zero waste
in Brussel
aanbevelingen van het terrein voor een dynamisch gewestelijk afvalbeleid
vzw Brusselse Raad voor het Leefmilieu federatie voor actieve bXlaars Zaterdagplein 13 (1ste verdieping) – 1000 Brussel T 02 217 56 33 • F 02 217 06 11 bral@bralvzw.be • www.bralvzw.be Wettelijk Depot : D/1969/2008/05 V.U. Sarah Hollander, Zaterdagplein 13 – 1000 Brussel Redactie : Piet Van Meerbeek Eindredactie : Joost Vandenbroele Een dikke dank u wel aan : vzw de Buurtwinkel, Rotor vzw, Ressources asbl, KVK, Global Alliance for Incineration Alternatives, Limiet Limite Layout : Wim Didelez Gedrukt met vegetale inkt Foto’s cover & achterflap: Wim Didelez oktober 2008 Met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
inhoudstafel inleiding............................................................................................................................................................ 4 afvalpreventie.................................................................................................................................................... 6
context en uitdaging.................................................................................................................................................. 6 strategie 1 : de ‘gratis huisvuilzak’ invoeren......................................................................................................................... 7 strategie 2 : composteren thuis en in de wijk aanmoedigen........................................................................................................ 8 strategie 3 : verpakkingsafval voorkomen........................................................................................................................... 9 strategie 4 : zero waste in de bouw................................................................................................................................... 9 concrete aanbevelingen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest................................................................................................ 10
hergebruik....................................................................................................................................................... 11
context en uitdaging..................................................................................................................................................11 strategie 1 : een circuit en een afzetmarkt lanceren voor hergebruik van bouwmateriaal....................................................................... 13 strategie 2 : zichtbaarheid van hergebruikswinkels vergroten.................................................................................................... 15 strategie 3 : inzameling verbeteren................................................................................................................................. 17 strategie 4 : meer producten herstellen............................................................................................................................. 18 strategie 5 : kringloopwinkels als buurtcentra voor duurzame consumptie....................................................................................... 19 concrete aanbevelingen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest................................................................................................ 19
communicatie en sensibilisatie op maat van moeilijk bereikbare groepen.............................................................. 20
context en uitdaging.................................................................................................................................................20 strategie 1 : lokale samenwerkingsverbanden oprichten voor communicatie over afval......................................................................... 21 strategie 2 : eco-begeleiders........................................................................................................................................22 strategie 3 : communiceren via beelden, niet via tekst.............................................................................................................23 concrete aanbevelingen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest................................................................................................24
en verder : selectieve inzameling....................................................................................................................... 25 strategie : statiegeld op het meest schadelijke afval...............................................................................................................25
een greep uit de diverse aanbevelingen van het terrein. ...................................................................................... 26
� ���������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� | zero waste in Brussel | p.
Deze bundel bevat een analyse van enkele aspecten van de afvalproblematiek in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Er staan ook een reeks aanbevelingen in over de manier waarop het Brussels afvalbeleid de komende jaren vorm zou kunnen krijgen.
p.
Bral vzw, een Brusselse federatie van wijkcomités en milieuverenigingen, heeft deze aanbevelingen gedistileerd uit discussies met ‘het terrein’. Lees : met mensen die geen specialist zijn op het vlak van de globale afvalproblematiek, maar die in hun leven of hun werk wel met afval geconfronteerd worden en die er goede ideeën over hebben. We hebben deze discussies gevoerd in de periode dat het Gewest een evaluatie maakte van haar derde afvalplan, het ‘Plan
voor preventie en beheer van afvalstoffen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2003-2007’ en tegelijkertijd werkte aan de opvolger van dat plan. De ideeën die wij en onze partners naar voren schoven, hebben de opmaak van het nieuwe afvalplan ongetwijfeld gevoed maar zijn zeker niet allemaal weerhouden in het nieuwe beleidsdocument. Dat is jammer, maar het is geen ramp. Het nieuwe afvalplan wordt er een zonder einddatum. Het zal ‘au fur et à mesure’ geëvalueerd en bijgestuurd
worden, heet het. En ongetwijfeld begint die bijsturing al met het aantreden van een nieuwe minister voor Leefmilieu in de zomer van 2009. In die zin is deze publicatie ook een werk om bij te houden en naar terug te grijpen wanneer het zover is. Het bevat een reeks ideeën die de komende jaren nog hun weg naar het beleid kunnen vinden. En hopelijk kan ook jij er een paar ideeën in vinden die de moeite waard zijn om mee te dragen en te verdedigen.
© Wim Didelez
inleiding
| zero waste in Brussel : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
historiek : Aanval op Afval Omdat een boel wijkcomités en terreinverenigingen zich storen aan het vuil in hun straat en aan onze zwakke prestaties op het vlak van preventie en sorteren, hebben Bral vzw, Inter-Environnement Bruxelles (IEB) en Gemeenschapscentrum Ten Noey in april 2004 een platform opgericht dat opkomt voor een afvalarme stad. We noemden het ‘Aanval op Afval /Haro sur les déchets’. Kortweg : ‘A op A’. Binnen dat platform ijverden wijkcomités, individuele bewoners, buurthuizen en terreinverenigingen samen voor afvalpreventie en openbare netheid. Eind 2004 heeft Aanval op Afval haar platformtekst bekend gemaakt, een flinke klepper met voorstellen aan de federale staat, het Gewest en de Gemeenten. Het behandelt het hele gamma van thema’s, van communicatie, preventie, recyclage, ophaling en repressie tot verwerking. Op deze manier stelden de bewonersgroepen en verenigingen zich ook voor als een belangrijke partner voor de overheid. Sensibiliseren kunnen we samen doen. Het platform A op A stelde een breed anti-afvalpact voor tussen de overheid en het terrein. Je vindt deze platformtekst nog op www.bralvzw.be. Een brede mobilisatie op gang houden zoals we met Aanval op Afval gedaan hebben, is erg arbeidsintensief. Zoals met de meeste mobilisaties is ook dit platform na een jaartje lichtjes gaan uitbollen. Het is ook nooit onze bedoeling geweest om een permanente structuur op te richten maar wel om een aantal ideeën over het afvalbeleid aan te kaarten. En dat is tot op zekere hoogte gelukt. In de loop van 2005 en 2006 heeft A op A verschillende ontmoetingen gehad met de
Brusselse minister van Leefmilieu en haar kabinet en met de Brusselse staatssecretaris voor Openbare Netheid. Daarop hebben we onze ideeën over het afvalbeleid kunnen voorstellen.
Uiteindelijk hebben we ons heel specifiek toegelegd op de problematiek van bouwafval. Een brainstormvergadering en veel individuele gesprekken gaven ons daar de nodige munitie voor.
kader, doelstelling en methodologie van dit project
uitgangspunt : geen afvalbeleid zonder netheid
Begin 2007 is ons werk uiteindelijk uitgemond in een samenwerking tussen Bral vzw en het kabinet van de minister voor Leefmilieu. Wij zouden een bijdrage leveren aan de voorbereiding van het nieuwe gewestelijke afvalplan. Bral zou een overleg opzetten met bewonersorganisaties en kleine terreinverenigingen om hen toe te laten input te geven voor de opmaak van het plan. Ondertussen zou de administratie Leefmilieu Brussel een breder overleg coördineren, meer gericht op de klassieke partners. Op een eerste brainstormvergadering met de meest actieve leden van Aanval op Afval hebben we een aantal prioritaire thema’s geïdentificeerd. De keuze is gevallen op : » preventie » sensibilisatie en communicatie » hergebruik We zijn vertrokken van ideeën uit de platformtekst. Die hebben we verwerkt tot discussiestellingen. Op twee open ronde tafels hebben we die dan voorgelegd aan iedereen die mee wou denken. De eerste ronde tafel, in maart 2007, behandelde ‘sensibilisatie en communicatie’. De tweede vond plaats in mei 2007 en ging over ‘hergebruik’. De bedoeling was om nog een derde ronde tafel te organiseren over ‘afvalpreventie’ maar dat idee hebben we vanwege diverse redenen laten varen.
