Bnieuws 49/01 - Back to school? (2015/16)

Page 1

B

INDEPENDENT PERIODICAL OF THE FACULTY OF ARCHITECTURE AND THE BUILT ENVIRONMENT TU DELFT

01


Colofon

Bnieuws Volume 49 Edition 01 01 September 2015 Contact Room BG.Midden.140 Julianalaan 134 2628 BL Delft bnieuws-bk@tudelft.nl Editorial Board Daphne Bakker Lotte Dijkstra Jip Pijs Jane Stortelder

SPEAK 11

The Baby and the Bathwater

34

Een wereld van verschil

Editorial Advice Helen Jager Emily Parry Contributors Marcel Bilow Glenn Bruneth@Flickr Jamal van Kastel Filip Maljkovic@Flickr Pierijn van der Putt Petra van der Ree Peter Russell

CREATE 16

Bouwproces in het klein

30

MetaBody

Cover Detail BK City STAY by Jasper Bosman see also p. 06 Editorial Advice Board Robert Nottrot Pierijn van der Putt Marcello Soeleman Ivan Thung Linda de Vos Next Deadline 15th of September 12.00 Bnieuws Volume 49 Issue 02 02 October 2015 Illustrations only in *.tif, *.eps or *.jpg format, min. 300 dpi Š All rights reserved. Although all content is treated with great care, errors may occur.

LEARN 20

Blended op BK

24

Our (Hidden) Collection

EXPLORE 06

Klaar voor de toekomst?

28

A Hand-Crafted Bag


Editorial

BACK TO SCHOOL?

There are two kinds of students - those who nonchalantly keep referring to the faculty as their school and those who insist on drawing a clear distinction between their previous education and their academic career. Is this divide simply a reflection of a student’s attitude towards why and how they acquire knowledge? Or does it say something about the university’s changing nature in a world that is more competitive and specialized? Most likely it is both, because our context and how it informs our experiences defines how we describe it. Our faculty draws people from all walks of life and offers many ways to observe the world. This issue of Bnieuws reflects the wealth of knowledge which exist in Bouwkunde. Take the building itself. It has gone through its final lap of extensive renovation in order to make it not just a more sustainable building, but also a more hospitable one. We sat down with the team behind BK City STAY to discuss the original goals of the project and how and if they managed to achieve them. However, the building has more to offer than meets the eye. The basement contains a rich collection in the form of models, negatives and slides. Taken together, they reveal the tradition of the faculty. A history which managed to go beyond the borders of not just the building itself, but the Netherlands as well. Max Risselada shares with us the origins of the collection and stresses its importance within education. The university’s history takes center stage in ‘Getekend’, a play about the university during WWII. The students who designed the the backdrop had to apply their contemporary knowledge to make the past come alive. We also look towards the future. The course ‘Energy Friendly Renovation Processes’ introduces blended education to the faculty with its mix of online content, interactivity and collaboration between students and professionals. Hyperbody, the Chair lead by Prof. Kas Oosterhuis, goes a step further - applying ever sophisticated technology to create an architectural structure which will challenge the way we interact with machines. Yet, just like Anita Sahlieh, you might feel that something is missing. In Speak she laments that the faculty does not prepare students for the real world of architecture, since its stresses the production of beautiful images, not how to tackle the day-to-day activities within an office. Let Bnieuws be your guide to Bouwkunde’s past, present and future.

03


#Bnieuwd

Perfect study location / STUDY CENTRE HET NIEUWE INSTITUUT Het Nieuwe Instituut is not just a place for wonderful expositions, lectures, and debates, they also have a study centre that you can access freely. Just show your legimation at the desk and you will receive a pass, which allows you to study in between one of the largest collections of architectural books, drawings, maps, and more in the Netherlands.

Do / OPEN MONUMENTS DAY Finally visit (for free) that church, farm, castle, fortress, or monumental house you have always wanted to see. Check the website for a complete programme and opening hours. 12 & 13.09.2015 / openmonumentendag.nl

Het Nieuwe Instituut / TU - FR 10.00 - 17.00 / hetnieuweinstituut.nl

04

Curious? / MEET THE DEAN Bnieuws already met the dean for an interview last year, but for who did not yet have the opportunity: this is your chance! Have a talk and some drinks or join afterwards at the Bouwpub!

Symposium / BOUWEN VOOR BIODIVERSITEIT Ga samen met andere stadmakers aan de slag om een roadmap te ontwikkelen voor een biodiverse stad. Verschillende sprekers zullen stellingen poneren waar samen over wordt gesproken om te onderzoeken hoe de stadsbiodiversiteit kan worden vergroot.

Berlageroom 1 / 03.09.2015 / 16.00

Arcam / 09.09.2015 / inschrijven op arcam.nl


#Bnieuwd

Masterclass / STADSKLAS AMSTERDAM Hoe bouw je aan de stad van de toekomst? In de masterclass van Stroom op locatie gaan studenten en professionals op zoek naar het antwoord op deze vraag. Stroom Den Haag / 07.09.2015 / inschrijven op stroom.nl

Hidden corners / SHOWER Have you already found all the secrets of our faculty building? Go explore and find out! How about taking a shower? BG+.Oost.180

05

Book / HOT TO COLD Sixty case studies in climate conditions ranging from extremely hot to extremely cold show how we live on planet Earth. Challenges and possible solutions are examined and explored, finding tools to help with BIG’s mission to create a better world.

Handig / ROTRING ARTPEN Niet nieuw, wel een tamelijk onbekende én prettige aanvulling op je set tekeninstrumenten. Vooral goed voor fijne schetsen en zwierige letters. Om het studiejaar goed te beginnen!

Bjarke Ingels Group / Waltman’s Bouwshop

Rotring / Waltman’s Bouwshop


BK City STAY

KLAAR VOOR DE TOEKOMST? Tekst Lotte Dijkstra

Beeld Jasper Bosman & Martijn Barendregt

Na twee jaar non-stop verbouwen zal bijna niemand niet meer weten hoe het is om in een ‘af’ gebouw te werken en studeren. Toch is het op 1 september 2015 zo ver: dan wordt BK City STAY officieel opgeleverd. Maar wat is er dan eigenlijk allemaal gebeurd? Wat hebben de vele interne verhuizingen en plattegrondwijzigingen teweeggebracht? Dennis Cruyen (Facility Manager), Patrick de Raat (Projectmanager BK City STAY) en Dorine Schoonenberg (Projectmanager Verhuizen BK City STAY) vertellen over het project en hun ervaringen.

06

Op 13 mei 2008 brandde het oude faculteitsgebouw van Bouwkunde af, een dag die velen zal zijn bijgebleven. Jaren van onderzoek en kostbaar materiaal gingen verloren. Al snel werd het voormalige hoofdgebouw van de TU Delft aan de Julianalaan aangewezen als tijdelijke huisvesting voor de faculteit. Een wedstrijd werd uitgeschreven voor een nieuw gebouw: ‘Building for Bouwkunde’. Uiteindelijk werd besloten om van het gebouw aan de Julianalaan de permanente locatie van het uit de as verrezen BK City te maken. Het huidige gebouw is in 2008 snel verbouwd, zodat studenten en medewerkers niet meer in tenten hoefden te werken. Destijds is er voor gekozen alle systeemplafonds uit het gebouw te verwijderen, waardoor leidingen aan het plafond en gaten in de muren zichtbaar zijn gemaakt. Wel is er gekozen voor design meubilair en een hoogwaardige afwerking van het interieur. Voor permanente betrekking van een gebouw is echter méér nodig. Dennis Cruyen vertelt: “Het was soms echt dweilen met de kraan open. Lekkages, slechte tot geen ventilatie… Als het niet regende werden de ramen in de ochtend opengezet op de tweede verdieping, zodat het door kon luchten en de warmte uit het gebouw kon worden gehaald.” Onder de noemer BK City STAY is uiteindelijk het renovatieproject gestart waarbij dergelijke problemen moesten worden opgelost. Met een hoog ambitieniveau werd ingezet op een duurzame renovatie, waarbij de monumentale status van het gebouw natuurlijk moest worden gerespecteerd. Door budgettaire beperkingen is deze ambitie later bijgesteld naar het doelmatig en integraal aanpakken van de klimaatproblematiek in het gebouw en het wegwerken van achterstallig onderhoud. De opdracht was om voor zowel een betere en comfortabelere werkplek te zorgen als voor een energieefficiënt gebouw. Patrick de Raat: “Het feit dat dit gebouw wordt hergebruikt is natuurlijk de meest duurzame oplossing die we hadden kunnen bedenken. Bovendien


