Nationale Plantentuin van BelgiĂŤ Jaarverslag 2013
Nationale Plantentuin van BelgiĂŤ Jaarverslag 2013
Voorwoord
Het plantenrijk ontdekken, onderzoeken en beschermen en met deze kennis samen bouwen aan een duurzame toekomst.
Met deze nieuwe missie vat de Plantentuin op een kernachtige manier de essentie van zijn opdracht samen. De Plantentuin heeft een ruimere opdracht dan andere op planten gerichte instellingen en is veel meer dan een mooi kasteelpark. Plantentuinen wereldwijd combineren fundamenteel onderzoek zoals taxonomie en fylogenie, met ex situ en in situ conservatieprogramma’s. Ze delen deze plantenkennis om de publieke opinie te sensibiliseren over het belang van planten in ons dagelijks leven. Onze gespecialiseerde equipe vakkundige medewerkers werkt dagelijks samen met heel uiteenlopende personen en organisaties, zowel lokaal als internationaal, met als doel een echt verschil te maken in de samenleving en om een duurzame toekomst te behartigen. Ons netwerk van samenwerkingen omvat lagere en secundaire scholen, universiteiten, onderzoeksinstellingen en natuurorganisaties. In het afgelopen jaar hebben onze medewerkers belangrijke bijdragen geleverd aan de inventarisatie van de biodiversiteit wereldwijd. Dit werd mogelijk door de combinatie van hun ruime expertise en hun toegang tot onze unieke wetenschappelijke collecties, vergaard doorheen de geschiedenis van ons instituut. De voorbeelden in het jaarverslag laten zien hoe traditionele onderzoeksmethoden worden gecombineerd met moderne wetenschappelijke methoden om de diversiteit aan planten te beschrijven en de evolutie ervan te ontrafelen. In 2013 is de Plantentuin ingestapt in een groot EU-project om ecologisch een van de meest kwetsbare Belgische ecosystemen te herstellen. Het belang van het koppelen van in situ en ex situ conservatie zal verder blijven toenemen aangezien een derde van al het plantenleven met uitsterven bedreigd wordt. Om beleidsmakers wereldwijd te overtuigen planten en de ecosystemen waarin ze leven beter te beschermen, is het essentieel om hun economisch potentieel te onderzoeken. Een uitdagend project van de Plantentuin schat de economische waarde van de Afrikaanse bossen in
voor wat betreft de eetbare paddenstoelen en gaat na hoe het behoud van de bossen kan bijdragen tot het verminderen van voedseltekorten en ondervoeding. 2013 was ook een spannend jaar voor onze medewerkers van de natuurhistorische collecties. Sommige ‘vergeten’ collecties kregen eindelijk de aandacht die ze verdienen en worden nu zorgvuldig geïnventariseerd en onderzocht. De Plantentuin versterkte ook zijn levende plantencollecties, zowel onder glas als buiten. Deze collecties werden uitgebreid met heel wat nieuwe en boeiende planten. Vele collecties zijn belangrijk voor wetenschappelijk onderzoek en voor conservatieprogramma’s, terwijl andere specifiek gericht zijn op het brede publiek. Het educatieprogramma van de Plantentuin werd verder uitgebreid met onder andere een speciale rondleiding voor blinden en slechtzienden. Er werd voorzien in hun noden, waardoor deze doelgroep nu op zijn geëigende manier mee kan genieten van de Plantentuin. Met dit jaarverslag sluiten we een episode in onze geschiedenis af. Op 1 januari 2014 werd de Plantentuin overgedragen naar de Vlaamse Gemeenschap en werd hij omgedoopt tot ‘Plantentuin Meise’. Het personeel werd toegewezen aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, maar iedereen zal blijven samenwerken om onze missie te verwezenlijken. De voorbereiding voor deze overdracht vereiste veel inzet van alle betrokken administraties: in de eerste plaats van het personeel van de Plantentuin, maar ook van verscheidene personen van het federale niveau en de Vlaamse en Franse Gemeenschap. Dankzij de gezamenlijke inspanningen werd de overgang goed voorbereid en zien we uit naar een positieve toekomst. Tot slot wil ik graag alle medewerkers, vrijwilligers, gidsen, de federale overheid, de overheden van de Vlaamse en Franse Gemeenschap en onze vele sympathisanten bedanken voor al het werk dat in 2013 werd gerealiseerd. Ik ben ervan overtuigd dat we samen klaar zijn om de uitdagingen die voor ons liggen aan te pakken! Steven Dessein Administrateur-generaal
Biodiversiteit ontdekken en optekenen
Biodiversiteit ontdekken en optekenen
5 — 11
Tot op vandaag blijft het totale aantal soorten van onze planeet onbekend. Veel soorten moeten nog ontdekt worden, vooral in de tropen en in bepaalde groepen, zoals de schimmels en algen. Dit gebrek aan wetenschappelijke kennis draagt een groot risico in zich. Soorten zijn immers de fundamentele bouwstenen van ecosystemen en een grondige kennis van de soorten is essentieel om te kunnen begrijpen hoe onze levende planeet werkt. Soorten ontdekken, beschrijven, benoemen en classificeren vormt de kern van ons wetenschappelijk onderzoek. Onze taxonomen combineren klassieke methodes zoals morfologie, histologie en anatomie met moderne technieken zoals raster elektronenmicroscopie, digitale beeldvorming en DNA barcodering. Hun werk draagt bij tot een wereldwijd aanvaarde, stabiele en wetenschappelijke indeling van alle levensvormen in een systeem dat de evolutionaire oorsprong weerspiegelt. De taxonomische gegevens en identificatiemiddelen zoals flora’s, ontwikkeld door onze specialisten, zijn cruciaal voor vele andere onderzoeksdomeinen en ook voor commerciële doeleinden.
Plantendiversiteit veiligstellen 12 — 16
Ecosystemen begrijpen 17 — 19
Planten en mensen (opnieuw) verbinden 20 — 24
Inspireren en informeren 25 — 29
Ons patrimonium valoriseren 30 — 35
Organisatie 36 — 40
De Plantentuin in cijfers 41 — 66 4—5
Streptocarpus bindseilii bij Rugarama in Rwanda, een recent beschreven en zeldzame endemische soort uit de Gesneriaceae familie, die nog behandeld moet worden in de Flore d’Afrique centrale. Foto Eberhard Fischer.
Een Flora is een publicatie waarmee planten kunnen worden geïdentificeerd. Het is een essentieel stuk gereedschap, niet alleen voor gespecialiseerde taxonomen, maar ook voor ecologen, bosbouwers, natuurbeschermers, etnobotanici en zelfs zoölogen die bijvoorbeeld onderzoeken wat een bepaald dier eet. In tropisch Afrika is een complete Flora beschikbaar voor het westelijk en oostelijk deel, maar de centrale regio is slechts gedeeltelijk gedekt. Dat is een serieuze belemmering voor wetenschappers en natuurbeschermers in die regio, die nu sterk afhankelijk zijn van een netwerk van specialisten om de soorten te identificeren en aan te duiden welke het minst algemeen en sterkst bedreigd zijn. Sinds 1948 coördineert de Plantentuin de productie van de Flore d’Afrique centrale, die alle planten omvat die voorkomen in de Democratische Republiek Congo, Rwanda en Burundi. Deze Flora is uitgegroeid tot een serie boeken met meer dan 6000 soorten die behoren tot 180 families. Ondanks deze geweldige inspanning dekt dit werk slechts 60% van het totaal aantal soorten. Gedurende de voorbije twee decennia was de vooruitgang beperkt. Echter, in 2013 besloot de Plantentuin om zijn verantwoordelijkheid te nemen en nieuw leven in dit ambitieuze project te blazen. Vanaf 1 oktober 2013 werd een specialist aangesteld om de inspanningen te coördineren die moeten leiden tot de afronding van de resterende 40% van de Flora. Zijn taak is om een gedegen netwerk van specialisten op te zetten, die bereid zijn om bij te dragen aan de serie Flore d’Afrique centrale. Deze specialisten moeten duizenden artikelen kritisch lezen, honderdduizenden herbariumcollecties nauwkeurig bestuderen en de productie van enkele duizenden tekeningen organiseren. Naast de gedrukte versie wordt een slimme e-omgeving ontworpen om de verzamelde data in onder te brengen. Deze online versie faciliteert de toegang tot alle informatie, vereenvoudigt het proces van verbeteren en aanvullen ervan (zelfs met nieuwe soorten), en maakt de ontwikkeling van afgeleide producten, zoals een app voor mobiele telefoons, mogelijk. Voorts zal de Plantentuin proberen extra financiering te verwerven voor het trainen en opleiden van een voldoende grote groep regionale botanici in Midden-Afrika, die kunnen assisteren bij de Flora-productie en het onderhouden en bijwerken van de e-versie. Het doel is om de Flore d’Afrique centrale en de e-versie in 15 jaar tijd af te ronden. Zeker een nobel streven!
Toename van behandelde soorten in het verleden (groen) en voorziene verdere afwerking (zwart) van de Flore d’Afrique centrale.
Elk jaar organiseren onze onderzoekers overal ter wereld veldwerk en ontdekken daarbij nieuwe soorten planten en schimmels. Weer in het laboratorium, worden de zorgvuldig verzamelde monsters diepgaand bestudeerd met behulp van een reeks wetenschappelijke instrumenten, zoals licht- en scanningelektronenmicroscopen, chemische analyses en DNA-onderzoek. In 2013 beschreven onze wetenschappers 18 soorten diatomeeën, 13 soorten korstmossen, 1 schimmelsoort en 21 soorten bloemplanten als nieuw voor de wetenschap. Door hun studies spelen onze taxonomen een belangrijke rol bij het inventariseren van de biodiversiteit in de wereld. Af en toe worden nieuwigheden zelfs dicht bij huis gevonden: bijvoorbeeld de hybride Magnolia ×nooteboomiana Geerinck. Deze niet eerder beschreven sierboom werd ontdekt in een laan in Elsene, een voorstad van Brussel. En de ectoparasitaire schimmel Cantharomyces elongatus Haelewaters & De Kesel werd voor het eerst geregistreerd in een essenbos in Nederland. Midden-Afrika, een bekende hotspot van diversiteit, trekt door onze historische connecties met de regio de bijzondere aandacht van onze onderzoekers. Onder de nieuwe diatomeeënsoorten beschreven in 2013, is Cavinula lilandae Cocquyt, M.de Haan & J.C.Taylor een vermelding waard als de eerste nieuw beschreven algensoort die resulteert uit de Belgische ‘Boyekoli Ebale Congo 2010 expeditie’ op de Congostroom. Er is vrijwel niets bekend over de diversiteit van algen in de Democratische Republiek Congo; er zullen dus in de komende jaren zeker nog nieuwe soorten beschreven worden uit die regio. Tijdens de hiervoor genoemde expeditie werd ook een nieuw korstmos ontdekt: Piccollia congolensis Van den Broeck, Aptroot & Ertz. Korstmossen worden zowel bestudeerd met morfologische studies als met moleculaire analyses. In 2013 uitgevoerde studies in de Plantentuin resulteerden in de beschrijving van drie nieuwe geslachten van korstmossen uit Chili, Madagaskar en Brazilië (Austroroccella Tehler & Ertz , Savoronala Ertz, Eb.Fisch., Killmann, Razafin. & Sérus. en Sergipea M.Cáceres, Ertz & Aptroot). Maar het is niet enkel tijdens expedities dat nieuwe soorten worden ontdekt. Het herbarium van de Plantentuin bevat veel ongeïdentificeerde exemplaren van bloemplanten, die een aantal decennia geleden verzameld werden en nog steeds wachten op identificatie. Het onderzoek naar de Afrikaanse flora was in 2013 voornamelijk gericht op de geslachten Justicia (Acanthaceae) en Psychotria (Rubiaceae). Onze wetenschappers beschreven resp. 11 en 8 soorten uit deze geslachten als nieuw voor de wetenschap, de meeste ervan endemisch in Midden-Afrika en bedreigd in het wild. Veldwaarnemingen zijn belangrijk om taxonomische problemen op te lossen. Dit bleek het geval voor de nieuwe Afrikaanse soort Kalaharia schaijesii Bamps (Lamiaceae), die voorheen werd verward met de enige andere vertegenwoordiger van dat genus. Opmerkingen van de verzamelaars over de groeiwijze en bloemkenmerken toonden aan dat dit een aparte soort is.
Afronding van de Flora van Midden-Afrika
Vooruitgang Flore d'Afrique centrale (Spermatophytae) 10000 9000 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000
Biodiversiteit ontdekken en optekenen
24
20
16
12
28 20
20
20
20
20
04
00
96
92
88
08 20
20
20
19
19
19
80
76
72
68
64
84 19
19
19
19
19
19
56
60 19
52 19
6—7
19
48
0 19
Piccollia congolensis Van den Broeck, Aptroot & Ertz, een nieuw korstmos uit het Congolese regenwoud. Cavinula lilandae Cocquyt, M.de Haan & J.C.Taylor, een nieuwe diatomeeënsoort van het Congobekken. Boomstam bedekt met korstvormige lichenen in het Congolese regenwoud.
Nieuw voor de wetenschap
De rivier Lilanda, ten noordwesten van Yangambi, Democratische Republiek Congo.
Eén van de doelstellingen van de ‘Boyekoli Ebale Congo 2010 expeditie’ was het bestuderen van de diversiteit binnen de diatomeeën in het Congobekken. Op verschillende locaties langsheen de Congostroom werden waterstalen genomen: stroomafwaarts Kisangani (Democratische Republiek Congo) ter hoogte van een aantal belangrijke zijrivieren, namelijk de Lomami-, de Itimbiri- en de Aruwimirivier, en in een aantal kleinere rivieren en beekjes zoals de Lubilu en de Lilanda in de omgeving van Yangambi. Voor de identificatie van de aanwezige soorten werden de stalen meegebracht naar de Plantentuin. Bij een eerste onderzoek van de monsters blijkt dat een zeer groot aantal diatomeeën nog niet gekend zijn. Dit in tegenstelling tot het geringe aantal waargenomen kosmopolitische soorten waaronder Navicula rostellata, Staurosirella pinnata en Ulnaria ulna. Afrikaanse en tropisch Afrikaanse soorten waren ook aanwezig waaronder Fragilariforma strangulata en Gomphonema zairensis. Interessant om melden is het feit dat een aantal van de waargenomen taxa voorheen vermeld en beschreven werden uit Zuid-Amerika. Deze omvatten onder andere Encyonopsis frequentis Krammer en Gomphosphenia tenerrima. Een aantal van de waargenomen taxa in het Congobekken zijn nauw verwant aan (maar verschillen van) soorten beschreven uit het Amazonebekken in Zuid-Amerika, terwijl andere meer verwantschap vertonen met soorten beschreven uit tropisch Azië. Een voorbeeld hiervan is een taxon dat verwant is aan Navicula fuerbornii, beschreven uit Java. Navicula fuerbornii werd ook gemeld uit Ghana, maar bij nadere studie blijkt dat de illustratie afwijkt van de originele typetekening van Java. Dit betekent dat de naam onterecht gegeven werd aan het taxon uit Ghana. Een nieuw taxon dient dus beschreven te worden te meer daar het waargenomen taxon in de Democratische Republiek Congo hetzelfde is als dit gevonden in Ghana. Veel van de nieuw gevonden taxa behoren tot het genus Eunotia, een typische component van zure kleinere rivieren en beken met een pH-waarde vaak lager dan 5. Deze habitats, normaal met lage soortendiversiteit, bevatten ook een andere nieuwe soort die in 2013 werd beschreven en gepubliceerd: Cavinula lilandae Cocquyt, M.de Haan & J.C.Taylor. Deze soort werd genoemd naar de typelocatie, de rivier en het dorpje Lilanda. De grote zijrivieren van de Congostroom, met een pH-waarde boven de 8, vertoonden een grotere diversiteit aan soorten. Vaak werden meer dan 50 taxa waargenomen in één staal. Er werd gestart met de beschrijving van verschillende andere nieuwe soorten, andere zijn in druk of ingediend bij peer-reviewed internationale tijdschriften. Deze diatomeeënstudies werden mogelijk gemaakt dankzij de betrokkenheid van de Plantentuin in de ‘Boyekoli Ebale Congo 2010 expeditie’ (http://www.congobiodiv.org/nl/expeditie2010) en dankzij twee bijkomende projecten gefinancierd door het Federaal Wetenschapsbeleid, nl. COBAFISH (Congo basin: From carbon to fishes) en COZADIMA (Preliminary study of diatoms as potential water quality indicators for the tropical Congo and Zambezi sister basins).
Biodiversiteit ontdekken en optekenen
Protosteloïde amoeben in de Democratische Republiek Congo
Protosteloïde amoeben zijn bacterivore protisten die kunnen voorkomen op plantaardig afval. Ze vertegenwoordigen een kleine groep van 33 soorten en worden traditioneel samen met twee andere groepen vruchtlichaamvormende amoeben, myxomyceten en dictyosteliden, ondergebracht in de Eumycetozoa. De determinatie van de taxa gebeurt op basis van morfologische kenmerken van de microscopisch kleine vruchtlichamen die opgebouwd zijn uit een doorschijnende steel waarop één of meerdere sporen rusten. Het voorkomen van protosteloïde amoeben in de Democratische Republiek Congo werd bestudeerd in culturen van substraten die ver zameld werden tijdens de ‘Boyekoli Ebale Congo 2010 expeditie’ tussen de steden Kisangani and Bumba. Dit is het eerste onderzoek naar protosteloïde amoeben in Midden-Afrika, voorheen waren enkel meldingen bekend uit Egypte, Kenia, Malawi, Tanzania en Uganda. In de culturen van ingezamelde substraten (dode, nog bevestigde bladeren) kwamen 23 soorten of 70% van het totale aantal wereldwijd gekende soorten tot ontwikkeling. Twee van deze soorten, Schizo plasmodiopsis reticulata en Schizoplasmodium seychellarum, zijn nieuwe vondsten voor het Afrikaanse continent. Een nog onbeschreven soort LHI05 was voor de eerste maal geobserveerd buiten Hawaï. Daarnaast werden nog 5 onbekende taxa waargenomen en gedocumenteerd. De hoge soortendiversiteit uit een eerder beperkt aantal stalen laat vermoeden dat de bezochte regio, samen met Hawaï, één van de tropische hotspots is voor protosteloïde amoeben.
Herziening van namen van blauwwieren (Cyanobacteria)
De wetenschappelijke namen van planten moet op een bepaalde manier gepubliceerd worden zoals vastgelegd is in de Internationale Code van Botanische Nomenclatuur (ICBN). Dit zorgt voor een duidelijk begrip van geldige namen in de hele wetenschappelijke wereld en voorkomt onder andere dat twee taxa dezelfde naam krijgen. Soms worden namen niet geldig gepubliceerd. In dat geval moeten correcties worden aangebracht. Gloeobacter violaceus Rippka et al. werd in 1974 als naam aan een primitief blauwwier (Cyanobacterie) gegeven. Fylogenetisch is dit een belangrijke soort binnen de blauwwieren omdat ze thylakoiden mist, de plek waar de licht-afhankelijke reacties van de fotosynthese plaatsvinden. Hoewel Gloeobacter violaceus uitgebreid werd geciteerd in de experimentele, taxonomische en fylogenetische literatuur, werd recent vastgesteld dat de naam van het geslacht Gloeobacter niet geldig gepubliceerd werd. En dus heeft deze soort geen waarde, noch binnen de Internationale Code van Botanische Nomenclatuur, noch binnen de Internationale Code van de Nomenclatuur van de Prokaryoten. Als gevolg hiervan werden de namen Gloeobacter en G. violaceus gevalideerd door het toewijzen van een holotype volgens artikel 40 van de ICBN. Tijdens dit onderzoek bleek dat verschillende andere namen prioriteit hadden boven G. violaceus. Meer zelfs, één van deze namen was het type van een ander genus, Gloeothece. Om het toekomstig gebruik van de namen Gloeobacter violaceus en Gloeothece mogelijk te maken, was het nodig om beide namen te bewaren. Daarvoor werden twee voorstellen ter bewaring ingediend in het wetenschapstijdschrift Taxon. De voorstellen worden onderzocht door het Comité voor de Nomenclatuur van algen en door het Algemeen Comité voor de nomenclatuur. Zij beslissen of beide namen worden opgenomen op de lijst van ‘Nomina conservanda’ of bewaarde namen. 8—9
Het verzamelen van dode, nog bevestigde bladeren voor het opkweken van protosteloïde amoeben.
