DIKKE EDITIE
Bijzondere cultuur in Noord-Brabant
MET 12 PAGINA’S LITERATUUR
Nr 4
December 2013 € 7,95
Theaterregisseur Jetse Batelaan: “IK GA MET SCHOOLKINDEREN EEN NIEUW GELOOF BOUWEN”
Rapper Timmietex: “MUZIKANT ZIJN, HEEL RISKANT”
Ferdinand Fontanelle: “DE GATEN IN MIJN THEORIEËN VORMEN DE BASIS VAN MIJN ZIJN”
[Advertentie]
Culturele Atlas Brabant
wil je weten hoe het ervoor staat met de kunst- en cultuursector in Brabant?
Download dan gratis de publicatie Culturele atlas Brabant. Monitor professionele kunsten 2013 op www.cultureleatlasbrabant.nl met: - feiten en cijfers in het hart van de publicatie - bijdragen van Chris van Koppen en Hans Mommaas - sectoranalyses beeldende kunst, vormgeving & architectuur, av/multimedia, letteren, muziek en theater & dans
INHOUD Nr 4
7
GEEN MUS TE BEKENNEN BIJ HET GRAF VAN JAN HANLO
14
WAT GAAN WE DOEN MET HET 2018-GELD?
18
KNIPPEN IS OOK EEN KUNST
26
JEROEN THIJSSEN – KERSTPALM KORT VERHAAL
30
JAAP ROBBEN – VOORPUBLICATIE UIT ROMAN BIRK
34
HENK VAN STRATEN – FRAGMENT UIT ROMAN IN WORDING
39
IEDEREEN BEROEMD – HET KWÈKFESTIJN DEN BOSCH
72
20
KUNSTCANON IN KLEDERDRACHT
10
JETSE BATELAAN – THEATER ARTEMIS “Ik ga met schoolkinderen een nieuw geloof bouwen.”
Unieke foto-collectie: met Corrie, Hendrikje en Wijmpje langs de Nederlandse klassieken.
SCHULDIGE PLEKKEN: THEATER SPEELHUIS IN HELMOND
MEST nr 4
3
[Advertentie]
GIER MEE EN NEEM NU EEN JAARABONNEMENT OP
Voor €30,– per jaar, 4 edities vol bijzondere cultuur in Noord-Brabant. Wie nu een abonnement neemt op MEST, kan kiezen uit twee welkomscadeaus:
De nieuwe cd henosis van Bram Stadhouders (winkelprijs €18,95) Of de debuutroman van Mijke Pol, Panty (winkelprijs €15,–)
Ga voor het afsluiten van een abonnement naar
www.mestmag.nl
26
vreest het woord draagvlak
12 PAGINA’S LITERATUUR
Van Henk van Straten, Jeroen Thijssen en Jaap Robben.
56
HEEFT DE BIBLIOTHEEK NOG EEN TOEKOMST?
Ja, maar dan moet de knop drastisch om. En snel.
60
I
40
VINCENT DAMS Kunstenaar met dertig levens.
CABARETIER / ACTEUR HENRY VAN LOON “Ik geloof niet in een geheim genootschap van Brabantse grappenmakers.”
48
DICK RAAIJMAKERS De erfenis van Kid Baltan en het Natlab.
MEST nr 4
edereen die weleens in een subsidiecommissie of jury heeft gezeten, weet hoe het gaat. In veel gevallen neem je een beslissing op basis van je onderbuik. Om daar vervolgens achteraf een rationele onderbouwing aan te koppelen. Zo is het bij de toekenning van de titel Culturele Hoofdstad aan Leeuwarden ongetwijfeld ook gegaan. De jury had een goed gevoel bij de Friese hoofdstad en moest daar vervolgens een rationeel verhaal aan koppelen om de beslissing te funderen. Prima, niks mis mee. Jammer alleen dat de term draagvlak in de onderbouwing centraal stond. Draagvlak, het woord is sindsdien in Noord-Brabant opvallend snel een eigen leven gaan leiden. Opeens moet elke culturele besteding draagvlak hebben. Eerst werd de organisatie van het Jeroen Bosch-jaar (in 2016) verweten dat er niet genoeg draagvlak zou zijn in de stad. En nu staat het woord ook al centraal in het nieuwe cultuurplan van de gemeente Den Bosch. Als panacee voor culturele kwalen is het een akelig begrip. Want wat is dat, draagvlak? Het groene licht van de grote gemene deler? Daar wil je kunst & cultuur niet aan opofferen, want veel van hetzelfde lijkt me het laatste wat je met cultuur wilt voortbrengen. Wie is de goegemeente? En hoe meet je draagvlak? Ja, cultuur moet een veel centralere plaats in de samenleving verwerven. Maar als we voor dat doel het begrip draagvlak gebruiken, voeren we de verkeerde discussie. Kunstenaars moeten vaker en explicieter laten zien dat ze een rol van betekenis kunnen spelen in de samenleving. Maar dat kunnen ze alleen als ze daar ook de ruimte voor krijgen, en niet als ze worden vastgenageld aan de meetlat van Jan Modaal. In dat geval kun je als kunstenaar beter als paria door het leven gaan.
Stan van Herpen Hoofdredacteur 5
[Advertentie]
GA JE MEE NAAR BUITEN?
Ap pn uo
ok me t ro ut
altijd verrassend dichtbij es! Download nu de InBrabant app
6
In deze app vind je alle uitjes van UitinBrabant.nl en de UITpunten, aangevuld met toeristische informatie van de VVV’s en de mooiste thematische routes van RoutesinBrabant.nl. Meer weten? InBrabant.nu
MEST nr 4
ER LOOPT WEER EEN HOND OVER MIJN GRAF Schrijver/journalist Eric Alink bezoekt graven van illustere Brabanders. Dit keer: dichter en schrijver Jan Hanlo (1912-1969)
Grot an een kerkhof zich doodschaK men? In Broekhem, een uithoek van Valkenburg, ga je dat vermoeden. De
begraafplaats ligt boven aan een steile oprit. Een knalgroene Avant 630-vorkheftruck blokkeert de toegang. Wie verstrooiing zoekt, kan vooruit: op pallets wachten 1120 zakken tuinturf. Een golfplaten wand van een fabriekshal vormt de rechterkant van het kerkhof. Een autospuiterij markeert het einde. Links staat een garagebedrijf voor four wheel drives. Dit is een planologische grap. Niemand lacht. Zelfs de vogels houden zich wijselijk stil. Beteuterd sla ik Jan Hanlo’s bundel ‘Verzamelde gedichten’ open. “Doe maar”, zeg ik zachtjes. Maar het roemruchte gedicht De Mus op pagina 70 wil niet klinken. Geen tjielp tjielp. Tussen de bladzijden leven ook raven, merels en geelgeveerde vogels zonder naam. Vergeefs laat ik ze de grijze lucht van Broekhem zien. Zij willen niet zingen. Op dit kerkhof vind je Sjeng, Haske, Bèr en Lei. Veel graven zijn met gravel of grind bedekt. Dat oogt nors. Maar rolluiken ontbreken. Links vooraan ligt Hanlo. Doodsoorzaak: motorongeluk in Berg en Terblijt. Het is een verzorgde zerk. Maar wie goed kijkt, ziet broddelwerk. De steenhouwer heeft eventjes voor God gespeeld en een andere sterfdag gebeiteld. Hij hakte 24 juni. Zo gaf hij Hanlo acht dagen respijt. Dat gat in de tijd is zorgvuldig gedicht. Met plamuur. De correcte sterfdatum, 16 juni, is eroverheen geknutseld. Hanlo, die van typografie hield, zou tranen in korps 144 huilen. MEST nr 4
Buitenbeentje en struikelaar was Hanlo. Wiegje in Bandung. Ouders die scheiden in zijn eerste levensjaar. Met moeder naar Deurne, later Valkenburg. Psychose in 1947. Thema’s in zijn ongewone poëzie: toeval, onschuld en erotiek. Een onthutste VVD-senator stelt Kamervragen over het klankgedicht Oote dat hij infantiel gebazel noemt. In 1962 eindigt Hanlo een maand achter tralies: zijn handen zijn schuldig verklaard. Tijdens de Wederopbouw hebben handen grofweg drie keuzes. Ze werken, ze slaan een kruis of ze strelen er een. Van jongens, soms meisjes. Hanlo hield van kinderen. Hou je handen thuis, leerde hij. Maar als niemand met thee in je wacht? Waar is dan thuis? Tegen elven. Op het kerkhof harken twee gepensioneerde mannen. “Als kind kwamen we graag bij Hanlo thuis”, zegt Paul. De dichter had een cassette met akelige geluiden om inbrekers uit zijn huis te verjagen. Ook mijmerde hij graag over de vraag of een wolk de vorm van een schaakbord kan aannemen. Bovenal had Hanlo twee motoren. In zijn schuurtje. “Hij maakte tochtjes. Naar Schaesberg. Met mij voorop”, lacht Paul. Zijn mond is geen litteken. Afscheid. Op het kruispunt bij de begraafplaats stopt een Duitse bus. Met kinderen. Een vrouw legt de chauffeur uit waar de grotten zijn. Hij slaat rechtsaf. Ik links. Weg hier. De dood is een grot. Klam, donker. Geen gids keert eruit terug. Laat staan vogeltaal. Zelfs niet in Broekhem. Tekst Eric Alink Beeld Anouk Essers 7
MOOI-LEKKER-HANDIG
-BOEIEND-PIJNLIJK-GRAPPIG
iedereen is te koop KRANTHOUT N.O.T.K.
LITERATUUR
Mieke Meijer bedacht een nieuw materiaal, KrantHout, dat ze samen met ontwerplabel Vij5 verder doorontwikkelde. Dat leidde tot een groot aantal mooie producten, waaronder dit kastje van ontwerper Breg Hanssen. Met KrantHout wordt krantenpapier – gemaakt van hout – weer een soort hout. Als basismateriaal gebruiken de ontwerpers overgebleven kranten en misdrukken van het Eindhovens Dagblad. Het materiaal heeft verrassend veel overeenkomsten met (massief) hout en laat zich ook als hout bewerken. Je kunt het zagen, frezen, schuren en lakken. Zaag het KrantHout door en je ziet de verschillende, samengeperste lagen van het papier. Wie goed kijkt, kan zelfs hier en daar een letter ontdekken. Het concept is een groot succes. Zo presenteerde Peugeot in 2012 een conceptcar waarbij o.a. het dashboard was bekleed met KrantHout. www.vij5.nl
Het groot Kerstverhalenboek
is een bundeling van se schrijvers, dichters rstboek over de kerste kerstviering. Gegoten ecepten en gedichten, ou, getreurd om trieste de twee dagen waarin stilstaat. n inspirerend, spannend Nederland. Een passend geïllustreerd door Yoko or Rieder.
gst van Het groot md voor de Vereniging oedselbanken.
ARMER . NL
NUR 309
HET GROOT KERSTVERHALENBOEK €19,95
MEST-redacteur Mijke Pol nam het initiatief voor deze bundeling korte verhalen, columns, recepten en gedichten over kerst. Met bijdrages van meer dan dertig Nederlandse schrijvers, dichters en cabaretiers, onder wie Tommy Wieringa, Bart Chabot en Anton Dautzenberg. En met prachtige illustraties van Yoko Heiligers en Floor Rieder. Van ieder verkocht exemplaar gaat twee euro naar de Vereniging van Nederlandse Voedselbanken. De bijdrage van de Tilburgse schrijver Jeroen Thijssen, Kerstpalm, is te lezen in deze MEST op pagina 26. Onder andere te bestellen via www.uitgeverijmarmer.nl, bol.com en verkrijgbaar in de boekhandel.
MUZIEK
DESIGN
HÉ, BEKEND GEZICHT
€10,00
De eerste, officieel gediplomeerde rapper ter wereld, Timmietex (beetje bekend van het nummer Tantu Spange Tatta), presenteerde in oktober zijn tweede cd, Bekende Gezichten (zie ook pag. 75). De mix van boombapbeats, funky licks en ritmes en ongegeneerde teksten maakt indruk, getuige ook de positieve recensies in o.a. Nieuwe Revu en NRC Next. De nummers zijn te downloaden via Spotify and iTunes. Via www.timmietex.nl is de fysieke cd te bestellen (€10 excl. verzendkosten). Voor de echte liefhebbers zijn er dertig edities met door kunstenaars beschilderde maskers van Timmietex en producer Ben Jur (€35).
8
MEST nr 4
COL
UMN
TERRAS BIJ NACHT
et Stendhal-syndroom is een psychische aandoening waarbij iemand helemaal H over zijn theewater raakt door de schoonheid van kunst. Hartkloppingen, hallucinaties en in een enkel geval psychotische neigingen steken bruusk de kop op door toedoen van – bijvoorbeeld – een schilderij. Of een wandkleed. Of een lied. Zo schijnt het dat met regelmaat iemand probeert Terras bij nacht van Van Gogh binnen te klauteren.
En je hebt natuurlijk figuren die tijdens concerten met gevaar voor eigen leven hekken en beveiliging trotseren om, bijvoorbeeld, Bono te knuffelen. Maar of die mensen Stendhal hebben betwijfel ik. FOTOGRAFIE
René met op schoot Yakimo.
DE KATTIGE MAN €34,00
Fotografe Marieke Plasier is gefascineerd door mannen met katten. “Mijn vrienden zijn veelal mannen. Mannen met katten. Het zijn geen machomannen, ze hebben niet de behoefte om zichzelf continu te bewijzen, ze hebben een goed relativerend vermogen, zijn emotioneel verbonden en open-minded.” Daarom dit boek, Men & Pussy, met meer dan zestig portretten van bekende en minder bekende Nederlandse mannen met hun katten. Het boek (€34,00 excl. verzendkosten) is te bestellen via een mailtje naar Marieke zelf (marieke@mariekevisuals.com) of bij uitgeverij Komma via www.dejongehond.nl, www.mariekevisuals.com
BOVEN JE BED
€25,00 Ontwerperscollectief ATTAK maakt onder andere posters. Niet alleen in opdracht, ook vrij werk. Zoals deze, Sleeper, 50 bij 70 cm, zeefdruk op 350 grams Hello Matt, gesigneerd en genummerd. Te koop via hun site, www. attakweb.com
GRAFISCH
Mensen met liefdesverdriet lijden ook niet aan Stendhal, al heeft het er soms alle schijn van. Jaren geleden zat ik eens met een vriend in een hamburgertent. Die dag waren vrijwel gelijktijdig onze harten verkruimeld door twee achteloze troela’s en luisterden wij met een volgeschoten gemoed naar de radio, waarop Idols-winnaar Boris zong: “Remember the times I held you tenderly. Remember the way that I love you.” Betraand werkten we onze cheeseburgers weg. Prachtig vonden we het. Wat gaf het nou dat die dweil hoofdzakelijk door twaalfjarige meisjes aanbeden werd? Wat zouden we malen om de krakkemikkige tekst? “I think about the way you live and breathe, beside my dreams forever.” Dat is helemaal geen zin, maar het hinderde niet. Boris begreep goddomme, in de kern, precies wat wij doormaakten. En daar ging het om. In feite lieten we ons op dat moment foppen door een kutnummer. Zoals kunst je wel vaker foppen kan, als je eventjes niet oplet. Maar ja, we letten nu eenmaal meestal op. Zijn altijd voorbereid op kunst en beschermen onszelf met een kritische instelling en specifieke voorkeuren. Stendhal-patiënten doen dat niet. Ze hebben altijd liefdesverdriet, zijn altijd gek van Bono, ze geloven niet in de beperking van zinnen. Hun hart staat wagenwijd open, tot de waanzin erop volgt en ze definitief kunnen gaan wonen in een kunstwerk naar keuze. Om de zoveel tijd schuift er een nieuw iemand aan op het Terras bij nacht. Tekst Lucas de Waard
MEST nr 4
9
JETSE BATELAAN - ARTISTIEK LEIDER THEATER ARTEMIS
“NIETS LEUKER DAN
DE PUNK
VAN EEN ZEVENJARIGE” Regisseur Jetse Batelaan – tot 2012 succesvol bij het Rotterdamse Ro Theater – kon kiezen uit twee jeugdtheatergezelschappen: BonteHond in Almere of Theater Artemis in Den Bosch. Hij ging voor het laatste. De calvinistische vogelspotter verheugt zich op een confrontatie met ‘katholiek Brabant’. Zo gaat hij samen met schoolkinderen een nieuw geloof bouwen. “Mijn verhalen gaan over het blootleggen van zwaktes. Daarin schuilt volgens mij de basis van samenleven.”
M
ocht iemand een fijn huis weten, ergens tussen Utrecht en Den Bosch, dan houdt hij zich aanbevolen. Mits buiten, in het groen. Jetse Batelaan, op de drempel van zijn benedenhuis in Amsterdam: “Ik werkte als tiener bij een boer en struinde altijd in de Oostvaardersplassen. Het decor van de film De Nieuwe Wildernis was mijn achtertuin. Ik heb daar heel wat vogels gespot.” Nu woont de artistiek leider van Theater Artemis in hartje hoofdstad, met vriendin en drie jonge kinderen. Batelaan treint op en neer. “Ik ben na de regieopleiding via een ooit gekraakte woning in Amsterdam blijven hangen. Ik verbouw tomaten op ons binnenplaatsje en voer zo een toneelstukje op; alsof we buiten leven.” Batelaan werkt nu een klein jaar in 10
Den Bosch als opvolger van Floor Huygen. Vorig jaar werd hij gevraagd te solliciteren op de leidersplek van maar liefst twee jeugdtheatergezelschappen: Artemis én BonteHond (in Almere). Batelaan ging voor Den Bosch. “Ik groeide op in Almere Haven en heb daar als tiener al theater gemaakt. Ik zag me alweer allemaal mensen van vroeger tegenkomen. Nee, ik hoef niet terug naar Almere.”
Spartaanse levenswijze
Batelaan verheugt zich op een confrontatie met het in zijn ogen katholieke en bourgondische Brabant. “Dat levensgenieterige zal mijn werk beïnvloeden; ik merk het nu al. Ik heb een calvinistische inborst en een Spartaanse levenswijze. Iets in mij wil afzien van geneugten. Ik ga altijd per fiets op vakantie. Het milieudoemdenken zit diep;
als kind kon ik wakker liggen van het beslag dat een mens legt op de aarde. Ik ben opgegroeid in een maatschappijbewust PPR-gezin. En ik heb nog even politicologie gestudeerd.” Toen Batelaan vanuit Artemis naar de Sint-Janskathedraal liep, bedacht hij een biechtvoorstelling waarin ouders aan kinderen vergiffenis vragen voor het zooitje dat ze ervan hebben gemaakt. Dat idee koppelt hij volgend seizoen aan een groot educatieproject. “Ik ga met schoolkinderen een nieuw geloof bouwen. Met alle jaargangen, van kleuters tot achtstegroepers. Ze mogen een scheppingsverhaal schrijven, liederen bedenken, gewaden ontwerpen en een heilige plaats bouwen. Na zes weken eindigen we met een processie vanuit school naar hun eigen heiligdom. Om te laten zien dat geloof MEST nr 4
MEST nr 4
11
“Niks in het leven raakt mij meer dan een suïcide. Ik blijf peuteren in de ziel.”
mensenwerk is.” Toch zal zijn werk altijd ‘calvinistisch’ blijven denkt hij. “Mijn voorstellingen zijn kaal en leeg. Daar gaat altijd wel een beeldenstorm overheen.”
Laat mij de nar zijn
Den Bosch mag trots zijn op de transfer van Batelaan naar Artemis. De eigenzinnig regisseur maakte razendsnel furore. Hij kreeg na zijn afstuderen, tien jaar geleden, meerdere regies aangeboden bij toonaangevende groepen zoals Bambie en bij het duo Loes Luca en Arjan Ederveen. Vrijwel allemaal succesvol. Ook internationaal vindt zijn radicale manier van theater maken veel weerklank. Zijn handschrift valt het best te omschrijven als ‘een dramatisering van het hartverscheurend doodnormale’. Of: met een absurd naïeve blik kijken naar het alledaagse. Zijn vreemde, prikkelende titels zijn stille getuigen: Pas als zaagsel krijgt een boom applaus (2004), Echte vrouwen joggen in regenpak (2001) en Een cowboy met zijn handen hoog juicht waarschijnlijk niet (2009). Er gebeurt vaak absurd weinig; met tekst is Batelaan spaarzaam. En als hij muziek gebruikt, is het live, bij voorkeur collectief gezang. “Ik heb altijd een ambivalente houding tegenover drama gehad. Laat een ander de koning zijn en mij de nar. Ik hou meer van de wereld van de dienstbaarheid. Ik wil altijd náást het drama staan.” Het succes van zijn onnavolgbare handschrift schuilt mede in het feit dat Batelaan eigenlijk altijd dat maakt waar zijn doelgroep het minst zin in lijkt te hebben. “Ik voel sympathie voor kinderen die (denken dat ze) niet naar theater willen.” Energieke kinderen vanaf acht jaar confronteert hij met vrolijkmakende saaiheid (Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt, Theatergroep MAX, Gouden Krekel 2005). Kinderen vanaf tien jaar leert hij mores (Het Geheven Vingertje,
12
Zilveren Krekel 2008) en pubers dreigt hij met het ergste der ergste: tonééééél (Toneel, 2010). “Omdat ze zelf zoveel energie hebben, voelen ze snel de absurditeit aan van mijn traagheid. Mijn verhalen gaan over het blootleggen van zwaktes. Daarin schuilt volgens mij de basis van samenleven. Ik geloof niet in een wereld waarin we doen of het allemaal fantastisch is. Mijn personages stellen zich nooit boven het publiek, eerder beneden. Ik haal de glamour weg; ze worden one of the guys. En als het publiek voelt dat je als maker bij hén hoort, kun je een potje breken.”
Vulkaan in kippengaas
Zijn personages zijn vaak willoos en dienstbaar. Ze verlangen wél, maar missen daadkracht. Ze verschijnen graag, maar verdwijnen liever. Die dubbelheid – zichzelf laten zien en tegelijkertijd de wens koesteren tot verstoppen – kent Batelaan van zichzelf. “Ik heb vroeger een tekening gemaakt waarover ik een wit vel plakte. Mijn acteurs wekken ook de indruk dat ze het liefst de coulissen weer in willen.” Als puber wilde Batelaan het liefst wielrenner worden; een wereldreis maken op de fiets, dat leek hem geweldig. Maar ondertussen zag hij toch een piepklein kostuumpje onder het zadel zitten. Hij maakte als tiener al graag toneel – vaak tegendraads. Met zijn nederigheid hield hij zich toneelspelend knap staande tussen de brommerjeugd van Almere. “Ik gaf hen eerst het idee dat ik een loser was. Ze lieten mij struikelen en ik viel expres. Als ik stoer zou doen, zou ik bedreigend voor hen zijn – want ik stond ook nog op een podium. Nu was ik ontwapenend. Vervolgens had ik ze in mijn zak en lachten ze voluit om de vulkaan die ik speelde te midden van kippengaas, met een föhn op mijn rode haar.”
