertificeerde passieve ontwerpers die geldig aangesloten zijn bij de Orde van architecten. De nationale normen en reglementeringen van de bouw moeten binnenkort aangepast worden om aan te sluiten bij de Europese richtlijnen. We moeten absoluut voorkomen dat we onze ambities op het vlak van renovatie zouden laten varen, want dan lopen we het risico de dynamiek te blokkeren en de ambitieuze doelstellingen voor de beperking van de CO2 -uitstoot en het energieverbruik niet te halen. De passieve technologieën moeten de eerste keuze zijn bij zware renovaties. De passiefstandaard kan perfect aangepast worden aan hernieuwbare energiebronnen om zo te komen tot de doelstelling van nulenergie en nuluitstoot van koolstofdioxide. ■ 1 www.passivehouse-international.org

on: 2008 Szekér ózsef Benécs ve house in Hungary

Location: Tényő Year of construction: 2008 Architect: Károly Boros Energy expert: József Benécs 2nd Certified passive house in Hungary

2008 Kőröshegy Architect: László Szekér

2009 Fótliget Architect: Judit Sigray

Location: Jakabszállás Location: Kőröshegy za Location: Fótliget on: 2009 Year of construction: Year of construction: 2010 of construction: 2008twaalftal " Hongarije telt2009op ditYear moment een ári Architect: Judit Sigray Architect: Function: office building ózsef Benécs Judit Sigray Certified passive house passiefhuizen die allemaal deLászló voorbije house Pre-certified passive house Architect: Szekér twee jaar passive office building with renewable sourc

gebouwd werden. Dit aantal stijgt snel." Hongarije zit niet stil

be.passive 05

87


rechterhoek

de adviesplicht in het voorproject tekst

Frédéric Loumaye advocaat bij de Balie van Brussel

Ontwerpers hebben een adviesplicht ten opzichte van de bouwheer. Deze adviesplicht geldt gedurende de volledige opbouw van het gebouw en dit in iedere fase, met inbegrip van het stadium van het voorproject en de eerste keuzes.

met betrekking tot de passieve kenmerken, dan spreekt het voor zich dat de studiebureaus niet buiten het conflict gehouden kunnen worden. Het is dus van vitaal belang dat deze adviesbedrijven door een verzekeringsmaatschappij gedekt worden met een professionele BA.

1. Studiebureau

1.2. Het risico op een veralgemening van een gerechtelijk geschil voor alle ontwerpers en studiebureaus Het is eveneens aan de architect om na te gaan of het adviesbureau binnen het kader van het project weldegelijk goed gedekt is - met bewijs ter staving - door een verzekeringspolis. We moeten ons ervan bewust zijn dat de logica van geschillen en gerechtelijke procedures tot gevolg kan hebben dat iedere professional die van dichtbij of van ver te maken heeft gehad met een vastgoedproject, meegesleurd kan worden in een eventueel geschil en ook aansprakelijkheid gesteld kan worden. Daarbij zullen beide partijen de eventuele fouten en de financiële gevolgen die daaruit kunnen voortvloeien op elkaar proberen te verhalen. Er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat dit type bureaus voor energetische ontwerpen aan dit geschillenmechanisme zou kunnen ontsnappen, wel integendeel. De architect mag zich dan wel verschuilen achter de studie en de eventuele fouten van het bureau voor energetisch ontwerp om zo te proberen ontsnappen aan de gevolgen van de problemen die geleid hebben tot een gerechtelijke procedure. Doorgaans heeft de architect er alle belang bij ervoor te zorgen dat de bouwheer rechtstreeks en zonder relatie van onderaanneming een contract probeert af te sluiten met de studiebureaus voor speciale technieken, stabiliteit en energetisch ontwerp. Sommige bouwheren, voornamelijk de openbare bouwheren, verplichten de architect ertoe deze verschillende studiebureaus in te schakelen binnen het kader van een relatie van onderaanneming. Het gevolg