Binnen het platform Aanval op Afval hebben we er destijds geen geheim van gemaakt dat sluikstorten en zwerfvuil ons in het geweer hebben geroepen. In onze optiek hangen netheid en afvalpreventie nauw samen : onze straten zijn zo vuil omdat we zoveel afval produceren en omdat onze gebruiksvoorwerpen zo snel stuk gaan. Ook bij dit project hebben wij diezelfde visie gebruikt. Het subsidiekader en de opdracht waren duidelijk gericht op afvalpreventie en dat is goed. Maar we zouden onszelf verloochenen als we daarbij niet tegelijk de blik hielden op netheid. Je kan het een niet los zien van het andere. En kijk, dat brengt ons al meteen op onze eerste aanbeveling : we hopen dat de volgende regeringen de twee bevoegdheden niet artificieel zullen splitsen. Het is van groot belang dat de ministeriële bevoegdheden bij één persoon komen te liggen. Het feit dat de administraties gescheiden zijn, maakt de aanpak op het terrein al moeilijk genoeg. Het Agentschap Net Brussel staat er om bekend niet zo’n warme pleitbezorger te zijn van preventie en hergebruik en dat zorgt soms voor kortsluitingen met de acties die Leefmilieu Brussel voert. We denken dat een transversale aanpak dan ook geen kans maakt tenzij één bevoegde minister beide administraties en hun werking op elkaar kan afstemmen.
Afvalpreventie en netheid gaan hand in hand. Wat niet bij een hergebruikswinkel terecht komt, belandt bijvoorbeeld vaak op straat. © Dolarz, flickr.com
� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ inleiding | zero waste in Brussel | p.
afvalpreventie
Jarenlang is elk afvalbeleid er op gericht geweest onze afvalstromen zo goed mogelijk te beheersen, zo weinig mogelijk afval op straat te morsen, het afval te verwerken met zo weinig mogelijk schade aan het milieu. Het leek zelfs buiten ons bereik om de groei van de afvalberg te stoppen. Anno 2008 is ook het Hoofdstedelijk Gewest Brussel nog altijd bezig de ophaling en verwerking van haar afval op punt te stellen.Het wordt tijd dat we de lat hoger leggen.
Als we een koolstofneutrale maatschappij willen bouwen, dan moeten we onze productie en consumptie radikaal milieuvriendelijk maken. Elk object dat we consumeren, zorgt voor uitstoot van broeikasgassen. Wat houdt dat in ? Dat we verwachten dat de Brusselse overheid duidelijk kiest voor de filosofie van zero waste. We verwachten dat ze de duidelijke intentie toont om samen met andere overheden van deze stad een stad te maken waar binnen enkele decennia geen afval meer geproduceerd wordt. Brussel kan een stad worden waar alle producten herbruikbaar of composteerbaar zijn. Het is belangrijk dat deze idee rijpt in de geesten van de mensen en ook onze Gewestregering en onze gemeenten kunnen daar een steen toe bijdragen.
het vorige afvalplan Het derde plan voor beheer en preventie van afvalstoffen van het Gewest Brussel had als ordewoord : ‘dematerialisatie’. Dat komt er op neer dat we producten vervangen door diensten of door andere producten die minder grondstofgebruik vragen of die herbruikbaar zijn. Zo voorkomen we afval. Dat begrip komt ongeveer neer op ‘afvalpreventie’ en dus paste deze visie naadloos in de Europese afvalhiërarchie. Die zegt duidelijk : het beste afvalbeleid is afval voorkomen. Hergebruik en recyclage krijgen respectievelijk de tweede en derde prioriteit in de hierarchie omdat de impact op het leefmilieu navenant toeneemt. Helaas, als we het derde afvalplan doorbladeren, het ‘Plan voor preventie en beheer van afvalstoffen in het Brus-
sels Hoofdstedelijk Gewest 2003-2007’ dus, vinden we teleurstellend weinig cijfermatige doelstellingen en concrete maatregelen die betrekking hebben op afvalpreventie. De meeste kwantitatieve doelen en acties gingen over betere ophaling of recyclage. Met het nieuwe afvalplan komt daar verandering in. Is dit het begin van het einde van onze afvalberg?
de bewegingsruimte van het Gewest Brussel Nu is er wel een verzachtende omstandigheid. Een resem belangrijke instrumenten om de productie van afval mee in te dijken, liggen op het federale en Europese vlak : fiscaliteit en productbeleid. Het Gewest Brussel is niet bij machte om afvalarme producten fiscaal te steunen en afvalgevoelige producten fiscaal te
ontmoedigen. Het Gewest kan ook niet eenzijdig opleggen hoe multinationals hun producten moeten ontwikkelen. Het lijkt wel alsof Brussel genoopt is machteloos toe te kijken hoe onze afvalberg blijft groeien. En toch : als de wil er werkelijk is, kan een regionale overheid als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest best wel iets doen om de afvalberg te slopen. Wie met afval bezig is, merkt dat heel wat steden en regio’s in de wereld uitpakken met zerowasteprogramma’s. Canberra, Bath, Seattle, Toronto en tientallen andere. Op www.zwia.org vind je een uitgebreide lijst. Ook Aanval op Afval had al in 2004 enkele ideeën over preventie. In de komende alinea’s zetten we enkele ideeën op een rijtje die voor het Brussels Gewest interessant zijn.
u i t d a g i n g :
1) de Brusselse afvalberg verkleinen 2) Brussel op weg zetten naar een zero waste tijdperk
p.
| zero waste in Brussel : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
© Wim Didelez
context en uitdaging
strategie 1 : de ‘gratis huisvuilzak’ invoeren In de andere gewesten is het vanzelfsprekend dat de vervuiler betaalt voor z’n afval. In sommige gemeenten moet je op je zak voor restafval een sticker kleven die bij aankoop een euro of meer kost. Andere gemeenten heffen een taks op de zakken zelf. Op nog andere plaatsen gaat het restafval in kleine individuele containers en krijg je achteraf de factuur thuis. Algemeen wordt dat principe gezien als een belangrijk hulpmiddel voor afvalpreventie.