Diatomeeëndiversiteit in het Congobekken
Biodiversiteit ontdekken en optekenen
De ‘Catalogue of Life’ is een ambitieus project dat een online register creëert van alle soorten organismen ter wereld en ook de verwantschappen tussen deze organismen verduidelijkt. Dit register vormt de taxonomische ruggengraat voor andere internationale projecten, zoals de ‘Global Biodiversity Information Facility’ en de ‘Encyclopedia of Life’. In 2013 werkten wetenschappers van de Plantentuin via het door de Europese Unie gefinancierde i4life project mee aan de Catalogue of Life. Dit project wil het aantal soorten in de Cata logue vergroten door wetenschappelijke instellingen te stimuleren om eraan bij te dragen. Gezien zijn expertise in de Afrikaanse flora koos de Plantentuin voor het aanleveren van checklists van endemische of bijna-endemische Afrikaanse families. Sommige van deze endemische families zijn taxonomisch slecht gekend. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de Hydrostachyaceae, zeldzame zoetwaterplanten die voorkomen in watervallen en stroomversnellingen, de Grubbiaceae, een 90 miljoen jaar oude familie die enkel voorkomt in het Kaapse Schiereiland in Zuid-Afrika, en de Dioncophyllaceae. Tot deze laatste familie behoort Triphyophyllum peltatum, een ongewone klimmende vleesetende plant, samen met andere zeldzame planten uit tropisch West-Afrika. Omdat deze plantenfamilies slecht gekend zijn, worden ze vaak over het hoofd gezien in taxonomische onderzoeksprojecten. Noch thans zijn het belangrijke kandidaten voor conservatie omdat zij diverse evolutionaire lijnen vertegenwoordigen. Tot nu toe hebben wetenschappers van de Plantentuin ongeveer duizend geldige plantennamen en synoniemen bijgedragen aan de Ca talogue of Life. Maar we werken verder aan de checklist en verwachten in de toekomst een extra 800 namen te kunnen leveren.
Samengesteld blad van de Afrikaanse plantensoort Cnestis ferruginea DC. (Connaraceae), gecultiveerd in de serres van de Plantentuin.
Zo’n 160 miljoen jaar geleden brak Madagaskar af van het oude supercontinent Gondwana. Later braken ook Antarctica en Indië af van Madagaskar waardoor het eiland reeds 80 miljoen jaar geïsoleerd ligt in de Indische Oceaan. Deze lange scheiding maakt het volstrekt onmogelijk dat bloemplanten op Madagaskar aanwezig waren voor het zich losmaakte (bloemplanten ontstonden immers veel recenter). Ondanks deze lange isolatie is Madagaskar de thuisbasis van meer dan 12.000 plantensoorten, waardoor het één van de meest diverse flora’s op de planeet heeft. Daarenboven zijn de meeste soorten endemisch, dat wil zeggen dat ze enkel op Madagaskar voorkomen. Deze studie stelt de vraag waar al die unieke Madagaskische plantensoorten vandaan komen. We voerden een moleculaire studie uit van het pantropische genus Ixora dat met zo’n 530 soorten één van de grootste genera is van de Rubiaceae of koffiefamilie. Er komen veertig Ixora-soorten voor in continentaal Afrika; veertig andere zijn endemisch in Madagaskar. Onze studie toonde aan dat de Madagaskische Ixora-soorten behoren tot twee lijnen van verschillende leeftijden. Er heeft minstens één langeafstandsverspreiding plaatsgevonden vanuit Oost-Afrika over het Kanaal van Mozambique naar Madagaskar. Dit gebeurde ongeveer acht miljoen jaar geleden. Eenmaal aangekomen in Madagaskar, begon Ixora aan de kolonisatie van het grote eiland en paste zich aan aan verschillende ecologische omstandigheden. Dit resulteerde in een snelle radiatie van het genus. De Madagaskische Ixora-soorten zijn dus recente endemische soorten, die in situ evolueerden na trans-oceanische dispersie. De twee afzonderlijke lijnen van Madagaskische Ixora’s vertonen gelijkaardige morfologische innovaties, uniek binnen het genus. Dit suggereert dat de ontwikkeling van de twee groepen gebeurde onder druk van dezelfde factoren. In vergelijking met continentaal Afrika, heeft het genus in Madagaskar een zeldzame differentiatie ondergaan. Er is een trend tot afname van het aantal bloemen per bloeiwijze van enkele honderden bloemen tot enkele of zelfs één enkele bloem. Bovendien is de bloemgrootte spectaculair variabel, met kroonbuizen die in lengte verschillen van 0,4 tot 23 cm. Na aankomst in Madagaskar is Ixora gediversifieerd in veertig soorten met unieke morfologische kenmerken, en dit alles in een periode van minder dan acht miljoen jaar. Hoe is deze snelle radiatie te verklaren? Klimatologische schommelingen zijn één van de belangrijkste sturende krachten van snelle radiatie, en deze zijn aangetoond voor het Plio- en Pleistoceen. Als het klimaat droger wordt, verkleint de oppervlakte ingenomen door tropische bossen, die dan geïsoleerd worden in een droger landschap. Eenmaal geïsoleerd, kunnen populaties van eenzelfde soort verschillende kenmerken ontwikkelen en uitgroeien tot verschillende soorten. Bestuivers zijn ook een drijvende kracht voor radiatie. Het lengteverschil in de bloemen van de Madagaskische Ixora’s heeft ongetwijfeld geleid tot verhoogde bestuiverspecificiteit. Hierdoor werden opnieuw populaties geïsoleerd, zij het dan niet geografisch, waardoor ze evolueerden tot verschillende soorten.
Onze bijdrage aan de Catalogue of Life
Dumortiera is voortaan een gratis digitaal tijdschrift
In vergelijking met 2012 verdrievoudigde in 2013 het aantal abonnees van Dumortiera, het veldbotanische tijdschrift van de Plantentuin. De reden hiervoor was de beslissing om het tijdschrift gratis online te publiceren. Gelanceerd in 1975, groeide het tijdschrift uit tot een belangrijke schakel tussen professionele en amateurbotanici. In de voorbije jaren was het aantal abonnees echter gevoelig geslonken. Na het verschijnen van nummer 100, in 2012, was het tijd voor verandering. Met het nummer 101 begon voor Dumortiera een nieuw, digitaal tijdperk. De nieuwe formule heeft talrijke voordelen: —— geïnteresseerden kunnen de artikels gratis als pdf-document downloaden; —— de auteurs kunnen extra materiaal inlassen, zoals omvangrijke bijlagen of kleurenillustraties van hoge kwaliteit. Zo kan een in de pdf ingewerkte illustratie van een volledig herbariumvel op scherm uitvergroot worden, waardoor de etiketinformatie of sommige in het artikel beschreven details van de plant beter zichtbaar zijn; —— de auteurs waarderen het sterk verruimde lezerspubliek; —— de abonnees ontvangen een e-mail zodra een nieuw nummer beschikbaar is. Behalve bijdragen in het Nederlands of het Frans (met een Engelse samenvatting), publiceert het tijdschrift voortaan ook artikels in het Engels. Artikels uit vroegere nummers kunnen eveneens gedownload worden, wat de inhoud van Dumortiera beter toegankelijk maakt voor een ruimere groep gebruikers. 10 — 11
Dumortiera 103.
Herbariumspecimen van Ixora peculiaris De Block, een soort met lange bloemen.
Out of Africa: recente trans-oceanische dispersie van plantensoorten naar Madagaskar
Bodemzaadbank van het zeldzame kruipend moerasscherm
Helosciadium repens (kruipend moerasscherm) is een kleine plant die vroeger gekend was als Apium repens; ze behoort tot de schermbloemenfamilie of Apiaceae. Het is een zeldzame soort die voorkomt in moerassen en natte weilanden met een beperkte en in hoofdzaak Europese verspreiding, en wordt door de Europese Habitat Richtlijn vermeld als een prioritair te beschermen soort. Gedurende tien jaar werd in de Plantentuin een onderzoeksproject uitgevoerd over de biologie en ecologie van de soort in Belgische populaties. Hiervoor werden onder ander tellingen gedaan van individuele planten in permanente proefvlakken. Deze metingen kunnen echter geen beeld geven van de zaden die in de bodemzaadbank aanwezig zijn, hoewel deze van cruciaal belang kunnen zijn voor de overleving van een soort. Vermits kruipend moerasscherm in sommige vroegere vindplaatsen teruggevonden is na meer dan 50 jaar afwezigheid, vermoedden we dat het een langlevende bodemzaadbank bezit. Dus werd een onderzoek gestart over de bodemzaadbank. In de drie grootste populaties werden bodemstalen genomen, die vervolgens door zeven gespoeld en gedroogd werden. De bekomen grondfracties werden onder een binoculair bekeken, en toonden een glimp van een vaak verrassend mooie ondergrondse wereld. De aangetroffen zaden van H. repens werden gemeten en gingen voor langeÂtermijnbewaring naar de zaadbank van de Plantentuin. De donkerbruine zaden bleken moeilijk te onderscheiden van de grond, wat hun telling onbetrouwbaar maakte. Daarom werden de bodemstalen in een dunne laag aangebracht op teilen met potgrond en in serres geplaatst en gegoten. Dit resulteerde in de kieming van honderden zaailingen van H. repens. Van meer dan 500 hiervan werd materiaal ingezameld en op silicagel bewaard, om later de genetische samenstelling van de bodemzaadbank te kunnen analyseren. Enkele zaailingen werden uitgeplant voor de versterking van een bestaande populatie, die sterk achteruitgegaan was door onder meer een onaangepast beheer.
12 — 13
Zaailingen gekiemd uit bodemstalen van populaties van kruipend moerasscherm (Helosciadium repens).
Naar schatting een derde van alle plantensoorten is bedreigd of staat op het punt uit te sterven in het wild, hoofdzakelijk als gevolg van de fragmentatie en vernietiging van hun habitat, gecombineerd met klimaatveranderingen. Elke plant speelt nochtans een cruciale rol in een gezond functionerend ecosysteem. Sommige kunnen bovendien ongekende schatten bevatten zoals moleculen met nuttige medische eigenschappen. Daarom is het veiligstellen van plantensoorten essentieel. Ons onderzoek draagt bij tot de ontwikkeling van instrumenten voor in situ conservatie in waardevolle natuurgebieden, zowel nationaal als internationaal. Maar soorten kunnen ook buiten hun natuurlijk verspreidingsgebied, of ex situ, beschermd worden. We verzamelen plantenmateriaal in het wild om het te bewaren en te vermeerderen in onze eigen levende collecties of in deze van partnertuinen. Onze zadenbank bevat zaden van verschillende zeldzame en bedreigde soorten waardoor we kritieke genetische variatie van een soort vrijwaren. Door onze expertise en collecties te combineren zijn we in staat om te helpen bij het opnieuw introduceren van soorten in hun natuurlijke habitat, vandaag al maar ook in de toekomst.
De meeste populaties van kruipend moerasscherm komen voor in paardenweiden.
Plantendiversiteit veiligstellen
De Plantentuin doet mee aan ecologisch herstel
Ontwikkeling van vermeerderingsprotocols in de kweekserres van de Plantentuin.
Zaadoogst van strobloem (Helichrysum arenarium) in het wild door het personeel van de Plantentuin.
Transplantatie van steenanjer (Dianthus deltoides) in een hersteld grasland in het zuiden van België.
Voedselarme graslanden en een aantal van de hun kenmerkende soorten zijn sterk bedreigd in veel Europese landen, waaronder België. De belangrijkste redenen hiervoor zijn habitatversnippering, het opgeven van de traditionele agro-pastorale activiteiten en de intensivering van de landbouw. Het is dus noodzakelijk om de overblijvende graslandfragmenten te beschermen en ze door goed beheer te herstellen. Dit werk omvat o.a. het herstellen van populaties van met uitsterven bedreigde plantensoorten. Deze zouden immers zonder menselijke tussenkomst geen natuurlijke verjonging kennen door het beperkt verspreidingsvermogen van de soorten en doordat er geen zaadbank in de bodem aanwezig is. Deze uitdagende taken worden uitgevoerd in het zuiden van België in het kader van het EU LIFE-Natuur-project (LIFE11 NAT/ BE/001060). De partners in dit project zijn Natagora, de SPWallonie (DEMNA en DNF) en de Plantentuin. Dit zeven jaar durend project (2013-2019) is gericht op het behoud en herstel van 400 ha prioritaire graslanden. De aanpak is geïntegreerd, met zowel in situ als ex situ bewaringstechnieken. LIFE middelen worden gebruikt om 11 verschillende typen grasland te herstellen. Hierbij zitten zes prioritaire habitats, zoals droge kalkgraslanden op zand, droge half-natuurlijke graslanden en soortenrijke heischrale graslanden. Als expertisecentrum voor ex situ conservatie is de Plantentuin verantwoordelijk voor de herintroductie en de versterking van zes doelsoorten: steenanjer (Dianthus deltoides), mantelanjer (Petrorhagia prolifera), strobloem (Helichrysum arenarium), kluwenklokje (Campa nula glomerata), rozenkransje (Antennaria dioica) en valkruid (Arnica montana). De bedoeling is de effectieve grootte van de bestaande populaties te verhogen (versterking) en uitgestorven populaties te herstellen (herintroductie) teneinde verbindingen in het landschap te verbeteren. Van elk van deze soorten werden zaden geoogst in 3 tot 4 bronpopulaties dicht bij de te herstellen graslanden. Bladeren van elke bron- en doelpopulatie werden bemonsterd om de genetische diversiteit binnen en tussen de populaties in te schatten. Om de zaadbank te kunnen bestuderen werden bodemstalen genomen. Na een paar maanden testen met verschillende substraattypes, werd voor elke doelsoort een vermeerderingsprotocol ontwikkeld. In 2013 werden al duizend planten van Dianthus deltoides geplant in twee herstelde sites. Voorafgaand aan het planten werd elk individu onderworpen aan morfometrische metingen (lengte en breedte van het grootste blad). Eenmaal op het terrein worden deze planten nauwkeurig gekarteerd om langetermijnmonitoring (overleving, vegetatieve groei, bloei, vruchtzetting, kiemkracht, nakomelingen) te vergemakkelijken. Andere herintroducties worden gepland naarmate het herstel van de graslanden vordert.
Plantendiversiteit veiligstellen
14 — 15
Gebruik van lokale planten in het arboretum van ERAIFT.
Heraanleg van het ERAIFT arboretum in de Democratische Republiek Congo
Ecosystemen begrijpen
De directie van het ERAIFT (Ecole régionale post universitaire d’Aménagement et de Gestion intégrés des Forêts et Territoires tropicaux) wenste de groene zone rond hun gebouwen te verbeteren. Deze was in het verleden volledig aangeplant met Acacia en Eucalyptus om de effecten van ernstige erosie tegen te gaan. Onze Plantentuin stelde voor om de beplantingswerkzaamheden te ondersteunen met een gemeenschappelijk project van de Plantentuin, ERAIFT en UNESCO. De doelstelling van het project was de realisatie van een didactisch arboretum voor de vorming van de studenten (van ERAIFT en andere faculteiten) in het identificeren van de typische woudbomen van de Democratische Republiek Congo. Een eenvoudig beplantingsschema werd ontworpen dat de oppervlakte opsplitst in verschillende percelen die elk één plantensoort bevatten. Voor de praktische uitvoering van de aanleg van het nieuwe arboretum moest de Plantentuin op zoek naar lokale partners. Hiervoor werd een beroep gedaan op de lokale NGO ‘Vrienden van de Natuur en Tuinen’, die zich toespitst op concrete natuurbehoudprojecten. Zo werden lokale werkers aangeworven als dagloners, vooral vrouwen en jongvolwassenen (de zogenaamde ‘shegues’ die op de straat leven). De eerste aangeplante zone van 2,7 ha groot werd verrijkt met 280 bomen van 30 verschillende soorten die voorzien werden van een etiket (bv. Milicia excelsa, Milletia laurentii, Penthacletra macrophylla, Pericopsis elata en Terminalia superba). Er zijn ook plannen voor een natuurpad dat als educatief instrument moet dienen om het grote publiek te sensibiliseren rond thema’s zoals bescherming van het milieu, bedreigde soorten en het duurzaam beheer van brandhout. Onze Plantentuin blijft de aanplantingen in 2014 opvolgen om de succesvolle afloop van dit project te verzekeren.
Plantendiversiteit veiligstellen
In een wereld waarin het milieu steeds meer onder druk staat, moeten planten, ecosystemen en de diensten die zij leveren behouden worden om de planeet gezond te houden. Ze spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol in de globale watercyclus, helpen woestijnvorming tegengaan en matigen de effecten van broeikasgassen. Het werk van onze onderzoekers helpt ons begrijpen hoe ecosystemen functioneren en hoe ze beschreven en opgevolgd kunnen worden. Ook onderzoeken ze de invloed van invasieve soorten op inheemse soorten. Over heel de wereld, in Afrika zowel als in België, is de mensheid volledig afhankelijk van gezonde ecosystemen.
16 — 17
Cantharellus ruber, eetbare paddenstoel en courante soort in Zambezische bossen.
Eetbare paddenstoelen: een belangrijke bron van voedsel en inkomsten in tropisch Afrika.
Vanuit natuurbeschermingsorganisaties is er zeer veel aandacht voor de mega-diverse regenwouden van het Centraal-Afrikaanse Congobekken en hun teloorgang door de houtindustrie. Dat een minstens even groot bosgebied rondom het gehele Congobekken op grote schaal ontbost wordt voor de productie van houtskool, is echter minder goed gekend. Deze bossen (miombo’s en ijle bossen) kennen een lang droog seizoen (minstens 4 maanden) en veel boomsoorten zijn er van nature bestand tegen bosbrand. Het zijn kwetsbare ecosystemen die na kaalkap zelden of niet herstellen tot nieuw bos. De druk op dit open en zeer uitgestrekte bosecosysteem is extreem hoog omdat bijna de helft van de Afrikaanse bevolking ervan afhangt voor voedsel, brandstof, constructiehout en dergelijke. Onderzoekers van de Plantentuin hebben een methode ontwikkeld die naast taxonomische gegevens ook tools levert ten behoeve van het behoud en duurzaam gebruik van deze bossen. De techniek bestaat erin om de waarde van alle niet-houtige producten uit het woud, in dit geval de eetbare paddenstoelen, nauwkeurig te bepalen. Het is een essentiële stap in de ecosysteemevaluatie van een naar economische waarde volledig onderschat en bedreigd bosecosysteem. De jaarlijkse natuurlijke productie van eetbare paddenstoelen werd bepaald in permanente proefvlakken, geïnstalleerd in verschillende bostypes. Dit onderzoek werd uitgevoerd in bossen in Bénin (Soedanees gebied) en in het zuidoosten van de Democratische Republiek Congo (Zambesisch gebied). In beide regio’s vormen paddenstoelen voor miljoenen inwoners een belangrijke bron van voedsel en inkomsten. De meeste soorten behoren tot de ectomycorrhiza paddenstoelen. Deze soorten leven allemaal in symbiose met de wortels van levende bomen. De soortensamenstelling blijkt sterk af te hangen van het bostype. Onze studie toont aan dat de cantharellen domineren in het Zambesische gebied, terwijl de melkzwammen domineren in het Soedanees gebied. De jaarlijkse opbrengst wilde paddenstoelen ligt zeer hoog en fluctueert tussen 100 en 300 kg per hectare, afhankelijk van de soort en het bostype. Indien slechts 10% hiervan verkocht kan worden aan de lokale marktprijs van € 1/kg, dan zou 1 hectare bos jaarlijks gemiddeld € 20 opleveren. De houtskoolproductie levert weliswaar € 300 per hectare, maar omwille van de moeizame bosregeneratie kan dit slechts één keer, of hooguit eens in de 30 jaar. Op termijn levert de bijzonder destructieve productie van houtskool slechts de helft op van de meer duurzame paddenstoelenpluk! De onderzoekers van de Plantentuin hebben met deze studie aangetoond dat het behoud van rechtstreekse ecosysteemdiensten, zoals het leveren van niet-houtige producten uit het bos, zowel financieel als cultureel veel voordeliger is voor de lokale bevolking dan de productie van houtskool. Kortetermijnwinsten wegen niet op tegen de voordelen van duurzaam gebruik.
Verkoop van houtskool en eetbare paddenstoelen in Katanga (Democratische Republiek Congo).
