Handleiding KNM-trainer LINK & LINK+

Page 1

KNM-TRAINER

VU-NT2 |
Algemene handleiding KNM-trainer bij LINK en LINK+

ALGEMENE HANDLEIDING KNM-TRAINER BIJ LINK EN LINK+

Met de KNM-trainer kunnen cursisten zich zelfstandig voorbereiden op het examen Kennis van de Nederlandse Maatschappij. In deze algemene handleiding leest u meer over het gebruik van de KNM-trainer en krijgt u tips en handvatten bij het werken met de trainer in de les. Specifiekere docentenaanwijzingen staan steeds bij de betreffende opdrachten in de subthema’s op het online platform.

Wat is het examen Kennis van de Nederlandse maatschappij?

Het examen Kennis van de Nederlandse maatschappij (KNM) is een verplicht onderdeel van het inburgeringsexamen. Wie wil inburgeren moet naast de examens voor lezen, luisteren, schrijven en spreken ook slagen voor het KNM-examen. Dit geldt voor inburgeraars op alle taalniveaus (A2, B1 of B2). Om het KNM-examen te kunnen maken, heeft de deelnemer daarom een taalniveau van minimaal A2 nodig. Deelnemers maken hetzelfde examen op de computer, ongeacht hun taalniveau. Een uitzondering vormen cursisten in de Z-route, die KNM afsluiten met een gesprek op een aangepast taalniveau.

Het KNM-examen is in 2005 in opdracht van het ministerie van Justitie ontwikkeld. In 2013 zijn de eindtermen geactualiseerd. In 2023 wordt opnieuw een herziening van de eindtermen verwacht, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Zodra de nieuwe eindtermen bekend zijn, zal de inhoud van deze KNM-trainer hierop worden aangepast.

Wat moeten cursisten voor het KNM-examen weten?

Momenteel zijn de eindtermen verdeeld in acht onderwerpen. Deze onderwerpen vormen de acht thema’s in de KNM-trainer. Ieder thema is steeds onderverdeeld in een aantal subthema’s, namelijk:

1 Wonen

1.1 Een nieuwe huurwoning

1.2 Een huis kopen

1.3 Gas, water, licht en internet

1.4 Schoon en veilig

2 Omgaan met anderen

2.1 Iedereen is anders

2.2 Communiceren

2.3 Vrijheid en gelijkheid

2.4 Feesten en tradities

2 .5 Contact met anderen

3 Gezondheid

3.1 Gezond leven

3.2 Naar de dokter

3.3 Een verwijzing

3.4 De apotheek

3.5 Spoed!

3.6 De tandarts

3.7 Kinderen en gezin

3.8 Een zorgverzekering

3.9 Hulpverlening

4 Onderwijs en opvoeding

4.1 Soorten onderwijs

4.2 Zo gaat het op school

Algemene handleiding KNM-trainer bij LINK en LINK+ 2

4.3 De kosten van het onderwijs

4.4 Kinderopvang

4.5 Hulp bij opvoeding

5 Werk en inkomen

5.1 Werk zoeken

5.2 Solliciteren

5.3 Een uitkering

5.4 Blijven leren

5.5 Communiceren op je werk

5.6 Regels op je werk

5.7 Een eigen bedrijf beginnen

6 Instanties

6.1 Naar het gemeentehuis

6.2 In Nederland blijven

6.3 Belasting betalen

6.4 Naar de politie

6.5 Hulp bij sociale en juridische problemen

6.6 Verzekeringen en schade

7 Dit is Nederland

7.1 Het land

7.2 Het ontstaan van Nederland

7.3 Het was oorlog

8 Politiek en rechtspraak

8.1 Wetten en regels

8.2 De scheiding van de macht

8.3 De democratie

8.4 De koning

8.5 De landelijke politiek

8.6 De provincie

8.7 De gemeente

8.8 De Europese Unie

De KNM-trainer gaat uit van de huidige eindtermen voor het KNM-examen uit 2013 die zijn opgesteld in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In deze eindtermen staat wat inburgeraars moeten weten over Nederland en de Nederlandse cultuur, omgangsvormen, geschiedenis en wet- en regelgeving. De KNM-eindtermen zijn niet altijd concreet geformuleerd, waardoor het soms lastig is om in te schatten hoeveel deelnemers over een bepaald onderwerp moeten weten. Zie bijvoorbeeld de eindterm: ‘De deelnemer geeft op hoofdlijnen aan wat de geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog is’. Dit heeft tot gevolg dat sommige informatie vrij gedetailleerd wordt behandeld, terwijl andere informatie alleen in grote lijnen wordt besproken. Hierdoor zijn de thema’s en subthema’s in de KNM-trainer niet altijd even lang.

Bij de totstandkoming van de eindtermen van 2013 zijn noch Uitgeverij Boom, noch de auteurs van LINK direct betrokken geweest. Zij zijn dan ook niet verantwoordelijk voor de inhoud van de eindtermen. Evenmin zijn de eindtermen een afspiegeling van de zienswijze van uitgever en auteurs.

handleiding KNM-trainer bij LINK en LINK+ 3
Algemene

Waarom is er een KNM-trainer bij LINK en LINK+?

Het KNM-examen is al een aantal jaar een vast onderdeel van het inburgeringsexamen. Ook in de Inburgeringswet 2021 is KNM een vast onderdeel van de drie inburgeringsroutes. Van taalscholen wordt daarom verwacht dat zij cursisten voorbereiden op het KNM-examen. Veel taalscholen doen dit door KNM-lessen aan te bieden. Andere taalscholen laten cursisten zelfstandig op het examen voorbereiden. Met het KNM-materiaal dat nu geïntegreerd is in het online platform van LINK en LINK+ kunnen taalaanbieders inburgeraars op beide manieren bedienen: het materiaal is geschikt voor zelfstudie én biedt handvatten voor KNM-lessen.

Wat zijn de uitgangspunten van de KNM-trainer?

• Er is één KNM-trainer voor alle cursisten van zowel LINK als LINK+. De KNM-trainer is geschikt voor cursisten van alle opleidingsniveaus, met taalniveau A2 of hoger. Cursisten die LINK A2 hebben doorgewerkt, zouden de taal voldoende moeten beheersen om met de KNM-trainer te kunnen werken. Daarnaast zijn de bronnen en opdrachten geschikt voor lager geschoolde cursisten met minder schoolse en digitale vaardigheden, zeker als zij gewend zijn om met het online platform van LINK te werken. De verwachting is dat cursisten die met LINK+ werken de KNM-trainer zonder problemen kunnen gebruiken.

• De KNM-trainer heeft geen lineaire opbouw. Cursisten kunnen de thema’s en subthema’s in willekeurige volgorde doorwerken en onderdelen overslaan. De huidige volgorde van de thema’s is gebaseerd op de moeilijkheidsgraad van de onderwerpen. Omdat het thema Wonen het dichtst aansluit bij de leefwereld van cursisten, is het advies om daarmee te beginnen. Het moeilijkste thema over staatsinrichting komt aan het eind.

• Cursisten kunnen de KNM-trainer zelfstandig doorwerken, zonder hulp van de docent. Cursisten hebben toegang tot de bronnen en ze kunnen de antwoorden op meerkeuzevragen zelf nakijken. Er is ook een oefenexamen en een begrippenlijst met omschrijvingen van moeilijke woorden in het Nederlands.

• De KNM-trainer bevat ook opdrachten die cursisten samen in de les kunnen doen, bij het onderdeel ‘Werk samen’. Daarnaast staat in de docentenaanwijzingen steeds een suggestie voor een groepsopdracht om een subthema klassikaal in te leiden. Met deze opdrachten komt de lesstof voor cursisten meer tot leven en kunt u aansluiten bij de voorkennis en de eigen beleving van cursisten. Als cursisten zich zelfstandig op het KNM-examen voorbereiden, kunnen ze de klassikale opdrachten overslaan.