However, in areas where local authorities have introduced pricing systems to encourage recycling there has been an increase of 20 per cent in the recycling rate. www.enviro-solutions.com, 2008
In Brussel betalen we nog altijd geen enkele vorm van belasting op de hoeveelheid afval in onze witte zak. De schrik voor sluikstorten is te groot. Ook het argument dat een taks op huisvuil niet progressief is, wordt vaak aangehaald. De lagere klassen zouden er financieel de dupe van worden.
belast en toch gratis Het Platform Aanval op Afval kwam al in 2004 met een voorstel om uit die impasse te geraken : we voeren de gratis huisvuilzak in ! Elk gezin zou recht krijgen op een bepaald quotum huisvuilzakken per maand, a rato van de gezinssamenstelling. Die zouden ze volkomen gratis kunnen
afhalen of ze zouden ze zelfs ontvangen per post. Als dat aantal op is, moeten ze hun overige zakken zoals nu kopen in de winkel. Maar huisvuilzakken in de winkel worden wel degelijk belast. Dat wil zeggen : op het moment dat je quotum van gratis zakken opgesoupeerd is, treedt het principe van ‘de vervuiler betaalt’ dus in werking. Merk op dat de huisvuilzak vandaag niet gratis is. Er mag dan wel geen taks op bestaan, je betaalt natuurlijk wel de aankoopsom in de winkel. Voor de minst begoeden is die prijs al een hinderpaal op zich.
extra incentive Als een gezin gratis zakken overhoudt, kunnen we hen belonen. Ze kunnen hun overschot inruilen voor allerlei incentiven in natura : tickets voor openbaar vervoer of voor culturele activiteiten bijvoorbeeld. Zo geven we een bijkomende stimulans en kunnen we vermijden dat er een soort zwarte markt ontstaat voor huisvuilzakken.
voordelen Dit systeem heeft heel wat pluspunten. » Het is op de eerste plaats natuurlijk een incentive om minder afval voort te brengen. Het stimuleert gezinnen om het te doen met de gratis zakken. » Een ander voordeel is dat het toestaat om ‘de vervuiler betaalt’-principe geleidelijk in te voeren. We kunnen het
quotum aanvankelijk vrij hoog leggen om het na periodes van een of twee jaar telkens te verlagen. Zo maken we de bevolking vertrouwd met het systeem. We vermijden dan perverse effecten als een plotse toename van sluikstorten. » We vermijden ook dat de lagere inkomens de dupe worden van de wijziging. Ze krijgen de tijd om zich aan te passen aan het systeem en hun afvalproductie te reduceren. Door de gratis zakken kunnen ze er zelfs als winnaar uitkomen. » En door de geleidelijke vermindering van het quotum, geven we de mensen telkens weer diezelfde boodschap mee : we moeten onze afvalberg afbouwen. Zonder dat aspect, dreigt na enkele jaren de gewenning. Mensen schrikken niet meer van de kostprijs van een huisvuilzak in de winkel en malen er niet meer om. Het systeem van de quota is een blijvend sensibiliseringsinstrument.
Een combinatie van een quotum gratis zakken en extra getaxeerde zakken, zou ons toestaan het principe ‘de vervuiler betaalt’ geleidelijk aan in te voeren. Zo kunnen we perverse effecten als sluikstorten tot een minimum beperken.’ © 1 Wim Didelez FaceMePLS, flickr.com 5
aandachtspunten Natuurlijk moeten we de praktische kant van de zaak grondig bestuderen. We denken aan het probleem van de nieuw samengestelde gezinnen en van de illegale bewoners van de stad. We moeten diverse technieken onder de loep nemen. Die van de Braziliaanse stad Curitiba bijvoorbeeld, vaak geroemd als duurzame stad. Sociaal lagere klassen uit sloppenwijken kunnen daar hun afval inruilen tegen bustickets of voedsel. >>>
� ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� afvalpreventie | zero waste in Brussel | p.
strategie 2 : composteren thuis en in de wijk aanmoedigen En hoe moeten we de gezinssamenstelling in rekening brengen ? Laat ons beginnen met te kijken naar gelijkaardige initiatieven. Sommige steden of gemeenten geven gezinnen met pas geboren kinderen een aantal gratis stickers. De redenering is dat de meeste baby’s wegwerpluiers gebruiken en dus veel meer huisvuil veroorzaken. In de Stad Luik krijgen de inwoners jaarlijks een aantal afvalzakken gratis. Dat aantal is afhankelijk van de gezinssamenstelling. Wie dit aantal overschrijdt, moet de bijkomende zakken kopen in de winkel. Luik bewijst dat het kan.
Depuis le 1er janvier 2003, pour tenter de répondre au mieux aux problèmes de propreté, la taxe urbaine intègre un droit de tirage (droit d’obtention) pour chaque ménage de 50 sacs jaunes par an (bons nominatifs à échanger). Il s’agit de 50 sacs jaunes de 30 litres pour les isolés et 50 sacs jaunes de 60 litres pour les ménages de plus d’une personne. Pour rappel, il est obligatoire d’utiliser les sacs réglementaires en plastique jaune marqués au sigle de la Ville de Liège. Si vous le souhaitez, vous pouvez, avec un bon pour 10 sacs de 60 litres, obtenir plutôt 20 sacs de 30 litres et, inversement, en échange de 2 bons pour 10 sacs de 30 litres, obtenir 10 sacs de 60 litres. p.
Si vous avez besoin de sacs supplémentaires, il vous sera possible de vous en procurer (généralement en rouleau) au prix de… (…) Chaque année, l’Echevinat et le Service de la Propreté Publique organisent la Semaine de la Propreté. A cette occasion, les Liégeois qui n’ont pas utilisé tous les bons ‘sacs jaunes’ de l’année précédente, peuvent échanger un bon (un seul par ménage) contre un sac réutilisable et des plantes pour jardinières de manière à embellir leur jardin, leur balcon ou leurs pièces à vivre. Cet échange ne doit pas être compris comme un remboursement mais comme un geste amical de la Ville qui veut applaudir celles et ceux qui produisent le moins d’ordures ménagères brutes (OMB) en leur qualité de bons trieurs et écoconsommateurs. Ville de Liège, 2008
Twee derde van de Brusselaars met een tuin, composteert nog niet. © Wim Didelez
Leefmilieu Brussel stimuleert de Brusselaars al jaren om hun tuinafval thuis te composteren. Ze doet dat met de steun van Inter Environnement Bruxelles (IEB). Dankzij dit project zijn al 250 compostmeesters opgeleid. Elk jaar bereiken die honderden tot zelfs duizenden mensen met hun sensibiliseringsacties. Maar er zijn één miljoen Brusselaars. Van de 40% die een tuin heeft, zou twee derde nog niet composteren. En ook de 60% Brusselaars zonder tuin hebben op z’n minst keukenafval. Als je weet dat een
wormenbak op een binnenkoer, in de gang of zelfs in de keuken het organisch afval zonder problemen de baas kan, dan weet je dat er nog een gigantisch doelpubliek kan bereikt worden. Dat zijn allemaal mensen die we kunnen warm maken voor thuiscomposteren. Een andere piste is een collectief compostcentrum in de wijk. Een plek waar mensen uit de buurt terecht kunnen met hun composteerbaar afval en dat beheerd wordt door enkele lokale, vrijwillige compostmeesters. Op verschillende plaatsen
in Brussel lopen er al zulke buurtcompostprojecten. Het succes van al deze pistes blijft beperkt tenzij er een sterke financiële stimulans komt om het organisch afval uit de witte zak te houden. Alleen als we het veranderde volume van onze witte zak voelen in onze portefeuille, zullen dit soort initiatieven een nieuw publiek kunnen aanboren. Alleen dán zullen we mensen bereiken die niet of minder ecologisch bewust zijn.
| zero waste in Brussel | afvalpreventie : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
strategie 3 : verpakkingsafval voorkomen De Staat van het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2003-2006 schat dat er een potentieel is om zowat 10.500 ton verpakkingsafval te reduceren. Dat is een aanzienlijke hoeveelheid. Bovendien is het een fractie die erg zichtbaar is, want veel verpakkingen eindigen op straat. De drie Gewesten regelen de verplichtingen van bedrijven inzake ophaling, recyclage en preventie van verpakkingsafval via de intergewestelijke verpakkingscommissie. Helaas verlopen de onderhandelingen binnen die commissie en met de operatoren zo moeilijk dat een ambitieuze politiek van preventie nog altijd niet van wal is geraakt. De vraag is of het Gewest Brussel iets kan doen om de productie en verkoop van verpakkingen terug te dringen. Bral vzw heeft diverse maatregelen opgelijst maar er is verdere studie nodig om te kijken wat interessant is om over te planten naar Brussel.
