Marlies Doesburg
7 juni 2023
Afstudeerproject
Master Landschapsarchitectuur
Academie van Bouwkunst
Amsterdam
Commissie:
Mirte van Laarhoven (mentor)
Lieke de Jong
Jan Maas
Marlies Doesburg
7 juni 2023
Afstudeerproject
Master Landschapsarchitectuur
Academie van Bouwkunst
Amsterdam
Commissie:
Mirte van Laarhoven (mentor)
Lieke de Jong
Jan Maas
Een eigen perspectief en ruimtelijke strategie op de ontwikkeling van natuur rondom Utrecht.
Een eigen perspectief en ruimtelijke strategie op de ontwikkeling van natuur rondom Utrecht.
MARLIES DOESBURG marliesdoesburg@gmail.com
7 juni 2023
Afstudeerproject
Master Landschapsarchitectuur Academie van Bouwkunst Amsterdam
Commissie:
Mirte van Laarhoven (mentor)
Lieke de Jong
Jan Maas
Toegevoegde commissieleden ten behoeve van examen:
Jana Crepon
Anna Fink
Geraadpleegde experts:
> Ecoloog
Rens Vaessen, Dactylis & PhD aan de Universiteit Utrecht
> Waterschap
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR)
Hugo Beekelaar, adviseur ecologie
Epke van der Werf, adviseur hydrologie
> GIS data cultuurhistorische elementen
Renske de Jonge, Provincie Utrecht
Copyright
© 2023, Marlies Doesburg
Alle beelden en foto’s in dit afstudeerproject zijn gemaakt door de auteur.
Alle kaarten zijn noord georiënteerd.
Dit afstudeerproject begon vanuit mijn fascinatie voor de schoonheid van successie en verandering, zoals deze voorkomt binnen de ecologische beweging van verwildering, oftewel ‘Rewilding’. Natuur die spontaan ontstaat en kale grond omtovert tot gras, struikgewas en uiteindelijk zelfs tot bos. Of hoe een dode boom een voedingsbodem vormt voor nieuwe zaailingen. Rewilding biedt een hoopvol perspectief, waarin de veerkracht en het herstelvermogen van de natuur zichtbaar wordt, juist in een tijd waarin we worden geconfronteerd met crisissen zoals het verlies aan biodiversiteit en klimaatverandering.
‘PART OF THE BEAUTY OF ECOLOGY IS ITS CHANGE.’ (Marris, 2011, p.21)
Elk successiestadium kent unieke planten diersoorten die optimaal profiteren van de heersende omstandigheden. Na verloop van tijd zullen sommige soorten verdwijnen en andere juist verschijnen. Op wereldwijde schaal geldt hetzelfde: door de opwarming van de aarde zullen sommige diersoorten uitsterven, migreren of juist heel goed gedijen. Een grote verscheidenheid aan soorten draagt bij aan een hoge biodiversiteit. Daarom worden in het hedendaagse natuurbeheer verschillende successiestadia naast elkaar in stand gehouden.
‘NATUURBEHEER IS STRIJDEN TEGEN SUCCESSIE.’ (Natuurwerkgroep de Reest, 2016)
Het vasthouden van een bepaald successiestadium wordt gezien als het beheren of ontwikkelen van natuur, maar dit vind ik juist onnatuurlijk. Het gaat in tegen de natuurlijke processen van de natuur zelf.
De schoonheid van de natuur zit hem juist in de voortdurende verandering: het ritme van dag en nacht waarin bloemen zich na de nacht weer openen naar de zon, de
seizoenswisseling waarbij groene blaadjes in het voorjaar uit dorre takken tevoorschijn komen, en de verandering over de jaren waardoor oude bossen te bezoeken zijn die al langer bestaan dan de mens zelf.
‘WE HAVE A MENTAL NEED TO GRASP THAT WE ARE ROOTED IN THE CONTINUITY OF TIME.’
(Pallasma, 2007, p. 32)
Over de hele lange termijn gesproken, op de Academie wordt ons geleerd dat projecten nooit op zichzelf staan. Het is een proces van voortbouwen op de ideeën die al bestaan. Degenen die ons voorgingen hebben het startpunt al verlegd.
‘IF I HAVE SEEN FURTHER, IT IS BY STANDING ON THE SHOULDERS OF GIANTS.’ (Isaac Newton)
Mijn collega’s van de afgelopen vijf jaar, bij Feddes-Olthof, LANDLAB en Deltavormgroep, wil ik dan ook bedanken. De academiedocenten die me les hebben gegeven, dit zijn de mensen die de passie en liefde voor het vak op verschillende schaalniveaus tot uiting brengen.
Een ontwerpproces, met name tijdens een afstudeerproject, verloopt niet lineair. Er zijn momenten waarop enkel denkwerk verricht wordt, zonder dat er tastbare resultaten geboekt worden. Mijn commissieleden gaven me het vertrouwen dat de resultaten uiteindelijk zouden komen. Mirte, Lieke en Jan, bedankt voor jullie procesbegeleiding en ongekende enthousiasme.
Tot slot wil ik de geraadpleegde experts en mijn sparringbuddies, vrienden en familie bedanken voor hun hulp!
Onze blik op natuur bepaalt hoe we met de natuur omgaan. Het hoge tempo waarin plant- en diersoorten uitsterven en complete ecosystemen dreigen verloren te gaan, vraagt om een wereldwijde shift in de manier waarop naar natuur wordt gekeken. De urgentie is hoog: we hebben slechts 10 tot 15 jaar om de shift te maken. Het doel van dit afstudeerproject is de achteruitgang van de biodiversiteit tegen te gaan en de relatie tussen de menselijke en niet-menselijke natuur te herstellen. De hoofdvraag luidt: ‘Hoe kan toekomstbestendige natuur worden ontwikkeld aan de stadsrand van Utrecht op een manier, die de biodiversiteit verhoogt en de relaties tussen menselijke en niet-menselijke natuur versterkt’.
In het boek ‘The Conservation Revolution’ van Bram Büscher & Robert Fletcher, worden vier verschillende stromingen in natuurontwikkeling beschreven.
‘Mainstream conservation’ en ‘New conservation’ zien natuur als een economisch product, waarbij de meerwaarde van de natuur zichtbaar en meetbaar wordt gemaakt. Natuurtypen met bijbehorende specifieke doelsoorten worden hierin vastgelegd. De focus ligt op het genereren van welvaart. ‘Rewilding - Neo protectionism’ en ‘Convivial conservation – Living with nature’, richten zich daarentegen op het bevorderen van welzijn.
Het vastleggen van doelsoorten en natuurtypen heeft als gevolg dat de natuur een deel van haar schoonheid verliest. Mijn fascinatie voor de schoonheid van verandering en successie is terug te vinden in de stroming ‘Rewilding’. Successie is een proces van verandering in soortensamenstelling bij de spontane ontwikkeling van natuur op één plek. Als eerste vestigen de pionierssoorten zich.
Wanneer de omstandigheden veranderen, verdwijnen deze soorten en komen er nieuwe soorten voor in de plaats. In plaats van het vasthouden aan bepaalde natuurtypen, richt ‘Rewilding’ zich op het herstellen van natuurlijke processen. Het aanleggen van natuur waar de mens slechts als bezoeker naar mag kijken vergroot echter de tweedeling tussen de menselijke en niet-menselijk natuur. In de stroming ‘Convivial conservation’ leeft de mens, net als inheemse culturen, samen met de natuur. Hierbij wordt niet gestreefd naar creëren van een nieuwe wildernis, een term geïntroduceerd door de stedeling, maar is natuur onderdeel van het dagelijks leven.
Mijn positie als landschapsarchitect ligt tussen deze stromingen in, de term die ik eraan heb gegeven is: ‘Decultiveren’. Decultiveren is een vorm van natuurontwikkeling die streeft naar een balans tussen gecultiveerde en gedecultiveerde elementen. Het aanjagen en activeren van natuurlijke processen bevordert de spontane groei van natuur, wat op zijn beurt bijdraagt aan het vergroten en versterken van zowel biodiversiteit als ecosystemen. De impact van de mens op de natuur hoeft namelijk niet altijd negatief zijn, maar kan ook bijdragen aan het herstel en het ontstaan van nieuwe ecosystemen. De veranderingen in de natuur zijn langzame processen en vragen om een langetermijnvisie (100-200 jaar), met een nieuwe manier van betrokkenheid, die de scheiding tussen mens en natuur tegengaat. Verbinding wordt onder andere gezocht met de aanleg van verblijf- en ontmoetingsplekken in de natuur, het terugbrengen van de culturele identiteit van het landschap, het betrekken van de mens bij het beheer en het ontwikkelen van natuur dicht bij huis.
Utrecht, de stad waar ik opgroeide en momenteel woon, is een plek waar verschillende landschapstypen samenkomen: het stadslandschap, rivierkleilandschap, zandlandschap en laagveenlandschap. Met een sterke groei van de stad is er een toenemende behoefte aan recreatieve verblijfsplekken voor nieuwe inwoners. Om de druk op bestaande natuurgebieden te beperken legt de gemeente Utrecht nieuwe natuur en recreatiegebieden aan in een groene ring rondom de stad. Kijkend door de bril van decultivering is er een alternatief ruimtelijk model ontwikkeld voor de stadsrand van Utrecht. De ontginningsassen, zoals de weteringen, kanalen en dijken die ooit werden gebruikt om het land te cultiveren, worden nu benut om de rijke biodiversiteit van de stad uit te breiden naar de omliggende landelijke gebieden. Per landschapstype wordt één natuurlijk proces hersteld: sedimentatie, successie van vegetatie, kwel of verlanding. Bedreigingen zoals een tekort aan oppervlaktewater, erosie, inheemse boomziektes, bodemdaling en verzuring worden aangepakt door het inzetten van natuurlijke bouwstenen. Naast nieuwe recreatieve verbindingen kan de mens zelf actief deelnemen. De boer, degene met de meeste kennis van het land, vervult de rol van landschapsbeheerder, waar stadsbewoners die geïnteresseerd zijn in natuurbehoud kunnen meewerken aan het onderhoud van het landschap en tegelijkertijd gelijkgestemden kunnen ontmoeten. Naast de processen van successie, worden bomen aangeplant, rijshout (wilgentakken) en lisdodde (isolatiemateriaal) geoogst, maaiwerkzaamheden verricht en uitkijktorens gebouwd. Het plan draagt niet alleen bij aan het bevorderen van de relatie tussen mens en natuur, maar versterkt ook de verbinding tussen stedelingen onderling, boeren en de culturele identiteit.
De uitwerking van de deelgebieden laat zien dat decultivering op verschillende schaalniveaus mogelijk is. Nieuwe ecosystemen ontstaan op voormalig ontgonnen land, door het nu te decultiveren.
1. INLEIDING
2. PROBLEEMSTELLING & DOELSTELLING
2.1 Biodiversiteitscrisis
2.2 Vervreemding
3. ONDERZOEK TYPE NATUURONTWIKKELING
3.1 Huidig natuurbeheer en natuurtypen
3.2 Ruimtelijke opzet stadsrand
3.3 Nieuwe vormen natuurontwikkeling
3.4 Mijn positie | ‘Decultiveren’
4. ONDERZOEK NATUURLIJKE PROCESSEN & TOEKOMSTSCENARIO’S
5. ONDERZOEK CULTUURTYPEN & ONTGINNINGSGESCHIEDENIS
5.1 Cultuurtypen per landschapstype
5.2 Landschapsontwikkeling ontginningsgeschiedenis
6. STRATEGIE 7. MASTERPLAN 8.
De wereld verkeert in een biodiversiteitsen klimaatcrisis, waarbij bosbranden, watertekorten, overstromingen en het uitsterven van plant- en diersoorten actuele nieuwsitems zijn. Door de omvang van onze bevolking en onze neiging tot overconsumptie raken de natuurlijke hulpbronnen snel op. Als mens zijn we sterk afhankelijk van de natuur om ons heen en de ecosysteemdiensten die het ons biedt. Zo spelen insecten een cruciale rol bij de bestuiving van planten die ons voeden en nemen planten CO2 op via fotosynthese dat de opwarming van de aarde tegengaan. De mensheid is sterk afhankelijk van de natuur om de onzekere toekomst die ons te wachten staat te kunnen doorstaan. In deze onzekere tijden is het van belang om verschillende ideeën en perspectieven te ontwikkelen om ons voor te bereiden op wat komen gaat.
‘WHILE A CRISIS PROVIDES THE OPPORTUNITY FOR CHANGE, WHEN THAT CRISIS OCCURS, THE ACTIONS THAT ARE TAKEN, DEPEND ON THE IDEAS THAT ARE LYING AROUND’.
Milton Friedman (Krznaric, 2021)Dit afstudeerproject biedt een eigen perspectief op natuurontwikkeling en draagt zo bij aan het vormgeven van een onzekere toekomst. In plaats van het ontwikkelen van natuur ver weg, waar mensen alleen op safari naartoe kunnen, onderzocht ik hoe natuur ontwikkeld kan worden in mijn omgeving, namelijk de stad Utrecht, waar ik opgegroeid ben en momenteel woon.
Met de sterke groei is er behoefte aan recreatieve verblijfsplekken voor nieuwe inwoners. Om de druk op bestaande natuurgebieden te beperken heeft de gemeente Utrecht in de Ruimtelijke Stategie voor 2040: ‘Utrecht dichtbij: de tien-minutenstad’, nieuw te ontwikkelen recreatie- en natuurgebieden aangewezen (Gemeente Utrecht, 2022). Deze visie diende als startpunt voor de zoektocht naar nieuwe natuurontwikkeling, een zone van twee kilometer rondom de bebouwingsgrens van Utrecht. De omgeving waar veel van de drukstbezochte recreatiegebieden van Utrecht te vinden zijn (Provincie Utrecht, 2023).
In dit afstudeerproject worden twee problemen en doelen onderzocht. De hoofdvraag luidt als volgt:
‘HOE KAN TOEKOMSTBESTENDIGE NATUUR WORDEN ONTWIKKELD AAN DE STADSRAND VAN UTRECHT OP EEN MANIER DIE DE BIODIVERSITEIT VERHOOGT EN DE RELATIES TUSSEN MENSELIJKE EN NIET-MENSELIJKE
NATUUR VERSTERKT?’
Verschillende onderzoeksmethoden zijn gebruikt, waaronder literatuurstudie, het raadplegen van experts zoals ecologen, waterdeskundigen en ontwerpers, het bezoeken en fotograferen van de bestaande natuurgebieden en de planlocaties en ontwerpend onderzoek.
STADSRAND UTRECHT
Loosdrechtse plassen
Haarzuilens
Haarrijnse Plas
Maarsseveense plassen
Noorderpark
Maximapark
Legenda
Centrum Utrecht
Stadsrand Utrecht
Drukbezochte recreatiegebieden (dikste lijn = meest bezocht)
Zoekgebied (2 km)
Amelisweerd
LANDSCHAPSTYPEN
Utrecht is een plek waar verschillende landschapstypen samenkomen: het stadslandschap, rivierkleilandschap, zandlandschap en laagveenlandschap (zie volgende pagina). Elk landschapstype heeft zijn eigen identiteit, met kenmerkende landschapselementen en ontginningsgeschiedenis. De basiskenmerken worden bepaald door de aanwezige grondsoort, hoogteverschillen en het water (Alterra, 2002). Daarnaast zijn de oude verdedigingswerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Romeinse limes in het landschap terug te vinden.
STADSLANDSCHAP
Het stadslandschap wordt gekenmerkt door een opgehoogd terrein van zand, dat gewonnen werd in zandwinplassen. De afwisseling tussen bebouwing, wegen, kanalen, parken en tuinen zorgt voor een warm en divers microklimaat met een hoge biodiversiteit.
RIVIERKLEILANDSCHAP
Het rivierenlandschap rondom Utrecht met de Lek, Kromme Rijn, Hollandse IJssel en Vecht is onderdeel van de Rijndelta. Door het meanderen en buiten de oevers treden van de rivieren ontstonden er oeverwallen (van zandafzettingen) met daarachter komgebieden (met rivierklei). De oeverwallen en bodem van de rivier (rivierbedding) blijven bij het verplaatsen van de rivier achter als stroomruggen in het landschap. De vruchtbare grond en aanwezigheid van water zorgden voor de vestiging van fruittelers.
Het zandlandschap van de Utrechtse
Heuvelrug is gevormd in de laatste ijstijd. Op de stuwwallen, die gevormd zijn door het ijs, groeien bossen. Voor de middeleeuwen leefden hier boeren, die een stuk bos kapten om een akker aan te leggen. Als de grond uitgeput was kapten ze een ander stuk bos en kon het achtergebleven stuk weiland weer omvormen naar bos. Vanaf de middeleeuwen konden boeren zich op één plek vestigen door het toepassen van kunstmest. De oude bossen bestaan uit zomereik en de productiebossen bestaan uit grove den, fijnspar en Douglas. Op de overgang van hoog naar laag zijn veel kastelen, landgoederen en buitenplaatsen terug te vinden, met siertuinen, parken en vijvers .
Het laagveenlandschap kenmerkt zich door het aanwezige slotenpatroon met gemalen. Loodrecht op de oeverwallen werden sloten gegraven om turf (gedroogd veen) te winnen als brandstof. Door het inklinken van het veen was akkerbouw niet meer mogelijk, wat achterbleef waren graslanden, hennepakkers, grienden en eendenkooien, voor de productie van kaas, touw, wilgentenen en wilde eend (Haartsen, 2009).
In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de urgentie en problemen rondom de biodiversiteitscrisis en vervreemding tussen mens en natuur. Vervolgens wordt het huidige natuurbeleid toegelicht inclusief ruimtelijke opzet, gevolgd door alternatieve vormen van natuurontwikkeling en mijn positie. In hoofdstuk 4 & 5 wordt het onderzoek naar de natuurlijke processen en cultuurtypen gepresenteerd die als basis dienen voor de opgestelde strategie. De strategie is toegepast in de uitwerking van het masterplan en de deelgebieden. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag.