In het kader van een passief gebouw rust de eventuele aansprakelijkheidsstelling ten gevolge van een tekortkoming met betrekking tot de adviesplicht niet enkel op de schouders van de architect, maar ook op die vande studiebureaus voor speciale technieken en van de adviesbedrijven voor energetische ontwerpen die zich binnen deze nieuwe niche ontwikkeld hebben. 1.1. Studiebureau voor energetische ontwerpen De specifieke kenmerken van de passiefstandaard vereisen de interventie van studiebureaus wat betreft voor het energetisch ontwerp vaak. Dat kan op initiatief van de bouwheer of op aanraden van de architect. De politieke wens om de passiefstandaard op korte termijn verplicht te maken, niet alleen voor openbare gebouwen, maar ook voor privéwoningen (in het Brusselse Gewest bijvoorbeeld vanaf 2015) heeft als gevolg dat alle architecten te maken zullen krijgen met deze bouwstandaard. De toekomst ziet er dus rooskleurig uit voor de bureaus voor energetische ontwerpen. Het is immers meer dan waarschijnlijk dat de architecten zich voor ondersteuning zullen richten tot dit type van studiebureaus. De bureaus voor speciale technieken weten echter al lang dat wanneer er een geschil komt met betrekking tot hun interventiezones, ze onvermijdelijk meegesleurd dreigen te worden in de gerechtelijke procedure. De studiebureaus voor energetische ontwerpen, die vaak al interveniëren nog voor de effectieve uitvoering van de werf, en enkel in de projectfase, kunnen verkeerdelijk de indruk krijgen dat ze niet aansprakelijk gesteld kunnen worden. Welnu, als er zich in het kader van een project een geschil voordoet

88

be.passive 05

rechterhoek


is dat wanneer de voornoemde studiebureaus in gebreke blijven, de architect op de eerste rij komt te staan en zich op zijn beurt moet keren tegen zijn onderaannemer. Welnu, het risico bestaat altijd dat deze onderaannemer volledig in gebreke moet blijven als gevolg van een faillissement. De architect moet er dus over waken dat deze studiebureaus genieten van een verzekeringspolis binnen het kader van zijn plichten, niet alleen t.o.v. de bouwheer, maar ook in zijn eigen belang. Het bestaan van een verzekering voor professionele aansprakelijkheid die deze studiebureaus dekt, ook voor het energetisch ontwerp, laat normaal toe de gevolgen van een faillissement of de insolvabiliteit van deze laatste te counteren.

2. Specifieke gebouwen

kenmerken

van

passieve

Wanneer een bouwheer van plan is een passief gebouw op te trekken, dan moet de architect zijn aandacht vestigen op de specifieke kenmerken van dit type gebouw. De bouwheer moet zich al van in dit stadium bewust zijn van de specifieke kenmerken van een dergelijk project, en van de daarbij horende verplichtingen en voordelen. Een passief gebouw betekent niet alleen een revolutie op technisch vlak, maar ook in termen van leefgewoonten. Een dergelijk gebouw heeft specifieke kenmerken, zowel wat de esthetische keuzes, als de oriëntatie, de leefwijze en zelfs de aanplantingen in de tuin betreft. De architect moet de bouwheer er dus op wijzen dat de keuze voor dit type gebouw ook implicaties heeft voor toekomstige werken en geplande aanpassingen en zelfs voor de decoratie van de betreffende woning. Een ongelukkige boring op een strategische plaats – bijvoorbeeld om een kader of ander decoratief element op te hangen – kan immers gevolgen hebben voor de efficiëntie van het gebouw. Bij traditionele gebouwen wordt de bouwheer – behoudens uitzondering – zelden aansprakelijk gesteld binnen het kader van het gebruik van zijn gebouw. De