Even verdwijnen
Na zijn afstuderen, omringd door
torenhoge verwachtingen, besloot hij even te verdwijnen. Hij trok alleen door de bergen in Schotland, had zijn lekkerste rantsoen tot het laatst bewaard. Maar toen hij het opat, smaakte het niet. Hij kon zijn matje niet meer opblazen. Pas terug in de bewoonde wereld ontdekte hij een tijdelijke gezichtsverlamming. Een man achter de supermarktkassa moest hem wijzen op zijn scheefstaande mond en oog. Geheel in lijn met zijn Spartaanse inborst, wachtte Batelaan met het doktersbezoek tot na zijn landing in Nederland. Wie goed kijkt, ziet kleine naweeën in zijn linker gezichtshelft. “Ach, al vanaf de middelbare school weet ik dat ik het niet van mijn uiterlijk moet hebben. Ik kon gelukkig goed voetballen en grappen maken.” Vijf jaar geleden trad de veel gevraagde Batelaan als vaste regisseur toe tot het Ro Theater. De acteurs moesten soms aan zijn radicale theatervorm wennen, maar gingen ver mee in zijn zoektocht naar de absurditeit van het normale. Zo liep gelauwerd film- en toneelacteur Gijs Naber in een supermarktdecor zwijgend achter een boodschappenkarretje, om af en toe iemand op de hielen te botsen (Een cowboy met zijn handen hoog juicht waarschijnlijk niet). Batelaan had bij het Ro Theater opvallende successen, zoals Bonte Avond Van Bodybuilders (2011). Daarin liet hij vechtersbazen uit Rotterdam-Zuid in kickbox-tenue alledaagse dialogen zingen, zoals ‘Bakker, mag ik een halfje bruin’, tot grote hilariteit van het jongerenpubliek.
Reuzen in de grote zaal
Batelaan mocht de grote zaal in – een fikse stap voor iedere jonge theatermaker. In 2011 maakte hij Reuzen, over schutterende ouders die wanhopig worstelen met hun baby’s en bijbehorende verantwoordelijkheden. “Ik was nieuwsgierig naar mijn handschrift in de grote zaal. Ik was zelf erg te
MEST nr 4
spreken over Reuzen; de voorstelling kreeg goede recensies maar werd niet opgepikt.” Daarna werd het kunstklimaat grimmig. Schouwburgen namen minder risico, kozen voor bestsellerbewerkingen en voorstellingen met bekende televisiegezichten. Oké, dacht hij, doe ik Trommelen in de Nacht van Bertolt Brecht, zijn eerste repertoirestuk. Maar ook dat bleek voor veel schouwburgen te experimenteel. “Ik vroeg mij net af waar het heen moest met mij, toen Artemis en BonteHond met hun verzoek kwamen te solliciteren. Natuurlijk voelde ik me gestreeld, maar ijdelheid is een slecht raadgever. Toen begon de politiek ook nog te blazen dat wij als theatermakers met de rug naar het publiek zouden staan. Die kritiek trok ik mij aan, ik ging me bezinnen. En het eerste positieve beeld dat in me opkwam, was een gymzaal vol drukke kinderen, in gesprek met acteurs en makers. Dan maakt niemand mij meer wijs dat we met de rug naar het publiek staan. Ik wist dat ik naar het jeugdtheater wilde: liever voor kinderen spelen dan voor een reepje grootstedelijk publiek.”
Allesomvattende kennis
Het waren de zo beladen schoolvoorstellingen – ooit legde acteur Jack Wouterse een optreden stil vanwege het geschreeuw – die Batelaan over de streep trokken. “Ik ben gek op schoolvoorstellingen. Intenser kan theater niet zijn. Jij bent voor hen op dat moment Het Theater. Ik ervaar het als een luxe dat zij de codes nog niet kennen. Daardoor kun je er vrij mee spelen. Niets leuker dan de punk van een zevenjarige.” Eind januari gaat zijn eerste kleutervoorstelling in première, De man die alles weet. Batelaan regisseert René van ‘t Hof en Tjebbe Roelofs in een zoektocht naar allesomvattende kennis. Om kleuters te laten ervaren dat achter
MEST nr 4
ieder antwoord altijd weer een nieuwe vraag opdoemt. En begin april is daar eindelijk Batelaans eerste echte regie voor Artemis, voor publiek vanaf veertien jaar: De dag dat de papegaai zelf iets wilde zeggen. “Die voorstelling gaat over taal, over hoe iedereen elkaar napraat. Wederzijds herhalen is van vitaal belang voor het schoolpleinleven. Pubers willen zich graag conformeren en tegelijkertijd smachten ze naar individuele expressie. Ik hoop op medewerking van Bekende Nederlanders; ik wil hen graag anonimiseren door anderen zo te grimeren dat ze op die BN'er lijken. Eigenlijk gaan al mijn voorstellingen over het verlangen om te verdwijnen, opgaan in het landschap, over aan- en afwezigheid, to be or not to be. Niks in het leven raakt mij meer dan een suïcide. Ik blijf peuteren in de ziel.”
De man die alles weet (vanaf 4 jaar) door Maas Theater & Dans, in coproductie met Artemis. Première 1 februari, Maas Podium Rotterdam. Tournee t/m 20 april. www.maastd.nl
Eén met de eenden
“Ik hou nog steeds van vogels spotten. Niet dat ik alle bosfluitertjes uit elkaar kan houden; ik ben vooral goed in watervogels. De gans is mijn favoriet. Het geluid dat ze maken bij het overvliegen is prachtig. Hoog boven je lijken ze in verbinding te staan met een andere wereld. Ja, daar zie ik wel iets religieus in.” Voor Boijmans TV, dat hij met collega’s van het Ro Theater maakte in opdracht van Museum Boijmans Van Beuningen, ging Batelaan met een nepeend op zijn hoofd te water in de vijver van het museum. De regisseur wilde één worden met de eenden. One of the guys. “Maar nog voor ik te water was, vlogen alle eenden weg. Ik heb veertig minuten in dat wak gelegen. Maar ik bleef een hele eenzame eend.”
De dag dat de papegaai zelf iets wilde zeggen (vanaf 14 jaar) door Theater Artemis. Première 4 april 2014, Verkadefabriek Den Bosch. Tournee t/m 2 mei. www.artemis.nl www.maastd.nl
Tekst Annette Embrechts Foto Batelaan Kuba Szutkowski
13
KRONIEK DER
MINIMUSEA
Op het scherpst van de snede
B
elgië kent als land een aantal indrukwekkende wapenfeiten. Steden als Antwerpen en Brussel. Een gruwelijk goede muziekscene. Het enorme aanbod aan speciaal bier. En natuurlijk de bonbons waarvan chocoladeliefhebbers wereldwijd de bibberitus in hun broekje krijgen. Aan dit rijtje mag gerust Colette Driessens worden toegevoegd. Colette beheert ’t Kniphof, een permanente tentoonstelling aan huis over de papierknipkunst. ‘Origineel knipwerk, uitleg en versierde eieren’, vertelt de folder. En dat allemaal in het Belgische Essen, vlak onder Roosendaal. Er zijn mensen voor minder de grens overgestoken. Dat de knipkunst niet hetzelfde aanzien heeft als het verzameld werk van Rembrandt; Colette is de eerste om het toe te geven. “Het is allemaal vrij onnozel”, zegt ze bij binnenkomst. “Figuurtjes geknipt uit papier. Daarmee verover je de wereld niet.” ’t Kniphof maakt bij binnenkomst inderdaad geen verpletterende eerste indruk. De tentoonstelling is gevestigd in de voormalige koestal van een stenen boerderij. Aan de muren hangen knipkunstwerken, achter glas en keurig ingelijst. In een vitrine liggen de met papier versierde eieren. Je moet er recht voor gaan staan wil je iets zien. Op de vraag wat het nou precies is, knipkunst, antwoordt Colette: “Een papiertje vouwen en er motiefjes in knippen met een schaar is knipwerk. Werk je volhardend verder dan kan het knipkunst worden. Kan hè? Het talent is natuurlijk niet altijd aanwezig.” Colette mag dan al grootmoeder zijn, haar smeer je geen knipwerk voor knipkunst aan, zoveel is zeker. Alle knipkunstwerken in de ruimte zijn van Colette zelf. In oktober 1983 begon ze met knippen. Zomaar. Ze weet het nog goed. Eerst simpele werkjes, daarna steeds moeilijker. Al snel knipte ze zich een slag in de rondte. En nog steeds. “Dagen van tien 14
uur zijn niet ongewoon. Ik heb weleens periodes moeten rusten omdat mijn vingers het niet meer deden.” Dat klinkt behoorlijk verknipt en dat is het ook. Want moeilijker betekent in het geval van de knipkunst: kleiner. De kleinste knipkunstwerken van Colette zijn zo gedetailleerd en verfijnd dat het haast onvoorstelbaar is dat ze door een mens zijn gemaakt. Op een werkje dat niet groter is dan een onderzetter zie ik een boom waaronder zich verschillende figuurtjes bevinden. Je ziet niet alleen de bladeren en afzonderlijke takken van de boom, je ziet zelfs de uitdrukkingen in de gezichten van de mensen. De ogen, de neuzen, de handen: het is millimeterwerk. Eén uitschieter en alles is voor niets geweest. Terwijl ik met Colette langs de muren loop, maakt mijn scepsis plaats voor diepe bewondering. Dit is niet alleen knippen op het scherpst van de snede; dit is leven op het scherpst van de snede. Weken werk voor een paar vierkante centimeter, met de wetenschap dat iedere fout fataal kan zijn. Dát is toewijding. Dát is passie. Geen schreeuwerige passie die je zo hard door de strot wordt geramd dat ze verdacht wordt, maar een passie die in de luwte wordt beleden. In een tijd waarin kunst vooral entertainend of maatschappelijk relevant moet zijn, knipt Colette tegen de stroom in. De knipsels in ’t Kniphof hebben nooit rekening gehouden met trends, bezoekersaantallen of algemeen nut. De knipselkunst van Colette is een stil verzet, maar dan wel gepleegd uit liefde. “Ik hoop dat u er iets aan vond”, zegt Colette als ik ’t Kniphof verlaat. Een lach krult haar gerimpelde mond. “Ik begrijp ook wel dat er spannender dingen in het leven zijn om naar te kijken.” Nee, de wereld zal Colette nooit veroveren. Maar mijn hart heeft ze. Verknipt en wel. Tekst Bart Smout Fotografie Erik van der Burgt
MEST nr 4
’t Kniphof, Horendonk 350, Essen (B). Dagelijks geopend, bij aanwezigheid. Tel: 0032-3667 5468
MEST nr 4
15
DE
MI LJOEN VAN 2018:
WAT BLIJFT ERVAN OVER EN WAAR GAAT HET NAARTOE? Provincie en de deelnemende gemeenten hadden gezamenlijk 100 miljoen klaar staan voor het programma van Culturele Hoofdstad van Europa 2018. Nu dat feest niet doorgaat, hangt de vraag in de lucht wat er met dat geld gaat gebeuren. Een aanzienlijk deel van het bedrag zou hoe dan ook gereserveerd blijven voor cultuur is steeds gezegd. Maar nu puntje bij paaltje komt, dreigt er weinig meer over te blijven. Waarin moet het resterende geld worden geïnvesteerd? MEST doet alvast een voorzetje, vroeg een aantal vertegenwoordigers uit de cultuursector naar hun wensen en stelde een vijftal scenario’s samen.
V
oorspellingen over de hoeveelheid geld die uiteindelijk overblijft, durft niemand aan, want de 2018-gelden verdampen waar je bij staat. Het begon ooit met een bijdrage voor de plannen van 2018 van 50 miljoen van de provincie en tien miljoen van elke deelnemende gemeente. Zowel provincie- als gemeentebestuurders riepen in aanloop naar de uitslag dat in ieder geval een deel van de investering in cultuur overeind zou blijven, ook als ‘we’ het niet zouden worden. Hoeveel van die 100 miljoen euro overblijft voor cultuur? De meest gehoorde schatting is dat de cultuursector al blij mag zijn als er 25 miljoen van de provincie overblijft, en één miljoen per deelnemende gemeente.
Gezamenlijk voorstel
De provincie Noord-Brabant werkt
16
momenteel aan een voorstel voor de investering van een deel van de 2018-gelden. Het wordt geen artistiek plan, benadrukt Frans van Dooremalen (verantwoordelijke voor het plan namens de provincie), maar een voorstel met uitgangspunten en ambities. “Die gezamenlijke doelen willen we centraal stellen om vervolgens iedereen uit te nodigen te kijken wat men daar aan kan bijdragen.” De provincie voert voor het plan gesprekken met de cultuursector en betrokken gemeenten, en Van Dooremalen hoopt dat er voor de kerst een gezamenlijk voorstel ligt. “Op basis daarvan beslissen Provinciale Staten wat ze van de 2018-gelden de komende jaren willen investeren in cultuur.” Uiteindelijk moet er in februari een finaal voorstel liggen. Nog voor de gemeenteraadsverkiezingen in maart, zodat de gemeenten het voorstel mee kunnen nemen in de coalitie-onderhandelingen.
KANAALWERKEN HELMOND Kunstwerk The Polyp Form of the RedEye Medusa van Karin van Dam, onderdeel van de manifestatie Kanaalwerken, in de hal van woon- en werkcomplex Boscotondo in Helmond. Helmond was een van de deelnemende steden voor de kandidatuur van 2018 Culturele Hoofdstad van Europa. Voor wie nog niet is gaan kijken: de manifestatie Kanaalwerken in Helmond is de moeite waard. Met kunst en historie over de Zuid-Willemsvaart, het kanaal dat Helmond doorklieft. In de Boscotondohal en de Koninklijke Textielfabriek Raymakers. Met werk van kunstenaars, filmmakers en fotografen als Erik van Lieshout, Martin Parr, Sil van der Woerd en Rob Zimmermann. Nog te zien tot en met 2 februari 2012. Meer informatie op de site van het Gemeentemuseum Helmond, www.gemeentemuseumhelmond.nl.
MEST nr 4
Foto: Ernst Moritz
MEST nr 4
17
bedrijfsleven, het toerisme en eigenlijk alle sectoren.
WENSEN Provincie, gemeenten en culturele sector praten nu dus over ambities en doelstellingen. Wat zijn de meest geuite wensen? Verlangens van zo ongeveer iedereen: zorg dat de investeringen nadrukkelijk effecten op lange termijn hebben. En stimuleer samenwerking tussen cultuursector, bedrijfsleven, overheid en onderwijssector.
Plaats cultuur in het hart van de samenleving
Omdat cultuur mede onze identiteit vormt, omdat het innovatie voedt, omdat het geld opbrengt. Jan van der Putten, directeur van de Verkadefabriek in Den Bosch: “We moeten kunst en cultuur verbinden met andere sectoren. Omdat de samenleving meer dan ooit behoefte heeft aan nieuwe ideeën.” Matthijs Rümke, artistiek leider van Het Zuidelijk Toneel: “We moeten af van het idee dat ik van de ingewikkelde cultuur ben en de politicus er is om maatschappelijke problemen op te lossen. Ik voel me ook verantwoordelijk voor maatschappelijke problemen, ik wil meedoen, meebouwen aan de wereld!”
Draag met cultuur bij aan (inter)nationale profilering van Noord-Brabant
Omdat je met kwalitatief goede cultuur mensen naar de regio trekt en daarmee geld. Denk bijvoorbeeld aan de Design Academy en de Dutch Design Week, samen met PSV de belangrijkste nationaal en internationaal bekende merken van Eindhoven. Omdat een aantrekkelijk cultureel klimaat werknemers en investeerders (ook van buiten Nederland, vaak hard nodig bij kennisintensieve bedrijven zoals ASML) aantrekt en hier houdt. Omdat het helpt om een internationaal netwerk op te bouwen, wat goed is voor het
18
Meer specifiek: versterk de band met Europa. Het klinkt misschien wat politiek correct, als een echo uit het bidbook. Maar Ton Wagemakers, partner van cultureel adviesbureau Sonax, is ervan overtuigd dat Noord-Brabant zichzelf tekort doet als het Europa over het hoofd ziet. “Deze regio is relatief onbekend in Europa. Dat is jammer, want zeker bij je directe buren liggen veel economische en culturele mogelijkheden.”
Maak goede culturele organisaties tot (inter)nationale top
Want: dat leidt tot een kwalitatief beter cultureel aanbod en meer nationale en internationale profilering (zie hierboven). Veel genoemd, lijkt een open deur, maar ligt gevoeliger dan het lijkt. Want het riekt naar wat ingewijden in jargontaal ‘reparatie-gelden’ noemen. Oftewel: extra financiële middelen om bij een aantal culturele organisaties de bezuinigingen op cultuur te repareren. En daar hebben veel provinciale en lokale politici momenteel een broertje dood aan. Chris van Koppen, directeur van bkkc: “Ik ben voor investeringen in organisaties en personen die het nu al goed doen. Maar dan wel op zo’n manier dat het duurzame en structurele gevolgen heeft. Je moet het dus niet zomaar aan de betrokken organisaties geven.” In het verlengde daarvan: stimuleer vooral de vijf grootste Brabantse steden om zich te specialiseren in een bepaald cultureel aanbod. Specialisatie per stad moet leiden tot een kwalitatief hoogwaardiger cultureel aanbod in Noord-Brabant als geheel. Dat kan het zelfbewustzijn van de steden én de regio een impuls geven. En dat brengt ons meteen tot de volgende, veelgehoorde wens:
Zet cultuur in om samenhang en samenwerking in Brabant te bevorderen, te beginnen met de grote steden
Een impuls geven aan BrabantStad (samenwerkingsverband tussen Breda, Den Bosch, Eindhoven, Helmond en Tilburg) was ooit dé reden voor de provincie om het avontuur richting 2018 aan te gaan. Matthijs Rümke: “Deze regio is groots, maar vooral als je de kracht van de steden en de ‘ommelanden’ bij elkaar optelt.”
Investeer in de jeugd
De jeugd, de jeugd, altijd weer die jeugd. Moeten we niet juist investeren in de senioren? Daar krijgen we er immers steeds meer van. Nee, vinden sommigen. Kunst en cultuur moeten een vanzelfsprekend onderdeel van de samenleving worden en de kiem daarvoor leg je bij de jeugd, op de scholen. Maar van cultuureducatie op scholen is weinig meer over en het is maar de vraag of we de cultureel vakdocent ooit nog terugzien. Maar misschien zijn er alternatieven. Rien van der Vleuten, directeur van Fontys Hogescholen: “Stel bij elk onderdeel van het culturele programma dat we mogelijk gaan ontwikkelen met de resterende 2018-gelden de vraag: hoe kunnen we de programmering koppelen aan educatieve activiteiten?” Ton Wagemakers ziet in het verlengde daarvan ook wel wat in Brabant als dé culturele opleidingsregio van Nederland. “Maak van Brabant de culturele kraamkamer van Nederland. Liefst in samenwerking met nabijgelegen regio’s als Vlaanderen en Nordrhein-Westfalen.”
WIE WORDT DE BAAS? Wie stelt het programma samen, wie bepaalt wie er geld krijgt en wie niet? Leggen we die verantwoordelijkheden in handen van één persoon, van een commissie of een coöperatie? Die laatste optie klinkt steeds vaker, zeker nu de gemeente Tilburg één miljoen beschikbaar heeft gesteld voor een cultuurcoöperatie met vertegenwoordigers uit de cultuursector, het bedrijfsleven en het onderwijs. Voordeel van een commissie is dat je verschillende expertises in huis hebt en je kunt voorkomen dat persoonlijke belangen een te grote rol spelen. Voordeel van een intendant of artistiek leider is dat het programma persoonlijk wordt, daardoor een gezicht krijgt en vaak gedurfder is. Een coöperatie klinkt leuk, vanwege het gemeenschappelijk en democratisch karakter. En je ziet zelfstandige cellen voor je waarin ondernemers, wetenschappers, kunstenaars en andere vrije geesten concreet samen aan de slag kunnen. Bijvoorbeeld met actuele maatschappelijke thema’s. Voor de uitvoering een interessante structuur. Maar het lijkt niet wijs om de vaststelling van doelstellingen aan de coöperatie over te laten, want dan loop je het risico op eindeloze vergaderingen en laffe compromissen.
MEST nr 4
binnen je regio wellicht meer gaan reizen voor een goed aanbod.
SCENARIO’S Het Biënnale-scenario
Het meest geopperd. Interessant omdat een Brabant Biënnale de mogelijkheid biedt om de gewenste samenwerking tussen de vijf grote steden te stimuleren. Maar het idee ‘biënnale’ heeft op zich weinig om het lijf. Veel hangt af van de inhoudelijke invulling. Noemen we het de Brabant Biënnale en koppelen we er elke twee jaar een ander thema aan? (Jeroen Bosch Biënnale, Social Design Biënnale, Agri & Art Biënnale). En is het steeds een gezamenlijke biënnale van de vijf steden (al dan niet met de ‘ommelanden’), of neemt elke twee jaar een andere stad het voortouw? Voordeel van het laatste is dat de leidende stad van de eigen kracht uit kan gaan en de kans krijgt zich te profileren. En als je de planning voor de komende tien jaar vastlegt, heeft iedere stad de kans om zich goed voor te bereiden. Je zou de spoorzones van de vijf steden als hart van de biënnales kunnen nemen. Raadzaam: kies telkens een thema dat verbonden is aan de bestaande kracht van een stad, maar waarmee de andere steden ook uit de voeten kunnen. Mogelijk nadeel: de leidende stad richt zicht vooral op het biënnale-jaar, waardoor de opbrengst te weinig structureel is. En je legt de primaire verantwoordelijkheid bij een stad, terwijl die misschien bij de cultuursector moet liggen.
Beste Jongetje van de Klas-scenario
Oftewel: investeer in je succesnummers. Sympathiek, want we hebben in Nederland nogal eens de neiging om egalitair te investeren, omdat we iedereen gelijke kansen willen bieden. Klinkt eerlijk, maar je kunt je afvragen of je straffeloos duizend bloemen kunt laten bloeien. Met teveel B-kwaliteit in je regio, dat vaak afdrijft richting schoolvoorstellingen, loop je ook het risico dat het culturele aanbod structureel minder wordt gewaardeerd. Geef sommige instellingen de ruimte om te groeien tot een niveau waarmee ze nationaal en internationaal naam kunnen maken. Daarmee wordt je aanbod kwalitatief beter, dat trekt nieuw publiek (ook van buiten Brabant) en je burgers zullen
MEST nr 4
Struikelblok: je zult keuzes moeten maken. En zoals gezegd: het lijkt op ‘reparatie-geld’ en daar zien veel politici niks in. Of komen ze daar langzamerhand van terug? De eerste reddingsboei is immers geworpen. Half november besloten Provinciale Staten om festival Circo Circolo, het Van Gogh-jaar (2015) en het Jeroen Bosch-jaar (2016) financieel te ondersteunen uit de 2018-pot. Die beslissing wekte verbazing. Zonder een oordeel te vellen over een al dan niet terechte toekenning: waarom deze drie opeens wel en andere partijen niet?