Legenda
Centrum Utrecht
Provinciegrens Utrecht
Stadsrand Utrecht
Water
Stadslandschap
Rivierkleilandschap
Laagveenlandschap
Zandlandschap
Het in kaart brengen van de huidige stand van de biodiversiteit is niet eenvoudig, het is onmogelijk om alle soorten goed in kaart te brengen. Lokaal gaan sommige soorten in aantal achteruit, maar andere soorten komen lokaal juist meer voor. Er bestaan verschillende methodes om toch een inschatting te maken en de achteruitgang aan te kunnen tonen, waaronder de Living Planet Index, Biodiversity Intactness Index (BII) en Mean Species Abundance. De Living Planet Index wordt sinds 1997 door het Wereld Natuur Fonds gehanteerd. Hierbij wordt gekeken naar de gemiddelde trend qua afname van soorten (Geelen, 2020). De Mean Species Abundance (MSA) MSA kijkt naar het areaal natuur en naar de kwaliteit van een ecosysteem. De kwaliteit wordt bepaald door het aantal (gemiddelde populatieomvang) inheemse soorten ten opzichte van een onverstoorde situatie. De MSA geeft de natuurlijkheid aan, waarbij er geen invloed is van de mens. De soorten rijkdom wordt hierin niet aangeven. In Nederland is de kwaliteit sterk afgenomen door verstedelijking en de intensivering van de landbouw (Compendium Voor De Leefomgeving, 2016). Sinds de 19e eeuw is de MSA van Nederland met 87% afgenomen. Nederland is (samen met Malta) binnen Europa de koploper in verlies van biodiversiteit (Piersma & Olff, 2010).
Het welzijn van de mens, met name die van toekomstige generaties, wordt bedreigd door de verschillende crisissen. Klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit, het zijn termen waar wetenschappers en ecologen al jaren voor waarschuwen. Als we niet onder de twee graden opwarming van de aarde
blijven, ontstaan er wereldwijd conflicten, pandemieën en vluchtelingenstromen. Om de urgentie van deze dreigingen in te zien is ons langetermijndenken nodig. De CO2-uitstoot van nu, leidt in de toekomst tot niet meer te herstellen ecosystemen (Bijlo, 2021). Als meerdere soorten tegelijk verdwijnen kan een heel ecosysteem instorten. In 2019 publiceerde het IPBES (Intergovernmental Panel on Biodiversity and Ecosystem Services) een rapport waarin gewaarschuwd wordt dat het instorten van ecosystemen ons voortbestaan als mensheid bedreigt. De basis van ons bestaan is dus in gevaar. Biodiversiteit is essentieel omdat het een buffer vormt tegen ziektes, droogte en overstromingen en ons voorziet in drinkwater en voedsel. Een ecosysteem met een grote variëteit aan plant- en diersoorten is veerkrachtiger en beter in het vastleggen van koolstof, vasthouden van water en produceren van biomassa. Onderzoekers weten hoe klimaatverandering tegen is te gaan, maar het verlies aan biodiversiteit is lastiger. Verlies aan biodiversiteit wordt veroorzaakt door menselijke activiteit en om het verlies tegen te gaan is een snelle wereldwijde shift nodig. In het tempo waarin de biodiversiteit terugloopt hebben we nog maar 10 tot 15 jaar om deze shift te maken (Mommer, 2021).
Op de volgende pagina’s wordt de ontwikkeling van het landschap door de tijd weergegeven. De invloeden die het landschap vormen, de stand van de biodiversiteit en de heersende positie van de mens ten opzichte van de natuur. In de tweede paragraaf wordt de vervreemding nader toegelicht.
Correspondent
Verduurzaming
Jan van Poppel (Van Poppel, 2020).
‘TEN OPZICHTE VAN 1900 IS 90 PROCENT VAN ONZE NATUURLIJKE LEEFGEBIEDEN WEG, CONCLUDEERDE IK EERDER VOOR DE CORRESPONDENT. 70 PROCENT VAN DE SOORTEN IS VERDWENEN. 40 PROCENT VAN DE VOGELS LEEFT SIGNIFICANT KORTER DAN ZOU MOETEN.’
Hoogleraren ecologie aan de Rijksuniversiteit
Groningen Theunis Piersma & Han Olff (Piersma & Olff, 2010).
‘MET EEN VERLIES VAN 87% AAN BIODIVERSITEIT SINDS DE START VAN DE INDUSTRIALISATIE IN DE 19E EEUW VORMT NEDERLAND SAMEN MET MALTA DE EUROPESE KOPLOPER IN HET VERLIES AAN BIODIVERSITEIT!’
Hoogleraar Plantenecologie en Natuurbehoud
Liesje Mommer aan de Wageningen Universiteit (Mommer, 2021.
‘WE ONLY HAVE TEN TO FIFTEEN YEARS LEFT TO TURN THE TIDE, AND WE WILL NOT MAKE IT AT THE CURRENT PACE.’
Woeste gronden
Het verhaal start bij de woeste gronden, het onontgonnen land, dat gevormd werd door natuurlijke processen. In het rivierkleilandschap overstroomden rivieren en zetten daarmee vlak naast de rivier zand af en verderop zware klei. In het laagveenlandschap ontstond veen, bestaande uit afgestorven plantmateriaal. Het zandlandschap was bedekt met inheemse bossen. De biodiversiteit op grote schaal was hoog. Tot het einde van de 19e eeuw was de natuur binnen de westerse cultuur een plek om bang voor te zijn. De natuur vormde een gevaar voor de mens (Nash & Miller, 2014. p. ix). In het donkere bos leefden de duivel, demonen, trollen en mythische wezens (Nash & Miller, 2014. p. 11).
Deze woeste gronden zijn allemaal ontgonnen en verdwenen. Slechts 2-3 procent van de bossen bestaat uit autochtone boom- en struiksoorten. Autochtone soorten zijn inheems en gekweekt van oorspronkelijk plantmateriaal uit Nederland (Schuttenhelm, 2022).
Ecoloog Bert Maes (Schuttenhelm, 2022).
BIODIVERSITEIT
‘NOG MAAR 2 À 3 PROCENT VAN DE NEDERLANDSE
BOSSEN BESTAAN ‘VOOR EEN SUBSTANTIEEL DEEL’ UIT AUTOCHTONE WILDE BOMEN EN STRUIKEN.’
eerste vestiging mens op zandruggen
toevoeging landschapselementen
ontwatering ontginning
Cultuurlandschap
Het oorspronkelijke landschap werd vervangen door cultuurlandschappen, om de beschaving uit te breiden. De woeste gronden of wildernis stond recht tegenover het paradijs, een gecultiveerde en geordende plek vol vruchtdragende en eetbare soorten (Nash & Miller, 2014. p. 9). Het landschap transformeerde naar een plek met halfnatuur en extensieve landbouw. Op kleine schaal hebben deze landschappen een hoge soortenrijkdom, maar soorten die een groot oppervlak nodig hebben en verstoringsgevoelig zijn verdwenen. Natuurlijke processen, die de successie verstoren en zorgen voor variatie, zoals begrazing, overstromingen en sedimentatie werden vervangen door menselijk onderhoud. Begrazing werd vervangen door maaien, bemesting in plaats van de sedimentatie van klei. Deze handelingen bootsen de natuurlijke processen na. In het huidige natuurbeheer worden deze processen ook nagebootst, door bijvoorbeeld af en toe een stuk bos te kappen (Piersma & Olff, 2010). De mens
leefde in symbiose met de natuur en voegde op kleine schaal landschapselementen toe, zoals hagen en sloten. Het rivierklei- en laagveenlandschap werd ontgonnen door deze te ontwateren en geschikt te maken voor de landbouw. In het zandlandschap werden bomen gekapt, om landbouwgrond te vormen.
Na het verdwijnen van de spontane natuur zijn we nu ook de halfnatuurlijke cultuurlandschappen kwijt. Maar liefst 98% van het grasland met een hoge ecologisch kwaliteit is verdwenen en vervangen door Engelse raaigras of mais.
ontbossing
BIODIVERSITEIT RELATIE MENS & NATUUR
Hoogleraren ecologie aan de Rijksuniversiteit Groningen Theunis Piersma & Han Olff (Piersma & Olff, 2010).
‘WAAR IN DE TIJD VAN JAC. P. THIJSSE EEN GRASLAND NOG EEN SOORTENRIJK ECOSYSTEEM WAS, VINDEN WE ER NU SLECHTS ENGELS RAAIGRAS. MEER DAN 98% VAN HET NEDERLANDSE GRASLANDAREAAL MET HOGE ECOLOGISCHE KWALITEIT VAN EEN EEUW GELEDEN IS VERLOREN GEGAAN.’
ophoging stadsuitbreiding
versnippering natuur door infrastructuur
monocultuur verdwijnen landschapselementen
Monocultuur
De huidige verstoring is van zo’n schaal dat nauwelijks nog dieren kunnen overleven. De intensieve landbouw op het overbemest en overontwaterd land vormen een monocultuur (Piersma & Olff, 2010). De mens vormt een gevaar voor de natuur.
Mononatuur
De uitstoot van ammoniak door de intensieve landbouw (60%) en uitstoot van stikstofoxiden (40%) door industrie en verkeer, zorgt voor een mononatuur. Door de overmaat aan stikstofdepositie op natuur verdwijnen lokale planten en komen algemene soorten terug. Stikstofminnende planten, zoals bramen en brandnetels overwoekeren zeldzame planten in natuurgebieden. Ook de dieren die van deze planten leven sterven af. In sloten met veel stikstof gaan waterplanten en vissen dood door een overmaat aan algengroei (Milieu Centraal, z.d.). De diversiteit tussen ecosystemen neemt af (Compendium Voor De Leefomgeving,
2016). Volgens de Habitatrichtlijn van Europa is 46 op de 52 natuurgebieden in Nederland in slechte staat, dit komt door problemen in de waterhuishouding en verzuring (Van der Linden & Hoenders, 2021). Van de 160 Natura-2000 gebieden worden er 118 bedreigd door een overmaat aan stikstof. Het zuur in de bodem breekt het kalk en magnesium in de bodem af, waardoor voedselarme grond verdwijnt inclusief de planten die hiervan afhankelijk zijn (Milieudefensie, 2021). Nederland stoot de hoogste hoeveelheid stikstof per hectare uit van Europa, 4x meer dan het Europees gemiddelde. Natuurherstellende maatregelen, zijn het beperken van de uitstoot: door de invoer van een bouwstop, snelheid verminderen op snelweg, ander veevoer, kringlooplandbouw en het verkleinen van de veestapel (Milieu Centraal, z.d.). Tijdelijke herstelmaatregelen zijn het maaien en afvoeren van gras, kappen van houtopslag, plaggen en het aanbrengen van kalk (Van der Hoek et al., 2021).
mononatuur stikstofuitstoot
drukte in natuurgebieden toerisme
Recreatieve druk
Door de coronapandemie is de recreatieve druk op natuurgebieden sterk toegenomen, in 2020 met 30%. Om de druk te verlagen kan agrarisch buitengebied opgesteld worden voor wandelaars. Daarnaast moet de bestaande natuur uitgebreid worden en beter verbonden worden door de afronding van de realisatie van het Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (Van den Tweel, 2020).
Door de verandering in het klimaat gaat de samenstelling van de ecosystemen ook veranderen. De warmtetolerantie en het vermogen om te migreren verschillen per soort (Marris, 2011, p75). Exoten worden door veel ecologen gezien als indringers die de oorspronkelijke natuur kapot maken. Het idee dat exoten ook een positieve bijdrage kunnen leveren aan een ecosysteem wordt langzaam geaccepteerd (Marris, 2011, p. 190). Kijkend naar de toekomst is het vormgeven van nieuwe natuur misschien beter dan het terugbrengen van historische ecosystemen (Marris, 2011, p.127). In de toekomst vormt de natuur, net als vroeger, weer een gevaar voor de mens.
De biodiversiteit is hoger in het stedelijke gebied, dan in het landelijke gebied, dit stellen ecologen Tarja Ojala en Ishbel Cambell vast in het rapport ‘Building in biodiversity for climate, for health’. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen en de monocultuur op het platteland biedt geen schuil- en nestelplekken voor planten en dieren (Monster, 2022).
BIODIVERSITEIT
ineenstorting ecosystemen ziektes & plagen
Hoogleraar Fysische Geografie, Universiteit van Southampton John Dearing (Dearing, 2020).
‘ONE-FIFTH OF ECOSYSTEMS IN DANGER OF COLLAPSE... BUT WE SHOULDN’T THINK THAT LARGE ECOSYSTEMS WON’T COLLAPSE IN OUR LIFETIMES. MY OWN RESEARCH HAS REVEALED THAT CARIBBEAN CORAL REEFS COULD COLLAPSE IN JUST A FEW YEARS, AND THE ENTIRE AMAZON RAINFOREST COULD COLLAPSE IN A MATTER OF DECADES.’
De relatie tussen mens en natuur en de manier waarop naar de natuur wordt gekeken is door de geschiedenis steeds veranderd. Binnen de westelijke wetenschappelijk cultuur en het Christendom wordt de mens van de natuur gescheiden. De mens staat boven de rest van de natuur (Nash & Miller, 2014. p. 31). De tweedeling tussen mens en natuur, zorgt voor vervreemding. Natuur wordt binnen het huidige systeem gewaardeerd om zijn economische waarde en bevat de ruwe materialen voor groei (Büscher & Fletcher, 2020, p. 103). Oneindige groei en overconsumptie is alleen niet mogelijk op een planeet met beperkte hulpbronnen
(Büscher & Fletcher, 2020, p. 55). Om de natuur te beschermen moeten we de natuur niet alleen gebruiken, maar ons beseffen dat wij zelf ook natuur zijn. De tweedeling tussen menselijke en niet-menselijke natuur, tussen cultuur en natuur moet verdwijnen
(Büscher & Fletcher, 2020, p. 55).
‘RESTORING LAND WITHOUT RESTORING THE RELATIONSHIP IS AN EMPTY EXERCISE.
(Kimmerer, 2013, p. 336-338)
Matthijs G.C. Schouten, hoogleraar ecologie en filosofie van natuurherstel aan de Wageningen Universiteit, beaamt dit. Als grafieken en het tellen van soorten de wereld hadden kunnen redden, hadden ze dit al lang gedaan. In plaats van mensen bewust te maken van de waarde van de natuur door deze meetbaar te maken, zetten poëzie, een esthetische ervaring en een gevoel van verbinding mensen misschien wel aan tot handelen (Steur, z.d.). De heersende en groeiende erkenning dat mensen niet gescheiden zijn van de natuur is terug te vinden in hoe inheemse culturen, die moeder aarde aanbidden en handelen volgens het principe van de zevende generatie. Bij elke genomen beslissing wordt de impact op het welzijn van de zevende generatie in overweging genomen (Krznaric, 2020). Naast het herstellen van de biodiversiteit is het herstellen van de relatie tussen menselijke en niet-menselijk natuur daarmee ook een doel binnen dit afstudeerproject.
Mensen zijn zich bewust van de achteruitgang van natuur en biodiversiteit, in een enquête van het PBL geeft 90% aan het een zeer ernstig probleem te vinden (PBL, 2020, p. 14). Op verschillende politieke niveaus worden doelen opgesteld voor het behoud van biodiversiteit. De Europese Commissie heeft een biodiversiteitsstrategie opgesteld voor 2030. Hierin worden een aantal doelen geformuleerd:
1. een aaneengesloten natuurareaal van 30%
2. herstellen van habitattypen en habitatsoorten
3. reduceren ecologische voetafdruk
4. versterken implementatiedoelen
Het Natuurnetwerk Nederland bestaat uit 26% natuurlijk areaal. Om 30% areaal te halen moet 153.000 hectare nieuwe natuur ontwikkeld worden. Daarnaast bestaat er het biodiversiteitsverdag van Rio of Convention on Biological Diversity (CBD) (waar de Europese Unie lid van is). Tijdens de Conference of the Parties (COP’s) worden internationale afspraken gemaakt om de natuur te beschermen (PBL, 2020, pp. 19-20). Vanuit Europese wetgeving worden natuurgebieden (Natura-2000 gebieden) & soorten beschermd. De Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) duiden deze soorten en leefgebieden (habitattypen) aan (LNV, 2022).