Tools voor het behoud en duurzaam gebruik van Afrikaanse bossen: eetbare paddenstoelen
Ecosystemen begrijpen
18 — 19
Archeologen moeten een brede waaier resten onderzoeken om het leven in het verre verleden te kunnen reconstrueren. Die omvatten resten van gebouwen, spectaculaire zuilen, aardewerkfragmenten, maar ook dierlijke en plantaardige resten uit de sedimenten. In 2013 hielp de Plantentuin archeologen van het Agentschap Onroerend Erfgoed en vzw Agilas bij de determinatie en interpretatie van plantenresten uit verschillende opgravingen in Vlaanderen. Wij werden met name gevraagd om zaden, vruchten en mossen te bestuderen uit de diepere delen van een Romeinse put in de Romeinse nederzetting van Asse (bij het centrum van het huidige Asse). De macroresten werden uit drie sedimentstalen gezeefd. De bewaringstoestand sinds de Romeinse tijd was redelijk slecht. Toch konden vijftig vaatplanten en negen mossen op naam gebracht worden, samen met verbrande graanresten. Het is aannemelijk dat de meeste resten uit de onmiddellijke omgeving van de waterput in Asse kwamen en van natte graslanden in de omgeving. De mossen suggereren de aanwezigheid van bos in de omgeving. Ook een aantal door de Romeinen ingevoerde soorten werd gevonden, waaronder Apium graveolens, Anethum graveolens en Prunus avium. De bramenpitten in het sediment kwamen ongetwijfeld van bramen die in het wild verzameld waren. Op een andere plaats, het Romeinse fort van Oudenburg, leverden twee waterputten heel veel goed bewaarde mosresten op. Het mos werd waarschijnlijk gebruikt als waterfilter. Plantenmateriaal van archeologische sites levert ons een goed zicht op de flora meer dan duizend jaar voor de enorme veranderingen in landgebruik en luchtkwaliteit door de industriële revolutie. Het grootste deel van het mossenmateriaal bestond uit slaapmossen die in grote matten verzameld werden op bomen en op boomvoeten, maar terrestrische soorten werden ook meegenomen. In totaal zijn 45 soorten geïdentificeerd en die geven ons een idee van de mosflora in die periode. Meerdere soorten waren tot voor kort nooit in Vlaanderen waargenomen. Verschillende hiervan waren frequent of zelfs dominant aanwezig in de stalen. Door de Europese wetgeving is zwaveldioxidevervuiling in de lucht sterk afgenomen, waardoor de luchtkwaliteit verbeterd is en verschillende van die soorten zich recent opnieuw gevestigd hebben en zich nu verder uitbreiden. Mettertijd zullen zij weer die soortenrijke mosmatten vormen in onze bossen.
Een takfragment van struikmos (Thamnobryum alopecurum) uit een waterput in de Romeinse nederzetting van Oudenburg (eerste helft 3e eeuw).
Overal ter wereld voorzien specifieke plantensoorten de lokale bevolking van voedsel, energie, gereedschap en werkinstrumenten, vezels voor kleding en natuurlijke geneesmiddelen. In vele delen van de wereld zijn planten cruciale elementen in de strijd tegen honger, ziekte en extreme armoede. Planten spelen ook vaak een rol in cultuur en religie. Vandaag de dag gaat de cultuurgebonden kennis van planten verloren en daarmee ook de vitale band die we hebben met planten en paddenstoelen. Onze onderzoekers registreren hoe planten en paddenstoelen worden gebruikt, zodat deze kennis gedeeld en verspreid kan worden. Door het feit dat onze onderzoekers er in slagen planten exact te identificeren, zelfs op basis van minuscule of oeroude overblijfselen, dragen zij bij aan diverse onderzoeksdomeinen zoals forensisch onderzoek en archeologie, waarbij ze constant de banden tussen mensen en planten aan het licht brengen.
Mossen en andere plantenresten uit opgravingen van Romeinse sites: een venster op de pre-industriële flora
Individueel blad van struikmos (Thamnobryum alopecurum).
Planten en mensen (opnieuw) verbinden
20 — 21
Bladafdrukken op amforen te Sagalassos (Zuidwest-Turkije)
Amforen zijn een soort van containers met een specifieke vorm en grootte. Binnen het Romeinse Rijk waren ze courant in gebruik voor opslag en transport van vloeistoffen. Tijdens de opgravingen in de archeologische site van Sagalassos in Zuidwest-Turkije (een 100tal km ten noorden van Antalya) werden bladafdrukken ontdekt op Laat-Romeinse amforen. De kwaliteit van sommige bladafdrukken was voldoende om ze tot op soortniveau te determineren. Bijzonder is dat nog niet eerder bladafdrukken op Romeinse amforen werden aangetroffen. Tijdens de systematische archeologische opgravingen van deze site (o.l.v. prof. M. Waelkens en zijn medewerkers, KU Leuven) werden al vele duizenden potscherven verzameld. Enkele jaren geleden ontdekte Dr. Philip Bes afdrukken van bladeren op een gering aantal van deze scherven. Eerder al, tussen 1997 en 2004, werd binnen de grenzen van het historische Sagalassos herbariummateriaal ingezameld en dankzij die referentie-collectie was het mogelijk om twee plantensoorten te identificeren waarvan bladafdrukken te herkennen zijn, met name Styrax officinalis en Vitis vinifera. Beide soorten komen trouwens nog steeds voor in de omgeving van de opgravingssite. Sty rax was in de Oudheid bekend om zijn welriekende hars. De bladafdrukken waren steeds te vinden op vergelijkbare zones van de amforen, met name de hals en vooral de vaak wat verdikte bovenrand ervan. Dit laat vermoeden dat hun aanwezigheid geen toeval is, maar veeleer een gevolg van een bewust productieproces. Nog veel vragen betreffende de betekenis van de aanwezigheid van bladafdrukken blijven onbeantwoord. Waren ze puur ornamenteel bedoeld of hadden ze een specifieke functie? En waarom werden ze tot nu toe slechts op één plaats gevonden? Misschien zullen meer opgravingen en vondsten helpen bij het oplossen van die vragen.
Planten en mensen (opnieuw) verbinden
De resultaten van het partnership van de voorbije acht jaar tussen onze Plantentuin en de Democratische Republiek Congo zijn heel positief. De heropbloei van botanische tuinen en de hervatting van ex situ natuurbehoud kwam tegemoet aan de vraag van de nationale instituten. De duurzaamheid van deze fraaie uitkomsten blijft echter fragiel omdat de technische vorming van het personeel zich nog in een eerste fase bevindt. Om het tekort aan technische vaardigheden te remediëren, heeft onze Plantentuin verscheidene sessies georganiseerd voor training in vernieuwende onderwerpen gelinkt aan ex situ natuurbehoud, plantkunde en milieu-educatie. Dankzij de samenwerking met de Ecole régionale post universitai re d’Aménagement et de Gestion intégrés des Forêts et Territoires tropicaux (ERAIFT) en UNESCO werd een succesvolle workshop rond milieu-educatie georganiseerd op de site van het ERAIFT op 23 en 24 september 2013 in Kinshasa. Het hoofddoel hiervan was het promoten van milieu-educatie bij instituten die verantwoordelijkheid dragen voor natuurbehoud, scholen, verenigingen en de media. De meer specifieke doelstelling was het benadrukken en ondersteunen van het behoud van de biodiversiteit in de Democratische Republiek Congo en het Congobekken. De workshop telde ongeveer 60 deelnemers van verschillende instituten. Op de eerste dag introduceerden acht nationale en internationale experts de hoofdthema’s van milieu-educatie zoals: Wat is milieu-educatie?, natuur in de stad, in situ en ex situ behoud van biodiversiteit en bedreigde planten. Er werd specifiek de nadruk gelegd op de realiteit van natuurbehoud in de stad Kinshasa. De tweede dag was gewijd aan groepswerk waarvoor 2 thema’s werden voorgesteld: het belang van het beschermen van de biodiversiteit en de rol van milieubewustzijn in formele educatie. Bij beide onderwerpen keek men naar de huidige situatie en de vooruitzichten voor de toekomst. De uitwisselingen waren interessant en dynamisch; de verschillende groepen deden sterke voorstellen om deze materie in hun eigen organisaties toe te passen. De deelnemers toonden een grote interesse in de topics van de workshop en vroegen naar extra technische opleiding en materiaal zoals boeken, handleidingen, brochures en posters. Onze Plantentuin publiceerde het verslag van de workshop en verzorgde een herdruk van een poster met als titel ‘Het belang van planten voor het leven van de mens’ die verspreid wordt onder alle belanghebbenden.
Deelnemers aan de workshop milieu-educatie in Kinshasa in september 2013.
Een deel van een afdruk van twee bladeren van Styrax officinalis op een Laat-Romeinse amfoor (© Sagalassos Archaeological Research Project; Bruno Vandermeulen).
Capaciteitsversterking rond milieu-educatie in de Democratische Republiek Congo
22 — 23
Inspireren en informeren
De Plantentuin vervult tal van uiteenlopende taken. Wat volgt is een voorbeeld uit vele. Een dierenarts van Dierengezondheidszorg Vlaanderen probeerde uit te zoeken waarom in een kudde schapen plots talrijke dieren stierven. Nadat hij bij meerdere instellingen vruchteloos had aangeklopt, belde hij het Belgische Antigifcentrum. Daar kreeg hij te horen dat ook zij hem niet direct konden helpen, maar ze verwezen hem door naar de Plantentuin. Kort daarop belandde een grote zak met hooi in de Plantentuin. In de voorgaande dagen had een schapenkweker uit de omgeving van Antwerpen meer dan 30 dieren dood aangetroffen. De dierenarts zocht de vermoedelijke oorzaak in het hooi van een recent geopende baal. Daarom vroeg hij de Plantentuin uit te zoeken of dit hooi giftige planten bevatte. Het hooi werd uitgespreid op een grote tafel. De kwaliteit ervan was niet erg goed en het rook onaangenaam. Op talrijke plantenstengels groeide een witte schimmel. Omdat sporangiën ontbraken slaagde onze mycoloog er niet in de soort te identificeren, maar hij dacht niet dat de schimmel iets te maken had met de sterfte van de schapen. Ondertussen ging de speurtocht naar een andere mogelijke ‘dader’ verder. Behalve diverse grassoorten en een paar stekelige stengel fragmenten van bramen, bevatte het hooi ook talrijke stengels van iets wat op een wikke (Vicia) leek. Na enig zoeken was er voldoende materiaal voorhanden om de soort op naam te brengen en te vergelijken met collecties uit het herbarium. Het resultaat was verrassend. De droge stengels behoorden tot de niet-inheemse plantensoort galega (Galega officinalis). Deze niet onaantrekkelijke overblijvende plant wordt soms gekweekt als sierplant en is afkomstig uit Zuid-, Centraal- en Oost-Europa en Zuidwest-Azië. Galega is in België sinds de 19de eeuw gekend als een zeldzame exoot. Vandaag komen op meerdere plaatsen, verspreid over het hele land, goed standhoudende en zich geleidelijk uitbreidende populaties voor. Enig bijkomend onderzoek bracht aan het licht dat het hooi van galega, meer dan vers materiaal, levensbedreigend is voor dieren, in het bijzonder schapen. Ook kwamen de door de dierenarts beschreven symptomen precies overeen met informatie uit de diergeneeskundige literatuur. Bij verdere navraag bleek tenslotte dat het graslandperceel waar het hooi vandaan kwam in de buurt lag van een enkele jaren geleden door botanici ontdekte groeiplaats van galega. Mogelijks was die wilde populatie ontstaan door het dumpen van afval uit een nabije tuin. Alles bijeen stierven op enkele dagen tijd 38 schapen en moest 30 ton hooi worden vernietigd. Het is een triest verhaal, maar het incident bood de ‘verzamelaars van hooi’ – vanouds een pejoratieve omschrijving voor met herbaria werkende taxonomen – een uitgelezen kans op enig eerherstel.
De Plantentuin huisvest 18.000 verschillende soorten planten verspreid over een historisch domein van 92 hectaren. Het is een prachtige en gevarieerde groene zone en een bron van vreugde, bewondering en inspiratie die elk jaar ongeveer 100.000 bezoekers aantrekt. Door het inzetten van een breed gamma aan plantenpresentaties, tentoonstellingen, webpagina’s, wetenschappelijke communicatie-instrumenten, evenementen, informele leeractiviteiten, sensibilisatie-instrumenten en ervaringsgerichte educatieve activiteiten heeft de Plantentuin het potentieel om de opvattingen van mensen over het belang van planten voor het menselijke welzijn te veranderen en het vitale belang van plantensoorten te benadrukken. Voortbouwend op dit inzicht kunnen burgers verder gestimuleerd worden om op een duurzame en verantwoorde wijze te handelen.
38 schapen stierven in de buurt van Antwerpen.
Galega (Galega officinalis) (©wikipedia, Epibase).
De doder in de hooiberg
24 — 25
Manuele aanplanting van Crocus chrysanthus ‘Blue Pearl’.
Lentelicht in Meise met 40.000 bloembollen
De Plantentuin heeft in totaal honderden verschillende soorten bolgewassen in cultuur. Tot voor 2013 werden deze bloembollen en -knollen meestal in kleine groepen of individueel gepresenteerd. We besloten echter dat er nood was aan een grotere, meer indrukwekkende presentatie als aanvulling op de massale aanwezigheid van de spontane voorjaarsflora van sneeuwklokjes (Galanthus nivalis), bosanemonen (Anemone nemorosa) en daslook (Allium ursinum). In de herfst hebben vrijwilligers, tuiniers en assistent-curatoren op enkele weken tijd meer dan 40.000 bloembollen met de hand geplant. De focus lag op gazons die vanop de grote wandelwegen goed zichtbaar zijn en daarom druk bezocht worden door het publiek. Deze zones omvatten de hoofdingang, het kasteel en de gazons rond het Plantenpaleis. In de lente van 2014 verwachten we een kleurrijke zee van voorjaarsbloemen van Narcissus ‘Carlton’, Crocus chrysanthus ‘Cream Beauty’ en ‘Blue Pearl’, Crocus tommasinianus ‘Ruby Giant’ en ‘Whitewell Purple’, Crocus vernus ‘Flower Record’, ‘Jeanne d’Arc’, ‘Remembrance’, ‘Yellow Mammoth’ en ‘Striped Beauty’, Ornithogalum umbellatum en Fritillaria meleagris waar tal van bezoekers kunnen van genieten.
Inspireren en informeren
De Plantentuin ontwikkelde in 2012 en 2013 een levende referentiecollectie van vleesetende plantensoorten. Voorheen huisvestte de Plantentuin een eerder bescheiden collectie met planten van voornamelijk tuinbouwkundige oorsprong. Vleesetende planten hebben altijd tot de verbeelding gesproken van plantkundigen en plantenkwekers. Deze opmerkelijke planten vangen en verteren ongewervelde dieren en zelfs kleine kikkers en zoogdieren met hun ingenieuze tot vallen omgevormde bladeren. De meest voorkomende natuurlijke habitat van deze planten zijn venen en moerassen met overvloedig water en weinig voedingsstoffen. Deze gebieden verdwijnen in ijltempo door grootschalige drainagewerken en eutrofiëring. De destructie van hun leefomgeving en overmatige wildroof maken dat vele soorten nu met uitsterven bedreigd zijn. De Plantentuin breidde zijn collectie uit met 169 introducties (121 botanische soorten) waarvan 46,7% met een gekende wilde oorsprong. Levende vertegenwoordigers van Cephalotaceae (Cepha lotus), Droseraceae (Aldrovanda, Dionaea, Drosera), Drosophyllaceae (Drosophyllum), Lentibulariaceae (Genlisea, Pinguicula, Utricularia), Nepenthaceae (Nepenthes) en Sarraceniaceae (Darlingtonia, Heliamphora, Sarracenia) vervullen een belangrijke taak als referentiecollectie.
Leren en ontdekken
Kinderen de kans geven om de wereld van de plantkunde te ontdekken is één van de belangrijke doelstellingen van onze Plantentuin. Onze deelname aan INQUIRE – een Europees project rond onderzoeksgerichte wetenschapseducatie (IBSE) – bood onze educatieve dienst een ideale gelegenheid om onze samenwerking met het Vlaamse onderwijsveld te versterken. Toen INQUIRE in november 2013 ten einde liep, konden we terugblikken op 3 jaar experimenteren met de methodologie van het onderzoekend leren, samen met zeer gemotiveerde leerkrachten, leerkrachten in opleiding en NME-educatoren. Onderzoeksgerichte wetenschapseducatie maakt sinds enkele jaren deel uit van het Vlaamse onderwijscurriculum. Het werd echter al gauw duidelijk dat veel leerkrachten en andere betrokkenen het moeilijk hadden met het toepassen van deze nieuwe methodologie. Daarom besloten we om de ervaringen die we opdeden tijdens het INQUIRE project te delen met pedagogische begeleiders van diverse netten, door hen een portfolio van het project aan te bieden. Deze contacten leidden onder meer tot een samenwerking met het VVKSO (Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs). Zij organiseerden een conferentie rond onderzoekend leren in de Plantentuin. Het programma omvatte onder meer hands-on onderzoeksactiviteiten in onze serres. We boden een gelijkaardig programma aan aan de studenten van de lerarenopleiding van diverse hogescholen. Het is onze bedoeling om de contacten met deze instellingen in de toekomst te versterken.
26 — 27
Pinguicula rotundiflora in de Plantentuin.
Magnolia is een zeer aantrekkelijk plantengeslacht van bloeiende struiken en bomen. We besloten in 2013 om onze bestaande collectie, die werd aangelegd in het begin van de jaren 1980, gevoelig uit te breiden omdat het aantal nieuwe cultivars sindsdien enorm is toegenomen. De merkbare opwarming van ons klimaat biedt ook de kans om minder winterharde Chinese soorten te laten overleven in de Belgische winters. In de loop van 2013 breidde de Plantentuin zijn verzameling uit met 32 nieuwe taxa, tot een totaal van 71 (85 accessies). Nieuwe aanwinsten zijn zeldzame Chinese soorten: Magnolia biondii, M. doltsopa, M. zenii, de schitterende M. sargentiana var. robusta en de vorstgevoelige M. campbellii en M. sprengeri var. sprengeri. Amerikaanse taxa zijn vertegenwoordigd door M. virginiana var. australis, een gevoelige wintergroene soort uit het zuidoosten van de Verenigde Staten van Amerika. Het magnoliaseizoen lokt steeds heel wat bezoekers naar onze Plantentuin; daarom worden de botanische soorten aangevuld met sensationele nieuwe hybriden en cultivars. Deze omvatten de geelbloeiende cultivars ‘Limelight’, ‘Sundance’ en ‘Yellow Lantern’, de donkerpurperen ‘Black Tulip, de roze ‘Flamingo’, de ongewone bloemvorm van M. ×loebneri ‘Mag’s Pirouette’, en selecties uit de VS en Nieuw-Zeeland, zoals ‘David Clulow’, ‘Daybreak’, ‘Atlas’, ‘Galaxy’, ‘Spectrum’ en ‘Star Wars’. Al deze magnolia’s kan men bewonderen op de Magnoliawandeling die de bezoeker doorheen de Plantentuin leidt: van de M. stellata groep nabij het Herbarium, naar de winterharde hybriden rond het Plantenpaleis, de botanische soorten in het Fruticetum en de vorstgevoelige hybriden in het Rhododendronbos en de omgeving van de Oranjerie.
Planten die van zich af ‘bijten’: ontwikkeling van een waardevolle referentiecollectie van vleesetende planten in Meise
Fotosynthese-experiment als voorbeeld van onderzoeksgerichte wetenschapseducatie.
Magnolia ‘Limelight’, een schitterend geelbloeiende magnolia.
Uitbreiding van onze magnoliaverzameling
Inspireren en informeren
In 2013 werd het Grundtvigproject (2011-2013) waarin de Plantentuin partner was, succesvol afgerond. Grundtvig kadert in het EU-programma rond levenslang leren. Het project waarbij de Plantentuin betrokken was, richtte zich op gidsen en educatoren die een belangrijke educatieve rol spelen in plantentuinen en ‘vertrouwd [zijn] met de missie om enthousiast info over botanisch onderzoek en milieubewustzijn over te brengen op het grote publiek’. De Plantentuin werkte samen met twee partners: de botanische tuinen van Madrid en Firenze. Via peer-to-peertraining en educatieve bezoeken groeide de samenwerking uit tot een vruchtbare kruisbestuiving. Een belangrijke realisatie van het project was de ontwikkeling van een nieuwe rondleiding, ondersteund met interpretatiemateriaal in de tuinen zelf, een website en een toolkit. Deze rondleiding loopt in de drie partnertuinen maar werd ook ter beschikking gesteld van de verschillende netwerken van botanische tuinen. De inzet van de gidsen en educatoren werd zeer gewaardeerd. Sommigen legden nieuwe accenten op bestaande rondleidingen, leerden nieuwe vaardigheden of ontwikkelden totaal nieuwe activiteiten, zoals een rondleiding voor blinden en slechtzienden. Bij de afronding werd een VIP-dag georganiseerd voor leerkrachten, mensen uit de sector van natuur- en milieu-educatie, milieuopvoeders, toeristische gidsen en het grote publiek. Het project werd als ‘excellent’ bestempeld door de beoordelaars van de Europese Unie.