Voorlopig staan er in de regio 22 van die machines op diverse verkoopspunten. De eerste resultaten : elke machine vult
We pikken er één idee uit : In de regio Piemonte in Noord-Italië vind je een interessant instrument : vulmachines voor vloeistoffen of granen. Je neemt gewoon je herbruikbare verpakking voor frisdrank, shampoo of corn flakes mee naar de supermarkt en laat ze opnieuw vullen aan de machine. De regio Piemonte experimenteert bijvoorbeeld met een machine waar de consument zijn melkfles kan vullen. Per liter betaal je één euro. Een speciale organisatie neemt elke dag een staal van de melk.
Vulafdeling voor droge voedingswaren (pasta, corn flakes, rijst...) in Piemonte © regio Piemonte
dagelijks zowat 100 flessen. Dat komt op ongeveer 900 kg uitgespaard afval per machine. Of in totaal 20 ton minder afval per jaar. Ook vloeistoffen die niet voor voeding bestemd zijn (zoals detergent of shampoo) kan je in een tiental supermarkten in Piemonte uit een bijvulapparaat halen. Op minder dan een jaar tijd was dit bijvoorbeeld goed voor de verkoop van meer dan 100.000 liter detergent. Een ander pilootproject van de regio Piemonte is dit ‘ecopunt’, een speciale afdeling in een supermarkt, met bijvulmogelijkheid voor vaste en droge voedingswaren. We hebben de cijfers van de opstartperiode van dit ene ecopunt : tijdens de eerste 14 weken gingen hier 3.200 kg vaste producten over de ‘toonbank’. Dit is geen hapklaar project. Maar het toont aan dat het Gewest een motor kan zijn voor afvalpreventie. In samenwerking met de bedrijven en distributiesector kan een lokale overheid als het Gewest gerust pilootprojecten lanceren en een nieuwe preventiecultuur ingang doen vinden.
strategie 4 : zero waste in de bouw Bouwafval maakt een zeer grote deel uit van de afvalberg. Elk jaar produceren we 600.000 ton bouwafval. En dat zonder grond mee te tellen. Het loont dus de moeite te investeren in nieuwe mechanismen om de afvalberg van bouwmaterialen te verkleinen. Het ‘cradle to cradle’-concept geeft een mooi perspectief voor duurzaam omgaan met gebouwen. We moeten materialen en gebouwen niet bekijken van de wieg tot het graf maar van de wieg tot… een nieuwe wieg. Wanneer het bouwmateriaal gediend heeft, moet het zonder groot energie- en kwaliteitsverlies een volgende functie kunnen krijgen. Dat wil dus zeggen : zonder recyclageproces.
Much of what is called recycling is actually the down-cycling of a material to a lower grade use. Concrete can be ‘recycled’, but only as low value aggregate, wood debris can be ground up for wood fiber or mulch, but thereby loses its most valuable properties. Design for deconstruction, www.lifecycle.org
Met andere woorden : het volstaat niet om genoeg afvalcontainers te plaatsen op werven. We moeten op een andere manier gaan nadenken over gebouwen. Gebouwen moeten demonteerbaar worden >>>
Elk jaar produceren we in Brussel 600.000 ton bouwafval. ©Wekko, flickr.com
� ��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� afvalpreventie | zero waste in Brussel | p.
zodat we de materialen zonder problemen kunnen recupereren. Dat heet design for deconstruction. Of ook wel design for re-use.
Some areas of building design represent a particular challenge in terms of achieving easily reusable and recyclable buildings, while others already provide a good choice of recyclable products. However there is still a need to refine current designs to accelerate the dismantling process where it is already possible and enable it where it is currently impossible. (…) On a psychological level, a change of mindset is required not only in terms of aesthetics, but also in terms of adopting and promoting reuse and recycling as a truly economically viable and desirable option, not only by clients, but by all the construction industry. Paola Sassi, University of Nottingham, Study of current building methods that enable the dismantling of building structures and their classifications according to their ability to be reused, recycled or downcycled
Zoiets veronderstelt dus een kleine revolutie in de bouwsector. Die revolutie zal misschien niet voor morgen zijn, maar waarom niet voor overmorgen. Het Gewest kan de motor zijn van deze omschakeling.
p.10
Er bestaan veel analyses van materialen en bouwtechnieken in functie van het gemak waarmee ze zich lenen tot ontmanteling en hergebruik. Voorts beschikken ontwerpers ook over verschillende lijsten met aandachtspunten. Maar er bestaan ook analyses van technieken en materialen die demontage, hergebruik en recyclage in de weg staan. Alles wat zich niet-mechanisch hecht op andere materialen (lijm, vernis, siliconen, pleisterwerk, etc.) vormt een probleem bij demontage. Het Gewest kan die kennis helpen verdiepen, toegespitst op de specifieke situatie hier. Ze kan mee instrumenten uitwerken waarmee ontwerpers makkelijk aan de slag kunnen. Er bestaat bijvoorbeeld al een programma dat de milieu-impact van een gebouwontwerp berekent in functie van energie, water en materiaal : GreenCalc+. Dat programma laat de bouwheer of de overheid toe om een bepaald ambitieniveau op te leggen. Extra verdieping van zo’n tool, in de richting van technieken die geschikt zijn voor demontage en hergebruik, zou nuttig zijn. Ten tweede kan het Gewest de kennis helpen verspreiden. Dan spreken we over pilootprojecten, onderzoek, vorming en sensibilisatie. Ze kan daarvoor samenwerken met de bouwsector, de architecten, de promotoren. De projectoproep voor duurzame gebouwen kan meer aandacht besteden aan dergelijke manier van werken. Zo’n vormingsfase is tegelijk een onderzoeksfase waarin het Gewest haar ambitieniveau kan bepalen. Ze kan door
In de toekomst zullen gebouwen demonteerbaar zijn zodat we alle materialen kunnen hergebruiken. Het Gewest kan de komende jaren bepalen welke technieken demontage en hergebruik vergemakkelijken zodat ze in een later stadium normen kan op leggen aan de sector. © 1steigercam - flickr.com, 3threecee - flickr.com
middel van deze pilootprojecten onderzoeken welke materialen ecologisch en economisch interessant genoeg zijn voor hergebruik in onze markt en een antwoord zoeken op de vraag ‘Waar gaan we voor ?’. Ze kan ook bepalen welke materialen of technieken ze wenst af te bouwen in de toekomst omdat zo demontage hinderen. In een volgende fase kan het Gewest deze hinderlijke materialen en technieken verbieden en de goede praktijken opleggen via stedenbouwkundige verordeningen en vergunningen. Momenteel is het daarvoor nog wat vroeg maar volgens ons voorziet het Gewest best nu al in haar afvalplan wanneer zo’n dwingende aanpak zou ingaan.
hergebruik Natuurlijk gaat design for deconstruction ook samen met hergebruik. Als we materialen uit gebouwen halen, moet er een afzetmarkt komen. Maar dat is voer voor het volgende hoofdstuk : hergebruik.
concrete aanbevelingen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
» Een systeem invoeren van gratis huisvuilzakken, met een quotum a rato van de gezinssamenstelling. Eens dat quotum opgebruikt is, zou het gezin verplicht zijn getaxeerde zakken te kopen. » Dit koppelen aan extra inspanningen om thuis- en buurtcomposteren te stimuleren. » Verpakkingsafval verminderen door bijvulsystemen te promoten en te financieren. » Brussel lanceren richting ‘zero waste in de bouw’ : onderzoek naar deconstructie en hergebruik stimuleren, innovatieve praktijken promoten en regelgeving voorbereiden.
| zero waste in Brussel | afvalpreventie : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
hergebruik
de onzichtbare sector ? Vlamingen die neerstrijken in deze stad en op zoek gaan naar een Brussels equivalent van de Kringwinkels, merken onvermijdelijk dat het ene gewest het andere niet is. De alombekende Vlaamse Kringwinkels kennen wel een tegenvoeter in Brussel maar een herkenbaar logo of concept zoals in Vlaanderen is er niet. De initiatieven die er zijn, hebben zelfs geen duidelijke gemeenschappelijke naam. Er bestaat namelijk geen vlotte Franse vertaling voor het woord ‘kringloop’. De sector zelf gebruikt bijvoorbeeld volzinnen genre ‘entreprises de l’économie sociale focalisées sur le réemploi‘. Hiermee leggen we al de vinger op een van de belangrijkste problemen : hergebruik is niet zichtbaar of herkenbaar in Brussel.