One issue-scenario
Bijvoorbeeld: we steken al die miljoenen de komende tien jaar in de schoolgaande jeugd. Voordeel: een duidelijk onderwerp dat goed valt te verkopen, en een goede kans op een structurele en duurzame opbrengst. En omdat je een helder doel hebt, zal het relatief makkelijk zijn om de verschillende partijen aan elkaar te verbinden. Toch is de kans op dit scenario verwaarloosbaar. Omdat kiezen eng is. Zie het maar voor elkaar te krijgen, om het met al die steden en politici eens te zijn over de keuze van dat ene onderwerp. En als het wel lukt, dan is het thema waarschijnlijk zo vaag dat niemand er gelukkig van wordt.
Wereldtentoonstelling-scenario
Willen we de hotelbedden het hele jaar vol met internationale gasten? Een ervaringsdeskundige als Eric Antonis, ooit artistiek leider van Antwerpen Culturele Hoofdstad 1993, zegt dat je dat maar met één ding lukt: een grote, internationale tentoonstelling met werk van een of meerdere (liefst moderne) kunstenaars. Het Jeroen Bosch-jaar in 2016 kan zo’n tentoonstelling worden, als ze genoeg schilderijen hier naartoe weten te halen. Als het aan Matthijs Rümke ligt, komt er een internationale tentoonstelling, met daaraan gekoppeld een grote dialoog over de richting die onze samenleving in zou moeten slaan. “Sinds het einde van de grote ideologen zijn we in ademnood geraakt. Organiseer een wereldtentoonstelling in de spoorzones van de grote Brabantse steden, met werk van schilders als Kiefer, Beuys en Bacon en andere geëngageerde kunstenaars van vlak voor het postmodernisme. Zet er een programma van hedendaagse kunstenaars naast die daarop reageren en laat de andere kunsten daarbij
aanhaken. Parallel aan de tentoonstelling brengen we top-filosofen en top-politici uit de hele wereld samen om het te hebben over de vraag waar het met de wereld heen moet. Dan ben je politiek-inhoudelijk en cultureel even het centrum van Europa, met een programma dat het cynisme van de postmoderne wereld achter zich laat.”
Meetbare scenario
Het scenario waar maar weinigen blij van worden, maar dat het meest waarschijnlijk is. Het scenario waarmee we gewend zijn om geld te verdelen. Het algemene kader van doelstellingen wordt vertaald in een set tamelijk strikte criteria, die juridisch waterdicht zijn en een illusie van meetbaarheid wekken. Een commissie beoordeelt de plannen aan de hand van die criteria. Aantrekkelijk vinden sommigen, want het is in ieder geval duidelijk wat je wilt en het wekt de schijn van transparantie en ambtelijke controle. Maar voor veel mensen is dit perspectief een gruwel. Want het lokt pragmatisch gedrag uit, zeggen ze, eigen belangen gaan prevaleren, het stimuleert de samenwerking niet. Daarnaast lijkt er uiteindelijk niemand verantwoordelijk. Toch aannemelijk? Ja, want de macht van de juristen is jammer genoeg enorm toegenomen de laatste jaren. Evenals het cijferfetisjisme. Nu draagvlak de nieuwe norm lijkt te worden bij de besteding van cultuurgelden, lijkt verantwoording aan de hand van meetbare doelen onafwendbaar. Dat die meetbaarheid een illusie is, daar maalt niemand om. Tekst Stan van Herpen
NOG WAT IDEEËN: • Zorg voor ‘geldverdubbeling’. Als de gemeente Tilburg besluit om één miljoen in te leggen, legt de provincie er een miljoen bij. Op die manier stimuleer je de steden om aan te haken. Daarnaast laat je als overheid zien dat je je aan de plannen committeert, en haakt het bedrijfsleven wellicht ook sneller aan. • Stel vast dat culturele instellingen geen geld kunnen aanvragen, maar dat alleen bedrijven, onderwijsinstellingen of maatschappelijke organisaties dat kunnen doen. Voor dit artikel is gesproken met Frans van Dooremalen (Provincie Noord-Brabant), Chris van Koppen (bkkc), Jan van der Putten (Verkadefabriek Den Bosch), Matthijs Rümke (Het Zuidelijk Toneel), Marianne Splint (Gemeentemuseum Helmond), Rien van der Vleuten (Fontys Hogeschool) en Ton Wagemakers (Sonax Tilburg).
19
KUNSTCANON IN KLEDERDRACHT
MET CORRIE, HENDRIKJE EN WIJMPJE LANGS DE NEDERLANDSE KLASSIEKEN
Theatermakers Hans Lemmerman en Inge van Run begonnen veertien jaar geleden aan een avontuur dat tot op de dag van vandaag voortduurt. Onder de naam Het Wilde Oog fotograferen ze drie (schoon)zusjes uit Spakenburg in klederdracht op culturele locaties. “Als levendige vensters in de Nederlandse kunstcanon.” Wat ooit startte als een eenmalige activiteit, is uitgegroeid tot een unieke collectie van duizenden foto’s. Een selectie is van januari tot en met maart 2014 te zien tijdens een expositie in het Lievensberg Ziekenhuis in Bergen op Zoom.
Corrie Koelewijn tegenover het beeld The Artist Asleep van Henk Visch (foto: Wout Nooitgedagt). 20
MEST nr 4
MEST nr 3
21
Wijmpje Koelewijn (links) en mevrouw Meulmeester uit Arnemuiden in Marinus Boezems Abri in Vrouwenpolder (foto: Wout Nooitgedagt).
22
MEST nr 4
MEST nr 4
23
Hendrikje Kuis voor werk van Ronald de Bloeme, gekleed in rouwdracht (foto: Yke & Erica).
D
e drie (schoon)zussen Corrie en Wijmpje Koelewijn en Hendrikje Kuis dragen al hun hele leven de Spakenburgse klederdracht. Zij zijn de belangrijkste muzen voor Het Wilde Oog. Hans Lemmerman ziet het fotografisch epos als “een ode aan het Hollands erfgoed, markante landschappen en iconen van de kunst- en architectuurwereld.” De vraag is hoe lang de dames Koelewijn nog door kunnen gaan. Het
24
eindpunt is in zicht vanwege hun hoge leeftijd. Corrie is al te oud om nog te reizen, en ook Hendrikje en Wijmpje kunnen niet veel grijzer meer worden. Lemmerman: “We doorbreken muren die erfgoed scheidt van disciplines als beeldende kunst en theater.” Informatie over precieze data, tijdstip en locatie van de expositie in het Lievensberg is te vinden op de site www.lievensbergziekenhuis.nl www.hetwildeoog.nl
MEST nr 4
De Spakenburgse vrouwen in het oude theater Speelhuis in Helmond, dat eind 2011 afbrandde (foto: Ben Vulkers), zie ook pag. 72-73).
KUNST IN HET ZIEKENHUIS Kunst kan helen, dat wisten de psychiaters van Van Gogh al, die hem vanaf zijn opname in 1889 omringden met kunst in de psychiatrische instelling van Saint-Paul de Mausole in Saint-Rémy de Provence. Tegenwoordig is er geen zichzelf respecterend ziekenhuis meer zonder kunstbeleid en de meeste ziekenhuizen zien kunst als een belangrijk onderdeel van hun healing environment. Troost Een prettige omgeving draagt bij aan het genezingsproces, dat is het idee. Kunst kan troosten, kunst kan afleiden. Het Lievensberg Ziekenhuis in Bergen op Zoom ziet kunst als een essentieel onderdeel van het menselijk bestaan. Bea de Visser, extern adviseur van de kunstencommissie van het Lievensberg: “Het verzet de zinnen, het haalt je even MEST nr 4
weg uit de dagelijkse realiteit. En troost, dat vind ik een van de mooiste dingen die kunst kan bieden.” Ze denkt aan die keer dat ze in gesprek raakte met een patiënte op de afdeling Radiologie, net nadat ze een aantal tekeningen van kunstenares Linde Faas (toen net afgestudeerd aan kunstacademie St. Joost) had opgehangen. Samen keken ze naar de tekeningen van regenbomen. “Die vrouw was heel eerlijk. Ze zei: ‘Ik zal ze thuis niet snel ophangen. Maar ik vind het erg fijn om ze hier te zien. Het is net een bidprentje waar ik even troost uit put'.” Creatief vermogen En kunst kan inspireren, wat ook goed is voor het personeel. Bij het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) in Den Bosch zien ze kunst als een onlosmakelijk onderdeel van een creatieve organisatie. Op hun
site: 'Het contact met kunst en kunstenaar beïnvloedt het creatieve vermogen van een organisatie gunstig'. Het JBZ werkt samen met instellingen als het Noordbrabants Museum en het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch en biedt onderdak aan een werkplaats voor jonge kunstenaars. Maar niet alleen beeldende kunst helpt. Uit onderzoek blijkt dat ook muziek een gunstig effect kan hebben, bijvoorbeeld op de beleving van pijn. Bea de Visser zag het zelf een keer gebeuren, tijdens een opvoering van Bach aan Bed (een project van celliste Mariëtte Freijzer – red.) in een hospice. “Dat was erg ontroerend. Je merkt dat mensen ontspannen, ik zag zelfs hun spieren verslappen; dan zie je wat muziek teweeg kan brengen.” Tekst Stan van Herpen
25
BOVEN: Wijmpje Koelewijn voor een uit de brand gered schilderij van Armando (foto: Gijs Haak). ONDER: De Spakenburgse diva's voor Theater Agora in Lelystad (foto: Ben Vulkers).
26
MEST nr 4
TRUMPSTEIN
MEST nr 4
& DE LEIJER
27
L
ER AT UU R
IT
1
kort verhaal van
JEROEN THIJSSEN
V
an de galerij af gezien schoven donkere, bijna bruine wolken hun grote gezichten van links naar rechts over de aarde, een opmerkelijke windrichting voor het seizoen. Ook was het koel voor een dag in december, ze zouden vandaag de vijfentwintig graden niet halen, zei Oom. “Er is iets aan de hand met het weer, de laatste tijd. Straks is het nog koud, met kerstmis.”
getekend was, maar Oom haalde daar zijn schouders over op. “Die het hardst klaagt heeft het meest verdiend”, zei hij. Hoe zou het met Vader zijn? Hij was vast eenzaam, het eerste regenseizoen zonder Simon, het eerste seizoen alleen. Hij had aangekondigd voor Kerst naar Batavia te zullen komen, de feestdagen met de familie door te brengen, maar dat was al lang geleden. In zijn brieven repte hij er niet meer over. In zijn brieven repte hij trouwens over niets dan de oogst en het weer. “Met mij gaat het goed”, besloot hij steevast. “De groeten van iedereen hier.” Zou hij Simon niet willen lastig vallen met zijn verdriet, zijn eenzaamheid? Vaders spraken niet over dergelijke zaken met hun zoons, maar hij en Vader waren anders, toch? Daarover hadden ze zo vaak gesproken, dat ze het samen moesten doen.
Simon boog zich weer over zijn huiswerk: het verschrikkelijke Frans, het idiote Duits - waar zou hij dat ooit nodig hebben? Op de Pasar Baru, waar Maleis alles overheerste? Tegen de Arabieren op straat, of de inlanders, misschien wel de Mardijkers? Alleen Nederlands was nuttig, dat sprak iedereen op Java, of deed alsof. Duits nog wel, na alles wat dat volk in Europa had gedaan. Natuurlijk, ze hadden Nederland neutraal gelaten, en dat was maar goed ook, maar in België hadden ze huisgehouden alsof het beesten waren, Kerst naderde. Tante zong, wanneer zij ’s avonds beesten! Oom liet foto’s zien, door Belgische bij lamplicht gezaagde groene figuren op de nieujournalisten aan de Echo gestuurd. Ieper tot puin we servetten borduurde, die kerstbomen moesten teruggebracht, slachtingen onder de burgers door voorstellen. terugtrekkende troepen, gewone burgers, kinde“Wat is een kerstboom?” vroeg Simon. ren, vrouwen, oude mensen. Tante zweeg verrast. Opgewonden doopte hij zijn pen in “Deden jullie niets aan kerst?” Het groot kerstverhalenboek de inkt en begon een brief aan zijn Simon haalde zijn schouders op. Dit verhaal is afkomstig uit Het leraar Duits die hij al snel weer Vroeger misschien, toen moeder groot kerstverhalenboek, dat onafbrak. De man kon er ook niets nog niet ziek was. Maar daar kon langs verscheen. Een bundeling aan doen. Hij was zo Hollands als hij zich niets van herinneren. met bijdragen van meer dan kaas en niet een van de vervelend“Wacht maar af”, zei Tante. “Dan dertig Nederlandse schrijvers, ste docenten op school. zie je het vanzelf. Het is zo mooi. dichters en cabaretiers. Een deel van de opbrengst van het boek is Volwassenen klaagden dat de hanEn zo’n gezellige tijd. Kaarsjes. En bestemd voor de Vereniging van del nog niet op gang was gekomen, iedereen thuis. En ’s morgens naar Nederlandse Voedselbanken. en de vrede toch al twee maanden de kerk.”
28
MEST nr 4
MEST nr 4
29
Simon keek verbaasd. “Eenmaal in het jaar gaat men naar de kerk”, sprak zij. “Met kerstmis. Zelfs je oom. Hij vindt het niet leuk, maar ja.” Ze giechelde. “Hij weet ook wat goed is voor een huwelijk.” “Komt uw familie ook?” Zonder antwoord te geven stak Tante de naald in het witte katoen en haalde hem er weer uit. De trein uit Bandung had meer dan een uur vertraging wat, volgens de chef de perron, nogal ongebruikelijk was. “Er kan van alles gebeurd zijn, natuurlijk. Karbouwen op het spoor, gebroken assen. Een treinoverval.” De wachtenden lachten met hem mee. Simon keek langs de spoorrails de vallende avond in. Natuurlijk was er niets bijzonders aan de hand. Alsof er op Java treinen werden overvallen. Dit was het wilde westen niet, waar dat schering en inslag was, als je de films moest geloven tenminste. Buiten het station, tussen de verre lichtjes van de straatlantaarns, verscheen een enkele lamp die traag dichterbij kwam, zich in drieën splitste en de koplampen van een locomotief werden, die op een ezelgangetje voort ploegde. De wachtenden drongen naar voren, de chef de perron trachtte ruimte vrij te houden. In de algemene verwarring stopte de trein, de coupédeuren zwaaiden open, de passagiers vielen naar buiten. In eerste instantie bleef Vader onzichtbaar. Toen zag Simon een plantershoed zijn kant op drijven boven de hoofden van de massa. Blij drong hij naar voren. Vader keek verward maar hoopvol rond. Zijn gezicht begon te stralen toen Simon voor hem stond. “Zoon.” Hij stak zijn grote hand uit. “Dat is lang geleden.” Simon legde zijn hand in de roze schelp. “Dat is het zeker.” Ze monsterden elkaar met een steeds breder wordende grijns. Hij zag er slecht uit, vond Simon. De wallen onder zijn ogen stonden dik, er lag een waas over zijn huid die aan schimmel deed denken. “Laten we gaan”, zei Oom Theo. Pas bij het verlaten van het station ontdekte Simon dat zijn hand nog in die van Vader zat. Zij zaten aan een laat souper en bespraken lopende zaken. Vader sprak meer dan hij at. “Die spoorwegen”, zei hij, “die doen ook maar wat. Een kapotte locomotief, het spoor wegge-
30
spoeld. Daarom waren we zo laat.” Hij sprong van onderwerp naar onderwerp: van de wereldvrede naar de coca-oogst, van de verhoogde belastingen naar de stand van zaken in het dorp, de vrije verkiezingen voor iederéén in het verre Nederland (“Maar toch niet voor inlanders?”) en alle voornamen van de koningin, die bij haar eerste officiële ontvangst in het parlement allemaal waren opgenoemd (“Zou eentje niet genoeg zijn geweest?”). De andere drie luisterden in stilte, buiten ruiste de regen. Simon had de neiging zijn hoofd op tafel te leggen en te soezen bij het klinken van Vaders vertrouwde stem. Nu pas merkte hij hoe gespannen hij al die tijd was geweest, hoezeer hij zich groot gehouden had om niemand te belasten of te verontrusten. Vader viel stil. Hij staarde naar buiten, in de tunnel die het lamplicht boorde in de muur van regen. Bij het ontwaken was Vader al verdwenen, hij had de gewoonten van het platteland meegenomen. Simon trof hem op de galerij, in het gezelschap van Oom en Tante. Het leek wel of zij ruzie maakten, maar ze zwegen toen Simon naast hen neerviel. Vader aaide zijn bol. “Je bent gegroeid”, zei hij. “Nog even en je bent even groot als ik.” Tante lachte. De regen viel als in Bijbelse tijden. Vader leende een paraplu en liet zich door Simon naar de tram loodsen. “Dan blijven we droog”, zei hij, maar voor de eerste wagen het hoekje om was komen rinkelen, lekte de paraplu alsof hij gemaakt was om regen door te laten. Simon stond, als een inlander, met het grote blad van een bananenpalm boven zijn hoofd. De tram stonk naar natte kleren en dode hond. Hij was afgeladen. Vader wrong zich op een zitplaats voor een raam, zonder op protesten te letten, en loerde naar buiten. “Ik heb lang in Batavia gezeten”, zei hij. “Met de jongens, na Lombok.” Lombok. Simon had de naam eerder horen vallen in de spannende verhalen die Oom over de oorlog vertelde. “Net voor ik je moeder tegenkwam”, zei Vader en wreef zijn been alsof het pijn deed. “Ga nooit in dienst, jongen.”
MEST nr 4
Simon knikte. Hij wilde planter worden, geen soldaat. Dat wist Vader toch? De tram reed langs het Koningsplein, dat nu eigenlijk Koninginneplein moest heten, dacht Simon. “Hier oefende de Kompenie”, zei Vader. “Manoeuvres. Toen was ik er al uit, gelukkig. Maar het was een mooi gezicht.” Weer wreef hij zijn been. “Je komt er snel in, en je komt er nooit meer uit.” Op de Kali Besar stapten zij uit om koffie te drinken bij Hotel Wisse. Hoewel de regen niet meer viel waren zij nog niet droog, Vaders witte pak zat vol donkere vlekken. Een hooghartige ober gaf hen een tafeltje achteraf en liet hen bedienen door een voluntair die de hooghartigheid van zijn meester trachtte te imiteren. “Wij zijn maar plantertjes”, lachte Vader, toen de bediende weg was. “Zo moeten inlanders zich voelen”, zei Simon. Vader schudde zijn hoofd. “Inlanders komen hier niet.” De eetzaal was met papieren klokken en zilveren slingers afgewerkt. Na de koffie en de kroketten, waar Vader nadrukkelijk om gevraagd had (“Ik krijg kokkie niet zo gek om ze te maken”) kuierden zij de stad in. Nu de regen wegbleef raakten de straten weer bevolkt met hun normale bewoners. Vader sjorde aan zijn boord. “Het is altijd om te stikken in deze stad.” De rest van de dag brachten ze in ledigheid door op de voorgalerij bij Oom en Tante. Vader snurkte, Simon soesde, verder was er niemand aanwezig. Kerstdag brak aan, vochtig als altijd en warmer dan verwacht. De hitte drukte op Simons borst vanaf het opstaan, en bleef aan hem hangen als een tweede huid. Oom kwam binnen met een boompje in een pot, schraal en met slechts enkele takken, maar daar zaten naalden aan. “Het is beter dan een kerstpalm”, verklaarde hij. Tante knikte. “Zo mooi als een Hollandse boom is het niet”, vond ze. “Maar het is iets.” Ze droeg Simon op de dozen te halen uit de kast op hun kamer, die met een ‘K’ erop.
MEST nr 4
“Maar voorzichtig. Het is breekbaar.” Ze opende een voor een de doosjes die in de grote zaten, en haalde fonkelende schatten tevoorschijn, van het soort dat Simon zich bij het lezen van Ali Baba en de veertig rovers had voorgesteld: zilveren slingers, glinsterend in het lamplicht, grote gouden ballen waarin zijn gezicht op koddige wijze vervormde, een rood-goud figuurtje met een muts die Tante “de kerstman” noemde, alles vederlicht. Zij hoefde hem niet te vertellen voorzichtig te zijn, hij voelde de breekbaarheid tussen zijn vingertoppen. Als hoogtepunt onthulde zij een zilveren speerpunt, groot genoeg om een mens te doorsteken maar te fragiel om voor werkelijk gevaar te zorgen. Dat was de piek. Die moest Oom op het bovenste puntje van de boom plaatsten. Vader kwam aangescharreld van de galerij, waar hij zijn eerste bier van de dag gedronken had. Plechtig keken ze toe hoe Oom op een krukje klom, voorover reikte naar de boompunt, voorover klapte, en de boom meesleurde in zijn val. De zilveren ballen braken rinkelend op de plavuizen. Tante schoot toe en ving de tuimelende piek. “Ik wist het”, zei ze.
Meteen de volgende morgen vertrok Vader. “Ik ben daar nodig”, zei hij, maar Simon vermoedde dat hij genoeg had van Tante. Ze hadden laatst toch niet voor niets ruzie gemaakt? Op het perron hurkte Vader moeizaam, zodat zijn gezicht op dezelfde hoogte zat als dat van Simon. “Je kunt deze keer nog niet mee”, zei hij op vermoeide toon. “Daar hebben Oom en Tante gelijk in. Maar volgende keer neem ik je mee.” Hij stond snel op, maar Simon had de tranen in zijn ogen gezien. Het afscheid kwam snel. De perronwachter joeg iedereen naar zijn coupé, belanda’s uiteraard met meer egards dan de inlanders, en de conducteur blies luid. Met toenemend geraas zetten de wieJeroen Thijssen len zich in beweging. Vader stak Jeroen Thijssen behoort met zijn hand uit het raam en zwaaide zijn stukken in Trouw tot de loom. Nog heel lang zag Simon die leukste culischrijvers van Nederland. Maar ook zijn wuivende hand, ook nog toen de literaire werk wordt lovend trein al lang uit zicht verdwenen ontvangen, zoals de roman was.
Broers en de verhalenbundel De kinderen van de Triple A. Hij werkt momenteel aan zijn magnum opus.
Illustratie Ilse Weisfelt
31
32
MEST nr 4
L
ER AT UU R
IT
2
JAAP ROBBEN Fragment uit de nog te verschijnen roman Birk
I
n de schemerverte knipperde de rode lamp van een boei. We klauterden het paadje af naar het strand dat als een halve maan in de kleine baai lag. Ik probeerde steeds haar hand vast te grijpen, maar ze liep te snel. In het zand wachtten nog steeds de tas, slippers, handdoek en zonnebril van mijn vader. Ze lagen ergens anders! Een lange tel was ik opgelucht. Papa was uit het water teruggekomen en had alles verder van de branding af gelegd. Meteen daarna werden mijn benen weer gammel en trillerig, omdat het de zee was die zich had teruggetrokken van zijn handdoek. Mama duwde de zaklamp in mijn handen en haalde de spullen overhoop, alsof hij zich daaronder verstopt kon hebben. “Birk,” riep ze richting het water. “Birk?” Ze draaide zich naar me om. Per ongeluk scheen ik met het licht recht in haar gezicht. “Waar heb je hem voor het laatste gezien?” Ik wees met de zaklamp naar de rotsen. “Daar?” Ik knikte, begon er bijna van te huilen.