VIP-dag voor de leraars in Meise.
Het Grundtvigproject ‘Botanische tuinen: nieuwe instrumenten voor milieu-educatie’
Een nieuwe rondleiding voor blinde en slechtziende bezoekers
Tot op heden was er voor blinden en slechtzienden in de Plantentuin geen speciaal aanbod. Maar dankzij het enthousiasme van een van de plantentuingidsen en van de Educatieve Dienst, werd er in 2013 een begeleide wandeling uitgewerkt voor deze specifieke doelgroep. Bovendien kaderde deze ontwikkeling in het Grundtvigproject van de EU rond levenslang leren. Bij de uitwerking werd via trainingssessies informatie ingewonnen over de problematiek van personen met een visuele handicap en hoe deze doelgroep museumbezoeken ervaart. Ervaringsdeskundigen leren dat dure investeringen zoals een blindenpad, hoe goed ook bedoeld, weinig succes zal kennen omdat blinden zelden zonder begeleiding instellingen als een plantentuin zullen verkennen. Daarom werd ingezet op een begeleid bezoek. Tijdens de rondleiding staan voelen, ruiken en luisteren centraal. Er wordt onder meer gebruik gemaakt van een 3D-maquette van het Plantenpaleis, speciale reliëfkaarten met de klimaatzones van de wereld en vooral goed gekozen voorbeelden van bijzondere planten om te betasten of om aan te ruiken. Try-out sessies met kleine groepjes blinden zorgden uiteindelijk voor de finishing touch. Deze bijzondere rondleiding werd via de website en een perscampagne gecommuniceerd, vooral naar organisaties die specifiek werken met blinden. Ook op de federale Dag van de Diversiteit rond het thema ‘handicap’, werd de rondleiding in de kijker gezet. De rondleiding voor blinden en slechtzienden belooft alleszins – gelet op de boekingen tot nu toe – een succes te worden.
28 — 29
Rondleiding van een groep slechtzienden onder leiding van de gids die de tour bedacht.
Elk jaar groeien en bloeien duizenden plantensoorten in de beschutte omgeving van het Plantenpaleis. In 2013 werden we echter getrakteerd op drie eerder uitzonderlijke gebeurtenissen. Tijdens de lente ontwikkelde de jaderank (Strongylodon macrobotrys) vruchten, dit voor de eerst maal in de Belgische geschiedenis. Onze reuzenaronskelk (Amorphophallus titanum) bloeide opnieuw in de zomer en op het einde van de herfst kwam ook de zwanenhalsagave (Agave attenuata) in bloei. De jaderank is een weelderig groeiende liaan afkomstig van de tropische en vochtige Filipijnse dipterocarp-bossen. Door de massale ontbossing van zijn natuurlijk habitat resten er nog maar zeer weinig wilde populaties, wat de soort zeer kwetsbaar maakt. In het wild worden de spectaculaire appelblauwzeegroene bloemen bestoven door nectaretende vleermuizen. Deze bijzondere bestuivingswijze maakt zaadvorming bij planten in cultuur zeer uitzonderlijk. Gezien de afwezigheid van de bestuivers, bestoven wij verschillende bloemen met de hand door de bewegingen van de zich voedende vleermuizen zorgvuldig na te bootsen. De succesvolle bevruchting en ontwikkeling van twee grote peulen met kiemkrachtige zaden is een unieke gebeurtenis in België. Bij rijpheid werden de zaden onmiddellijk gezaaid omdat ze geen nood hebben aan kiemrust en daarom niet bewaard kunnen worden. De twintig planten die zich ontwikkelden, kunnen nu verdeeld worden naar andere tuinen en instituten. De bloei van de reuzenaronskelk fascineerde onze bezoekers opnieuw in 2013. Sinds de eerste bloei in augustus 2008, produceerde deze plant met een regelmaat van ongeveer 30 maanden een spectaculaire bloeiwijze. In juli lokte de enorme bloeiwijze van 2,42 m weer duizenden kijklustigen. Maar zowaar nog verbazingwekkender dan de bloeiwijze was de enorme grootte van de ondergrondse knol met zijn ongelooflijke gewicht van 130 kg in de zomer van 2013. Het lijkt erop dat dit de zwaarste knol ter wereld is die ooit werd geregistreerd. Voorafgaand aan de eerste bloei in 2008 woog de knol 10 kg en in 2010 nam zijn gewicht toe tot 47 kg. De daaropvolgende enorme groeisnelheid had echter niemand durven vermoeden. De elegante en eerder zeldzame bloei van onze 105-jarige zwanenhalsagave rondde tenslotte het jaar in schoonheid af. Anders dan bij de meeste agaves, bestaan de grote rozetten uit zachte bladeren zonder stekels en is de bloeistengel onvertakt. De plant dankt zijn naam aan de indrukwekkende bloeistengel die, bedekt met een massa geelgroene bloemen, doorbuigt tot een sierlijke boog.
Zwanenhalsagave (Agave attenuata) in bloei in de Moessonkas.
Bloemtros van de jaderank (Strongylodon macrobotrys) in de Mabundukas.
Een uitzonderlijk botanisch jaar in het Plantenpaleis
Al meer dan een halve eeuw herbergt de kelder van het herbariumgebouw van de Plantentuin een onaangeroerde, omvangrijke, historische schat aan botanische objecten en rariteiten. In 2013 werd het werk aangevat om deze verzameling, opgeborgen in glazen bokalen, te onderzoeken, te registreren en te verplaatsen. Elk van de bokalen wordt vanonder het stof gehaald, de inhoud wordt minutieus onderzocht en de voorhanden zijnde gegevens worden gecontroleerd, ook met archiefgegevens. De informatie en de opmerkingen worden dan opgenomen in de gegevensbank. Een hoog percentage van de collectie dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw, ingezameld door bevlogen, geïnspireerde individuen tijdens epische ontdekkingstochten zonder enige vorm van luxe voor wat betreft reizen en communicatie. De kern van de verzameling wordt gevormd door de ‘Verzameling van vruchten en zaden’ en de ‘Verzameling van producten en verdovende middelen’ van Carl von Martius, aangekocht door de Belgische Staat op het moment van de oprichting van onze Plantentuin in 1870. Apothekers, missionarissen en botanici (zoals Peckolt, Wullschlägel, Glaziou, Teijsmann en von Müller) bezorgden von Martius heel wat materiaal uit Brazilië, Suriname, Azië en Australië. Het tot nu toe oudste materiaal gaat terug tot 1848 en maakt deel uit van een reeks van 52 goed gedocumenteerde theevariëteiten van Carl von Martius’ broer Theodor. Deze schatkamer aan plantenobjecten bevat ook specimens van de eerste drie wereldtentoonstellingen in Parijs (1855, 1867 en 1878), van het ‘Musée des Colonies françaises’ in Parijs, van Indiase economische producten, en van Algerijnse geneeskrachtige en industriële items. Daarnaast zijn er ook belangrijke verzamelingen van opmerkelijke individuen, zoals Bernardin en Delacre. Broeder Bernardin (ca. 1858-1878) was leraar aan de Hogeschool van Melle bij Gent. Hij verzamelde vooral plantaardige vezels, oliën en vetten. Door hun uitmuntende kwaliteit viel hij in de prijzen op internationale tentoonstellingen en mocht zelfs een onderscheiding ontvangen van koning Leopold II. Ambroise Delacre was een apotheker die geneeskrachtige planten verzamelde. De vader van Ambroise, eveneens apotheker, stichtte de befaamde koekjesfabriek Delacre in Vilvoorde, nadat hij besliste om chocolade niet enkel aan te bieden als versterkend middel in zijn apotheek, maar ook te verwerken in lekkernijen die al vlug zeer gegeerd werden in de gegoede middens van die tijd. Elk op zich zijn de objecten uit deze historische verzameling botanische rariteiten, en ze vertegenwoordigen een weelde aan verscheidenheid. Tropische vruchten hebben een plekje naast zaden, plantaardige oliën, vezels, cacaochips, annatto, indigo, theeblaadjes, koffiebonen, een met hout geïmpregneerde fakkel, een gombo-paternoster, harsklompjes opium, wierook en myrrhe. In 2013 werd ongeveer 10% van de verzameling gerehabiliteerd. Wij kunnen nauwelijks wachten om te ontdekken welke bijzondere items de komende jaren aan het licht zullen komen.
30 — 31
Extract van ‘Pilocarpus pennatifolius del Paraguay’ van A. Demarchi, apotheker in Buenos Aires, in de originele driehoekige fles (1856-1879).
Doorheen zijn lange geschiedenis heeft de Plantentuin constant gewerkt aan het bijeenbrengen en ontwikkelen van een uitgebreid patrimonium van botanische collecties: levende planten, boeken, voorwerpen en instrumenten, maar ook gebouwen, serres en landschappen. Deze elementen spelen tot op vandaag een rol in de werking van de Plantentuin. Boeken en archieven worden door wetenschappers gebruikt, historische serres beschermen plantenverzamelingen en de gebouwen en het landschap van het Domein worden door onze bezoekers bezocht en gewaardeerd. Dit unieke patrimonium vraagt een permanente gespecialiseerde zorg maar is ook een onvervangbare bron van nieuwe inzichten om de missie van de Plantentuin uit te voeren in een constant veranderende wereld.
Botanische rariteiten uit de herbariumkelder vanonder het stof gehaald
Schors van ‘Galipea officinalis’ (Angostura trifoliata) uit de von Martius-verzameling.
Ons patrimonium valoriseren
Ons patrimonium valoriseren
Julien Houba, Les chênes de l’Amérique septentrionale en Belgique, leur origine, leur [sic] qualités, leur avenir (Hasselt, Michel Ceysens, 1887).
De term ‘natuurdruk’ staat voor een geheel aan technieken die een directe afdruk maken van natuurlijke voorwerpen zoals bladeren en bloemen. De bibliotheek van de Plantentuin bezit een buitengewone collectie natuurdrukken. De meeste ervan zijn al lang in ons beheer. Maar in 2013 is onze collectie aanzienlijk verrijkt met een manuscript van Cornelia Pompe (Den Haag 1901-1902). Deze verzameling van 137 originele botanische tekeningen combineert natuurdrukken van bladeren (1 tot 3 per pagina) met aquarellen. In het verleden waren natuurdrukken een alternatief voor herbariumspecimens omdat het gedroogd materiaal te gevoelig was voor aanvallen door insecten. Het was ook een nauwkeurig en betaalbaar alternatief voor botanische illustraties. Verschillende technieken zijn door de tijden heen gebruikt. De eerste gekende toepassing vinden we in een 13e-eeuws manuscript van Dioscorides, bewaard in het Topkapi Museum te Istanboel. Leonardo Da Vinci beschreef de ‘eenvoudigste vorm’ van natuurdruk op het einde van de 15e eeuw. Bij dit proces bedekte hij een natuurlijk voorwerp met een koolstofrijke substantie vermengd met een olie gekend als lampzwart. Na het aanbrengen van deze laag, drukte hij het object voorzichtig op papier om een nauwkeurige afdruk achter te laten. Verschillende voorbeelden van natuurdruk zijn gekend tussen de 15e en de 17e eeuw. Aan het einde van deze periode verving inkt het lampzwart en de drukpers deed zijn intrede om het bedekte object op het papier te drukken. In de 18e eeuw werd de techniek meer en meer toegepast op het gebied van botanische beeldvorming (alhoewel in beperkte uitgave). De Duitse naturalist Kniphof produceerde een breed gamma natuurdrukken en slaagde erin deze activiteit te commercialiseren. In de 19e eeuw nam de complexiteit van de natuurdrukkunst dermate toe dat specifieke apparatuur en een zeer bekwame uitvoerder absoluut noodzakelijk waren voor het graveerproces. Het ontwerpen van een matrijs was een nieuw element in het gehele proces. Door deze vorm ontstond een exacte kopie van het beeld dat zo vaak als nodig afgedrukt kon worden. Deze methode resulteerde in de galvanoplastiektechniek, ontwikkeld in Oostenrijk door Aloys Auer en in Groot-Brittannië door Henry Bradbury. De lithografische techniek daarentegen vond aanhangers in België bij Houba, in Frankrijk bij Ansberque en in Groot-Brittannië bij Baildon. De indrukwekkende collectie natuurdrukken bewaard in de Plantentuin is van verschillende herkomst. Bepaalde stukken komen van de Société royale d’horticulture de Belgique, de voorganger van de Plantentuin. Sommige andere zijn aangekocht of geschonken door gulle weldoeners. De laatste jaren heeft de bibliotheek vier belangrijke meesterwerken op het gebied van natuurdruk kunnen aanschaffen: —— Ectypa vegetabilium door Christiaan Gottlieb Ludwig, uitgegeven in Halle door Trampe tussen 1760 en 1764; —— Physiotypia plantarum Autriacarum door Constantin van Ettingshausen, uitgegeven te Wenen in 1855; —— Nature-printed ferns door Henry Baildon, uitgegeven te London in 1869; —— Herbier de la flore française door Louis-Antoine Cusin en Edme Ansberque, uitgegeven in Villeurbane tussen 1867 en 1876.
Dit rijk aanbod van natuurdrukmateriaal bood ons de mogelijkheid onze collecties te valoriseren door twee voordrachten te geven op symposia. Deze presentaties hebben in 2013 geleid tot de redactie van twee artikels over natuurdruk. Op deze manier vindt informatie over deze techniek zijn weg naar een breder publiek. Het eerste artikel, voorgesteld op het symposium Traces du végétal aan de Universiteit van Angers, is het resultaat van de samenwerking tussen de bibliotheek en Sandrine de Borman, een ‘artist in residence’ van de Plantentuin. De bedoeling was meer inzicht te krijgen in de natuurdruktechniek en de evolutie van wetenschappelijke illustratie naar hedendaagse kunst. De tweede voordracht vond plaats op het symposium Het geïllus treerde boek in België (1800-1865) in de Koninklijke Bibliotheek van België. Naast een samenvatting van de verschillende gebruikte werkwijzen door de tijden heen, was het hoofddoel van deze presentatie de grondige studie van een werk uit onze collectie, de enige Belgische vertegenwoordiger van deze techniek, Les Chênes de l’Amérique septen trionale, geschreven door Julien Houba.
32 — 33
Cornelia Pompe, aquarel op papier, met specimens van direct natuurgedrukte bladeren.
Henry Baildon, Nature-printed ferns. Prepared according to his new patented process (London, L. Reeve & Co., 1869).
Johann Hieronymus Kniphof, Botanica in Originali, seu herbarium vivum (Halle, J.G. Trampe, 1757-1764).
Trouw aan de natuur Natuurdrukken: een verborgen schat in de bibliotheek
Bringing our heritage to life
In juni 2013 nam de Plantentuin deel aan de workshop ‘Wikipedia, objet scientifique non identifié’ van het Parijse Institut des sciences de la communication (CNRS). In de aanloop naar die workshop wilden we de houding van het wetenschappelijk personeel van de Plantentuin tegenover Wikipedia in kaart brengen. Een enquête wees uit dat: —— de meeste onderzoekers geregeld Wikipedia raadplegen voor hun eigen vakgebied en voor andere disciplines; —— informatie als ‘betrouwbaar’ wordt bestempeld, maar toch via aanvullende bronnen wordt gecontroleerd; —— hoewel Wikipedia als waardevol gepercipieerd wordt, de wetenschappers van de Plantentuin zelden zelf bijdragen, omdat ze het als ‘tijdverlies’ zien. Een opvallende houding! Wetenschappers van de Plantentuin hebben niet alleen de expertise, maar ook een bevoorrechte toegang tot de botanische en wetenschappelijke literatuur. De terughoudendheid om zelf bij te dragen aan Wikipedia betekent dat onze botanici op zoek zijn naar informatie (geschreven door wetenschappers), zonder de bedenking te maken dat hun bijdragen ook de bredere wetenschappelijke gemeenschap ten goede zou komen. Door het delen van hun kennis op Wikipedia zouden ze niet alleen kunnen bijdragen aan dit ideaal, maar ook de kans benutten om hun eigen wetenschappelijk werk te presenteren aan een groter publiek en bij te dragen aan een van de missies van de Plantentuin, namelijk het populariseren van de wetenschap. Voor meer informatie, zie de website van CNRS: http://www. iscc.cnrs.fr/spip.php?article1738
Historisch onderzoek brengt onze collecties tot leven
In 2013 publiceerden de historici van de Plantentuin diverse artikels, gebaseerd op onderzoek in onze rijke archieven. De meeste wetenschappers besteden vooral aandacht aan het heden en de toekomst, daarbij vaak vergetend dat hun activiteiten en hun werkomgeving diepe wortels hebben in het verleden en tradities. In herbaria opgeslagen gegevens kunnen ons, gecombineerd met andere archiefbronnen en historische publicaties, helpen bij het uitzetten van de krijtlijnen voor de toekomst van de Plantentuin. Geschiedenis staat echter niet alleen in dienst van de botanici. Ze kan ook zinvol aangewend worden in dienst van de Plantentuinbezoekers en biedt kansen aan onderzoekers uit de menswetenschappen. De onderwerpen waarover in 2013 gepubliceerd werd, omvatten de gecompliceerde verhouding tussen de Plantentuin en de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging (1862-1875), de weerslag van de democratisering in België op de activiteiten van de Plantentuin (18261914), de weerklank van het Darwinisme in België in de late 19de eeuw, het ontluiken van het natuurbehoudsdenken in diezelfde periode en bijdragen over Belgische wetenschappers en plantenverzamelaars voor een historisch woordenboek. Dat de veelzijdige activiteiten van de Plantentuinhistorici in binnen- en buitenland naar waarde worden geschat, blijkt uit vragen voor het beoordelen van manuscripten, verzoeken om mee te werken aan academische projecten en publicaties, en uit talrijke presentaties bestemd voor zowel academici als een breder publiek.
34 — 35
De wieg van het ecologisch bewustzijn in België? De jaarlijkse excursie van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging in 1893, onder leiding van Fr. Crépin (1830-1903).
De in de voorbije decennia vergaarde archieven hadden gaandeweg de vorm aangenomen van een nauwelijks handelbaar kluwen. Jarenlang bewaarde de instelling haar potentieel belangrijke archiefbestanden in diverse verspreid liggende en weinig geschikte ruimten. Vaak kwamen de documenten pas aan het licht op het moment dat een onderzoeker met pensioen ging en zijn werkruimte opruimde. Tal van archieven werden opgeslagen in totaal ongeschikte lokalen. Vaak wist nauwelijks iemand van hun bestaan af of waren de inventarislijsten – indien al aanwezig – gebrekkig samengesteld. Dit leidde tot een onderschatting van de waarde van de archieven en maakte het moeilijk en tijdrovend om ermee te werken. Omdat een dergelijke toestand een hypotheek legt op het toekomstige gebruik, besloot de Plantentuin in 2013 meer aandacht te besteden aan zijn archieven. De historicus-archivaris van de Plantentuin ging aan de slag en grote volumes archiefbestanden verhuisden naar een opslagruimte met gunstige bewaaromstandigheden qua luchtvochtigheid en temperatuur. Veel informatie over de archief vormende personen en diensten was helaas verloren gegaan. De beginnende huisarchivaris stond voor de moeilijke opgave uit te maken wie wat had geproduceerd, en ook hoe en waarom. Het oplossen van die vragen vereist het samenstellen van logische reeksen en categorieën van documenten. Op zijn beurt laat dit vervolgens toe een langverwachte en beter gestructureerde inventaris tot stand te brengen. Honderden archiefstukken zijn ondertussen voor langetermijnbewaring op zuurvrij papier gemonteerd en in zuurvrije archiefdozen opgeborgen. Specifieke richtlijnen helpen de Plantentuin om de archieven met de grootste zorg te beheren en het afvoeren van documenten, onbelangrijk voor historici, botanici of derden, te organiseren. Hiertoe beschikt de Plantentuin over een selectielijst, opgemaakt door een archivaris van het Rijksarchief. Behoud en afvoer dienen met de grootste zorg afgewogen, want alle archieven ouder dan 30 jaar zijn officieel eigendom van het Rijksarchief. Wel is met het Rijksarchief overeengekomen dat de historische documenten in de Plantentuin mogen blijven voor historisch onderzoek. We voorzien dat de nieuwe inventaris over een paar jaar afgewerkt zal zijn. Dan zullen tal van documenten voor het eerst consulteerbaar zijn door botanici, historici, kunsthistorici en allerlei andere onderzoekers met belangstelling voor verleden, heden en toekomst van de Plantentuin.