2)
Op een dag deden wij de proef : we belden naar het groene nummer van Net Brussel en vroegen of er een lijst bestond van hergebruikwinkels waar we terecht konden met onze oude spullen. Ze wisten niet waarover wij het hadden. (Later probeerden we het nog twee keer en toen hadden we iets meer succes. Onze vraag deed al een belletje rinkelen ! Een keer verwees het call center ons door naar Leefmilieu Brussel, een andere keer naar… de Gouden Gids ! Hoezee !)
het vlak van hergebruik niet slecht. Brusselaars hergebruiken veel. Samen zamelen de Brusselse leden van de koepelorganisatie Ressources jaarlijks bijna zes kilo goederen in per Brusselaar. Per hoofd krijgt meer dan drie kilo via hen een nieuw leven, een ander deel van die zes kilo gaat naar de recyclage en de rest belandt vooralsnog in de oven. Daarmee ligt het hergebruikspercentage zelfs iets hoger dan in Vlaanderen. De grote groep Brusselaars met een lage koopkracht is mogelijk een bepalende factor daarbij.
de tastbare sector !
de sector in Brussel
Als je dit leest, zou je verwachten dat het heel pover gesteld is met hergebruik in onze stad. Gaat elke kast of elke rok die we beu zijn dan naar de verbrandingsoven ? Toch niet. Eigenlijk zijn onze resultaten op
Zesenvijftig Waalse en Brusselse ‘bedrijven uit de sociale economie die zich bezig houden met hergebruik’, kringloopcentra dus, zijn verenigd in de koepel Ressources. Tien van die leden zijn actief in Brussel. >>>
u i t d a g i n g : 1) e e n b e l a n g r i j k e g r o e i r e a l i s e r e n van de hoeveelheid hergebruikte goederen een bijdrage leveren aan de strijd tegen sluikstort 3) e e n b i j d r a g e l e v e r e n a a n s e n s i b i l i s a t i e van moeilijk bereikbaar publiek
� ����������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������
zero waste in Brussel | p.11
© Stephanie Bandmann - Fotolia.com
context en uitdaging
Het concept ‘kringloop’ mag dan weinig zichtbaar zijn in Brussel, verschillende bedrijven die zich bij ons met kringloop bezig houden, klinken zeer vertrouwd in de oren : Spullenhulp, Leger des Heils, Oxfam,… Het zijn organisaties die zich al veel jaren geleden een plaats en een imago veroverd hebben. Meteen begrijp je beter waarom de sector naar voren treedt in gespreide slagorde. Elk van de tien Brusselse kringloopbedrijven zamelt gebruikte producten in en tracht er een nieuw leven voor te vinden. De sector ziet zichzelf op de eerste plaats als ‘actoren van herbruikbare spullen’. Pas op de tweede plaats zijn ze ‘operatoren van afvalinzameling’. In tegenstelling tot Vlaanderen, hebben de tien Brusselse bedrijven geen perimeter en werken ze dus vaak op hetzelfde terrein. Tien ‘operatoren’ of bedrijven is niet hetzelfde als tien verkooppunten. Eén bedrijf heeft vaak meerdere winkels. En enkele bedrijven hebben geen enkele winkel. Zij zamelen in om gratis te verdelen, niet om te verkopen. De klanten zijn divers : verenigingen (vooral voor pc’s), overheidsinstellingen zoals de ocmw’s en vooral particulieren. Bij Oxfam is zestig procent van de klanten particulier. Ongeveer de helft van de particuliere klanten leeft van een vervangingsinkomen. De andere helft is eerder middenklasse.
meewerken aan ophaling Toch kan het nog beter. Volgens het afvalplan uit 2003 is 10 % van de goederen die het gewestelijk Agentschap Net Brussel inzamelt nog herbruikbaar. Het plan
p.12
beter betrekken bij de ophaling van groot huisvuil. Het Platform Aanval op Afval vroeg zich al in 2004 af waarom de sector van hergebruik geen deel van de oplossing voor sluikstorten zou kunnen zijn.
burgemeester, kom maar in de Kring
afgedankt maar opgevist : een slazwierder gemaakt van een ventilator © Remix
vermeldt meteen dat die tien procent ook effectief herbruikt moet worden. Helaas… vandaag gebeurt dat nog altijd niet. Volgens onze bronnen zou geen enkele van de tien leden van Ressources één kilogram herbruikbaar materiaal van Net Brussel ontvangen. De kringloopbedrijven hoeven natuurlijk niet lijdzaam af te wachten tot Net Brussel hen herbruikbare spullen komt brengen. Ze kunnen proberen het grote publiek te overtuigen om naar hen te komen in plaats van naar Net Brussel te stappen met ‘afdankertjes’ die nog waarde hebben. Of de overheid kan hen
Verrassend is het niet : in vergelijking met Vlaanderen zijn de tien Brusselse bedrijven ondergefinancierd. Toch hoest het Brussels Gewest meer subsidies op dan het Vlaamse. De bedrijven die erkend zijn, krijgen zestig euro per hergebruikte ton en dertig euro per ton die gerecycleerd wordt. Daarbovenop krijgen een aantal leden van de sector subsidies als Plaatselijk Initiatief voor de Ontwikkeling van de Werkgelegenheid’ (PIOW). ILDE in het Frans. En sporadisch zijn er budgetten voor punctuele projecten, zoals het opzetten van een herstellingsatelier bijvoorbeeld. In Vlaanderen gaat het als volgt : Ovam, de Vlaamse afvalstoffenmaatschappij, trekt elk jaar iets minder dan één miljoen euro uit. Dat geld wordt verdeeld volgens inwoner van het verzorgingsgebied : een halve euro per inwoner, tot iets meer in dunner bevolkte gebieden. En de rest a rato van het aantal hergebruikte kilo’s. In 2006 kwam de totale gemiddelde subsidie van Ovam neer op zo’n 56 euro per ton. Maar in tegenstelling tot Vlaanderen, betaalt geen enkele Brusselse gemeente een bijdrage aan hergebruik terwijl bijna alle Vlaamse gemeenten een tonnagevergoeding betalen voor inzameling of voor hergebruik. Dat ligt gemiddeld tussen 100 tot 120 euro per ton. Het Vlaamse Gewest
heeft de gemeenten sterk gestimuleerd om de kringloopcentra te steunen. De OCMW’s geven art. 60’s en twee derde van hen geeft asielzoekers en leefloontrekkers een soort aankoopsubsidie. Je voelt dus al met de ellebogen welke verwachtingen de sector er op na houdt : ze wil vooral meer samenwerking met de gemeenten. De sector denkt bijvoorbeeld aan een samenwerking waarbij zij instaan voor een deel van de inzameling voor rekening van de gemeenten.
d’zame o’wikkeLing ? Het platform van wijkcomités en terreinverenigingen Aanval op Afval, ontstaan in 2004, verwacht dat een deel van de oplossing van het afvalprobleem van Brussel komt van de sector van het hergebruik. De kringloopwinkels kunnen een belangrijke stap vooruit betekenen voor de algemene inzameling in Brussel. Daarvoor hebben we zeker meer kringloopwinkels nodig, vindt het platform. Die kringloopwinkels moeten ook zichtbaarder en herkenbaarder worden voor de Brusselaar. Ressources kan hen daarbij helpen. De kringloopcentra kunnen bovendien een belangrijke rol spelen in de sensibilisatie over de hele afvalproblematiek, van preventie, over sorteren tot de strijd tegen sluikstorten. Zij staan immers in contact met een publiek dat we maar mondjesmaat bereiken via klassieke communicatiekanalen. Dat publiek, vaak bestaande uit mensen die leven van een vervangingsinkomen, weet ook vaak niet wat de politiek van hen verwacht op het vlak van afval.