De habitattypen van de Natura-2000 gebieden zijn geïntegreerd in de index Natuur en Landschap die natuur en landschapsbeheerders in Nederland gebruiken. De index bestaat uit 17 natuurtypen, 4 landschapselemententypen en 7 agrarische natuurtypen. Elk type wordt vervolgens verder uitgewerkt in beheerstypen. De beheertypen maken het mogelijk de natuurlijke kwaliteit te kwantificeren en meetbaar te maken, zodat deze gemonitord kan worden (BIJ12, 2021). Kruiden- en faunarijk grasland wordt zo beheerd dat het altijd grasland blijft, door het te maaien en het maaisel af te voeren. Het grasland zal niet omvormen naar een bos. De ligging van de verschillende natuurtypen in de provincie Utrecht wordt op de volgende pagina weergegeven.
intensief beheer instandhouding natuurtype met specifieke doelsoorten
Legenda
Centrum Utrecht
Provinciegrens Utrecht
Stadsrand Utrecht
Agrarische natuurtypen
A 11 - Weidevogels | Open grasland
A 13 - Droge dooradering
A 14 - Natte dooradering
Natuurtypen (NNN) selectie voorkomende types
N 05 - Moeras
N 12 - Rijke graslanden en akkers
N 14 - Vochtige bossen
N 15 - Droge bossen
N 16 - Bossen met productiefunctie
N 17 - Cultuurhistorische bossen (inclusief eendenkooi & wilgengriend)
bron: Webkaart Provincie Utrecht
Naast het inzichtelijk maken van de huidige natuurtypen is ook gekeken welke huidig ruimtelijk model toegepast wordt voor het vergroenen van de stad. Het ontwikkelen van groen aan de stadsrand, wordt gedaan vanuit verschillende beweegredenen: het creëren van nieuwe recreatiegebieden, het verbeteren van de publieke gezondheid & transportmogelijkheden en het tegengaan van rode druk of verstedelijking. Nadat de grote steden in Nederland eerst binnen de stad nieuwe woningen hebben gebouwd (binnenstedelijke verdichting), wordt er nu ook gezocht naar plekken om aan de rand van steden te bouwen. Het gevaar ontstaat dat de verbinding met de achterliggende natuur verdwijnt. Om dit tegen te gaan voeren overheden beleid in om het groen rond de stad te beschermen. De rode druk van bebouwing wordt tegengegaan met de groene druk: beschermde natuurgebieden waar niet gebouwd mag worden (Pols et al., 2018). Het gangbare wereldwijde ruimtelijke model is het ontwerpen van een groene ring met vingers, scheggen of wiggen die de stad in reiken (BOOM Landscape et al., 2019). Steden groeien in cirkels eerst langs de infrastructuurlijnen en later wordt de ruimte hier tussen opgevuld (Caspersen et al., 2006). Bekende voorbeelden zijn: Emerald Necklace (Boston Frederick, Law Olmsted, Finger Plan (Kopenhagen, Deens
Instituut voor Stad en Planning) en De Amsterdamse Scheggen (BOOM, FLUX, Karres & Brands en LAMA). De plannen van de gemeente Utrecht sluiten aan bij het gangbare ruimtelijke model. Een groene ring die bestaande en toekomstige parken met elkaar verbindt, met scheggen die via de bestaande parken tot in het centrum van de stad Utrecht reikt. De Stadsbuitengracht of het Singelpark ontworpen door Jan David Zocher in 1830 is de eerste groene ring van Utrecht en werd aangelegd op de voormalige verdedigingswerken. De gemeente Utrecht stelt in de Ruimtelijke Strategie voor 2040 voor om eerst rond de stedelijke knooppunten te bouwen, daarna bij knooppunten aan de rand van de stad en vervolgens buiten de stad. Tot 2040, zullen er 60.000 nieuwe woningen bij komen. Verdichten en vergroenen moet in balans zijn. Binnen 10 minuten van de woon- of werkplek zijn voorzieningen en het omliggende landschap te bereiken. De vergroening vindt plaats op vijf schaalniveaus: Groene straten, Groen blauwe routes, Parkgebieden in de stad, Groene scheggen en Groen om de stad. In het groen rond de stad moet ruimte geboden worden aan: recreatie, beschermde natuur, cultuurhistorie, (stads) landbouw, sport en energieopwekking (Gemeente Utrecht, 2022).
natuurontwikkeling rand bestaande natuur
groene ring stadsrand
parken verbinden
groene scheggen
STADSRAND UTRECHT PLANNEN GEMEENTE UTRECHT
Legenda
Centrum Utrecht
Stadsrand Utrecht
Groenstructuurplan
Bestaand park
Scheggen
Nieuwe natuur
Groene rand
De manier waarop naar de natuur wordt gekeken, bepaalt hoe ermee wordt omgegaan (Van Ditmars, 2021). Als de manier waarop je naar de natuur kijkt bepaald wordt door de cultuur en de ‘blik op natuur’ bepaalt hoeveel biodiversiteit er in een gebied terug te vinden is, dan is het ontwikkelen van meer biodiversiteit niet alleen een kwestie van natuurontwikkeling, maar ook een kwestie van cultuurverandering en het aanpassen van je blik en perspectief op natuur. Professors Bram Büscher & Robert Fletcher van de Wageningen Universiteit onderscheiden in hun boek ‘The conservation revolution. Radical ideas for saving nature beyond the Anthropocene’ vier stromingen binnen de natuurbescherming. De stromingen worden ingedeeld aan de hand van twee pijlers:
1. Een focus op welvaart (kapitalistisch systeem) of welzijn
2. Een scheiding tussen mens en natuur, met een focus op wildernis, of de mens is integraal onderdeel van de natuur.
Om mijn eigen positie te bepalen, zullen eerst de verschillende stromingen kort toegelicht worden.
1. Mainstream | Neoliberal conservation Binnen de huidige traditionele natuurbescherming is er sprake van een tweedeling tussen mens en natuur. De natuur wordt gezien als wildernis met hulpbronnen, die beschermd dient te worden. De natuurgebieden in het buitenland worden bezocht voor de echte natuurervaring als ecotoerist. Natuurbeheer in Nederland richt zich op het aanleggen en in stand houden van specifieke natuurtypen en doelsoorten (Büscher & Fletcher, 2020b).
2. New | Antropogene conservation
Een alternatieve visie op natuur is de natuur zien als economisch product, het doel ligt op het maken van winst, het bereiken van groei en welvaart. In plaats van het beschermen van natuurlijke hulpbronnen ván mensen, worden natuurlijke hulpbronnen beschermd vóór mensen (Büscher & Fletcher, 2020b, p.16). Het ecosysteem levert producten (biomassa, hout, voedsel, drinkwater en zuurstof), reguleert diensten (afvangen fijnstof, opslag CO2, bestuiving gewassen en vorming bodem) en voorziet in culturele diensten (recreatie en toerisme) (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2021). The Economics of Ecosystem and Biodiversity (TEEB) is een tool waarin de bestaande ecosysteemdiensten worden gekwantificeerd, de marktwaarde van natuur wordt aangetoond (Büscher & Fletcher, 2020b, p.21). Het risico van een focus op de economische waarden is dat de esthetische en culturele waarde kan afnemen, dit kan leiden tot een toename in vervreemding (Büscher & Fletcher, 2020b, p.113). Als we alleen focussen op hoeveel CO2 de natuur kan vastleggen, dan kunnen we over heel de wereld snel groeiende soorten gaan aanplanten, maar deze helpen niet in het herstel van de biodiversiteit (Marris, 2011, p.166).
Natuurlijke hulpbronnen beschermen Ecotoerisme & natuurbeleving Natuurtypen & doelsoorten beschermen
mainstream or neoliberal conservation
Natuur winstgevend maken Ecosysteemdiensten TEEB
new or antropogene conservation
‘Rewilding’ en ‘Nature takes half’ valt onder de stroming Neoprotectionisme. In deze stroming wordt gestreefd naar het creëren van welzijn. In plaats van het beschermen van natuurlijke hulpbronnen, worden natuurlijke processen beschermd. De mens moet de natuurlijke processen zo min mogelijk verstoren en kan de natuur slecht bezoeken of bewonderen. Wilde natuur is niet bevroren in de tijd, maar biedt ruimte aan biotische en abiotische processen (Arts et al., 2022, p.30). Het gaat hier niet om het monitoren en meetbaar maken van de aanwezige soorten, maar om het meten van de processen (Arts et al., 2022, pp.127-129). Bij de stroming ‘Nature takes half’ wordt zelfs gepleit voor het reserveren van de helft van de aarde voor de natuur (Büscher & Fletcher, 2020b).
Deze manier van kijken naar de natuur is terug te vinden bij inheemse culturen.In de 30% van het aardoppervlak dat bewoond wordt door inheemse bevolking is 80% van de biodiversiteit terug te vinden (Van Ditmars, 2021). Als we de teruggang van de biodiversiteit op aarde willen beschermen kunnen we dus beter kijken naar hoe de inheemse bevolking tegen de natuur aankijkt. Waar in het Westen de mens boven de natuur staat, wordt de mens in inheemse traditie juist gezien als de jongste onderontwikkelde soort, die nog veel te leren heeft van de planten en dieren die deze aarde al veel langer bewonen (Kimmerer, 2013, p. 346). In plaats van een focus op spectaculaire wildernis, moeten we ons focussen op de schoonheid van ‘alledaagse natuur’ (Büscher & Fletcher, 2020b, p.171-172). We moeten accepteren dat natuur er meer bewoond uitziet en dat onze woonomgeving er wilder uitziet (Büscher & Fletcher, 2020b, p.192). In het boek ‘The good ancestor’ van Roman Krznaric wordt gesproken over ‘One planet thriving’, een manier van leven binnen de ecologische grenzen van deze planeet. Door de natuurlijke hulpbronnen niet te overexploiteren, waarborgen we deze voor toekomstige generaties. Door nu zorgt te dragen voor een gezonde planeet, zal de planeet op haar beurt zorgen voor het welzijn van toekomstige generaties (Krznaric, 2020).
Natuurlijke processen beschermen Ecotoerisme & natuurbeleving
WELZIJN
neo protectionism nature takes half rewilding
Samenleven met natuur Inheemse culturen Onderdeel dagelijks leven
convivial conservation one planet thriving
Mijn positie bevindt zich aan de welzijnskant, tussen de stromingen ‘Rewilding’ en ‘Convivial conservation’ in. In een tijd waar hele ecosystemen instorten en het voortbestaan van de mens in gevaar komt vind ik het niet gepast om te praten over hoeveel geld de natuur waard is. Met het vastleggen van bepaalde natuurtypen verliest de natuurontwikkeling ook iets van haar schoonheid. Mijn fascinatie ligt bij de successie en de verandering door de tijd. Mijn perspectief op natuurontwikkeling noem ik ‘Decultiving’. Het draait om het vinden van een balans tussen gecultiveerd en gedecultiveerd land. Net als in de stroming ‘Rewilding’ worden langzame natuurlijke processen hersteld. Het activeren van natuurlijke processen resulteert in spontane ontwikkeling van natuur. Het is natuur die niet wordt vastgelegd, maar door de tijd mag veranderen. In sommige gevallen betekent dit dat de natuur met rust gelaten moet worden, maar dit gaat niet altijd op. Om natuurlijke processen op gang te helpen worden culturele interventies gemaakt. Juist het oogsten uit de natuur, maakt ruimte voor nieuwe planten om zich te ontwikkelen. Om te zorgen voor de natuur moet je eraan deelnemen en de natuur niet achter een hek stoppen (Kimmerer, 2013, p. 363). Net als de stroming ‘Convivial conservation’ is de natuur hiermee onderdeel van het dagelijks leven. Biodiversiteit wordt toegevoegd aan de door de mens gedomineerde landschappen in plaats van het beperken van menselijke aanwezigheid. Herstel van ecologie gaat samen met het herstellen van de culturele identiteit. Een holistische aanpak, waarbij niet alleen de ecosysteemdiensten, maar ook de culturele waarden worden hersteld (Kimmerer, 2013, pp. 336-338)In de volgende hoofdstukken wordt ten eerste onderzoek gedaan naar natuurlijke processen en vervolgens naar de culturele identiteit.
‘THAT CAPITALISM IS INHERENTLY ENVIRONMENTALLY UNSUSTAINABLEIS THE REASON WHY WE ARGUE THAT A CRITIQUE OF CAPITALISM MUST BE AT THE HEART OF ANY MEANINGFUL PROSPECTS FOR THE FUTURE OF CONSERVATION.’
Hoogleraren Sociologie van Ontwikkeling en Verandering Bram Büscher en Robert Fletcher aan de Wageningen Universiteit (Büscher & Fletcher, 2020, p. 22).
DEFINITIE DECULTIVEREN: ‘DECULTIVEREN IS HET STREVEN NAAR EEN EVENWICHT TUSSEN GECULTIVEERD EN GEDECULTIVEERD LAND, WAARBIJ HET HERSTEL VAN NATUURLIJKE PROCESSEN EN DE ACTIEVE BETROKKENHEID VAN MENSEN IN HET BEHEER, ONDER BEGELEIDING VAN EEN BOER, VOOROP STAAN. DOOR VOORT TE BOUWEN OP DE CULTURELE IDENTITEIT EN RELICTEN IN HET LANDSCHAP VERSTERKT DECULTIVERING DE RELATIE TUSSEN MENSELIJKE EN NIET-MENSELIJKE NATUUR.’
Natuurlijke hulpbronnen beschermen Ecotoerisme & natuurbeleving Natuurtypen & doelsoorten beschermen
mainstream or neoliberal conservation
Natuurlijke processen beschermen Ecotoerisme & natuurbeleving
WELZIJN
Natuur winstgevend maken Ecosysteemdiensten TEEB - stad
neo protectionism nature takes half rewilding
Balans tussen gecultiveerd & gedecultiveerd land Natuurlijke processen Onderdeel dagelijks leven
new or antropogene conservation
Samenleven met natuur Inheemse culturen Onderdeel dagelijks leven
decultiveren convivial conservation one planet thriving mijn positie
De biodiversiteitscrisis wordt sterk beïnvloed door de klimaatverandering. Meer weerextremen met wateroverlast, droogte en hitte tot gevolg zorgen ervoor dat bepaalde dieren niet meer kunnen gedijen en andere soorten juist floreren. In de ‘Klimaateffectenatlas’ worden toekomstige scenario’s voor 2050-2100 in kaart gebracht. Wat opvalt is dat de natuur niet alleen maar droger wordt, maar dat er ook plekken zijn waar kwel (mineraalrijk grondwater dat naar de oppervlakte komt) van de Utrechtse Heuvelrug omhoog komt. Met de toename aan neerslag, neemt de potentie op waterinfiltratie toe en hiermee ook de hoeveelheid kwel. Elk landschapstype heeft te kampen met zijn eigen problematiek. Het stadslandschap, met veel verharding, krijgt te kampen met hittestress en wateroverlast. Het veenlandschap en kleilandschap hebben te maken met bodemdaling, door oxidatie van veen en inklinking van klei bij droogte (Klimaateffectenatlas, 2023). Verzuring heeft dan weer grote invloed op de natuur binnen het zandlandschap. De invloed van verzuring hangt af van de standaard zuurgraad van de grondsoort. Aangezien rivierkleigrond van zichzelf basisch is, kan de verzuring van de bodem gecompenseerd worden. De deeluitwerkingen per landschapstype zijn ingedeeld van basisch naar zuur. Het cement dat gebruikt wordt in de stad, is het meest basisch. Op oude stadsmuren kunnen dan ook bijzondere plantsoorten voorkomen. Het water uit de Rijn voert basisch water aan, eveneens haar aftakkingen, de Lek, Vecht en Kromme Rijn. Vervolgens komt het zandlandschap gevolgd door het van nature meest zure gebied, het veenlandschap (Wamelink, 2017). In de bijlagen zijn de kaarten op groot formaat terug te vinden.
4. onderzoek natuurlijke processen en toekomstscenario’s
Tekort oppervlaktewater extreem droog jaar 2050
Stikstofdepositie pH-waarde bovenste laag bodem 10-20 cm
Bodemdaling
2020-2100
Kwel & wegzijging
2050
Naast het onderzoek van natuurtypen en weersverwachtigen voor de toekomst is onderzoek verricht naar cultuurtypen. Om de biodiversiteit te beschermen, is het zaak ook de culturele waarden van het landschap te herstellen. Per landschapstype zijn twee kenmerkende landschapselementen onderzocht. Relicten uit het verleden vertellen het verhaal van het ontstaan van het landschap en de functies en doelstellingen die men toen had. Als het nut verandert, past de vorm zich aan. De Stadsbuitengracht in Utrecht had eerst de functie van bescherming van de stad. Toen deze functie verdween is de oude stadsmuur afgebroken en zijn hiermee de hoogteverschillen aangebracht in het Zocherpark langs de Singel. Een functieverandering van bescherming tot het aantrekken van nieuwe rijke inwoners naar Utrecht. Dit laat zien dat er niet krampachtig vastgehouden moet worden aan één bepaald beeld, maar dat een verandering in waardering of perspectief ook een verandering in de fysieke wereld tot stand brengt. Culturele elementen bestaan uit specifieke termen en benamingen die iets vertellen over het gebruik. Mijn doel is niet deze elementen letterlijk terug te brengen, maar ze als inspiratie te gebruiken voor het ontwerp van nieuwe natuur. Op de volgende pagina is de locatie van de landschapselementen zichtbaar. In de deeluitwerkingen worden de landschapselementen en meegenomen elementen in het ontwerp verder toegelicht.
Oudegracht
Stadsbuitengracht
Rivierkleilandschap
Zandlandschap
Raatakker
Laagveenlandschap
Hennepakker
Eendenkooi
Potstalsysteem
Legakker
Legenda
Provinciegrens Utrecht
Stadsrand Utrecht
Water
Stadslandschap
Oudegracht & Stadsbuitengracht
Rivierkleilandschap
Griend
Eendenkooi (aanwezig)
Eendenkooi (verdwenen)
Laagveenlandschap
Hennepakker
Legakker
Zandlandschap
Raatakker
Potstalsysteem
Eng
Schaapskooi
bron: Boek Tastbare Tijd
Webkaart Provincie Utrecht
Hoe en in welke volgorde het landschap ontgonnen is, vertelt iets over de ondergrond. Om het land geschikt te maken voor landbouw werden sloten gegraven, dit werd gedaan vanuit de aanwezige stroomruggen. De natste plekken en moeilijk begaanbare gronden werden als laatste ontgonnen, met de opkomst van nieuwe technieken, zoals stoombemaling. In het boek ‘De Tastbare Tijd’, is de landschapsontwikkeling rondom de stad Utrecht vastgelegd.
Legenda
stadsrand Utrecht
ontginningslijnen
ontginningsbasis
waterloop
kade
dijk
bebouwing
weg
snelweg
spoor
kanaal
fort
zandwinplas
ontginningsvlakken
rivierklei | blokverkaveling | stroomrug
rivierklei | strookverkaveling | komgrond
zand | kampontginningengen
veen | strookverkwaveling
bron: Boek Tastbare Tijd
In de periode 1600-1800 is het netwerk van ontginningsassen verder uitgebreid door de aanleg van vaarten en wegen.
ONTGINNINGSGESCHIEDENIS
Legenda
stadsrand Utrecht
ontginningslijnen
ontginningsbasis
waterloop
kade
dijk
bebouwing
weg
snelweg
spoor
kanaal
fort
zandwinplas
ontginningsvlakken
rivierklei | blokverkaveling | stroomrug
rivierklei | strookverkaveling | komgrond
zand | kampontginningengen
veen | strookverkwaveling
bron: Boek Tastbare Tijd
Van 1800-1900 zijn de aanwezige kades rond rivieren opgeschaald tot dijken, grote kanalen gegraven, sporen aangelegd en de forten ter verdediging van de stad geïnstalleerd.
Legenda
stadsrand Utrecht
ontginningslijnen
ontginningsbasis
waterloop
kade
dijk
bebouwing
weg
snelweg
spoor
kanaal
fort
zandwinplas
ontginningsvlakken
rivierklei | blokverkaveling | stroomrug
rivierklei | strookverkaveling | komgrond
zand | kampontginningengen
veen | strookverkwaveling
bron: Boek Tastbare Tijd
De bestaande wegen zijn in deze periode opgeschaald tot snelwegen. Om de snelwegen en nieuwe woonwijken aan te leggen is er zand gewonnen in zandwinplassen. De diepe plassen zijn een typerend element in de stadsrandzone en dienen nu als recreatieve zwemplek.