situatie is helemaal anders wanneer het gaat om een passief gebouw. Dan is de bouwheer immers verplicht het gebouw te gebruiken met respect voor de richtlijnen voor het onderhoud en het gebruik ervan. De kans bestaat (wij kunnen uiteraard niet voldoende afstand nemen in dit stadium) dat de bouwheer, uitgaande van de hypothese van een geschil na de oplevering van het gebouw, ook aansprakelijk gesteld wordt voor het onderhoud van het gebouw en het respect voor de specifieke kenmerken ervan. De miskenning van het publiek ten opzichte van passieve gebouwen en de soms zware gevolgen van het niet respecteren van de specifieke kenmerken ervan, dwingen de architect ertoe uiterst voorzichtig te zijn wat zijn adviesplicht ten opzichte van de bouwheer betreft. De bouwheer moet door zijn architect gewezen worden op de toekomstige specifieke kenmerken van het gebouw en de architect moet zeker met geschreven bewijsstukken de uitvoering van zijn adviesplicht kunnen aantonen. In het volgende nummer gaan we verder met ons onderzoek naar de adviesplicht in het stadium van het voorproject en bekijken we onder andere de problemen gekoppeld aan het budget, de premies en de fiscale voordelen, aan de verschillen tussen theoretische en reële besparingen, en aan de eindbestemming van het gebouw (in het bijzonder wat de verhuur betreft). ■

rechterhoek

be.passive 05

89


Ingrijpen op het bestaande vastgoedpark met duurzame maatregelen, in het bijzonder om het energieverbruik te verminderen, kan leiden tot een aanzienlijke winst op het vlak van milieubescherming, vermindering van de energieuitgaven en verbetering van het welzijn. Dat heeft me geïnspireerd voor mijn eindwerk aan de school voor architectuur van de Universiteit van Athene. Mijn onderzoek had betrekking op 38 renovatieprojecten, allemaal gelegen in een gematigd klimaat in Europa en Noord-Amerika. Het ging erom gebouwen te verzamelen die gerenoveerd werden met een duidelijke doelstelling van energiesanering, voornamelijk gericht op passieve of hybride interventies en met een niet te verwaarlozen vormelijke impact. Deze gebouwen dekken een grote variatie aan afmetingen, bouwtijdperken en bestemmingen. Dankzij de studie hebben wij vijf grote conclusies kunnen trekken. Lokaal klimaat en innoverende passieve systemen De architecten hebben doorgaans blijk gegeven van een grote vrijheid om erg gediversifieerde passieve strategieën uit te werken. De keuzen van de strategieën die het meest geschikt zijn voor de lokale klimaten blijft ondergeschikt aan de plastische en morfologische kwesties, en dat is het bewijs dat de bioklimatologische vraagstukken nog steeds in evenwicht gebracht worden met de vormelijke verantwoordelijkheden van de ontwerpers. Door hen te confronteren met de

architectuur die eruit voortvloeit, kunnen de architecten de meest geschikte passieve strategieën weerhouden. Uitvoering van het passieve ontwerp Zes passieve criteria hebben het mogelijk gemaakt de case studies te rangschikken. Wij onthouden de volgende kenmerken: • De parameters afkomstig van het lokale microklimaat blijven doorgaans moeilijk te integreren, behalve wanneer het gaat om passieve koeling; • Los van het klimaat en het type constructie is de correcte uitvoering van de thermische isolatie altijd het belangrijkste element bij een duurzame interventie; • De aanvoer van passieve zonne-energie vormt de belangrijkste bron van verminderde energiebehoefte; • In alle gevallen werden de ramen aangepast om de mogelijkheden tot natuurlijke ventilatie van de gebouwen te optimaliseren; • De installatie van zonneweringen is een andere wijdverspreide maatregel, want deze kan gemakkelijk aangepast worden aan de renovatie en zorgt voor een aanzienlijke impact op de bioklimatologische prestatie; • De gevels en het dak werden vaak opnieuw getekend om de omstandigheden voor natuurlijke verlichting te verbeteren; een andere vaak gebruikte oplossing is de bouw van atriums. Gebruik en financiering In het geval van openbare gebouwen bestond de doelstelling erin de kosten gekoppeld aan het 01 : bouwdata

onze studenten

ingrijpen op bestaande gebouwen

19de eeuw 1901-1910 1911-1920 1921-1930 1931-1940 1941-1950 1951-1960 1961-1970 1971-1980 1981-1990 02 : interventietypes

tekst

Afroditi Maria Konidari, Athene Sandra Sifaki, Athene2 renovatie renovatie door uitbreiding vernieuwbouw functionele transformatie

