MODUS VIVENDI
monument van sociale integratie
Dennis Koek
Academie van Bouwkunst Amsterdam lichting 2024
Architectuur 100621326
Mentor: Wouter Kroeze architect
Commissielid: Jarrik Ouburg architect
Commissielid: Krijn de Koning ruimtelijk kunstenaar
Externe jury: Txell Blanco Diaz architect
Externe jury: Paul Kuipers architect
“het vreemd maken van het eigene door het bestuderen van het vreemde”
Eberhard Scheiffele
Modus Vivendi is het monument van sociale integratie, dienend als een ode aan de sociale ontmoeting en de sociale flexibiliteit die we in onze gepolariseerde, interculturele samenleving zijn verloren en zo hard nodig hebben. Het monument is een sociaalarchitectonische sculptuur die eert, faciliteert en stimuleert tot de sociale verkenning, ontdekking en ontmoeting in onze interculturele samen-leving.
De huidige samenleving is divers en pluriform. We leven echter vooral passief naast elkaar, en zelden actief mét elkaar. De bias denkbeelden en aannames vanuit het ingroup / out-group principe, in een veelal denkbeeldige, ontastbare omgeving zorgen voor een segregatie en polarisatie van de verschillende groepen in de samenleving.
De onderzoeksvraag in dit project is hoe architectuur een rol zou moeten spelen in de sociale integratie van de interculturele samen-leving. Publieke architectuur vervult hierbij een belangrijke rol in de fysieke ontmoeting van deze verschillende groepen en subgroepen. Architectuur met een publieke functie moet daarom minder vanuit conventionele richtlijnen, zoals pragmatisch, economisch, historisch, of uit gewoonte worden ontworpen, maar vooral vanuit een sociaal vertrekpunt, waarbij het sociale gebruik van de ruimte en de ruimtelijke sociale bewustwording van jezelf en de ander altijd centraal staat.
De betekenis van ‘Modus Vivendi’ is een manier van leven of een manier van omgaan met elkaars verschillen, om door te gaan met datgene wat elkaar bindt, zelfs al delen zij niet dezelfde waarden en normen: een samen-leving. De quote van filosoof Eberhard Scheiffele, “het vreemd maken van het eigene, door het bestuderen van het vreemde” is daarom de rode draad in het onderzoek, de ontwikkeling en de uitwerking van het sociaal-architectuurproject Modus Vivendi.
Het sociale monument Modus Vivendi is dé publieke, fysieke plek om deze sociale verkenning, ontdekking en ontmoeting te eren, faciliteren en stimuleren. Zoals het een monument betaamt is deze architectonische sculptuur een ode aan en stimulans voor onze sociale flexibiliteit.
Het onderzoek, de ontwikkelde theorieën en de uitwerking van het sociaalarchitectuurproject Modus Vivendi zijn gebaseerd op wetenschappelijke theoretische studies uit de sociologie en omgevingspsychologie. Dit heeft geresulteerd in een architectonisch ontwerp van het sociaal monument, en dient dit daarnaast als een manifest voor een mentaliteitsverandering van de sociale vorm van ontwerpen in de
MO· NU· MENT
(het; o; meervoud: monumenten)
1. iets dat opzettelijk bestemd is om de herinnering aan iemand of iets te bewaren of te eren; = gedenkteken een ode en/of ter ere aan
INHOUDSOPGAVE
MOTIVATIE
Het vertrekpunt van mijn onderzoek is de fascinatie voor ‘cross-cultural’ thema’s en deze te verbinden aan architectuur. De kwaliteit en esthetiek van architectuur vervullen een belangrijke rol in ons dagelijkse bewuste en onbewuste waarneming van onze omgeving, ons individuele zijn, en ons gezamenlijke gevoel van samenhorigheid. Echter ben ik van mening dat deze ruimtelijke en esthetische architectuur kwaliteiten vaak ondergewaardeerd zijn, en te weinig worden toegepast in de ontwerpvorming van publieke architectuur.
Mijn keuze binnen de ‘cross-cultural’ thema’s is onze samen-leving. De wereld beweegt en samenlevingen zijn daardoor constant in ontwikkeling. De vele grote migratiestromen van het verleden, het heden en de toekomst zorgen voor de blijvende verandering van onze bevolkingssamenstellingen. In een steeds meer polariserende wereld worden oplossingen voor een veranderende samenleving vooral gezocht in de migratie; het (af)stoppen van de migratiestromen, alswel het oplossen van de oorzaken van de migratie.
Echter is het een onomkeerbaar gegeven dat we nu al met veel verschillen samenleven en wellicht nog met veel meer verschillen zullen gaan samenleven. Ik geloof daarom dat we (ook) beter kunnen na denken over hoe we deze samenleving als zodanig vorm kunnen geven, waarbij we inzetten op de verbondenheid van de verschillen. Hoe kunnen we leven in één samen-leving met een rijkdom aan verschilllen? De focus van dit afstudeeronderzoek en afstudeerproject ligt dan ook volledig op de rol van architectuur bij de sociale integratie van de samenleving.
Als afstuderend architect ga ik middels dit afstudeeronderzoek en –project op zoek naar antwoord; de architectonische ruimte is immers de drager van ons samen-leven. Door onderzoek in de sociologie, psychologie, actualiteit en geschiedenis rondom het thema integratie en de multiculturele samenleving, zoek ik antwoorden die mij zullen brengen tot een architectuurtheorie, om een architectuur te vinden die deze dragende rol kan vervullen. Ik onderzoek de relatie tussen de architectonische ruimte en de sociale integratie van de hedendaagse en toekomstige interculturele samenl-eving.
fascination in: the cross - cultural themes
cause: crisis or work
reaction: world-wide migration
result: integration of society
“Het failliet van de moderne tijd is dat de werkelijke problemen van nu een gezamenlijke verantwoordelijkheid kennen, maar dat we te individualistisch zijn voor gezamenlijke oplossingen”
Tim Fransen, filosoof/cabaretier
PROBLEEMSTELLING
De multiculturele samenleving is mislukt. Althans, dat wordt vanuit vele hoeken beweerd. Maar kan het samen-leven – iets dat altijd in ontwikkeling en nooit af is, eigenlijk wel mislukt zijn? Kan de constant veranderende wereld een einddoel hebben?
De samenstelling en verhoudingen van culturen en bevolkingsgroepen in de samenleving zijn constant in ontwikkeling. De combinatie van migraties, ontzuiling, individualisering en globalisering zorgen voor de fluïditeit van deze hedendaagse samenleving. Tot gevolg leven we in een polyvalente, veelzijdige en geïndividualiseerde wereld, waarin waarheden constant veranderend zijn en een overkoepelende referentie zoals geloof, cultuur, taal, etniciteit, enzovoorts afwezig is. Hierdoor voelt onze verbondenheid diffuus en lijkt de samenleving steeds verder te polariseren.
In een wereld vol verschillen ontstaan namelijk ook de angsten voor de bedreigingen van eigen waarheden, veelal gebaseerd op ongefundeerde vooroordelen. De migratie en integratie liggen hierdoor onder een vergrootglas. Vanuit hier is een integratiebeleid ontstaan dat zich vooral baseert op het tegenovergestelde: assimilatie. Assimilatie is de enkelzijdige aanpassing van de allochtone minderheid aan de gevestigde autochtone meerderheid, waar segregatie automatisch een gevolg van is.
Integratie is een wederzijdige aanpassing van beiden om tot een nieuwe synthese te komen. In dit afstudeeronderzoek en -project staat deze sociale integratie van een inter-culturele synthese centraal. De vooroordelen van waaruit de polarisatie en segregatie in de samenleving blijven groeien, vormen zich vooral vanuit veelal ongefundeerde ‘feiten’ gevoed door de media en politiek populisme, maar zelden door de directe interactie in de fysieke omgeving.
De wederzijdige sociale integratie van de diverse samenleving kan fysiek plaatsvinden middels architectuur gebaseerd op een inter-culturele synthese: een samen-stelling van gelijke ongelijken, die zich niet meer beroepen op één enkele waarheid, maar non-dualistisch over eigen grenzen van waarheid en referentie durven te kijken, zonder een eigen identiteit te verliezen. De architectuur is hierbij een raamwerk voor een open en onderzoekende samen-leving, om in volledig individuele vrijheid, gezamelijk elkaars verschillen te onderzoeken en te overbruggen: modus vivendi.
Dit vraagt om een collectieve, neutrale en tijdloze architectuur die tevens vrij is van gefixeerde en exclusieve referenties: non-referentiële architectuur. Door vanuit de collectieve intentie deze nonreferentiële architectuur in te zetten, staat de architectonische ruimte het meest open voor de constant variabele en diverse samenleving.
De collectieve betekenis van non-referentiële architectuur ligt daarmee niet langer verscholen in de externe referentie, zoals geloof, cultuur, taal, etniciteit, enzovoorts, maar in de essentie van architectuur: de universele fysieke beleving van de ruimte, teruggebracht naar de architectonische basiselementen ‘vorm’ en ‘ruimte’.
In dit afstudeerproject onderzoek ik hoe deze non-referentiële architectuur van betekenis kan zijn voor de sociale integratie van een inter-culturele samen-leving, op basis van de verbindende factor van de universele subjectiviteit van onze beleving van vorm en ruimte: de essentie van architectuur. Dit onderzoek zet ik in om tot een architectonische ontwerp te komen die de sociale verkenning en de inter-culturele ontmoeting faciliteert, motiveert en stimuleert.
beeldverantwoording: Studio Willebrands - The depths of many marvelous moments seen all at one time, 2013
fluïdity of society
“WE LIVE IN A NON-REFERENTIAL WORLD, AND THEREFORE WE NEED NON-REFERENTIAL ARCHITECTURE”
Valerio Olgiati
ONDERZOEKSVRAAG
Ik heb niet de illusie dat architectuur in het integratiedebat al-oplossend is. Evenmin is dat de politiek, de sociologie, de psychologie, de economie of initiatief. Het is van belang dat álle professies over dit vraagstuk na (durven te) denken, om samen op zoek te gaan – en te blijven gaan naar de sociale integratie van de inter-culturele samen-leving.