Legenda
stadsrand Utrecht
ontginningslijnen
ontginningsbasis
waterloop
kade
dijk
bebouwing
weg
snelweg
spoor
kanaal
fort
zandwinplas
ontginningsvlakken
rivierklei | blokverkaveling | stroomrug
rivierklei | strookverkaveling | komgrond
zand | kampontginningengen
veen | strookverkwaveling
bron: Boek Tastbare Tijd
Alle ontginningslagen opgestapeld resulteert in de volgende kaart. Elke lijn vertegenwoordigt een ander gebruik door de tijd.
Legenda
stadsrand Utrecht
ontginningslijnen
ontginningsbasis
waterloop
kade
dijk
bebouwing
weg
snelweg
spoor
kanaal
fort
zandwinplas
ontginningsvlakken
rivierklei | blokverkaveling | stroomrug
rivierklei | strookverkaveling | komgrond
zand | kampontginningengen
veen | strookverkwaveling
bron: Boek Tastbare Tijd
Landschapsarchitecten manipuleren het begrip van tijd door het aanplanten van grote bomen die direct een specifieke visuele impact en beleving creëren. Landschapsbeheerders spelen op dezelfde manier, door bepaalde successiestadia in stand te houden.
Het tijdsaspect speelt een belangrijke rol in deze strategie. In plaats van het handhaven van een statisch beeld, wordt er gefocust op het doorlopen van de natuurlijke cyclus. Langzame natuurlijke processen worden gestimuleerd. Na voltooiing van de cyclus kan deze opnieuw worden geactiveerd. Dit kan op natuurlijke wijze plaatsvinden, zoals door een storm, maar ook door menselijke verstoring, zoals het kappen van bos.
‘THE ACT OF DESIGNING LANDSCAPE IS A PROCESS OF MANIPULATING TIME.’J.B. Jackson, 1984 (Landschapshistoricus) (Meyer, 2008)
intensief beheer instandhouding successiestadium
instandhouding natuurlijke processen cyclus doorlopen
Naast het feit dat deze strategie een visie biedt op natuurontwikkeling voor de lange termijn, wordt ook aandacht besteed aan de ruimtelijke inpassing ervan. Het huidige ruimtelijke model streeft naar de creatie van een groene ring rondom de stad, om verstedelijking tegen te gaan en nieuwe recreatiegebieden te creëren.
Om aan te sluiten op de landschapsontwikkeling, wordt een nieuw ruimtelijk model voorgesteld. De rijke biodiversiteit uit de stad wordt langs voormalige ontginningsassen uitgebreid naar landelijke gebieden. Deze ontginningsassen doorkruisen de stad en leiden naar bestaande natuurgebieden of omliggende dorpskernen. Door de kruisende ontginningsassen ontstaan nieuwe recreatieve ommetjes.
Langs deze assen vinden we gedecultiveerde velden. Deze velden bevinden zich op voormalige graslanden die transformeren van een agrarische naar natuurlijke functie. Op de plekken waar natuurlijke processen worden aangeslingerd liggen de ontmoetingsplekken. Hier komen mensen naartoe die de boer of landschapsbeheerder helpen met het onderhoud.
natuurontwikkeling rand bestaande natuur groene ring stadsrand parken verbinden groene scheggen
NIEUW RUIMTELIJK MODEL
natuurontwikkeling langs ontginningsassen (kanalen, sporen, kades en dijken)
ontmoetingsplekken op plekken waar het natuurlijke proces wordt aangeslingerd
bestaand natuurgebied
gedecultiveerde natuurontwikkeling
dorpen rond stad
De ligging van de ontginningsassen waarlangs gedecultiveerd wordt, is bepaald op basis van een aantal uitgangspunten. Voor elk landschapstype is één as uitgewerkt, waardoor de positie van zandlandschap en veenlandschap duidelijk werd. De assen zijn verspreid rondom de stad, zodat nieuwe natuur vanuit elke wijk kan worden ontwikkeld. Aangezien er weinig NNN-gebieden (Natuurnetwerk Nederland, bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden) ten zuidwesten van Utrecht zijn, is hier de as van het kleilandschap uitgewerkt. De voormalige stadsrand vormt nu het centrum van Utrecht. De handelsfunctie van vroeger is daar verdwenen, maar is nu nog terug te vinden in Kanaleneiland. Het Merwedekanaal en het AmsterdamRijnkanaal vormen een eigen stadskern voor de nieuwbouw die hier in ontwikkeling is. De gemeente Utrecht werkt aan de ontwikkeling van het Rondje Stadseiland, een wandelroute van 12 km. De geselecteerde assen zijn waterwegen, waaronder kanalen, weteringen, vaarten en griften. Dit draagt bij aan de oriëntatie tijdens een wandeling, en onderzoek toont aan dat wandelen langs water ook ons mentale welzijn verbetert (Bergou et al., 2022).
Legenda
stadsrand Utrecht
ontginningsassen
gedecultiveerde natuurontwikkeling
ontmoetingsplek
stadslandschap
Amsterdam Rijnkanaal
Merwedekanaal
rivierkleilandschap
IJslandsche Wetering
Oude Wetering
zandlandschap
Biltsche en Zeister Grift
laagveenlandschap
Oude dijk
Nedereindse Vaart & Klopvaart
dorp
zand
rivierklei
laagveen
Voor elke ontginningsas staat één natuurlijk proces centraal. Het natuurlijke proces gaat de heersende bedreigingen in het gebied tegen of grijpt een kans aan. In het stadslandschaps bijvoorbeeld, wordt de erosie van de bodem, veroorzaakt door de binnenvaart, tegen gegaan. Bij de uitwerking van de plannen worden ontwerpkeuzes gemaakt, die bijdragen aan het proces van sedimentatie. Door op deze manier naar het plangebied te kijken worden andere keuzes gemaakt dan alleen na te denken over een recreatieve route. De gemeente stelt hier voor om bloemrijkgrasland met bomen toe te passen, maar ik zie potentie voor de ontwikkeling van natte natuur en flauwe oevers in dit gebied. In hoofdstuk 8 wordt per landschapstype nauwkeurig toegelicht welke bedreigingen en kansen er in een gebied liggen. In het rivierkleilandschap is het niet mogelijk het proces van sedimentatie op dit schaalniveau aan te passen, dit vraagt om een visie voor de gehele rivieren. Aangezien de verzuring in dit gebied nauwelijks invloed heeft, is hier gekozen de successie van vegetatie centraal te stellen. In het zandlandschap en veenlandschap speelt verzuring wel een rol. Het geïnfiltreerde regenwater boven op de Utrechte Heuvelrug komt aan de rand van Utrecht weer naar boven. In een land waar verzuring de natuur bedreigt, liggen hier kansen om unieke, van mineraalrijkdom afhankelijke soorten zich te laten vestigen. In het laagveenlandschap gaat verzuring het proces van verlandingsvegetatie tegen. Jarenlange turfwinning en oxidatie van veen zorgen voor bodemdaling, het stimuleren van het proces van verlanding gaat dit tegen.
8.1
Moderne ontginningsassen, zoals snelwegen en kanalen zijn brede verbindingen die de stad doorkruisen en benut kunnen worden als ecologische verbinding. Het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal vormen samen een eiland. Het Merwedekanaal verbindt Utrecht met de Waal in Gorinchem en is 40 m breed en 3 m diep (Rijkswaterstaat, 2022b). De functie van het Merwedekanaal werd vervangen door het AmsterdamRijnkanaal. Het Amsterdam-Rijnkanaal verbindt de haven van Amsterdam met het Ruhrgebied in Duitsland, en takt aan op de Waal in Tiel. Het kanaal is 6 m diep en tussen de 100-120 m breed. Het Amsterdam-Rijnkanaal is één van de drukstbevaren kanalen van de wereld (Rijkswaterstaat, 2022a).
De grote schepen met zware lading verplaatsen veel water en met deze kracht ontstaat zuiging. De zuigende werking van de binnenvaart veroorzaakt erosie van de bodem en golfslag aan de oevers. Door de enorme krachten is dit geen geschikt leefklimaat voor oever- en waterplanten, de waterkolken veroorzaken vertroebeling waardoor planten niet goed kunnen wortelen (Noordhuis, z.d.). Om oeverafslag tegen te gaan, zijn rondom het kanaal stalen damwanden geplaatst, dit biedt echter geen mogelijkheid voor fauna om uit het water te komen.
Verschillende bouwstenen om erosie van de bodem en de oever tegen te gaan zijn verzameld. Alternatieve constructies om de golfslag tegen te gaan zijn het toepassen van natuurvriendelijke oevers, bestaande uit een talud of vooroever / plasberm met stortstenen / rijshout (wilgentenen). Om erosie tegen te gaan kan het natte profiel verbreed worden, waardoor het water meer ruimte krijgt. Op punten waar het kanaal wordt versmald ontstaat meer druk en zal meer erosie optreden (Lievense, 2010).
Om erosiekuilen op de bodem tegen te gaan kan sediment van zand of grind op de bodem gestort worden. Daarnaast kan de bodem afgedekt worden door het plaatsen van zinkstukken. Dit zijn matten gemaakt van rijshout, die gefixeerd worden door stortstenen. Het toepassen van dood hout of rijshout en het aanbrengen van natuurlijke oevers creëert een luwe zone waar verschillende plant- en diersoorten zich kunnen vestigen.
De veroorzaker van erosie, de scheepvaart, is belangrijk voor de welvaart en handel. Het terugbrengen van de capaciteit, door snelheidsbeperkingen, het alleen toelaten van kleinere schepen en minder zwaar beladen schepen toelaten zou direct een positief effect hebben op de ecologie.
Het bevorderen van het proces van sedimentatie, gaat erosie tegen en geeft een boost aan de biodiversiteit. De culturele interventie die past binnen de traditie van Nederland is het toepassen en inzetten van rijshout en waar de ruimte het toe laat meer ruimte te geven aan het water door een natte parkzone aan te brengen.
uitspoeling
golfslag (geen habitat voor water- of oevervegetatie)
damwand (geen voorziening
zuiging binnenvaart
voorziening uittrede fauna)
snelheidsbeperking of capaciteit terug brengen
smalle vooroever plasberm met stortstenen
smalle vooroever plasberm met rijshout
beboste vooroever natuurvriendelijke oever talud met stortstenen
verbreden natte profiel plasberm met houten palen met openingen
verbreden natte profiel parkzone
oever laten eroderen heel veel ruimte nodig
rijshoutconstructie / legakkerzinkstukken - wilgen met stortstenen
damwand van rijshout aanvullen door stedeling
sedimentsuppletie zand en grind storten in kanaal
afdekken bodem zinkstukken (wilgenmatten)
PLANKAART
Langs de oevers van Kanaleneiland wordt het ‘Rondje Stadseiland’ aangelegd. De plek waar nieuwbouw wordt gerealiseerd, de Merwedekanaalzone (langs het Merwedekanaal) en de plek waar binnenvaartsschepen aanmeren, langs het Amsterdam-Rijnkanaal zijn uitgewerkt.
Legenda
Stadsrand Utrecht
Amsterdam-Rijnkanaal & Merwedekanaal
Decultivatieas
Rondje Stadseiland
Wegen
Spoor Water
Nieuwe brug
Sedimentatie zone
Nieuwbouw
Aanlegplaats
binnenvaart
Park
Natuur
Middelwetering
IJslandschewetering
DomineeMartin LutherKinglaan
WegderVerenigde Natie
Beneluxlaan
Churchilllaan
Kon.Wilhelminalaan
UtrechtStation Centraal
Singel Oudegracht Nieuwe Gracht
Merwedekanaal Vaartsche Rijn
KrommeRijn
BiltscheGrift
Langs het Merwedekanaal wordt de weg verlegd, om ruimte te maken voor een flauwe oever met vooroever. De vooroever wordt gevuld met rijshout, waardoor de sedimentatie van zand kan plaatsvinden en oevervegetatie zich kan vestigen. De kleurrijke bloemrijke oever biedt een meerwaarde voor de roeiers die gebruik maken van dit kanaal en de nieuwe bewoners.
Langs het Amsterdam-Rijnkanaal wordt de boulevard verlegd en het natte profiel verbreed. Het is niet mogelijk een vooroever aan te leggen in dit kanaal, vanwege de scheepsvaart, een versmalling van het profiel zou de erosie alleen maar versterken.
Ontwikkeling vooroever langs Merwedekanaal, met rijshout.
De Oudegracht met zijn werfkelders is uniek in de wereld. Tot en met de 14e eeuw had het water een havenfunctie. De diepe ligging van het water ten opzichte van de straat beschermde de woningen tegen overstroming. Via ‘Wedden’, een steeg van de gracht naar de straat, konden de paarden de goederen vervoeren (DUIC, 2022). Toen het waterpeil in de gracht stabiel werd, was het mogelijk om goederen op te slaan in de werfkelders, zodat deze niet eerst naar het straatniveau vervoerd hoefden te worden. Het regenwater dat op de straat valt, stroomt via ‘Waterspuwers’ in de ‘Spuwersput’ (Gemeente Utrecht, z.d.).
De havenfunctie in de stad is verdwenen, maar deze is nog wel aanwezig langs het Amsterdam-Rijnkanaal, met een aanlegplaats langs de Rooseveltlaan. De ‘Waterspuwers’ worden teruggebracht in het ontwerp. Waar de waterspuwers eerst functioneerden om het regenwater af te voeren, worden ze nu ingezet om water vanuit het kanaal naar de sedimentatiezone te verplaatsen. De werfkelders functioneerden als opslagplek voor goederen, de sedimentatie zones dienen als ontstaansplek voor nieuwe natuur. Beide spelen in op de behoeften uit die tijd. De ‘Wedden’ dienden vroeger als toegang tussen de straat en de gracht, nieuwe ‘Wedden’ worden toegevoegd als brug of vlonder van de boulevard naar de aanlegplek voor de binnenvaart.
De stadsbuitengracht en stadsmuur, van 6 km lang, verdedigde de stad Utrecht in de 12e eeuw. De gracht diende daarnaast als riool, transportmiddel, viskwekerij en was nodig voor het looien van leer. Toen de functie veranderde is dit gebied omgevormd naar het Zocherpark in de Engelse Landschapsstijl. De hoogteverschillen zijn gemaakt van materiaal van de oude stadsmuur. Het wandelpark legde de basis voor de ontwikkeling van een nieuwe villawijk en het trok welgestelde burgers aan.
Langs het Merwedekanaal vindt ook een functieverandering plaats van bedrijventerrein naar nieuwe woonwijk, de Merwedekanaalzone (Gemeente Utrecht et al., 2021). Om een aangename leefomgeving te creëren en erosie van het kanaal tegen te gaan, kan hier met lokale materialen een flauwe oever met plas- en drasberm aangelegd worden. Hiervoor wordt ‘Rijshout’, wilgentakken, afkomstig uit het kleilandschap gebruikt. De nieuwe bewoners worden betrokken bij de aanleg van nieuwe oevers.
afwatering straat via waterspuwer
voormalige oever met wisselende waterstand
werfkelder
STADSBUITENGRACHT
oude stadsmuur
park met hoogteverschillen
stabiel waterpeil
wandelpad
Stadsbuitengracht Singel
De nieuwe sedimentatiezone komt te liggen op de huidige positie van de boulevard, de aanwezige bomen blijven behouden. Waar ruimte is in het profiel wordt de sedimentatie zone uitgebreid. Het water dat met golfslag door de waterspuwers spuwt, gaat steeds langzamer stromen doordat de ruimte tussen de stapstenen steeds smaller wordt. De stapstenen dienen als speelaanleiding. Langs de boulevard worden zitplekken met bankjes en vlonders aangelegd.
Legenda
ontginningsas
Amsterdam-Rijnkanaal
ligplaats binnenvaartschip
sedimentatie zone
waterspuwers
stroomrichting water
sedimentatie & vegetatie ontwikkeling
kade
nieuwe ‘Wedden’ | vlonder
bankje
boulevard
stapstenen
bloemrijkgrasland
bestaande boom
Op het moment dat een binnenvaartschip wil aanmeren ontstaat er golfslag. Via de waterspuwers stroomt er water het achtergelegen gebied in. Om te voorkomen dat de moeraszone dichtslibt, kan na verloop van tijd het aangeslibd zand terug in het kanaal worden geloosd, op deze manier wordt de erosie van de bodem in het kanaal tegen gegaan.
Naast het diepe Amsterdam-Rijnkanaal ontstaan er in het ontwerp natte sedimentatie zones, met een variatie in waterdiepte. De toegevoegde gradiënt is een geschikt habitat voor amfibieën en biedt paaiplekken voor vissen.
Het proces van erosie en sedimentatie vond oorspronkelijk ook plaats in het rivierengebied. Vlak naast de rivier werd bij een overstroming zand afgezet (op de oeverwallen) en verderop, als de snelheid van het water afnam, werd zware klei afgezet in de komgronden. De rivieren zijn bedijkt en worden zo beheerd dat het water niet meer tot in de komgronden reikt. De komgronden zijn pas als laatste ontgonnen en bestaan uit open graslanden, waar weidevogels zoals de grutto en kievit van profiteren (Geologie van Nederland, z.d.). Zware klei heeft een dichte structuur en is slecht doorlaatbaar. De achtergebleven oeverwallen (stroomruggen) liggen tegenwoordig hoger in het landschap vanwege de ontwatering en verdroging van het gebied heeft er inklinking van het klei plaatsgevonden. De velden worden ingezet als hooiland of weidegrond en worden soms onderbroken door eendenkooien en grienden. Vanwege de inklinking is er geen natuurlijke afwatering mogelijk, maar moeten de komgronden bemalen worden anders overstromen ze. De afwatering van water zorgt voor verdroging. Doordat de rivier niet meer buiten haar oevers kan treden, vindt er overmatige sedimentatie plaats in het winterbed en overmatige erosie in het zomerbed (Deltares et al., 2021).