kan de faculteit nu weer dertig jaar vooruit met dit gebouw.” Een aantal ingrepen van de afgelopen twee jaar is duidelijk terug te zien in het gebouw. Collegezaal A is geheel nieuw ingericht, er zijn akoestische maatregelen genomen en er is ruimte voor meer mensen. Onder de noemer ‘shabby chique’ zijn de balken van de dakconstructie zichtbaar gebleven, zoals in het hele gebouw het plafond zichtbaar is. Aan de buitenzijde van het gebouw valt vooral op dat de gekleurde dakraamstrook is verdwenen. In plaats daarvan zijn er aluminium kozijnen met bredere ramen gekomen, waardoor er meer daglicht in de ateliers op de tweede verdieping is. “En dat kan je ook wel duidelijk zien,” voegt Patrick toe. Het merendeel van de ingrepen is echter niet te zien of alleen met het oog van een kenner. Het grootste gedeelte van het budget is geïnvesteerd in de isolatie van de gevel en de zoldervloer. De stalen kozijnen zijn gerenoveerd en voorzien van dubbel glas. Dennis herinnert zich een afbeelding van de campus van de TU, waarin het warmteverlies per gebouw was gevisualiseerd. “Ik zou wel een afbeelding van

was bedoeld voor de faculteit Scheikunde. Ook de toren, met ruimte voor bluswater, herinnert hier nog aan. De openingen waren bedoeld om vrijkomende gassen bij experimenten uit de ruimte weg te kunnen filteren. Nu worden deze openingen omgekeerd ingezet: voor het aanzuigen van verse lucht! De drie collega’s kijken elkaar aan en komen tot een conclusie: “We hebben toch met een monument te maken. Dat betekent eigenlijk ook dat wij ons werk pas goed doen als het niet zichtbaar is, maar alleen voelbaar door een beter binnenklimaat.” Deze ingrepen zijn niet tot stand gekomen in een conventioneel bouwproces. Patrick vertelt: “De uitvoerende partijen zijn al in een vroeg stadium bij het proces betrokken. Zij hebben ook meegewerkt aan de uitwerking vanaf het definitieve ontwerp. Hierdoor is min of meer een Design & Build model ontstaan. De uitvoerende partijen konden daardoor hun expertise optimaal inzetten, maar deelden ook in de verantwoordelijkheid voor het uitvoeringsgereed ontwerp. Dat is toch een uitdaging. Waar normaal gesproken een bestek klaar ligt, en je gewoon aan de slag kan gaan, moest het bestek nu nog samen

“EIGENLIJK DOEN WIJ HET PAS GOED ALS JE OP HET EERSTE GEZICHT NIETS VAN DE VERBOUWING KAN ZIEN”

de nieuwe situatie willen zien. Op die oude afbeelding scoorden gebouwen in oranje ‘matig’. Dit gebouw kleurde bordeauxrood. Dat zal nu heel anders zijn.” Ook is de gevel zelf onder handen genomen. Alle ornamenten zijn volledig gerestaureerd door aannemer Jurriëns. Daarbij is handig gebruik gemaakt van de bestaande zuurkastopeningen (zie ook de coverfoto en de afbeeldingen op de volgende pagina), aanwezig omdat het gebouw oorspronkelijk

worden geschreven. Dan moet je echt een omschakeling maken in de manier van denken over je bouwproces. En wat het geheel nog complexer maakte was de verbouwing met de deuren open.” Dat kan Dorine Schoonenberg beamen: “Dat was een hele ingewikkelde, maar leuke puzzel. Het was van het begin af aan onderdeel van de opdracht om er voor te zorgen dat medewerkers en studenten gewoon in hun eigen gebouw konden doorgaan met werken. Dat vraagt om een hele strakke planning, bouwplaatsen met veiligheidszones, afspraken over

07


De nieuwe inrichting van zaal A biedt ook extra bergruimte.

08

het wel/niet maken van lawaai en vooral ook het naleven van die afspraken. Ook is halverwege het proces de opdracht uitgebreid, toen werd besloten dat OTB bij Bouwkunde in zou trekken. Met dezelfde deadline en hetzelfde vloeroppervlak moesten er opeens veel meer mensen worden gehuisvest. In totaal hebben we 115 verhuisdagen gehad in twee jaar tijd. Door de toewijding van het team werden we uiteindelijk een goed geoliede machine, waarbij we ook doorwerkten in de avonden en weekenden. Je doet wat nodig is om er voor te zorgen dat mensen tijdig weer aan het werk kunnen in hun kantoor. Als er om 12.00 een verhuiswagen voorrijdt, moet ‘ie natuurlijk wel worden leeggehaald. En die tafels kan je niet zomaar ergens laten staan!” Op de vraag wat ze een volgende keer anders zouden doen kijken de drie collega’s elkaar even aan. Dan zegt Dennis: “Ik zou een volgende keer graag minder onnodige ontruimingen zien. Het

brandalarm is wat mij betreft te vaak afgegaan. Niet alleen vanwege de emotionele betekenis, maar ook omdat mensen het alarm op een gegeven moment niet meer serieus namen. Dat vind ik wel heel erg, stel je voor dat het een keer wél echt mis is? Ook richting de BHV’ers [red. BedrijfsHulpVerleners] was het oneerlijk, zij hebben vaak klaargestaan voor niets. Gelukkig hebben we in de laatste bouwfasen hier oplossingen voor kunnen vinden, zodat het alarm minder vaak afging.” Verder is het project eigenlijk heel goed verlopen, vinden ze zelf. Er is aan de opgave voldaan, het project is binnen het budget gebleven en zal op tijd worden opgeleverd. Na 1 september zal de faculteit officieel geen bouwplaats meer zijn, al moeten er nog wel wat dingen worden afgerond. Naast onderhoud en schadeherstel moeten vooral de klimaatinstallaties beter worden ingeregeld. “Daar wordt nu hard aan gewerkt, al zal je nooit een perfect klimaat voor iedereen tegelijkertijd klimaat kunnen creëren,” voegt Dennis toe.


REACTIE NYNKE WERTENBROEK, FSR 2014-2015: De afgelopen jaren hebben de studenten van Bouwkunde van dichtbij meegemaakt hoe hun geliefde gebouw onder handen werd genomen. Zou er eindelijk een einde komen aan de lekkages, de hoofdpijnklachten en de hitte op de ateliers? Door een ingenieuze puzzel zijn de verschillende afdelingen stuk voor stuk tijdelijk verhuisd. Als gevolg hiervan was er minder ruimte beschikbaar voor de studenten, wat met name in deadline-periodes problematisch bleek te zijn. Na oplevering bleken de klimaatinstallaties in een deel van de oostvleugel niet aan de afgesproken eisen te voldoen en in sommige gevallen zelfs niet te werken. Door onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid hiervoor liet een oplossing lang op zich wachten, met de nodige hoofdpijnklachten tot gevolg. BK City STAY leerde bouwkundestudenten een belangrijke les: in de bouw loopt niet altijd alles op rolletjes. Wij kijken met veel plezier uit naar een probleemleze (en hoofdpijnloze) studietijd in ons ‘nieuwe’ gebouw. Openingen in de ornamenten zorgen nu voor extra ventilatie.

Gelukkig kan het proces van bouwen en verbouwen ook in de toekomst het bouwkundig proces van bouwen worden gevolgd. Dennis vertelt: “De plannen voor regulier onderhoud liggen alweer klaar. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de vervanging van vloerbedekking op verschillende locaties en het onderhoud van installaties. Dergelijk onderhoud proberen we wel zo veel mogelijk te plannen in de kerst- en zomervakantie. Maar ook op andere plekken op de campus kan je verbouwingen van dichtbij zien. De verbouwing aan de faculteit Bouwkunde is namelijk ook een onderdeel van de campusvisie van de TU Delft.” FMVG, het onderdeel van de TU Delft dat het vastgoed beheert, heeft deze vertaald in een meerjarige vastgoedstrategie. De strategie berust op het principe dat het TU Delft-vastgoed excellent onderwijs en onderzoek moet ondersteunen. Daarom moet technisch en functioneel verouderd vastgoed meegroeien met de prestaties, om geen risico te vormen voor de continuïteit. Tegelijkertijd moeten de beschikbare vierkante meters zo efficiënt mogelijk worden benut,

zodat het beschikbare budget vooral aan de primaire taken kan worden uitgegeven: onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie. Een tweede onderdeel van de campusvisie is het streven naar een living campus. Dit is een campus die inspireert en ontmoetingen faciliteert, zowel in de universiteitsgebouwen als op de campus zelf. Dat betekent ook dat de campus een thuisbasis is voor de (internationale) studenten, huisvesting biedt aan studenten en een hoeksteen is voor Delft als succesvolle kennisstad. Hoewel er op Bouwkunde geen mogelijkheid is om te overnachten biedt het gebouw al wel ruimte voor de gewenste spontane ontmoetingen en inspiratie. Los van de campusvisie blijft er volgens Dennis sowieso altijd wat te wensen over. “Ik heb nu al weer aanvragen binnen,” geeft hij aan. “Maar voorlopig zijn de grootste aanpassingen gedaan. Laten we nu eerst op 1 september dit project opleveren!” Read the English version of this article and more in Bnieuws 01 EXTRA on issuu.com/bnieuws