Echter geloof ik wel dat architectuur een onderkende factor is in de sociale integratie van de interculturele samenleving. En dat terwijl, zoals reeds aangegeven architectuur een verlengstuk kan zijn van ons sociologisch denken – mits we dit als architect vanuit de juiste intenties opzetten. De vormgegeven ruimte is immers ons toneel van interactie.
Het is daarom van belang om ook – of júist als architect dit maatschappelijke vraagstuk te onderzoeken en een actief standpunt in te nemen, om deze thema’s vanuit een architectonisch oogpunt te agenderen. Het project vormt hiermee een platform om te onderzoeken wat de essentie van architectuur – de ruimtelijke beleving – kan betekenen voor de sociale intergatie van de interculturele samen-leving.
Deze fysieke ervaring van ruimte, gebaseerd op de architectonische basiselementen ‘vorm’ en ‘ruimte’, spelen in op de collectieve factor van de menselijke universele subjectiviteit van beleving. Vanuit hier kan er voor de breedte van de horizontale inter-culturele samen-leving gedacht en ontworpen worden.
In dit afstudeeronderzoek en afstudeerproject verdiep ik mij in deze primaire vormen van architectuur die de totaliteit van de holistische architectonische ruimte vormen, om tot een architectuur te komen die kan faciliteren, motiveren en stimuleren in een sociale verkenning en inter-culturele ontmoeting, in de hedendaagse non-referentiële wereld.
Mijn sub-onderzoeksvragen zijn:
Hoe vertaalt de essentie van non-referentiële architectuur zich in termen van de architectonische ruimte – zoals vorm, ruimte, verhoudingen, schaal, licht, materiaal en textuur?
Hoe kunnen deze termen van architectuur in relatie staan tot de collectieve architectuur in het publieke domein?
Hoe werkt architectuur van de georganiseerde vrijheid als een plek die sociale verkenning en interculturele ontmoeting faciliteert, motiveert en stimuleert?
Hoe vormt de neutraliteit en pure essentie van architectuur – de ervaring van vorm en ruimte, zich tot een collectieve plek van een inter-culturele synthese?
Met als hoofdvraag:
Wat is de rol van architectuur in de sociale integratie van onze interculturele samen-leving?
OPGAVE
De laatste vraag van mijn onderzoeksvragen is tegelijk de opmaat naar de afstudeeropgave:
een ontwerp voor een non-referentiële architectonische collectieve plek ter bevordering van de continue sociale integratie van de horizontale inter-culturele samen-leving, door de verbondenheid van verschillende bevolkingsgroepen in de samenleving te versterken, om tot een verrijking van de hedendaagse samen-leving te komen.
Om te beantwoorden aan een horizontale inter-culturele samenleving is het ontwerp van deze plek gebaseerd op de essentie van architectuur; de ruimtelijke ervaring, vanuit een neutraliteit, en universele cognitieve subjectiviteit, opgebouwd uit de architectonische basiselementen van architectuur.
Dit resulteert in een ontwerp met een ongeprogrammeerd programma, een dubbelzinnigheid van de verbeeldingskracht en een adaptieve architectuur van een georganiseerde vrijheid, om te kunnen faciliteren, motiveren en stimuleren van een sociale verkenning en een inter-culturele ontmoeting.
Vanuit de vorm van architectuur van een georganiseerde vrijheid, zal het ontwerp tijdloos, neutraal, adaptief en sociaal duurzaam zijn, waarmee het reageert op – en het verlengstuk is van de continu veranderende samen-leving: altijd in beweging en altijd onderweg.
Het ontwerp van deze plek bevindt zich in het publieke domein van de stedelijke omgeving.
METHODIEK
Het afstudeeronderzoek en het afstudeerproject is onder te verdelen in 3 fasen. In de eerste fase van het onderzoek ligt de focus met name op het theoretisch verkennen van de probleemstelling in de sociologie en omgevingspsychologie en de theoretisch-filosofische vertaling hiervan naar architectuurtheorie. De tweede fase van het project bestaat uit de vertaling van de onderzochte en gevormde theorieën in architectonische ruimte: het thematisch ontwerpproces. Deze thematische ruimtestudies zijn uiteindelijk vertaald in een uitgewerkt ontwerp in het ontwerpproces in fase 3.
THEORETISCH ONDERZOEK
Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, is er eerst een uitgebreide verkenning nodig geweest in de thema’s. Het onderzoek richtte zich hierbij in eerste instantie op de sociologie, om het het functioneren, de structuren, en de problemen van onze samenleving te herkennen en te begrijpen. In het herkennen van de problemen, vond ik ook richtlijnen voor universele oplossingen hiervan.
Vanuit de sociologie is er een stap gemaakt naar de omgevingspsychologie. Om voor de universele samen-leving te kunnen ontwerpen, moet de universele ruimtelijke en sociale waarneming begrepen worden. Door deze te onderzoeken en te duiden, kan deze ook worden ingezet in een sociale publieke architectuur.
Vanuit hier verschuift het onderzoek zich van een focus op sociologie en filosofie, naar een focus op de architectuurtheorie. Vanuit de voorgaande omschrijving van een non-referntiële architectuur, die bijdraagt aan de verbondenheid van de inter-culturele samenleving, vervolgt dit theoretisch onderzoek zich in de theoriën rondom de essentie van architectuur: de universele subjectieve beleving van ruimte.
Theoriën van ontwerpers, architecten en kunstenaars, met betrekking tot deze essentie van architectuur zullen verder onderzocht worden. Om dit proces overzichtelijk te begeleiden zal het onderzoek van de architectonische basiselementen zich steeds focussen op de essentie van één van deze basis architectonische elementen – om uiteindelijk tot een holistische totaliteit te komen. In eerste instantie vervolgt het onderzoek zich in de volgende thema’s: vorm, ruimte, licht, verhouding, compositie, tactiliteit, materiaal en schaal. Gedurende het voortzetten van het onderzoek kan deze lijst aangevuld worden – hetzij gereduceerd worden, om tot de essentie van de ‘experience of space’ te komen.
THEMATSICH ONTWERPPROCES
Parallel aan en aansluitend op de onderzoeksrichtingen naar de verschillende architectonische thema’s loopt het ‘thematisch ontwerpproces’. In dit ontwerpproces worden vanuit een intuïtieve en academische houding de onderzochte thema’s vertaald in visuele suggesties van ruimte. Deze ruimtelijke interpretatie van de thema’s staat nog volkomen los van enig programma of locatie en dient er in om slechts de theorie in ruimte en beeld te vertalen.
Verschillende media zijn hiervoor gebruikt: fotografie, collage, 3D (model/maquette), film, mixed media, etcetera. Het gekozen medium is hierin vrij en is puur afhankelijk van de onderzoeksresultaten uit de theorie en de intuïtieve interpretatie hiervan.
Deze vorm van thematisch ontwerpproces voeg ik toe aan het gehele proces, om de theorie rond de thema’s bij tijds te vertalen in architectonische ruimte; uiteindelijk is de ruimtelijke vertaling van alle theorie ten slotte het doel. De continue vertaling van de thema’s uit het theoretisch onderzoek resulteert in een serie visuele suggesties van de architectonische ruimte.
Op deze manier ontstaan er tijdens het theoretisch onderzoek al de eerste aanzetten in het ontwerpproces van de architectonische ruimte. Deze kunnen vervolgens in het ‘functioneel-specifiek ontwerpproces’ meegenomen worden als onderlegger en/of uitgangspunt van het ontwerp van de architectonische ruimte.
SPECIFIEK ONTWERPPROCES
Navolgend op het voorgaande onderzoeksproces volgt het ontwerpproces. Het onderzoek en de theorieën vanuit de sociologie en de omgevingspsychologie, vertaald in architectuur-filosofische theorieën, en de thematische ontwerpstudies, hebben een richting gegeven voor het uiteindelijke ontwerpproces.
Voor dit ontwerpproces wordt gebruik gemaakt van het thematische ontwerpproces. Deze suggesties van ruimten dragen bij aan het verdere ontwerp van de uiteindelijke architectonische interventie.
Het eerste deel van deze fase kende een onderzoek van locatie en programma. Middels demografisch- en locatieonderzoek is er een uiteindelijke locatie gekozen en bestudeerd. Met de keuze van deze locatie kwam ook het onderzoek naar het mogelijke programma, middels een participatieproces van interviews met omwonenden.
Met de keuze van een definitieve locatie en de vorming van het programma van eisen volgt het ontwerpproces van de daadwerkelijke architectonische interventie. Het ontwerpproces kent de gebruikelijke fasen van ruimtelijk onderzoek, conceptontwerp, schetsontwerp en uiteindelijk definitief ontwerp en uitwerking.
THEORETISCH ONDERZOEK
DE MIGRATIEGESCHIEDENIS
Migratie lijkt een fenomeen van de laatste decennia, maar de verplaatsing van mensen, individuen en/of groepen heeft altijd al plaats gevonden. De wereldbevolking heeft zich vanuit deze verplaatsing en verspreiding gevormd tot de wereld hoe wij deze nu kennen.
Met name de migratie van de afgelopen decennia heeft de hedendaagse bevolkingssamenstelling in Nederland gevormd – en ligt hierbij tevens onder een vergrootglas. De Nederlandse migratiegeschiedenis van 1945 tot op heden kent verschillende soorten migraties: arbeidsmigratie, volgmigratie (gezinshereniging), migratie uit voormalige koloniën, asielmigratie, economische migratie en de toekomstige voorspelde klimaatmigratie. In figuur 1 op pagina 13-14 is deze migratiegeschiedenis in kaart gebracht.