In het project ‘Ruimte voor de Rivier’ wordt de rivierdynamiek en het proces van erosie- en sedimentatie hersteld. In dit afstudeerproject is gezocht naar kleinschalige en lokale maatregelen die het bestaande systeem kunnen verbeteren.
In plaats van het herstellen van het proces van sedimentatie, wordt in de komgronden ingezet op het proces van successie en verjonging van de vegetatie. Rijkswaterstaat verwijdert sinds 2010 de ruwe vegetatie in het winterbed, om waterveiligheid te garanderen. (OBN, z.d.). Spontane ontwikkeling van vegetatie, ooibossen, hagen en grienden remmen namelijk de doorstroming van het winterbed. De komgronden (binnendijksgebied) bieden een alternatieve locatie voor vegetatieontwikkeling buiten het winterbed (buitendijksgebied)(WUR et al., 2021). De inheemse en gecultiveerde boomsoorten die voorkomen in het rivierengebied hebben te kampen met ziektes:
• elzenhakhout | wortelrot
Phytophthora (WUR, 2013)
• essenhakhout | essentaksterfte
• wilgenhakhout | watermergziekte
• iepenhakhout | iepenziekte
• zomereikhakhout | meeldauw (WUR et al, 2014, p. 79).
De zaadbronnen van alternatieve soorten zijn afwezig. Het oppervlaktewater is rijk aan nutriënten, waardoor bepaalde soorten juist heel snel groeien. Hierdoor vindt verruiging plaats en kunnen dominante exoten de beschikbare groeiplaats overnemen van inheemse soorten. De verruiging is ontstaan door de vermesting veroorzaakt door de intensieve veeteelt. Fosfaatminnende soorten vestigen zich spontaan en worden verspreid door water, wind en dieren.
Zaden kunnen ook verspreid worden door de inzet van grazers of door de mens (WUR et al, 2014, p. 80). Om de biodiversiteit te verhogen kunnen verschillende successiestadia naast elkaar ontwikkeld worden. Dit kan door een verschil in beheer (variatie in verwilderde en gecultiveerde stukken of een gefaseerde ontwikkeling).
De vraag is welke type vegetatie zich zal vestigen en welke culturele interventie een boost kan geven aan de ontwikkeling van bosvegetatie in het rivierengebied. Het herstellen van de hakhoutcultuur met inheemse soorten is vanuit ecologisch oogpunt niet noodzakelijk volgens de onderzoeksgroep van de WUR (dat zich bezig houdt met het herstellen van hardhoutooibossen). De aanwezige zaden in de bodem zullen voor spontane ontwikkeling van bos zorgen (WUR et al, 2014, pp. 79-80). De discussie binnen de aanplant van vegetatie gaat over het toepassen van inheems of exheems plantmateriaal. Slechts 2-3 procent van de bossen in Nederland bestaat uit autochtone boom- en struiksoorten. Autochtone soorten zijn inheems en gekweekt van oorspronkelijk plantmateriaal uit Nederland (Schuttenhelm, 2022). Het in stand houden en verspreiden van inheems plantmateriaal kan bijdragen aan het behoud van biodiversiteit. Maar als deze soorten te kampen hebben met ziektes is het zaak daarnaast ook opzoek te gaan naar resistente en nieuwe soorten die beter opgewassen zijn tegen de weerextremen uit de toekomst. Als er voor gekozen wordt grienden in het landschap terug te brengen, dan kunnen ziekteresistente soorten aangeplant worden, zoals, Salix ‘Tora’, Salix ‘Klara’ en Salix ‘Tordis’
(Vrolijk, 2014). Het rivierengebied is rijk aan exoten in vergelijking met de andere landschapstypen, vanwege de hoge dynamiek en doorvaarroutes (WUR et al, 2014, pp. 21-22). Het aanplanten van niet-Europese exoten (zoals de Robinia, Vederesdoorn, Hemelboom en Rode es) is volgens hen niet wenselijk. De boomsoortensamenstelling zal in de toekomst veranderen, de volgende soorten zullen zich langs de rivier verspreiden: Noorse esdoorn (Acer platanoides), Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) en Zomerlinde (Tilia platyphyllos) (WUR et al, 2014, pp. 79-80).
Soorten die nu in Zuid-Oost Europese ooibossen voorkomen kunnen zich in Nederland gaan vestigen: Oosterse plataan (Platanus orientalis), Okkernoot (Juglans regia) en de Kaukastische vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia). Nu spelen deze soorten nog een onderschikte rol, maar in de toekomst wellicht niet (WUR et al, 2014, pp. 21-22).
KEUZE BOUWSTENEN
Een oplossing om inklinking tegen te gaan is het weer vernatten van het gebied, door het verhogen van het waterpeil (Scenario’s en bouwstenen energielandschap, 2018). Na het opzetten van het waterpeil, zal de ontwikkeling van spontane vegetatie vanzelf ontstaan. Om de decultivatie te stimuleren, kunnen toch al migrerende soorten en grienden (met resistente soorten) op kleine schaal aangeplant worden. Met het oog op een onzekere toekomst is het spreiden van de vegetatietypen het meest effectief als het gaat om het behouden van een hoge diversiteit aan soorten. Mensen kunnen helpen bij de aanplant en onderhoud / verjonging van de vegetatie.
overmatige erosie zomerbed
overmatige sedimentatie winterbed
overmatige kap spontane vegetatie waterveiligheid
eutroof oppervlakte rijk aan nutriënten verruiging / dominantie
rivierklei
areaal vergroten spontane vegetatie successiestadia naast elkaar
oppervlakte water nutriënten (fosfaat) dominantie exoten
ziektes inheemse bomen
afwezigheid zaadbronnen alternatieve soorten herintroduceren culturele relicten grienden/eendenkooien
inklinking klei bodemdaling ontwatering verdroging
opzetten oppervlakte water (verdroging en inklinking)
zaden laten verspreiden door grazers
zaden verspreiden door mens
veen
grasland zand
eendenkooi
introduceren resistente boomsoorten
stoppen afwatering (fosfaatrijk water laten uitzakken)
kappen open plekken maken bevorderen mantel / zoomvegetatie
dood hout behouden voedingsbodem nieuwe ontwikkeling
introduceren alternatieve migrerende boomsoorten
ANALYSE De IJslandsche wetering en Oude wetering liggen op de overgang van de stroomrug (met zandafzettingen) en de komgronden (met zware klei afzettingen). In het kleigebied wordt de successie van vegetatie toegevoegd. De grondsoort en waterhuishouding bepaalt welke type vegetatie hier zal ontstaan. De grondwaterstand in het gebied is hoog, het peil hoeft niet opgezet te worden. Zaden uit de omliggende natuurgebieden kunnen hier ontkiemen. Naast de huidige natuurgebieden zijn ook de voormalige bossen in kaart gebracht, in de bodem van deze percelen liggen waarschijnlijk nog veel zaden opgeslagen.
PLANKAART
De locatie van de ontwikkeling van vegetatie is bepaald aan de hand van de aanwezige zaadbronnen in de bodem. Lopend over het nieuwe ‘Weteringpad’ wisselt een gesloten en open landschap zich af, met zichtlijnen op bosgroepen in het open landschap. Een nieuw viaduct verbindt het ‘Weteringpad’ met het Park Galecop in Nieuwegein. Daarnaast worden twee nieuwe tunnels toegevoegd, langs de Bijleveldsche
Vliet (richting Harmelen) en Lange Vliet (richting De Meern). Het pad langs de Lange Vliet wordt verlengd en maakt een verbinding met de Hollandsche
IJssel. Op de kruising van de Meerndijk met het ‘Weteringpad’, de overgang van stroomrug naar komgrond wordt een nieuwe ontmoetingsplek gemaakt.
Legenda
Stadsrand Utrecht
IJslandsche & Oude Wetering
Nieuw Weteringpad
Fiets- en voetpad
Bomenlaan
Ontmoetingsplek
Zichtlijn
Voormalige eendenkooi
Vijver
Bos
Park
Natuurgebied (bos)
Natuurgebied (weide)
Weg
Viaduct
Parkeerplaats
Om de succesie van vegetatie te stimuleren, worden bomenlanen aangeplant met nieuwe soorten op de zuidwest zijde van het perceel. De zuidwestenwind kan de zaden vervolgens verspreiden over de plot. De variatie qua successiestadia wordt gerealiseerd, door het plan in fasen uit te voeren. De verbinding met de plek wordt versterkt door het terugbrengen van culturele elementen in een nieuwe vorm. Grienden, bestaande uit resistente soorten, zorgen voor de productie van ‘Rijshout’ (wilgentakken). Met dit hout kunnen vrijwilligers onder andere uitkijktorens bouwen. De takken kunnen daarnaast ingezet worden bij de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs het Merwedekanaal in het stadslandschap.
Op de gronden die te nat waren voor akkerbouw werden grienden aangelegd om ‘Rijshout’, geoogste wilgentakken, te produceren. ‘Snijgrienden’ werden om de 1-2 jaar gekapt en gebruikt voor het maken van hoepels, manden en zinkstukken. ‘Zinkstukken’ worden ingezet om de bodem van de rivier of de oever te beschermen tegen erosie. Ze zijn opgebouwd uit ‘Wiepen’, bundels rijshout van 10 meter lang. Met stortstenen werden de constructies op de bodem vastgezet. ‘Hakgrienden’ worden om de 3-5 jaar geoogst, hier worden natuurvriendelijk oevers, schuttingen en bezemstelen mee gebouwd. Na 60-80 jaar moeten nieuwe wilgentenen aangeplant worden, of kan ervoor gekozen worden het griend te laten verwilderen (Zinkstukken, z.d.).
Het gebruik van natuurlijke lokale bouwmaterialen is momenteel nog steeds actueel, daarom is ervoor gekozen de grienden als cultuurlijk element terug te brengen, maar dan met nieuwe soorten op een kleine schaal. De ontmoetingsplek langs het Weteringpad is een nieuwe boerderij, waar het rijshout verwerkt wordt.
Eendenkooien zijn zowel in het klei- als laagveenlandschap terug te vinden. Een eendenkooi werd gebruikt om wilde eenden te vangen voor consumptie. De ‘Kooiker’ zette hiervoor tamme eenden in, die ‘s nachts wilde eenden meelokten naar de ‘Kooiplas’. Eenden rusten overdag en gaan ‘s avonds opzoek naar eten. Afhankelijk van de windrichting werden de wilde eenden een vangpijp ingejaagd, met de inzet van het ‘Kooikerhondje’. Aan het einde van de vangarm, werden de eenden opgevangen in het vanghok en ‘Spartelkuil’. De eendenkooien kwamen hoger in het landschap te liggen, omdat de landbouwgrond rond de eendenkooi daalde ten gevolge van ontwatering. Om de plas te voeden met water, werd een watermolentje ingezet. Om botulisme tegen te gaan moest de plas gebaggerd worden. Na verloop van tijd verlandden de plassen zo sterk dat de eendenkooi op een andere plek opnieuw werd aangelegd. De eendenkooien bleven als relicten over in het landschap en bieden nu nog steeds rustplekken voor eenden. Het leert ons dat cultuurlijke elementen van vroeger, nu gezien worden als natuur en dat natuur niet op één plek vastgelegd hoeft te worden. Tegenwoordig worden eendenkooien nog steeds ingezet, niet voor consumptie maar om vogelgriep op te kunnen sporen (OBN, z.d.-a).
De eendenkooien waren een groene oase in een woestijn van grasland. Het contrast tussen het open en gesloten landschap is in het ontwerp teruggebracht. In het open veld worden bosgroepen gevormd en in het besloten bos worden open velden behouden. Nieuwe plassen worden gegraven, die door de tijd mogen verlanden. De open plekken omsloten door bos waren vroeger rustplekken voor eenden, maar zijn nu rustplekken voor mensen die even aan de drukte van de stad willen ontsnappen.
snijgriend hakgriend verwilderd griend zinkstuk
kooibos kooiker kooikerhondje tamme eenden
kooiplas met vangpijpen
watermolentje
verlande eendenkooi (zichtbaar op het Actueel Hoogtebestand Nederland, ahn)
relict eendenkooi (rustplek vogels)
De decultivatie wordt gestart rond het open veld met plas de ‘Rosweide’, hiermee ontstaat de oudste boskern. Op de velden zal de eerste 1-2 jaar kruidenrijkgrasland
Legenda
wetering
weg
pad (fiets- en voetgangers)
struinpad (voetgangers)
entees
groeien, gevolgd door ruigtevegetatie (2-5 jaar), struweelvegetatie (5-50 jaar), jong bos (50-80 jaar) en tot slot oud bos (80100 jaar). Een aantal percelen laten niet het proces van successie zien, maar worden ingeplant met grienden. In de komgrond gaat het om soorten die geschikt zijn voor natte omstandigheden, op de stroomrug zijn het droogteresistente soorten. IJslandsche
brug
bestaande eendenkooi
vijver
sloot
ontmoetingsplek
uitkijktoren van rijshout
hoogtelijn | stroomrug
bomenlaan (nieuwe soorten)
griend
verwilderd griend
kruidenrijkgrasland | 1-2 jaar
ruigtevegetatie | 2-5 jaar
struweelvegetatie | 5-50 jaar
jong bos | 50-80 jaar
oud bos | 80-100 jaar
vegetatie op stroomrug
Naast de aanwezige natuurlijke elementen in het agrarisch gebied (grasland, mais, bomenlanen en sloten) en de aanwezige natuurtypen (kruiden en faunarijkgrasland (N12.02), haagbeuken en essenbos (N14.03) en voormalige eendenkooien (N17.04)) wordt extra natuur ontwikkeld. Met de aanplant van boomsoorten en grienden en de ontwikkeling van spontane vegetatie. De fasering en het contrast tussen gecultiveerde en gedecultiveerde elementen zorgt voor een hoge diversiteit aan soorten.
De toren van 20 meter hoog biedt een uniek zicht over de verschillende velden waar vegetatie zich op ontwikkelt. Rechts van de toren is een griend aangelegd. De geoogste takken worden gebruikt om de toren mee te bouwen.
Regenwater dat jaren geleden geïnfiltreerd is op de Utrechtse Heuvelrug komt aan de flanken weer naar het oppervlak. Aan de stadsrand is zo’n kwelzone te vinden. In De Bilt Zuid, het Niënhof en Landgoed Oostbroek zijn indicatiesoorten van kwel terug te vinden, zoals de waterviolier (Nieuwe Gracht & Terra Incognita, 2015) (Stichting Het Utrechts Landschap, 2011). Dit kwelwater is rijk aan mineralen, zoals ijzer, calcium en magnesium, dit wordt ook wel lange kwel of gerijpt grondwater genoemd (OBN & Aracadis, 2018, p. 45). Specifieke kwelnatuur is van dit water afhankelijk. Met de verwachte toename aan piekbuien in de toekomst, is er meer potentie voor waterinfiltratie en daarmee ook meer kans op kwelwater (Kennisportaal klimaatadaptatie, z.d.). In het zandgebied wordt voor dit afstudeerproject gezocht naar manieren om het proces van inzijging (infiltratie) en kwel te herstellen. De kwantiteit en hoge kwaliteit van het kwelwater wordt echter bedreigd doordat het wordt onttrokken of vervuild.
Op de hogere zandgronden wordt water gewonnen voor drinkwater en in de lagere delen vindt wateronttrekking ten behoeve van onder andere fruitteelt plaats. De hoeveelheid grondwater wordt daarnaast niet aangevuld door een toename in verhard oppervlak (OBN & Aracadis, 2018, p. 45). Wateronttrekking heeft verdroging van de natuur op de Utrechtse Heuvelrug en afname van kweldruk tot gevolg (Timmer et al., 2004). Naast invloed op de hoeveelheid inzijging wordt de kwelvegetatie negatief beïnvloed door de lage grondwaterstand en bemesting voor de landbouw (Timmer et al., 2004).
De lozing van effluent water door RWZI’s (rioolwaterzuiveringsinstallaties) vormt een bedreiging voor de waterkwaliteit. Effluent water is gezuiverd rioolwater, dat schoon genoeg is om te lozen, maar rijk is aan nutriënten (stikstof & fosfaat), metalen en medicijnresten (STOWA, 2021).
Om verdroging tegen te gaan kan oevergrondwater winning een oplossing zijn, oppervlaktewater van elders wordt geïnfiltreerd op de hogere zandgronden en vervolgens weer gewonnen. In plaats van grondwater op een ondiep niveau te winnen, kan het winnen van diep grondwater een oplossing zijn. In Utrecht wordt zelfs gekozen minder water te winnen en bepaalde pompstations te sluiten. In natuurgebieden kunnen sloten die water afvoeren gedempt worden. In het landbouwgebied kan de grondwaterstand opgezet worden (Timmer et al., 2004). Een lage grondwaterstand in de winter kan voorkomen worden door meer water vast te houden (Stichting Het Utrechts Landschap, 2011). Door verharding te verwijderen op de Heuvelrug kan infiltratie bevorderd worden (Provincie Utrecht, 2020).
Om vervuiling met effluent water tegen te gaan, kan de kwaliteit van het effluent water verbeterd worden door verbeterde zuiveringstechnieken (een extra zuiveringstrap) (Hehenkamp et al., 2003). Het water kan natuurlijk nagezuiverd worden door een zuiveringsmoeras / waterharmonica. De kwaliteit van het effluent water is de afgelopen jaren sterk toegenomen, door verbeteringen in zuiveringstechnieken. Het zoete water kan (in de toekomst) ingezet worden als proceswater voor de industrie en
irrigatie voor de landbouw. Door het water te gebruiken in de industrie wordt het oppervlakte water niet vervuild. Stoffen als fosfaat kunnen uit het water gehaald worden om biogas van te maken. (STOWA, 2021). Om de nutrientenrijke toplaag te verschralen is het mogelijk te maaien en af te voeren of te plaggen (OBN & Aracadis, 2018, p. 103).
KEUZE BOUWSTENEN
Het herstellen van het proces van inzijging en erosie is in te delen op korte termijn en lange termijn oplossingen. Op korte termijn kan het oppervlakte watersysteem gescheiden worden van het grondwatersysteem. Op deze manier wordt de kwelnatuur niet vervuild met effluent water. Door verharding te verwijderen en het water op de hoge zandgronden en in de kwelzones niet direct af te voeren neemt het beschikbare kwelwater toe.