• De eindtermen voor het KNM-examen bestaan gedeeltelijk uit feitelijke kennis en gedeeltelijk uit sociaal-culturele competenties die van inburgeraars worden verwacht. De eindtermen waarin competenties beschreven worden, zijn veelal normatief van aard: de focus ligt op hoe de deelnemer zich zou horen te gedragen en welke opvatting de deelnemer zou moeten hebben. Daarbij wordt vaak uitgegaan van een stereotype beeld van de inburgeraar en ‘de Nederlander’. Ook is er weinig ruimte voor verschillende culturele perspectieven. De auteurs van de KNM-trainer hebben ervoor gekozen om de lesstof zoveel mogelijk descriptief, en niet normatief, te benaderen. De focus ligt op ‘zo doen veel mensen het’ en niet op ‘zo moet het’. Ook is het clichébeeld van ‘de Nederlander’ zoveel mogelijk vermeden.

• In het onderdeel ‘Test jezelf’ oefenen cursisten met voorbeeldvragen voor het KNM-examen. De vraagstelling komt hierbij zoveel mogelijk overeen met de diverse KNM-oefenexamens die op internet beschikbaar zijn. Dit is echter geen garantie dat het echte examen precies hetzelfde zal zijn. Laat cursisten daarom ook een keer met een voorbeeldexamen op de website van DUO oefenen.

Algemene
4
handleiding KNM-trainer bij LINK en LINK+

UIT WELKE ONDERDELEN BESTAAT DE KNM-TRAINER?

De KNM-trainer bestaat uit acht thema’s die zijn onderverdeeld in meerdere subthema’s. De thema’s en subthema’s bestaan steeds uit dezelfde onderdelen. Hieronder volgt per onderdeel een korte toelichting met enkele tips voor hoe docenten en cursisten ermee kunnen werken.

Start van het thema

Hier zien cursisten welke kennis er in de subthema’s wordt behandeld. Cursisten kunnen eventueel subthema’s overslaan als ze over bepaalde onderwerpen voldoende weten. Ze oefenen dan alleen de kennis die voor hen nieuw is.

Start van het Subthema

DOCENTENOMGEVING:

Eindtermen

In de docentenomgeving zijn aan het begin van het subthema steeds de letterlijke eindtermen voor het KNM-examen opgenomen. Zo ziet u wat cursisten voor het examen moeten weten en waaraan u eventueel minder aandacht kunt besteden.

Groepsopdracht

Ieder subthema heeft een suggestie voor een groepsopdracht. Met die opdracht peilt u ten eerste de voorkennis van cursisten. Veel cursisten zullen al iets weten over de onderwerpen in de subthema’s. Op die manier kunt u inschatten hoeveel aandacht een onderwerp in de les nodig heeft en hoe u eventueel kunt differentiëren. Daarnaast kunt u met de groepsopdracht de voorkennis van cursisten activeren en het onderwerp introduceren. Probeer steeds aan te sluiten bij de leefwereld van cursisten. Vraag bijvoorbeeld hoe cursisten dit zelf gewend zijn, in Nederland of in hun herkomstland. Als blijkt dat cursisten vrijwel niets van een onderwerp weten, is dat niet erg. De benodigde kennis komt immers in het subthema aan bod.

Woorden oefenen

In dit onderdeel oefenen cursisten woordenschat die nodig is om de bronnen in dit subthema te begrijpen. Het gaat dus niet om nieuwe woorden of begrippen die worden aangeboden, maar om herhaling van woorden die de meeste cursisten op A2-niveau zullen kennen. Hiervoor is gekozen om het materiaal toegankelijk te maken voor cursisten die net (niet) op A2-niveau zitten en voor wie de bronnen uit de KNM-trainer mogelijk moeilijk zijn. Cursisten die een hoger taalniveau hebben, kunnen dit onderdeel overslaan.

De kennis

Audio, video en leesteksten

De benodigde kennis voor het KNM-examen wordt steeds aangeboden in bronnen: een leestekst, video, audiofragment of een slideshow. De bronnen verschillen in lengte en complexiteit. Omdat sommige eindtermen op detailniveau geformuleerd zijn, hebben veel subthema’s meer dan één bron.