09


GRIJZE EI

PETER RUSSELL

PIERIJN VAN DER PUTT

Welcome. Welcome back. Welcome to BK City. The last remnants of vacations and holidays or time simply spent away from the Faculty of Architecture and the Built Environment will surely be quickly usurped by the pressing demands of the new school year. Nonetheless, it is good to take a deep breath or two to think about our work before we all dive into it. Designing and planning the built environment is a never-ending task, which also has no final solution. Just as we are following (and working on) our predecessor’s legacies so too will future generations have to work with what it is that we leave behind. As such, it behoves us to be careful in making design decisions be they about door handles, buildings, city quarters or landscapes. Our decisions will have lasting effects – that is clear. However, I would like to make two points about making these careful decisions. 10

Firstly, being careful is not the same as being timid. Being afraid is not a proper state to make decisions. Ones made out of fear are often misguided. Decisions need to be made with quiet confidence. This is what being careful is about. To have done the research, done the homework, asked the questions so that we can make bold, convincing design decisions. Ones that we can be proud of, whether or not they prove to be good in the long run (for we really only know if designs are good after quite a while). The second thing is to realise that lasting impacts are not forever. There will come a time when most every design decision will be undone, dismantled or redone in a way not originally intended. As such, we need to understand and realise that not only are we mortal, but that our designs are too. If we understand this, we must also conclude that part of our job in designing is to design for the end – to design for disassembly – to design the removal of our beautiful creations. This is, in truth, a beautiful concept and quite at the heart of sustainability - being able to separate components will allow for efficient reuse and recycling of materials (and maybe even ideas). As we start the new school year and pull out our pencils and laptops to design solutions to all of the problems of the built environment, please be careful, please consider the end of use and please: never cease to be bold. On with the show! Peter Russell / Dean


Essay

THE BABY AND THE BATH WATER Tekst MaartenJan Hoekstra & Remon Rooij

In de wandelgangen van de faculteit komt de toekomstige internationalisering regelmatig voorbij. Om in een later stadium daadwerkelijk beslissingen te kunnen maken over de verengelsing van de bachelor, is discussie nodig. Eerder publiceerde Bnieuws een gesprek tussen Directeur Onderwijs Roberto Cavallo en toenmalig voorzitter van de Facultaire Studentenraad Bob Witjes. Deze maand zijn MaartenJan Hoekstra (docent en onderzoeker Stedenbouw kundig ontwerpen en lid Opleidingscommissie Bouwkunde) en Remon Rooij (universitair hoofddocent Ruimtelijke planning & strategie en opleidingscoördinator bachelor Bouwkunde) aan het woord over waarom de Nederlandse taal van cruciaal belang is voor de academische vorming van de bachelorstudent.

Aanleiding De Faculteit Bouwkunde bezint zich op de consequenties van het internationaliseringsbeleid van de TU Delft voor haar onderwijsprogramma. In tegenstelling tot het MSc- en PhD-programma wordt de bacheloropleiding Bouwkunde bijna volledig in het Nederlands gegeven, op een klein aantal leermiddelen en colleges van niet-Nederlandssprekende collega’s na. Dat is ook in lijn met artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW, 1992), dat luidt: “Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan een andere taal worden gebezigd: a. wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft, b. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het instellingsbestuur vastgestelde gedragscode.” Net als bij veel andere instellingen voor hoger onderwijs (zie bijvoorbeeld Dirven, Van Opstall, Koenen, Gerbrandy, 2014) wordt door het bestuur en in de wandelgangen veel gesproken over de voertaal in de bachelor. Er is op dit vlak echter nog geen facultaire of universitaire ‘gedragscode’ of een ‘duidelijke en gemotiveerde visie op instellingsniveau’, zoals de Onderwijsraad adviseerde in haar rapport Weloverwogen gebruik van Engels in het hoger onderwijs (Onderwijsraad, 2011). De laatste stand van zaken in Delft is dat het College van Bestuur het aan de faculteiten en opleidingen zelf over laat om te komen tot een visie op taal in het onderwijs. Onze persoonlijke positie in deze discussie is duidelijk: een volledig Engelstalige

11


bacheloropleiding Bouwkunde is onwenselijk, vooral vanwege de volgende vijf argumenten.

12

Argument 1: academisch leren denken is in je moedertaal al moeilijk genoeg Een belangrijke verdienste van een universitaire studie is het verder brengen van geslaagde vwoscholieren in zorgvuldig lezen, creatief interpreteren, overtuigend argumenteren en subtiel formuleren, kortom in academisch denken. Het lijkt ons evident dat dit leerproces moeizamer verloopt indien het plaatsvindt in een taal die niet de moedertaal is van de student. Er moeten dan immers twee dingen geleerd worden in dezelfde tijd: het wetenschappelijk denken en (het wetenschappelijk denken in) het Engels. Ook door anderen is al betoogd dat denken in het Engels moeilijker gaat dan in de eigen taal (Groot, 2014). Behalve dat het leerproces moeizamer verloopt, is ook het niveau van belang. Uit onderzoek is namelijk bekend dat het op een bepaald niveau (in dit geval: academisch) leren lezen, schrijven en spreken van een tweede taal pas mogelijk is als de spreker dit niveau voor zijn moedertaal beheerst (Cummins, 1991). Het volledig Engelstalig maken van de bacheloropleiding leidt dus tot een kwaliteitsverlies van de bacheloropleiding, omdat studenten minder goed academisch gevormd worden. Argument 2: een geheel nieuw vakgebied als Bouwkunde leer je beter en sneller in je moedertaal In tegenstelling tot studenten die na het VWO wiskunde of een ander bekend schoolvak gaan studeren, moeten bachelorstudenten Bouwkunde een compleet nieuw vakgebied leren. Bovendien behoren middelbare schoolvakken die van pas kunnen komen bij Bouwkunde, zoals geschiedenis, aardrijkskunde, tekenen en economie, vanwege het verplichte N&T-profiel vaak niet tot het eindexamenpakket. Zowel het bouwkundig begrippenkader als ontwerpvaardigheid moet vanaf nul worden opgebouwd. Dat is in je moedertaal al een flinke kluif.

Neem basisbegrippen als ‘ruimte’ en ‘context’. Om studenten met inzicht te kunnen laten spreken over deze begrippen vergt een aantal jaar systematische, gestructureerde en genuanceerde (leer-)oefeningen en reflectie. Ook het aanleren van een complexe vaardigheid als ‘ontwerpen’ inclusief conceptueel denken vraagt herhaaldelijk oefenen in studioprojecten, onder mondelinge en schetsende begeleiding van een gespecialiseerde vakdocent. Assistenties bij een dergelijk creatief proces verlopen uiteraard beter in de moedertaal van student en docent. Het aanleren van het nieuwe en specifieke vak Bouwkunde wordt dus gecompliceerd en vertraagd door volledig Engelstalig onderwijs. Daarmee leidt het tot niveauverlies voor de studenten, in vergelijking met de huidige situatie. Argument 3: de TU heeft de maatschappelijke verantwoordelijkheid om de Nederlandstalige communicatie over Bouwkunde te beschermen en te stimuleren De Faculteit Bouwkunde leidt mensen op die voor een groot deel in Nederland aan de slag gaan om het land in te richten en vorm te geven. Zo blijkt uit LinkedIn-analyses van de Afdeling Communication van de Faculteit Bouwkunde (april 2015) dat 78% van de daar ingeschreven alumni in Nederland werken. Zij moeten samenwerken met opdrachtgevers, aannemers, politici, juristen, journalisten en burgers. Al die communicatie verloopt in het Nederlands. Geheel Engelstalig onderwijs kan – ook volgens de Onderwijsraad – leiden tot diglossie (een vorm van maatschappelijke tweetaligheid waarbij twee afzonderlijke talen elk in duidelijk afgebakende leefsituaties worden gebruikt) en domeinverlies voor het Nederlands (Coleman, 2006). De TU Delft zou zich als ‘hoogste school’ van Nederland verantwoordelijk moeten voelen voor de taalontwikkeling en taalvaardigheden van de toekomstige leiders van onze Nederlandse samenleving: zij moeten goed kunnen lezen, spreken en schrijven over hun vakgebied.