355 11th Street Aidlin Darling Design

90

be.passive 05

onze studenten


energieverbruik te verminderen. In de privésector – of het nu gaat om renovaties van kantoren of particuliere woningen – gaat het vaker om een aanpassing van de gebouwen aan nieuwe functionele vereisten en om een modernisering. Bouwdata, renovatiedata De behoefte aan wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog verklaart waarom de meeste bestudeerde gebouwen gebouwd werden tussen 1950 en 1960 (zie schema), hoewel sommige gebouwen ook behoren tot het erfgoed van de XIXde eeuw. Dat maakt dat er vrij strenge beperkingen gelden op het vlak van renovatie. Verschillende gebouwen uit de jaren 1980 maken het staal compleet, rekening houdend met het feit dat hun renovatie in eerste instantie bedoeld is als modernisering van de functionaliteit en het uitzicht. De energiesanering is hier een 'collateraal' voordeel. Interventietypes De interventies konden geklasseerd worden volgens vier grote families (zie schema): pure renovatie (37% van de gevallen), renovatie door uitbreiding (21%), afbraak/ reconstructie (13%) en renovatie door functionele transformatie (29%). Ten slotte blijkt dat naast de diversiteit van de duurzame renovatiestrategieën en hun motieven, de financiële logica’s gekoppeld aan de ecobouw of aan de vermindering van de werkingskosten van de gebouwen aanzienlijk zwaarder doorwegen in de vergelijking

dan de milieuovertuigingen van de bouwheren en de opdrachtgevers. De uitvoering van de passieve strategieën in het ontwerp heeft altijd min of meer diepgaande gevolgen voor de vorm van het gebouw en de esthetische identiteit ervan: de renovaties die uit het proces komen zonder formele herdefiniëring zijn zeldzaam en meestal gaat het om gebouwen die deel uitmaken van het erfgoed en onderworpen zijn aan restrictieve reglementeringen. De doelstelling voor duurzame renovatie en werking van deze projecten werd niet altijd voor de volle 100% bereikt. Soms kan enkel een geoefend oog opmerken wat de duurzaamheid van bepaalde renovaties kenmerkt, terwijl voor andere projecten het "duurzame" karakter bewust vereenvoudigd werd om het zichtbaarder te maken. Onze tijd bevestigt steeds duidelijker dat de klimaatontregeling de mensheid voor enorme uitdagingen plaatst. De bouw en de bewoning van de gebouwen hebben een zo grote impact op het milieu dat de herziening van de hedendaagse architecturale praktijken het gegeven aanzienlijk kan veranderen. Op dat vlak is onze actualiteit bijzonder boeiend: het ontwerp van nieuwe passieve projecten en de duurzame renovatie van het bestaande erfgoed, klein of groot, kunnen werkelijk bijdragen tot de verbetering van onze omstandigheden. ■ 1 Tekst aangepast door Bernard Deprez. 2 http://issuu.com/vivalarte/docs/minifolio.

voor

The insulated ceramic solution

na

projectbouw

een uitstekende isolatie met een onbegrensde schoonheid www.e-brick.be

by


REGARDEZ-MOI DANS LES YEUX . . . . . . J’AI DIT LES YEUX.

Pour que le handicap ne soit plus un handicap. 000-0000037-37. CAP48. Une initiative bénévole de la RTBF.