Er is zoveel mogelijk gebruikgemaakt van multimediale bronnen die toegankelijk zijn voor cursisten met een lagere studievaardigheid, zoals een slideshow.

In veel thema’s is een authentieke video opgenomen. Een aantal keer is een fictief audiofragment opgenomen, bijvoorbeeld wanneer er geen video beschikbaar was of bij lastige materie, zoals het systeem voor kinderopvang in Nederland.

Wat doen cursisten zelfstandig?

Cursisten kunnen de bronnen zelfstandig lezen of beluisteren. In elke brontekst staan woorden en begrippen die nuttig zijn voor het KNM-examen en die vaak extra uitleg nodig hebben. Deze woorden zijn opgenomen in de begrippenlijst aan het eind van het thema.

Algemene handleiding KNM-trainer bij LINK en LINK+ 5

Wat kan de docent in de les doen?

In de docentenomgeving staat wat cursisten per bron zouden moeten weten voor het KNM-examen. Dit sluit aan bij de eindtermen. U kunt deze kennis in de les eventueel controleren. Laat de brontekst dan bijvoorbeeld nog een keer horen of zien en stel een aantal globale vragen waarmee de kennis van de eindtermen kan worden getoetst. Bedenkt u zich ook dat het primaire doel van de bronnen niet het oefenen van taalvaardigheid is, zoals bij de bronnen in de taken van LINK of LINK+. Het gaat erom dat cursisten de inhoud begrijpen. Om het begrip te vergroten kunnen cursisten bij video’s bijvoorbeeld meelezen met het transcript of de ondertiteling. Moeilijke passages in een leestekst kunnen ze eventueel in hun eigen taal vertalen of samen bespreken.

Opdrachten

Dit onderdeel bestaat uit verschillende meerkeuze-opdrachten waarmee per bron de benodigde kennis voor het KNM-examen wordt bevraagd. Cursisten kunnen dit onderdeel zelfstandig doorwerken. Ze kunnen de opdrachten zelf nakijken en meerdere keren maken.

Werk samen

Dit onderdeel heeft één of meerdere samenwerkopdrachten die cursisten in de les kunnen doen.

Vragen bespreken

De eerste opdracht bestaat uit een aantal vragen die cursisten samen kunnen bespreken. Het doel hiervan is om de onderwerpen uit het subthema te laten aansluiten bij de leefwereld van cursisten. De vragen gaan bijvoorbeeld over de eigen ervaring van cursisten met dit thema of de situatie in het herkomstland. U kunt deze vragen in de les in groepjes laten bespreken en eventueel klassikaal nabespreken.

Online zoekopdracht

Veel subthema’s hebben een zoekopdracht waarbij cursisten samen informatie op een website moeten opzoeken. De praktijk leert dat deze zoekopdrachten vaak overgeslagen worden, omdat ze veel tijd kosten als cursisten weinig digitale vaardigheden hebben. Toch wordt tegenwoordig een grote mate van digitale zelfredzaamheid van burgers verwacht. Denk bijvoorbeeld aan een afspraak maken bij de huisarts, belastingzaken, uitkeringen, verzekeringen, naturalisatie en zaken regelen bij de gemeente. Dit brengt voor mensen met weinig digitale vaardigheden en een lage taalvaardigheid extra uitdagingen met zich mee. Het is dus belangrijk om hiermee te oefenen. Daar is overigens niet altijd een computer voor nodig; cursisten kunnen ook hun telefoon gebruiken. In het dagelijks leven zullen ze waarschijnlijk ook vaker op hun telefoon informatie opzoeken dan op een computer.

Hieronder vindt u een aantal tips om de zoekopdrachten vlot te laten verlopen:

• Zeg van tevoren dat cursisten hun telefoon of computer (opgeladen) moeten meenemen naar de les.

• Zorg dat cursisten beschikken over een internetverbinding. Deel voor de les eventueel de wifi-gegevens van uw leslocatie.

• Laat cursisten tijdens de opdrachten samenwerken op één telefoon of computer. Koppel cursisten met meer en minder digitale vaardigheden aan elkaar.