MEST nr 4
“Weet je dat zeker?” Ik knikte nog een keer, maar ze keek me niet aan. Ik scheen met de zaklamp over het water, het was overal stil, zelfs de meeuwen krijsten niet. “Birk,” riep ze. “Birk!” Ik volgde haar stappen met de zaklamp zodat ze zag waar ze liep. Het licht stokte bij de branding, omdat ik verwachtte dat ze daar stil zou blijven staan. Maar zonder aarzeling liepen haar schoenen de zee in. Het water kwam al snel tot haar knieën en ze bleef staan, alsof ze schrok van al het donkere water voor zich dat aan haar schoenen trok en met elke stap steeds weidser leek te worden. Ze tuurde met gestrekte nek en reikte met haar handen naar voren. Straks zou mijn vader vlak voor ons hoestend en zich verslikkend boven komen en stond zij klaar om hem vast te grijpen en op het strand te trekken. Ik probeerde in de richting van haar blik te schijnen. Het moest. Zometeen zou hij weer boven komen. Zeker nu mijn moeder hier stond. Zijn hoofd zou als een voetbal onze kant op drijven. Het moest. Ik zou roepen: “Kijk! Kijk daar.” Op de rug van mijn
33
moeder springen en hem aanwijzen. Wij zouden de zee in lopen, zijn armen om onze schouders leggen zoals in films en hem naar de kant helpen. Dan zou hij mij waarschijnlijk een mep in mijn gezicht geven, maar hij was tenminste terug. Misschien zelfs met mijn bal. Mama nam mijn kin tussen haar duim en wijsvinger om mijn gezicht naar zich toe te draaien. “Wat is er gebeurd?” “Hij zwom denk ik. Het leek zo. Ineens onder water. Steeds verder.” “Zomaar?” “Ja.” “En wat deed jij?” “Niks. Echt niet.” “Godverdomme.” Ze greep de zaklamp uit mijn handen en we volgden het strandje tot de rotsen, balanceerden over de keien en haalden onze handen open aan de zeepokken. Normaal zou ze zeggen dat ik hier voorzichtig moet doen, maar ze klom voor me uit en riep om de paar stappen. “Birk. Birk. Nu komen.” Ineens zag ik iets. In een kleine inham. Iets donkers dat in het water dreef. Een paar meter onder me. Gebonk en geklots. Ik wilde in het water springen, maar durfde niet. Mama was al een paar meter verder gelopen. “Mama!” gilde ik. “Mama, hier. Hier is iets.” Ze draaide zich met een ruk om, gleed uit en liet de zaklamp vallen, die wegrolde, maar in een spleet tussen twee grote stenen bleef hangen. Haastig krabbelde ze omhoog, nam de lamp en sprong met een paar passen naar me toe. “Waar, waar dan?” Zenuwachtig richtte ze de zaklamp op het water beneden ons. Daar beukte een boomstam tegen
34
de rotsen. “Godver,” mompelde ze. “God-ver-domme.” We klauterde verder. Op het hoogste punt bleef ze staan en scheen rond. “Birk? Birk? Birk?” Haar roepen was veranderd in het smeken van zijn naam. Ik riep. “Papa. Papapapapapa.” Half rennend gingen we terug naar ons huis. Het zaklamplicht sprong over het pad. Ik wilde iets zeggen dat ons lucht gaf. Bijvoorbeeld dat papa misschien al thuis was, omdat hij een ander paadje had genomen en we hem waarschijnlijk waren misgelopen op de weg hierheen. En anders zou ik een pad willen ontdekken dat wij allebei nog niet kenden. Een kronkelig pad dat de kortste weg naar huis leek, maar in werkelijkheid zo eindeloos lang lopen was, waardoor mijn vader ondertussen zoveel tijd had dat hij wel thuis moést zijn. Ik zou steeds een paar passen voor haar uit lopen en zeggen dat hij op ons zat te wachten. En dan zou ik haar hand pakken. En alles was goed. De stilte sloeg ons in het gezicht. De keukenlamp was fel. De hoge pan, het soepkommetje voor mijn vader met de lepel ernaast, alles stond precies zoals we het hadden achtergelaten. Ik vergat bijna te ademen. Mama bewoog als een onrustig dier dat voelt dat het weer gaat omslaan. “Thor,” zei ze. En toen nog eens, stelliger. “Thor.” De klink van de deur beukte in de muurplanken. Ik wilde achter haar aan gaan, maar ze wees met een puntige vinger terug naar de keuken. “Jij blijft hier.” Nu ik alleen was, durfde ik nergens naar te kijken. Ik kon ook niet gaan zitten. Het voelde alsof er van overal naar me werd gekeken. Daarom deed ik de keukenlamp uit en daarna het licht van de afzuigkap.
MEST nr 4
Ik wachtte tot mijn ogen gewend waren aan het donker en sloop toen de trap op. Alsof het nacht was, ik wakker geschrokken van een droom naar het toilet was geweest en nu weer stil terug naar mijn bed ging. Zelfs de zoldertrap kraakte nauwelijks. Met mijn schoenen, zwembroek en trui aan ging ik onder mijn deken liggen. Mijn adem schokte, het voelde alsof er iemand op mijn borstkast was gaan zitten. Ik klemde mijn kaken op elkaar, beet op mijn tong tot ik bloed proefde.
ze fluittoon in mijn oor gaf. Zo vaak en hard als nodig was. Na die straf zou alles weer goed zijn. Klaar en opgelost. In de verte startte de motor van Thors kotter. Met mijn oor plat op mijn matras gedrukt kon ik het gedreun nog beter horen. Alsof er iemand krabde aan de onderkant van mijn bed. Thor zal het grote zoeklicht op het dak van zijn kajuit aanzetten en langs het strand, de inhammen van de rotsen schijnen. Hij zal vanaf het water kijken naar waar wij net al hebben gezocht. In de hoop dat wij iets hebben gemist. Daarna verder van het strand af varen, langs de rotsen waar het te gevaarlijk is om te zwemmen en daar nog voorbij. Dan misschien het eiland rond. En nog een keer voor de zekerheid. Steeds grotere rondjes tot de golven ruwer worden en hij zijn stuurwiel draait omdat de zee vanaf daar te groot wordt om verder te zoeken. Hij zal zijn hoofd schudden naar mijn moeder.
Wanneer ik mijn ogen dicht deed, zag ik steeds een bleke vlek voor me. Meeuwen die gewoon door waren blijven vliegen, op de rotsen zaten en naar visjes doken. De zon die even fel bleef waardoor je er niet tegenin kon kijken. En die bleke vlek onder water. Steeds die bleke vlek. Ik drukte met mijn vingers zo hard in mijn ogen tot ik alleen nog flitsen zag. Ik deed het bedlampje aan, maar daar werd ik nog banger van. Dan wist ik zeker dat ik wakker Jaap Robben was en dat was verschrikkelijk. Ik (Oosterhout, 1984) is bekend klikte hem weer uit. Meteen zag ik als dichter en maakte samen die bleke vlek weer, die steeds vager met illustrator Benjamin Leroy werd. Zijn handdoek die verder van de kinderboeken De Zuurtjes en Zullen we een bos beginnen? de zee leek te liggen. Een hand die (shortlist Gouden Uil). Zijn maar niet boven water kwam. Ik had iets kapot laten vallen waar ik niet aan had mogen komen, het gevoel alsof ik een brandende kaars per ongeluk bij de gordijnen had gehouden en de brand nu niet meer te blussen was. Nu moest ik straf krijgen, de straf van een vlakke hand die flitste en me een eindelo-
MEST nr 4
boeken zijn vertaald in het Duits, Afrikaans, Chinees en Koreaans. Jaap treedt ook op als theatermaker; met theatergroep Fien kwam hij zelfs tot in Wit-Rusland en Oman. Dit is een fragment uit zijn eerste roman Birk, die april 2014 verschijnt bij uitgeverij De Geus. Foto: Mike Nicolaassen
Nee, nee, nee. Ze zouden hem vinden, hij zwaaide. En hij had mijn rode bal gevonden. Daar was hij blij mee, want daaraan had hij zich kunnen vasthouden en bleef hij gemakkelijk drijven. Niemand hoefde papa bij zijn armen te pakken, want hij hees zichzelf aan boord.
Illustratie Martyn F. Overweel
35
L
ER AT UU R
IT
3
HENK VAN STRATEN Fragment uit de nieuwe roman Welkom terug, Johnny Elstak waar Henk van Straten momenteel aan werkt
H
et kon niet. Dat Els hier weer op haar zafu zat. Janet naast haar. Haar roshi hoog boven hen. De eerste slag tegen de klankschaal. Golven van paniek spoelden over haar heen en ebden weg. Soms was de aandrang om op te staan zo sterk dat het was alsof ze uit haar lichaam trad en als een geest de zendo overstak. De tweede slag. De derde slag. De stilte in. Het mediteren ging niet makkelijker dan de dag ervoor. Onmogelijk, dacht ze steeds. Het is onmogelijk. Maar de onmogelijkheid zélf was getransformeerd. De onmogelijkheid was zo onmogelijk geworden dat het ludiek werd en Els er soms bijna van in de lach schoot. De pijn en de ruis en de onrust en de schaamte en de woede en de vernedering en het verdriet. Alles tegelijk. Als een muur om haar heen gemetseld. Hoe kon ze níet lachen? Hoe kon haar wanhoop níet veranderen in fatalisme? Ik blijf, wist ze. Ik blijf tot en met de laatste sessie, inclusief de resterende twee facultatieve sessies. Janet kuchte. De kuch verliet haar en galmde in de zendo, een eigen entiteit geworden. Tijdens de loopmeditatie werd het wolkendek uit elkaar gedreven, vanuit een punt recht boven hen, als olie na een druppel afwasmiddel. John, dacht ze ineens, nu ineens vol van mededogen. Mijn echtgenoot. Ze glimlachte, kreeg een brok in haar keel, genoot van haar eigen ontroering en
36
stond zichzelf dat genot toe. “Als ik alleen maar kan leven door me vast te houden aan gedachten en gevoelens”, vroeg haar roshi tijdens de teisho, waarbij Els helemaal vooraan zat en Janet helemaal achteraan. “Hoe kan ik dan evolueren? Als je je vasthoudt aan wie je bent, aan je ik, wat kan je “ik” dan nog doen? Jij en je ik zijn aan elkaar vastgeketend, houden elkaar in een wurggreep. En als je je vasthoudt aan vrijheid, hoe is dat dan nog vrijheid te noemen? Ik ben vrij! Ik wil vrij zijn! Bah! Het allerergste vasthouden is het vasthouden aan die wens. Wat maak je van vrijheid die nooit komt? Hm? Wat vind je van een leven dat nooit weggaat?” Hij keek net zo vaak naar Els als tijdens de toespraak van de dag ervoor en met dezelfde strenge blik. Els voelde de hitte oplaaien iedere keer als hij dat deed, maar keek net zo hard terug en luisterde naar ieder woord dat hij sprak. En toen hij dat zei – Wat maak je van vrijheid die nooit komt? – begon ze te huilen. Ze huilde en ze bleef zitten. Tijdens de rustperiode wandelde Els door de kloostertuin. Ze liep over een pad dat naar een klein stuk bos leidde. Haar schoenen kraakten op de fijne steentjes. Wie loopt hier?, dacht ze. Els, antwoordde ze. Moeder, vrouw, mens. Wie loopt hier? En al die dingen kwamen lachwekkend op haar over. Wie loopt hier? En ineens waren het haar voetstappen niet meer. Iemand anders liep daar. Ze liep het bos in. Overal zag ze de witte bessen hangen die ze als kind wel eens in een
MEST nr 4
pvc-buis stopte om erop te blazen en ermee te schieten. Ze herinnerde zich hoe het was om als kind door een bos te rennen, rood van de spanning, lachend, met zo'n buis in je handen. Ze herinnerde zich het gevoel dat je kreeg wanneer je te ver was afgedwaald. Dat je ineens alleen was. Het gevoel van lichte gĂŞne, of van diepe vervreemding, bij het horen van je eigen hijgen en lachen. Je was buiten het spel geraakt, maar ook ineens buiten de werkelijkheid. Alsof je snel terug moest rennen, waar je weer stemmen kon horen, voordat het niet meer kon, voordat je jezelf was kwijtgeraakt. Nu pas kon ze onder woorden brengen wat
MEST nr 4
ze toen had gevoeld, ook al begreep ze het nog steeds niet helemaal. Wie loopt hier? dacht ze weer, en weer sprongen de tranen in haar ogen. Ik loop hier nog twee dagen lang alleen maar te janken, dacht ze, en lachte. Het pad leidde haar het bos uit. Ze nam plaats op een bankje, snoof de herfstlucht op en sloot haar ogen naar de zon. Een non liep haar voorbij, oud en krom, en glimlachte naar haar zoals alleen mensen kunnen glimlachen die nooit meer praten. Els glimlachte terug en wilde haar bedanken. Bedanken waarvoor? Voor hier, dacht ze. Hiervoor.
37
“Hé.” Een schaduw viel over haar heen. De jonéén op één Nagarjuna. Zat geen woord Dirk bij. gen met de puistjes stond naast haar. “Goed als ik Net als de teisho van gisteren, dat waren bijna alnaast je kom zitten?” leen maar letterlijke citaten van Rinzaï. Kun je zo “Ehm, stilteretraite?” overpennen uit de boekjes. Met alle respect hoor, De jongen lachte en ging zitten. “De Boeddha zei: maar Dirk is een beetje een lul. Ik kom alleen “Bestudeer iedere regel en ieder woord voordat je maar naar zijn retraites omdat je van hem niet om het voor waar aanneemt.” Nou, ik heb de stilterevier uur naast je bed hoeft te staan. Zen is cool, gel goed bestudeerd, en ik ben het er grotendeels maar zo vroeg opstaan trek ik echt niet. En deze mee eens, maar in het geval van een herfstzon, plek is mooi.” een bankje en een vrouw in nood kan ik zonder Els staarde naar de jongen. “Ja,” zei ze na een schuldgevoel een uitzondering maken.” tijdje. “Heel mooi.” Els lachte. “In nood, dat weet ik niet hoor.” “Nog steeds verliefd?” “Ik zeg ook maar wat. Vanwege vanochtend. Ze lachte. “Ik weet het niet.” Weet ik veel. Het zijn mijn zaken natuurlijk ook “Oké.” De jongen stond op. “In ieder geval cool niet.” dat je bent gebleven. Zen is blijven.” “Je hebt wel een beetje gelijk. Of heel erg gelijk. “Dank je wel,” zei Els, en beet op haar lip, Weet ik veel. Er speelt van alles. Zo veel dat het probeerde het vliesje water van haar ogen te één ding lijkt te zijn geworden. Ik krijg de kluwen knipperen. niet meer ontward.” De jongen glimlachte en liep richting klooster. “Hm.” De jongen knikte. Hij liep als een monnik. Hij zou het moeten zijn, Els wachtte even, liet een briesje haar gezicht dacht Els. Hij is de roshi. Ze wreef met haar mouw strelen. “Ik was verliefd op de leraar. Wat vind je haar ogen droog en zag toen aan het einde van het dáárvan?” pad een kerkhof. “Op Dirk?” De jongen veerde op, vol vrolijke De zwart-metalen poort piepte toen ze erdoorverbazing, en begon te lachen. “Dat meen je niet!” heen liep, kiezels krakend onder haar voeten. “Jawel. Ik noem hem in gedachten steeds mijn Ze wandelde langs simpele, identieke graven, roshi. Ik dacht zelfs al na over een bezoekregeling sommige aan de randen afgebrokkeld. Nonnen, voor de kinderen, voor mij en mijn man.” overal nonnen. Ze liep ze allemaal voorbij en “Fuk.” kwam bij de kleine kapel, waar ze Jezus vond. Hij “Ja.” stond nog op zijn benen, zijn hand “Maar je wás verliefd? Nu niet op zijn heilig hart, twee vingers meer?” opgehouden. Verwelkte bloemen “Ik betrapte gisteravond hem en aan zijn voeten. Hij huilde, zijn mijn kamergenoot, mijn vriendin, voorhoofd vol gepijnigde rimpels. in zijn kamer. Hij neukte haar van Els stond vlak bij hem. Ze hoorde achteren. Hij droeg zijn mantel nog en voelde zichzelf ademen in de en had een keisaku in zijn hand.” koude, muffe kapel. Ze voelde zich De jongen bracht beide handen ongemakkelijk, alsof ze hier met naar zijn mond en lachte erdooreen levend persoon was. Iemand heen. “Fuk! Wat kút voor je!” die ze niet kende. Ze keek naar “Ja… Ja.” hem en bleef naar hem kijken. En Henk van Straten “Waarom was je verliefd op ja, opnieuw begon ze te huilen. (1980) uit Eindhoven is schrijhem? Ik bedoel…” Ineens begreep ze die man. Zijn ver van romans en journalist/ “Weet ik niet. Weet een mens grote lijden begreep ze. Hoe hij hen columnist voor o.a. Volkskrant Magazine en Vrij Nederland. dat ooit? Ik had het nodig, denk niet had kunnen redden. Hoe zijn Vanaf januari 2014 toeren hij ik. Ik heb het nog steeds nodig. Ik boodschap verkeerd was begrepen, en Karin Bruers door het land weet niet eens of ik nu níet meer er dogma’s van zijn woorden waren met hun literaire cabaretvoorverliefd op hem ben, eerlijk gezegd. gemaakt, letterlijke betekenis was stelling Geniet er maar van. Dit Ik moest huilen, daarnet, tijdens gegeven aan zijn beeldspraken, is een fragment uit de nieuwe roman waaraan Van Straten zijn toespraak. De woorden sneden er oorlogen om waren gevoerd. momenteel werkt, Welkom recht door mn hart.” ‘Het koninkrijk Gods is in u.’ Niet terug, Johnny Elstak. Het boek “Wat vind je van een leven dat ergens anders, maar hier. We verschijnt eind 2014 bij Nijgh nooit weggaat? Dat, bedoel je?” waren blind geweest. ‘Waarom kijk & Van Ditmar. Els knikte. je naar de splinter in het oog van Foto: Titia Hahne De jongen grinnikte. “Dat was je broeder terwijl je de balk in je
38
MEST nr 4
eigen oog niet eens opmerkt?’ We hadden het niet kunnen zien. We hadden niet kunnen zien wat hij bedoelde. ‘Als je niet opnieuw geboren wordt zul je me niet begrijpen en kun je het koninkrijk Gods niet in.’ Opnieuw geboren worden, hier, nu, met alles, zonder oogkleppen, zonder uitvluchten, onvoorwaardelijk. Had dan niemand hem gehoord? We hadden hem niet begrepen. We hadden de metaforen letterlijk genomen. We maakten wetten van zijn woorden en bouwden er kerken van. We hingen onszelf vol met goud en gingen geloven in een hel en een hemel buiten onszelf. Daarom stond hij hier te huilen met dat bloedend hart. Hij
MEST nr 4
had gefaald. Hij hield van ons en hij had gefaald. Hij had ons gered maar we waren niet te redden. Els drukte haar handpalmen tegen elkaar, sloot haar ogen en maakte een buiging. Ze negeerde de schaamte, de stemmen in haar die zeiden hoe belachelijk ze was. Ze bleef gebogen staan voor een verweerd, enigszins lelijk beeld van Jezus Christus, in een muffe kapel ergens in het zuiden van Nederland.
Illustratie Wouter Gresnigt
39
[Editorial]
V.l.n.r.: Ido Cranen, Jos van der Ven, Wim van de Donk (Commissaris van de Koning) en Frans Bakermans (foto: mOOm Photography).
BRABANT BOKALEN
Het Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Brabant reikte op 18 november de jaarlijkse Brabant Bokalen uit aan Frans Bakermans, Ido Cranen en Jos van der Ven.
F
rans Bakermans (1949) uit Heeze ontving de Brabant Bokaal voor zijn tomeloze inzet en passie als voorzitter van de Brabantsedag, die onder zijn leiding is uitgegroeid tot een groots cultureel en grensoverschrijdend evenement.
Ido Cranen (1956) uit Gemert ontvangt de Brabant Bokaal voor zijn jarenlange enthousiasmerende en originele spilfunctie
40
binnen de Vereniging voor Ecologische Leefen Teeltwijzen in Gemert, en de boeiende overdracht van al zijn kennis.
Jos van der Ven (1937) uit Den Bosch ontvangt de Brabant Bokaal voor zijn vasthoudende en inspirerende inspanningen voor cultuur in het algemeen en de Stichting Archeologie, Bouwhistorie en Cultuur in Den Bosch in het bijzonder.
DE BRABANT BOKAAL De Brabant Bokaal is een eerbetoon van het Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Brabant aan personen die zich als vrijwilliger op meer dan bijzondere wijze inzetten voor Brabantse cultuur en natuur. Jaarlijks worden drie personen met de Brabant Bokaal onderscheiden.
MEST nr 4
[Advertentie]
INGEZONDEN
"Het leven dient voorwaarts geleefd en achterwaarts begrepen te worden"
Het leukste tekenlokaal van het land www.vincentstekenlokaal.nl
n editie nr. 3 van MEST wordt in het artikel I van Mijke Pol, met als titel ‘Het failliet van de creativiteit’, beschreven wat de bezuinigingen
Concerten Oirschot 4, 5 en 6 april 2014
in de culturele sector, en dan met name bij centra voor de kunsteducatie, tot gevolg hebben.
Franz Joseph Haydn (1732-1809)
www.stabatmater.nl ste
5113035 STA advertentie 60 x 36 mm.indd 1
29-10-13 PETER VAN DEN BRAKEN CENTRUM
50ste INTERNATIONAAL VOCALISTEN CONCOURS 4 – 14 september 2014 Theater aan de Parade ’s-Hertogenbosch
Opera | Oratorium | Lied Duo
www.ivc.nu
Schilders uit Brabant Heezerweg 2, Sterksel www.petervandenbrakencentrum.nl
Cv-ketel
In Noord-Brabant zijn negentien organisaties – centra voor kunsteducatie – actief, waaronder twee muziek- en dansscholen. Deze organisaties hebben zich de afgelopen jaren ontwikkeld van een monodisciplinair programma tot een multidisciplinair programma. Naast de cursussen worden festivals, producties, workshops, trainingen, masterclasses, projecten in en voor het onderwijs, community-art-projecten, urban-art-projecten en projecten in de zorg georganiseerd. Het betreft dus een veel breder spectrum dan in het artikel wordt beschreven. Inderdaad komen veel van deze organisaties voort uit de decennia dat enkel muziekonderwijs in het aanbod werd opgenomen, op basis van afspraken met de subsidieverstrekker. Maar dat was zo.
huur en lease al vanaf
09:52
Het beeld dat wordt gegeven van de muziekscholen is te beperkt, niet helemaal realistisch en doet absoluut geen recht aan de ontwikkeling waar veel centra voor kunsteducatie zich middenin begeven.
€ 25,- p/mnd
Meer dan 200 installateurs staan voor u klaar!