Laat uw woning ademen... luchtfilters F7/G4 balansventilatie warmtewisselaar

FOAMGLAS ® PERINSUL

De oplossing voor koudebruggen in het metselwerk info@foamglas.be www.foamglas.be

warmtepomp boiler 185 L

warmterugwinning temperatuurregeling sanitair warm water

… COMBI 185 EC

www.artiklima.be — 052 41 25 41 Zwaarveld 9A — 9220 Hamme (OVL) Ook officiële verdeling van

DE BESTE EIGENSCHAPPEN IN ONZE KLASSERAMEN

PA S S I E F H U I S HOUTEN RAAM

ENERGYplus PA S S I E F H U I S A LU M I N I U M HOUTEN RAAM

voldoet aan de hoogste bouwvereisten (Passiefhuis)

ENERGYplus

bereikt scherpe isolatiewaarden tot

Uw

0,8

beste veiligheids- en comfortuitrustingen (SKB) intelligente aanwending van kurk voor een verhoogde isolatie en een schild in aluminium voor optimale bescherming tegen weersinvloeden

ENERGYplus

HET PREMIUMRAAM UIT HET GROTE RAMEN- EN DEURENPROGRAMMA:

Bewust leven met ramen & deuren ewitherm bvba, Industrieweg 2091, B-3520 Zonhoven, Tel. +32(0)11.440.700, Fax +32(0)11.440.709

nos étudiants

be.passive 05

93


Hermine 66

ÂŽ

Het performante passiefraam ontworpen voor uw nieuwe energie-uitdagingen

www.hermine66.be

web media

tekst

Sebastian Moreno-Vacca, Julie Willem

www.passivehousedatabase.eu

Er staat sinds kort een internationale gegevensbank met passieve projecten online. Via deze website kunt u opzoekingen verrichten per regio, kenmerken, functies, structuren, prestaties of voorzieningen. In deze gegevensbank staat gedetailleerde informatie over passieve projecten uit de hele wereld, verzameld binnen de context van het Europese Pass-Net project..

94

be.passive 05

web

www.passivhausprojekte.de

Hier vindt u de Duitse versie van de gegevensbank met meer dan duizend projecten. Ieder project werd geanalyseerd voor het online geplaatst werd. â–


be.passive 05

95


01

SEP OCT NOV 2009

flash 08 focus 12 humour 15 global view 16 face à face 20 parole d’image 24 le missionnaire 27 qu’en dites-vous 28 architecture partagée 35 dossier 46 portrait 50 phpp, vademecum 54 logement 60 non-résidentiel 64 rénovation 67 immobilier 70 Elisabeth's diary 81 ça bouge en ... 82

be.passive

02

DEC JAN FEV 2010

flash 08 focus 12 humour 14 global view 16 perspective 18 carte blanche 22 le missionnaire 24 parole d’image 26 architecture partagée 29 dossier 39 phpp, vademecum 52 logement 59 rénovation 64 détail 69 tante Monique 76 Elisabeth's diary 78 ça bouge en 80

trimestriel du standard passif > www.bepassive.be

Looking forward Etat de la question

bureau de dépôt 2099 Antwerpen X P 910294

be.passive 01

1

be.passive trimestriel du standard passif > www.bepassive.be

Bruxelles passif en 2015

bureau de dépôt 2099 Antwerpen X P 910294

be.passive #01

Stand van zaken Natuurcentrum Bourgoyen

be.passive #02

Brussel passief in 2015 Theater De Vieze Gasten

be.passive #03

Passiefscholen IPFC

be.passive #04

Rehab Passief in Marche

be.passive #05

Labels Aeropolis II

Training & workshops Events 13

11

Ecobouwers Rondrit passiefhuizen in Oost-Vlaanderen, georganiseerd door PHP. >www.ecobouwers.be/content/rondritpassiefhuizen-oost-vlaanderen-0

25 > 27 Tiroler Wohnbausymposium

12

2nd Tyrolean Domestic Architecture Symposium and the 5th Passive House Forum, te Innsbruck, Oostenrijk. > www.zeba.eu