Een mogelijkheid is deze winkels te ontwikkelen tot integrale buurtcentra op het vlak van afval en consumptie, een soort centra voor duurzame consumptie. Door hun nabijheid en hun verkoopsfunctie kunnen ze mensen lokken. De opdracht van de centra kunnen we uitbreiden door er een plek van te maken waar mensen informatie krijgen over alle aspecten van de levenscyclus van onze consumptieartikelen. De centra kunnen ook meewerken aan acties om mensen in hun werkingsgebied te sensibiliseren We kunnen dat verwezenlijken via een samenwerking met alle actoren uit de buurt die betrokken zijn bij het afvalthema. En de hergebruikwinkel kan bijvoorbeeld ook onderdak bieden aan de gemeentelijke stewards. Die hebben informatie over netheid vaak in hun takenpakket zitten.
Hergebruik heeft toekomst. Maar de financiering van de sector blijft achter op de financiering van het Agentschap Net Brussel. © Find Eric, flickr.com
| zero waste in Brussel | hergebruik : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
VLAAMSE KRINGLOOPCENTRA De Koepel van Vlaamse Kringloopcentra (KVK) groepeert alle erkende kringloopcentra in Vlaanderen. Door het grote afvalprobleem en de hoge werkloosheid tijdens de jaren 90 is het aantal centra en winkels heel sterk gestegen. Sinds 2000 is er eerder een consolidatie. Op een bepaald moment waren er 40 centra maar enkele fusies hebben dat aantal terug gebracht tot 33. Samen beheren zij 100 winkels en 9 hergebruikcentra voor huishoudtoestellen. Elk centrum heeft een eigen territorium. Daar zijn duidelijke afspraken over. Het Vlaams Gewest heeft dat ook in de hand gewerkt want zij wou een gebiedsdekkend netwerk. Er zijn ook een aantal uitgebreide test- en herstelwerkplaatsen voor toestellen, fietsen, etc. Die leveren aan verschillende kringloopcentra.
strategie 1 : een circuit en een afzetmarkt lanceren voor hergebruik van bouwmateriaal
Twee op de drie kringloopcentra hebben in 2002 de gemeenschappelijke naam ‘De Kringwinkel’ aangenomen. Hun eigen naam blijft bestaan maar als een soort ondertitel. Zo bestaat er nu bijvoorbeeld een ‘Kringwinkel Spit’ in regio Leuven en een ‘Kringwinkel-Televil’ in Vilvoorde. Bij de particulier blijft vooral die gemeenschappelijke naam hangen. De kringwinkels gebruiken ook dezelfde lay-out voor hun logo en ook hun bestelwagens zien er uniform uit, ook al kopen ze die meestal niet samen aan.
Zolang het idee van demonteerbaar bouwen nog geen gemeengoed is, levert elke renovatie of sloop reusachtige hoeveelheden afval op. Voor het grootste deel bestaat dat uit zand en steenachtig materiaal. Daarnaast heb je nog losse metalen, plastic, hout,… Het merendeel daarvan zou volgens onze informatie gerecycleerd worden. Maar bij veel afbraken of renovaties komen nu al herbruikbare voorwerpen vrij : lavabo’s met karakter, mooi gedecoreerde deuren, kachels, steunbalken, elektrische bedrading, blauwe hardsteen,… Er bestaan al een paar mechanismen die een deel van deze producten een nieuw leven bezorgen. Maar goed georganiseerde circuits voor hergebruik van dit soort materiaal hebben wij hier in Brussel nog niet.
inzameling
het buitenland doet het al
De centra halen gemiddeld zo’n 6,75 kg per Vlaming op. Iets meer dan de 5,8 van de Brusselse centra. Zelfs dan nog is die hoeveelheid zeer laag. Het betekent maar 1,16 % van het totale huishoudelijk afval. Dat blijft een kleine fractie. Steeds meer mensen brengen de producten eigenhandig naar de kringloopcentra. In sommige kringloopcentra gebeurt dit in de helft van de gevallen. De KVK noemt dat heel positief want ‘dan moeten wij niet rijden’. En dan is ’t ook een korte kringloop.’
Bouwcarrousel bv is sinds 1999 actief in Nederland als een aannemings- en handelsorganisatie die bij sloop en renovatie de herbruikbare bouw- en installatiecomponenten demonteert en tweedehands weer afzet. Ze verkopen deuren, raamkozijnen met dubbel glas, sanitair en keukens en elektrische benodigdheden. In de VS is de Building Materials Reuse Association actief. Een non-profit educatieve organisatie die ontmanteling en hergebruik van bouwmateriaal promoot. Op hun website vind je een lijst van lidorganisaties die dergelijke diensten aanbieden. Dat gaat van selectieve ontmantelingsbedrijven, over verenigingen die goedkoop tweedehands materiaal leveren aan andere
inspanningen ten voordele van de zichtbaarheid
verkoop & hergebruik Ongeveer de helft van de totale inzameling komt in aanmerking voor hergebruik. Die verhouding verbetert er niet op omdat de integrale inzameling stijgt, in tegenstelling tot de selectieve inzameling. Er komen dus meer onbruikbare spullen binnen. Maar in absolute cijfers stijgt het hergebruik. De centra slagen er nu in om ongeveer 3 kg per inwoner voor hergebruik te verkopen. De omzet stijgt elk jaar. De centra hebben samen 2,7 miljoen klanten.
Een sloop van een groot kantoorgebouw levert grote hoeveelheden materialen op waar veel verenigingen, kmo’s of overheidsinstellingen blij mee zouden zijn. Jammer genoeg bestaat het circuit op dit moment nog niet om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. In het buitenland bestaan heel wat organisaties die zich specialiseren in ophaling en verkoop van herbruikbare bouwmaterialen. © Velo Steve, flickr.com
non-profitorganisaties, tot bedrijven die oud hout opkopen en doorverkopen.