W W W. G A S N E D . N L
Er is een andere tijd, een andere vraag. En ja, veel organisaties werken hard om deze veranderingen handen en voeten te geven. De bezuinigingen maken dat lastig, maar als de organisaties wat tijd krijgen om de transitie te maken dan ben ik er van overtuigd dat creativiteit niet failliet zal gaan. Creativiteit die prikkelt, stimuleert, uitdagend is en slimme oplossingen en duurzame samenwerking tot stand zal brengen.
Er was eens… De collectie nu vanaf 02.11.2013
de nieuwe klassieker volg ons via
ADVERTEREN KAN VOOR EEN KLEINE PRIJS OP DEZE PAGINA. Informatie: a.hoogduin@bcm.n
Dan kunnen we kijken naar België (niet enkel de prijsvergelijking is een item, het Vlaamse decreet vindt plaats in een totaal andere context), maar nog meer zelf tot oplossingen komen. Activiteiten in het onderwijs, in de zorg, in het bedrijfsleven maken kunst en cultuur nog beter bereikbaar. Naast de functie die centra voor kunsteducatie al decennia uitvoeren en waar ze ooit voor zijn opgericht; toegankelijk voor iedereen. De route die daartoe gevaren dient te worden, heeft het nodig dat er naar de toekomst wordt gekeken, dat de kansen die er zijn worden gepakt. En niet dat er iedere keer alleen maar richting het verleden wordt gekeken. De 1,2 miljoen Brabanders die actief zijn in de kunstbeoefening willen altijd blijven zingen, dansen, muziek maken, zich beeldend uiten of meedoen aan een voorstelling. Dan is het zaak om op basis van vertrouwen te bouwen aan die toekomst van de Brabander. Het leven dient voorwaarts geleefd en achterwaarts begrepen te worden. Laurens Felix Directeur-bestuurder MIK
MEST nr 4
41
42
MEST nr 4
KUNSTENAAR MET
Jimmy Catliff
DERTIG LEVENS
Waar kijken wij naar? “Een poster van een van mijn shows.” Wat was dat voor tentoonstelling? “Er waren zo'n dertig toetjes te zien die ik heb bedacht en vervolgens heb laten uitvoeren door de beste patissiers van de wereld. Na de tentoonstelling zijn alle niet verkochte werken gedoneerd aan een opvangcentrum voor daklozen vlak naast de galerie.” Vincent Dams is een bewonderaar van uw werk. Kent u hem? “Nee, is dat niet die Deense tennisspeler?” Hij heeft de poster voor uw tentoonstelling gemaakt. “Prima poster, het werk erop is gewoon van mijzelf. Maar nu je het zegt, ik heb Vincent inderdaad één keer ontmoet. Hij vond het vooral jammer dat hij de toetjes niet mocht proeven tijdens de opening en stond daarna buiten met die zwervers te drinken. Hij bracht ze de hele tijd dienbladen met champagne van mijn galerie. Ik heb hem daarna niet meer gezien.” ‘Who Ordered the Sonic Boom?’, tentoonstellingsposter voor Jimmy Catliff
MEST nr 4
Een kat heeft negen levens. Vincent Dams heeft er wel dertig. De rijzende ster aan het kunstenaarsfirmament werkt graag met verzonnen persona’s. Maak kennis met Marie Clement, Emilia O'Connor, Roberto Diga en Jimmy Catliff. “Het geeft je een enorm bereik als je vanuit iemand anders werkt.”
D
e Portugese schrijver Fernando Pessoa schreef zijn gedichten vaak vanuit verzonnen dichters. Die verzonnen dichters waren meer dan pseudoniemen. Het waren heteroniemen, echte zelfstandige persoonlijkheden. Over de totstandkoming van een van die heteroniemen schreef Pessoa het volgende: ‘Ik begon met een titel. En toen verscheen er iemand in mij, die ik meteen de naam Albert Caeiro gaf’. Het is een proces dat Vincent Dams bekend voorkomt. De Eindhovense kunstenaar werkt graag met fictieve persona’s, maskers. Zijn eerste solotentoonstelling in museum Beelden aan Zee in Den Haag is gecentreerd rondom de fictieve Franse filosoof Ferdinand Fontanelle. “Een beetje een foute naam”, grinnikt Dams in zijn atelier in het voormalig Grafisch Lyceum in Eindhoven. “Ik weet niet eens of het
wel een bestaande Franse achternaam is, Fontanelle. Het klonk gewoon goed. Wist je trouwens dat Fontanelle een fervent vlinderverzamelaar was? Uiteindelijk heeft hij alle vijf de verdiepingen van het herenhuis waarin hij woonde opgekocht, zodat hij zijn vlindercollectie kon ophangen.”
Nachtbraker
Dams heeft kleine ogen van de slaap. Dat ik een half uur te laat ben, komt hem eigenlijk goed uit. “Ik heb tot laat in de nacht doorgewerkt. Zoals altijd eigenlijk. Ik ben een nachtbraker.” Aan het begin van de 20e eeuw hadden de surrealisten, waarvan Dams naar eigen zeggen veel heeft opgestoken, ook een voorkeur voor de nacht. Het is bekend werkterrein voor kunstenaars die graag breken met vaste vormen, onverwachte combinaties maken en het avontuur als een tijger beloeren. Dams houdt niet van stijlvastheid.
43
“Ieder idee verdient een eigen vorm”, vindt hij. Dus maakt hij niet alleen schilderijen en tekeningen, maar ook foto’s, beelden en installaties. En geeft ze ongrijpbare en tegelijkertijd humoristische titels. Zoals Whatever happened in Borkel en Schaft, stays in Borkel en Schaft. Of: Heitje voor een karweitje bij de familie Bünwah, wier dochter een klassieke opvoeding heeft genoten. De afkeer van uitgestippelde routes heeft Dams tot kunstenaar gemaakt. “Ik kan niet anders. Ik heb vroeger zoveel verschillende baantjes gehad… Overal werd ik na drie weken al knettergek.” Maar dat niet alleen. Het maakte hem tot een kunstenaar met de ietwat schizofrene drang om nieuwe kunstenaars te verzinnen. En uit hún naam kunst te maken.
raden overblijven. Bij mijn tentoonstelling over Fontanelle krijg je alleen wat vingerwijzingen. De rest mag je zelf invullen. Als ik uitleg geef, gaat de magie verloren.” Daar draait het om bij Dams. Niet alleen de kunstenaar moet altijd blijven dansen, ook de toeschouwer. Aan mensen die kunst alleen maar met een ernstig gezicht en met vooringenomen gedachten kunnen benaderen, heeft hij een broertje dood. Zijn werk is absurd, er mag gelachen geworden. “De lach is voor mij een eerbetoon, een beetje zoals het snorretje dat Duchamp ooit op de Mona Lisa tekende.”
Tekst Bart Smout Fotografie Vincent Dams
Schaamte
“Het begon op de kunstacademie in Den Bosch”, vertelt Dams terwijl hij een sjekkie dicht likt. “De docent zei dat slechts een op de dertig het zou maken als kunstenaar. Toen dacht ik: als ik dus dertig verschillende personages verzin, zal er vast wel eentje doorbreken.” Een opportunistisch begin, maar al snel ontdekt hij dat het gebruik van verzonnen collega’s bevrijdend werkt. “Het geeft je een enorm bereik als je vanuit iemand anders werkt. Je bent niet langer aan jezelf gebonden. Daardoor durf je meer. Je zet jezelf makkelijk over je schaamte heen omdat je kunt zeggen: ik heb die rare shit niet gemaakt, dat was Ferdinand Fontanelle!” Toch werkt Dams zijn personages nooit helemaal uit, iets wat Pessoa wel deed. Een aantal zijn zelfs niets meer dan holle maskers. “Ik wil mijn persona’s niet dichttimmeren. Vooral niet naar het publiek toe. Er moet genoeg te
Dams in Den Haag en Tilburg Vincent Dams werd in 1983 geboren in Eindhoven. In 2007 studeerde hij af aan AKV St. Joost in Den Bosch. Sindsdien exposeert hij regelmatig. In 2008 won hij de Buning Brongers Prijs, in 2012 de Charlotte van Pallandt-prijs en in 2013 stond hij op de longlist voor de Prix de Rome. De tentoonstelling Papillon en mer in museum Beelden aan Zee in Den Haag loopt tot en met 26 januari 2014. In deze periode is ook recent werk van Vincent Dams te zijn bij Luycks Gallery In Tilburg (www.luycksgallery.com). Daarnaast neemt Dams met andere kunstenaars deel aan de expositie ‘Stilleven’ (102 vazen beschilderd door 99 kunstenaars), te zien in museum De Pont in Tilburg tot en met 5 januari 2014 (www.depont.nl).
“De docent zei dat slechts een op de dertig het zou maken als kunstenaar. Toen dacht ik: als ik dus dertig verschillende personages verzin, zal er vast wel eentje doorbreken” 44
Marie Clement Wie bent u? “Mijn naam is Marie Clement, beeldhouwster en weduwe van filosoof Ferdinand Fontanelle.” Waar kijken wij naar? “De buste die ik ooit van Ferdi maakte, een jaar na onze eerste ontmoeting. Hij was eind zestig en ik net 17, echt nog een jong druifje. We zaten toen op dezelfde beeldhouwcursus, hij was zo ongelooflijk onhandig... Ik werd op slag verliefd.” Er zitten gaten in zijn hoofd. Wat vindt u daar van? “Het is zo lang geleden dat ik dit heb gemaakt, ik vind hem nog steeds mooi. Tijdens die cursus hebben we van elkaar een portret gemaakt. Ik van hem, hoe ik dacht dat hij eruit zag toen hij jong was, dit werk dus.” Kunt u de kern van zijn filosofie in honderd woorden omschrijven? “Ik denk dat de titel van mijn buste voor Ferdi, een tekst van hemzelf, nog steeds het dichtst bij komt: ‘Wellicht vormen alle gaten in mijn theorieën wel de basis van mijn zijn’. Vandaar ook die gaten waar je eerder naar vroeg.” Ik zie dat hij ook poëzie schreef. Wat is uw meest geliefde dichtregel? “Op zijn sterfbed schreef hij zijn laatste gedichtje, De Dood. Ik zal het moment dat hij het aan me voordroeg, een paar uur voor hij insliep, nooit meer vergeten... ‘Het verdriet is langzaam, de lach is snel, maar samen, komen ze d'r wel.’ Perhaps all the holes in my theories form the basics of my being (portrait of the philosopher as a young man)
MEST nr 4
MEST nr 4
45
46
MEST nr 4
Roberto Diga Wie bent u? “Mijn naam is Roberto Diga, ik ben de kleinzoon van Enzo Diga. Ik beheer mijn grootvaders nalatenschap.” Waar kijken we naar? “Ik geloof dat dit een buitenlands dvd-hoesje is van één mijn grootvaders films. Ik ken dit niet, waar heeft u dit vandaan?”
Emilia O’Connor Waar kijken we naar? “Naar mijn ontwerp voor de kaft van een boek van Alphonse Barrow Jr.” Ik vind het eerlijk gezegd nogal een kaal omslag. “Dat zei de uitgever toen ook al! Ik heb een hekel aan drukke omslagen met teveel poespas. Bovendien was het werk van Barrow Jr. ook heel kaal, dus ik vond het er goed bij passen.”
Hoe was uw opa als mens? “Mijn grootvader was een onmogelijk mens voor velen in zijn omgeving, maar voor mij was hij bijzonder goed. Ik mocht van jongs af aan altijd overal mee naartoe, zijn filmsets waren mijn schoolpleinen. Maar hoe komt u aan die dvd? Dat moet namelijk een illegale uitgave zijn.” Gaat het wel goed komen
met die blote meneer? “Nou, nee. Die is op de filmset gestorven. Een bijzonder treurige gebeurtenis voor al zijn geliefden, ook voor mijn grootvader destijds. Hij heeft toen besloten de film opnieuw te schieten met een nieuwe acteur. Een lastige keuze. Mijn grootvader hield veel van hem en kon het niet verkroppen dat zijn rol op het laatst door iemand anders gespeeld zou worden. Dus moest alles opnieuw - en mijn grootvader was al drie keer failliet verklaard. Vandaar ook mijn vraag hoe je aan deze dvd komt. Dit zijn beelden uit de eerste film, en niet de tweede film die is uitgebracht.” Hoeveel is die eerste film waard, denkt u? “Sorry, ik beantwoord geen vragen meer zolang jij de mijne niet beantwoordt.” ‘The Salinger Songs’, dvd-hoesontwerp voor Enzo Diga
Wat vindt u eigenlijk van de poëzie van Alphonse? “Poeh... Heb het al lang niet meer gelezen, vond het volgens mij niet heel erg goed. Hoewel er soms mooie beelden in zaten. Zoals die van de luie berg, die heb ik dan ook getekend.” Was Alphonse zelf ook een soort luie berg? “Nee, hij deed ontzettend veel. Hij was volgens mij een ontdekkingsreiziger, net na de tijd dat alles wel zo’n beetje ontdekt was. Volgens mij ging ook alles wat hij deed mis. Als ik heel eerlijk ben, heb ik me toen niet zo verdiept in de persoon, ik hoefde alleen maar de kaft te ontwerpen.” Lazy Mountain, boekomslag voor Alphonse Barrow Jr.
MEST nr 4
47
48
MEST nr 4
RAAIJMAKERS GRONDLEGGER VOOR DWARSLIGGERS Hij componeerde in 1957 de eerste elektronische popsong ter wereld en werd later een belangrijk inspirator voor electro-bands als Kraftwerk en de techno. Op 4 september overleed Dick Raaijmakers, alias Kid Baltan. Ruim een maand later heropende het Natlab in Eindhoven de deuren. Het legendarische laboratorium van Philips, decennialang een vrijplaats voor creatieve techneuten, is nu een cultureel centrum. Als eerbetoon aan de beroemdste oud-medewerker van het Natlab, leggen zes hedendaagse geluidskunstenaars en muzikanten uit wat de muziek van Raaijmakers voor hen betekent. “Als ik een voorvader moet noemen, dan is dat Kid Baltan.�
MEST nr 4
49
K
astanjelaan 500 in Eindhoven. De ligging van het Natlab verraadt het productieproces. Het pand staat met de rug naar Strijp-S, het voormalige bedrijventerrein van Philips. In het Natuurkundig Laboratorium werden concepten uitgepoept, de achterliggende fabrieken maakten er producten van. Wetenschap als vruchtbare grondstof voor de elektronicagigant. In 1956 promoveerde medewerker Dick Raaijmakers (toen 25 jaar) van de fabriek naar het laboratorium. Hij werd als afgestudeerd pianodocent creatief geacht en daarmee gezien als een bruikbare kracht voor de elektro-akoestische afdeling van het lab. In de week in oktober 2013 dat het Natlab heropent als cultureel centrum, vegen wij de voeten in het gerenoveerde pand.
Klankonderzoeken
“Raaijmakers, aimabele vent was dat.” Dick Schieving uit Waalre komt ook een kijkje nemen. 82 is hij nu. In 1957 mocht meneer die cijfers nog omdraaien. Ook hij was werkzaam in het Natlab. Dat was sowieso een gelukzalig verblijf voor elektrotechneuten, maar de ratelende bandrecorders in kamer 306 – waar Raaijmakers werkte – lonkten hem het meest. Hij schetst een beeld van een studio vol elektronische werktuigen; onbruikbaar voor een leek, maar allemaal potentiële muziekinstrumenten voor de laboranten. “Dick liet de deur maar wat graag op een kiertje staan”, weet hij nog. “Hij wist van mijn achtergrond als violist,
dus had aan mij een goede kompaan. Raaijmakers kon prachtig vertellen over zijn klankonderzoeken. Daar was hij zo vol van dat al het andere bijzaak leek.” In Parijs (Varèse) en Keulen (Stockhausen) werd in de jaren vijftig al geëxperimenteerd met elektronische muziek. U denkt: synthesizers. Fout. De pioniers musiceerden met apparaten die vaak niet eens bedoeld waren als muziekinstrument. Door stukjes tape te knippen en aan elkaar te plakken, werden muziekstukken gecomponeerd met sinusgolven en andere elektronisch opgewekte geluiden. Ook Philips onderzocht of de eigen producten geschikt waren als muziekinstrument. Componist Henk Badings kreeg de sleutel van het Natlab, evenals Edgard Varèse, die er zijn beroemde Poème électronique maakte. Maar, anders dan de academici, sloot afdelingshoofd Roelof Vermeulen zijn ogen niet voor commercie. Hij wilde 'muziek voor de werkende mens'.
Elektronische popsong
“Kijk eens.” We staren naar een 45-toerenplaatje in de hand van meneer Schieving. Song Of The Second Moon, is te lezen op het label. Onder zijn boevennaam Kid Baltan (lees achterstevoren) maakte Dick Raaijmakers in 1957 deze elektronische popsong. Dat werk wordt beschouwd als de eerste in zijn soort, de blauwdruk voor alles wat zou volgen. Kraftwerk bijvoorbeeld, maar ook de bonkende techno die vanaf begin jaren tachtig vanuit de Ver-
NATLAB: UNIEKE VRIJPLAATS VOOR CREATIEVE TECHNEUTEN In oktober dit jaar heropende het Natlab. Het voormalige Natuurkundig Laboratorium van Philips biedt nu ruimte aan filmhuis/theater Plaza Futura, BROET (filmproducties) en Baltan Laboratories (lab voor kunst en technologie).
50
enigde Staten en Duitsland de wereld veroverde. Awel, Philips was destijds minder onder de indruk. Interessant onderzoek, maar Elvis Presley it ain’t. Het singeltje (huidige eBay-startprijs: 75 euro) werd in een kleine oplage gedrukt als relatiegeschenk. Dick Raaijmakers geloofde niet zo in die pioniersrol. Dat de 'stukjes' die hij toen 'in elkaar knoeide' aan de basis zouden staan van de techno vond hij een idiote bewering. Na zijn tijd als laborant voor Philips verrijkte hij de kunstwereld decennialang met geluidsinstallaties, muziektheater en publicaties. Voor de commerciële mogelijkheden had hij nooit oog. Neem nou het verzoek van Stanley Kubrick in 1966: of Kid Baltan de filmmuziek voor 2001: A Space Odyssey wilde maken. “Geen interesse”, was het antwoord. Filmmuziek was in 1966 al een gepasseerd station voor de componist. De onderzoeker moest verder, vooruit op de kudde. Ja, hij had zijn pionierswerk meer kunnen uitbuiten. Dan waren de krantenkoppen waarschijnlijk groter geweest na zijn overlijden. Het liep anders, soit. Nu is Dick Raaijmakers een icoon voor musici die – net als hij – buiten de popcultuur en de academische traditie vallen. Een inspirator voor avant-gardisten. Een grondlegger voor dwarsliggers. Een aimabele vent, bovendien.
Tekst Thomas Snoeijs Illustratie Angelique Viester
“Het Natlab resoneert nog steeds bij de betrokkenen uit die tijd”, zegt Wiepko Oosterhuis als we hem het enthousiasme van Dick Schieving voorleggen. Oosterhuis deed in 2013 onderzoek naar de researchafdeling van Philips. “Technologie was god in die tijd. Dat is belangrijk om in gedachten te houden. Na de Tweede Wereldoorlog was men, ondanks de atoombom, optimistisch over de nabije toekomst. Wetenschap en technologie MEST nr 4
1
2
3
(Eindhoven), dj
(Den Bosch), dj/producer
(Utrecht), geluidskunstenaar
Lady Aïda
Jameszoo
Machinist
“Dick Raaijmakers is voor mij de grondlegger van de techno. In mijn wereld wordt vaak gesproken over de connectie Düsseldorf-Detroit. Daar zou Eindhoven bij moeten. Wat mij betreft is Kid Baltan net zo belangrijk als Kraftwerk en Juan Atkins. Techno heeft een jarenlange ontwikkeling meegemaakt. Ze ontleent haar naam aan technologie. Als je Raaijmakers daarin overslaat, doe je geen recht aan het genre. Het knip- en plakwerk van Raaijmakers in het Natlab wijkt in de kern niet af van moderne sample-technieken. Hij was in alles zijn tijd vooruit. Dat merk ik tijdens het draaien. Song of the Second Moon leunt op hetzelfde tempo als moderne techno, 120 beats per minuut. Daardoor is het makkelijk te mixen met moderne muziek. Dat hoef je met Stockhausen niet te proberen. Waar in 1957 vind ik een plaat die ik nu nog zo smooth in mijn sets kan mixen? Eindhoven-Düsseldorf-Detroit, daar maak ik me hard voor.” Favoriete werk: Song of the Second Moon (1957). Een rumba gemaakt met elektronische instrumenten.
“Dick Raaijmakers is voor mij vooral Kid Baltan. Zijn latere werk is ongetwijfeld belangrijk voor de conceptuele kunst, maar als producer boeit zijn popmuziek mij meer. Ook ik ben altijd op zoek naar originele geluiden om muziek mee te maken. Hij legde de eerste bouwstenen voor wat ik nu doe. Verder gaat die invloed niet hoor. Zijn ontdekkingen zijn common knowledge nu. De stenen zijn zo ver onder de grond gezakt dat je er als moderne producer niet meer naar kijkt, tenzij je wordt gewezen op de oorsprong. Ik ben een Eindhoven-fan, dus ik heb veel over hem gelezen. Zijn muziek zet ik thuis niet op, maar fascinerend is het wel. Onmenselijk en machinaal, volledig gestript van emotie. Ik weet niet eens hoe ik die muziek moet noemen. Is het electro, popmuziek of jazz? De perceptie over mijn muziek verschilt ook per persoon, dat hebben Dick en ik met elkaar gemeen. Ik ben het liefst popmuzikant. Daar zitten de knaken hè. Haha. Daar dacht Dick vast heel anders over.” Favoriete werk: Whirling (1958). Een elektronische compositie voortgekomen uit de vruchtbare samenwerking met Tom Dissevelt in het Natlab.
“Voor mij is Dick Raaijmakers bovenal een groot onderzoeker en theoreticus. Vanuit mijn achtergrond in de architectuur werk ik aan het versmelten van geluid, beeld en ruimte. De manier waarop Raaijmakers muziek en de basis van geluid onderzocht inspireert me daarbij. Hij wist met zijn onderzoek vernieuwend en toch helder werk te maken. Ook in mijn huidige werk vormt een sterk conceptuele basis het uitgangspunt. Net als Raaijmakers maak ik gebruik van sinusgolven, een van de basiscomponenten van geluid. Daarmee creëer ik zogeheten ‘interferentiepatronen’ in ruimtes waarbij ik geluid gebruik als een tijdelijke, ruimtelijke ingreep.”
zouden alles beter maken.”
eerste twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog had het Natlab een relatief grote mate van autonomie. Het kon de beste academici aantrekken en ze aansporen tot belangwekkend fundamenteel onderzoek.”
niet langer houdbaar. “Het positivisme verdween, consumenten raakten verzadigd en de economie stagneerde. Het werd voor westerse bedrijven steeds moeilijker de nieuwe uitvindingen te slijten. Bovendien kregen ze competitie van opkomende Japanse fabrikanten.” Na vele bezuinigingsrondes werken nu nog zo’n zeshonderd mensen in Waalre.