• Bereid de opdracht voor. Zet de betreffende websites open, zodat u ze vooraf kunt laten zien. Zoek ook voor de les de antwoorden op de vragen alvast op. Zo heeft u tijdens de opdracht tijd om cursisten te helpen.

• Geef cursisten niet te veel tijd, bijvoorbeeld steeds vijftien minuten. Het is niet erg als cursisten niet alle vragen kunnen beantwoorden.

• Blijf niet te lang stilstaan bij specifieke vragen van cursisten over bepaalde woorden of begrippen op de website die niet relevant zijn voor het subthema.

• Bespreek de opdracht na. Behandel daarbij ook de laatste vraag: in hoeverre kunnen cursisten de informatie op de website begrijpen? Focus daarbij vooral op wat cursisten wél begrijpen.

Algemene handleiding KNM-trainer bij LINK en LINK+

6

Opzoekopdrachten

Bij sommige opdrachten moeten cursisten samen vragen beantwoorden over bijvoorbeeld een loonstrook of een energiecontract. Het doel hiervan is cursisten een voorbeeld van zo’n document te laten zien en het begrip te toetsen. U kunt de opdrachten in de les laten maken en de antwoorden eventueel kort nabespreken. Vraag daarbij ook hoe of waar cursisten de antwoorden gevonden hebben.

Opdracht met foto’s

Bij een aantal opdrachten moeten cursisten foto’s bekijken en bespreken. Zo krijgen cursisten een concreter beeld van de kennis uit het subthema. Het is niet de bedoeling dat cursisten precies weten wat er op de foto’s gebeurt. Het is vooral een handreiking om verder over het onderwerp te praten.

Wat weet je nu?

Cursisten kunnen zelf reflecteren op wat ze hebben geleerd door de vakjes aan te kruisen. De zinnen komen steeds overeen met de eindtermen voor dit subthema. Als cursisten bij een onderdeel ‘nee’ aankruisen, kunnen ze de opdrachten in het subthema herhalen of de bron nog een keer doornemen. Als cursisten een subthema willen overslaan omdat ze mogelijk al voldoende over dit onderwerp weten, kunnen ze dat hier ook controleren.

Test jezelf

In dit onderdeel kunnen cursisten zelfstandig hun kennis van het hele thema oefenen. Voor ieder subthema is een aantal vragen opgenomen, maar de vragen staan niet in de volgorde van de subthema’s. Cursisten kunnen dus het best eerst het hele thema doorwerken voor ze de testvragen maken. Als cursisten denken dat ze een thema kunnen overslaan omdat ze mogelijk al voldoende kennis van een onderwerp hebben, kunnen ze dat hier controleren. Als ze veel vragen fout beantwoorden, kunnen ze de subthema’s in het thema alsnog doorwerken.

Begrippen

Hier staan per subthema de begrippen, namen van instanties of belangrijke woorden uit de bronnen met daarachter een Nederlandse beschrijving. Sommige woorden komen in meerdere thema’s of subthema’s terug. Het is handig als cursisten globaal weten wat deze woorden betekenen of wat de betreffende organisaties doen. De begrippen of woorden zullen niet apart op het KNM-examen worden getoetst, maar ze zullen cursisten vanzelfsprekend wel helpen.

HOE WERKEN CURSISTEN MET DE KNM-TRAINER?

Cursisten kunnen de KNM-trainer zelfstandig doorwerken, zonder hulp van een docent. Een cursist kan op basis van zijn of haar voorkennis zelf een selectie maken uit de thema’s of subthema’s. Afhankelijk van het taalniveau, kan de cursist het onderdeel ‘Woorden oefenen’ doorwerken of overslaan. Vervolgens kan de cursist de bronnen lezen of beluisteren en de vragen beantwoorden. Bij het onderdeel ‘Wat weet ik nu?’ kunnen cursisten reflecteren op wat ze hebben geleerd. Via het onderdeel ‘Test jezelf’ kunnen ze hun kennis toetsen.