Het opvangen van wateroverschotten en spaarzaam omgaan met water in tijden van droogte is op de lange termijn een goede oplossing. Om verdroging tegen te gaan, kan effluent water hergebruikt worden. Het effluent water kan gezuiverd worden door nieuwe technieken of door een zuiveringsmoeras. Een zuiveringsmoeras draagt bij aan de biodiversiteit en is ook qua recreatie interessant voor stedelingen. Door de juiste condities te scheppen kunnen verschillende plant- en diersoorten zich hier vestigen.
drinkwater winning
toename verhard oppervlak afname infiltratie regenwater
verdroging natuur
inlaat oppervlakte water in kwelgebied bij droogte
kwel water afname kweldruk
bemesting laag peilbeheer t.b.v. landbouw
wateronttrekking beregening (oppervlakte-
afvoer kwelwater op oppervlakte water
oppervlakte kwelgebied
wateronttrekking beregening o.a. fruitteelt (oppervlakte- of grondwater)
lozing effluent water op oppervlakte water
grondwaterstanddaling
water vasthouden in kwelsloot
scheiden grondwater en oppervlakte watersysteem
kwaliteit effluent water verbeteren, betere zuivering RWZI
natuurlijke nazuivering RWZI zuiveringsmoeras verschaling plaggen
verschraling maaien en afvoeren
fosfaat winnen uit effluent water en omzetten in biogas (biovergister)
nieuwe geïsoleerde sloten aanleggen natuurvriendelijke oevers aanleggen
verdrogingsbestrijding oevergrondwater winning
diepe grondwaterwinning i.p.v. ondiepe winning
minder grondwater winnen of stoppen met grondwaterwinning
dempen, verontdiepen en afdammen ontwateringssloten in natuurgebied
verhogen ontwateringsdiepte in landbouwgebied
verwijderen verharding infiltratie bevorderen
Het effluent water (gezuiverd rioolwater) van RWZI De Bilt wordt op de Biltsche Grift geloosd. Het water staat in open verbinding met het stadswater. In een droge zomer gaat een gemaal in werking, dat het water richting Zeist pompt, om de achterliggende agrarische gebieden met onder andere fruitteelt en kwekerijen te voorzien van water. In Zeist staat nog een RWZI, dat ook water via de Hakswetering op de Vecht loost (Nieuwe Gracht & Terra Incognita, 2015). Het nutriëntrijke oppervlaktewater staat in contrast met het mineraalrijke grondwater, dat op verschillende plaatsen langs de Grift naar het oppervlak komt. Kwel is zichtbaar als olievlek in het water of door de waarneming van kwelvegetatie. Kwel komt voor langs de sloten in de Voordorpse polder, de slootranden in het
zuidelijk deel van Landgoed Sandwijck, het zuiden van Landgoed Oostbroek, het broekbos ten oosten van Landgoed Oostbroek, De Lage Grond, de sloten rond De Lage Grond, het broekbos in Niënhof, en rond de voormalige rivierarm van de Kromme Rijn (Stichting Het Utrechts Landschap, 2011). Het grondwater stroomt van oost naar west en buigt af richting de punten waar drinkwater wordt gewonnen.
effluentsloot
openverbinding stadswater gemaal inwerking drogezomer
BiltscheGrift
WATERSYSTEEM GRONDWATER
Voordorpse polder (langs sloten)
slootranden zuidelijk deel Sandwijck
stroomrichting grondwater
kwelzone
zuiden
Landgoed Oostbroek
ZeisterGrift
NieuweHakwetering
grondwaterbeschermingsgebied Beerschoten
oosterlijk broekbos
Landgoed Oostbroek
De Lage Grond
sloten rond De Lage Grond
Broekbos De Niënhof
100-jaar aandachtsgebied Beerschoten
aanwezige kwelnatuur
rond voormalige rivierarm
100-jaar aandachtsgebied Bunnik
Legenda
Stadsrand Utrecht
Biltsche & Zeister Grift
Decultivatieas
Nieuw Griftpad
Ontmoetingsplek
Herenboeren
RWZI
Effluentsloot
Nieuw zuiveringsmoeras
Nieuw kwelveld
Moestuin | kwekerij
Fruitteelt Park
Landgoed
Natuurgebied
Voordorpse Polder
BiltseRading
BiltscheGrift
Groenedijk
Landgoed Beerschoten
Griftpad
Landgoed Sandwijck
Natuurpark Bloeyendael
KrommeRijn
Amelisweerd
Utrechtseweg
Jacobsteeg
Landgoed Vollenhoven
Landgoed Oostbroek
ZeisterGrift
NieuweHakswetering
Over het nieuwe Griftpad loopt men vanaf het Griftpark, langs de Biltsche en Zeister Grift de stad uit. Het pad loopt door verschillende parken, zoals het Oorspongpark, Hogelandsepark en Begraafplaats St. Barbara. Na de kruising met het de A27, de grens van de bebouwing, is men in het buitengebied. Op de overgang van het zandlandschap met het rivierkleilandschap komt kwel naar het oppervlak. Langs het Griftpad ligt een Herenboerderij, een boer die verzekerd is van zijn inkomen, doordat een groep betrokkenen hem in loondienst heeft. De oogst wordt onder de deelnemers verdeeld en geïnteresseerden kunnen meewerken op het land. Grenzend aan de Herenboerderij wordt een nieuw kwelveld gerealiseerd met geïsoleerde sloten. De actieve deelnemers kunnen ook participeren in het onderhoud van dit stuk nieuwe natuur door het gras te maaien en af te voeren. Het Griftpad takt aan op het Jaagpad langs de Kromme Rijn, door het realiseren van een nieuwe brug. Het Griftpad kruist de Jacobsteeg, met een nieuwe tunnel onder de Utrechtseweg, is het mogelijk direct het zandlandschap van Landgoed Beerschoten en het Panbos in te lopen. Door het rietmoeras ligt een vlonderpad, wat de Voordorpse Polder tussen de Utrechtseweg en de Biltse Rading met elkaar verbindt. Om vervuiling van het kwelwatergebied tegen te gaan worden twee zuiveringsmoerassen voorgesteld. Door het peil in het zuiveringsmoeras op te zetten, gaat dit de kweldruk tegen. Hierdoor stroomt het grondwater naar de lager gelegen omliggende sloten, waar kwelvegetatie zich kan ontwikkelen langs de slootranden. De elementen die toegepast worden linken naar het culturele gebruik in deze regio, namelijk de raatakkers en het potstalsysteem.
Raatakkers ook wel ‘netakkers’, ‘zwevende erven’ of ‘celtic fields’ genoemd, zijn akkers uit de brons- en ijzertijd op zandgrond. Op kleine aaneengesloten veldjes van 40 bij 40 meter omringd door een aarden wal werden gewassen verbouwd. Door het telen van dezelfde gewassen raakte de grond uitgeput en werd er verderop een nieuw veld aangelegd (De Vree, z.d.). Als een braakliggend veld opnieuw in gebruik werd genomen, werd de vegetatie afgebrand en samen met de uitgeputte grond naar de zijkant geschoven. De aarden wallen zijn op de AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland) nog steeds terug te vinden en hebben een hoogte van 30 tot 100 cm en breedte van 8-12 meter (Spek et al., 2009).
Bij de aanleg van de rietmoerassen wordt grond aan de kant geschoven en een aarden wal aan de rand gevormd net als dit vroeger bij de raatakkers ook gebeurde. Bij de baggerwerkzaamheden wordt de grond eveneens aan de kant geschoven, waardoor de aardewal steeds breder zal worden.
Om de vruchtbaarheid van de grond te verbeteren, werd stalmest van de schapen en heideplaggen (de bovenste laag van de grond) op de akkers aangebracht, hiermee ontstonden bolle akkers, ook wel ‘ engen’ genoemd. Overdag graasden de schapen over de ‘meent’, een gezamenlijke weide. In de avond verbleven de schapen in een ‘potstal’. Het potstalsysteem kende regelgeving om overbegrazing met zandverstuiving tot gevolg, tegen te gaan. De woeste gronden, werden op deze manier jaren lang verschraald, waarmee een uniek microklimaat ontstond voor soorten die goed gedijen op arme zandgrond, namelijk de heidevelden (Blijdenstijn, 2005).
Het opbrengen van plantaardig materiaal om de condities van de grond te verbeteren, wordt in het ontwerp ook ingezet bij de te ontwikkelen zuiveringsmoerassen. Waar vroeger gezocht werd naar een manier om de vruchtbaarheid te verbeteren, wordt nu juist gezocht naar een manier om de overvloed aan nutriënten te verwijderen. Het gras dat gemaaid en afgevoerd moet worden op het kwelveld kan als stro opgebracht worden in de rietmoerassen. Stro stimuleert de rietgroei en nitraatverwijdering en slingert het proces van zuivering aan wat vervuiling van de aanwezige kwelwater tegengaat (de Haan et al., 2011).
braakliggend terrein
POTSTALSYSTEEM
grid van vierkante aarden wallen
raatakker
opschuiven uitgeputte grond
heideplaggen
mest uit potstal
bolle akker eng
meent gemeenschappelijke weide
De geïsoleerde kwelsloten volgen de stroomrichting van het grondwater. Ten noorden van het gebied buigen de sloten af richting het grondwaterwinningsgebied Beerschoten. De bestaande sloten worden voorzien van stuw, zodat het kwelwater niet gelijk via het oppervlaktewater wordt afgevoerd. De vrijwilligers van de Herenboerderij onderhouden het gebied en maaien wandelpaden uit tussen het hoge gras, de verplaatsbare bruggen maken het mogelijk elk jaar een andere route door het veld uit te maaien.
Legenda
ontginningsas
Biltsche Grift
Griftpad
Ontmoetingsplek
Herenboeren
kwekerij
bomen
afgedamde bestaande sloten
nieuwe geisoleerde kwelsloten
kwelvegetatie in slootrand
verplaatsbare bruggen
uitgemaaid pad
bloemrijkgrasland (verschalen door maaien)
entrees
bos
fietspad
weg
viaduct
brug
bebouwing
water
De aanwezige natuurtypen Park en stinzenbos (N17.03) en het Dennen, Eiken en Beukenbos (N15.02) en kwelbossen, worden uitgebreid met nieuwe ontwikkeling van kwelvegetatie langs de sloten en rietvegetatie in het zuiveringsmoeras.
De geïsoleerde kwelsloot wordt gevoed door kwalitatief mineraalrijk grondwater waar kwelvegetatie zich langs ontwikkelt. Vrijwilligers helpen mee met het maaien en afvoeren van het bloemrijke grasland. Op deze manier wordt uitspoeling van nutrientenrijk wateroppervlakte tegengegaan. Bezoekers kunnen struinen over de uitgemaaide paden. Elk half jaar verandert de route en worden de bruggetjes verplaatst.
Het gemaaide gras wordt als hooi opgebracht in het zuiveringsmoeras, dit stimuleert de groei van riet.
In het veengebied wordt het proces van verlanding & ontginning hersteld. Bij de cultivatie van het veengebied is er ten eerste ontwaterd, waardoor het veen ging oxideren en er bodemdaling optrad. Het bovenland is een stuk gezakt, maar hier is nooit veen gewonnen. Hier is verdroging een bedreiging. Het bovenland is nu het hoogst gelegen gebied in de veengebieden, waardoor er inzijging / infiltratie van water plaats vindt in plaats van dat er kwel naar het oppervlak komt (Deltares et al., 2021). Met de afname van kweldruk, zijn ijzerminnende plantsoorten verdwenen (VBNE, 2016, p. 14).
Vervolgens is er in het veenweidegebied veen gewonnen. Op sommige stukken is deze ontginning zo ver doorgezet dat er plassen ontstonden. De plassen zijn drooggemalen en weer omgevormd tot land, de droogmakerijen. Om bebouwing en landbouw mogelijk te maken vindt er peilverlaging plaats, met verdere veenoxidatie tot gevolg (Lamers et al., 2018). De veenoxidatie wordt versterkt door de toepassing van kunstmest, het grondwater wordt vervuild met nitraat, fosfaat en stikstof. Deze stoffen binden zich met andere stoffen waarbij broeikasgassen ontstaan, zoals koolstofdioxide, stikstofgas, lachgas, methaan, sulfide en extra fosfaat. Broeikasgassen versterken de klimaatverandering. De landbouwgronden zijn biodivers arm, de graslanden van de melkveehouderijen bestaan voornamelijk uit Engelse Raaigras (Deltares et al., 2021).
De natuurgebieden zijn hoger in het landschap achtergebleven (Lamers et al., 2018). Om verdroging tegen te gaan wordt gebiedsvreemd water ingelaten (VBNE, 2016, p. 14). De afgelopen jaren is gewerkt aan het verbeteren van de waterkwaliteit. Met de voortzetting van vermesting / eutrofiëring door het toepassen van kunstmest, blijft de vorming van verlandingsvegetatie uit. De algengroei wordt daarnaast versterkt door toename in hoge temperaturen (klimaatverandering) (Lamers et al., 2018). Niet alleen de waterkwaliteit heeft invloed op het proces van verlanding, ook de overbegrazing van ganzen, zwanen, muskusratten, Amerikaanse rode rivierkreeft remt de groei van vegetatie. Soorten die de verlanding op gang kunnen brengen missen (VBNE, 2016, p. 15). De verlandingssnelheid is sterk afgenomen of blijft helemaal uit. Vroeger kwam er elk jaar 90 cm veen bij: tegenwoordig is dit 25-35 cm per jaar (VBNE, 2016, p. 14). De typerende verlandingsvegetatie neemt daarnaast af door de afname in intensief beheer, waarbij natuurgebieden omvormen naar moerasbos (VBNE, 2016, p. 14).
Verschillende bouwstenen om eutrofiëring tegen te gaan zijn verzameld, zoals het inlaten van gedefosfateerd water, het plaggen van de toplaag, het toepassen van paludicultuur (natte landbouw). De verlandingsvegetatie kan op verschillende manieren worden gestimuleerd. Door het aanplanten van ecosysteembouwers, zoals slangenwortel, kleine lisdodde, moerasvaren en riet (VBNE, 2016, p. 26). De afwezigheid van soorten die de verlanding op gang kunnen brengen kan ook opgelost worden door het toepassen van een zaadmengsel (VBNE, 2016, p. 16). Nieuwe vestigingscondities kunnen worden geschapen door het aanbrengen van nieuwe legakkers of vlotten. De oevers kunnen afgeplagd worden om de groei van verlandingsvegetatie te stimuleren. Tegen de overbegrazing van watervogels kan daarnaast een anti-graaskooi geplaatst worden (VBNE, 2016, p. 16). Om de verdroging en oxidatie van het veen tegen te gaan kan de grondwaterpeil opgezet worden. Het water moet ook weer niet te hoog opgezet worden, omdat dit de kweldruk tegen gaat. Sloten kunnen worden gedempt of verontdiept (VBNE, 2016, p. 18). Nadat het proces van verlanding is gestimuleerd, kan dit proces vanzelf plaats vinden en zullen voormalige petgaten of sloten in 30 tot 60 jaar verlanden. Om de jonge vegetatietypen in stand te houden kan er maaibeheer toegepast worden of kan het proces van successie voortgezet worden tot een moerasbos (Lamers et al., 2018).
In plaats van het vasthouden en actief beheren van een bepaald type verlandingsstadium, wordt ingezet op het herstellen (en uiteindelijk) verstoren van het proces van verlanding. Door de ontwikkeling in fasen is het mogelijk verschillende stadia van successie naast elkaar te laten bestaan. De culturele interventie die gekozen wordt om het land vervolgens de laten decultiveren is paludicultuur. Deze vorm van landbouw is geschikt om de grootste bedreigingen binnen het veengebied tegen te gaan. De peilverlaging die momenteel nodig is om de melkveehouderijen in stand te houden en de vermesting die het grondwater te nutriëntrijk maakt waardoor ijzerminnende verlandingsvegetatie uit blijft en oxidatie van veen plaatst vindt. Mensen kunnen de paludiboer helpen bij het aanplanten en oogsten van plantsoorten.
bodemdaling
kunstmatige afwatering gemalen
peilverlaging
t.b.v. bebouwing en landbouw
gebiedsvreemd water (eutroof & vervuild) inlaten hoger gelegen natuurgebied
inzijging & verdroging bovenland
peilverlaging
t.b.v. bebouwing en landbouw
toename moerasbos
afname intensief beheer
uitblijven verlanding petgaten
> eutrofiëring, vermesting, algengroei
> overbegrazing
> afwezigheid van soorten die verlanding op gang kunnen brengen
gedefosfateerd water inlaten
plaggen toplaag paludicultuur natte landbouw
veenoxidatie broeikasgasuitstoot
aanplant ecosysteembouwers of aanbrengen zaadmengsels
groene woestijn van Engelse Raaigras melkveehouderijen
herintroduceren culturele relicten drijvende vlotten / legakkers
stimuleren verlandingsvegetatie afplaggen oevers
veen zand
afname kweldruk ijzerrijk water
sloten / petgaten laten verlanden (30-60 jaar)
stoppen ontwatering waterpeil opzetten
stimuleren kweldruk sloten dempen of verontdiepen
successie vegetatie
BOUWSTENEN VERSTORING / ONTGINNINING
anti-graaskooi kappen bos
sloten / petgaten graven
In het laagveenlandschap rondom Utrecht is veel NNN-gebied en Natura-2000 gebied (Oostelijke Vechtplassen) aanwezig. De Tienhovensche Vaart, Maarseveense Vaart, Nedereindsche Vaart en Klopvaart zijn duidelijke assen die de stad met het achterliggende land verbinden. Om droogte in de zomermaanden tegen te gaan wordt gebiedsvreemd nutriëntenrijkwater uit de Vecht ingelaten. Vervolgens wordt in de wintermaanden het waterpeil laag gehouden en wordt er water van de aanwezige graslanden afgevoerd (AGV, 2015).