Wikipedia: een waardevolle maar onderbenutte encyclopedie
Directeur W. Robyns houdt een toespraak tijdens de inhuldiging van het onafgewerkte Plantenpaleis (1958).
Orde uit chaos: honderden dozen van zuurvrij karton bieden een onderkomen aan documenten die vroeger stoffig en overal verspreid opgeslagen waren. Dit is een eerste stap op weg naar een modern en professioneel beheer van de Plantentuinarchieven.
Afgestofte archieven brengen een verrassende rijkdom aan het licht
Op 23 april 2013 overleed professor Jean Léonard op 93-jarige leeftijd. Léonard werkte in de Plantentuin van 1968 tot lang na zijn officiële pensionering in 1985. Hij maakte voor het eerst kennis met het herbarium van de Plantentuin toen hij in 1942 werkte aan een licentie in de plantkunde aan de Vrije Universiteit van Brussel. Een jaar later werd hij medewerker van de cel Flore du Congo in het Institut national pour l’Etude agronomique du Congo (INEAC), maar hij werd gedetacheerd naar de Plantentuin voor het verwerven van een doctoraat over de Afrikaanse flora. Van 1945 tot en met 1948 werkte Léonard in de botanische tuin van Eala in Belgisch Congo. Later werd hij benoemd tot conservator van het Nationaal Herbarium van Congo in Yangambi. In 1950 keerde hij terug naar België. Hij was mede-oprichter van het AETFAT (Association pour l’Etude taxonomique de la flore d’Afrique tropicale). Het doel van deze organisatie, waarvan hij later ook secretaris-generaal werd, is het promoten van uitwisseling van kennis tussen Europese en Afrikaanse plantkundigen. In de jaren ’60 werd Léonard aangeworven door het Institut royal des Sciences naturelles de Belgique (Brussel) en gedetacheerd naar de Plantentuin waar hij aan Afrikaanse floristiek en vegetatiestudie deed. Zijn interesse ging vooral uit naar de plantenfamilie Euphorbiaceae. In 1964-1965 keerde Léonard, als lid van een Belgische militaire expeditie, terug naar Afrika. Hij stak de Sahara over en bestudeerde de flora van Libië (in 1969 leidde hij zelf een Libië-expeditie). In Noord-Tsjaad merkte hij vreemde groene cakejes op in het dieet van de lokale bevolking. Microscopisch onderzoek leverde hem het hoofdingrediënt op: Spirulina platensis (synoniem van Arthrospira pla tensis), een zeer eiwitrijke cyanobacterie. Door deze ontdekking werden zowel Léonard als Spirulina wereldberoemd en de cyanobacterie wordt nu wereldwijd gebruikt als voedingssupplement. Enkele jaren later keerde Léonard samen met het Franse Office de la recherche scien tifique et technique d’outre-mer (ORSTOM) terug naar het Tsjaadmeer om verder onderzoek te doen op Spirulina. In 1968 werd de cel Flore du Congo, voorheen onderdeel van het Institut royal des Sciences naturel les de Belgique, officieel overgedragen aan de Plantentuin, en Léonard vond hier zijn nieuwe thuis. Tussen 1953 en 1976 produceerde Léonard een jaarlijkse bibliografie van systematische plantkunde en een index van nieuwe soorten voor tropisch Afrika. Vanaf de vroege jaren tachtig bestudeerde hij de woestijnen van Iran, wat resulteerde in de Contributions à l’étude de la flore et de la végétation des déserts d’Iran (10 volumes: 1981-1992). Dit belangrijke werk vond zijn oorsprong in het door hem ingezamelde plantenmateriaal tijdens een interdisciplinaire expeditie in Iran in 1972. Léonard bleef tot op late leeftijd actief in de studie van de Afrikaanse Euphorbiaceae en met de publicatie van zijn laatste meesterwerk: Flore et végétation du Jebel Uweinat (Désert de Libye: Libye, Égypte, Sudan) (6 volumes: 1997-2001). Tijdens zijn carrière schreef Jean Leonard meer dan 200 publicaties. Hij beschreef een nieuwe familie voor de wetenschap (Lepidobo tryaceae), een dozijn nieuwe geslachten en honderden nieuwe soorten. Op 80-jarige leeftijd nam Léonard afscheid van de Plantentuin met de opmerking dat hij wilde vertrekken voor zijn wetenschappelijke nauwkeurigheid ‘afgestompt’ geraakte. De Plantentuin koestert de herinnering aan deze bijzondere plantkundige.
36 — 37
Jean Léonard in 2012.
De Nationale Plantentuin van België is een steeds veranderende organisatie met ongeveer 180 personeelsleden, 70 vrijwilligers en 20 gidsen. Het Domein beslaat 92 hectaren en herbergt ongeveer 50 gebouwen waar mensen werken, elkaar ontmoeten en plantencollecties in stand houden. Net als de rest van de maatschappij dient de Plantentuin minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen om zo zijn impact op het milieu te verkleinen. De Plantentuin doorheen die transitieperiode loodsen is een van de grootste uitdagingen voor de nabije toekomst en daaraan zal op verschillende niveaus gewerkt moeten worden.
In memoriam Jean Léonard (1920-2013)
De oprichters van het AETFAT in 1966: Jean Léonard (1920-2013), Arthur Wallis Excell (1901-1993) en Edgar Milne-Redhead (1906-1996).
Organisatie
Organisation
Europese Week van de Afvalvermindering: demonstratie van wormencompostering.
Het Ecoteam zet zich verder in om positieve ecologische veranderingen in de Plantentuin te creëren. In 2013 hielpen acties rond waterconsumptie, afvalvermindering, compostering met wormen en duurzame mobiliteit het personeel bewust te maken van de ecologische problemen. Het personeel sorteert nu zijn afval. Naast de ecologische meerwaarde, brengt dit ook economisch voordeel voor de Plantentuin omdat we minder geld uitgeven aan het afvoeren van ons afval. Nadat het Ecoteam alle opties besproken heeft met de verschillende diensten, is de Plantentuin nu klaar voor het plaatsen van selectieve vuilbakken voor het publiek over het hele domein. Enkele van de prestaties van 2013: —— de installatie van een waterfontein met gefilterd water in de cafetaria om het gebruik van petflessen te verminderen; —— het testen en in gebruik nemen van groene schoonmaakproducten door het onderhoudsteam; —— het gebruik van gerecycleerd papier voor onze printers en toiletten is getest en wacht op de administratieve overeenkomst om toegepast te worden; —— in samenwerking met de keukencommissie zijn de menu’s in de cafetaria gewijzigd om de aankoop van overbeviste soorten te stoppen en werd het aanbod van vegetarische schotels vergroot; —— het Ecoteam liet het personeel verscheidene bakfietsen testen om het aantal verplaatsingen met gemotoriseerde voertuigen te verminderen op de site en vroeg offertes aan voor de best scorende fietsen. Deze fietsen zouden weldra beschikbaar moeten zijn voor het personeel; —— er werd ook een online carpoolingplatform opgericht. Het Ecoteam is vooral opgetogen met de positieve respons en de enthousiaste deelname van het personeel om de ecologische impact van de Plantentuin te verkleinen. We kijken dan ook uit naar meer acties in de toekomst.
Mobiliteitsweek: het testen van een bakfiets.
Ecoteam: een jaar vol actie
De Tuinwinkel bij u thuis
Shoppen in de Plantentuin kon tot op heden enkel via een fysiek bezoek aan de Tuinwinkel, hoewel bestelling via de post ook al mogelijk was. In een wereld die zich meer en meer opent door een simpele muisklik, kon ook de Tuinwinkel niet langer achterwege blijven om gebruik te maken van de digitale snelweg. De online Tuinwinkel werd geboren. Deze webshop biedt tal van voordelen eigen aan internetshops, zoals handige zoekfuncties, een volledig geautomatiseerd bestel- en betaalsysteem, een beveiligde betaalfaciliteit en korte levertermijn. Het productengamma van de webwinkel reikt verder dan alleen wetenschappelijke publicaties zoals Scripta Botanica Belgica of de Flora van België. Ook mensen met een meer algemene belangstelling voor planten vinden er allerlei producten: veldgidsen, boeken over tuinieren, paddenstoelen, mossen en algen, posters, postkaarten en afbeeldingen. De Tuinwinkel is online te bezoeken op: http://shopbotanic garden.weezbe.com
38 — 39
De webshop van de Plantentuin.
In 2013 bereikte het aantal vrijwilligers bijna de kaap van 100. Daaruit mag blijken dat hun inspanningen quasi onmisbaar zijn in vrijwel alle geledingen van de Plantentuin. De start van ons vrijwilligersprogramma dateert alweer van 2006. De eerste vrijwilligers werden ingezet als ondersteuning van de tuiniers en bij de montage van gedroogde planten. Vervolgens hebben we de inzet van het groeiend aantal vrijwilligers gestroomlijnd naar drie categorieën: plantenverzorging, ondersteuning van onderzoek en bezoekersonthaal. Ter illustratie van hun prominente rol volgt hier een bloemlezing van de activiteiten waarbij de vrijwilligers waren betrokken in 2013. De hoveniersvrijwilligers ondersteunden de medewerkers vooral in het dagelijkse onderhoud van de plantencollecties. Speciale vermelding verdient hun inzet in de herfstmaanden bij het planten van liefst 40.000 bloembollen. Een andere groep – ‘de stewards’ – was werkzaam bij bezoekersonthaal; ze voorzagen bezoekers van actuele informatie over de botanische hoogtepunten in de Plantentuin. Vrijwilligers zijn eveneens ingezet bij de ondersteuning van onderzoek, zoals het scannen van herbariumspecimens, het fotograferen van planten en assistentie bij veldwerk. Sommige vrijwilligers assisteren bij laboratoriumproeven of bij de controle van referenties van plantensoorten in botanische literatuur. In 2013 was een team vrijwilligers betrokken bij een omvangrijk inventarisatieproject dat was opgestart door een vrijwilliger die gespecialiseerd is in informatiesystemen. Door GPS-coördinaten te linken aan de stamomtrek en andere gegevens van bomen, is een essentieel instrument ontwikkeld voor het beheer van onze belangrijke collecties in de tuin. Een andere vrijwilliger creëerde een artistieke en educatieve tentoonstelling over de wereld van zaden onder de titel ‘Als zaadjes spreken konden’. Ten slotte was er een groep vrijwilligers actief bij de vertaling van de informatie bij deze expositie en bij het toezicht op de interactieve modules voor de bezoekers. Deze voorbeelden illustreren hoe de specifieke competenties en individuele belangstelling van de vrijwilligers uitstekend samengaan met de werking van de Plantentuin. Elk van onze vrijwilligers werkt nauw samen met een medewerker van de Plantentuin, die ook optreedt als begeleider. In ruil voor hun inspanningen organiseren we voor hen ontdekkingsactiviteiten, zijn ze uitgenodigd bij botanische lezingen en verwelkomen we hen graag in sociale activiteiten. Vrijwilligers leveren niet alleen excellent werk, hun enthousiasme is even aanstekelijk als inspirerend. De Plantentuin is hen daar buitengewoon dankbaar voor.
Vrijwilliger en tuinier in het Plantenpaleis.
Vrijwilliger en personeelslid monteren een specimen.
Vrijwilliger en tuinier planten bodembedekkers in het Fruticetum.
Een groeiend en dynamisch netwerk van vrijwilligers
Technisch en dienstbaar
De Plantentuin in cijfers
Vernieuwde banken aan de hoofdingang van de Plantentuin.
Als de techniek niet mee wil, ligt het raderwerk stil. Zo kan, zonder veel overdrijving, het belang van de technische dienst worden samengevat. De in totaal 18 medewerkers functioneren nochtans vooral op de achtergrond, maar het belang van hun inspanningen kan moeilijk overschat worden. Net als voorgaande jaren was ook 2013 voor de technische dienst een druk jaar. Niet enkel voor de interne werking van de Plantentuin zijn verschillende projecten afgewerkt, ook ten dienste van de bezoekers van de Plantentuin zijn enkele projecten gerealiseerd. In dat kader verdient zeker de renovatie van de circa 100 zitbanken in het park een eervolle vermelding. Het aanzicht van de Plantentuin is er ontegenzeggelijk door verbeterd. Ook de verfraaiing van de hoofdingang bleef voor geen enkele bezoeker onopgemerkt. Voor de interne werking van de Plantentuin was vooral de vernieuwing van de automatisering (plc’s) van belang, onder meer voor de verwarming van de kassen, de gietwaterpomp, de beneveling en de verluchting van de serres. Om nieuwe medewerkers van de afdeling Museologie en Educatie te kunnen huisvesten, werd lokaal 201 bovendien grondig gerenoveerd. Niet alles heeft de technische dienst in eigen beheer uitgevoerd. Sommige projecten zijn gerealiseerd door derden, maar onder supervisie van de dienst. Zo is in dat kader een nieuwe poort geïnstalleerd in serre C – een van de tropische regenwoudkassen die in 2014 zal opengaan voor het publiek – en is de belommering in de kweekkassen vernieuwd, alsook het brandalarm van het oude herbarium. Sommige projecten overschrijden een jaarwisseling en zullen daarom ook in 2014 nog actueel zijn. We kunnen hier onder meer vermelden: het weer op orde zetten van de elektrische schema’s, de automatisering van de wegenverlichting en de installatie van verwarming in de Oranjerie taverne. Terugkijken is het begin van vooruitkijken. De planning voor 2014 belooft de technische dienst alvast projecten allerhande waarbij vooral herstellings- en opfrissingswerken aan follies in het park en aan het kasteel een belangrijke plaats innemen.
Organisatie
40 — 41
De Plantentuin in cijfers 42 — 43
2009
2010
2011
8.922
8.913
2012
9.008
2011
2013
9.631
2012
2013
500
600
700
800
900
0
100
200 2012
1.140
Totale inkomsten
0 2011
33
41 Andere inkomsten
1.000
41 1.170
55
34
238 Verkoop tickets
30
223
40 Verkoop publicaties Verhuur en verkoop
24
95
Diensten
696 99
662
2010 Externe projecten
2009
Tuinwinkel
300
Nettoactiva
253
-16
269
2013
200
68
6.821
Personeel en sociale dienst
Personeel en sociale dienst
Investeringen
Uitrusting
Energie
Operationele uitgaven
Investeringen
1.449
34
47
40
268
54
114
891
2011
1.002
55
37
56
202
40
82
530
2012
2013
2012
2011
2010
2009
1.181
82
35
57
271
45
99
592
2013
De inkomsten van de Rechtspersoonlijkheid stegen in 2013 met ongeveer 10%, vooral door de hogere inkomsten uit ticketverkoop.
100
269
-14
283
2012
695
999
Uitrusting
Uitsplitsing van de inkomsten van de Rechtspersoonlijkheid volgens bron (K€)
400
283
-406
689
2011
Budget
8.767
2013
€K
Energie
Operationele uitgaven
Loonkosten vormen de belangrijkste uitgavenpost voor de Plantentuin. Ook de energiekosten bleven op een hoog niveau in 2013. Het gereduceerde investeringsbudget werd in essentie gebruikt om een grote diepvriesruimte te installeren om de herbariumcollecties te behandelen tegen insecten.
Uitsplitsing van de uitgaven (in K€)
200
300
400
500
600
700
800
900
2010
869 Nettoactiva 31/12/+
2009
689
-161
Balans van het jaar +
1.000
-180
1.030
869
2010
Nettoactiva 01/01/+
2009
De nettoactiva van de Rechtspersoonlijkheid bleven min of meer op peil.
Evolutie van de nettoactiva van de Rechtspersoonlijkheid
0
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
Budget
2010
2009
Het budget voor de Plantentuin daalde aanzienlijk in 2013. Dit wordt gedeeltelijk verklaard door de eenmalige verhoging van het personeelsbudget in 2012 zodat de betaling van de lonen geboekt kon worden in december van hetzelfde jaar in plaats van januari van het volgende jaar. Zelfs indien we deze factor in rekening nemen, daalde de dotatie voor de Plantentuin in 2013. Het budget voor investeringen en operationele uitgaven daalde met 15%; het personeelsbudget daalde met 2%.
Totaal budget (in K€)
Financiën
De Plantentuin in cijfers 44 — 45
86
87 1.310
Andere kosten RP Totaal
1.533
131
58
215
585
Andere kosten tuinwinkel
Opsplitsing personeel volgens taalrol (situatie op 1 januari van elk jaar)
Personeel tuinwinkel en kassa’s
62
51
Andere kosten tuinwinkel
Personeel externe projecten
161
151
Personeel tuinwinkel en kassa’s
Personeel RP
671
545
Personeel externe projecten
545
2011
Andere kosten RP
1.140
70
42
238
584
206
2012
2013
2012
2011
2010
2009
1.456
153
56
273
691
283
2013
177
Totaal
2010
5
2 Anderstalig
2013
2011
2010
2009
181
69
18
81
13
2013
20
15
5
0
8 6
4 0
25-29 20-24
45-49
50-54
55-59
60-+
20-24
25-29
30-34
10
5
112
12
6 30-34
69
19
Totaal
9
9
10 45-49
12
17 18
13 50-54 40-44
16
12
35-39
7
3 60-+
Mannen
55-59
Vrouwen
10
15
Mannen
Vrouwen
181
6
12
18
31
18
28
30
28
10
Totaal
Bijna twee derde van het personeel is ouder dan 40 en meer dan één derde is ouder dan 50 jaar. De mediane leeftijd is 46 jaar. Ongeveer 40% van het personeel is vrouw, maar de verdeling tussen de verschillende diensten is erg ongelijk, zo zijn bijvoorbeeld de meeste tuiniers mannen.
Leeftijdspiramide
0
10
2013
35-39 2012
Anderstalig
Nederlandstalig
Franstalig
181
4
139
38
185
70
16
85
20
0
185
4
145
36
2013
179
79
18
66
14
2012
40-44 2011
179
3
139
37
2012
188
85
15
71
16
2012
Statutaire Statutaire niet Contractuele Contractuele niet wetenschappers wetenschappers wetenschappers wetenschappers
177
72
17
70
17
18
2011
30
40
50
60
70
80
90
Totaal
Contractuele niet wetenschappers
Contractuele wetenschappers
Statutaire niet wetenschappers
Statutaire wetenschappers
2010
2009
Het aantal personeelsleden (inclusief vervangingscontracten) daalde licht.
Opsplitsing personeel (situatie op 1 januari van elk jaar)
Personeel
20
40
60
80
100
120
140
2009
145
142 Nederlandstalig
160
38
33 Franstalig
188
2010
2009
2011
De Plantentuin, gelegen in Vlaanderen, telt ongeveer 80% Nederlandstaligen en 20% Franstaligen. Deze situatie is bijna onveranderd gebleven de voorbije 40 jaar.
0
100
200
300
400
500
600
700
800
412
475
Personeel RP
1.392
2010
2009
In vergelijking met voorgaande jaren werden in 2013 meer personeelsleden betaald op de Rechtspersoonlijkheid van de Plantentuin. Nieuwe personeelsleden werden vaak betaald op extern gefinancierde projecten.
Uitsplitsing van de uitgaven van de Rechtspersoonlijkheid volgens bron (K€)
De Plantentuin in cijfers 46 — 47
2011
2012
6
80
2011
2013
5
70
2012
0
1
2
3
VTE
0
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
2011
19.257
21.583
Gewone prijs
2010
48.973
50.635
Met korting
2009
25.988
23.812
Gratis
60.000
2010
2009
2012
27.487
46.820
36.602
2011
2013
19.484
38.215
30.913
2012
Gewone prijs
Met korting
Gratis
20.811
38.992
31.368
2013
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
Gold 1+3
Gold
Individuele
2009
633
150
1.222
2009
2009
Jaarkaarten
0
20.000
40.000
60.000
80.000
5 4
100.000
6
Aantal
120.000
Totaal aantal bezoeken
2010
2010
96.030
2009
2011
329
106
1.253
2010
2011
94.218
2010
2012
353
99
1.382
2011
2013
2012
110.909
2011
384
100
1.113
2012
Individuele
Gold
411
94
1.443
2013
91.171
2013
Gold 1+3
2013
88.612
2012
Ondanks het slechte weer tijdens de eerste helft van het jaar, steeg het aantal bezoeken lichtjes. Het aantal Jaarkaarthouders steeg met meer dan 20%.