en bij ons ? Ecoshop, een netwerk van 15 winkels die tweedehands spullen van particulieren
stockeren en te koop aanbieden, blijkt regelmatig materialen uit afbraken en renovaties in de handel te hebben. De ecoshop-winkels liggen alleen in Vlaanderen. Ecoshop Antwerpen, een winkel in een gelijkaardige stedelijke context, verkoopt >>>
� �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� hergebruik | zero waste in Brussel | p.13
bijvoorbeeld vlot lavabo’s en wc-potten, boilers en baden. Ook Troc International, die wel winkels hebben in Brussel, doet iets dergelijks. En natuurlijk kan de particulier zijn spullen ook rechtstreeks aanbieden op internet. Croisade contre la Pauvreté is een kleine vereniging in de buurt van Namen en is lid van Ressources. De vereniging gaat gratis gebouwen afbreken en materialen recupereren om ze dan te verkopen. Ze pakken een tiental gebouwen per jaar aan, goed voor zowat 3.000 ton afval. De gebouwen zijn zowel eengezinswoningen als grotere industriële gebouwen. Soms werken ze ook in Brussel. Uit een gemiddeld gebouw halen ze ongeveer 180 ton verkoopbaar materiaal. Ze bewaren alleen balken, stenen en massieve deuren. Vooral de hoge kosten van stockage vormen een obstakel. Croisade houdt het bewust kleinschalig en informeel, grotendeels op basis van vrijwilligerswerk. Het bedrijf doet totaal geen inspanningen om de vraag naar ontmantelingen te laten stijgen. Ook de vraag naar herbruikbare producten hoeft niet verder toe te nemen. Er bestaat bijvoorbeeld ook geen catalogus van spullen die ze in stock hebben. De grote bouwfirma Stallaert breekt een 50-tal gebouwen per jaar af in Brussel maar verkoopt daar vrij weinig van. Alleen gebouwen met een gevelsteen bevatten veel herbruikbaar materiaal : ongeveer de helft. Dat materiaal laten ze ophalen door gespecialiseerde firma’s voor hergebruik. Helaas sloopt Stallaert hooguit enkele gebouwen met gevelsteen per jaar. Uit industriële gebouwen haalt Stallaert weinig omdat de hoeveelheden meestal te p.14
Na een afbraak of renovatie krijgt slechts een heel kleine fractie materialen een tweede leven. © FaceMePLS, flickr.com
klein zijn. ‘Het sop is de kool niet waard’ heet het bij Stallaert. Die kleine hoeveelheden relatief waardevolle en herbruikbare materialen verdwijnen in zo’n geval gewoon tussen de sloopfracties. Dat maakt dat de totale hoeveelheid herbruikbaar materiaal bij deze firma eerder zou liggen op een aantal honderden tonnen per jaar dan op duizenden, zoals bij Croisade.
kantoren dumpen Het gat in de markt lijkt te liggen bij kantoorgebouwen. Zowel Stallaert als Rotor vzw, een vereniging die ijvert voor het hergebruik van industriële afvalstoffen, bevestigen dat een sloop van een groot kantoor aanzienlijke hoeveelheden herbruikbaar materiaal oplevert. Branddeuren, demonteerbare kantoormuren (soms zelfs zeer dure glazen muren met blindeerelementen), zwevende vloeren, dure verlichtingstoestellen, valse plafonds,… allemaal herbruikbaar materiaal. Die dingen worden gesorteerd maar gaan toch niet naar een hergebruikcircuit. Het sorteren dient alleen voor de afvalverwerking.
Stallaert beweert dat ze deze materialen ‘aan de straatstenen niet kwijt raken’, hoewel ze een vrij aanzienlijke waarde hebben. Zij schatten dat in het Brusselse elke maand 2 à 3 grote kantoorgebouwen onder de sloophamer gaan. Volgens berekeningen is dat jaarlijks goed voor naar schatting tweeduizend TL-armaturen en enkele duizenden vierkante meteres zwevende computervloeren. Het aanbod van herbruikbaar kantoormateriaal bestaat dus maar er is geen vraag naar. Voor grote firma’s hebben dergelijke materialen wellicht niet de juiste standing. Maar verenigingen, overheden en kmo’s kunnen een goede afzetmarkt zijn voor tweedehandse en goedkope kantoren. Zo heeft Rotor haar eigen kantoren ingericht met afval van de sloop van kantoren.
kansen voor hergebruik van bouwmateriaal in Brussel Een operator uit de sociale economie, of zelfs een privéfirma, kan misschien in dat gat springen en de ophaling, de afzet-
markt en de verkoop van deze producten organiseren. De verschillende contactpersonen die we gesproken hebben, identificeren vier niches die in aanmerking komen als afzetmarkt van herbruikbaar bouwmateriaal. » Mensen die goedkope materialen zoeken. Denk aan het publiek van noodkopers, renoveerders met beperkte middelen, zwartwerkers, bricoleurs… Dit is het soort van mensen dat een muur bouwt rond het raam dat ze op de kop hebben kunnen tikken. Zij werken nu met goedkope en inferieure materialen en zouden kunnen overwegen om tweedehands materiaal te kopen. Dat kan even goedkoop zijn maar heeft een betere kwaliteit dan wat in de doehet-zelf-zaken te krijgen is. Zij zijn een klantenpotentieel voor de minder waardevolle fracties. Binnen dit segment passen ook kleine organisaties – vzw’s of kmo’s – en overheden die zich een goedkope, moduleerbare kantooruitrusting willen aanschaffen. Misschien is dit de interessantse niche. Bovendien kan je van
de vzw’s en overheden verwachten dat ze bevattelijk zijn voor een ecologische doelstelling als hergebruik. » Een gelijkaardig maar toch specifiek doelpubliek is de sociale economie. De klusjesdiensten, de ‘ateliers pour formation par le travail’ en andere projecten van socio-professionele inschakeling. Zij hebben er baat bij om tijdens hun vormingen en renovaties met goedkope materialen te werken. En ook zij hebben mogelijk aandacht voor milieuvriendelijkheid. » Het materiaal met serieuze patrimoniumwaarde is natuurlijk het makkelijkst aan de man te brengen. Er is zonder twijfel een niche die bereid is om moeite te doen en meer te betalen om uitzonderlijke stukken aan te kopen. Dit is zonder twijfel een zeer kleine fractie van het bouwafval en ook een minderheid van het herbruikbaar materiaal. Het is misschien eerder een zaak voor de beleidsbevoegdheid patrimonium dan voor een afvalplan. » En tot slot is er een vierde niche, tussen de goedkope markt en de patrimoniummarkt in. Mensen met beperkte financiële middelen die niet op zoek zijn naar werkelijk antieke stukken maar wel naar objecten die van origine geen bijzondere waarde hebben maar door de jaren een zekere doorleefdheid gekregen hebben. De retromarkt dus. Denk aan lavabo’s uit de jaren 50, een reeks grappige deurklinken, een poutrel, etc. Om dit publiek tevreden te stellen, is een goede logistiek nodig. Een catalogus van alle unieke stukken kan een stap in de goede richting zijn.
| zero waste in Brussel | hergebruik : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
strategie 2 : zichtbaarheid van hergebruikswinkels vergroten bataljon van kleintjes met grote vaandeldragers Hoe moeten we de sector van het hergebruik dichter bij de mensen brengen ? Hoe moeten we de sector meer zichtbaar maken ? Tijdens de ronde tafel gingen de meningen eerder naar een uitgebreid netwerk van winkels dan naar één of enkele gecentraliseerde kolossen. Maar het ideaal ligt waarschijnlijk in een combinatie van twee elementen. Aan de ene kant zouden de kleinere winkels in de wijken blijven bestaan en misschien nog groeien in aantal. Die kleine winkels zijn nodig om het aanbod dichter bij de klant te brengen. Het plaatsgebrek noopt dan tot een beperkte omvang : je kan niet overal grote winkelruimtes vinden. De kleinere winkels spreken mogelijk ook een ander publiek aan omdat ze vaak gezelliger zijn en gespecialiseerd in één of enkele verkoopslijnen. Daarnaast hebben we ook een aantal ‘vaandeldragers’ of ‘projets phares’ nodig : grote bekende winkels met een uitgebreid gamma artikelen en een uitgebreide keuze binnen elk artikel. Die hebben hun eigen aantrekkingskracht en krijgen meer ruchtbaarheid. De ronde tafel lanceert ook een uitdaging : grote ‘recupsupermarkten’. Die kunnen gezellig zijn door er bijvoorbeeld een centrale bar aan te koppelen, die als kloppend hart en ontmoetingsruimte kan dienen. Dat legt ook de link met strategie drie.