Argument 4: Bouwkunde heeft een specifiek Nederlandse culturele dimensie Het vakgebied Bouwkunde is een cultureel bepaald en gevormd vakgebied (Dühr, Colomb, Nadin, 2010). De Bouwkundeopleiding aan de TU Delft vertegenwoordigt het Nederlandse denken en de specifieke Nederlandse traditie van bouwen, ruimtelijke ontwikkeling, planvorming en vormgeving: de integrale en strategische benadering van ontwerp, techniek, landschap en planning. Wanneer de bacheloropleiding volledig Engelstalig wordt, betekent dit een inhoudelijke vervlakking van het curriculum door het verlies van het Nederlandse karakter en de Nederlandse begrippen, en de uitsluiting van veel waardevol Nederlandstalig lesmateriaal of een gigantische (en dure) vertaalopgave (waarvan nog maar moet blijken of de Nederlandse bouwcultuur en de bijbehorende begrippen goed te vertalen vallen). Een kanttekening hierbij: het is ons inziens de vraag of een uit het Nederlands in het Engels ‘vertaalde’ bacheloropleiding hetzelfde is als een internationaal georiënteerde bachelor. Moet daarvoor niet veel meer gebeuren, bijvoorbeeld met meer aandacht voor internationale ontwerpcasussen, processen (bijvoorbeeld bouwmethoden) en contexten (bijvoorbeeld juridisch)? Dat zou dan een compleet nieuwe bacheloropleiding betekenen, die niet langer direct voorbereidt op de Nederlandse maatschappij. Overigens zou zo’n internationaal georiënteerde bachelor ook in het Nederlands gegeven kunnen worden, want voertaal en inhoud zijn twee verschillende dingen. Argument 5: het niveau van het Engels van studenten en docenten is niet toereikend De woordenschatten van een eerstejaarsstudent in het Nederlands en Engels verschillen zodanig dat een academische discussie op niveau in het Engels ondenkbaar is. Bovendien is het docententeam van de faculteit hier voorlopig nog niet klaar voor. Dat geldt voor de vaste staf, en al helemaal voor de in groten getale aanwezige gastdocenten (die je ook

niet zo makkelijk kunt verplichten tot dure taalcursussen). Niet alleen zijn de taalvaardigheden van het docententeam te zwak, ook wordt van hen verwacht dat ze de studenten op inhoud toetsen, en niet op de kwaliteit van hun Engels. Als die laatste echter achterblijft, is het veel moeilijker om louter op inhoud te toetsen. En vanuit de student geredeneerd: die inhoud blijft ook achter als je je gedachten niet voldoende kunt uitdrukken, volgens onderzoek zelfs met een informatieverlies van 30 procent. Uit ander onderzoek is gebleken dat Nederlandse docenten minder samenvattingen, herformuleringen en voorbeelden geven als ze zich bedienen van het Engels (Vinke, 1995). Dit heeft te maken met de vermindering van het aantal woorden per minuut: een daling van gemiddeld 17 procent. Ook is het op een gepaste manier geven van feedback lastiger, omdat docenten in het Engels over een beperkter repertoire aan uitdrukkingen beschikken (Broeren, 2008). In de discussie over al dan niet Engelstalig bacheloronderwijs worden natuurlijk ook argumenten voor het Engels en tegen het Nederlands opgeworpen. De belangrijkste twee willen we hieronder nader beschouwen. Tegenargument 1: alleen met een volledig Engelstalige bachelor telt Bouwkunde internationaal mee Natuurlijk is het Engels dé (academische) wereldtaal en moet iedere afgestudeerde (ingenieur) en gepromoveerde (doctor) zich in die taal kunnen uiten. Maar vergeet niet: de academische topinstellingen in de wereld hebben (relatief) grote MSc- en PhD-populaties, en niet zozeer een grote BSc-populatie. Om bachelorstudenten voor te bereiden op de Engelstalige MSc- en PhD-programma’s en om het bacheloronderwijs internationaal toegankelijk en zichtbaar te maken zijn er volgens ons veel effectievere vormen en maatregelen dan een volledig Engelstalige bacheloropleiding. Bijvoorbeeld door te

13


onderzoeken of delen van het tweede en derde bachelorjaar in het Engels aangeboden kunnen worden. Een andere mogelijkheid ligt in een duidelijke online onderwijsvisie en -strategie, en in goede MOOC’s [Massive Online Open Courses, red.]. En dan nog iets. Er is feitelijk geen internationale noodzaak om de bacheloropleiding Bouwkunde volledig in het Engels aan te bieden. In tegenstelling tot een vakgebied als Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek kun je Bouwkunde op bachelorniveau overal ter wereld volgen.

14

Tegenargument 2: alleen met een volledig Engelstalige bachelor kan Bouwkunde groeien Dit argument wordt ingebracht omdat verwacht wordt dat er een latente vraag van buitenlandse studenten is om hier in Delft de bacheloropleiding Bouwkunde te willen doen. Deze perceptie is vooralsnog niet onderbouwd met gericht onderzoek. Laten we dat maar eens eerst gaan (laten) doen. Wij vermoeden dat internationale studenten vooral naar de TU Delft komen vanwege onze goede naam, en dat zij naar Nederland willen komen omdat ze zich in het dagelijks leven – bij de bakker en de kapper – in het Engels kunnen redden. Daarnaast vermoeden wij dat internationale studenten die hier graag de bacheloropleiding Bouwkunde willen doen juist geïnteresseerd zijn in de Nederlands(talig)e context. Ook alleen een Engelstalig derde bachelorjaar kan overigens voor groei zorgen, omdat dat dan door internationale studenten gevolgd zou kunnen worden als schakeljaar. Voor de internationale studenten die na deze periode willen doorstromen in een Delfts masterprogramma is het daarbij volgens ons van groot belang dat zij deze periode ook gebruiken om de Nederlandse taal op basisniveau machtig te worden. Enerzijds om beter te kunnen functioneren en integreren in de Nederlandse samenleving in brede zin, maar ook om inhoudelijk beter voorbereid te zijn voor de Nederlandse manier van bouwen en de daarbij horende Nederlandstalige literatuur, zoals

de wetgeving en/of de plandocumenten van overheden. Daartoe kunnen ze prima gebruikmaken van de al 25 jaar succesvolle ‘Delftse methode’, ontwikkeld aan de TU Delft. Conclusie Universiteiten en opleidingen worden expliciet gevraagd door de samenleving en de politiek – en voelen die verantwoordelijkheid trouwens ook zelf – om een duidelijke, verantwoorde en consistente visie te hebben op de ontwikkeling van hun vakgebied, hun onderzoeksportfolio en hun opleidingenaanbod, inclusief de taal waarin de opleidingen worden aangeboden. Didactische en vakgebiedinhoudelijke argumenten, ervaringen en expertise vertellen ons hoe we bouwkundestudenten het best op weg kunnen helpen in de eerste jaren van hun universitaire scholing. Wij zien dat zowel Bouwkundestudenten aan het begin van hun universitaire studie als onze docenten over te weinig capaciteiten beschikken om de bachelor volledig Engelstalig te maken, en we constateren dat een Engelstalige bachelor nadelige effecten heeft voor het niveau en de inhoud van de studie. Het is derhalve onze overtuiging dat de Nederlandse taal ook in de toekomst een zeer belangrijke rol moet blijven spelen in de bachelorfase van de Bouwkundeopleiding. De facultaire discussie zou moeten gaan over hoe we de Nederlandse taal én de Engelse taal gezamenlijk kunnen inzetten voor een goed bachelor curriculum. En het allerbelangrijkste is in ieder geval dat veranderingen in de voertaal van de bacheloropleiding Bouwkunde ons niet worden opgedrongen of zomaar ‘overkomen’. In het belang van een duurzame bacheloropleiding is het onze taak als faculteit – dus van docenten, studenten en management – om intern een goede, genuanceerde discussie te voeren en zelf een weloverwogen taalbeleid te formuleren. Dit essay is geschreven op persoonlijke titel. Het volledige artikel en de bronnenlijst is online te lezen in Bnieuws 01 EXTRA op issuu.nl/bnieuws


15


16


Decorontwerp ‘Getekend’

BOUWPROCES IN HET KLEIN Tekst Jane Stortelder

In mei 2015 werd het Auditorium van de Aula voor vijf avonden omgebouwd tot theaterzaal. De TU Delft was in de ban van ‘Getekend’: een theaterproductie over Delftse studenten tijdens de Duitse bezetting. Zouden zij de loyaliteitsverklaring tekenen, ja of nee? Het stuk werd georganiseerd en gespeeld door studenten en professionals. We hebben er alles over kunnen lezen in onder andere de TU Delta. Sommigen van ons zaten ook in het publiek. Maar wist jij dat het decor door tien studenten van onze faculteit is ontworpen en gebouwd? Zij hebben het voor elkaar gekregen om door middel van verschillende blokken letterlijk en figuurlijk een mens met hart en hoofd, een straat in Delft, verschillende kamers en ruimte voor een Big Band in één decor te ontwerpen. Want dat is waar oorlog over gaat: de mens en de moeilijke keuze tussen gevoel en verstand. Mary Lou van den Berg vertelt namens het team.