Naast de grote migratiestromen naar Nederland, heeft ook de ontzuiling de organisatie van de samenleving de laatste decennia veranderd. In de jaren 50 was de Nederlandse samenleving nog sterk verzuild. Iedere levensbeschouwlijke en ideologische stroming besloeg hierin min of meer gesloten gemeenschappen, welke vaak een houvast en oriëntatie voor het leven en persoonlijke identiteit gaven. Vanaf de jaren 60 bleek deze onderverdeling achterhaald en onwenselijk, met de ontzuiling als gevolg.
Door los te komen van de stricte gemeenschappen, ontstond ook de drang naar een individuele vrijheid: de individualisering. Mensen durfden buiten hun groepsgrenzen te kijken en ontdekten dat er naast de ingekaderde zienswijzen die hun geloofsovertuiging hen altijd had voorgeschreven, nog andere waarheden bestonden. De wereld werd langzaam heterogeen en omarmde niet langer een enkele overtuiging of referentie in het leven.
Deze ontstane heterogene samenleving is in combinatie met de globalisering bepalend voor de hedendaagse samenleving. De wereld beweegt en de samenstelling van de bevolking is hierdoor constant in ontwikkeling. Door de veelvuldigheid aan mogelijkheden en levensbeschouwlijke theoriën, vanuit een individuele vrijheid, zijn onze referenties vaak tijdelijk en adaptief geworden. Ze zijn hierin afhankelijk van de continu veranderende samenleving.
Met deze individuele vrijheid valt tegelijk ook het vangnet voor veel mensen weg. Met het verliezen van een eigen gefixeerde referentie en de komst van nieuwe onbekende identiteiten komt de vergelijking – en vooral ook de angst, waaruit een tot dan toe veilige en ingekaderde plaats in de samenleving niet meer als zo vanzelfsprekend voelt.
De zoektocht naar een eigen identiteit, de diffuusheid van verbondenheid in een eigen cultuur en de bewaking van een eigen waarheid uit zich veelal in een afkeer naar het afwijkende en vreemde. Bevolkingsgroepen van verschillende achtergronden kunnen vanuit de angst voor deze sociale onzekerheid moeilijk elkaars levens mengen. Onbekend maakt onbemind; dit leidt tot een vervreemde beeldvorming van de andere cultuur.
Vanuit deze angst en onzekerheid, ontstaat de afkeuring van de ander. Een (over)zelfwaardering en positiever zelfbeeld ‘helpt’ ons tegen deze angst, waaruit de neiging ontstaat de andere bevolkingsgroepen vanuit onze eigen positieve kwaliteiten te beoordelen. De Nederlandse cultuur wordt hiermee vaak in een machtspositie gezet, van waaruit de afwijkende cultuur zich dient aan te passen. Dit fenomeen leidt tot (onbewust) discriminerend gedrag vanuit sterke vooroordelen, waarin de gevestigde groep zich superieur stelt aan de nieuwkomers. Vanuit hier ontstaat de scheve beeldvorming gebaseerd op vooroordelen.
Langzaam is deze negatieve beeldvorming veranderd in een stempel voor alles dat vreemd is. De negatieve beeldvorming is daarmee langzaam veralgemeniseerd. Zo is de Nederlandse samenleving steeds meer (onbewust) polariserend geworden, onder de gedachte dat de multiculturele samenleving een mislukking is, vooral te verwijten aan de slechte integratie van de etnische minderheden.
De meerderheid heeft vanuit hier de vreemde minderheid vastgezet in een stereotypering, waardoor het label ‘mens’ verdwenen is, en er slechts nog in termen van bijvoorbeeld ‘moslim’ of ‘migrant’ kan worden gedacht en gehandeld. Deze veelal negatieve stereotypering vormt zich vooral gebaseerd op ongefundeerde, ongemotiveerde en onrationele ‘feiten’ vanuit de media en/of politiek, maar ontstaat zelden vanuit de directe omgang in de fysieke omgeving.
dekolonisa�e
asielmigra�e
arbeidsmigra�e
migra�etoekomst
wereldkaart migratiegeschiedenis naar Nederland: 1950 – heden en toekomst
CONTINU INTEGRATIEPROCES
Vanuit een gebrek aan fysieke omgang kennen zowel autochtonen als allochtonen elkaar – en elkaars cultuur en gewoonten niet of nauwelijks, maar speculeren we er desondanks toch op los. Te vaak gaat de discussie over de plek van afkomst, maar zelden over waar we samen naar onderweg zijn. Dit belemmert de verbinding met ‘de ander’ en blokkeert daarmee de dialoog en ontmoeting. De focus van dit afstudeeronderzoek ligt daarom op de fysieke sociale integratie van de hedendaagse multiculturele samenleving; het is tijd voor perspectieven vanuit de architectuur op het fenomeen integratie.
Vanuit de negatieve beeldvorming, dat niet een gevolg is ván de migratie, maar tegelijk is ontstaan mét de migratie, is er een scheef idee ontstaan van de term ‘integratie’. Het gevolg: de slechte integratie van de afwijkende allochtone bevolkingsgroepen wordt gezien als een groot sociaal probleem en de multiculturele samenleving is daarom al vanuit vele hoeken failliet verklaard. In het huidige beleid dient iedere nieuwkomer zich aan te passen aan de gevestigde Nederlandse samenleving. Dit noemen we integratie. Waar we feitelijk mee bezig zijn is assimilatie. Assimilatie is een eenzijdige aanpassing van een deel op het reeds ingekaderde geheel. Iedere migrant wordt hierin als afwijking gezien en dient zich te schikken en vormen naar de ‘normaal’. We leven in een samenleving waarin we mensen vastzetten in een zij-groep, wat resulteert in het ‘wij-zij denken’. De migranten-groep bevindt zich hierbij ‘buiten’ de samenleving en behoort zich aan te passen om ‘binnen’ de ideale gefixeerde homogene (volks) gemeenschap te kunnen en mogen voegen. Langzaam is als gevolg de term ‘integratie’ in ‘inburgeren’ veranderd, maar hiermee is het scheve eenzijdige beleid ongewijzigd gebleven.
Integratie is een wederzijdige aanpassing om tot nieuwe cohesieve verbindingen te komen. We zouden onze mentaliteit van een vast omlijnde en gefixeerde samenleving moeten veranderen om de samenleving te kunnen benaderen vanuit een sociale, adaptieve en onbegrensde structuur, waaraan een ieder constant kan deelnemen. Er kan dan een samenleving ontstaan die is gericht op verbinding in plaats van op uitsluiting.
De geschiedenis en het heden tonen dat de samenleving altijd in wording is – en zal blijven. Integratie kan als fenomeen daarom ook nooit geslaagd zijn, aangezien een samenleving nooit af is. De veranderingen van de samenleving zijn een constant proces van sociale reorganisatie en hierdoor een continue variabele factor. In dit continue integratieproces zoeken we constant een afstemming van onze individuele levens op de verandering van het collectief, onder invloed van migratie en individualisering. Dit integratieproces bestaat uit 3 fasen: vermijding, conflict en aanvaarding. Migratie van een nieuwe groep ‘vreemdelingen’ leidt over het algemeen in eerste instantie altijd tot ‘vermijding’. Men vermijdt de kennismaking. Dit is de eerste fase van de spleiting van de samenleving. Sommigen zien dit als een tolerantie. Je kan het ook zien als een onverschilligheid; een gebrek aan een welwillendheid om collectief een samenleving te vormen – hetzij een angst om een eigen gefixeerde cultuur te verliezen.
Als de minderheden groter worden, wordt de densificatie van onze samenleving ook hoger en kunnen we niet langer langs elkaar heen leven. Hieruit ontstaat het ‘conflict’. Dit conflictuese proces is niet persé negatief, maar vooral een eerste stap naar integratie. We leren in het conflict elkaar te herkennen: een aftasting van elkaar levens en gewoontes, die uiteraard van elkaar verschillen. Na de herkenning ontstaat de erkenning. In deze derde fase van ‘aanvaarding’ wordt gezocht naar een idee over een collectief burgerschap, waarbij niet een verdeelde afkomst, maar een gedeelde toekomst voorop staat.
Met een constante toename van de migratie is het continu integratieproces een cirkelproces dat zich steeds verder uitbreidt. Samenlevingen zullen altijd veranderlijk blijven; nooit af en altijd in ontwikkeling. Iets wat nooit af is, kan ook nooit mislukt zijn. We moeten in retroperspectief leren van voorgaande vermijding en conflicten om ons sneller te kunnen focussen op de derde fase van aanvaarding om de constante onomkeerbare verandering van onze samenleving onder ogen zien en het continu integratieproces te zien als een verrijking: een constante ontwikkeling van ons samenleven.
“kennis leidt tot nuances”
felix rottenberg
passief pluralisme
= assimilatie
actief pluralisme
= integratie
AANVAARDING
VERMIJDING
CONFLICT
In de contacttheorie gaat men er van uit dat meer contact tussen etnische groepen goed is voor het wederzijds begrip, waardoor negatieve houdingen en vooroordelen zullen uitblijven of zullen verminderen naarmate men elkaar beter leert kennen (Forbes, 1997) Communicatie en kennismaking zouden wederzijds begrip en waardering scheppen tussen verschllende (etnische) groepen.