Legenda
Stadsrand Utrecht
Nedereindse Vaart & Klopvaart
Decultivatieas
Dijkrondje
Ontmoetingsplek omgevormde boerderij tot paludicultuur centrum
Velden paludicultuur en verlandingsnatuur (inclusief fasering)
Drijvende vlotten
Park
Natuurgebied
Zwemplek
Parkeerplaats
MAARSSEN DORP
Vanuit de Nedereindsche Vaart en Klopvaart, wordt langs de Oudedijk gedecultiveerd. Het punt vanwaaruit water uit het gebied wordt gevoerd, dient nu als startpunt. Een voormalige boerderij wordt omgevormd tot paludicultuur centrum. Paludicultuur is een vorm van natte teelt, de oogst kan onder ander ingezet worden als veevoer en isolatiemateriaal. De paludicultuur is nog volop in ontwikkeling en wordt hier ingezet om het proces van verlanding te stimuleren, door de fosfaat uit de bodem te verwijderen (Innovatie Programma Veen, 2023). Na het zuiveren van de grond, verplaatst de ‘nomaden boer’ naar de volgende plot om hier het proces aan te slingeren. De achtergebleven plot wordt nu vrijgegeven aan de natuur om zich verder te ontwikkelen. Op deze manier breidt de natuur zich over een periode van jaren uit over het veenlandschap. Om het proces van verlanding opnieuw te starten, keert de boer terug naar het oorspronkelijke perceel om de elzen te kappen en ruimte te maken voor nieuwe vegetatie.
Om het waterpeil op te kunnen zetten, wordt een dijkje aangelegd. Bezoekers kunnen over de dijken wandelen of fietsen. De nieuwe wegen sluiten aan op het bestaande wandel- en fietsnetwerk, zoals Bert Bospad, het rondje om de Maarsseveensche Plassen en het Gagelbos. Tot slot wordt in de zandwinplas, van 25 meter diep, drijvende vlotten aangebracht, waar vegetatie zich op kan vestigen.
Een hennepakker is een kleine akker waar hennep op geteeld werd voor de productie van touw, gebruikt in de scheepsvaart. Om de bodemvruchtbaarheid en draagkracht te verbeteren werd ‘Toemaak’ opgebracht, een mengsel van bagger uit de sloot, stalmest en zand. Voor de productie was veel water nodig, daarom werden er brede sloten rond de akker aangelegd. Op de rand van de akker stonden knotwilgen om de gewassen te beschermen tegen de wind (Leestekens van het Landschap, z.d.). Om de scheepvaart niet te hinderen werden er verhoogde houten bruggen toegepast, een ‘Kwakel’. Nadat de bodem door ontwatering daalde werd er overgestapt van akkerbouw naar weidegrond voor de productie van zuivel. De touwindustrie was met name groot rond Oudewater. De inwoners werden ook wel ‘Geelbuiken’ genoemd bij de verwerking van hennep kwam geel sap vrij, de verwerking van hennep naar garen werd gedaan op de ‘Lijnbanen’ in de open lucht (Visser, 2022).
In plaats van het terugbrengen van elementen uit de hennepcultuur, worden in het ontwerp nieuwe elementen uit de paludicultuur gevormd, zoals het ‘Dijkpad’.
Het veengebied is ten eerste ontwaterd om geschikt te maken voor akkerbouw. Na oxidatie van het veen was dit niet meer mogelijk. Veen werd gewonnen en gedroogd tot ‘Turf’ en gebruikt als brandstof. Droge vervening of turfwinning vond eerst plaats. Door de uitvinding van de ‘Baggerbeugel’ werd het ook mogelijk veen onder het water te winnen, natte vervening. Het veen werd te drogen gelegd op een ‘Legakker’. Bij overmatige grondstofwinning, sloegen deze legakkers weg tijdens een storm. Hierdoor ontstonden hele plassen, later zijn deze plassen weer drooggemalen (Venster op de Vecht, z.d.).
INSPIRATIE
Legakkers dienden als plek om het veen te laten drogen. De ‘Dwarsdijkjes’ in de paludicultuur dienen als plek om de nieuwe gewassen, zoals lisdodde te laten drogen.
De eerste fase van het plan is hiernaast weergegeven. Men kan lopen of fietsen over de dijk, maar ook lopen over ‘De Rode Loper’, een vlonderpad omgeven door kroosvaren (Azolla) of het ‘Sigarenpad’ omgeven door lisdodde. Vanaf het uitkijkpunt is het verlandingsproces van de sloot te zien.
Legenda
ontginningsas
Nedereindsche Vaart
ontmoetingsplek
omgevormde boerderij tot paludicultuur centrum
entrees
nieuwe stuw
nieuwe watergang
nieuwe dijk
toekomstige uitbreiding dijk (fase 2)
paludicultuur - lisdodde etc.
paludicultuur - kroosvaren (Azolla)
te verlanden sloten
uitkijkpunt
bankje | picknicktafel
fietsenstalling
fiets- en voetpad
vlonderpad
brug
weg
erf
bebouwing
water
grasland
NedereindscheVaart
NedereindseVaartdijk
Sigarenpa (150 m)
Kerkdijk
Sigarenpa (250 m)
Dwarsdijkje
Om het proces van verlanding te stimuleren wordt als cultuele push, natte teelt toegepast, met gewassen als lisdodde en riet. Vervolgens kan de successie van verlanding plaatsvinden, van open water met drijftil of kragge, trilveen, veenmosrietland tot uiteindelijk elzenbroekbos. Op deze manier zal het slotenpatroon langzaam verdwijnen.
Als men het dijkrondje loopt is een afwisselend landschap te zien, rechts de Molenpolder en links tussen de bruggen de nieuwe paludicultuur velden. Vanaf de brug is al te zien dat de sloten aan het verlanden zijn.
ECOSYSTEMEN DIE IN BALANS ZIJN NIEUWE PLANT- EN DIERSOORTEN
oevervorming door sedimentatieproces bosvorming door successie vegetatie veenvorming door verlandingsproces kwelvegetatie door
Tijdens het afstudeerproject is mijn perspectief op natuurontwikkeling meerdere malen veranderd. Ik begon met een fascinatie voor het herstellen van natuurlijke processen en successie door als mens een stapje terug te doen en de natuur het over te laten nemen. Echter, het project eindigde iets genuanceerder, waarbij gezocht is naar een balans tussen gecultiveerde en gedecultiveerde elementen. Culturele interventies stimuleren natuurlijke processen en bieden een ontmoetingsplek voor mensen om in contact te komen met de natuur. Hierdoor kan de mens een positieve invloed op de natuur hebben. Het boek ‘Braiding Sweetgrass’ van Robin Wall Kimmerer legt uit dat het verstoren van de natuur door de mens juist kan leiden tot het creëren van omstandigheden waarin bepaalde plant- en diersoorten zich kunnen vestigen die zich anders niet hadden kunnen vestigen.
De toegepaste strategie, het masterplan en de deeluitwerkingen geven antwoord op de hoofdvraag:
‘HOE KAN TOEKOMSTBESTENDIGE NATUUR WORDEN ONTWIKKELD AAN DE STADSRAND VAN UTRECHT OP EEN MANIER DIE DE BIODIVERSITEIT VERHOOGT EN DE RELATIES TUSSEN MENSELIJKE EN NIET-MENSELIJKE NATUUR VERSTERKT?’
In plaats van het instand houden van meerdere successiestadia naast elkaar, richt de nieuwe visie zich op het herstellen van natuurlijke processen. Aangezien de soortensamenstelling zal veranderen als gevolg van klimaatverandering, wordt in dit project juist vermeden om vast te houden aan bepaalde soorten.
De identiteit van het landschap rondom Utrecht wordt bepaald door hoe er is omgegaan met de bestaande omstandigheden, zoals de aanwezige
grondsoort met bijbehorende nutriënten en de grondwaterstand. Op verschillende manieren is het land gecultiveerd, bijvoorbeeld door het aanleggen van weteringen om het land te ontwateren, het aanbrengen van mest voor de voedselproductie en het winnen van zand voor de ophoging van nieuwe woonwijken. Het landschap is sterk vercultiveerd door de jaren heen en de ontginningsassen vanwaaruit het land is gecultiveerd, zijn nog steeds terug te vinden in het landschap.
De voorgestelde strategie richt zich op naar buiten brengen van natuur de stad uit, aangezien de biodiversiteit hoger is in de stad dan in het omliggende land. Dit staat in contrast met het traditionele model waarbij natuur via groene vingers de stad wordt binnengebracht. Rondom de stad Utrecht worden gedecultiveerde gebieden gevormd langs de voormalige ontginningsassen, zoals dijken, weteringen en wegen. Momenteel zijn dit agrarische graslanden, maar in de toekomst krijgen
ze een natuurlijke functie. Er wordt natuur ontwikkeld op de bestaande condities die door de mens zijn gecreëerd. Het gedecultiveerde land wordt in fasen ontwikkeld langs de assen vanwaaruit het oorspronkelijk ontgonnen is. Het proces van decultiveren duurt jaren en vereist een gefaseerd plan. Om het herstel van natuurlijke processen aan te wakkeren, worden culturele interventies ingezet. In dit geval is de boer of landschapsbeheerder degene die de juiste condities creëert voor de natuur om zich op te ontwikkelen. Dit wordt gedaan door natuurlijke processen zoals sedimentatie, verlanding, kwel en successie van vegetatie te bevorderen. Afhankelijk van het landschapstype wordt er een ander specifiek proces hersteld. In het stadslandschap wordt langs de kanalen ruimte gezocht voor sedimentatie, waar oevervegetatie zich op kan vestigen. In het rivierkleilandschap komt bos tot ontwikkeling en zetten bewoners zich in bij het planten, oogsten, verwerken en bouwen van wilgentenen op een nieuwe boerderij.
Op de overgang van zandgrond naar rivierklei komt kwel naar het oppervlak. De nieuwe geïsoleerde sloten en het kruidenrijk grasland worden onderhouden door vrijwilligers van de Herenboerderij. Het stro wordt afgevoerd en opgebracht in het rietmoeras, dit stimuleert de nitraatverwijdering. Het oppervlakte water afkomstig van de RWZI wordt gezuiverd en vervuilt hierdoor niet lokaal het mineraalrijk grondwater.
Op veengronden wordt natte teelt of paludicultuur ingezet om het fosfaat uit de bodem te verwijderen. Ook organiseert de boer meewerkdagen voor vrijwilligers uit de stad die zich willen inzetten voor het versterken van de biodiversiteit, hun connectie met de natuur willen vergroten en andere gelijkgestemden willen ontmoeten. Tijdens deze meewerkdagen wordt er gebouwd, gezaagd en geoogst. Wanneer het fosfaat uit de bodem is verwijderd, verplaatst de boer zich naar een ander perceel om daar opnieuw het proces aan te wakkeren. Het perceel waar het fosfaat uit is verwijderd, wordt overgelaten aan de natuur en gedecultiveerd. Uiteindelijk kan het veenmosrietland zich omvormen tot elzenbroekbos. Om het natuurlijke proces opnieuw te starten is het nodig deze te verstoren, de boer keert uiteindelijk terug naar het oorspronkelijke perceel waar de elzen worden gekapt om ruimte te maken voor nieuwe vegetatie om zich te vestigen.
De ontwikkeling van nieuwe natuur naast de NNN-gebieden kan een boost geven aan natuurontwikkeling en biodiversiteitsherstel en bijdragen aan het stoppen van de achteruitgang en uiteindelijk ineenstorting van ecosystemen. Het inzetten van boeren en bewoners van de stad Utrecht kan bovendien de relatie tussen menselijke en niet-menselijke natuur herstellen. Door natuur te ontwikkelen langs voormalige cultivatieassen en door flexibel om te gaan
met de functionele invulling van het land, wordt voortgebouwd op culturele tradities uit het verleden. De decultivatie is een volgende stap in de ontstaansgeschiedenis van het land, waarin de focus eerst lag op het bouwen van welvaart. Nu moet het land ook worden ingezet voor het herstellen van een gezond en veerkrachtig ecosysteem.
AGV. (2015). Watergebiedsplan Noorderpark. Geraadpleegd op 6 mei 2023, van https://www.agv.nl/siteassets/werk-inuitvoering/ruimtelijke-ordening/watergebiedsplannen/noorderpark/bijlage-2-wgp-noorderpark-2015-vaststellingplantekst.pdf
Alterra. (2002, oktober). Landschapstypologie [Illustratie]. Compendium voor de Leefomgeving. https://www.clo.nl/ indicatoren/nl1005-landschapstypologie
Arts, K., Bakker, L., & Buijs. (2022). Rewilding in Nederland: Essays over een offensieve natuurstrategie (1ste editie) [Gedrukte versie]. KNNV Uitgeverij. https://doi.org/10.18174/559474
Bergou, N., Hammoud, R., Smythe, M., Gibbons, J., Davidson, N., Tognin, S., Reeves, G., Shepherd, J., & Mechelli, A. (2022). The mental health benefits of visiting canals and rivers: An ecological momentary assessment study. PLOS ONE, 17(8), e0271306. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0271306
BIJ12. (2021, 29 april). Index Natuur en Landschap. Geraadpleegd op 5 mei 2022, van https://www.bij12.nl/onderwerpen/ natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/
Bijlo, E. (2021, 14 januari). Planeet wacht ‘verschrikkelijke toekomst’ als de mens niet sneller in actie komt. Trouw. Geraadpleegd op 30 april 2022, van https://www.trouw.nl/duurzaamheid-natuur/planeet-wacht-verschrikkelijketoekomst-als-de-mens-niet-sneller-in-actie-komt~bdc66708/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F Blijdenstijn, R. (2005). Tastbare Tijd: cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. Provincie Utrecht.
BOOM Landscape, FLUX Landscape:, Karres en Brands, & LAMA landscape architects. (2019). De Amsterdamse Scheggen Manifest. In De Amsterdamse Scheggen. Hoekstra Krantendruk Emmeloord. Geraadpleegd op 10 april 2023, van https://deamsterdamsescheggen.nl/images/downloads/DAS_Manifest.pdf
Büscher, B., & Fletcher, R. (2020). The conservation revolution. Radical ideas for saving nature beyond the Anthropocene. Verso.
Caspersen, O. H., Olafsson, A. S., & Konijnendijk, C. (2006). Green Space Planning and Land Use: An Assessment of Urban Regional and Green Structure Planning in Greater Copenhagen. In Research gate (DOI: 10.1080/00167223.2006. 10649553). Geografisk tidskrift. Geraadpleegd op 10 april 2023, van https://www.researchgate.net/ publication/258227741_Green_Space_Planning_and_Land_Use_An_Assessment_of_Urban_Regional_and_Green_ Structure_Planning_in_Greater_Copenhagen
Centraal Bureau voor de Statistiek. (2021, 28 mei). Ecosysteemdiensten. Geraadpleegd op 14 augustus 2021, van https:// www.cbs.nl/nl-nl/maatschappij/natuur-en-milieu/natuurlijk-kapitaal/themas/ecosysteemdiensten Compendium voor de Leefomgeving. (2016, 10 juni). Verlies natuurlijkheid in Nederland, Europa en de wereld. Compendium voor de Leefomgeving. Geraadpleegd op 30 april 2022, van https://www.clo.nl/indicatoren/nl1440-ontwikkelingbiodiversiteit-msa
de Haan, J. J., Sival, F. P., van der Schoot, J. R., & de Buck, A. J. (2011). Natuurlijke zuiveringssystemen voor zuivering van drain- en slootwater uit de landbouw: Inhoudelijk eindrapportage voor Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water. Geraadpleegd op 2 juni 2023, van https://edepot.wur.nl/181560
de Jong, J. J., van den Berg, C. A., van Wijk, M. N., & Alterra. (2003). Landgoed Vollenhoven: voorbeeldbedrijf voor geïntegreerd bosbeheer. Geraadpleegd op 4 juni 2023, van https://edepot.wur.nl/18711
De Vree, J. (z.d.). zwervende erven. joostdevree. Geraadpleegd op 17 juli 2022, van https://www.joostdevree.nl/shtmls/ zwervende_erven.shtml#:%7E:text=Deze%20boerenerven%20worden%20ook%20wel,de%20nieuwe%20 boerderij%20hergebruikt%20zijn.
Dearing, J. (2020, 24 november). One-fifth of ecosystems in danger of collapse – here’s what that might look like. The Conversation. Geraadpleegd op 1 mei 2022, van https://theconversation.com/one-fifth-of-ecosystems-in-dangerof-collapse-heres-what-that-might-look-like-148137
Deltares, Bosch Slabbers, & Sweco. (2021). Op Waterbasis: Grenzen aan de maakbaarheid van ons water- en bodemsysteem. Geraadpleegd op 26 maart 2023, van https://www.deltaprogramma.nl/binaries/deltacommissaris/ documenten/publicaties/2021/09/21/dp2022-g-rapport-op-waterbasis---feitenbasis/7448+ADG+Digitaal+%28DV%29-min-gecomprimeerd.pdf
DUIC. (2022, 14 februari). Herkomst straatnamen: waar komt de naam ‘t Wed vandaan? De Utrechtse Internet Courant. Geraadpleegd op 3 juni 2023, van https://www.duic.nl/algemeen/herkomst-straatnamen-waar-komt-de-naam-twed-vandaan/
Ecopedia. (z.d.-a). Hakhoutbeheer. Geraadpleegd op 1 mei 2023, van https://www.ecopedia.be/pagina/hakhoutbeheer Ecopedia. (z.d.-b). Komgrond. Geraadpleegd op 1 mei 2023, van https://www.ecopedia.be/encyclopedie/komgrond Ecopedia. (z.d.-c). Natuurstreefbeeld: Hardhoutooibossen (91F0). Geraadpleegd op 1 mei 2023, van https://www.ecopedia. be/natuurstreefbeeld/natuurstreefbeeld-hardhoutooibossen-91f0#:~:text=De%20typische%20vogelsoorten%20 van%20dit,Staartmees%2C%20Bosuil%20en%20Groene%20specht.