“Het ontwerp van het decor en de voorbereidingen voor het toneelstuk liepen parallel. Dat was lastig, want er was nog veel open. Allereerst zijn we gaan praten met onze opdrachtgevers: de producer en de schrijver van de theaterproductie, Albert van Andel en Reinier Noordzij. Waar gaat het over en wat is de verhaallijn? Ook wilden we weten wat zij in gedachten hadden. Zo kan een decor heel figuratief zijn, zoals het Anne Frankhuis bij de theater voorstelling ‘Anne’, of het bewegende paard in ‘War Horse’. Voor Getekend was een abstract decor gewenst, zonder verwijzing naar een tijdsperiode. Toen het programma van eisen helder was, zijn we in drie groepen gaan brainstormen. De ideeën liepen van letterlijk een scheur in de vloer tot hele figuratieve concepten. Opeens raakten we de kern: oorlog gaat om de mens, om het verschil tussen verstand en gevoel. Hierdoor ontstond het idee om een mens, met een hoofd en een hart, neer te leggen op het podium. We wilden niet zomaar een pop ontwerpen. Het moest méér zijn, maar wel binnen het budget. Het Auditorium van de Aula is een grote ruimte. Juist daarom wilden we verder kijken dan alleen het podium. We hebben een maquette gemaakt en de verschillende concepten uitgewerkt tot een ontwerp. We kwamen uit bij abstracte blokken, die niet op, maar vóór het podium werden geplaatst, zodat er ruimte voor de Big Band op het extra verhoogde podium was. Door middel van mapping en projecties via de achterzijde kon er met figuratieve beelden, schaal en sfeer gespeeld worden. De ene keer bevonden de spelers zich in een kleine en intieme kamer of in de grote bibliotheek, de andere keer vormde het geheel een straat in Delft.

< Van boven naar beneden: transformatie van liggende mens tot decor, foto door Saris & den Engelsman

17


Dit maakte het publiek meteen duidelijk waar de scène gesitueerd was. In het midden van de zaal hebben we een lantaarnpaal geplaatst, zodat ook de sfeer van een klein steegje of een afgelegen plein opgewekt kon worden. 18

Toen we ons ontwerp voorlegden aan de opdrachtgevers, waren ze ontroerd. Daarnaast waren ze onder de indruk over de mogelijkheden van het abstracte ontwerp. De blokken van het decor konden letterlijk uit elkaar worden gehaald, net zoals mensen tijdens de oorlog figuurlijk worden afgebroken. Tijdens de voorstelling werd een ruzie in het ‘hoofd’ gespeeld, terwijl een scène met een verliefd stel in het ‘hart’ plaatsvond. Kortom, de abstracte blokken waren heel werkbaar. We wisten dat het decor er maar voor vijf dagen zou staan. Daarom wilden we zo min mogelijk afval produceren. Daarnaast streefden we naar een sterke en lichte constructie, zowel in gewicht als in kleur. Populierenhout was de oplossing. Door gebruik te maken van standaard fabrieksmaten kon er effectief worden gezaagd. De gehele constructie is in bouwtekeningen uitgewerkt. Door de abstractheid van het decor was het belangrijk om elk detail goed te construeren en uit te werken. Elke plank en elk schroefgat was bedacht en uitgemeten. We hebben

veel hulp gehad van de maquettewerkplaats, ouders en vrijwilligers. De drie dagen voor het toneelstuk hebben we tijdens de repetities opgebouwd. Voor veel van ons was dit de eerste keer dat een ontwerp ook écht werd uitgevoerd en bovendien zelf werd gebouwd. Het was indrukwekkend om te zien hoe dicht het eindresultaat bij de schetsen en renders lag. We zijn samen naar de première geweest. Na alle optredens is tweedehands bouwmarkt Buurman het materiaal op komen halen. Kleine stukken hebben we in de reuse bakken op bouwkunde gedaan. Omdat het net voor een drukke periode was, zagen we later de decorstukken in allerlei maquettes terugkomen. Zelfs de schroeven zijn uit het decor gehaald en hergebruikt. De belangrijkste les van dit bouwproces in het klein? Met alle partijen blijven communiceren over het ontwerp en de uitvoering ervan. Eigenlijk zoals dat altijd belangrijk is.” Het decor is binnen het vak ‘Decor Ontwerp’ onder begeleiding van Jeroen van de Laar ontworpen door: Sanne Beckers, Mary Lou van den Berg, Lieke Kroese, Lotte Oppenhuis, Sophie van Riel, Arthur Schoonenberg, Jitske Swagemakers, Eva ten Velden, Laurens van der Wal en Jort Westinga. Zij zijn beoordeeld met een 10.

^ Concept gebruik abstracte blokken. Scène uit theaterstuk ‘Getekend’ door Saris & den Engelsman >


19


Online onderwijs

BLENDED OP BK Tekst Jip Pijs

Bnieuws schrijft al jaren over onderwijs en digitale hulpmiddelen op de faculteit. Toch is er een primeur dit semester: het vak Energy Friendly Renovation Processes van de leerstoel Duurzaam Woningbeheer start als eerste online vak aan de faculteit. Niet alleen masterstudenten, maar ook professionals nemen deel aan dit vak en wisselen online kennis uit. Bnieuws sprak met Eefje Stutvoet en Charjan Steenhuis, twee docenten die zich de afgelopen maanden hebben ingezet dit online vak van de grond te krijgen samen met professor Anke van Hal en anderen. Is online onderwijs de toekomst?

20

Het idee Energy Friendly Renovation Processes heeft een unieke structuur waarbij professionals alles online volgen. Masterstudenten volgen het vak in een zogenoemde blended vorm – ofwel gedeeltelijk online en gedeeltelijk offline. Dat idee ontstond niet over één nacht ijs, zo vertelt Eefje: “Het is begonnen met ‘we willen meer online gaan doen’. Professor Van Hal werkt veel in het buitenland en zag daar de online ontwikkelingen bij andere universiteiten. Zo kwamen we met het idee een MOOC te ontwikkelen, een Massive Online Open Course.” Op dit moment biedt de TU Delft een aantal gratis MOOCs aan onder de naam ‘DelftX Massive Open Online Courses’. De TU Delft heeft zich aangesloten bij het EdX Consortium samen met universiteiten als MIT en Harvard. Charjan merkt wel op: “MOOCs zijn algemener van karakter en te zien als een visitekaartje van de leerstoel en de universiteit. Ze zijn echter niet direct in te zetten in het reguliere onderwijs.” Eefje vult aan: “Ook waren we op zoek naar nieuwe verdienmodellen voor de leerstoel. Wij hebben gezocht naar een win-winsituatie: kunnen we ons onderwijs voor studenten betaald aanbieden aan professionals en een wisselwerking tussen beiden tot stand brengen?” De vormgeving Sinds november vorig jaar werkt de leerstoel aan de vormgeving van het vak. Charjan verklaart: “Er is een online track voor professionals en een gemengde track voor de studenten. De professionals worden geplaatst in groepen. In de eerste week bedenken ze casussen op basis van hun eigen ervaringen en problemen uit de praktijk. Groepen studenten gaan aan de slag met deze casussen.” Voor de studenten is er zo een kans te werken met praktijkproblemen, maar dat is niet de enige vorm van uitwisseling.


Eefje: “Na drie weken gaan we evalueren met de studenten: ‘wat hebben de professionals eigenlijk gedaan?’ en vice versa. We hebben twee keer zo’n peer review. Ook is er een onlineforum waar studenten en professionals onderling en aan elkaar vragen kunnen stellen.” Een belangrijk onderdeel van transformatieprocessen en dus ook van dit vak is samenwerken. Eefje: “We hebben geprobeerd in het vak zelf samenwerking te stimuleren. We mengen de verschillende professionals, aannemers, managers van woningbouwcorporaties, architecten etc., door elkaar. Online krijgen ze theorie en opdrachten aangeleverd.” Om de studenten te laten samenwerken en vanuit verschillende perspectieven naar de casus te laten kijken, zijn workshops in het leven geroepen. Deze vinden plaats op de faculteit in de ‘echte’ wereld. Charjan: “Tijdens de workshops koppelen we terug op wat ze online geleerd hebben, werken we aan de

werken.” Eefje vertelt verder: “Charjan heeft een cursus e-moderating gedaan. In vergelijking met regulier onderwijs zijn er twee belangrijke verschillen. Allereerst moeten de filmpjes die we online aanbieden kort en bondig zijn om de aandacht erbij te houden. Het is dus geen Collegerama: de video’s duren slechts een paar minuten. Ten tweede is het lastiger mensen te binden en het gesprek aan de gang te houden. Je wilt dat mensen reageren op het forum, dus zal je ze zich thuis moeten laten voelen in je onlineomgeving. Het zal blijken hoe lastig dat gaat zijn in de pratijk.” Een kwaliteitsverbetering Eefje vervolgt: “Je merkt dat het kwalitatief een beter vak wordt. Je wordt gedwongen vanuit de leerdoelen te denken en de juiste vorm te bepalen. Dat wat je gewoonlijk vertelt in 45 minuten, moet gebundeld worden filmpjes van zes tot acht minuten.” Volgens Charjan “dwingt dit de docent tot een hoger leerniveau te komen”, door nog eens goed na te denken over wat je wil overbrengen.