10 > 12 Clean Energy & Passivehouse

02

International Trade Fair for Renewable Energies and Passive House New Stuttgart Trade Fair Centre Messepiazza/ Flughafenrandstraße 70629 Stuttgart > www.cep-expo.de

13 > 15 PLEA2011

07 96

Architecture & sustainable development 27th International conference on Passive and Low Energy Architecture, georganiseerd in Louvain-La-Neuve! >www.plea2011.be

be.passive 05

agenda

20/10/2010 - 21/10/2010 Cursus Koudebruggen – Heusden-Zolder Een tweedaagse cursus door PHP waarin je koudebruggen leert herkennen en wegwerken met de software Therm 5.2. > www.passiefhuisplatform.be > ‘diensten’ > ‘cursussen’ 26/10/2010 - 27/10/2010 Cursus PHPP 2007 - Heusden-Zolder Hands-on training door PHP van het rekenprogramma PHPP2007 voor de kwaliteitsbewaking van passiefhuizen > www.passiefhuisplatform.be > ‘diensten’ > ‘cursussen’ 10/11/2010 Cursus Zeer Energiezuinige Renovatie voor Professionelen door PHP - Gent Planning en de aanpak van een renovatieproject naar zeer lage energie / passiefhuisstandaard > www.passiefhuisplatform.be > ‘diensten’ > ‘cursussen’ 17/11/2010 - 01/12/2010 Cursus Passief Bouwen voor Architecten - Roeselare 3-daagse opleiding door PHP waarin je stap voor stap een passiefhuis leert plannen en bouwen. > www.passiefhuisplatform.be > ‘diensten’ > ‘cursussen’ 08/12/2010 - 09/12/2010 Cursus Koudebruggen - Roeselare Een tweedaagse cursus door PHP waarin je koudebruggen leert herkennen en wegwerken met de software Therm 5.2. > www.passiefhuisplatform.be > ‘diensten’ > ‘cursussen’ 15/12/2010 - 16/12/2010 Cursus PHPP 2007 - Roeselare Hands-on training door PHP van het rekenprogramma PHPP2007 voor de kwaliteitsbewaking van passiefhuizen > www.passiefhuisplatform.be > ‘diensten’ > ‘cursussen’


De innovatieve gevelisolatie met oog voor design Isolatie normen worden alsmaar strenger. Renoveren en isoleren zijn een echte must. Ook de Vlaamse regering ondersteunt deze trend van energiebesparing. Buitengevelisolatie wordt in het Vlaamse decreet toegelaten tot 14 cm over de rooilijn.

exclusief product

IsoFaçade biedt hiervoor de ideale oplossing. Met dit systeem wordt uw huis als het ware in een nieuw jasje gestoken.

“Vandaag investeren, morgen besparen”

Waterwerende xps platen met tand en groefsysteem zorgen voor een gevel zonder koude bruggen, flexibele lijm en aangepaste schroeven worden gebruikt voor een levenslange bevestiging, een bijna oneindige keuze aan steenstrips en voegmortel zorgen voor een perfecte afwerking naar ieders smaak. Renoveer en isoleer in een handomdraai met Isofaçade!

www.nelissen.be

Kiezelweg 460 B-3620 Kesselt-Lanaken tel. +32 - (0)12 - 44 02 44 fax +32 - (0)12 - 45 53 89 e-mail: isofacade@nelissen.be AD_isof_148Hx210B_be_passiveV3_gr.indd 1

4/10/10 20:41

Gevelcoatings met Lotus-Effect

®

Vervuilde gevels zijn verleden tijd!