Uit onderzoek blijkt dat etnische concentratie gebieden waar autochtonen meer ontmoetingskansen met allochtonen (en vise versa) hebben, er een positief verband betaat met de tolerantie en de wederzijdse verbinding tussen groepen: ontmoetingskansen creeren. ( Van de Bunt, 1999)
EEN INTER-CULTURELE SYNTHESE
We zijn verschoven van een collectieve gefixeerde monovalente (enkelzijdige) samenleving, naar een polyvalente (veelzijdige) geïndividualiseerde wereld. We zijn allemaal constant op zoek naar een continu veranderende waarheid of referentie. Deze referentie is bijvoorbeeld de cultuur, achtergrond, etniciteit, religie, etc. De referentie van onze samenleving is niet langer overkoepelend mono-referentieel. Migratie en globalisatie zorgen voor een veelvoud aan referenties.
Sociologen stellen dat de samenleving hierdoor onsamenhangend kan worden. Echter kan vanuit de acceptatie van de continuïteit van het integratieproces ook de kans van een non-referentiële wereld ontstaan. Aangezien er geen enkele referentie meer als waarheid kan worden gezien in onze samenleving, is de bindende factor de non-referentiële wereld – en ontstaat er een bevrijdende wereld met eindeloos nieuwe mogelijkheden. Deze non-referentiële wereld staat open voor de gehele bevolking, ongeacht individuele of collectieve referentie.
Deze mentaliteit vraagt om een houding van een horizontale samenleving. Een samenleving van sociale cohesie en inclusiviteit, waar verschillende individuen en (sub)groepen, vanuit gelijke rechten, constant aan deel kunnen en mogen nemen is een horizontale samenleving. Een horizontale samenleving omarmt de diversiteit, waardoor er op basis van gelijke sociale uitgangsposities – zoals integratie bedoeld is – een sociale afstemming plaats kan vinden. De ontmoeting met ‘de ander’ die in deze horizontale samenleving mogelijk is, is een verrijking en één van de vertrekpunten om na te denken in termen van een non-referentiële wereld.
Vanuit een horizontale non-referentiële wereld, waarbij integratie en samen-leven voorop staat, zal ook de term en mentaliteit ‘multi-cultureel’ bevraagd moeten worden. In deze samenleving zijn we namelijk niet langer náást elkaar levend, multi-cultureel; maar dienen we te denken vanuit een samen-leving mét elkaar. Dit leidt tot een inter-culturele samen-leving; een netwerk dat de diversiteit van de hedendaagse – en veranderende – samenleving kan ondervangen en verbindingen weet te leggen over de grenzen van verschillen heen, zonder deze verschillen te onderkennen. Er ontstaan dan verbindingen in een onbegrensd en dynamisch netwerk van gelijke ongelijken, zonder één enkele waarheid of referentie – in complete individuele vrijheid.
Een inter-culturele samen-leving bestaat per definitie uit verdeeldheid. De term ‘verdeeldheid’ staat in een polariserende maatschappij vaak in een slecht daglicht. Echter is polarisatie niet zo zeer het gevolg van een verdeelde samenleving als wel vooral het gevolg van het onvermogen deze verdeeldheid te accepteren.
In deze verschillen ligt namelijk juist de kans om de diversiteit als een verrijking te zien. Om tot een inter-culturele synthese te komen, moet de fase van conflict doorlopen worden. De synthese is een samen-stelling van gelijke ongelijken. Hiervoor moeten we ons openstellen en verdiepen in ‘de ander’ om verschillen en overeenkomsten te integreren. In de sociologie wordt dit het pluralisme genoemd. Een pluriforme samenleving is een samenleving die zich baseert op een openheid van diversiteit van culturen, religies, etniciteiten, etcetera, met als belangrijk kenmerk, de tolerantie. Het pluralisme kent twee vormen: passief en actief.
De hedendaagse multi-culturele samenleving is een samenleving van passief pluralisme. We erkennen elkaar – min of meer, maar er vind nog weinig echte interconnectie en sociale verweving van onze levens plaats. We investeren weinig energie in de overbrugging van onze verschillende multi-culturele levens. Er is eerder sprake van ‘vermijding’ op basis van een stereotypering – en de besproken angst.
Door deze stereotypering los te laten, en elkaar als individuen te zien, kan er sprake zijn van wederzijdige kennisneming en aanpassing. In actief pluralisme doen we als samen-leving ons best om non-dualistisch over onze eigen grenzen van waarheid en identiteit te durven kijken, om de interculturele integratie te stimuleren; een eigen waarheid – identiteit – blijft belangrijk, maar er is tegelijk een blijvende zoektocht naar, en een bereidheid om te leren van de ander.
Een inter-culturele synthese is niet meer gebaseerd op één waarheid, maar is een actieve pluriforme en adaptieve samen-leving die onderzoekend en dynamisch is. Dit is de constant veranderende weg van sociale verkenning en inter-culturele ontmoeting in een horizontale non-referentiële samenleving.
polarisatie is niet zo zeer het gevolg van een verdeelde samenleving, als wel vooral het gevolg van het onvermogen deze verdeeldheid te accepteren
avoidance - dualistic
multi-cultural: segregation
recognition - plural
inter-cultural: integration
beeldverantwoording: TV2 - commercial
De samenleving ligt in een sociaal-hypochondrische stuip (...) Het oudste denken over het sociale leven begrijpt de samenleving al als een lichaam. (...) Een sociaal lichaam vormt, net als een menselijk lichaam, een geheel dat bestaat uit delen, maar het is ook meer dan de som der delen. Sterker nog: in een lichaam hebben alle delen hun vaste plaats en rol in het geheel, en ze ontlenen hun betekenis aan het geheel. En als in zo’n geheel de delen niet perfect op het geheel zijn afgestemd, dan is het geheel geschonden. Een ongeschonden geheel heet met een Latijnse term integer. De ‘integratie’ van zo’n lichaam is dus een afstemmingsprobleem van delen op het geheel, waarbij het geheel boven de delen gaat.
Willem Schinkel, socioloog
beeldverantwoording: TV2 - commercial
UNIVERSELE ARCHITECTUUR
De architectonische ruimte is het fysieke verlengstuk van de sociologische benadering van samenleven. We moeten architectuur inzetten om de integratie en verbondenheid van verschillende bevolkingsgroepen te versterken, door de architectonische ruimte te ontwerpen geënt op het actief pluralisme van de inter-culturele synthese van waaruit de sociale afstemming kan plaatsvinden. Hieruit ontstaan plekken die ons faciliteren in het samen-leven, open voor en onderzoekend naar elkaars waarheden en referenties: modus vivendi.
Net als een non-referentiële wereld zich bevrijdt van gefixeerde kaders, bevrijdt non-referentiële architectuur zich idem van deze ingekaderde exclusieve idealen. In een inter-culturele en nonreferentiële samen-leving die wordt vormgegeven door constant veranderende polyvalente identiteiten en referenties, dient de architectuur als drager van de samenleving óók non-referentieel te zijn. We zouden voor de vorming van architectuur niet meer terug moeten vallen op externe referenties zoals geschiedenis, cultuur, economie, etniciteit, ecologie, duurzaamheid, religie of geloofsovertuiging, politiek, etcetera. Dit zorgt namelijk per definitie altijd voor een uitsluiting en exclusiviteit.
Non-referentiële architectuur bevat een neutraliteit en tijdloosheid. Vanuit hier is het mogelijk om voor de brede horizontale samenleving een raamwerk te ontwerpen, om in de diversiteit van ons samen-leven sociale verkenning en inter-culturele ontmoeting te faciliteren, stimuleren en motiveren. De architectuur vormt hierin een contradictische ‘organisatie’ van ‘vrijheid’; tussen chaos en orde in – en dan met name de interessante, onvoorziene spanningen die daartussen kunnen ontstaan. Deze structuur moet worden ontworpen vanuit een vrije opzet van architectonische elementen die een helderheid en structuur aan de ruimte geven, en tegelijk vanuit hier de vrijheid van de multiinterpretabele en onbegrensde gebruiksmogelijkheden van het gebruik faciliteren en stimuleren. Dit is de ‘architectuur van de georganiseerde vrijheid’: een adaptieve drager die de ruimte slechts faciliteert; het is de variëteit en diversiteit van de gebruikers die de functie, wijze en schaal ervan definieert.
De waarde en betekenis van non-referentiële architectuur liggen vanuit hier niet langer verscholen in de referentie, maar in de mentale verbinding tussen gebruiker en architectonische ruimte. Deze verbinding ontstaat vanuit de essentie van architectuur: de fysieke ervaring van de ruimte. Deze fysieke ervaring van ruimte baseert zich op de neutraliteit en tijdloosheid van de architectonische basiselementen ‘vorm’ en ‘ruimte’ – welke onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Vanuit hier kan er een architectuur ontstaan die non-referentieel is en daarbij voor de inclusiviteit van de horizontale inter-culturele samen-leving dragend kan zijn.
De fysieke ervaring van ruimte ontstaat middels de zintuigelijke waarneming en beleving. Beleving is een centraal begrip in de omgevingspsychologie. Deze wetenschap richt zich op de relatie van de waarneming van de vormgegeven ruimte en ons cognitief handelen hierop. De theorie uit de omgevingspsychologie wordt breed erkent, echter de bewuste toepassing van de ‘experience of space’ wordt door de architect niet altijd voldoende ingezet.
Onze zintuigen zijn verantwoordelijk voor de waarneming. De ontwikkeling van onze zintuigen is verschillend per individu, afhankeleijk van factoren als achtergrond, opvoeding, tijdsgeest en levensloop. De waarneming lijkt hierdoor variabel en subjectief. Echter bestaat er een basis cognitief handelen als reactie op onze omgeving: een universele subjectiviteit van beleving.
Vanuit deze universele subjectiviteit kunnen we de collectieve architectonische ruimte ontwerpen in een totaliteit van vorm, ruimte, verhoudingen, schaal, licht, materiaal en textuur, om tot de essentie van architectuur te komen.