Het Natlab werd in 1914 opgezet door Gerard en Anton Philips. Om een multinational te worden (en te blijven) moet je nieuwe producten ontwikkelen, zo redeneerden de broers. De researchafdeling in Eindhoven was decennialang de grootste van Europa. Philips was bijna een monopolist in de eerste helft van de vorige eeuw. Oosterhuis: “Vooral de MEST nr 4
Het lab verhuisde in 1963 naar Waalre, met zo’n drieduizend werknemers. De kentering kwam in de jaren 70. De suprematie van technologie was
“Raaijmakers stelde artistieke ontwikkeling boven commercieel gewinnen. Ik bewonder de manier waarop hij dat naleefde toen hij het aanbod om de filmmuziek voor 2001: A Space Odyssey te maken afsloeg. Dat getuigt van een enorme integriteit.” Favoriete werk: Ideofoon 1 (1988). Een geluidsinstallatie waarbij stalen balletjes en zwaartekracht een geluidscompositie maken.
51
[Advertentie]
KUNST EN CULTUUR VOOR ALLE BRABANDERS iNSpiREREN
VERBiNDEN
TALENTONTwiKKELiNg
2014 Kunstbalie wil de cultuurdeelname van alle Brabanders vergroten. Dit doet zij omdat een culturele levensloop belangrijk is voor de ontwikkeling van elk mens. Kunstbalie focust op het stimuleren van cultuureducatieve en actieve kunstbeoefening op bovenregionaal en provinciaal niveau én op het tot stand brengen van lokale of regionale samenwerkingen.
ONTpLOOiiNg
Kunstbalie is dé verbinder in het Brabantse cultuursysteem. Zo zet zij in op optimalisatie van cultuureducatie in het voortgezet onderwijs. Denk hierbij aan een investeringsprogramma en een ruimer aanbod van cultuurdagen en scholing. Kunstbalie wil tevens de samenleving versterken door het opzetten van een provinciaal steunpunt leefbaarheid, een investeringsprogramma voor lokale partners én de start van het Jeugdcultuurfonds Brabant. Kunstbalie maakt kunstbeoefening voor alle Brabanders mogelijk door onderzoek te doen naar provinciale spelers in de amateurkunst. Zij draagt bij vanuit het Kunstbalie Fonds Amateurkunst én verzorgt daarnaast scholing en advies voor provinciale amateurkunst partners. Kunstbalie werkt in opdracht van de Provincie Noord-Brabant. 52 www.kunstbalie.nl
Schakel in het Brabantse cultuursysteemMEST nr 4
4
5
6
(Amsterdam), componist elektronische muziek
(Utrecht), taperecorder-muzikant
(Tilburg), geluidskunstenaar bij Strijbos en Van Rijswijk
Yannis Kyriakides
“Bij Dick Raaijmakers denk ik aan de docent. Hij werkte vanaf 1966 op het conservatorium in Den Haag. Dat heeft mijn denkwijze beïnvloed tijdens mijn studie Elektronische en Hedendaagse Muziek. Mijn voortdurende zoektocht naar nieuwe geluidsbronnen en -vormen heb ik deels van hem geërfd. Ik weet nog dat hij een manuscript onder mijn neus duwde. Daar moest ik 'iets' mee. Wat dan, vroeg ik. Gewoon, iets, antwoordde hij. Dat frustreerde. Tijdens feedbackrondes zei hij alleen: go deeper. Ik vond dat ik meer begeleiding nodig had, tot zijn manier van werken mij duidelijk werd. Dick dacht niet aan het product. Hij vond dat het creatieve proces vrij benaderd moest worden, alleen op die manier vermijd je conventies. Zo is het toevoegen van reverb een geijkte methode om partijen mooier te laten klinken. Nee, het klinkt niet mooier, zei hij dan, het klinkt gewoon alsof je reverb toevoegt. Dat heb ik van Dick geleerd: voorbij schoonheid denken. Nu doceer ik op dezelfde afdeling. Dat is een eer.” Favoriete werk: De val van Mussolini (1995). Muziektheater gebaseerd op een vergeten filmscript uit 1930.
Wouter van Veldhoven
“Ik zie Dick Raaijmakers vooral als de techneut uit het Natlab. Ik maak ambient met kapotte instrumenten en bandrecorders. Door die werkwijze val ik vaak terug op oude technieken. Net als Dick Raaijmakers zit ik dagenlang met stukjes tape te pielen. Ik neem geluid op, spoel de band terug naar de opname die ik wil gebruiken, knip het uit en voeg het samen met andere stukjes. Het is knoeien, zoals Raaijmakers zei. En ja, er gaat weleens iets fout. De kunst is vaak om van een verkeerde edit of opname toch iets te maken, anders moet het opnieuw. Dit dwingt je creatief te zijn. Daar was Raaijmakers ongelooflijk sterk in. Ik laat mij graag inspireren door zijn stukken. Natuurlijk was hij veel academischer dan ik, vooral zijn latere werk is heel conceptueel. Maar als ik een voorvader moet noemen, dan is het Kid Baltan.” Favoriete werk: Mechanical Motions (1960). Compositie gebaseerd op eerder gemaakte filmmuziek.
Jeroen Strijbos
“Ik dank Dick Raaijmakers voor zijn onderzoek. In de jaren vijftig zijn er grote stappen gezet in het Natlab. Raaijmakers moest bergen verzetten om (überhaupt nog niet bestaande) klanken op te wekken, vaak door creatief gebruik van apparaten die niet bedoeld waren voor muzikaal gebruik. Daar plukken wij nu de vruchten van. Net als hij verkennen Rob (Van Rijswijk – red.) en ik de artistieke mogelijkheden van moderne technologie. Klank is daarbij belangrijker dan melodie of harmonie. Denk aan een geluidswandeling met behulp van gps en smartphone, of een geluidsinstallatie die interacteert met de luisteraar. De technologie is verder ontwikkeld natuurlijk. Verzuipen in de mogelijkheden? Dat gebeurt niet. Door te werken met concepten kaderen we alles af. Wat dat betreft is er niet veel veranderd. Wij hebben hooguit een wat grotere – maar wel compactere – gereedschapskist dan Raaijmakers in zijn tijd.” Favoriete werk: Fuel for the Future (1960). Filmmuziek gemaakt met, voor die tijd, ongehoorde klanken.
Single van Song of the Second Moon, die Dick Schieving kreeg van Dick Raaijmakers nadat hij hem geholpen had met het vervangen van een kapotte tuner (foto: Thomas Snoeijs). MEST nr 4
53
Teruglopende uitleencijfers, dalende ledenaantallen en minder geld. Dat is de opgewekte drieslag die de bibliotheek de afgelopen jaren steeds harder treft. Wat is de toekomst van de bibliotheek?
VLAANDEREN
Leeszaal van de bibliotheek in Oss (foto: Erik van der Burgt).
54
Ook in Vlaanderen krijgt men het heet onder de voeten. Er wordt druk gezocht naar oplossingen om bibliotheken toekomstbestendig te maken. Locus, het steunpunt voor o.a. bibliotheken, heeft ‘bib2020’ in het leven geroepen om Vlaamse bibliotheken te begeleiden in het nadenken over de toekomst.
MEST nr 4
DE BIBLIOTHEEK?
BESTAAT DIE NOG?
Maak kennis met de grootste bibliotheek ter wereld: ze is vijf bij tien centimeter groot en niet zwaarder dan 135 gram. Ze vertelt je binnen een handomdraai hoeveel calorieën er in een appel zitten en wie de 26ste president van de Verenigde Staten was. Ze is grotendeels gratis en geeft geen boete als je een boek te laat inlevert. De smartphone heeft ons leven veranderd en lijkt de bibliotheek overbodig te hebben gemaakt. Mooi, toch? Nee, bepleit Mijke Pol. De bibliotheek kan een belangwekkende rol in onze samenleving blijven vervullen. Als betekenisgever en ontmoetingsplek. Maar dan moet de knop wel drastisch om.
Z
eker. Het internet is een zegen. En dankzij Steve Jobs hoef je niet langer tien kilometer door de regen te fietsen en met tassen met kilo’s aan kennis te sjouwen. Vanaf een klein scherm komt alle informatie die je nodig hebt à la minute naar je toe. De bibliotheek – laten we haar omschrijven als de Wikipedia van de vorige eeuwen – verkeert door het internet in een identiteitscrisis. De leveranciers van informatie moeten concurreren met een allesbepalende moloch. Het is de oneerlijke strijd tussen een kleine kruidenier en een supermarkt. En de supermarkt staat op dikke winst. Daar verandert niets aan als de bieb haar opstelling niet heel snel verandert.
Zwaarmoedig
Toen ik afgelopen zomer werd gevraagd om parttime voor de bibliotheek in Den Bosch te komen werken als programmamanager jongeren, leek me dat een perfecte baan. Mijn aanstaande chef klopte me met een zwaarmoedig gezicht op de schouder en wenste me veel sterkte. Ik kreeg een van de moeilijkste
MEST nr 4
taken: ik moet plannen bedenken om jongeren tussen de 18 en 35 jaar weer naar de bibliotheek te lokken. Jongeren bezoeken steeds minder de bibliotheek en zijn niet te vinden bij activiteiten. Alles lijkt er op dat jongeren helemaal geen zin meer hebben in de bibliotheek. Al heel snel merkte ik dat dát wel meeviel. Er zijn jongeren genoeg die gebruik willen maken van de bibliotheek, maar ze voelen zich gewoonweg niet meer zo thuis in het instituut. Jongeren zitten bijvoorbeeld nog steeds graag in een leeszaal, maar worden geen lid meer. Ze maken graag gebruik van de computer, maar wonen geen lezing van een schrijver bij. En ze willen best een kop koffie, maar dan wel eentje met melkschuim en niet zo'n bekertje waterige automatentroep. Bovendien is de aloude functie van informatieverzamelaar en verstrekker ouderwets, nu we apparaten hebben die dat beter kunnen. De huidige bibliotheek past niet meer bij de belevingswereld van de huidige, jonge generatie.
Misselijk van innovatie
Is dat erg? Een aantal mensen vindt van niet. Vlak na mijn aantreden sprak ik een vrouw van middelbare leeftijd die misselijk werd bij de woorden innovatie en vernieuwing. De bibliotheek voldeed prima aan haar wensen: een krantje lezen en een boek lenen. “Wie andere dingen wil, zoekt zijn heil maar ergens anders”, zei ze stellig. En dat hebben een hoop mensen gedaan. Bibliotheken hebben te maken met dalende uitleencijfers en minder leden. Tussen 2000 en 2011 daalde het ledenaantal met zeven procent: van 4,31 miljoen naar 4,01 miljoen. En dat terwijl de Nederlandse bevolking in dezelfde periode met vijf procent groeide. Op dit moment is 24,1 procent van de Nederlanders lid van de bibliotheek (tegenover 27,2 procent in 2000). De ledenkrimp komt geheel voor rekening van het aantal volwassen leden. Dat liep terug van 2,26 miljoen in 2000 naar 1,82 miljoen leden in 2011 (-20 procent ten opzichte van 2000). 13,8 procent van de volwassen Nederlanders is lid van de bibliotheek. In 2000
55
ging het nog om 18,3 procent.
Overleven
Ik geloof dat het tij te keren valt, maar daar is meer voor nodig dan een hippe koffiehoek met biologische carrot cake, zoals veel Nederlandse bibliotheken nu denken (ga maar eens in Utrecht kijken). Het gaat om iets veel wezenlijkers, de kernfunctie van de bibliotheek moet bijgeschaafd worden. Er is nog steeds een markt voor het soort informatie dat de bibliotheek biedt. Dat vindt zelfs een van de grondleggers van het internet, Vint Cerf. De 'chief internet evangelist' van Google zegt het volgende: “You have no idea how eager I am to ensure that the notion of ‘library’ does not disappear – it’s too important.” Volgens hem heeft de bibliotheek nog steeds een sleutelrol. Als we online onbegrensd bits en bytes blijven verzamelen, weten we over honderd jaar niet meer wat ze betekenen. De bibliotheek moet daarom een betekenisgever worden. Een instituut dat ons vertelt wat al die feiten die we (online) verzamelen nu eigenlijk betekenen, ze van een context voorziet en er belevenissen aan koppelt. Om dat te bewerkstelligen zal de bibliotheek van de toekomst moeten samenwerken met clubs als Google, wil ze overleven.
Betekenis geven
In New York hebben ze dat begrepen. De New York Public Library (NYPL) heeft een uitgebreide website die als een weblog dagelijks geüpdatet wordt én ze heeft haar database gekoppeld aan die van Google Books. Zo kunnen mensen wereldwijd bladeren door de collectie van de NYPL en boeken downloaden om later rustig te lezen. Via de weblog vraagt de bibliotheek met enige regelmaat aandacht voor bijzondere, digitale boeken. Ze verbindt titels die hetzelfde onderwerp beslaan of geven achtergrondinformatie bij de literatuur. Van verzamelaar is de NYPL betekenisgever geworden. Momenteel heeft de bibliotheek meer dan honderdduizend Facebook-fans en driehonderdduizend volgers op Twitter. In het geven van betekenis ligt een belangrijk deel van de toekomst voor de bibliotheek. Het is niet meer van deze tijd om boekenkasten vol te plempen
56
en dan maar af te wachten of mensen komen kijken. De bibliotheek moet een veel actievere rol krijgen. Voordat informatie wordt gedeeld, moeten specialisten – laten we ze curatoren noemen – zich over de vele titels buigen. Net zoals in een museum moet niet alles lukraak getoond worden, maar maakt een goede bibliotheek zelf een keuze en samenhang in de collectie. Zo wordt er betekenis gegeven aan de rijke collectie. Denk aan dat wat Nederlandse bibliotheken in het klein al doen op de thematafels: boeken rondom hetzelfde thema worden bij elkaar gelegd. Wat gebeurt er als we dit idee uitbreiden? Wat als ik naar aanleiding van een actueel nieuwsfeit van mijn bibliotheek direct een lijst met aanverwante boeken en films gemaild krijg? En wat als ik naar de bibliotheek kan gaan om daar anderen te ontmoeten, in plaats van om boeken te lenen?
Ontmoeten
Dat zijn precies de vragen die de NYPL zich enkele jaren geleden ook stelde. Om ervoor te zorgen dat mensen elkaar gaan ontmoeten, worden er activiteiten georganiseerd die een publiek aantrekken dat normaal gesproken niet in de bibliotheek komt. Zo verandert de NYPL af en toe in een muziekpodium voor artiesten als Pete Townshend en Jay-Z en kwam onlangs bokser Mike Tyson vertellen over zijn leven. Bij alle activiteiten staat op de site 'sold out'. Iets waar Nederlandse bibliotheken alleen maar van kunnen dromen. New York laat zien dat naast betekenis geven, ontmoeten een tweede sleutelrol wordt van de bibliotheek. En daarbij gaat het niet alleen om een gezellig praatje aan een leestafel. Bibliotheken moeten echt buiten hun eigen kaders gaan denken. Op de website van de NYPL wordt de actualiteit van de dag gekoppeld aan de collectie, in de bibliotheken zelf zijn exposities, kun je wildvreemden ontmoeten en mag je in een speciaal fotohokje laten zien waarvoor je bent gekomen. Die foto's worden vervolgens weer gedeeld met alle volgers op social media. De NYPL heeft zo een online en offline community gecreëerd die zich betrokken voelt bij de bibliotheek en reageert op nieuwe initiatieven. Ze zijn van eenrichtingsverkeer (wij bieden informatie aan, doe
er mee wat u wilt) naar drierichtingsverkeer gegaan: de bibliotheek biedt informatie aan, mensen hebben door hun reacties invloed op het aanbod en bezoekers wisselen in ontmoetingen informatie uit.
Sociaal café
Wanneer we de ruimtes van een bibliotheek niet alleen maar vullen met rijen boekenkasten, maar ook met cafés, een theater en open pleinen waar wildvreemden elkaar kunnen leren kennen, kan er iets bijzonders gebeuren. Er komen mensen die normaal gesproken niet komen. Dat zagen we in november ook in Gouda gebeuren. De bibliotheek moet door bezuinigingen een grote vestiging in de wijk sluiten en verhuist naar een voormalige chocoladefabriek. Tijdens een Warm Welkom, een zaterdag waarop alle Gouwenaars werden uitgenodigd in de fabriek te komen kijken, was de rij voor de ingang eindeloos lang. Er was muziek, er werd voorgelezen, er was een café met soep, taart en brood en er kon gesproken worden met medewerkers. Gouwenaren mochten kritische vragen stellen en tips geven. En als in februari 2014 de fabriek helemaal klaar is, krijgt het eetcafé de functie van hip sociaal restaurant en blijft het zelfs langer open dan de bibliotheek. Mensen kunnen samen eten en elkaar op een ongedwongen wijze midden in de bibliotheek ontmoeten.
De bibliotheek als agora
Toen Tod Colgrove jaren geleden werd gevraagd directeur te worden van de bibliotheek van de Universiteit van Nevada, kwam hij in een bibliotheek terecht waar heel veel boekenkasten stonden. Ergens verscholen in een hoekje stond een tafel waaraan een paar studenten studeerden. Colgrove zorgde er direct na zijn aantreden voor dat de bibliotheek grondig veranderde. In een recente, online 'Ted-Talk' vertelt hij hoe hij geïnspireerd werd door Rafaëls fresco De School van Athene, waar grote Griekse denkers elkaar ontmoeten op een agora. Socrates, Plato en Aristoteles wisselen in een fictieve setting kennis uit. Niet door elkaars boeken te lezen, maar door met elkaar te praten.
MEST nr 4
De Anti-kraak Bieb in Velsen-Noord. In een leegstand pand in een woonwijk kunnen bewoners hun eigen boeken kosteloos omruilen voor een ander exemplaar (foto: Julius Schrank). Dat idee heeft Colgrove vertaald naar zijn bibliotheek, waar hij laboratoria opzette, tientallen tafels plaatste en extra werkruimtes maakte. Voor het eerst hoefde het in de bibliotheek niet meer stil te zijn, maar moest er juist worden gesproken. In Den Bosch zijn ze in het Groot Ziekengasthuis aan het experimenteren met datzelfde idee. In de gangen van het voormalige ziekenhuis is het stil. Ooit kwamen hier kinderen ter wereld, werd er gehuild naast bedden waar de dood zich nooit aan het bezoekuur hield en renden specialisten van patiënt naar patiënt. Nu zijn de kamers vrij en heeft de bibliotheek afgelopen september de ruimtes ‘gekraakt’ om er een pop-up vestiging te beginnen. De bibliotheek wil hier gaan experimenteren met nieuwe ideeën en concepten. Ze vragen daarbij een actieve betrokkenheid van de Bosschenaren.
Theater
Of kijk naar de hoofdvestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) vlakbij het centraal station. Een jaar na de opening van het nieuwe
MEST nr 4
gebouw in 2007 was het aantal leden met 10.000 gestegen en telde de bibliotheek 1,6 miljoen bezoekers, twee keer zoveel als voorheen. Maar dat kwam niet alleen door het nieuwe gebouw. In Amsterdam hebben ze begrepen dat de bibliotheek van de eenentwintigste eeuw meer moet zijn dan een verzameling boeken. De OBA nodigt bezoekers actief uit ook naar de exposities, het theater en het restaurant op de zevende etage te komen. De dubbelfunctie van de bibliotheek als ontmoetingsplek en als betekenisgever van informatie, vergt een andere instelling van de Nederlandse bibliotheken. De dubbelfunctie moet zowel offline als online goed functioneren. Nog steeds onderschatten te veel Nederlandse bibliotheken het belang van internet. De bibliotheek kan verder gaan waar Google stopt: maak een selectie in de enorme berg online informatie en treedt op als een curator om niet te vervallen in 'bewaren om het bewaren'. Wees een zaklamp in het ondoordringbare woud van internet en maak looproutes door het bos. Als bibliotheek kun je een online gidsfunctie hebben, zodat mensen niet verdwalen.
Geef betekenis aan je collectie, zorg dat bezoekers elkaar kunnen ontmoeten, verzorg eens een popconcert en durf buiten je eigen, eeuwenoude muren te kijken. Wie dat niet doet, accepteert dat het einde nabij is.
Tekst Mijke Pol
BIJ DE JEUGD GAAT HET BETER Hoewel steeds minder volwassen lid worden van de bibliotheek, groeit het aantal jeugdleden juist. In 2011 hadden de Nederlandse bibliotheken 2,19 miljoen jeugdleden (zeven procent meer dan in 2000). 62,5 procent van de Nederlandse jongeren tot achttien jaar is lid van de bibliotheek. In 2000 was dat 58,6 procent (CBS, 2012; SIOB Bibliotheekmonitor, 2012). De stijging wordt mede veroorzaakt doordat bibliotheken sinds 2005 sterker inzetten op de jeugd, onder andere in de vorm van leesbevorderingsprojecten, zoals Nederland Leest en de Nationale Voorleesdagen. En op veel basisscholen is een vestiging van een bibliotheek.
57
HET Oftewel: hoe een boek, lied, kunstwerk
LICHT of voorstelling iemands leven heeft veranderd.
“Dit boek heeft me geholpen een betere arts te worden” Tony Harings, (net) gepensioneerd huisarts Beek en Donk
H
ij legt zijn hand zachtjes op het sciencefictionboek voor hem, Dune van Frank Herbert. “Dit boek heeft me geholpen een betere arts te worden”, zegt hij aan zijn keukentafel in Beek en Donk, het dorp waar hij bijna 35 jaar huisarts was. Onlangs ging Tony Harings (63) met pensioen.