Z.5 Mollem 70 B - 1730 Asse Tel: 02/453.01.10 Fax: 02/453.03.01 info.be@stoeu.com www.sto.be

StoLotusan K/MP en StoLotusan Color zijn gebaseerd op de unieke ® Lotus Effect technologie. Deze gevelcoatings bezitten een extreem waterafstotend oppervlak met een speciale microstructuur zoals die van een Lotusblad. Vuildeeltjes blijven niet goed plakken op deze oppervlakte - regen op de oppervlakte worden druppels die afrollen en zo de vuildeeltjes met zich meenemen. Het resultaat: Het vuil wordt weggespoeld door de regen en de gevel blijft langer droog en schoon.

Gebruikelijke gevelcoatings

Hoe gevelcoatings met het Lotus-Effect droog en schoon blijven

®

be.passive 05 Sto

Bewust bouwen.

97


Be.passive driemaandelijks blad voor de passiefhuisstandaard van pmp asbl en php vzw Volgend nummer : december 2010, januari februari 2011 www.bepassive.be info@bepassive.be magazine met een oplage van 15.000 exemplaren Cover foto: Julie Willem Aeropolis II, Brussel, Architect: Architects Associés Hoofdredacteur Bernard Deprez Redactieraad Edith Coune, Sebastian Moreno-Vacca, Christophe Marrecau, Peter Dellaert Redactie Adriaan Baccaert, Edith Coune, Bernard Deprez, Marny Di Pietrantonio, Olivier Henz, Wouter Hilderson Sebastian Moreno-Vacca, Benoit Quevrin, Stefan Van Loon, Adeline Guerriat, Julie Willem, Christophe Marrecau, Peter Dellaert, Johan Cré, Caroline Kints, Lucas Moors Vormgeving en prepress Julie Willem Sebastian Moreno-Vacca Fotografen Filip Dujardin, Christophe Urbain,Julie Willem, Annette Etges, Fonds du Logement, Valérie Clarysse, Manfred Zentsch, Philip Reynaers, Architectes Associés

98

be.passive 05

Hebben aan dit nummer meegewerkt: Gilles Toussaint, Alain Hubert, Lili Julien, Maître Frédéric Loumaye, Caroline Chapeaux, Blaf Architecten, Délices architectes, Michel Renard, Timé Falconi, Christophe Cardinael, Frédéric Ancion, Bram De Meester, Alain Bornarel, Andromaque Galatopoulou, Benoît Thielemans, Ismaël Daoud, Marta Di Vincenzo, Madeline Demoustier, Caroline Kints, Lucas Moors, Apere, Denis Lefébure, Laszlo Szeker, Afroditi Maria Konidari, Sandra Sifaki. Vertalingen Kathleen Kempeneers Bdd Translations PHP Verantwoordelijke uitgever Sebastian Moreno-Vacca pmp asbl rue de Nanon 98 5002 Namen Reclameregie Chaufour Développement sprl Yves de Schaetzen yves@macstrat.be Abonnementen pmp asbl of subscribe@bepassive.be Drukkerij Poot Printers gedrukt met plantaardige inkten Copyright pmp/php Alleen de auteurs zijn verantwoordelijk voor hun artikelen. Alle rechten voor reproductie, vertaling en aanpassing (zelfs gedeeltelijk) zijn voor alle landen voorbehouden Be.passive wordt ondersteund door de FOD Leefmilieu


14,7

installation

be.passive 05

99


©2010 VELUX GROUP ®VELUX, HET VELUX LOGO, CABRIO, INTEGRA, io-homecontrol EN Pick&Click! ZIJN GEREGISTREERDE HANDELSMERKEN GEBRUIKT ONDER LICENTIE DOOR DE VELUX GROEP.

Ventilatie conform de EPB-norm

NIEUW

ACCESSOIRE

Versterkte regelbare ventilatie-unit: ventilatiedebiet conform de EPB-norm* traploze debietregeling*

De Ventil+ (ref. ZZZ 214): vervangt de standaard afdekkap kan geplaatst worden op bestaande manuele VELUX dakvensters (geproduceerd na 2001) moet afzonderlijk van het dakvenster besteld worden

* EPB-norm NBN D 50-001 inzake ventilatie

Meer informatie op

velux.be/professionelen


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.