Deze neutrale en tijdloze taal van vorm en ruimte staat het meest open voor de constant variabele diversiteit van een inter-culturele samen-leving in een non-referentiële wereld. De architectuur definieert hiermee niet een collectieve ‘waarheid’ maar faciliteert, stimuleert en motiveert de samen-leving tot een sociale verkenning en een inter-culturele ontmoeting, om als samen-leving op zoek te blijven gaan naar de inter-culturele synthese van de constant veranderende waarheid.
beeldverantwoording: Gilbert Carcin - Le danger des images_01.jpg
met architectuur als sociaal model, is de architectonische publieke ruimte de fysieke plek waar we elkaar kunnen ontmoeten, verkennen en ontdekken
THEMATISCH RUIMTELIJK ONDERZOEK
research on sense-making of the basic qualities of the architectonic elements
form - space - light - proportion - composition - tactility
OMGEVINGSPSYCHOLOGIE
Gebaseerd op een subjectieve universaliteit van onze beleving is in dit afstudeerondezoek middels de omgevingspsychologie de universele overeenkomende beleving van de ruimte onderzocht. De omgevingspsychologie houdt zich bezig met het analyseren van deze universele waarneming en gedrag. Doordat deze waarneming en dit gedrag analyseerbaar zijn, zijn deze ook inzetbaar als ontwerptool.
Vanuit de omgevingspsychologie wordt gesteld dat onze universele visuele waarneming is gebaseerd op een universele herkenning en samenstelling van een primaire vormentaal. Geonen zijn primaire universele vormen die voor iedereen onbewust herkenbaar en zintuigelijk leesbaar zijn. Dit zijn de universeel visueel herkenbare bouwstenen van de ruimten en objecten om ons heen.
De samenvoeging van deze vormen zorgt ervoor dat we een object of ruimte herkennen: dit wordt in de omgevingspsychologie de ‘recognition by components’ theorie genoemd.
Vervolgens kennen we bij onze waarneming waarde en betekenis toe aan het object of de ruimte: een affordantie, afgeleid van de ‘affordances-theory’ uit de omgevingspsychologie. Deze waarde geeft de gebruiker een associatie voor het mogelijk gebruik van de ruimte.
Om de beleving van ruimte te begrijpen en toe te passen als ontwerptool, wordt in dit onderzoek architectuur gereduceerd tot een essentie, tot de onderzoekbare en analyseerbare bouwstenen van onze waarneming: de geonen van de architectuur. Deze gedestilleerde geonen worden vervolgens weer samengesteld om de sociale ruimte te vormen; de associatieve ruimte.
Vergelijkbaar met deze theorie is de kunststroming het ‘modernisme’ en met name het ‘purisme’. Schilderingen werden vaak teruggebracht tot een essentie van de vorm. Deze primaire vormen zijn door de gehele architectuurgeschiedenis ook een herhalend gegeven, wanneer we de architectuur analyseren en terugbrengen tot de essentie van deze ruimten.
geonen / recognition by components de essentie van architectuur is de fysieke ervaring van de ruimte en baseert zich op de neutraliteit en tijdloosheid van de architectonische basiselementen ‘vorm’ en ‘ruimte’
ruimtelijk onderzoek primaire vormentaal
schematische schets schaal-ervaring
‘architecture is a constant rediscovery of human proportions translated into space’
Aldo van Eyck
SCHALEN
de betekenis van vorm is gelaagd en ontstaat in de verbeeldingskracht van de gebruiker en loopt door alle schalen heen:
het is een structuur van vorm; een assemblage van de ruimtelijk en sociale associatieve vorm die in elke schaal uitnodigt tot gebruik en verbinding.
ontwerpmethodiek: massa contramassa
ontwerpmethodiek Het ontwerp van de sociale associatieve ruimte vraagt niet om vanuit begrenzingen, zoals wanden, vloeren en plafonds te ontwerpen, maar vraagt om vanuit een continuüm van vloeibare ruimte te boetseren
de ontwerpmethodiek is een ontwerptechniek van massa en contramassa, waarbij de contramassa als ruimte ontworpen wordt, en de massa van het ontwerp een direct afgietsel hiervan is
PEOPLE’S PAVILION
We live in a globalized, but polarized world. Today’s society is defined by the multiplicity of people and truths. By individualism and tribalism, we lost our social flexibility to transcend the in/out-group identity borders of the polyvalent society.
But identity is fluid, as is society. How do we design monuments for a plural, inclusive society to transcend the segregation of polarizing truths and references?
We have to move away from the conventional economic, political or historical models, towards the social-model. Therefore, to include all, we should perceive the multi-referential society as a nonreferential society.
Hereby architecture also loses its conventional excluding tools of reference, like history, culture, etcetera; telling no truth, but only facilitating the social integration of society. This universal architecture manifests as self-referential, to aim for the essence of architecture: experience of space.
By affordances, arriving from the environmental-psychology, architecture is creating conditions, instead of conditioning the design. The self-referential architecture is facilitating social activitypatterns by marking the space; the people’s interaction is defining the temporary use of it.
The People’s Pavilion monument is a conceptual scale-less elaboration of the new social-model; a self-referential architectural space to facilitate, motivate, and stimulate the social inter-connection of today’s polyvalent society.
architectonisch rizomatisch stelsel
De vrijheid van het ontwerpproces in massa en contramassa heeft een onderlegger nodig om intuïtief de sociale ruimte op te kunnen ontwerpen.
Massa en contramassa gaan een spel met elkaar aan, waarbij massa de ruimte markeert en de tussenruimte van de contramassa ruimte geeft voor het sociale gebruik. Dit is vergelijkbaar met de historische Griekse Agora, maar net zo goed met het hedendaagse (stads)park.
Een hoofdstructuur is de drager van wat er zich daartussen afspeelt. In de Agora waren het de gebouwen die het plein omringde. De gebouwen bevatten de formele functies, maar de daadwerkelijke activiteit vond hiertussen plaats op het plein: de sociale ontmoeting.
Hetzelfde fenomeen speelt zich af in een park. Hier zorgt de structuur van paden en vegetatie voor een markering, waartussen op de veelal grasvelden het vrije sociale programma zich kan afspelen.
Hieruit voortvloeiend komt voor het ontwerpproces van dit afstudeerproject het rizomatisch stelsel. Een basis van structuren, die op elk punt met elkaar verbonden kunnen zijn, en in elkaar door blijven vloeien, en waarop en waarbij de het sociale gebruik kan plaatsvinden.
Hierdoor ontstaat er een markering en helderheid, waarbinnen de vrijheid de ruimte krijgt: een gestructureerde vrijheid.
“body’s not only move in, but generate spaces produced by and through their movements”
Bernard Tschumi
vloeibare intermediaire ruimte
Behalve de ‘straten’ in het ‘rizomatisch stelsel’ die voor een onderlinge verbinding en netwerk zorgen, lopen de ruimtes ook onderling in elkaar over en/of zijn ze onderdeel van elkaar
De intermediair is niet de eindiging of het begin van de ruimte, maar zit in elke fase van de ruimte. Het behoort niet tot de ene of andere ruimte en is geen op zichzelf staand element; de intermediar ís de ruimte.
In een publieke architectuur vloeit deze intermediaire ruimte ook door in de context. In de kunst- en architectuurstroming ‘de Stijl’ werd dit ook wel de onbegrensde ruimte genoemd, waarbij wanden slechts partiële begrenzingen markeren waardoor de ruimte een vloeiend en beweeglijk karakter krijgt.
De onbegrensde ruimte: resulteert in een ‘movement of bodies in space’; een sociale ontdekking en verkenning gefaciliteerd en gestimuleerd door de ruimtelijke autonome kwaliteiten van de architectonische ruimte: de essentie van architectuur.
van Doesburg - Maison Particulier Tschumi - The Manhattan Transcripts‘Grensgebieden zijn poreus; grenzen zijn dat niet’
Stephen Jay Gould
de theoretische en ruimtelijke uitgangspunten geven de ruimte voor meer vrijheid in een intuïtieve ontwerphouding
B
A D F C E
ONTWERPPROCES
LOCATIEONDERZOEK
Integratie is een breed thema die de gehele samenleving aangaat; in de Randstad, maar net zo goed daarbuiten, in de dichtbevolkte steden en tegelijk in de lagerbevolkte dorpen. Voor dit afstudeervoorstel wordt de focus gelegd op de hoge inter-culturele densiteit van de stad. Waar ‘nieuwe’ bevolkingsgroepen vaak worden aangeduid als ‘minderheden’ - ten opzichte van de meerderheid - is er echter in veel grote Nederlandse steden niet meer te spreken van een ‘minderheid’ gezien de demografische data, zoals zichtbaar is in figuur 5. Hierom is ‘de vermijding’ des te meer niet langer mogelijk, waardoor het extra belangrijk is om in de drukte van de steden over ons gedeelde publieke domein na te denken – en hiervoor te ontwerpen, om de sociale intergratie en inter-culturele ontmoeting te faciliteren, motiveren en stimuleren.
Nederland, 2017
Van de lijst met grote steden, zal de gekozen locatie zich bevinden in Amsterdam. Een nadere locatie zal uit verder onderzoek bepaald worden. Dit verdere onderzoek is afhankelijk van de demografische data die bekend is over de stad. De locatie zal tactisch worden gekozen om een zo’n breed en divers mogelijke samen-leving te bereiken. Hiervoor zal worden gezocht naar grensgebieden tussen stadsdelen/woonwijken/buurten, gebaseerd op een densiteit en verdeling van de achtergronden van verschillende bevolkingsgroepen: cultureel, geloofsovertuiging, afkomst, sociaal-economisch, politiek, etc.