Geelen, J.-P. (2020, 23 december). De afname van de biodiversiteit laat zich moeilijk meten. Volkskrant. Geraadpleegd op 31 mei 2023, van https://www.volkskrant.nl/wetenschap/de-afname-van-de-biodiversiteit-laat-zich-moeilijkmeten~ba631bd2/
Gemeente Utrecht. (z.d.). De Utrechtse werven. Geraadpleegd op 3 juni 2023, van https://erfgoed.utrecht.nl/verhalen/deutrechtse-werven/
Gemeente Utrecht. (2022). Utrecht dichtbij: de tien-minutenstad’: Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040. In Lage Weide. Geraadpleegd op 10 april 2023, van https://lageweide.nl/wp-content/uploads/2022/10/Bijlage-11-RuimtelijkeStrategie-Utrecht-2040.pdf
Geologie van Nederland. (z.d.). Komgrond. Geraadpleegd op 19 maart 2023, van https://www.geologievannederland.nl/ landschap/landschapsvormen/komgrond
Haartsen, A. (2009). Ontgonnen verleden : Regiobeschrijvingen provincie Utrecht. Geraadpleegd op 5 juni 2023, van https:// edepot.wur.nl/144252
Hehenkamp, M., Maessen, M., & Rooijen, H., van. (2003). Schoner effluent in de Kromme Rijn. WUR. Geraadpleegd op 6 april 2023, van https://edepot.wur.nl/370598
Innovatie Programma Veen. (2023). Geraadpleegd op 3 juni 2023, van https://www.innovatieprogrammaveen.nl/
Kimmerer, R. W. (2013). Braiding Sweetgrass, Indigenous Wisdom, Scientific Knowledge and the Teachings of Plants. Penguin Random House UK.
Klimaateffectenatlas. (2023). Kaartviewer - Klimaateffectatlas. Geraadpleegd op 1 juni 2023, van https://www. klimaateffectatlas.nl/nl/
Krznaric, R. (2021). The Good Ancestor: A Radical Prescription for Long-Term Thinking. The Experiment.
Lamers, Prof. Dr. L. P. M., Geurts, Dr. J. G. M., van Schie, Ing. J. M., van Dijk, Dr. G., Barendregt, Dr. A., Mettrop, Dr. I. S., Moria, L., Fritz, Dr. C., Roelofs, Prof. Dr. J. G. M., Smolders, Prof. Dr. A. J. P., & Rip, Dr. W. J. (2018). Waterkwaliteit en biodiversiteit in het laagveenlandschap. In Landschap. Geraadpleegd op 26 maart 2023, van https:// www.landschap.nl/wp-content/uploads/2018-2DEFLamersp94-103.pdf
Leestekens van het Landschap. (z.d.). Hennepakker. Geraadpleegd op 2 juni 2023, van https://www. leestekensvanhetlandschap.nl/hennepakker
Lievense, L. (2010). Nieuw dwarsprofiel voor het Amsterdam-Rijnkanaal. Technische Universiteit Delft. Geraadpleegd op 19 maart 2023, van https://repository.tudelft.nl/islandora/object/uuid:a29ff453-f9b8-4d09-bac4-20f3b0b0b8f0/ datastream/OBJ/download
LNV. (2022, 20 januari). Natura 2000. Natura 2000. Geraadpleegd op 5 mei 2022, van https://www.natura2000.nl/
Marris, E. (2011). The Rambunctious Garden. Bloomsbury USA.
Meyer, E. (2008). Sustaining Beauty. The Performance of Appearance. A Manifesto in Three Parts. Journal of Landscape Architecture. https://citeseerx.ist.psu.edu/viewdoc/download?doi=10.1.1.467.8163&rep=rep1&type=pdf
Milieu Centraal. (z.d.). Stikstof in de lucht en bodem. Geraadpleegd op 1 mei 2022, van https://www.milieucentraal.nl/klimaaten-aarde/milieuproblemen/stikstof-in-de-lucht-en-bodem/#:%7E:text=De%20Nederlandse%20stikstofuitstoot%20 is%20de,%25%20uit%20stikstofoxiden%20(NOx).
Milieudefensie. (2021). Veelgestelde vragen over stikstof. Milieudefensie. Geraadpleegd op 30 april 2022, van https:// milieudefensie.nl/onderwerp/veel-gestelde-vragen-over-stikstof#:%7E:text=In%2072%25%20van%20 onze%20 natuurgebieden,en%20magnesium%20uit%20de%20bodem.
Mommer, L. (2021, 22 april). ‘We can only stop biodiversity loss if we all work together right now’. WUR. Geraadpleegd op 30 april 2022, van https://www.wur.nl/en/show-longread/We-can-only-stop-biodiversity-loss-if-we-all-worktogether-right-now.htm
Monster, J. (2022, 27 oktober). Steden essentieel in herstel van wereldwijde biodiversiteit. Gebiedsontwikkeling.nu. Geraadpleegd op 31 mei 2023, van https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/sweco-steden-essentieelherstel-van-wereldwijde-biodiversiteit/
Nash, R. F., & Miller, C. (2014). Wilderness and the American Mind (5de editie). Amsterdam University Press.
Natuurwerkgroep de Reest. (2016, 11 september). Kleine overwinning op het proces van successie. Natuurwerkgroep de Reest. Geraadpleegd op 20 november 2022, van https://www.bicamsoft.nl/~wp-nwg/?p=7777
Nieuwe Gracht & Terra Incognita. (2015). Gebiedsvisie De Bilt Zuid. In De Bilt. Geraadpleegd op 7 april 2023, van https://d ebilt.notubiz.nl/document/6704512/1/GebiedsvisieDeBiltZuid_Bijlage1_-_Gebiedsvisie
Noordhuis, R. (z.d.). Erosie en ecologische effecten door scheepvaartgolven. WUR. Geraadpleegd op 19 maart 2023, van https://edepot.wur.nl/572321
OBN. (z.d.-a). Eendenkooi. Natuurkennis. Geraadpleegd op 3 juni 2023, van https://www.natuurkennis.nl/natuurtypen/n17cultuurhistorische-bossen/n17-04-eendenkooi/algemeen-n1704/
OBN. (z.d.-b). Rivierenlandschap. Natuurkennis. Geraadpleegd op 24 maart 2023, van https://www.natuurkennis.nl/ landschappen/rivierenlandschap/rivierenlandschap/herstel-en-inrichting-rivieren/
OBN / VBNE. (2021). Ooibossen: Van “Ooivaar” tot “Stroomlijn” en verder. Geraadpleegd op 1 mei 2023, van https://edepot. wur.nl/544807
OBN & Aracadis. (2018). Herstel en ontwikkeling van kwelmilieus langs de Terrassenmaas. Natuurkennis. Geraadpleegd op 6 april 2023, van https://www.natuurkennis.nl/Uploaded_files/Publicaties/herstel-en-ontwikkeling-van-kwelmilieuslangs-de-terrassenmaas-def-3.1b311b.pdf
Pallasma, J. (2007). The eyes of the skin. Wiley-Academy. https://arts.berkeley.edu/wp-content/uploads/2016/01/Pallasmaa_ The-Eyes-of-the-Skin.pdf
PBL. (2020). Nederlands natuurbeleid in internationale context. Voortgang realisatie natuur- en biodiversiteitsbeleid (Nr. 3889). https://www.pbl.nl/sites/default/files/downloads/pbl-2020-nederlands-natuurbeleid-in-internationalecontext-3889.pdf
Piersma, T., & Olff, H. (2010, 1 januari). De Nederlandse biodiversiteit is met verder polderen niet te herstellen. De Levende Natuur. Geraadpleegd op 29 april 2022, van https://natuurtijdschriften.nl/pub/580277
Pols, L., Bijlsma, L., Breedijk, M., & Van Schie, M. (2018). Stadsranden, Schakelzones tussen stad en land. PBL Planbureau voor de Leefomgeving. https://www.pbl.nl/sites/default/files/downloads/pbl-2018-stadsranden-schakelzonestussen-stad-en-land-3158.pdf
Provincie Utrecht. (z.d.). Open data. Geo point. Geraadpleegd op 13 mei 2022, van https://geo-point.provincie-utrecht.nl/ pages/open-data
Provincie Utrecht. (2020, 22 april). De Blauwe Agenda van de Utrechtse Heuvelrug : Naar een robuust en toekomstbestendig watersysteem. Geraadpleegd op 7 april 2023, van https://www.stateninformatie.provincie-utrecht.nl/ Vergaderingen/Statencommissie-Ruimte-Groen-en-Water/2020/09-september/13:00/2020RGW115-02-DeBlauwe-Agenda-van-de-Utrechtse-Heuvelrug.pdf
Provincie Utrecht. (2023). Bezoekersonderzoek recreatiegebieden Utrecht. Geraadpleegd op 31 mei 2023, van https://www.provincie-utrecht.nl/sites/default/files/2023-02/Bezoekersonderzoek_recreatiegebieden_ Utrecht_%28hoofdrapport%29_2023.pdf
Rijkswaterstaat. (2022a, december 27). Amsterdam-Rijnkanaal. Geraadpleegd op 19 maart 2021, van https://www. rijkswaterstaat.nl/water/vaarwegenoverzicht/amsterdam-rijnkanaal
Rijkswaterstaat. (2022b, december 27). Merwedekanaal. Geraadpleegd op 19 maart 2023, van https://www.rijkswaterstaat. nl/water/vaarwegenoverzicht/merwedekanaal
Scenario’s en bouwstenen energielandschap. (2018, november). Bestuurlijke informatie Utrecht. Geraadpleegd op 19 maart 2023, van https://utrecht.bestuurlijkeinformatie.nl/Document/View/3bc38618-59c0-4bef-80b5-dd40a651a301
Schuttenhelm, R. (2022, 13 februari). We planten massaal verkeerde bomen en dat bedreigt de Nederlandse natuur. NUHet laatste nieuws het eerst op NU.nl. Geraadpleegd op 30 april 2022, van https://www.nu.nl/klimaat/6183470/ we-planten-massaal-verkeerde-bomen-en-dat-bedreigt-de-nederlandse-natuur.html
Spek, T., Snoek, M., van der Sanden, W., Kosian, M., van der Heijden, F., Theunissen, L., Nijenhuis, M., Vroon, H., & Greving, K. (2009). Archeologische waardering van Celtic fields in Drenthe. Geraadpleegd op 2 juni 2023, van https://www. cultureelerfgoed.nl/binaries/cultureelerfgoed/documenten/publicaties/2009/01/01/archeologische-waardering-vanceltic-fields-in-drenthe/ram-141_archeologische-waardering-van-celtic-fields-in-drenthe.pdf
Steur, M. (z.d.). Interview met Matthijs Schouten. Land van ons. Geraadpleegd op 2 oktober 2022, van https://landvanons.nl/ natuurbeheer-moet-niet-alleen-met-het-hoofd-maar-vooral-ook-met-het-hart/
Stichting Het Utrechts Landschap. (2011). Beheerplan Oostbroek en Niënhof. Het Utrechts Landschap. Geraadpleegd op 6 april 2023, van https://www.utrechtslandschap.nl/content/uploads/2022/08/Beheerplan-Oostbroek-Nienhof. pdf?x24757
STOWA. (2021, maart). Hergebruik van effluent. Geraadpleegd op 6 april 2023, van https://www.stowa.nl/deltafacts/ zoetwatervoorziening/droogte/hergebruik-van-effluent
Timmer, H., Nijsten, G. J., Speets, R., & Broers, E. (2004). Hydron gaat grondwater deels op andere plaatsen winnen. H2O, 25/26, 52–54. https://edepot.wur.nl/356596
Van den Tweel, M. (2020, 14 november). Drukte in de natuur vraagt om creatieve oplossingen. Trouw. Geraadpleegd op 10 april 2023, van https://www.trouw.nl/opinie/drukte-in-de-natuur-vraagt-om-creatieve-oplossingen~b2a0aba5/ van der Hoek, D., de Knegt, B., & Giesen, P. (2021, januari). Herstelmaatregelen Natuurnetwerk vooral positief voor natte ecosystemen. De levende natuur. Geraadpleegd op 1 mei 2022, van https://www.pbl.nl/sites/default/files/ downloads/artikel_herstelmaatregelen_natuurnetwerk_vooral_positief_voor_natte_ecosystemen.pdf
van der Linden, W. X., & Hoenders, J. (2021, 30 oktober). Bomen uit Zuid-Europa moeten Veluwe helpen overleven: “We willen het bos weerbaarder maken tegen klimaatverandering”. EenVandaag. Geraadpleegd op 30 april 2022, van https://eenvandaag.avrotros.nl/item/bomen-uit-zuid-europa-moeten-veluwe-helpen-overleven-we-willen-hetbos-weerbaarder-maken-tegen-klimaatverandering/
Van Ditmars, A. (2021, 8 maart). Natuurbescherming met een brede blik: ‘Kijk ook naar hoe mensen de natuur cultureel of spiritueel erv. . . Trouw. Geraadpleegd op 13 augustus 2021, van https://www.trouw.nl/duurzaamheid-natuur/ natuurbescherming-met-een-brede-blik-kijk-ook-naar-hoe-mensen-de-natuur-cultureel-of-spiritueel-ervaren~b38 b1218/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
Van Poppel, J. (2020, 28 mei). Met deze ideeën krijgt de natuur weer de ruimte. De Correspondent. Geraadpleegd op 5 juni 2023, van https://decorrespondent.nl/11286/met-deze-ideeen-krijgt-de-natuur-weer-de-ruimte/277a6c69-647b00c2-1cff-154f84bae037
VBNE, Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren. (2016). Verlanding in laagveenpetgaten: Speerpunt voor natuurherstel in laagvenen (2016/OBN208-LZ). KNNV Uitgeverij. Geraadpleegd op 1 april 2023, van https://www. natuurkennis.nl/Uploaded_files/Publicaties/obn208-lz-verlanding-van-laagveenpetgaten.e5eac0.pdf
Venster op de Vecht. (z.d.). Vervening. Venster op de Vecht. Geraadpleegd op 2 juni 2023, van https://www. vensteropdevecht.nl/historie/129.html?showmore=true
Visser, Y. (2022). Oudewater, stad van het touw en de Geelbuiken. Historiek. https://historiek.net/oudewater-stad-touwgeelbuiken-geschiedecnis/82999/
Vrolijk, M. (2014). Wilgenhout als biobrandstof: Moderne grienden in Groningen. Krinkels; Tuinen en Landschap. Geraadpleegd op 2 april 2023, van https://www.krinkels.nl/docs/duuzaam_wilgenhout_bio.pdf
Wamelink, W. (2017, 10 november). Zuurgraad van natuurbodems in heel Nederland op de kaart. Nature Today. Geraadpleegd op 26 mei 2022, van https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=23901
Webkaart Provincie Utrecht. (z.d.). Geraadpleegd op 5 juni 2023, van https://webkaart.provincie-utrecht.nl/viewer/app/ Webkaart?debug=false&version=
WUR. (2013). Phytophthora-problematiek. Geraadpleegd op 1 mei 2023, van https://edepot.wur.nl/294079
WUR, Hommel, P. W. F. M., Bijlsma, R. J., Koop, H. G. J. M., Maas, G. J., & Weeda, E. J. (2014). Herstel en ontwikkeling van hardhoutooibossen. In Natuurkennis (nr. 2014/OBN-194-RI). KNNV uitgeverij. Geraadpleegd op 26 maart 2023, van https://www.natuurkennis.nl/Uploaded_files/Publicaties/herstel-en-ontwikkeling-vanhardhoutooibossen.15867d.pdf
WUR, Maas, G., Bijlsma, R. J., Ottburg, F., van Delft, B., & Kramer, H. (2021, mei). Ruimte voor het ooiboslandschap. edepot. wur. Geraadpleegd op 24 maart 2023, van https://edepot.wur.nl/547394
Zinkstukken. (z.d.). Carnisse Grienden. Geraadpleegd op 5 juni 2023, van https://www.carnissegrienden.nl/grienden/ zinkstukken/
EXTREEM DROOG JAAR 2050
legenda
geen probleem
te weinig
te weinig + te krap
te zout + te krap
geen wateraanvoer mogelijk
bron: Klimaateffectenatlas
(Nationaal Watermodel, 2019)
beperkt (3-10 cm)
matig - vrij sterk (10-40 cm)
sterk (40-60 cm)
zeer sterk (> 60 cm)
bron: Klimaateffectenatlas
(Deltares, WEnR & TNO, 2021)
bron: Klimaateffectenatlas Nationaal Water Model, 2016
bron: Klimaateffectenatlas Nationaal Water Model, 2016
De stikstofdepositie tast de bodem aan. Mineralen en spoorelementen spoelen uit. Door de verzuring is er verlies aan basische kationen, zoals natrium, magnesium, calcium en kalium. De hoeveelheid basische kationen die de verzuring tegen kunnen gaan hangt af van de grondsoort. In de landbouw wordt de bodem verzuurd, omdat ijzer, koper en zink hiermee beschikbaar komen voor de planten. Om de bodem te verzuren kan mest/turfstrooisel aangebracht worden, om de bodem basischer te maken kan kalkstrooisel aangebracht worden. Veen mag niet bekalkt worden, dit versnelt het oxidatieproces. In het stadlandschap wordt veel cement gebruikt. Cement is te basisch voor planten om op te groeien, oude stadmuren met kalkmortel zijn geschikter voor korstmossen. Cement kan sneller verzuren door het aanbrengen van koeienmest.
In klei zitten van nature basische kationenen, waardoor de verzuring niet gelijk een probleem vormt. Op zandgronden zijn de effecten van de stikstofdepositie dus sterker (Wamelink, 2017).
Legenda
basisch neutraal zuur
Wamelink, WUR, 2017
Natuurgebieden met basische klei (7-7.5) komen niet voor. De bodem heeft en waarde van 6 (door de verzuring). De verzuring speelt in kleigebieden geen rol (zijn erg kalkrijk).
De veengrond is basischer (6) dan normaal voor veen (5) is. De grond is geschikt gemaakt voor grasland/landbouw. De natuurgebieden in het veengebied zijn zuurder (5).
De zandgrond is zuurder (4) dan de normale waarde voor zand van 5.5. Hier heeft verzuring invloed op de natuur.
Op een aantal plekken tussen de Kromme Rijn en de Utrechtse Heuvelrug komt basische kwel naar het oppervlak (6.6), Niënhof & USP.
DECULTIVEREN
Een eigen perspectief en ruimtelijke strategie op de ontwikkeling van natuur rondom Utrecht.
MARLIES DOESBURG