Hij las Dune toen hij dertig was. Hij genoot van het verhaal over de strijd van het goede tegen het kwade, de verlosser, de kwetsbaarheid van de mens. Maar er was één zin die hem dieper trof dan alle andere zinnen die hij ooit gelezen had. ‘Angst is de moordenaar van het verstand’. Die zin bleef maar in zijn hoofd malen. Hij had zijn studie geneeskunde afgerond en was net begonnen in de praktijk in Beek en Donk. Medisch-technisch was hij kundig. Maar menselijkerwijs had hij het gevoel als arts tekort te schieten, realiseerde hij zich na het lezen van Dune. Hij groeide op in een traditioneel katholiek gezin. Zonde, schuld en boetedoening waren centrale thema’s. De tweestrijd tussen het goede en het kwade in zichzelf had hem zo doen twijfelen en hem zo begrenst, dat hij bang was geworden zichzelf te tonen. Het onrecht dat hij al jong zag, kon hij niet rijmen met de katholieke kerkleer, en dat vergrootte zijn innerlijk conflict. Tony Harings formuleert zorgvuldig. Soms laat hij lange stiltes vallen. Hoe hinderde uw angst u in uw werk? “Als ik alleen medisch-technisch naar mijn patiënten keek, miste ik iets. Want achter die ene hulpvraag zaten vaak vele andere vragen verborgen. Om de patiënt tegenover mij echt te bereiken, moest ik in staat zijn het gevoel dat die persoon bij me opriep te benoemen. Daarvoor moest ik iets van mezelf laten zien.” En dat durfde u niet. “Lang niet altijd. Maar na het lezen van Dune ging ik me afvragen: waarom zou ik bang zijn? Het is een continue worsteling gebleven, hoor. Het is een hele kunst de kanten die je liever niet laat zien te erkennen en ze je eigen te maken. Maar door de confrontatie met mezelf kon ik groeien.” 58
Wat leverde dat op? “Ik heb geleerd het gevoel dat patiënten bij mij opriepen, te verwoorden en terug te geven. Laatst nog bijvoorbeeld, bij een patiënte met wie het contact vaak stroef verliep. Ik zei tegen haar: ‘Jij geeft me het gevoel dat je altijd ontevreden bent’. Door iets van mezelf te laten zien, lukte het me haar te raken. En toen vertelde ze eindelijk hoe zij haar problemen echt ervoer. Ik kon lang niet alles verhelpen, maar bij haar ontstond ruimte om met zichzelf aan de slag te gaan. Op zo’n moment wordt geneeskunde wat mij betreft geneeskunst.” Geneeskunst? “Ik geloof dat een kunstenaar zijn ziel in zijn werk moet leggen. Anders raakt hij niemand. Daar ligt de parallel.” Zijn er ook andere kunstvormen die iets met u doen? “Muziek, architectuur, schilderijen kunnen mij diep raken. Ze maken emotie in mij los. Als die eruit is, lucht dat op. Er komt ruimte vrij. En een mens heeft ruimte nodig om te leven.” Ruimte en begrenzing zijn wel thema’s in uw leven. “Inderdaad.” Hij laat een stilte vallen. “Kunst biedt mij ook troost.” Troost? “Kunst die mij raakt, appelleert aan het goede, het pure. Ze brengt me ergens waar geen boosheid of lelijkheid is. Dat is troostend. Ik was eens in Musée d’Orsay in Parijs en daar zag ik een schilderij van Monet. Een dame met een paraplu op de top van een heuvel… Ik word er telkens opnieuw door geraakt.” Troosten sciencefictionboeken u ook? “Ze raken aan mijn geloof dat de mens zich uiteindelijk zal ontwikkelen tot een betere soort. Al maakt de manier waarop de mensheid nu met moeder aarde omgaat me soms wel pessimistisch. De mens is steeds meer uit op eigen gewin. Toch geloof ik dat mensen in de kern goed zijn. Dus dan denk ik: ‘Dat draait wel weer om’.” Tekst Esther Wittenberg Fotografie Marcel van den Bergh MEST nr 4
MEST nr 4
59
OPEN
G
E
L O OF N E G IE IK O T S CH O N E G
AP V AN
M
R
N
S”
GR
P
TI
SE
BAN A R T M A N K E B PE
I E H
A
EE
N
“
BOEK
In iedere editie van MEST interviewen we iemand aan de hand van een boek. Henry van Loon (1982), cabaretier en acteur, koos De intrede van Christus in Brussel van de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst en reageert op vijf citaten. Van Loon speelt zijn tweede show Electropis nog tot februari en is momenteel te zien in de comedy Bro’s before ho’s van ‘New Kids’ Steffen Haars en Flip van der Kuil.
60
MEST nr 4
De intrede van Christus in Brussel Voor de citaten maakten we gebruik van de uitgave van Contact (2011).
“I
k heb veel van hem gelezen. Prachtig taalgebruik, veel mooie, archaïsche Vlaamse woorden. Je krijgt bij hem de indruk dat Vlamingen allemaal uit de klei gestampte boeren zijn met rare gewoontes, maar hij overdrijft natuurlijk. Mijn smaak neigt naar zijn cynisme. Naar zijn uitvergrotingen. Toneelschrijver Rik van den Bos heeft me aangespoord
MEST nr 4
dit boek te gaan lezen. Hij is een oude vriend uit Oirschot met wie ik aan mijn nieuwe voorstelling ga werken. Ik wil een hele nieuwe vorm en hij wordt een soort klankbord. De vorm van dit boek is qua vorm ijzersterk. Godverdomse dagen op een godverdomse bol is bijna een toneelmonoloog, De intrede van Christus in Brussel een soort allegorie die bijna leest als een stand-up-stuk, maar dan rond één thema. Jezus komt
naar Brussel, mensen gaan van alles ondernemen vanwege zijn komst. Maar – mag ik dat verklappen? – hij komt dus niet. Toch zijn de mensen nader tot elkaar gekomen, precies het doel van Jezus.”
1
‘Men beweert dat het weinig blijk geeft van vakmanschap wanneer een verhaal aanvangt met een weersbePAGINA 9 schrijving.’
61
“Oh yes, lekker, denk ik na zo’n eerste zin. Ik moest denken aan Louis C.K., de Amerikaanse comedian. Die loopt het podium op en begint gewoon te lullen. Niks geen ‘goedenavond dames en heren, ik heb er zin in’, dat soort clichés. Een goed begin is heel moeilijk. Ik doe het graag anders. Ik schraap overdreven mijn keel bijvoorbeeld, iets wat je juist vooraf in de kleedkamer zou moeten doen.”
2
zich aandient?
“Ja. Al weet je zeker dat hij toch niet komt. Maar altijd leeft nog dat kleine stukje twijfel, je weet maar nooit… Ik ben een atheïst, maar eigenlijk ook een beetje een agnost. Er speelt nog iets
‘In bed moest ik er mezelf op betrappen dat ik begonnen was mij ineens een kruisteken te slaan. […] Ik bedoel, de reflex was daar. Een oud, oeroud gebruik uit mijn kindertijd.’
Zou je zelf gaan kijken als Jezus Christus 62
4
‘Om eerlijk te zijn, het had mij nooit gehinderd op te lossen in de massa en ik had de anonimiteit van de stad vaak verkozen boven de kunst van de hypocrisie die dorpelingen moeten beheersen om hun wederzijdse begroetingen jarenlang vol te houden.’ PAGINA 103
“Zo is het. Precies de reden waarom ik niet meer terug zou willen. Je weet alles van iedereen, maar als je elkaar tegenkomt, doe je alsof er niets aan de hand is. Ik heb me thuis gevoeld in Oirschot. De rust, de ruimte, iedereen kent jou, jij kent iedereen. Maar precies die voordelen zijn ook de nadelen. In Amsterdam ben ik meer op m’n plek, het is een soort miniatuur-Los Angeles: hier komt iedereen naartoe die het wil maken. Van mijn Brabantse vriendenclub is iedereen uitgewaaierd. Soms drinken we nog een biertje in Oirschot en dat is fijn.”
PAGINA 31
“Ik ben katholiek opgevoed. Gedoopt, katholieke basisschool, communie, vormsel, regelmatig naar de kerk in Oirschot. Als kind heb ik wel tot God gebeden, met een soort hulpvragen (slaat zijn handen ineen - red). Ik probeerde zo helder mogelijk te zijn in mijn hoofd, zodat ik meende wat ik bad, anders luisterde Hij niet. Ik vond het geloof nooit vervelend of stom. Ik was slecht in exacte vakken, maar hield van fantasie, en fantasievol was religie zeker. Maar snel daarna speelde ook ik mijn geloof kwijt, zoals Verhulst dat schrijft, en verwierf ik in ruil daarvoor de trots van mijn onafhankelijke denken. In mijn post-puberale fase werd ik helemaal anti. God bestaat niet, er is niks, het leven is super zinloos. Mijn hippie-tijd, met alles erop en eraan, The Doors, drank en paddo’s. En soa's, haha… Hoop niet dat mijn ouders dit lezen.”
volstrekt zinloos: je wordt er niet voor beloond, zeker niet als atheïst. Maar voor mij voelt dat ook als een bevrijding: je moet het nu doen.”
door mijn hoofd van vroeger. Als ik nu hier heel hard ga roepen dat God niet bestaat, dan moet ik straks ook niet zeuren als ik door de bliksem word getroffen. Snap je?”
3
‘De mop van de eeuw. We hadden collectief iets van heil verwacht en het heil had te komen van ergens buitenaf.’ PAGINA 167
“Ik snap het wel dat mensen het moeilijk vinden dat hun leven geen nut heeft. Dus hopen ze op iets. Wat we hier aan het doen zijn met z’n allen is
5
‘Maar precies omdat ik zo’n aversie heb voor zich op hun afkomst beroepende barricadelopers, heb ik het altijd prettig gevonden om Belg te zijn. Belg is men doorheen de hele tricolore geschiedenis namelijk altijd met verve kunnen zijn zonder zich als dusdanig te moeten profileren.’ PAGINA 117
“Ik heb me nooit uitgesproken Brabants gevoeld. Heb ook nooit de neiging om me te profileren als zodanig. Hier in Amsterdam was ik op
MEST nr 4
mijn achttiende ineens ‘die jongen uit Brabant’. Daar heb ik in een identiteitscrisisje wel even mee gestoeid. Wat is dat dan? Ben ik gezelliger? Boerser? Ik was een tijdje fel tegen alles wat Brabants is. Omdat er nu zoveel Brabantse cabaretiers succesvol zijn, gaan mensen daar iets achter zoeken. Nu ook weer, met Bro’s before ho’s, met veel Brabanders. Maar dat is gewoon toeval. Ik geloof niet in een geheim genootschap van Brabantse grappenmakers of een bepaald humor-gen. Ik voel me overigens wel thuis bij bepaalde tradities, zoals carnaval. Gek iets natuurlijk. Mensen doen het hele jaar normaal, lopen langs elkaar heen, maar tijdens die dagen durven ze met elkaar te praten. Ze doen een gek pakje aan en er komen verborgen talenten los. Ik herken dat. In Electropis doe ik een smoking aan en ben ik ineens tot veel meer in staat. ‘Zo, die is gestoord, die durft’, zeggen de mensen dan.”
wel iets moois van’, denk ik dan.”
Je bent onzeker.
“Ik ben niet iemand die zichzelf echt supertof vind, nee. Ik heb ook wel ‘s last van een minderwaardigheidscom-
de lach, niet de herkenning op straat. Dat voelt alleen maar raar, bovendien gebeurt het ook niet vaak. Ik heb er een modus voor gevonden. ‘Ben jij niet…?’ ‘Klopt!’ En dan weer snel verder. Jennifer (Hoffman, actrice –red), mijn vriendin, wordt veel vaker herkend. Ik heb gewoon niet zo veel aanspraak. Komt ook omdat ik nogal onbenaderbaar ben, denk ik, niet zo toegankelijk. Na de show laten mensen me in de foyer vaak weten dat ze het goed vonden. ‘Ja? Dankjewel’, zeg ik dan, oprecht. Maar dan kom ik altijd in een soort vacuüm, weet ik niet wat ik nog meer moet zeggen. Op het podium heb ik al mijn hele verhaal gedaan. Maar Jezus Christus, wat een serieus gesprek was dit! Vinden de lezers het niet gek dat ik niet af en toe een grapje maak, denk je?”
Tekst Dieter van den Bergh Fotografie Frank Ruiter
Zonder dat pak ben je een verlegen jongen?
“Ja. Ik kruip vaak in een rol om het mezelf makkelijker te maken. Een soort carnaval, maar dan in het echte leven. Als ik hier naar de slager ga, doe ik heel relaxed: (luid, in onvervalst Amsterdams) ‘Goeiemorgen slager, mag ik een broodje warme grillworst?’ Als ik mezelf ben, verstaan de mensen me niet, dan praat ik heel zacht en zegt die slager: ‘Wat mot je jongen?’ Heel veel mensen nemen een rol aan. Soms heb ik er de energie voor, soms niet. Op die dagen blijf ik maar thuis. Nu speel ik geen rol, dus mompel ik wat in mezelf, gebruik allerlei bijzinnen, maak zinnen niet af. Omdat ik niet weet of het allemaal wel belangrijk is. ‘Hij maakt er
MEST nr 4
plex, geloof ik, al was ik vroeger nog veel kwetsbaarder. Toen dacht ik altijd dat de mensen me een rare snuiter vonden. Nu nog steeds, maar daar zit ik minder mee, ben toch een kunstenaar, kan alles maken. Het onzekere is me met de paplepel ingegoten. Mijn vader heeft dat ook. Hij is zanger in een fantastisch sixtiesbandje, Tee-Tee-Es. Toch twijfelt hij na elk optreden nog altijd of het wel goed was.”
Dat je herkend wordt op straat moet je toch goed doen. “De ultieme bevestiging voor mij is
HENRY VAN LOON • Werd in 1982 geboren in Oirschot. • Vertrok op zijn 18e naar de Kleinkunstacademie in Amsterdam. • Lid van de Comedytrain en de formatie Stanley & De Menzo’s. • Speelde rollen in Kopspijkers, Draadstaal, New Kids Turbo, Nitro en Plan C. • In 2011 ging zijn eerste theaterprogramma De Henry van Loon Entertainmentshow in première, gevolgd door Electropis. • Van Loon is momenteel te zien in de comedy Bro’s before ho’s. • www.henryvanloon.nl
63
IEDEREEN
BEROEMD
Er is zweet. Er zijn tranen. Er leeft hoop. Er sneeft een droom. Maar vergeefs is het zelden. In de serie Iedereen Beroemd duiken we in de wereld van de culturele wedstrijden. Van schuttersfeesten en talentenjachten, tot harmonieconcoursen en filmprijzen. Cultuur huist overal, op naar bokaal en zilverpoets.
KWÈKFESTIJN, LIEDJESWEDSTRIJD VAN OETELDONK
67 KEER INHAKEN
Alles van waarde weegt in het zuiden honderd gram. Ons mam, ons pap, ons Brabant. Op één object na. De goudkleurige beker van het Kwèkfestijn, het jaarlijkse concours voor carnavalsliedjes in Oeteldonk. Verslag van een scepticus, die na krap drie uur capituleert en ongedempt verder luistert. “Staat u nou oordopjes uit te peuteren?”
De Bossche Bollen, in 1978 eerste op het Kwèkfestijn met Unne Oetel kan nie zinge.
“Als je zonder vechtpartijen met z’n zessen een avond op één vierkante meter kunt staan, dan zit het wel goed met de tolerantie.”
L
iefde voor carnaval zit in je. Zeggen ze. Maar niet iedereen is in het magazijn van een zuidelijke feestartikelenwinkel verwekt. Wat helpt, is een genetisch defect. Iets afwijkends op het elfde chromosoom. Er zijn ook kinderartsen die de vastenavondkoorts terugvoeren op confetti tussen kierende fontanellen. Anderen houden stug vol dat het verlangen naar hossen, hijsen en hoempapa aangeleerd gedrag is. #Nature or #nurture? In Theater aan de Parade lijkt #vierbier eerder trending topic. Zo’n 5800 bezoekers klotsen door zalen en foyers. De kleuren die domineren, zijn boerenkielenblauw en Oeteldonks roodwitgeel. Mime-code: blij gezicht. Want vandaag is het de 55ste editie van het Kwèkfestijn. Maar liefst 67 carnavalsverenigingen en gelegenheidsclubjes hebben zich voor de liedjeswedstrijd ingeschreven. Acht meer dan vorig jaar. Vanochtend is Alle Dagen Feest als eerste kandidaat aangetreden. Dappere naam. Zeker om 09.15 uur op een grijze zaterdag.
Geestelijke vrijhaven
Iedereen is welkom. Behalve de logica. In carnavalsliedjesland is zij persona non grata. Dat maakt het leven op slag aangenamer. Ongehinderd schrijf je op keukendeur en behang. Je ziet een paard in de gang. Zelfs het pathologische verlangen om een bloemetjesgordijn te zijn, kan zonder angst voor gedwongen opname bezongen worden. Is ook de 55ste editie van de Kwèk een geestelijke vrijhaven? Ja. Nadat de Foe
MEST nr 4
Jong Bende, Daktari Fanfari en Gleuf Ut of Nie het publiek ongehinderd op tekstuele nonsens hebben getrakteerd, groeit de overtuiging dat de gezondverstandpolitie ook in 2013 geen inval zal doen. Toch is het Kwèkfestijn meer dan taal en klank. Onder invloed van theaterspektakels en musicals tonen de kandidaten ook aandacht voor het oog. Zo komt de zilverkleurige groep standbeelden van De Mafkikkers plotsklaps tot leven, verheft de zangeres van Vergimmes Mooi zich in een metershoge trouwjurk boven de planken en lijkt het half ontklede leernichtengezelschap UT – Hil dun bups is oetelsexueel – aan de catalogus van Christine le Duc ontsnapt. Vijftig tinten schaamrood. Even lucht happen. Dat lijkt ook het motto van de blazers die zich bij de instrumentenberging melden. Iris (17) in alpenpakje en cowgirl Yvonne (22) waken over de rekken. Er liggen acht trombones, vijf saxofoons en drie klarinetten, maar ook grote troms en deksels. Meest curieuze instrument? Een imposant klokkenspel, dat onder een kerstmanpak verstopt zit. Minder cryptisch is het spiekbriefje op een tuba. Met 22 titels. Nummertje een, twee en drie: Friet met mayonaise, Dan volg je haar benen en Las Vegas.
Piratenpak
Wie klaar is met optreden – of nog moet – drinkt, kletst, sms’t, plast, eet een broodje kroket of verliest zich buiten het podium in muziek. Zo speelt blaaskapel De Stiefels in de foyer een
opzwepende versie van Frank Sinatra’s My way, de nummer 29 uit de Dela Top-50 voor uitvaartmuziek. Tientallen mensen wiegen op de maat. Ondertussen staart een man in piratenpak naar een affiche van cabaretière Marjolein van Kooten. Titel van haar naderende show: ‘Wanneer wordt het leuk?’ De zeerover kijkt naar stuur- en bakboord. Maar hij weet het antwoord niet. Acteur Ton Lutz wel. Zijn lachje is gestold. In brons. Vanaf de galerij in de schouwburg volgt zijn buste de carnavalstaferelen. Een bladblazer op het Kwèkfestijn? Ja, een blauwe. Duits merk. Hij ligt onder een biertafel. Eigenaar is Steven (24), trombonist bij de jeugdige carnavalsvereniging Attenooije. Over een kwartier moet het gezelschap – een zangeres in bontjas en haar roedel muzikanten – het podium op. Met het lied Wè is ut héét. Ter verkwikking belooft Attenooij straks naast de bladblazer ook een hogedrukspuit in te zetten. Klimaattechnisch zal het een klus worden, want de heren dragen badjassen. Die gaan straks uit. Slotakkoord in F: functionele erotiek. De zaal zal juichen en wijzen. Want de trompettist toont een landschap van tatoeages op zijn torso en de slagwerker heeft een bongobuik.
Zuurstoftekort
Op bierviltjesworp afstand van de bar staat Stijn. De 24-jarige docent maatschappijleer bezoekt het Kwèkfestijn voor de tiende keer. Empirisch onderzoek? “Vooral voor de lol.” Maar twee zaken vallen hem op. Hoe harder
65
Single-hoesjes van voormalige winnaars van het Kwèkfestijn.
66
MEST nr 4
Zou radicale vernieuwing een uitkomst zijn? Peer kijkt alsof hij een dooskwal in zijn glas ziet drijven. “De dendermaardoormuziek en rijmelarij past bij de traditie.” onze economie en beschaving wankelen, hoe sterker de feestdrang. En twee: carnaval is een ijkpunt voor verdraagzaamheid. “Als je zonder vechtpartijen met z’n zessen een avond op één vierkante meter kunt staan, dan zit het wel goed met de tolerantie.” Kan Stijn de maatschappelijke functie van het Kwèkfestijn in één woord samenvatten? “Uilkjwaapmwep”, schreeuwt hij. De klanken smoren in de oksel van zijn buurman. Nog een keer, Stijn: “Uitlaatklep.” Een mooi socio-psychologisch begrip. Maar in deze snikhete zaal denk je bij uitlaatklep toch eerder aan motorrijtuigtechniek. Het is een dichte klep: we stikken. In bier en zuurstoftekort. Tweede pauze. Nu.
Achterklap
Carnaval in Den Bosch kent elk jaar een ander motto. Voor 2014 geldt ‘Oeteldonk laot oe zweve’. Dat is geen grootspraak. Op het Kwèkfestijn zie je veel kartonnen wolken, roodgeelwitte ballonnen en zo’n 3200 Unidentified Drinking Objects. Op het balkon staat Peer (61). Hij is al in de zevende hemel. De ex-dirigent van Spuit Elluf viert een spontane reünie met oud-muzikanten. In 1989 gooiden ze hoge ogen met het oostblokkerige Anoesjka. Een prelude op de val van De Muur, houdt Peer vol. Al 35 jaar is hij van de partij op de Kwèk. “Maar ge heurt hier honderd keer utzelfde”, zegt hij schouderophalend. Zou radicale vernieuwing de uitkomst zijn? Peer kijkt alsof hij een Cubomedusae alias dooskwal in zijn glas ziet drijven. Nee, geen sterke verandering. “De dendermaardoormuziek en rijmelarij past bij de traditie.” Het is deel van het spel. Dat geldt ook voor
MEST nr 4
de roddel en achterklap. Zo weet Peer stellig wie er in de finale zal belanden: “De Kwaojtongen. Die repeteren in Stadscafé D’n Burger, waar Truus achter de tap staat. Ze zit in de jury. Nou, dan witte ut wèl.”
Lippendienst
Liefde, loyaliteit en lippendienst. Het zijn de drie L’s van Brabant. Laat de jury zich er door gijzelen? Nee, zeggen kenners beslist. Maar de twijfel over de onpartijdigheid blijft. In de beginjaren van het Kwèkfestijn besliste de zaal met goed- en afkeuring. Bij latere edities trapte de organisatie voetballen van FC Den Bosch het publiek in. Wie ving, jureerde. Eind jaren zestig beklom een agent het Kwèkpodium. Nadat hij kentekens van geparkeerde auto’s had afgeroepen, schuifelden de eigenaren naar voren. Tot hun verbazing kregen ze geen bekeuring, maar een zetel in de jury. Tussen 2007 en 2012 kende de finale ook een deelnemersjury, met leden van de clubkes. Maar die is opgedoekt. Oorzaken: ontbrekende leden, te weinig diepgang en dronkenschap dat het beraad overschaduwde.
Heimat
Tegen half twaalf stijgt de spanning. Volgens geruchten is de jury eruit. In de snackhoek staat trombonist Steven-in-badjas. Hij eet wat nagels. Zonder mosterd. Steven wil winnen. Maar dat zeg je niet hardop. Je zegt dat het voor-de-lol is. Als de juryvoorzitter even later de derde plaats toekent aan Steven en de andere leden van Attenooije breekt een storm los. Geen bladblazer, menselijk gehuil. Van vreugde.
Tweede wordt Vergimmes Mooi. Winnaar: het duo De Henkies met het wat blekige nummer Lieven Heer. Aan de bar roezemoezen enkele verliezers. Het winnende nummer heeft toch wel verdacht veel weg van het hitje Und in der Heimat (1973) van Tony Marshall. Is dat erg? Ach, gezelligheid lijkt altijd op elkaar. Eerst #vierbier.