“DAT WAT JE GEWOONLIJK VERTELT IN 45 MINUTEN, MOET GEBUNDELD WORDEN IN FILMPJES VAN ZES TOT ACHT MINUTEN”

casus en soms doen we iets extra’s in de vorm van een excursie of een rollenspel. Zo leren de studenten vanuit een andere rol de zaak te belichten. De professionals werken uiteraard vanuit hun eigen rol met elkaar.” De studenten en professionals krijgen dezelfde theorie en colleges aangereikt via Blackboard. Voor de studenten geen probleem, maar het moet ook gemakkelijk zijn voor de professionals. Er is dus veel tijd besteed aan de opzet van de blackboardpagina. Volgens Charjan kan dat ook niet anders: “Online kun je elk moment wegklikken. Alles moet intuïtief

De theorie- en instructiefilmpjes voor Blackboard zijn allemaal al opgenomen. Eefje: “Wij maken de koppeling tussen blended onderwijs en een cursus voor professionals, dat is echt nieuw. Via de Extension School staan we in contact met blended projecten op andere faculteiten. Er is bijvoorbeeld een wiskunde docent, die een paar keer per jaar hetzelfde vak geeft. Dan zijn er altijd studenten wiens kennis eigenlijk te beperkt is om het vak goed te kunnen volgen. Hij blijft dezelfde vragen krijgen in zijn colleges. Hij wil filmpjes opnemen om in college mensen door te kunnen verwijzen. Natuurlijk hopen wij ook op een beetje tijdsbesparing, maar dat zal

21


nog moeten blijken.” Eefje en Charjan verwachten beiden in het begin veel te moeten begeleiden en het online gebruik te moeten stimuleren.

22

Een weervrouw? Het opnemen van de filmpjes vormde een nieuwe uitdaging. Er is eerst geprobeerd alles op te nemen met een do-it-yourself-tool op de eigen laptop, maar dat werd “klunzig”, geven beide docenten aan. De uiteindelijke filmpjes werden opgenomen in het New Media Centre op de faculteit Industrieel Ontwerpen aanwezige professionele studio, compleet met groen scherm en autocue. Eefje: “Ik voelde me soms een weervrouw. Af en toe wilde ik wijzen en dan hoop je maar dat je goed zit.” De colleges werden voorgedragen vanaf een script. Charjan: “Je moet je collegeteksten van schrijftaal, naar een vlot en niet te gekunsteld verhaal om schrijven. Het mag niet overkomen alsof je voorleest. In de uiteindelijke teksten op de autocue stonden Hoofdletters voor accenten en zo nu en dan een smiley :-) om niet vergeten te lachen.” Er zijn verschillende type filmpjes opgenomen. Anke en Eefje leggen de stof uit in theoriefilmpjes, Charjan legt de opdrachten uit in instructiefilmpjes en student-assistent Jasper Muller mocht in een voiceover-video Blackboard uitleggen. Een gezamenlijk introductiefilmpje ontbreekt uiteraard niet, je moet immers weten met wie je te maken hebt. De toekomst Tijdens het opzetten van het vak is de leerstoel ondersteund door de Extension School na het winnen van een tender. De Extension School heeft budget om het online onderwijs op de TU Delft te stimuleren. Ook onderwijs- en studentenzaken van de faculteit heeft veel ondersteuning geboden en het project intensief gevolgd. Eefje: “Zij leren hier ook van, om het wiel opnieuw te hoeven uit te vinden.” Ook dit jaar kunnen er voorstellen gedaan worden bij de Extension School. Eefje: “De verwachting is dat online onderwijs een steeds grotere gaat spelen

in verschillende vormen, zowel TU-breed als op deze faculteit.” Zouden beide docenten andere leerstoelen aanraden een online vak op te zetten? Charjan: “Ja! Ik vind het zeker een aanrader. Je kan je vak beter maken. Wij hebben de lat hoog gelegd en tevens inhoudelijk een compleet nieuwe online cursus opgebouwd, maar je kan in allerlei gradaties online middelen inzetten. Er zijn tal van mogelijkheden om het voor jezelf en studenten makkelijker te maken en de kwaliteit hoger.” Eefje: “Als ik zie wat wij allemaal doen en wat er allemaal kan…” De leerstoel kijkt verder voor meer online kansen. Het vak wordt nu in het Nederlands aangeboden en werkt met Nederlandse professionals en studenten. Het zwaartepunt ligt dan ook op de Nederlandse woningmarkt. In de toekomst zouden ze het vak graag internationaal en in het Engels aanbieden. Ook bestaat er de mogelijkheid een light-versie te ontwikkelen voor professionals. Charjan: “Omdat de filmpjes al opgenomen zijn, zouden we vrij eenvoudig een versie met alleen theorie en opdrachten, zonder casus, kunnen aanbieden.” Een andere mogelijkheid is het opstarten van een MOOC. Eefje: “Om de aandacht te trekken van een breder publiek, die vervolgens misschien een betaalde cursus willen volgen.” De komende jaren zullen met behulp van de Extension School en avontuurlijke leerstoelen als deze, nieuwe online onderwijsconcepten een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Met het enthousiasme van Eefje en Charjan en hun geloof in deze nieuwe middelen, belooft ‘Energy Friendly Renovation Processes’ een interessante ervaring voor zowel docent, student als professional te worden. Ook een online vak volgen? Kijk voor MOOCs en andere vakken op online-learning.tudelft.nl en edx.org


EXOTEN Ik sta aan de oever van Jadransko More, waar de Adriatische Zee Montenegro binnen sijpelt en een aantal meren vormt. Voorzichtig rijd ik de auto op de veerboot. Iedereen die langs de majestueuze Adriatische kust naar het zuiden reist, moet door deze flessenhals. De overkant ligt maar tien minuten verderop. Zo diep in Oost-Europa ben ik nog nooit geweest. Ik proef de plaatsnamen alsof ik op een zuurtje zuig: Hercegovni, Bijela, Kamenari. Vijftig jaar geleden reisde mijn vader over dezelfde weg. In een eend, samen met een studievriend op weg naar Istanbul, waar een oudtante woonde. Tussen de voorstoelen een grote watertank, om de moordende temperaturen het hoofd te bieden. Op zak een wirwar van valuta en reisdocumenten. Iets verderop, in Albanië, werd hun auto met stenen bekogeld, uit pure xenofobie. Ik treed in zijn bandensporen. Maar toch... als ik de nummerborden bekijk, ben ik niet de enige exoot. Een groot deel van Europa is vertegenwoordigd. Ik zie de afkortingen van Servië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Frankrijk, Italië, België en zelfs Kosovo. We hebben allemaal onze overtocht in euro’s betaald. En ik vraag me af: zijn we echt in Montenegro of doen we alleen maar alsof? Een colonne Europese gezinnen trekt door het land, betaalt in euro’s en converseert in het Engels. Het is niet dat ik met stenen bekogeld wil worden maar een sóórt confrontatie zou wel mooi zijn. Over twee weken ben ik terug in Nederland. Dan begint een nieuw collegejaar. Een grote groep buitenlandse studenten neemt hier het pontje naar de overkant. Er zijn Nederlanders aan boord maar evenveel exoten. Ze betalen allemaal in euro’s en praten Engels met elkaar. Diep, diep in Europa stel ik mezelf de volgende vraag: als ze straks aan de overkant uitstappen, zijn ze dan echt in Nederland geweest? Het is niet dat ik ze met stenen wil bekogelen maar een sóórt confrontatie zou wel mooi zijn, toch?

Pierijn van der Putt / Docent Architectuur

23


The Future of the Faculty’s Past

OUR (HIDDEN) COLLECTION Words Daphne Bakker

Image ACaP

Walking through the faculty, one often encounters beautifully displayed models or chairs, as if they are meant to be part of an exhibition in some museum. However, the faculty’s collection had much more down to earth origins - to have a function in education and research. Now, as the collection is once again being actively implemented as study material, we spoke to Max Risselada, Emeritus Professor of Architecture at the Delft University of Technology, about the evolution of the collection, its neglected elements and its future.