Totaal aantal bezoekers
Bezoekers
7
8
9
8
98
2013
Verdeling van het aantal bezoeken (gratis / korting / gewone prijs)
0
20
40
60
80
100
2010
5
5
VTE
2009
66
67
Aantal
120
2010
2009
Het aantal vrijwilligers steeg in 2013 heel sterk tot bijna 100, wat overeenkomt met 8 voltijdse equivalenten (VTE). Ze werken actief mee in de verschillende diensten van de Plantentuin.
Vrijwilligers
De Plantentuin in cijfers 48 — 49
913
1.882 5.005
Schoolatelier Totaal
BAMA-module
6.176
1.763
551
1.091
2.771
2012
Schoolatelier
5.213
584
201
1.368
3.060
2011
2013
2012
2011
2010
2009
6.361
1.127
713
989
3.523
2013
21%
71%
3% 5%
Internet
Gedrukte media
Televisie
Radio
In 2013 verspreidde de Plantentuin 25 persberichten (13 in het Nederlands en 12 in het Frans). De respons was bijna gelijk aan Nederlandstalige en aan Franstalige zijde met respectievelijk 225 en 215 reportages. Het bloeien van de reuzenaronskelk op 7 juli werd verslagen door verschillende persagentschappen en werd gevolgd door meer dan 5.000 personen op Facebook. De activiteiten van de Plantentuin worden systematisch opgenomen in de agenda van de belangrijkste toeristische websites. Onze medewerkers worden door de media geconsulteerd omwille van hun expertise in erg verschillende domeinen: de identificatie van planten, de invloed van het klimaat op bloeitijden, algemene plantenkennis,...
De Plantentuin in de media en sociale netwerken
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
3.500
4.000
Geleid bezoek
187
462
Vrij bezoek
1.276
663
Geleid bezoek BAMA-module 4.410
2.034
1.998
Vrij bezoek
2010
2009
Het aantal bezoeken door scholen steeg verder. Dit is vooral toe te schrijven aan het gestegen aantal vrije schoolbezoeken en deelnemers aan de BAMA-module. Het aantal gewone schoolateliers daalde aanzienlijk na het uitzonderlijke jaar 2012.
Deelname aan georganiseerde educatieve bezoeken
2009
4.673
2010
5.958
2010
2011
6.655
2011
2012
4.729
2012
2013
5.189
2013
2009
2010
2011
2.108
1.749
2012
2.515
2011
2013
2.640
2012
2.715
2013
Het aantal abonnees op Dumortiera, een door de Plantentuin gepubliceerd digitaal tijdschrift over floristiek, steeg tot bijna 1.000.
In 2013 werd de site van de Plantentuin geconsulteerd door 640.046 bezoekers vanaf 280.899 verschillende computers vanaf 117 landen. De meeste bezoekers komen uit België, Duitsland, Frankrijk en Nederland. In totaal werden 6.680.088 pagina’s van onze site bekeken en werd ze 17.679.258 keer aangeklikt.
Op de Facebook pagina van de Plantentuin werden 78 berichten gepost in beide landstalen.
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
Musa inschrijvingen
2010
2009
Momenteel zijn 2.715 personen geabonneerd op de digitale nieuwsbrief Musa van de Plantentuin die driemaandelijks wordt verstuurd in het Nederlands en het Frans.
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
Bezoekers
2009
Ongeveer 5.200 bezoekers kochten producten in de Tuinwinkel. De gemiddelde som gespendeerd per klant was iets meer dan € 15. Typische Plantentuinproducten, zoals Plantentuinhoning en Plantentuinkoffie bleven erg populair.
Bezoekers Tuinwinkel
De Plantentuin in cijfers 50 — 51
Soorten
10.894
4.887
7.526
Buiten 2013
Introducties
12.843
7.405
8.898
Binnen 2011
Binnen 2013
Binnen 2012
Binnen 2011
Buiten 2013
Buiten 2012
Buiten 2011
13.929
7.475
9.091
Binnen 2012
14.291
7.675
9.307
Binnen 2013
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
3.500
4.000
4.500
2009
Zoekopdracht LIVCOL
2011
2012
2.664
3.681
2010
2010
2009
2013
3.633
2011
3.962
2013
Zoekopdracht LIVCOL
3.734
2012
LIVCOL is de databank die gebruikt wordt voor het dagelijks beheer van de Levende Plantenverzameling en de gelieerde documentatie. Deze databank is ook gedeeltelijk toegankelijk voor het brede publiek via de site van de Plantentuin. In 2013 steeg het aantal zoekopdrachten op het toegankelijke gedeelte van de databank tot 3.962.
Evolutie van het aantal zoekopdrachten in LIVCOL
0
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
14.000
Taxa
11.030
10.890
Introducties
16.000
7.551 4.967
7.428 4.946
Taxa Soorten
Buiten 2012
Buiten 2011
In de buitencollecties zijn de best vertegenwoordigde families de Rosaceae (747 introducties), Ericaceae (561), Liliaceae (470), Malaceae (436) en Asteraceae (433).
De best vertegenwoordigde plantenfamilies in de serres zijn de Cactaceae (2.475 introducties), Orchidaceae (1.651), Euphorbiaceae (1006), Liliaceae (910), Rubiaceae (578), Crassulaceae (509), Araceae (484) en Agavaceae (412).
De Levende Plantenverzameling van de Plantentuin telt momenteel 25.185 introducties. Ze vertegenwoordigen 341 families, 3.008 geslachten, 16.833 taxa en 12.562 soorten. Ze zijn verdeeld over de serres (57%) en de buitencollecties (43%).
Levende Plantenverzameling
Collecties
2012
710
2013
2013
Gekweekt
Wilde oorsprong
1.114
2.159
1.884
1.495
Totaal
0
20
40
60
80
100
120
140
600
800
1.000
1.200
1.400
2011
CITES introducties
2012
278
2010
69
2011
2013
CITES introducties
122
2013
Aantal aangeslagen planten
86
2012
Het aantal CITES planten aangeslagen door de Belgische douane en overgebracht naar de Nationale Plantentuin van BelgiĂŤ varieert van jaar tot jaar. In 2013 werden 122 introducties, goed voor 1.152 individuele planten, binnengebracht. Ze zijn het resultaat van 10 inbeslagnames.
Inbeslagname van CITES planten
0
500
1.000
1.500
2.000
2011
528 404
1.631
2012
2010
863
1.021
2.500
881
614
2010
Wilde oorsprong
2011
Gekweekt
De voorbije jaren is de levende collectie steeds verder aangegroeid. In 2013 was deze aangroei eerder beperkt.
De evolutie van de verwerving van levend plantenmateriaal
De Plantentuin in cijfers 52 — 53
60
20
0
200
400
600 0
800 200
1.000 400
1.200 600
1.400 800
1.000
1.200
1.400 2011
2011
2011
2011
2011
2012
2012
30
2010 2012
2012
2012
2.205 2012
2010
2013
2013
18
2011 2013
2013
2013
105 2013
2011 1.152
2013 CITES introducties
10
2013
Aantal CITES inbeslagnames
Aantal CITES inbeslagnames
12
2012
Aantal aangeslagen planten
Aantal aangeslagen planten
240
2012
17% 626
890
1.500
0
2.000
500
2.500
1.000
1.500
2.000
2.500
Belgische flora
59%
Koperflora
17%
24%
536
841 59%
2012 2013
411
Wilde bonen
2012
2011
2013
2012
2011
Wilde bonen
Koperflora
Belgische flora
2.144 Wilde bonen 2.152
Belgische flora 2.144 Koperflora
Wilde bonen
Koperflora 772
24%
2011
Belgische flora
De zadenbank is een erg belangrijk ex situ conservatiemiddel om in situ conservatieprojecten te ondersteunen. Het laat toe om op lange termijn (meer dan 100 jaar) een zeer brede genetische diversiteit te bewaren in een zeer beperkte ruimte. De zadenbank van de Plantentuin bewaart momenteel in het wild ingezamelde zaden van 890 introducties van Belgische soorten en 626 koperplanten van Katanga. De collectie van zaden van wilde bonen en boonachtigen blijft de belangrijkste collectie met 2.152 introducties.
Langetermijnbewaring van zaden
0
2
4
6
10 2 8 0
14 6 12 4
18 10 16 8
14 20 12
18 Aantal CITES inbeslagnames 16
0
20
60 0 Aantal aangeslagen 2011planten 40
80 20
100 40
2009
2010
2011
2.158
2012
1.370
2010
2013
1.889
2011
1.770
2013
Verdeling van materiaal
1.664
2012
Gemonteerde specimens BT
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
40.000
Totaal
2009
2010
Gemonteerde specimens SP
2011
16.869
9.519
7.350
2009
2012
21.728
13.828
7.900
2010
2013
37.191
20.191
17.000
2011
24.311
17.500
6.811
2013
Gemonteerde specimens BT
Gemonteerde specimens SP
18.096
11.596
6.500
2012
Het monteren van specimens is een belangrijke en tijdrovende stap die toelaat om plantenmateriaal te bewaren op lange termijn. Het aantal gemonteerde specimens steeg in 2013 tot meer dan 24.000. In tegenstelling tot 2010 en 2011 kon geen extra tijdelijk personeel worden aangeworven om de achterstand in het monteren in te halen.
Monteren van herbarium specimens
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
Verdeling van materiaal
2009
Het aantal verstuurde plantenstalen varieert sterk van jaar tot jaar. In 2013 werden in totaal 1.770 stalen verstuurd, waarvan ongeveer 75% als zaden.
Verdeling van levend materiaal
De Plantentuin in cijfers 54 — 55
2010
2011
2012
2013
48.516 4.475 7.300 47.500 3.383 8.352
48.011 4.151 5.759 44.854 3.376 8.214 114.365
Artikels Collecties Correspondenties Monografieën Waardevolle werken Tijdschriften Totaal
3.500
0
10.000
20.000
2013
2012
2011
2010
0
500
1.000
1.500
2009
2010
2011
2012
3.000
3.018
2010
Tijdschriftafleveringen
2009
3.124
2.000 30.000
Uitgaande uitwisselingen
2.238
40.000 2009
Inkomende lenen
Monografieën
2.500
124.664
9.117
3.421
50.743
7.444
4.789
49.150
2013
50.000
123.503
8.979
3.386
49.969
7.444
4.695
49.030
2012
Inkomende giften
Uitgaande giften
3.114
221
2.897
539
2.463
11.261
2011
Uitgaande lenen
1.701
175
1.655
2,391
8.591
7.892
2012
2013
2012
2011
2010
2009
2.366
128
1.991
678
3.918
15.536
2013
2013
3.025
1.244
2011
2.500
926
2013
Tijdschriftafleveringen
Monografieën
2.733
1.035
2012
Het aantal nieuwe aanwinsten voor de bibliotheek daalt verder. Het feit dat meer en meer tijdschriften enkel nog online worden aangeboden biedt hier een verklaring. Het aantal nieuwe boeken is terug op een normaal niveau; in 2010 en 2011 ontving de bibliotheek van de Plantentuin verschillende schenkingen van andere bibliotheken.
3.000
121.796
8.742
3.385
48.796
7.443
4.596
48.834
2011
Inkomende uitwisselingen
Aanwinsten bibliotheek
0
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
60.000
119.526
2010
2009
Het aantal records in de gegevensbank van onze bibliotheek groeit gestadig aan. De volledige catalogus, die ook online beschikbaar is, bevat meer dan 120.000 records.
Gegevensbank van de bibliotheek
0
10.000
20.000
30.000
BT
SP
12.000
50.000 40.000
14.000
2.012
2.149
Uitgaande lenen
60.000
1.426 177
2.569 164
Uitgaande uitwisselingen Uitgaande giften
9.668 595
2.441 535
Inkomende giften Inkomende lenen
3.249
2.799
2010
Inkomende uitwisselingen
16.000
75.446
26.105
49.341
2013
70.000
47.811
30.324
17.487
2012
18.000
40.039
21.880
18.159
2011
2009
Het overbrengen van herbariumspecimens tussen herbaria is essentieel om botanisch onderzoek mogelijk te maken. Specimens kunnen worden overgebracht naar een ander herbarium op basis van een tijdelijke overeenkomst als een leen of op een permanente basis als een gift of als onderdeel van een uitwisselingsprogramma. Voor 2013 valt vooral het grote aantal inkomende uitwisselingen op.
Lenen en uitwisselingsprogramma
80.000
2009
23.447
17.020 25.050
SP Totaal
45.382
21.935
8.030
BT
2010
2009
Herbarium specimens bevatten waardevolle data over de verspreiding, ecologie en het gebruik van planten. Door de digitalisatie van collecties en door ze te encoderen in een gegevensbank, wordt deze informatie toegankelijk gemaakt voor een grote groep potentiële gebruikers. In 2013 werden 75.000 nieuwe specimen records gecreëerd door de twee departementen. Dit grote aantal is het resultaat van rapid databasing in het departement BT om zo een volledige inventaris te hebben voor deze federale collectie. Enkel de basisgegevens voor elk collectiestuk werden geregistreerd.
Encoderen van de collecties in gegevensbanken
De Plantentuin in cijfers 56 — 57
2013
Boeken of hoofdstukken van boeken
2009
Totaal
72 50
83 116
2012 2013
45 40
30 49
2012 2013
0
10
20
30
40
50
Internationale of nationale publicaties zonder IF
36
47 2011
Internationale publicaties met IF
25
34
60
20
28
2010
27
8
31
5
2
Boeken of hoofdstukken van boeken
Internationale of nationale publicaties zonder IF
2009
Internationale publicaties met IF
Details geplubliceerde manuscripten en hoofdstukken van boeken
2013
2012
2011
2010
116
83
114
64
50
Abstracts van posters of presentaties
26
114
2011
150
200
Andere publicaties (rapporten, boekrecensies,…)
26
14
18
5
6
Totaal
Andere publicaties (rapporten, boekrecensies,…)
2013
2012
2011
2010
2009
192
169
158
130
119
Totaal
0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
2009
Gemiddelde IF
2,02
2009
2010
2011
1,27
2010
2012
2,21
2011
2013
2,81
2012
Gemiddelde IF
2,33
2013
De gemiddelde impactfactor van de manuscripten van de personeelsleden van de Plantentuin daalde lichtjes ten opzichte van 2012 tot 2,33. Dit cijfer is nog steeds veel hoger dan in 2009 en 2010. Dit weerspiegelt het feit dat onze wetenschappers basistaxonomisch werk, dat vaak gepubliceerd wordt in tijdschriften met een lagere impactfactor, combineren met meer toegepast onderzoek dat gepubliceerd kan worden in toptijdschriften.
Gemiddelde impactfactor
0 Manuscripten en hoofdstukken van boeken
61
64
2010
250
63
Abstracts van posters of presentaties
50
50
2012
Externe bezoekers
Manuscripten en hoofdstukken van boeken
2009
0 2011
58
440
2013
Interbibliothecaire lenen
61
457
2012
100
49
504
2011
Het aantal wetenschappelijke publicaties door personeelsleden nam verder toe. Het aantal bijdragen in tijdschriften met een impactfactor bereikte zijn hoogste niveau sinds 2009.
Aantal publicaties
Onderzoek
100
200
300
400
500
2010
58
54
Interbibliothecaire lenen
2009
494
492
Externe bezoekers
600
2010
2009
De bibliotheek is toegankelijk voor het publiek en verwelkomt jaarlijks 500 externe en 1.000 interne bezoekers per jaar. Dit aantal zal in de toekomst verder dalen aangezien botanische literatuur steeds vaker online beschikbaar wordt. De Plantentuin neemt daarom actief deel aan verschillende digitalisatieprojecten. Het aantal interbibliothecaire lenen blijft min of meer stabiel.
Externe consultaties bibliotheek
De Plantentuin in cijfers 58 — 59
•
•
•
•
•
•
22
Molecular data place the hyphomycetous lichenicolous genus Sclerococcum close to Dactylospora (Eurotiomycetes) and S. parmeliae in Cladophialophora (Chaetothyriales). Fungal Diversity 58: 61-72. (IF: 5,319) Ertz D., Fischer E., Killmann D., Razafindrahaja T. & Sérusiaux E. (2013) Savoronala, a new genus of Malmideaceae (Lecanorales) from Madagascar with stipes producing sporodochia. Mycological Progress 12: 645-656. (IF: 1,606) Ewald J., Hennekens S., Conrad S., Wohlgemuth T., Jansen F., Jenssen M., Cornelis J., Michiels H.G., Kayser J., Chytrý M., Gégout J.C., Breuer M., Abs C., Walentowski H., Starlinger F. & Godefroid S. (2013) Spatial and temporal patterns of Ellenberg nutrient values in forests of Germany and adjacent regions - a survey based on phytosociological databases. Tuexenia 33: 93-109. Fraiture A. & Di Giangregorio M. (2013) Amanita inopinata, its ecology and expansion in Europe. Cryptogamie, Mycologie 34,3: 212-222. (IF: 1,044) Godefroid S., Van de Vyver A., Lebrun J., Masengo Kalenga W., Handjila Minengo G., Rose C., Ngongo Luhembwe M., Vanderborght T. & Mahy G. (2013) Germination capacity and seed storage behaviour of threatened plant species from the Katanga copper belt: implications for ex situ conservation. Plant Ecology and Evolution 146,2: 183-192. http://dx.doi.org/10.5091/ plecevo.2013.745 (IF: 1,192) Groom Q.J. (2013) Estimation of vascular plant occupancy and its change using kriging. New Journal of Botany 3,1: 33-46. Groom Q.J. (2013) Some poleward
18
18,0
45,1
%
•
•
•
•
•
•
55
22
55
2013
27
Verworpen
Teruggestuurd
In review
Geaccepteerd
Verworpen
Teruggestuurd
22,1
27
In review 122
Totaal
movement of British native vascular plants is occurring, but the fingerprint of climate change is not evident. PeerJ, 1, e77. doi:10.7717/peerj.77 Haelewaters D. & De Kesel A. (2013) A new species of Cantharomyces (Laboulbeniales, Ascomycota) from the Netherlands. Mycotaxon 123: 467-472 (IF: 0,709) Heger T., Pahl A.T., Botta-Dukát Z., Gherardi F., Hoppe C., Hoste I., Jax K., Lindström L., Boets P., Haider S., Kollmann J. Wittmann M.J. & Jeschke J. (2013) Conceptual Frameworks and Methods for Advancing Invasion Ecology. Ambio 42,5: 527-540. http:// dx.doi.org/10.1007/s13280-012-0379-x (IF: 2,295) Iamonico D. & Verloove F. (2013) Ptilotus spicatus. In: von Raab-Straube E. & Raus T. (eds) Notulae ad floram euro-mediterraneam pertinentes No. 30. Willdenowia 43: 152-153. (IF: 0,328) Jüttner I., Ector L., Reichardt E., Van de Vijver B., Jarlman A., Krokowski J. & Cox E.J. (2013) Gomphonema varioreduncum a new species from northern and western Europe and re-examination of Gomphonema exilissimum (Grunow) Lange-Bertalot & Reichardt. Diatom Research 28: 303316. http://dx.doi.org/10.1080/026924 9X.2013.797924 (IF: 0,750) Kopalová K., Nedbalová L., Nývlt D., Elster J. & Van de Vijver B. (2013) Ecological assessment of the freshwater diatom communities from Ulu Peninsula (James Ross Island, NE Antarctic Peninsula). Polar Biology 36: 933-948. http://dx.doi.org/10.1007/s00300-0131317-5 (IF: 2,006) Kopalová K. & Van de Vijver B. (2013) Structure and ecology of
14,8
18
Geaccepteerd
De Plantentuin publiceert samen met de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging (sinds 2010) het peer-reviewed tijdschrift Plant Ecology and Evolution. In totaal ontving het tijdschrift bijna 450 inzendingen. In 2013 werden 122 manuscripten ontvangen; 55 werden verworpen zonder review om uiteenlopend editoriale redenen; 22 werden verworpen; 18 werden aanvaard voor publicatie en 27 zijn nog onder review. De toename van kwaliteitsvolle inzendingen laat de redactie toe enkel de beste manuscripten te aanvaarden die passen in de scope van het tijdschrift. De impactfactor van het tijdschrift steeg lichtjes tot 1,192.