In eerste instantie zal op de schaal van de hele stad worden gefocust, waarna er gebieden met een hogere potentie uit het onderzoek naar voren zullen komen. Door vervolgens in te zoomen, worden deze potentiele gebieden verder onderzocht en vergeleken. Naast de bovengenoemde kwalificaties, zal ook de potentie onderzocht worden met betrekking tot leegstand, vrije kavels, landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten, (publieke) voorzieningen in de omgeving en toekomstplannen van de stedelijke ontwikkeling.
Het gaat erom dat Amsterdam een afspiegeling van de wereld is met veel minderheidsgroepen en geen meerderheidsgroep
Jeroen Slot, hoofd afdeling Onderzoek en Statistiek Amsterdam
discriminatie
omgang tussen bevolkingsgroepen
sociale spanningen
sociale uitsluiting
contact met buurtgenoten
sociale cohesie
verkiezingen provinciale staten 2019
betrokkenheid buurt
hoogste waarde
NIET-WESTERS
AUTOCHTOON hoogste waarde
laagste waarde
laagste waarde
10-15 min.
10-15 min.
10-15 min.
ontwikkeling woningbouw/programma
appartementen bedrijf
PARTICIPATIEPROCES
Architectuur van de georganiseerde vrijheid, waarop de non-referentiële architectuur van sociale verkenning en inter-culturele ontmoeting berust, is een onderlegger voor het dagelijks samen-leven.
Een collectieve drager van de individuele vrijheid in het gebruik, gebaseerd op een adaptiviteit en dubbelzinnigheid.
Vanuit deze adaptiviteit van de architectuur van een georganiseerde vrijheid kan er middels de gebruiksaanleidingen worden ingespeeld op de inclusiviteit van de horizontale samenleving, op basis van afstemming, verbeeldingskracht en interpretatie.
Volgens Herman Hertzberger dient architectuur echter de veelvoud van mogelijkheden niet open te houden, maar dient de architect op voorhand na te denken over de gebruiksmogelijkheden en –aanleidingen van het ontwerp: “het moet ze aangeven als verborgen bedoelingen die erin besloten liggen”, aldus Herman Hertzberger. De inclusiviteit van architectuur vraagt om een openheid van de interpretatie, maar moet wel genoeg aanleiding bevatten om als een flexibele sociale ruimte te kunnen functioneren.
De gebruiksmogelijkheden zijn in het collectieve gebruik van de stad gevonden en ontworpen – niet refererend naar een specifieke religie, cultuur, traditie of ideologie, zullen samen het programma vormen, die in de architectonische interventies verscholen liggen.
Om deze gebruiksmogelijkheden – het ongeprogrameerde programma – te bepalen, heb ik mij in dit afstudeerproject niet slechts berust op de theorie, maar ook middels een onderzoek bij een onderzoeksgroep. Deze onderzoeksgroep is bevraagd rondom thema’s integratie, diversiteit van de samen-leving, sociale verkenning en inter-culturele ontmoeting. Een belangrijk onderdeel van deze onderzoeksthema’s was het onderzoek naar de gebruiksmogelijkheden die de sociale integratie kan faciliteren, motiveren en stimuleren.
De onderzoeksgroep was een brede doorsnede van de inter-culturele samenleving. Door naast de theorie vanuit de sociologie de te beogen horizontale samenleving ‘aan te spreken’, kan het uiteindelijke doel zijn ook voor deze brede doelgroep te kunnen ontwerpen, om samen te bouwen aan de samen-leving.
Naast een veelvoud aan programma mogelijkheden was de belangrijkste bevinding van de afgelegde interviews ‘de ontmoeting’. Het open staan voor een willekeurig persoon op straat, in het park, of in een andere publieke ruimte, en deze persoon te verkennen, ontdekken en ontmoeten bleek bovenop de ingewonnen informatie zo waardevol. Deze ervaring heb ik meegenomen in het project.
De gebruiksmogelijkheden die de onderzoeksgroep benoemde liggen verborgen in het programma, maar zijn niet gedefinieerd. De ontworpen architectuur dient als een markering van flexibele ruimte, waarin de sociale ontmoeting, verkenning en ontdekking kan plaatsvinden.
door de ogen van een ander naar jezelf durven te kijken
‘the design process is aimed at creating spaces that stimulate dialogues between buildings, users, and their surroundings.’
Balkrishna Doshi
“body’s not only move in, but generate spaces produced by and through their movements”
- Bernard Tschumi
“I would like people in general, and not only architects, to understand that architecture is not only what it looks like, but also what happens in it.”
Bernard Tschumi
SOCIORUIMTEN:
RUIMTELIJK EN SOCIALE AFFORDANTIES
Massa en contramassa vormen de architectonische ruimten van het gebouw. De associatieve vorm ontstaat in het ontwerpproces in de contramassa van het ontwerp. Deze contramassa is de ongeprogrammeerde publieke ruimte die informele vrijheid biedt tot flexibel en veranderlijk gebruik. De associatieve architectuur creëert de ruimtelijke en sociale affordanties. Affordanties zijn de waarden die gebruikers aan de sociale en ruimtelijke omgeving verbinden om hier vervolgens gebruik van te maken. Hiermee ontstaan de zogenaamde socioruimten; verschillende vormen en schalen van ruimte die sociale activiteit faciliteren en motiveren tot sociale verkenning, ontdekking en ontmoeting.
De massa bevat het formele publieke programma. Deze functies liggen vast in de massa van het gebouw. De massa omhult de contramassa en vormt hiermee de markering van de sociale flexibele ruimte, die zich manifesteert middels de socioruimten.
designing the conditions, not conditioning the design.
- form implies function -
de implicatie van de vorm facilitieert de vrije interpretatie van de gebruiker waarin de verscholen functie wordt gedefinieerd door het gebruik
MODUS VIVENDI
monument van sociale integratie
Modus Vivendi is het monument van sociale integratie, dienend als een ode aan de sociale ontmoeting en de sociale flexibiliteit die we in onze gepolariseerde, interculturele samenleving zijn verloren en zo hard nodig hebben. Het monument is een sociaalarchitectonische sculptuur die eert, faciliteert en stimuleert tot de sociale verkenning, ontdekking en ontmoeting in onze interculturele samen-leving.
De huidige samenleving is divers en pluriform. We leven echter vooral passief naast elkaar, en zelden actief mét elkaar. De bias denkbeelden en aannames vanuit het ingroup / out-group principe, in een veelal denkbeeldige, ontastbare omgeving zorgen voor een segregatie en polarisatie van de verschillende groepen in de samenleving.
De onderzoeksvraag in dit project is hoe architectuur een rol zou moeten spelen in de sociale integratie van de interculturele samen-leving. Publieke architectuur vervult hierbij een belangrijke rol in de fysieke ontmoeting van deze verschillende groepen en subgroepen. Architectuur met een publieke functie moet daarom minder vanuit conventionele richtlijnen, zoals pragmatisch, economisch, historisch, of uit gewoonte worden ontworpen, maar vooral vanuit een sociaal vertrekpunt, waarbij het sociale gebruik van de ruimte en de ruimtelijke sociale bewustwording van jezelf en de ander altijd centraal staat.
De betekenis van ‘Modus Vivendi’ is een manier van leven of een manier van omgaan met elkaars verschillen, om door te gaan met datgene wat elkaar bindt, zelfs al delen zij niet dezelfde waarden en normen: een samen-leving. De quote van filosoof Eberhard Scheiffele, “het vreemd maken van het eigene, door het bestuderen van het vreemde” is daarom de rode draad in het onderzoek, de ontwikkeling en de uitwerking van het sociaal-architectuurproject Modus Vivendi.
Het sociale monument Modus Vivendi is dé publieke, fysieke plek om deze sociale verkenning, ontdekking en ontmoeting te eren, faciliteren en stimuleren. Zoals het een monument betaamt is deze architectonische sculptuur een ode aan en stimulans voor onze sociale flexibiliteit.
Het onderzoek, de ontwikkelde theorieën en de uitwerking van het sociaalarchitectuurproject Modus Vivendi zijn gebaseerd op wetenschappelijke theoretische studies uit de sociologie en omgevingspsychologie. Dit heeft geresulteerd in een architectonisch ontwerp van het sociaal monument, en dient dit daarnaast als een manifest voor een mentaliteitsverandering van de sociale vorm van ontwerpen in de publieke architectuur.
Amsterdam 1:10000 migratieachtergrond Amsterdam sociaal economisch
Amsterdam discriminatie
Amsterdam sociale cohesie
segregatie en polarisatie
De huidige samenleving is divers en multicultureel. Echter, we leven in een passief pluriforme samenleving. Een passief pluriforme samenleving is een samenleving van verschillende subgroepen die passief naast elkaar leven. Dit zorgt voor een segregatie; een scheiding van subgroepen in de samenleving op basis van afwijkende kenmerken van elkaar.
Zoals deze scheiding zich sociologisch in de samenleving afspeelt, is deze ook demografisch zichtbaar in de kaart van Amsterdam. Verschillende subgroepen in de samenleving, zoals cultuur, sociaal-economisch, religieus, leeftijd, opleidingsniveau, etnische achtergrond, etcetera, leven op kaartniveau ook gescheiden van elkaar.
De segregatie tussen deze subgroepen wordt hierdoor versterkt en zorgt voor een toenemende polarisatie. Een belangrijke oorzaak hiervan is het ingroup / outgroup principe. Vanuit dit principe zien we de onbekende outgroup vaak als afwijkend, minder, ongewenst of zelfs bedreigend ten opzichte van de bekende en herkenbare ingroup.
De verschillen tussen deze subgroepen worden vaak onderling, maar ook in de media en politiek groot uitgemeten en versterkt. Op basis van bias aannames en denkbeelden leven deze verschillende groepen daarom vaak passief naast elkaar, maar zelden actief met elkaar.
locatie
De kaart van Amsterdam vertoont op basis van deze demografische segregatie een aantal sterke denkbeeldige scheidingzones. Op de kaart is de scheiding tussen Amsterdam West en Amsterdam Nieuw-West met denkbeeldige scheidingslijnen aangegeven.