24


25


How did the idea of a collection originate? In a way, the idea of a collection has its origins in the moment that people realized that there was a collection. That moment of realization arrived when the fire broke out which destroyed the previous faculty building. Most of the chairs and models had been moved out of storage to be part of an exhibition entitled ‘Architectural Collections’ that was set to open a mere two days after the fire. The press, which had assembled outside the burning building, noticed the chairs and models being saved by the firemen. This was reported throughout the media and they kept referring to is as ‘the collection’. The front page of the NRC Handelsblad [Dutch newspaper, ed.] even featured three of the faculty’s most valuable chairs on the front page. A small dedicated group within the faculty was always aware of our rich collection, but it was because of the destructive fire that everyone else became aware of it as well, both within the faculty as to the outside world. The collection is varied and consists of study material - everything that was collected was meant to aide education. Take the chair collection, which started around the late 1950’s and was initiated by Cees Alberts and Gerrit Oorthuys, who where still students at the time. The chairs were not chosen or arranged by style or era. Instead they were categorized by material and productionmethod in order to examine their ‘culture of materials’ - to understand the possibilities of a material, but also to learn how to go beyond its inherent identity. 26

Ever since that time, the collection has grown steadily, but not only in the case of the chairs. Through the initiative of several teachers, models were realized that were produced as studies and exercises in understanding a design process - in some cases these studies resulted in exhibitions that were presented not only in the faculty, but also travelled abroad. Most of the studies were aimed at trying to understand our modern heritage, especially that of the Netherlands. It was important research, and the results were also much acclaimed. All of the panels of most of the exhibitions were destroyed, but fortunately the models were saved. Our ‘Raumplan vs Plan Libre’ exhibition was exhibited over 23 times - from Cyprus to Los Angeles - and helped establish the faculty abroad. People would refer to it as “the exhibition from Delft”. However, there is another part of the collection which I consider to be most valuable, since it is irreplaceable - the negatives and the slides. These are images taken by photographer’s who were employed by the faculty. The photographers were given assignments to document buildings,ongoing projects, exhibitions and even festivities and ceremonies within the faculty. It is the invisible collection and has remained so because there is little awareness of its existence, but also of its potential - people don’t know how to utilize it. This is the collection which truly reveals the history of our faculty, of its unique tradition concerning education and research. For instance, there are these wonderful images made for a Building Technology lecture series in which the construction of a single

< Previous page: Damaged negative of the ‘Van der Leeuw’ house at de Kralingse Plaslaan, designed by Brinkman & Van der Vlugt


building is not only described and analyzed through the input of everyone involved in the building process but also documented visually. Our photographers documented the entire construction process of various buildings, one of them being the Central Library in Delft. These images are extremely interesting, since they reveal the ‘organized chaos’ that is construction. Now these images - and many others - are still locked away in the basement and we

through presenting exhibitions from the existing materials and also by producing new materials and exhibitions. That’s how ‘Architectural Collections’ became ‘Architectural Collections & Productions’ (ACaP). You have passed on the batton to Carola Hein, who is now in charge of the collection. Are you happy with her work?

“IF YOU WANT TO LEARN FROM THE PAST IN ORDER TO KEEP EVOLVING, THEN THE COLLECTION IS ESSENTIAL.”

need to make them accessible. It is therefore a shame that the faculty no longer employs photographers. They were let go with the excuse that everyone now takes their own pictures, a stupid reasoning since all these pictures are only for personal use. Now everything is fragmented, while in the past we had a huge database accessible to everyone within the faculty. Ironically, the fire then helped raise awareness of the collection. What was the next step? I don’t remember exactly, but I believe that dean Wytze Patijn approached me after the fire to become the caretaker of the collection. Our first task was monumental - locating all these different parts of the collection and bringing them back to Delft. Everything had been stored in different locations all over the Netherlands. After months of gathering everything, we then still had to convince the faculty of the importance of the collection and that it required storage space in the new building. The initial programme for the current building had absolutely no space for either storing or exhibiting the collection. Not even for the chairs. When we finally succeeded in conquering space, we decided to broaden our goal from simply caring for the collection, to actually utilizing and broadening it

Carola is doing a marvelous job in emphasising the relevance of the collection and reintroducing it into the education. ‘Take a Seat’ has given the chair collection its main goal back and reveals to students how to look at these chairs, something that can’t be taught by placing them along a wall. A next task is to obtain funding to create a proper digital database not only of the negatives and slides but also of our models. The NWO provides funding for just such initiatives, but there needs to be a will from within the faculty itself in order to put in a request. If you want to learn from the past in order to keep evolving, then the collection is essential. I used to look at architects from previous generations to see how they developed their designs, not just the designs themselves. There is a relationship between the idea, the development of the idea and how it is eventually materialized. If you realize that this is a process, then you can learn from the past and find a way within your own context. Read more about ACaP’s ‘Take a Seat’ in Bnieuws Volume 48 Edition 08.

27


28


Artifact

A HAND-CRAFTED BAG Words Marcel Bilow

My artifact is a bag I made myself. What makes this bag so valuable for me are the different parts it is made out of. The main part - the olive green canvas - is actually an old couch cover.

I inherited this furniture from Tillman Klein when I moved to the Netherlands. Before it moved to my house, I crashed on this very couch many times being a guest at Till’s home in Schiedam while doing my PhD research in Delft and still living in Germany. The lower part of the bag is made out of a neon yellow PVC coated fabric I got from a South Korean textile market in Dongdeamun Seoul. This market is a 1km long 5 storey high warehouse with thousands of little shops all selling a mind numbing array of stuff around the trade of fabrics. I was in Seoul for a project several times, and spent my little free time in the different shopping districts of the city. I got lost a couple of times in this particular shop, but after a while I was able to run through the maze just to grab a 100m roll of black nylon belt fabric for the same price you would pay for a single meter in Europe. The bag has an embroidery of my mobilow logo and a badge from the buckylab...of course. The critical eye will observe some imperfections, but I like it. It taught me how to sew and reminds me of getting better, by practice and dedication. Being on the road and having the bag filled with my camera gear always makes me smile when remembering the happy moments these different pieces of fabric carry. I would like to nominate Annebregje Snijders for the next artifact, being curious what she will pick...

29


Beyond the Swipe

METABODY Words Daphne Bakker

Images Nimish Biloria

Look up from the page and observe the people around you. How many of them are now staring at the brightly lit screen of their smartphone? We are all aware of how these devices are increasingly defining the way we communicate – not just with other humans, but with the technology itself. It commands us to swipe, press, push and speak, thus reducing our interactions to a highly reduced set of standardized and traceable gestures of interaction through interfaces. Yet it ignores the many subtle ways, shaped by our cultural background and individual personalities, through which we human beings express our thoughts and emotions. How can we propose alternative transdisciplinary communication platforms through the production of new kind of media that highlight the diversity of embodied expressions, bodies and contexts, foregrounding cultural diversity in a society transfixed by media technology?

30

MetaBody, a five year EU Culture research project initiated in 2013, aims to develop new technologies, tools, and devices fostering novel modes of communication, which respect and utilize our diversity. Through collaboration with a multitude of experts, ranging from scientists to philosophers to performance artists from over sixteen countries, the project aims to integrate and showcase its research outputs in the form of an interactive multi-sensorial laboratory of perception and movement. The resulting pro-active architectural structure will travel all over Europe in the summer of 2017. And that’s where Hyperbody comes in. Hyperbody, the Chair led by Prof. Kas Oosterhuis and known for its experiments in Interactive Architecture, was a natural fit for this ambitious project from the very start. They were contacted early on by the initiators of MetaBody, after they had seen some of the studio’s work. “They were most intrigued by ‘Muscle Body’, an exhibition space which could expand and contract based on the

proximity of people inside the space,” explains Nimish Biloria, assistant professor at Hyperbody and the Project Leader of MetaBody. “Muscle Body was conceived as a living/breathing cocoon, but what MetaBody wanted was an amorphous entity that was impossible to comprehend as a singular form but rather consider it as multitude of ‘Formations in time’.” Biloria flew down to Madrid and together with the other collaborators fine-tuned the brief. The idea is to get away from this subject/object relationship which we establish every day with architecture. Biloria explains: “Architecture is always seen as an object to which you go and which provides certain services. But we want to change this entire perception. At Hyperbody we have been doing a lot with interactive architecture. Now we want to make the shift from Interactive to Proactive architecture. For MetaBody, this implies developing a pavilion structure, which not only reacts to gestures, movements and modalities of people, which it is interacting with, but a structure, which also


Dancers performing within the Ambiguous Typology installation

begins to acquire an almost human like level of intelligence and evolves its own behavior. This behaviour can be non-verbally communicated via multi-modal means: kinetic movement of the structure to communicate variable spatial expressions and evoke emotional responses within people, generative sound and light as a means of expressing its own state of being etc. The idea is that such a space can not only understand you – in terms of your mental state, your gesture based behavioural tendency and your ability to move inside the space – but at the same time almost provoke you and sometimes even force you to perform certain actions which are out of the ordinary.” In order to tackle such a complicated project, Biloria and his team made a series of smaller installations, which will then be utilized within the main pavilion design. The first three series of experiments were presented last year (2013) at the annual MetaBody meet at the Media Lab Prado, Madrid, Spain.