Plant Ecology and Evolution
•
•
•
•
•
freshwater diatom communities of Byers Peninsula (Livingston Island, South Shetland Islands). Antarctic Science 25: 239-253. http://dx.doi.org/10.1017/ S0954102012000764 (IF: 1,630) Lachenaud O., Droissart V., Dessein S., Stévart T., Simo M., Lemaire B., Taedoumg H. & Sonké B. (2013) New records for the flora of Cameroon, including a new species of Psychotria (Rubiaceae) and range extensions for some rare species. Plant Ecology and Evolution 146,1: 121-133. http://dx.doi. org/10.5091/plecevo.2013.632 (IF: 1,192) Lahiani E., Dufaÿ M., Castric V., Le Cadre S., Charlesworth D., Van Rossum F. & Touzet P. (2013) Disentangling the effects of mating systems and mutation rates on cytoplasmic diversity in gynodioecious Silene nutans and dioecious Silene otites. Heredity 111: 157-164. http://dx.doi. org/10.1038/hdy.2013.32 (IF: 4,110) Lee S.S., Tobias F.A.C. & Van de Vijver B. (2013) Envekadea metzeltinii sp. nov., a new diatom (Bacillariophyta) species from the subtropical karstic wetlands of the Florida Everglades, U.S.A. Phytotaxa 115: 15-24. http:// dx.doi.org/10.11646/phytotaxa.115.1.2 (IF: 1,295) Lowe R.L., Kociolek J.P. & Van de Vijver B. (2013) Two new Orthoseira species (Bacillariophyta) from lava tubes. Phytotaxa 111: 39-52. http://dx.doi. org/10.11646/phytotaxa.111.1.3 (IF: 1,295) Mangambu M.J-D., Muhashy H.F, Janssen T., Diggelen R., Robbrecht E. & Ntahobavuka H. (2013) Diversité des Fougères et leurs alliées le long du gradient altitudinal au sein de l’écosystème forestier des montagnes du Parc National de Kahuzi-Biega
• Aguiar B., Vieira J., Cunha A.E., Fonseca N.A., Reboiro-Jato D., Reboiro-Jato M., dez-Riverola F.F., Raspé O. & Vieira C.P. (2013) Patterns of evolution at the gametophytic self-incompatibility Sorbus aucuparia (Pyrinae) S pollen genes support the non-self recognition by multiple factors model. Journal of Experimental Botany 64,8: 2423-2434. (IF: 5,242) • Aptroot A., Ertz D., Lima E.L., Jesus K.A., Maia L.C. & Cáceres M.E.S. (2013) Two new species of Roccellaceae (Ascomycota: Arthoniales) from Brazil, with the description of the new genus Sergipea. Lichenologist 45,5: 627-634. (IF: 1,135) • Bokhorst S., Huiskes A., Aerts R., Convey P., Cooper E.J., Dalen L., Erschbamer B., Gudmundsson J., Hofgaard A., Hollister R.D., Johnstone J., Jónsdóttir I.S., Lebouvier M., Van de Vijver B., Wahren C.H. & Dorrepaal E. (2013) Variable temperature effects of Open Top Chambers at polar and alpine sites explained by irradiance and snow depth. Global Change Biology 19: 64-74. (IF: 6,910) • Carvalheiro L.G., Kunin W.E., Keil P., Aguirre-Gutiérrez J., Elli, W.N., Fox R., Groom Q., Hennekens S., Van Landuyt, W., Maes D., Van de Meutter F., Michez D., Rasmon, P., Ode B., Potts S.G., Reeme, M., Roberts S.P.M., Schaminé, J., Wallis de Vries M.F. & Biesmeijer J.C. (2013) Species richness
Peer-review publicaties 2013, met medewerkers van de Plantentuin als auteur of coauteur
Publicaties
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
(RD Congo). International Journal of Environmental Studies 70,2: 259-283. Mangambu M.J.-D., Van Diggelen R., Mwangamwanga J.-C., Ntahobavuka H. & Robbrecht E. (2013) Espèces nouvellement signalées pour la flore ptéridologique de la République Démocratique du Congo. International Journal of Biological and Chemical Sciences 7,1: 107-124. Mareš J., Komárek J., Compère P. & Oren A. (2013) Validation of the generic name Gloeobacter Rippka et al. 1974, Cyanophyceae. Cryptogamie, Algologie 34: 255-262. (IF: 1,170) Mareš J., Komárek J., Compère P. & Oren A. (2013) Proposal to conserve the name Gloeobacter violaceus against Aphanothece caldariorum, Gloeothece coerulea and Gloeothece linearis (Cyanophyceae). Taxon 62,5: 1055. (IF: 2,782) Mareš J., Hauer T., Komárek J. & Compère P. (2013) Proposal to conserve the name Gloeothece (Cyanophyceae) with a conserved type. Taxon 62,5: 1056. (IF: 2,782) Merckx V.S.F.T., Kissling J., Hentrich H., Janssens S.B., Mennes C.B., Specht C.B. & Smets E.F. (2013) Phylogenetic relationships of the mycoheterotrophic genus Voyria and the implications for the biogeographic history of Gentianaceae. American Journal of Botany 100: 712-721. (IF: 2,586) de Moraes P.L.R., De Smedt S., Esser H.J., Gallagher C. & Guglielmone L. (2013) On some Brazilian plants distributed by Martius in 1827 and published by Colla in 1833. Harvard Papers in Botany 18,1: 23-36. de Moraes P.L.R., De Smedt S., Esser H.J., Gallagher C. & Guglielmone
declines and biotic homogenisation have slowed down for NW-European pollinators and plants. Ecology Letters 16,11: 1416–1417. (IF: 17,949) Champluvier D. (2013) New and overlooked Acanthaceae taxa from the Democratic Republic of Congo (2): the genus Justicia. Plant Ecology and Evolution 146,1: 95-120. http://dx.doi. org/10.5091/plecevo.2013.715 (IF: 1,192) Cocquyt C., Jüttner I. & Kusber W.-H. (2013) Reinvestigation of West African Surirellaceae (Bacillariophyta) described by Woodhead & Tweed from Sierra Leone. Diatom Research 28,2: 121-129. http://dx.doi.org/10.1080/026924 9X.2012.752411 (IF: 0,750) Cocquyt C., de Haan M. & Taylor J. (2013) Cavinula lilandae (Bacillariophyta), a new diatom species from the Congo Basin Diatom Research 28,2: 157-163. http://dx.doi.org/10.1080/026924 9X.2012.753952 (IF: 0,750) De Block P. & Vrijdaghs A. (2013) Development of reproductive organs in Canephora madagascariensis (Octotropideae - Rubiaceae). Plant Ecology and Evolution 146,3: 310327. http://dx.doi.org/10.5091/ plecevo.2013.844 (IF: 1,192) Degreef J., Amalfi M., Decock C. & Demoulin V. (2013). Two rare Phallales recorded from SãoTomé. Cryptogamie, Mycologie 34,1: 3-13. (IF: 1,044) Diagre D. (2013) Pure science or practical science: The difficult choice of the Brussels Botanic Garden (1826-1914). Studies in the History of Biology 5,4: 7-22. Diederich P., Ertz D., Lawrey J.D., Sikaroodi M. & Untereiner W.A. (2013)
De Plantentuin in cijfers 60 — 61
• Cocquyt C. & Plisnier P.-D. (2013) Fytoplankton uit het tanganyika-meer en Cholera. Diatomededelingen 37: 27-33. • De Beer D., Reyniers J. & Stieperaere H. (2013) Nieuwe en interessante mossen in Vlaanderen. 2. Muscillanea 33: 55-62.
Publicaties 2013, in nationale tijdschriften of zonder peerreview, met medewerkers van de Plantentuin als auteur of coauteur
Webbia 68,1: 67-71. • Verloove F. (2013) New xenophytes from Gran Canaria (Canary islands, Spain), with emphasis on naturalized and (potentially) invasive species. Collectanea Botanica 33: 59-82. • Verloove F. (2013) Non-native vascular plants from Canary Islands (Spain): Nomenclatural and taxonomical adjustments. Lagascalia 33: 19-35. • Verstraete B., Janssens S., Lemaire B, Smets E. & Dessein S. (2013) Phylogenetic lineages in Vanguerieae (Rubiaceae) associated with Burkholderia bacteria in sub-Saharan Africa. American Journal of Botany 100,12: 23802387. (IF: 2,586) • Verstraete B., Janssens S., Smets E. & Dessein S. (2013) Symbiotic b-proteobacteria beyond Legumes: Burkholderia in Rubiaceae. PLoS ONE 8: e55260. (IF: 3,730) • Wetzel C.E., Van de Vijver B., Hoffmann L. & Ector L. (2013) A new widely distributed freshwater Planothidium species (Bacillariophyta). Phytotaxa 138: 43-57. http://dx.doi. org/10.11646/phytotaxa.138.1.6 (IF: 1,295)
•
•
•
•
•
•
L. (2013) On some Brazilian plants distributed by Martius in 1827 and published by Colla in Herbarium pedemontanum - II. Harvard Papers in Botany 18,2: 197–210. de Moraes P.L.R., De Smedt S., Esser H.J., Gallagher C. & Guglielmone L. (2013) On some Brazilian plants distributed by Martius in 1827 and published by Colla in Herbarium pedemontanum - III. Harvard Papers in Botany 18,2: 211-223. Muluwa J.K., Eyi Ndong H., Degreef J. & Bostoen K. (2013) Champignons consommés par les Pygmées du Gabon: analyse linguistique des myconymes baka et kóya. Africana Linguistica 19: 105-131. Njouonkou A.-L., Watling R. & Degreef J. (2013) Lentinus cystidiatus sp. nov. (Polyporaceae): an African lentinoid fungus with an unusual combination of both skeleton-ligative hyphae and pleurocystidia. Plant Ecology and Evolution 146,2: 240-245. http://dx.doi. org/10.5091/plecevo.2013.792 (IF: 2,586) Novais M.H., Wetzel C.E., Van de Vijver B., Morais M.M., Hoffmann L. & Ector L. (2013) New species and new combinations in the genus Geissleria (Bacillariophyceae). Cryptogamie, Algologie 34: 117-148. (IF: 1,170) Pla-Rabes S., Toro M., Van de Vijver B., Rochera C., Camacho A. & Quesada A. (2013) Stability and endemicity of benthic diatom assemblages from different substrates in a maritime stream in Byers Peninsula (Livingston Island, Antarctica): the role of climate variability. Antarctic Science 25: 254-269. http://dx.doi.org/10.1017/ S0954102012000922 (IF: 1,630) Prˇikrylová I., Vanhove M.P.M.,
• Hoste I. (2013) Olijfbomen, palmen en tuincentra: een inleiding tot de containerfloristiek. Dumortiera 102: 10-16. [http://www.br.fgov.be/DUMORTIERA/ DUM_102/Dum_102_10-16_containers_ Hoste.pdf] • Hoste I. (2013) Notes bibliographiques sur le Manuel de la Flore de Belgique de F. Crépin et le Nouveau Manuel de la Flore de Belgique et des Régions limitrophes de J. Goffart. Dumortiera 102: 49-53. [http://www.br.fgov.be/DUMORTIERA/ DUM_102/Dum_102_49-53_Crepin%20 et%20Goffart_Hoste.pdf] • Lanata F., Dessein S. & Nsimundele L. (2013) The role of Kisantu Botanical Garden in biodiversity conservation: a first effort to sustainably manage useful plants of Bas Congo. BGJournal 10,2: 8-11. • Mangambu M.J.-D., Van Diggelen R., Mwangamwanga J.-C., Ntahobavuka H. & Robbrecht E. (2012) Check-list des Ptéridophytes de l’écosystème forestier des montagnes du Parc National de Kahuzi-Biega à l’Est de la R.D Congo. Cahiers du Centre de Recherches Universitaires du Kivu 42,2: 363-374. • Sánchez Gullón E. & Verloove F. (2013) New records of interesting vascular plants (mainly xenophytes) in the Iberian Peninsula. IV. Folia Botanica Extremadurensis 7: 29-34. • Stieperaere H. (2013) De mossen van het Kempisch gedeelte van Vlaanderen, het armste en zuurste gedeelte van het Vlaams district 3. De mossen van een fragment van het oude Bulskampveld, de Gulke Putten (Wingene). Muscillanea 33: 12-28. • Van den Broeck D. (2013) Een lichenologische excursie naar De Most te Balen. Muscillanea 33: 4-7. • Van den Broeck D. & Hellemans • De Beer D. & Stieperaere H. (2013) Polytrichum commune: een nomenclatorisch kluwen. Muscillanea 33: 32-36. • De Beer D. & Van den Broeck D. (2013) Kustvegetaties in de Waaslandhaven: bezoek aan Haasop te Beveren (25 mei 2013). Muscillanea 33: 37-45. • De Meyere D. (2013) Dagtrip naar Zweden: Alnarp, Trollskogsvägen & Vrams Gunnarstop. In: Jaarboek van de Belgische Dendrologische Vereniging / Annales de la Société Belge de Dendrologie 2012: 149-157. • Fraiture A. (2013) Mycenastrum corium (Lycoperdales) retrouvé en Belgique après 80 ans d’absence. Documents Mycologiques. N.S. 35: 289-302. • Fraiture A. & Vanderweyen A. (2013) Les Puccinia des Pelargonium et leur présence en Belgique. Bulletin de la Société des Naturalistes luxembourgeois 114: 27-34. • Geerinck D. (2013) Quelques considérations taxonomiques et nomenclaturales au sujet de végétaux plantés ou naturalisés en Belgique. Taxonomania 34: 2-7. • Geerinck D. (2013) Catalogue raisonné des Orchidaceae du Congo-Kinshasa: Clé dichotomique des espèces de la Région Soudano-Zambésienne, Domaines Soudanien et Zambésien. Taxonomania 34: 8-39. • Geerinck D. (2013) Polémique concernant la taxonomie dans le genre africain Moraea Miller (Iridaceae) et ses conséquences. Taxonomania 34: 40-41. • Hoste I. & Diagre-Vanderpelen D. (2013) Omgaan met floravervalsing en exoten in de 19de eeuw. Van natuurstudie naar natuurbehoud. Natuur.Focus 12,3: 103-108.
•
•
•
•
•
•
• Tosh J., Dessein S., Buerki S., Groeninckx I., Mouly A., Bremer B., Smets E.F. & De Block P. (2013) Evolutionary history of the AfroMadagascan Ixora species (Rubiaceae): species diversification and distribution of key morphological traits inferred from dated molecular phylogenetic trees. Annals of Botany 112,9: 1723-1742. http://dx.doi.org/10.1093/aob/mct222 (IF: 3,449) • Van den Broeck D., Aptroot A. & Ertz D. (2013) Three new species in the lichen genus Piccolia (Biatorellaceae, lichenized Ascomycota) from the Palaeotropics. Plant Ecology and Evolution 146,3: 384-388. http://dx.doi. org/10.5091/plecevo.2013.906 (IF: 1,192) • Van der Putten N., Verbruggen C., Alexanderson H., Björck S. & Van de Vijver B. (2013) Postglacial sedimentary and geomorphological evolution of a small sub-Antarctic fjord landscape, Stromness Bay, South Georgia. Antarctic Science 25,3: 409-419. http://dx.doi. org/10.1017/S0954102012000880 (IF: 1,630) • Van de Vijver B., Cocquyt C., de Haan M., Kopalová K. & Zidarova R. (2013) The genus Surirella (Bacillariophyta) in the sub-Antartic and maritime Antartic region. Diatom Research 28,1: 93-108. http://dx.doi.org/10.1080/02692 49X.2012.739975 (IF: 0,750) • Van de Vijver B. & Cox E.J. (2013) New and interesting small-celled naviculoid diatoms (Bacillariophyceae) from a lava tube cave on Ile Amsterdam (TAAF, Southern Indian Ocean). Cryptogamie, Algologie 34,1: 37-47. http://dx.doi.org/10.7872/crya.v34. iss1.2013.37 (IF: 1,170) • Van de Vijver B., Jarlman A., de
Janssens S.B., Billeter P.A. & Huyse T. (2013) Tiny worms from a mighty continent: High diversity and new phylogenetic lineages of African monogeneans. Molecular Phylogenetics and Evolution 67: 43-52. (IF: 4,066) Robbrecht E. & Beau N. (2013) Some features of the editorial policy of Plant Ecology and Evolution, and welcoming new members of the editorial team. Plant Ecology and Evolution 146,1: 3-4. http:// dx.doi.org/10.5091/plecevo.2013.840 (IF: 1,192) Rochera C., Fernández-Valiente E., Van de Vijver B., Rico E., Toro M., Vincent W.F., Quesada A. & Camacho A. (2013) Community structure and photosynthetic activity of benthic biofilms from a waterfall in the maritime Antarctica. Polar Biology 36: 1709-1722. http://dx.doi.org/10.1007/s00300-0131388-3 (IF: 2,006) Souffreau C., Vanormelingen P., Van de Vijver B., Isheva T., Verleyen E., Sabbe K. & Vyverman W. (2013) Molecular evidence for distinct Antarctic lineages in the cosmopolitan terrestrial diatoms Pinnularia borealis and Hantzschia amphioxys. Protist 164: 101-115. http:// dx.doi.org/10.1016/j.protis.2012.04.001 (IF: 4,140) Tehler A., Diederich P. & Ertz D. (2013) Proposal to reject the name Lichen conspurcatus (Roccellaceae). Taxon 62,6: 1334-1335. (IF: 2,782) Tehler A., Ertz D. & Irestedt M. (2013) The genus Dirina (Roccellaceae, Arthoniales) revisited. Lichenologist 45(4): 427-476. (IF: 1,135) Tehler A., Irestedt M. & Ertz D. (2013) Austroroccella, a new fruticose genus in the family Roccellaceae. The Bryologist 116,2: 162-168. (IF: 0,977)
Selectie van publicaties 2013 van hoofdstukken en boeken, met medewerkers van de Plantentuin als auteur of coauteur
K. (2013) Een lichenenexcursie naar een stukje van de Kalmthoutse Heide. Muscillanea 33: 8-11. Van den Broeck D. (2013) Oxneria huculica, nieuw voor de Belgische licheenflora. Dumortiera 103: 49-50. Van den Broeck D., Diederich P. & Ertz D. (2013) Report on two lichenological field meetings in Luxembourg in 2011 and 2012. Bulletin de la Société des naturalistes luxembourgeois. 114: 65-76. Verloove F. & Guiggi A. (2013) Some new xenophytes from Fuerteventura (Canary Islands, Spain). Bouteloua 13: 38-42. Verloove F. (2013) Verder onderzoek binnen het genus Rumex (Polygonaceae) in België. Dumortiera 102: 3-9. Verloove F. (2013) Vicia tenuifolia subsp. dalmatica (Fabaceae) ongemerkt ingeburgerd in België en omliggende gebieden. Dumortiera 102: 40-44. Verloove F. (2013) Het genus Cotoneaster (Rosaceae) in het wild in België: een voorlopig overzicht. Dumortiera 103: 3-29. Van de Vijver B. (2013) Wanneer een naam een wetenschappelijk feit wordt: een persoonlijke mening. Liparis 19: 93-100.
• Beau N., Dessein S. & Robbrecht E. (eds) (2013) African Plant Diversity, Systematics and Sustainable Development – Proceedings of the
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Haan M. & Compère P. (2013) The ultrastructure of Gomphonema augur and Gomphonema gautieri (Bacillariophyta). Cryptogamie, Algologie 34,2: 103-116. http://dx.doi.org/10.782/crya.v34. iss2.2013.103 (IF: 1,170) Van de Vijver B., Kopalová K., Zidarova R. & Cox E.J. (2013) New and interesting small-celled naviculoid diatoms (Bacillariophyta) from the Maritime Antarctic Region. Nova Hedwigia 97,1-2: 189-208. http://dx.doi. org/10.1127/0029-5035/2013/0101 (IF: 0,809) Van de Vijver B., Moravcová A., Kusber W.-H. & Neustupa J. (2013) Analysis of the type material of Pinnularia divergentissima (Grunow in Van Heurck) Cleve (Bacillariophyceae). Fottea 13,1: 1-14. http://fottea.czechphycology. cz/_contents/F13-1-2013-01.pdf (IF: 1,372) Van de Vijver B., Wetzel C., Kopalová K., Zidarova R. & Ector L. (2013) Analysis of the type material of Achnanthidium lanceolatum (Bacillariophyta) Brébisson ex. Kützing with the description of two new Planothidium species from the Antarctic Region. Fottea 13,2: 105-117. http://fottea. czechphycology.cz/_contents/F13-22013-02.pdf (IF: 1,372) Van Rossum F., Vereecken N.J., Brédat E. & Michez D. (2013) Pollen dispersal and fruit production in Vaccinium oxycoccos, and comparison with its sympatric congener V. uliginosum. Plant Biology 15: 344-352. (IF: 2,320) Verloove F. (2013) A new combination in Oxybasis (Amaranthaceae). New Journal of Botany 3,1: 59-60. Verloove F. & Mesterházy A. (2013) Cyperus glaber L. (Cyperaceae), an enigmatic species “new” to Spain.