In het probleem van deze demografische scheiding tussen Amsterdam West en Amsterdam NieuwWest zit ook tegelijk een oplossing; door dit gebied niet als een scheidingszone, maar juist als een ontmoetingsgebied te zien. Bij grenzen waarlangs verschillende subgroepen zich verhouden, is juist de kans op ontmoeting en vermenging van deze subgroepen het grootste.
De gekozen locatie in deze ontmoetingszone is een lege kavel nabij Station Lelylaan. Rondom deze locatie wonen veel verschillende culturen en sociaal-economische achtergronden, opleidingsniveaus, etcetera. De omliggende wijken bestaan uit zowel koopwoningen, hoger segment huurwoningen en sociale huurwoningen. De wijk van de locatie zelf wordt ontwikkeld van een werkgebied naar een woon-werkgebied, wat als een neutrale buffer te midden van de omliggende wijken kan dienen. De locatie ligt nagenoeg naast station Lelylaan, waardoor er veel verkeersstromen samenkomen op dit punt. Op microniveau is er veel beweging rondom de locatie; op macroniveau is de locatie goed bereikbaar vanuit de omliggende buurten en grote delen uit de stad.
universele vormentaal
herkenbare, universele en heldere vormentaal uit zich ook in de relatie en positionering in de context
alzijdig + 3 dimensionaal
de verdraaiing ten op zichte van de context zorgt voor een alzijdige beleving, zonder voor of achterzijde
solitair + monumentaal
het monument gedraagt zich autonoom ten op zichte van de context
vorming publieke ruimte in context porositeit naar omgeving
door de verdraaiing worden er rondom het monument nieuwe publieke ruimten gevormd
een ruimtelijke porositeit zorgt alzijdig voor een toegankelijkheid van het monument
sociaal-architectonisch model
Het niet ontmoeten van de onbekende outgroup zorgt voor een steeds groter wordende afstand en weerstand tussen groepen en subgroepen. We leven in een samenleving waarbij we verwachten dat ‘de ander’ zich aan moet passen. Dit is assimilatie, en dit zorgt voor de passieve pluriforme samenleving. In een actieve pluriforme samen-leving is sociale integratie een investering in verkenning en ontmoeting van beide groepen. De contacttheorie uit de sociologie toont aan dat de toename van ontmoetingen tussen verschillende subgroepen zorgt voor een meer genereuze houding ten opzichte van elkaar.
De polarisatie van elkaar gebeurt veelal in een denkbeeldige, ontastbare omgeving; de ontmoeting van elkaar is echter een fysieke activiteit. Het gezamenlijk delen van de fysieke ruimte zorgt voor meer herkenning en erkenning van het onbekende. Publieke architectuur zou hierbij een grote rol moeten spelen. Architectuur is namelijk dé fysieke plek waar we elkaar kunnen ontmoeten en zou hierom vooral vanuit een sociaal model moeten worden ontworpen, om de sociale integratie van de interculturele samen-leving te faciliteren en te stimuleren.
Het beeld ‘Imponderabilia’ is een belangrijke inspiratie in dit project. Het doel van het sociaalarchitectonisch mnodel is dat het sociale gebruik van de ruimte en de ruimtelijke sociale bewustwording van jezelf en de ander altijd centraal staat.
Architectuur moet daarom minder vanuit conventionele richtlijnen worden ontworpen, zoals pragmatisch, economisch, historisch, of uit gewoonte, maar meer vanuit een sociaal vertrekpunt, waarbij het sociale gebruik van de ruimte en de ruimtelijk sociale bewustwording van jezelf en de ander worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
Dit sociaal architectonisch model is voor iedereen uit de samen-leving toegankelijk en herkenbaar en vraagt daarom om een universele benadering van de sociale architectonische ruimte, en vormt zo een langdurige sociale duurzaamheid door de tijd.
universele ruimtelijke + sociale affordanties
Het sociale architectonische model is een ontwerpprincipe dat voor alle groepen en subgroepen uit de samen-leving toegankelijk is, ongeacht cultuur, leeftijd, achtergrond, sexe, religie, sociaaleconomische positie, politieke voorkeur, etcetera. Het is belangrijk dat de architectuur van het sociale model universeel en non-referentieel is. Hiervoor wordt architectuur teruggebracht tot de essentie: de beleving van ruimte.
De omgevingspsychologie houdt zich bezig met het analyseren van deze universele beleving. Doordat deze analyseerbaar is, is deze ook toepasbaar. Vanuit de omgevingspsychologie wordt gesteld dat onze visuele waarneming is gebaseerd op een universele herkenning en samenstelling van een primaire vormentaal.
Geonen zijn primaire universele vormen die voor iedereen onbewust herkenbaar en zintuigelijk leesbaar zijn. De samenvoeging van deze vormen zorgt ervoor dat we een object of ruimte herkennen: dit wordt in de omgevingspsychologie de ‘recognition by components’ theorie genoemd.
Vervolgens kennen we bij onze waarneming waarde en betekenis toe aan het object of de ruimte: een affordantie, afgeleid van de ‘affordances-theory’ uit de omgevingspsychologie. Deze waarde geeft de gebruiker een associatie voor het mogelijk gebruik van de ruimte.
socioruimten: ruimtelijk + sociaal associatief
De bestudeerde theorieën uit de omgevingspsychologie hebben geleid tot een universele architectuurtaal: een ruimtelijk sociaal vocabulair die voor elke gebruiker van de sociale architectuur herkenbaar en zintuigelijk leesbaar is. Deze architectuur is puur gericht op de ruimtelijke sociale beleving van ruimte, en refereert hierbij naar geen enkele externe referentie: een non-referentiele architectuur.
Verschillende architectonisch sociale ruimten zorgen voor verschillende sociale en ruimtelijke affordanties: dit zijn de socioruimten. Deze socioruimten verschillen zowel in vorm, vormsamenstelling en in schaal, waardoor de gebruiker vanuit een eigen verbeeldingskracht er tijdelijk en verschillend programma aan kan verbinden; klein genoeg voor het bedoelde gebruik, groot genoeg voor het potentiële gebruik (H. Hertzberger, architect).
De socioruimten vormen zich monolithisch in een architectuur van massa en contramassa, om het ruimtelijk vocabulair te vesterken. De verschillende vormen en schalen socioruimten zijn ruimtelijk en sociaal associatief en ongeprogrammeerd. De massa en contramassa markeren de flexibele sociale ruimte, waarbij de gebruiker het programma tijdelijk definieert en gebruikt. De architectuur faciliteert hierin slechts als ruimtelijke en sociale affordantie. Dit is architectuur van de georganiseerde vrijheid
socioruimten: schaal + vorm
op basis van architectuur van de georganiseerde vrijheid, waarbij massa en contra massa in verschillende schalen de sociale flexibele ruimte markeren
“klein genoeg voor het bedoelde gebruik, groot genoeg van het potentiële gebruik”
Herman Hertzberger
architectuur
Met een footprint van 45 x 45 meter en een strikte inkadering is de basis van het sculpturale monument een monolithische massa met gelijke gevelvlakken van 12.5 meter hoogte. Binnen deze strakke uitsnede van massa vormt zich de architectonische sculptuur waar sociale ontmoeting wordt gefaciliteerd.
De monolithische massa is volledig opgebouwd uit in-situ gegoten circulair ecobeton. Dit beton is gewonnen uit de sloop van gebouwen en zorgt voor 60-80% CO2-reductie ten opzichte van traditioneel beton. Het beton is gepigmenteerd met een aard-rode kleur, waarmee zowel het object als de gebruikers een neutrale uitnodigende uitstraling krijgen, en het monument zich herkenbaar profileert in een grijze context.
De monolithische massa en contramassa spelen een belangrijke rol in de markering van de sociale flexibele ruimte. Hiermee worden de ruimtelijke en sociale affordanties gevormd tot socioruimten, om de ruimtelijke en sociale beleving te faciliteren en stimuleren. De monolithische massa, en de sterke inkadering hiervan versterken dit ruimtelijk vocabulair.
Daarnaast zorgt een overlapping van verschillende schalen socioruimten en het samenspel van monolithische massa en contramassa voor een sterke ervaring van de gelaagdheid van ruimte; dit is het continuüm van de vloeibare intermediaire ruimte. Verschillende schalen en vormen socioruimten zijn constant en overlappend onderdeel van elkaar.
Een belangrijke looplijn in de context doorsnijdt het monument. Parallel en haaks hierop kent de sculptuur een netwerk van constant overlappende routing en socioruimten. De interne vloeibare intermediaire ruimte vloeit ook verder naar de context. Met de algehele en alzijdige toegankelijkheid van looproutes en socioruimten, zonder enige afsluitingen, vloeiend in de context zijn de socioruimten en looplijnen hiermee zowel onderdeel van het monument als de context.
Het monument heeft een rotatie van 45 graden, waarmee het zich autonoom en solitair gedraagt ten op zichte van de andere orthogonale rooilijnen en infrastructuur in de context. Het monument staat in zijn vormentaal op een cirkelvormig plein wat de alzijdigheid versterkt. De architectonische sculptuur profileert zich hiermee nog sterker als een monument.
De verdraaiing en het plein zorgen tevens voor een uitnodigende en alzijdige toegankelijkheid. Doordat het monument geen afsluitingen in de vorm van ramen of deuren kent, en hiermee volledig publiek toegankelijk is, wordt dit nogmaals versterkt. Ook vormen er door de verdraaiing kleinere pleinen tussen het monument en de bestaande omringende gebouwen.