01. Ambiguous Topology Ambiguous Topology is an immersive multi-modal installation exploring the tendencies of swarm systems to generate emergent geometric networks as a response to as well as a trigger for movement of multiple bodies in space and time. The installation operates on the subtle fusion of physical and digital media. This is achieved by means of harvesting and impacting the speed and frequency of movement of the participant’s body as a trigger for activating/ disturbing a swarm of digital particles in space. Swarm systems, as a collection of autonomous dynamic particles operate on a tendency model wherein the particles in the immediate vicinity of the physical movement inherit the maximum velocity/ charge and are thus displaced from their spatial coordinates to collide and dissipate this gained energy to neighboring particles. The velocity/charge is thus differentially distributed throughout the entire particle swarm and has a behavioral attribute of generating geometric topological networks and

31


Visitors at the first annual MetaBody event, interacting with Reflectego

sound values displaying variable densities of connections throughout the space. 32

After reaching a critical mass (as regards the charge levels in the entire swarm) the system behaves pro-actively in order to alter/suggest and motivate the user to engage in novel movement in order to react and engage with this changing persona of the swarming networks. The usage of immersive light and sound projection media in order to visualize this dynamic behavioral scenario renders abstract three dimensional topological nuances within which the body navigates and experiences new states of ambiguity, disalignment and proactive behavior. Technological, human and spatial agency/affordance thus unite into a never-ending looped process of inter-performance through the ambiguous topologies installation. Design team: Dr. Nimish Biloria, Jia Rey Chang, Dieter Vandoren.

02. Reflectego Reflectego is a real-time interactive architectural installation derived from a kaleidoscopic composition of faceted mirrors, aimed specifically at distorting perception. In the project the user literally becomes the physical object inside a kaleidoscope in which he sees his image scattered and recomposed as a result of his movement patterns. The structure consists of a suspended faceted mirror-surface with embedded proximity sensors, which hovers and physically changes the inclination and directions of its facets in real-time based on the people it can sense below it. The user is thus visually displaced, since his perceptual affinity of seeing herself in a mirrored surface is suddenly challenged. Tutors: Dr. Nimish Biloria, Prof. Ir. Kas Oosterhuis, Dr. Henriette Bier, Jia Rey Chang, Veronika Laszlo, Dieter Vandoren. Students: Oana Anghelache, Eldin Fajkovic, Jacqueline Huang, Rob Moors, Guus Mostart, Mick van Rooijen.


A RoboZoo bot among revelers in Madrid

03. RoboZoo RoboZoo creates an artificial eco-system from an interactive swarm of robots. The robots, conceived as small-scale bots operate as individual agents, with embedded proximity sensors and servo motors, powered by a battery pack. Each agent thus has a capacity to sense its context (people and obstacles) and propel it in different directions via servo motors attached to structural wheel spokes. The bots and humans, thus inter-activate each other in order to create novel movement patterns of both and in the process constantly redefine space via establishing unspoken ecological dependencies. Motion and visual expression of each independent robot evokes instantaneous response in the environment. People perceiving remodeled swarm of artificial creatures are forced to reestablish themselves in the space in real time. Robots and humans thus negotiate interaction boundaries and acceptance levels mutually.

Tutors: Dr. Nimish Biloria, Prof. Ir. Kas Oosterhuis, Dr. Henriette Bier, Jia Rey Chang, Veronika Laszlo, Dieter Vandoren. Students: R. Fils, M. Jooshesh, J. Paclt, K. Pydo, K. Siderius, G. Yang. METABODY: Media Embodiment Tekne and Bridges of Diversity Project leader team TU Delft: Dr. Nimish Biloria, Asst. Professor Hyperbody Team: Prof. Ir. Kas Oosterhuis, Jia Rey Chang (PhD candidate),Veronika Laszlo Biloria will also be organizing a University wide event called the Robo CafĂŠ (1st October 2015) as an Associate of the Delft Robotics Institute, where speculative debates and discussions on the shift from Responsive to Interactive to Proactive behaviour will take center stage. hyperbody.nl/research/projects/metabody/ i-m.mx/Biloria/IM_Biloria/metabody

33


Speak

EEN WERELD VAN VERSCHIL Words Anita Sahlieh

Architectuur is meer dan alleen ontwerpen. Mooie plaatjes, daar kom je in de praktijk niet ver mee. Het gaat over organiseren, structureren en netwerken: middelen om dat mooie plaatje om te kunnen zetten in iets realiseerbaar. Hoe je dat doet, is iets wat tijdens de studie sterk onderbelicht wordt en dat is in de praktijk te merken.

Vaak liggen de interesses van bouwkundestudenten in het ontwerpen, het maken van mooie dingen en concepten. Het curriculum van de faculteit Bouwkunde sluit hierbij aan, met een zware focus op het maken van een ontwerp. Maar zou de taak van de faculteit niet juist moeten zijn om studenten te leren hoe ze al die mooie ontwerpen realiseren? Je hebt niks aan een ontwerp wanneer je het proces niet kunt organiseren, als je je opdrachtgever niet kunt overtuigen om jou überhaupt in te schakelen voor zijn project of als je je bureau financieel niet op orde hebt. 34

Tijdens mijn stage bij de BNA, de branchevereniging van Nederlandse architecten- bureaus, heb ik het vak door een veel breder perspectief kunnen bekijken. Ik heb hier veel netwerkbijeenkomsten bijgewoond en medegeorganiseerd. Daardoor ben ik in contact gekomen met architecten van verschillende achtergronden. Het viel me op dat de dagelijkse praktijk veel meer bestaat uit het binnenhalen van opdrachten en het structureren van je organisatie dan met het ontwerpen. Bij deze zakelijke kant van het vak kan je, sterker nog, daar moet je je creativiteit gebruiken, wil je een stabiel bureau met gestructureerde taken en werktijden realiseren. Wanneer studenten dit ‘creatief ondernemerschap’ al tijdens hun studie zouden leren, dan zijn ze beter voorbereid op de praktijk en zullen ze daadwerkelijk kunnen realiseren wat ze ontwerpen. Wat mij ook opviel, is het vertekende beeld dat de studie mij heeft gegeven over de architect zelf. Op de faculteit ligt de nadruk op de bijzondere architectuur die we uit de bladen kennen. In de praktijk valt maar een handjevol architecten in deze categorie. Meer dan tachtig procent van de architecten in Nederland zijn werkzaam in kleine bureaus die kleinschalige opdrachten krijgen: particuliere woningen, verbouwingen, interieurs en kleine herbestemmingsopgaven. Hun uitdaging is om óók voor het beperkte budget van de opdrachtgever om de hoek een betekenisvol project te realiseren. Aan deze kant van het verhaal, die voor het overgrote deel van de architecten in Nederland de realiteit is, wordt weinig aandacht besteed tijdens de studie. Wat heb je aan een afstudeerproject als luchtkasteel wanneer jouw eerste opdracht straks de verbouwing van een keuken is?


De faculteit Bouwkunde moet een praktijkgerichte studie bieden als ze wil dat haar studenten voorbereid het vak gaan uitoefenen. Het gaat niet alleen om mooie visualisaties, het gaat veel meer om het creatief inrichten van een ontwerpproces en de structuur van de organisatie waar ze straks in terechtkomen. Daarnaast zou het realiseren van het ‘gewone project’ tegen een beperkt budget meer aandacht moeten krijgen: er bestaan immers al luchtkastelen genoeg. Er bestaat een wereld van verschil tussen studie en praktijk: aan Bouwkunde om daar iets mee te doen. Anita Sahlieh studeert inmiddels niet meer aan de TU Delft en woont nu in Montréal, Canada.

35

NEXT EDITION 02

What is our responsibility as future designers? How do we relate to ethics? Is it the faculty’s responsibility to provide moral guidance? Or is it our own? These and many other questions will be tackled next month. If you have any answers, please contact us.


Bnieuws VOLUME 49 EDITION 01


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.