Cursisten kunnen de KNM-trainer doorwerken onafhankelijk van hun vorderingen in LINK of LINK+. Er is geen koppeling tussen de KNM-trainer en de thema’s in LINK of LINK+. Wel komt de informatie soms overeen, bijvoorbeeld over feestdagen of gezondheid. Als cursisten die thema’s in LINK/LINK+ al hebben gedaan, kunnen ze die in de KNM-trainer waarschijnlijk zonder moeite doorwerken of overslaan.

Algemene handleiding KNM-trainer bij LINK en LINK+ 7

HOE KUNNEN DOCENTEN DE KNM-TRAINER IN DE LES GEBRUIKEN?

Er zijn verschillende mogelijkheden om de KNM-trainer in de les te gebruiken, zoals met de groepsopdracht en het onderdeel Werk samen. Bij de vraag Uit welke onderdelen bestaat de KNM-trainer? leest u steeds per onderdeel hoe u dit kunt inzetten in de les. Daarnaast geven we nog een paar algemene tips en handvatten:

• Sluit aan bij de voorkennis van cursisten. Peil deze bijvoorbeeld met de groepsopdracht en differentieer eventueel als blijkt dat een groot deel van de cursisten al veel kennis over dit onderwerp heeft, maar anderen niet.

• Sluit aan bij de leefwereld van cursisten. Vraag bijvoorbeeld naar de eigen ervaringen over dit thema of de situatie in het herkomstland. Zo wordt het onderwerp voor cursisten minder abstract en voorkomt u dat cursisten het idee hebben dat ze alleen oefenen voor een examen.

• Probeer de kennis in de subthema’s zoveel mogelijk aan de praktijk te koppelen. De lesstof van het KNM-examen leent zich goed voor (online) praktijkopdrachten en buitenschoolse opdrachten.

• Probeer de thema’s en onderwerpen zo neutraal mogelijk te benaderen. Sommige eindtermen zijn vrij normatief beschreven. Omdat er niet één goede manier is, heeft het de voorkeur om de kennis descriptief aan te bieden. Dus ‘zo gaat dat meestal’ in plaats van ‘zo hoort dat’. Houd dat in uw achterhoofd wanneer u meer persoonlijke thema’s behandelt, zoals opvoeding, levensstijl of communicatie met anderen. Het is niet de bedoeling om cursisten van een bepaalde aanpak te overtuigen.

• In de KNM-trainer staan een aantal controversiële onderwerpen die bij u of bij cursisten gevoelig kunnen liggen. Denk aan seksualiteit, religie, LHTBI-onderwerpen of de Jodenvervolging. Het begeleiden van gesprekken over maatschappelijk gevoelige onderwerpen in de NT2-les is een hele kunst en vraagt voorbereiding en oefening. Bij een gesprek moet iedereen zich veilig kunnen voelen, iets wat door tegenovergestelde opvattingen en machtsverhoudingen in het gedrang kan komen. Zorg voor een open gespreksklimaat, gericht op het houden van verbinding met álle cursisten. Volg de principes van ‘eerst volgen, dan leiden’. Volgen betekent vertrekken vanuit wat cursisten zelf aanbrengen, aandachtig naar ze luisteren en goed observeren. Let juist ook op stille cursisten en probeer ze bij het gesprek te betrekken. Door cursisten de ruimte te geven te zeggen wat ze vinden en naar hun inbreng te luisteren, laat u zien dat u hen serieus neemt en blijft u verbonden met hen. Leiden gebeurt door het gesprek een inhoudelijke wending te geven, bijvoorbeeld door kritisch door te vragen op de argumentatie van cursisten en andere perspectieven ernaast te zetten. Daarbij gaat het niet om het overtuigen van cursisten om ze tot een andere opvatting te brengen of tot consensus te dwingen. Het gaan om het stimuleren tot reflectie op hun eigen en andermans zienswijzen en de effecten op anderen. Zie voor meer tips en uitgebreide toelichting het boek: Nuwenhoud, A. (2018). Interculturele communicatie in de NT2-les. Hoofdstuk 7 Omgaan met gevoelige kwesties in de NT2-les. Coutinho.

Algemene handleiding KNM-trainer bij LINK en LINK+ 8

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.