Tekst Eric Alink
Spoedcursus Kwèkfestijn • Onder de naam Groot Oeteldonks Songfestival vindt het festival voor het eerst in 1959 plaats. Drie jaar later verandert de naam in Kwèkfestijn. • Aanvankelijk selecteerde een kleine jury al vooraf acht van de ingezonden liedjes. Op het Kwèkfestijn zong een bekende vocalist deze nummers, begeleid door de Confetti's. • Vanaf het 13e Kwèkfestijn in 1971 is er geen voorselectie meer. Het aantal deelnemers is dan zeventien. • In 1986 voert Monny Otgens, Minister van Evenementen in Oeteldonk, een slimme wijziging door. Om te voorkomen dat de eerste deelnemers voor een lege zaal spelen, voert hij de zogeheten Jokers in. De elf clubs die de Joker trekken, moeten om 09.00 uur in de Theater aan de Parade aanwezig zijn – uiteraard met hun aanhang. Dan pas wordt hun volgorde geloot.
67
GOED
GRUT
GROOTSE PLANNEN VOOR
BIESBOSCH MUSEUMEILAND ls de financiering rond komt, opent het nieuwe Biesbosch A Museum in het voorjaar van 2015 de
deuren. Een prestigieus plan met een nieuw museum op een eiland in wat nu nog een polder (de Noordwaard) is. De provincie Noord-Brabant maakte half november bekend drie miljoen bij te willen dragen. De bouw van het EilandMuseum kost in totaal zo’n zes
miljoen euro, met de bijdrage van de provincie is zeventig procent van de financiering rond. Half september presenteerde de organisatie het bidbook met de plannen. Aanleiding voor de plannen: Rijkswaterstaat gaat de Noordwaard-polder ‘doorstroombaar’ maken, waardoor het huidige museum op een eiland komt te
liggen. Het bestaande museumgebouw wordt uitgebreid, er komen goede horecavoorzieningen, een bezoekerscentrum en een geheel nieuwe opzet voor de museale presentatie. Op de rest van het eiland komt onder andere landschapskunst en een ‘zoetwatergetijdenpark’. De start van de bouw staat gepland voor de tweede helft van 2014.
DE BEROEMDSTE
DEKENFABRIEK VAN NEDERLAND
olk van onder de dertig – dat niks anders kent dan een donzen V dek op het bed – zal niet meteen
68
Handelsfirma AaBe Textiles Trading in Moergestel verkoopt nog steeds wollen dekens.
warme jeugdherinneringen koesteren bij de aanblik van het AaBe-logo met hert en arrenslee. ‘Keurdekens van zuiver scheerwol’ hielden de huidige veertigplussers warm toen ze klein waren. Onder de titel ‘AaBe. Een sterk merk’ brengt het Textielmuseum vanaf 19 december een tentoonstelling over de beroemde Tilburgse dekenfabriek.
Het TextielMuseum doet voor de tentoonstelling – die vooral de geschiedenis van het bedrijf toont - een oproep aan het publiek om voorwerpen een herinneringen aan AaBe mee te nemen. Die verhalen worden toegevoegd aan het digitale ‘Geheugen van Tilburg’.
De grootste dekenfabriek van Nederland bestaat niet meer. Na vele reorganisaties, een faillissement en een doorstart sloot AaBe in 2006 definitief de poorten. Het merk bestaat nog wel.
De mooiste voorwerpen krijgen een plek in een van de vitrines in de tentoonstellingsruimte. Ook leuk: de Wintervachtjassen van twee jonge ontwerpers, gemaakt van wollen dekens. MEST nr 4
POP UP CINEMA IN TILBURG
N
ieuw maandelijks film-event in Tilburg, waarbij bijzondere locaties in de stad tijdelijk worden omgedoopt tot bioscoop. Het programma bestaat uit films die het afgelopen jaar opvielen op de grote Nederlandse festivals. De eerste editie was op 20 november in de Spoorzone, met de film Toegetakeld door de Liefde van Ari Deelder. De december-editie was op 13 december, de januari-editie staat gepland voor 12 januari, in samenwerking met de bibliotheek
in Tilburg Centrum. De Pop Up Cinema is een initiatief van Solar Cinema, de mobiele bioscoop op zonne-energie. Sinds 2006 reist de Solar Cinema door Nederland, Europa en Latijns-Amerika, om films op ongebruikelijke plaatsen te vertonen. www.popupcinema.weebly.com www.solarcinema.org
BRABANTSE DOCUMENTAIRES BIJ
OMROEP BRABANT
anaf januari zendt Omroep Brabant elke week een Brabantse documentaiV re uit. De afgelopen jaren is een reeks docu's
gemaakt in het kader van Brabantse Beauties, een stimuleringsprogramma waarmee Omroep Brabant aankomende en gevestigde makers uitdaagde om met mooie filmplannen te komen. Op de rol staan onder andere een nieuwe documentaire over de Tilburgse Vogeltjesbuurt, de internationaal prijswinnende documentaire Blinde Liefde van Jenny van den Broeke en de succesvolle documentaire Daten in de dancing van Frank van Osch (NL Award winnaar). Verder vertoont Omroep Brabant Mattanja Joy van Ellen van Kempen en Houdoe Luchtreiziger over drie generaties duivenmelkers in Knegsel. Ook bijzonder: de afstudeerfilm van Inge Persoon (academie St. Joost) die haar op het Filmfestival in Utrecht een wildcard van 40.000 euro opleverde van het Filmfonds. De docu's zijn vanaf januari op donderdag om 22.30 uur te zien, met een herhaling op zondagmiddag.
STRANGER THAN
PARANOIA 1ste editie van een van de belang2 rijkste festivals voor experimentele jazz in Nederland. Zoals altijd eind december. Zowel in Paradox in Tilburg (op 24 en 29 december) als in de Toonzaal in Den Bosch (27 december). Met o.a. Han Bennink (ene avond samen met pianist Louis van Dijk, andere avond met klavierleeuw Jasper
MEST nr 4
van ’t Hof), de Ploctones (met gitarist Anton Goudsmit), het nieuwe kwartet van Bosschenaar Jeroen Doomernik (met Bart Maris, Bart van Dongen en Richard van Kruysdijk) en mede-organisator Paul van Kemenade zelf. www.paradoxtilburg.nl www.detoonzaal.nl Foto: HH/Corbis
69
ONDER
GROND
Een gastredacteur graaft in de ondergrond van zijn/haar stad. In deze eerste editie: Vivian van Gaal – Eindhoven.
HACKENDE SENIOREN
Ik ben erg geïnteresseerd in de vraag hoe we met elkaar omgaan in de toekomst, als meer dan een kwart van de bevolking ouder is dan 65. We moeten nu beginnen met het zoeken naar nieuwe verbindingen tussen generaties en tussen mens en technologie. Het HackersCafé is daarvan een mooi voorbeeld.
Hacken, dat is een nieuwe praktische toepassing bedenken voor een hulpmiddel waarvoor het oorspronkelijk niet was bedoeld. Bijvoorbeeld een wasknijper op je neus. Sina Kazemi, student Industrial Design aan de TU Eindhoven, zette dit voorjaar het HackersCafé op voor zestig-plussers in de befaamde bejaardensoos Andromeda. Samen met de senioren bedenkt Kazemi met life hack’s oplossingen voor dagelijks praktisch leed. Hoe krijg je het cellofaan van een magnetronmaaltijd open zonder je vingers te verbranden? (met een gemodificeerde houten lepel). En hoe overleef je een natgeregende straat met een rollator als je ook nog een plu moet vasthouden? Ik vind Soos Andromeda sowieso een fenomeen. Dé seniorenhangplek van Eindhoven, met een legendarische, maandelijkse English Tea Party. En, omdat ze alles zelf doen, hét toonbeeld van de door Rutte zo gewenste participatiesamenleving. De dokter schrijft daar een stuk minder antidepressiva voor sinds de soos open is. www.hollanddoc.nl/kijk-luister/documentaire/d/droomstad-seniorensoos.html.
Foto’s: Sina Kazemi
THUNDERDOMMEL
Alternatief carnavalsfeest en platenlabel van urban art-collectief Biki90. Eerst even over Biki90. Moeilijk te omschrijven, amorf groepje kunstenaars en designers uit de urban-hoek. De stadsboefjes van Eindhoven. Tijdens de Dutch Design Week hadden ze een fake-design-collectief opgezet en liepen ze strak in het pak om binnen te kunnen komen bij netwerk-borrels. Ze organiseren o.a. feesten en voetbaltoernooien. Vorig jaar organiseerden ze voor het eerst een alternatief carnavalsfeest, Thunderdommel. Niet met techno à la Thunderdome, maar met alternatieve carnavalsmuziek. En ze hebben hun eigen carnavalslabel, Thunderdommel Records. Met namen als de Blafbuddy's, E. Acapulco en duo Piet & Pino, dat al enkele carnavalshits op zijn naam heeft. www.biki90.nl
70
ONTBIJTEN TUSSEN DE KUNST
Ik kwam afgelopen zomer voor het eerst bij Kelderman en Van Noort op het oude NRE-terrein (voormalig terrein van energiebedrijf Endinet) en voelde me er meteen thuis. Je vindt er van alles en het is een oase van eenvoud en aandacht, een verlengstuk van je woonkamer. Je kunt er eten en drinken, er is een expositieruimte, een bakker (Ludwig: “Ik bak alles wat god verboden heeft.”) en een barbier. Ludwig bakt elke donderdagavond de lekkerste pizza’s van Eindhoven. Ook sympathiek: de drankturfkaart die je zelf bij de bar ophaalt en waar de barman je drankjes op afstreept. Net als op de bowlingbaan ja. Ook goed te doen met je kinderen. Door het goede eten en de sfeer komen ook steeds meer buurtbewoners aanwaaien in de galerie, dat zie je normaal zelden. www.keldermanenvannoort.nl
MEST nr 4
TANTE NETTY
Tante Netty is een sociaal-ontwerp-collectief in de Eindhovense wijk Woensel-West dat interventies doet in de wijk. Actueel project is Street Poetry: metershoge illustraties, gedichten op gevels en grafisch ontworpen voordeuren voor slooppanden, van lokale en internationale kunstenaars. Je ziet dat het echt iets doet in de wijk, de kunstwerken maken de gure straten toch weer wat vriendelijker. Ander aansprekend voorbeeld is Vogel Vastgoed. Houten vogelhuisjes, in de vorm van verschillende type huizen in Woensel-West, inclusief een rood rijtjeshuis, een hoekpand en een kleine Turkse supermarkt. De huisjes zijn passend gemaakt voor verschillende vogelsoorten. Zo krijgen de vele vogels in de wijk een echt Woensel-Westnestje. Bovendien wordt zo ook het beeld van de iconische volkshuizen in Woensel-West bewaard. Inmiddels hangen er zo’n vijftig vogelhuisjes in de wijk. www.tantenetty.nl
ONZICHTBARE SUBCULTUREN
Een zoektocht naar de echte underground: Subreal is een onderzoeksproject van designer Irma Földényi in samenwerking met MU waarin de vraag centraal staat welke rol subculturen hebben in onze huidige maatschappij. Gothics, metal-heads, skaters; de meeste subculturen herken je meteen. Maar veel subculturen zijn (nog) onzichtbaar, bijvoorbeeld omdat ze vooral online bestaan, ze zich niet met kleding onderscheiden of omdat we de codes niet herkennen. Een voorbeeld van zo’n subcultuur zijn de handelaren in tweedehands artikelen en taxi-diensten in Boedapest, te herkennen aan de zogeheten ‘taxi-tas’ (zie foto). Traditioneel keren subculturen zich af van de heersende cultuur en kunnen ze worden herkend aan de manier waarop mensen kleding en muziek gebruiken om zichzelf te uiten. Irma Földényi vraagt zich af of dat nog steeds het geval is. Er zijn ook subculturen die een meer tijdelijk karakter hebben. Om meer te leren over subculturen werkt Földényi samen met wetenschappers uit verschillende disciplines. Het onderzoek moet uiteindelijk leiden tot een 'online tool', waarbij gebruik gemaakt wordt van de mechanismen die achter het ontstaan van subculturen schuilen. www.irmafoldenyi.com Foto: Irma Földényi
MEST nr 4
GASTREDACTEUR VIVIAN VAN GAAL Was in het verleden o.a. curator bij festival STRP. Thans o.a. verantwoordelijk voor educatie en publieksparticipatie bij expositieruimte MU. Richtte daar het FlipLab op, waarmee ‘intergenerationele’ programma's over beeldcultuur worden ontwikkeld. Vanuit het idee van de omgekeerde universiteit onderzoekt ze hoe ouderen van jongeren kunnen leren door met ze samen te werken. Is daarnaast projectmanager en fondsenwerver voor het project Woensel Supertoll! Dat is een grootschalig urban art-project van kunstenaar Tijs Rooijakkers, hiphop-artiest Fresku, het Van Abbemuseum, social design-collectief Tante Netty en bewoners van de Eindhovense wijk Woensel-West. www.woenselsupertoll.nl Foto: Sas Schilten
71
Locaties met een geschiedenis.
Of nabije toekomst.
DE ZONE
Speelhuis Voorheen kwam de muziek van boven. Alledaagse engelen namen hun soutane van de haak, keken nog even in de spiegel, louter ritueel, want niemand zag ze staan. Nu zwijgen de registers. De muziek ligt netjes in de kasten, het klavier is afgedekt. Het koor kijkt naar de ruggen van de mensen. De kruisgang laat zich kluchtig onderbreken door coulissen, heel veel deuren, bladen vol met thee. Op het toneel: onvergetelijk uitgelichte grote namen. Open doek. Van boven ziet een oog geloken op ons neer.
Het bijzondere gebouw van Theater Speelhuis in Helmond onder de beroemde kubuswoningen - brandde in december 2011 tot op de grond toe af. Na een jaar zwerven door de stad, kon het theater in februari 2013 z’n intrede nemen in de Onze Lieve Vrouwekerk. www.theaterspeelhuis.nl
Gedicht Vrouwkje Tuinman Fotografie David Stevens MEST nr 4
73
MEDEWERKERS
NUMMER 4 Illustratie Luis Mendo
MEST #5 VERSCHIJNT EIND MAART 2014 www.mestmag.nl IS EEN UITGAVE VAN bkkc, Cubiss, Erfgoed Brabant, Kunstbalie, het PON, Vrijetijdshuis Brabant, met medewerking van het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Provincie Noord-Brabant.
Advertenties: Henk van Loon h.van.loon@bcm.nl REDACTIEADRES MEST, Postbus 72, 5000 AB Tilburg www.mestmag.nl HOOFDREDACTIE Stan van Herpen, redactie@mestmag.nl
Oplage: 4500 MEST verschijnt eind maart, eind juni, eind september en eind december. ISSN 2214-451X
BASISONTWERP + ART DIRECTION GOOD Inc. www.goodinc.nl Luis Mendo + Masaya Takeda
CONTACT Redactie: redactie @mestmag.nl
EINDREDACTIE Dieter van den Bergh en Stan van Herpen GIER-TEAM VAN #4 Maria van der Heyden, Mijke Pol, Bart Smout en S. Lloyd Trumpstein.
Abonnementen, vragen, adreswijzigingen of nazendingen: www.mestmag.nl of info@mestmag.nl
=
74
VORMGEVING Masaya Takeda
LITHOGRAFIE Plusworks Amsterdam
AAN DIT NUMMER WERKTEN VERDER MEE Eric Alink, Marcel van den Bergh, Mirthe Blussé, Erik van der Burgt, Annette Embrechts, Anouk Essers, Vivian van Gaal, Wouter Gresnigt, Martyn F. Overweel, Frank Ruiter, Thomas Snoeijs, Studio De Leijer, David Stevens, Vrouwkje Tuinman, Milan Vermeulen, Angelique Viester, Lucas de Waard, Ilse Weisfelt, Esther Wittenberg.
DRUKWERK PreVision Eindhoven
Papier Munken Print White Fonts Macula, Brandon Grotesque en Paperback.
ABONNEMENTEN Een abonnement kost € 30 voor vier nummers per jaar. Zie ook pag 4. Aanmelden kan via www.mestmag.nl. Ook voor vragen, adreswijzigingen of nazending van een editie kun je op de site terecht. Abonnementen worden aangegaan tot wederopzegging. Opzegging kan schriftelijk, per mail (info@mestmag.nl) of via de website tot uiterlijk één maand voor het einde van de lopende abonnementsperiode.
• MEST is een tijdschrift over kunst & cultuur in Noord-Brabant. Zowel voor cultuurliefhebbers als -professionals.
• Met verhalen over bijzondere makers en producties en artikelen over de belangrijkste ontwikkelingen in de cultuursector.
• Met aandacht voor opvallende cultuur, in de brede zin van het woord. Van dans tot metal, van beeldende kunst tot bloemencorso. Omdat we ‘hokjes’ onzin vinden en zeker weten dat er veel culturele omnivoren zijn zoals wij.
• Als je MEST leest, ben je aardig goed op de hoogte van de belangrijkste gebeurtenissen en ontwikkelingen op cultureel gebied in Noord-Brabant.
ADVERTENTIES BCM, Postbus 1392 5602 BJ Eindhoven. Contactpersoon: Henk van Loon, 06 – 5385 3047 COPYRIGHT Alle zorg is besteed aan het achterhalen van de rechthebbenden. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen contact opnemen met de redactie. © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder nadrukkelijke toestemming van de uitgever.
interessante en zinnige cultuur. • Doel: laten zien dat cultuur geen speeltje van de elite is, maar een cruciaal onderdeel van onze samenleving. • Doel: discussie voeden over belangrijke ontwikkelingen in de cultuursector.
• Doel: meer bekendheid voor
MEST nr 4
JONG OP
DE COVER
Interview met het talent op de cover.
“Ik ben nooit een stoere rapper geweest” De Tilburgse rapper Tim van Dongen, alias Timmietex, bracht onlangs zijn tweede Nederlandstalige soloalbum uit, Bekende gezichten. Een plaat vol taalspelingen en originele beats.
De drijfveer
“Het was vroeg duidelijk dat ik iets op een podium wilde. Als kind stond ik al tijdens feestjes te dansen en te playbacken in de huiskamer. Ik wilde de mensen vermaken. Hiphop bleek voor mij een uitkomst, want echt zingen kon ik niet. Ik bedoel, niet op een Céline Dion-manier of zo. Mee-rappen, dat ging nog wel. Via jongens in de klas leerde ik Tupac, NWA en Eminem kennen, focking vet vond ik dat. Ik ging naar Amerikaanse underground luisteren, wilde écht zijn. Schreef verhaaltjes en begon die stoer in het Engels te rappen. Op een zolderkamertje in de Reeshof (wijk in Tilburg – red.) maakte neef Melvin de beats. Dat Engels werd Nederlands, onder invloed van Lange Frans en Baas B, Opgezwolle, DAC en VSOP, en vooral pionier Extince. ‘Wat loop ik hier in belabberd Engels te rappen’, dacht ik. Ik praat Nederlands, ik denk Nederlands. Er ontstond een groepje, Robust. Als ik nu naar die opnames luister, schaam ik me kapot, haha.”
De inspiratie
“Mijn auditie op de Rockacademie deed ik voor Extince en Jeremy Waterloo. Die vonden het supercool, maar ik kwam niet door het theoretische gedeelte. Je moest een gehoortest doen, akkoorden en inter-
Leven
• Geboren in Tilburg in 1985. Groeide op in de Reeshof. • Studeerde in 2010 af aan de Herman Brood Academie in Utrecht met de EP Tantu Spange Tatta. • Heeft een vriendin, maar woont met een vriend (exRobust) samen in het centrum van Tilburg.
Werk
Tim van Dongen begint met
vallen herkennen, niet mijn ding. Jeremy heeft daarna een hiphop-afdeling op de Herman Brood Academie opgezet, daar ben ik echt serieus met muziek begonnen. Jeremy - alias Dokter Moon - werd een mentor. Ik was niet gewend kritiek te krijgen, mensen om me heen vonden alles vet. Maar Jeremy zei gerust: dat is wack man, doe iets anders. Hij haalde me uit m‘n comfortzone; ik moest horrorcore en gangsterrap gaan doen, met een band gaan spelen. Jeremy zei: je moet je fucking amandelen laten knippen. Dus liet ik mijn amandelen knippen. Hij had gelijk, achteraf gezien klonk ik altijd een beetje alsof er een aardappel in mijn keel zat.” “Ik werd die Tilburgse rapper, maar heb het Tilburgs nooit aangezet. Ik schrijf zoals ik praat. Ik ben nooit een stoere rapper geweest, al wilde ik dat eigenlijk wel zijn. Ik hield van de kleding, de breakdance en de muziek in de hiphop; de soul, de funk. Komt van mijn vader denk ik, die draaide altijd veel soul.”
De kracht
“Soms vraag ik me wel eens af of ik nog relevant ben. Er komen elke week nieuwe Nederlandstalige hiphopnamen bij. Toch zijn er niet veel zoals ik. Mijn bekendste unique selling point is dat ik de eerste
hiphop in Robust. Maakt later deel uit van hiphopgroep Van Kwaad tot Erger. Gaat solo en maakt in 2012 de platen De Texus Ranger en recent Bekende gezichten. Tijdens zijn live-shows wordt hij bijgestaan door Tjerkovara (raps), Ben Jur (beats), Renske Meijer (zang) en DJ DNS. Stond in het voorprogramma van Snoop Dogg. Zijn bekendste liedjes zijn Tantu Spange Tatta, Kruikenzeikers (met oud-Robust-leden Boef
en de Gelogeerde Aap) en Spel (met Fotosynthese).
Maskers
Aan de cd Bekende gezichten is een kunstproject gekoppeld. Kunstenaarsduo Theecdet maakte gipsen maskers van Timmietex en producer Ben Jur. Deze werden door meer dan dertig kunstenaars beschilderd. De limited editions zijn voor 35 euro (inclusief cd) te bestellen via www.timmietex.nl.
afgestudeerde rapper ter wereld ben. Maar ik onderscheid me liever muzikaal. Bijna niemand gebruikt samplebeats. Ben Jur, mijn producer, wel. Onze producties klinken daardoor funky en soulvol. Ik hou ook van spelen met taal. Mijn afstudeerproductie was de EP en videoclip Tantu Spange Tatta, ‘superknappe kaaskop’ in een onbestaande straattaalmix van Papiaments en Surinaams. Omdat dat eigenlijk niet bij mij past, vond ik dat juist leuk. Het werd een culthit, maar echt doorgebroken ben ik nog niet, vind ik.” “Het is heel riskant om muzikant te zijn. Daarom zit ik sinds kort weer op school, op de Fontys Academy for Creative Industries. Het was nu of nooit. De rest van mijn leven heel veel moeite doen om rond te komen als muzikant, dat zie ik niet zitten. Voor televisie werken zou mooi zijn. Er is meer dan hiphop. Mijn nieuwe plaat is ook veel minder hiphop dan de eerste, De Texus Ranger. Staan allerlei muziekinvloeden op. Zie zo’n rockliedje als Favoriete Meisje. Dat is eigenlijk een ultieme hit. Ja, een hit, dat zou stiekem wel heel mooi zijn.” Tekst Dieter van den Bergh Fotografie (cover en achterpagina) Milan Vermeulen
Rapper Timmietex { zie ook pagina 75 }