De architectonische sculptuur vloeit alzijdig door naar buiten en wordt hiermee onderdeel van de publieke ruimte en is hiermee continu ruimtelijk intermediair, vloeibaar en poreus. Het monument van sociale integratie nodigt hiermee uit tot een vrije ontdekking en verkenning.
plattegrond 00
social map
plattegrond 00
+2250
plattegrond 02
+10500
plattegrond 01
+7000
plattegrond 03
+12500
esthetische bouwtechniek
Naast dat de vorm van de massa en contramassa een belangrijk onderdeel is van de beleving van de verschillende socioruimten, is de bouwtechniek van deze monolithische massa een esthetische en tactiele ervaring van de architectuur.
Het monument is een volledig in-situ beton gestorte sculptuur. Het eco-beton is vezelgewapend en zorgt hierdoor voor een constructieve eenheid. Grote overspanningen zullen ter plaatse extra versterkt worden met wapening.
Het beton heeft een op basis van wit cement aard-roodse kleur (RAL 3012). Dit is een neutrale en toegankelijke kleur, en versterkt de kleuring van het licht en daarmee de zachtheid en vriendelijkheid op het gezicht van de gebruikers. Daarnaast zorgt de aard-roodse kleur ervoor dat het monument zich herkenbaar profileert in een overwegend grijze context.
Het beton wordt bekist met verschillende bekisting-texturen. Verschillende schalen ‘vlakken’ en ‘perforatie’ zorgen voor verschillende afdrukken in het beton en daarmee verschillende sferen, akoestische kwaliteiten, en lichtinvallen. Het ruwwerk van de bekisting is hiermee een essentieel onderdeel van het esthetische zichtwerk van de architectuur.
Het bouwproces van de monolithische massa is tevens een zichtbare kwaliteit van het monument. Om de complexiteit van de sculptuur tot een volledige massa te kunnen storten, wordt het beton in lagen van 125 mm gestort. Met een hoogte van 12,5 meter resulteert dit in 100 stortlagen beton. Dit zal over een periode van 100 stortdagen, met verschillende weersomstandigheden, zorgen voor verschillende kleuringen in het beton. Als onderdeel van de maat-structuur van de sculptuur geven deze lagen van 125mm de architectuur een extra tactiliteit en menselijke schaal.
In een workshop overleg met betonexpert en betonkunstenaar Ilja van der Putten (BetonAtelier) zijn de ideëen voor de bouwtechniek van het beton verfijnd en tot stand gekomen.
low-tech architectuur
De vormentaal van massa en contramassa speelt een belangrijke rol in de vorming van socioruimten en sociale ontmoeting. De ruimtelijke kwaliteiten van deze vormentaal worden in het monument naast sociaal en ruimtelijk gebruik ook ingezet in de low-tech bouwfysica van de architectonische sculptuur.
ventilatie
Het monument is een volledig open structuur zonder enige afsluitingen van ramen of deuren. Door de positionering van openingen ontstaat er vanuit verschillende windrichtingen een natuurlijke ventilatie. De architectonische sculptuur wordt hiermee op basis van horizontale luchtstromen, en verticale ontluchtingsrichtingen constant natuurlijk geventileerd. Ruimtelijke obstakels in de vorm van massa, ter plaatse van verblijfs- en ontmoetingsplekken zorgen voor een beschutting. Daarnaast is de architectonische sculptuur op basis van de gemiddelde windrichtingen en windsnelheden op de locatie slim gelaagd en georiënteerd, om tegen de dominante windrichting (ZW) te weren.
akoestiek
De vorm en opbouw van de ruimten bepaalt naast het gebruik van de socioruimten ook de akoestische kwaliteiten van deze ruimten. Een verspringing van de massa voorkomt bijvoorbeeld dat er galm kan ontstaan, of zorgt voor een breking van het geluid (energie-verlaging). Verschillende maten van verspringingen zorgen voor het breken van verschillende frequenties geluid. Deze verspringing vormt zich in zowel vloer, wand en plafond.
Een ander voorbeeld is de bolling van wand en plafond om geluid te verspreiden, of de holling om geluid te centraliseren.
Daarnaast hebben de oppervlakten van de omringende massa van de socioruimten verschillende texturen met verschillende akoestische kwaliteiten: gladde oppervlakten om het geluid te geleiden en te verspreiden; en met reliëf gestorte texturen om het geluid te breken. De verschillende maatvoeringen in de texturen zorgen tevens voor de breking van verschillende geluidsfrequenties. De texturen zijn hierbij, net als de vorm, altijd onderdeel van de monolithische massa.
klimaat en lichtinval
De massa van de sculptuur en de ruimtelijkheid van de architectuur worden ook ingezet voor het klimaat van het gebouw. In de zomermaanden wordt de hoogstaande zon deels geblokkeerd
om directe zoninval en warmte tegen te houden. In de wintermaanden kan de laagstaande zon juist tot diep in sculptuur binnendringen. Dit zorgt in de wintermaanden voor een opwarming van de massa.
De massa van het monument zorgt daarnaast voor een neutraal en stabiel binnenklimaat. De dikte van het betonnen volume isoleert de binnenruimten dusdanig dat deze ruimten constant aangenaam zijn om te verblijven, zowel met warm als koud weer. De massa in de fundering van de sculptuur zorgt daar bovenop voor een warmte-accumulatie vanuit de stabiele bodemtemperatuur van 8-14 °C.
De lichtinval wordt tevens gestuurd en versterkt door de vorm van de architectuur, en de texturen van de massa. Gladdere oppervlakken reflecteren het daglicht tot diep de sculptuur in. Meer reliëf zorgen voor meer atmosferisch strijklicht.
Als onderdeel van de publieke ruimte, wordt ’s avonds en ’s nachts het monument van binnenuit verlicht, aangesloten op het straatlicht-netwerk. Hierdoor blijft het monument sociaal veilig en toegankelijk. Een warme lichtkleur van 2800K versterkt de warme rood-aardse kleur van de massa. De aanlichting is hierbij altijd indirect, waarbij de lichtbronnen ‘onzichtbaar’ zijn mee ontworpen in de massa van de sculptuur.
hemelwaterafvoer
De open structuur van het monument maakt dat regen gemakkelijk het gebouw binnenkomt.
Door een integraal afvoersysteem wordt regenwater afgevoerd. Verspringingen in vloeren zorgen ervoor dat ‘goten’ het water zichtbaar afvoeren, en dat de routing van het gebouw bruikbaar blijft.
Bij extreme regenval wordt het hemelwater plaatselijk opgeslagen, om uiteindelijk in het laagste deel van de sculptuur verzameld te worden. Dit laagst liggende plein dient als buffer voor het hemelwater. Vanuit hier wordt het regenwater ondergronds afgevoerd naar de omringende groene vegetatie-zone rondom het plein.
Het afvoeren van het regenwater wordt hiermee onderdeel van ruimtelijke beleving van de sculptuur, en dient als functie in het bewateren van de vegetatie rondom.
Door het inzetten van de vorm, de massa en de contramassa van het gebouw als bouwfysische kwaliteit is het gebouw low-tech bouwfysisch functionerend en hiermee een zelfstandige, duurzame en nagenoeg energie-vrije architectonische sculptuur.
In een workshop overleg met engineer en bouwfysica-expert Hans van Zanten (ZRI) zijn de ideëen de low-tech bouwfysica verfijnd en tot stand gekomen.
natuurlijke ventilatie
gemiddelde windsnelheid m/s + windrichting per jaar gemiddelde windrichting per jaar N Z
gelaagdheid gebouw tav windrichtingen O W 2-4 4-6 6-8 8-10 10-12 12-14 14-20
akoestiek principes
massa
zorgt voor beschutting tegen hitte zon en opwarming van
‘binnen’temperatuur
massa accumuleert warmte lage zonstand voor opwarming ‘binnen’temperatuur
lichtinval + beschutting /opwarming massa
belichting/klimaat
zichtbaar hwa-netwerk als onderdeel van sculptuur
textuur 01.2
verstrooiing van het geluid
accumulatie massa warmte zonlicht
indirect kunstlicht verborgen in setbacks massa: aangesloten op straatlicht-netwerk 2800 Kelvin
textuur 02.1
verstrooiing van het geluid
natuurlijke ventilatie
hemelwater wordt afgevoerd naar laagste punt van sculptuur, om vervolgens afgegeven te worden aan vegetatie omgeving
textuur 01.5
glad oppervlak ter verspreiding van geluid
doorsnede fragment
opening tbv akoestiek
1 Sabine ‘open raam’
vezel gewapend gepigmenteerd eco-beton
textuur vlak 250mm
glad oppervlak ter verspreiding van geluid
verspringing vloeroppervlakten tbv wateraccumulatie + afwatering hemelwater
textuur 00 glad vloeroppervlak
textuur 02.3
glad oppervlak ter verspreiding van geluid
textuur 01.2 verstrooiing van het geluid
verspringing ter voorkoming klankkast/galm
textuur glad
natuurlijke lichtinval
natuurlijke ventilatie
opening tbv akoestiek 1 Sabine ‘open raam’
textuur 02.1 verstrooiing van het geluid
textuur 01.2 verstrooiing van het geluid van
natuurlijke ventilatie
textuur 01.2 strijklicht
gevel voorkoming van klankkast/galm
verspringing vloeroppervlakten tbv wateraccumulatie + afwatering hemelwater
hemelwater wordt als onderdeel van de sculptuur in ‘goten’ afgevoer; waar nodig wordt het verborgen in de massa afgevoerd
vezel gewapend gepigmenteerd eco-beton
textuur 00 glad zitoppervlak
hemelwater wordt afgevoerd naar laagste punt van sculptuur, om vervolgens afgegeven te worden aan vegetatie omgeving
opsluiten geluid: energie verlagen
indirect kunstlicht verborgen in setbacks massa: aangesloten op straatlicht-netwerk 2800 Kelvin