De Plantentuin in cijfers 62 — 63
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abdoul Kader Fofana Cheikh Abid Kenza Allemeersch Luc Amalfi Mario Asselman Sabrina Ausloos Gert Baert Wim Ballings Petra Beau Natacha Bebwa Baguma Nestor Bellanger Sven Bellefroid Elke Bockstael Patrick Bogaerts Ann Borremans Paul Brouwers Erwin Caluwaerts Hilda Cammaerts Thomas Cassaer Ronny Charavel Valérie Clarysse Katrien Claus Liliane Cnop Rony Cocquyt Christine Cremers Stijn
Personeel en jobstudenten
Het Plantentuinteam
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
D’Hondt Frank Dardenne Christel De Backer Rita De Block Petra De Bondt Hendrik De Bondt Leen De Buyser William De Coster An De Groote Anne de Haan Myriam De Jonge Gerrit De Kesel André De Medts Steve De Meeter Ivo De Meeter Niko De Meyer Frank De Meyere Dirk De Pauw Kevin De Smedt Sofie De Wit Marie-Hélène Decock Marleen Degreef Jérôme Dehertogh Davy Delcoigne Daphne Denis Alain
van België, Meise 38 p. • Vanderborght T. (2013) – National Botanic Garden of Belgium, List of Seeds - 2013: version PDF. • Van de Vijver B. (2013) 4th NVKD Taxonomic Workshop. Fragilarioid diatoms – additional notes. Coursebook. 71 p.
www.pro-ibiosphere.eu/news/4395_ recommendations%20on%20how%20 to%20move%20the%20naming%20 of%20organisms%20from%20paper%20 and%20on%20to%20the%20internet/ • Kleber J. & Es K. (2013) Onderzoekend leren, Neerslag van 3 jaar INQUIRE-project voor leerkrachten en educatoren in de Nationale Plantentuin
•
•
•
•
•
•
•
•
• Diagre-Vanderpelen D. (2013) Drapiez Pierre-Auguste (Lille, 1778 Bruxelles, 1856). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 280-281. • Diagre-Vanderpelen D. (2013) Dupont Édouard (Dinant, 1841 - Cannes, France, 1911). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 287. • Diagre-Vanderpelen D. (2013) Durand Théophile (Saint-Josseten-Noode, 1855 - Saint-Josse-tenNoode, 1912). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 288. • Diagre-Vanderpelen D. (2013) Errera Léo-Abram (Laeken, 1858 Uccle, 1905). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 305. • Diagre-Vanderpelen D. (2013) Funck Nicolas (Luxembourg, Grand-Duché de Luxembourg, 1816 - Luxembourg, Grand-Duché de Luxembourg, 1896). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 350. • Diagre-Vanderpelen D. (2013) Galeotti Henri (Versailles, France, 1814 Bruxelles, 1858). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 354. • Diagre-Vanderpelen D. (2013) Kick Jean (Bruxelles, 1775 - Bruxelles, 1831). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 467. • Diagre-Vanderpelen D. (2013) Linden Jean-Jules (Luxembourg, Grand-Duché de Luxembourg, 1817 -Bruxelles, 1898). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 502. • Diagre-Vanderpelen D. (2013) Museum et Institut royal des sciences naturelles. In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 573. • Diagre-Vanderpelen D. (2013) Piré
XIXth AETFAT Congress, held at Antananarivo, Madagascar, 26–30 April 2010. Scripta Botanica Belgica 50. Meise, National Botanic Garden of Belgium. De Meyere D. (ed.) (2013) Belgische Dendrologie Belge 2012. Jaarboek van de Belgische Dendrologische Vereniging / Annales de la Société Belge de Dendrologie. 174 p. De Meyere D. (2013) Dendrologische notities: Nationale Plantentuin, Meise. In: Jaarboek van de Belgische Dendrologische Vereniging / Annales de la Société Belge de Dendrologie 2012: 88-92. Diagre-Vanderpelen D. (2013) Bommer Charles (Bruxelles, 1814 [sic, i.e. 1866] - Bruxelles, 1838 [sic, i.e. 1938]). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 104. Bruxelles, Éditions Prosopon. Diagre-Vanderpelen D. (2013) Bommer Jean Édouard (Bruxelles, 1829 Bruxelles, 1895). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 104. Diagre-Vanderpelen D. (2013) Botanique de Bruxelles, Jardin. In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 110. Diagre-Vanderpelen D. (2013) Brésiers François (Hoboken, 1777 Schaerbeek, 1844). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 121. Diagre-Vanderpelen D. (2013) Crépin François (Rochefort, 1831 Bruxelles, 1903). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 203. Diagre-Vanderpelen D. (2013) De Wildeman Émile (Saint-Josse-tenNoode, 1866 - Bruxelles, 1947). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 270.
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
•
•
•
•
•
•
•
•
Deraet Nancy Derammelaere Stijn Derycke Marleen Dessein Steven Diagre Denis Dubroca Yael Engledow Henry Ertz Damien Es Koen Esselens Hans Etienne Christophe Fabri Régine Faict Samuel Fernandez Antonio Fourmanois Frédéric Fraiture André Franck Pieter Galluccio Michele Gerstmans Cyrille Gheys Rudy Ghijs Dimitri Godefroid Sandrine Groom Quentin Hanquart Nicole Hanssens Francis Hechelski Marie Heyvaert Karin Heyvaert Louisa Maria Hidvegi Franck Honoré Jacqueline Hoste Ivan Houdmont Karel Huyberechts Sonja Incheva Diana Janssens Marina Janssens Steven Jospin Xavier Kaïssoumi Abdennabi Kint Otto Kleber Jutta Kopalová Katerina Kosolosky Christine Lachenaud Olivier
Louis (Bruxelles, 1827 - Ixelles, 1887). In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 626. Diagre-Vanderpelen D. (2013) Zoo de Bruxelles. In: Serge Jaumain (dir.) Dictionnaire d’histoire de Bruxelles: 895. Fabri R. (2013) Jean Léonard (19202013), cofondateur et cheville ouvrière de l’AETFAT. Scripta Botanica Belgica 50: 417. Fraiture A. & Alpago Novello L. (2013) À propos de l’observation de Stephanospora chilensis en Italie. Scripta Botanica Belgica 51: 13-16. Fraiture A. (2013) Synopsis du genre Lindtneria. Scripta botanica Belgica 51: 17-38. Fraiture A. (ed.) (2013) Russulales-2010 – Proceedings of the congress held in Massembre (Belgium) 7-12 Septembre 2010. Actes du congrès organisé à Massembre (Belgique) les 7-12 Septembre 2010. Scripta Botanica Belgica 51. Meise, National Botanic Garden of Belgium. 207 p. Geerinck D. & Leclercq C. (2013) Aperçu des arbres remarquables de la région bruxelloise – Présent passé et avenir. In: Le Patrimoine écrit notre histoire. Bruxelles Patrimoines, Hors Sér., 2013: 231-235. Geerinck D. & Leclercq C. (2013) Opmerkelijke bomen in het Brussels Gewest – Verleden, heden toekomst. In: Het Erfgoed schrijft onze geschiedenis. Erfgoed Brussel, extra nr., 2013: 231-235. Lachenaud O., Droissart V., Dessein S., Stévart T., Simo M., Lemaire B., Taedoumg H. & Sonké B. (2013) New records for the flora of Cameroon, including a new species of Psychotria (Rubiaceae) and range extensions for some rare species. Scripta Botanica Belgica
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Laenen Luc Lahaye Chantal Lanata Francesca Lanckmans Peter Lanin Lieve Lanin Myriam Lanin Peter Le Pajolec Sarah Lekeux Hubert Leyman Viviane Lips Axel Lips Jimmy Loeckx Yentl Looverie Marleen Maerten Christophe Magotteaux Denis Mamdy Guillaume Mangambu-Mokoso Jean de Dieu Mato Kelenda Bibiche Mertens Micheline Mombaerts Marijke Moortgat Niels Moyson Jozef Ndiritu George Ntore Salvator Ohanian Aren Orban Philippe Peeters Katarina Peeters Marc Postma Susan Puttenaers Myriam Raspé Olivier Reubrecht Guy Reusens Dirk Reynders Marc Robberechts Jean Rombout Patrick Ronse Anne Ryken Els Saeys Wim Salmon Géraud Schaillée David Scheers Elke
• Agosti D., Catapano T., Cora J., Güntsch A., Groom Q., Hagedorn G., Kirkup D., Macklin J., Mietchen D., Miller J., Rob M., Paton A., Penev L., David P. & Sierra S. (2013) Report on the state and quality of biosystematics documents and survey reports. Figshare. EU Seventh Framework programme ProiBiosphere, http://dx.doi.org/10.6084/ m9.figshare.790726 • Bromley G., Regan E., Kapelari S., Dillon J., Vergou A., Willison J., Bonomi C., Es K. & Kleber J. (2013) The INQUIRE Course Manual, National Botanic Garden of Belgium, The INQUIRE project, Meise, Belgium 69 p. • Groom Q., Agosti D., Güntsch A., Hovenkamp P., Kralt E., Mietchen D., Paton A. & Sierra S. (2013) The Use of e-Tools among Producers of Taxonomic Knowledge. Figshare. EU Seventh Framework programme ProiBiosphere, http://dx.doi.org/10.6084/ m9.figshare.785738 • Groom Q. & Agosti D. (2013) Taking the data out of paper. EU-BON Newsletter Online publication: http:// www.eubon.eu/news/10516_taking-thedata-out-of-paper/ • Groom Q. (2013) Recommendations on how to move the naming of organisms from paper and on to the Internet. pro-iBiosphere Newsletter http://
Selectie van rapporten 2013, met medewerkers van de Plantentuin als auteur of coauteur
50: 304-316. [Republished from: Plant Ecology and Evolution 146,1: 121-133.]
De Plantentuin in cijfers 64 — 65
• • • • • • • • • •
Keresdedjian Andrée Kozloski Elisabeth Lecomte Jo Lippert Maïa Lokadi La Kembe Hyango Valère Maes Bart Mager Gertrude Marivoet Jos Mignolet Vinciane Miguel Gámiz Beatriz Minost Claire Moesen Piet Peeters Henrica Putman Didier Puttemans Barbara Ray Anne Rose Nathalie Salazar Renaldo Sanin Robayo David Sasson Diane Scheers Patricia Scheiba Ria Schotte Marleen Semeria Claudia Shutt Richard Speeckaert Claudine
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Sterckx Marie-Louise Strack Van Schijndel Maarten Sutterman Marina Swyncop Muriël Tack Florent Tanase Ionut Thielemans Lea Thielemans Marc Valles Maria Van Asch Solange Van Assche Hilde Van Bueren Gerd Van Capellen Gisèle Van De Casteele Geertrui Van der Straeten Els Van Rossem Mieke Vandeloo Rita Verlinden Hugo Verswyvel Myriam Vivek Rao Vivignis Patrick Wagemans Miel Wagemans Philip Wens Monique Würsten Bart
Van Hove Siemen Van Hoye Manon Van Humbeeck Jozef Van Humbeeck Linda Van Laethem Steven Van Onacker Jean Van Opstal Jan Van Ossel Anja Van Paeschen Bénédicte Van Renterghem Koen Van Riet Laurens Van Rossum Fabienne Van wal Rita Van Wambeke Paul Vandelook Filip Vanderborght Thierry Vanderstraeten Dirk Vanwinghe Petra Vekens Odette Verdickt Jozef Verdickt Nathalie Verdonck Carina Verissimo Pereira Nuno Verlinden Kevin Verlinden Willy Verloove Filip Vermeerbergen Jochen Vermeersch Bart Versaen François Versaen Ilse Verschueren Alice Vleminckx Kevin Vleminckx Sabine Vloeberghen Joseph Wets Rutger Willems Stefaan Würsten Bart Yamani Kamal Zemagho Lise Zerard Carine Zucka Serge
Billiet Frieda Champluvier Dominique Compère Pierre Geerinck Daniel Janssens Thomas Jongkind Carel Malaisse François Pauwels Luc Rammeloo Jan Robbrecht Elmar
• • • • • • • • • •
Sanín David Sharp Cathy Sonké Bonaventure Sotiaux André Tariq Stévart Stieperaere Herman Vanderweyen Arthur Vanhecke Leo Verstraete Brecht Vrijdaghs Alexander
Onbezoldigde wetenschappelijke medewerkers
Schoemaker Erika Schoevaerts Johan Schuerman Riet Sergeant Roland Sosef Marc Speliers Wim Steppe Eric Stoffelen Piet Stuer Benoît Swaerts Daniel Tavernier Willy Telka Brandon Telka Dominique Thielemans Tom Tilley Maarten Tytens Liliane Van Belle Fernand Van Caekenberghe Frank Van Campenhout Geert Van De Kerckhove Omer Van de Vijver Bart Van de Vyver Ann Van den Borre Jeroen Van Den Broeck Dries Van den Broeck Maria Van Den Moortel Jean Van den Troost Gery Van der Beeten Iris Van der Jeugd Celien Van der Jeugd Michael Van der Plassche Thierry Van Eeckhoudt Jozef Van Eeckhoudt Kevin Van Eeckhoudt Lucienne Van Eeckhoudt Rita Van Gijseghem Jeannine Van Gompel Julie Van Grimbergen Dieter Van Hamme Lucienne Van Herp Anita Van Herp Marc Van Herp Michiel
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • Adams An Aparicio Tejerina Oscar Bailly Francine Bas Osman Bastin Dominique Belmans Lucie Berckx Mieke Bockstael Annie Boutet Didier Boyker Victor Buelens Luc Cammaerts Lisette Cappelleman Ingrid Chashanovski Zvi Claes Philippe Claessens Alfons Coen Marie-Laure Connrot Claire Cuvry Bruno De Beer Dirk de Borman Sandrine De Cock Marianne de Coninck Hans De Cuyper Josephus
Vrijwilligers
Bailly Francine Benit Danielle De Cock Marianne De Cuyper Jef De Vriendt Francis Geernaert Inge Kozloski Elisabeth Proost Alida Silverans Michel Talloen Paul Tavernier Patrick
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • • • • • • • • •
De Meuter Pascale De Praetere Claude De Smet Françoise De Wit Daniël Dehaes Mimi Deleu Ann Delière Sandra Devolder Chris Doutrelepont Hugues Dubois Tinne Dumont Anne-Marie Durant Daniël Exsteen Walter Eykens Jos Fabré Lisette Gheysens Lieve Goossens Florent Harding Steven Horions Chris Houben Guido Huet Dimitri Huriaux Thierry Jacobs Ludo Jessen Georgette
Thielemans Katinka Van Acoleyen Roger Van Conkelberge Luc Van den Broeck Martine Vanderherten Frank Van de Vijver Martine van Lidth Bénédicte Verschueren Frans Wayembergh Lisiane Wymeersch Miet
Jaarlijks bezoeken ongeveer 100.000 mensen de Plantentuin. De meeste bezoekers kennen vooral de plantenverzamelingen en de serres, maar er is natuurlijk veel meer. Onze wetenschappers delen met passie en enthousiasme hun kennis met het publiek. De Plantentuin ontwikkelde een hele reeks instrumenten om de kennis over planten zo efficiënt mogelijk te verspreiden en om het publiek bewust te maken van de noodzaak van plantenconservatie. Onze website www.plantentuinmeise.be geeft een overzicht van de huidige activiteiten van de Plantentuin.
Om kennis over planten te verspreiden...
De activiteiten van onze wetenschappers om de diversiteit van planten, paddenstoelen en wieren in kaart te brengen en te bestuderen, bestrijken de hele wereld, van Antarctica tot de regenwouden van Congo. Het wetenschappelijk werk spitst zich toe op een correcte en wetenschappelijke identificatie van plantensoorten. Wat zijn de kenmerken van een soort? Hoeveel soorten zijn er? Hoe kunnen we soorten van elkaar onderscheiden? Zonder antwoorden op deze fundamentele vragen kan geen enkele economische activiteit gebaseerd op planten of van planten afgeleide producten plaatsvinden. Het kennen van de wetenschappelijke naam van een soort is de sleutel om alle informatie over die soort te ontsluiten. Een correcte identificatie helpt bijvoorbeeld om giftige soorten te onderscheiden van aanverwante medicinale planten of om bedreigde soorten te identificeren die nood hebben aan beschermingsmaatregelen.
Om planten en fungi te bestuderen...
De Plantentuin bewaart meer dan 18.000 verschillende soorten levende planten, waaronder verschillende bedreigde soorten, zoals de Laurentpalmvaren (Encephalartos laurentianus). Daarnaast is er een internationaal erkende zadenbank met onder andere zaden van talrijke wilde boonsoorten.
Met de missie om planten te bewaren voor de toekomst…
De Plantentuin heeft een groot herbarium met ongeveer vier miljoen specimens waaronder het grootste rozenherbarium ter wereld en belangrijke historische collecties uit Brazilië en Midden-Afrika. De Plantentuin heeft ook een botanische bibliotheek met meer dan 200.000 werken, met publicaties van de 15de eeuw tot vandaag.
Met unieke collecties…
De geschiedenis van Plantentuin Meise gaat terug tot 1796. Daarmee is de instelling ouder dan het koninkrijk België en hebben we dus al meer dan twee eeuwen ervaring met planten. De Plantentuin omvat 92 hectaren met heel wat historische gebouwen, waaronder een kasteel met een toren uit de 12de eeuw.
Een Plantentuin met een rijke geschiedenis…
Plantentuin Meise in een notendop
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • • • • • • • • • •
Gidsen
De Plantentuin in cijfers 66 — 67
Onthaal
Technische dienst
Veiligheid en Hygiëne
Informatica
Personeelsdienst
Boekhouding
Administratie
We realiseren onze doelstellingen op een efficiënte, integere en kwaliteitsvolle manier. We evalueren daartoe kritisch ons functioneren en durven bijsturen waar nodig. We staan open voor opbouwende kritiek, zowel van binnenuit als van buitenaf.
Streven naar uitmuntendheid
Zowel in ons dagelijkse werk als bij het nemen van beslissingen communiceren we open en oprecht. De informatie waarover we beschikken is een gemeenschappelijk goed dat we delen met wie er nuttig gebruik van kan maken. We bespreken onze problemen en zoeken samen naar oplossingen; we zijn discreet waar nodig.
Open communicatie
Als professionelen in het vak dragen we allemaal een verantwoordelijkheid voor een gezond leefmilieu voor mensen en planten. We oefenen een voorbeeldfunctie uit en zijn een referentie binnen en buiten onze sector.
Oog voor duurzaamheid
Afdeling Museologie en Educatie
Afdeling Bibliotheek en Archieven
Onderhoud
Afdeling Plantenverzamelingen en Park
Algemeen beheer
Wachters
DEPT. Spermatofyten en Pteridofyten
DEPT. Bryofyten en Thallofyten
Directie
Bij het uitvoeren van onze taken en het ontwikkelen van nieuwe ideeën hebben we steeds de noden en verwachtingen van onze klant, intern of extern, voor ogen.
Afdeling Dicotylen
Afdeling Varens, Gymnospermen en Monocotylen
Afdeling Fungi en Lichenen
Afdeling Algen en Mossen
Organigram
Correcte dienstverlening
We hebben aandacht en respect voor alle mensen waarmee we in contact komen. We waarderen hun eigenheid en diversiteit. Onze collega’s zijn professionele partners waarmee we respectvol omgaan.
Respect voor diversiteit
Als medewerkers van de Plantentuin zijn we teamspelers die onze talenten samenbrengen om onze missie te verwezenlijken. We bepalen in overleg de doelstellingen en we zijn samen verantwoordelijk om ze te realiseren.
Eén team, één missie
De zes waarden van de Plantentuin zijn als zuurstof nodig voor onze groei en bloei.
Onze waarden
Het plantenrijk ontdekken, onderzoeken en beschermen en met deze kennis samen bouwen aan een duurzame toekomst.
Onze missie
Tekst: Plantentuin Meise Botanical Values Dit verslag is ook beschikbaar in het Engels en het Frans en kan worden gedownload van onze website www.plantentuinmeise.be Gedrukt op gerecycleerd FSC gelabeld papier Š Plantentuin Meise, 2014