Dergelijk uitgebreid netwerk van winkels wil nog niet per se zeggen dat er meer hergebruiksactoren of -bedrijven nodig zijn. Misschien volstaat het om verder te doen met hetzelfde aantal actoren maar moet het aantal winkels dat zij beheren wel verhoogd worden.
aantrekkingskracht Niet alle kringloopwinkels liggen op een zichtbare locatie. En ze zijn evenmin allemaal uitgerust met een mooi, opvallend uitstalraam of met een aantrekkelijke winkelruimte. Een studie naar de verbetering van de ‘look’ van elke winkel kan ons helpen om de belangrijkste tekortkomingen bloot te leggen. Investeringen in de zichtbaarheid en aantrekkelijkheid kunnen een volgende stap zijn.
onbekend is onbemind Wat is er nodig om de sector in zijn geheel bekender te maken ? Wellicht wat publiciteit, die dan samen met de sector uitgedacht wordt. En dan hebben we het niet alleen over de klassieke reclamecampagne. Een betere samenwerking met een boel andere instanties zou hergebruik veel meer uit de verf kunnen doen komen. We denken op de eerste plaats aan het Agentschap Net Brussel. Momenteel maakt het agentschap het bestaan van kringloopwinkels nog te weinig bekend. Het call center van het agentschap is niet in staat om haar klanten een lijst met kringloopwinkels te bezorgen. En onder het trefwoord ‘uw afval’ op de website van
het agentschap staat nergens een vermelding van de mogelijkheid om spullen een tweede leven te geven, zelfs niet onder de categorie ‘grof vuil’. De enige vermelding van het concept ‘kringloop’ vind je onder de brochures voor hergebruik achter het trefwoord ‘onze diensten’ en verder door langs ‘ophaling van grof vuil op aanvraag’. Nochtans vallen niet alle herbruikbare spullen onder de categorie ‘grof vuil’. En hoewel die brochures voor hergebruik per gemeente verschillen, krijg je zelfs daar geen lijst met adressen, telefoonnummers of websites van de lokale kringloopwinkels. Je leest alleen de naam van enkele van de kringloopbedrijven, en dan nog bij wijze van voorbeeld. Volgens de Europese afvalhiërarchie is het logisch dat de mogelijkheid tot hergebruik een prominente plaats krijgt op de site van Net Brussel. Dat kan op de pagina’s over afvalstromen en diensten en zelfs op de homepagina. En in duidelijk zichtbare letters. Ook het call center en de ploeg animatoren van Net Brussel kunnen de opdracht krijgen om mensen warm te maken voor hergebruik. Hun publiek spontaan vragen of een deel van hun afval nog bruikbaar is, kan een significant effect hebben. En als ze mensen namen en adressen van de hergebruikswinkels kunnen geven, zetten we allicht nog een stap voorwaarts. De sector kan ook publiciteit verspreiden via de kleinhandel, via OCMW’s, buurthuizen en via de gemeenten en netheidsdiensten. Die actoren kunnen hun
Spullenhulp in de Amerikaanse Straat. Een Brusselaar koopt jaarlijks gemiddeld drie kilo goederen in een kringloopwinkel. Da’s niet slecht maar om nog te groeien zouden de kringloopwinkels veel zichtbaarder en herkenbaarder moeten worden. © annerre, flickr.com
publiek systematisch doorsturen naar de kringloopcentra.
uniformisering light En dan is er natuurlijk de kwestie van herkenbaarheid van de sector als geheel. Een concept met enkele grote vaandeldragers zou kunnen zorgen voor een zekere bekendheid van hergebruik. Maar er is meer nodig. Sinds kort is er binnen Ressources een discussie bezig over een gemeenschappelijke naam en logo om de zichtbaarheid van de sector te verhogen. Dat was een uitdrukkelijke vraag van het platform Aanval op Afval. Er wordt in deze ook gekeken naar de manier waarop het in
Vlaanderen georganiseerd is. Maar niet alle leden van Ressources zijn overtuigd van het nut of de haalbaarheid van dergelijke uniformisering. Enkele leden hebben momenteel een erg sterk imago, dat het allicht een groot nadeel zou zijn om hun naam zomaar op te geven. Dat zal voor een korte termijn misschien wel gelden, maar op lange termijn zou iedereen – ook de sterkere leden – zeker de vruchten kunnen plukken van een naamsverandering. Hoe dan ook : een andere vorm van uniformisering is beter haalbaar. Uniformisering light, waarbij we vooral aan een gemeenschappelijk logo denken. De eerste voorwaarde voor een gemeenschappelijke aanpak is een homogene kwaliteit. Nu zou de kwaliteit van de producten nog te zeer verschillen tussen de verschillende actoren. Als die actoren samen naar buiten treden in zo’n context, dreigt de eventuele lagere kwaliteit van de ene kringloopwinkel een negatief effect te hebben op het imago van de andere. Werken aan een nivellering op het vlak van kwaliteit is een eerste stap. Naar boven wel te verstaan. Een ander aandachtspunt is natuurlijk de verschillen tussen de ‘bedrijven’. Sommige leggen zich toe op textiel, andere op huishoudtoestellen. Ook hun aanpak is vaak verschillend. Een gemeenschappelijke ‘look’ van verschillende gespecialiseerde winkels met een beperkt en verschillend aanbod aan artikelen, kan het publiek in verwarring brengen. Zo’n eenmaking is allicht een rijpingsproces waarin goede communicatie essentieel is.
� �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� hergebruik | zero waste in Brussel | p.15
strategie 3 : inzameling verbeteren kringloopwinkels als selectieve ophalingsparken Aanval op Afval zag voor de kringloopwinkels een belangrijke rol weggelegd in de ophaling van afval. Ze zouden kunnen uitgroeien tot een soort draaischijven of kloppend hart van hun wijk op het vlak van afval. Het grote voordeel van de hergebruikswinkels is dat ze verankerd zijn in hun buurt. En dat ze herkenbaar zijn. Zo kunnen ze zichzelf profileren als centra waar mensen makkelijk binnen springen, waar ze iets kunnen kopen en waar ze meteen ook hun oude spullen naar toe brengen.
Als we de kringloopwinkels niet langer bestraffen wanneer ze afval inzamelen, kunnen zij een deel van de nood aan containerparken inlossen. Zo kunnen ze sluikstorten helpen voorkomen. © mercuryvapour, flickr.com
p.16
Dat zou niet alleen goed zijn voor de strijd tegen sluikstorten maar ook voor de selectieve ophaling. Vaste inleverpunten die toegankelijk zijn voor de inwoners, zijn een belangrijk en relatief goedkoop instrument om de inzameling te verhogen. In principe zouden de containerparken daarvoor moeten dienen. Een sterke toename van het aantal containerparken is absoluut nodig om de inzameling te vergemakkelijken. Uit de platformtekst Aanval op Afval :
Het Gewest moet haar eigen netwerk van containerparken verder uitbouwen. Wij stellen een duidelijk objectief voor : per 80.000 inwoners zou bijvoorbeeld een containerpark als doel vooropgesteld kunnen worden. Ter vergelijking : elke Vlaamse gemeente van 10.000 inwoners moet een afvalpark hebben en vanaf 30.000 inwoners is een tweede verplicht. De Vlaamse en Waalse dichtheid laten we even buiten beschouwing, maar om het doel van één containerpark per 80.000 inwoners te halen, moeten we in ons gewest zowat 13 containerparken hebben. Ook het Gewest zelf beseft al jaren de nood aan een toename van het aantal containerparken. Het is vooral op dit vlak dat het aanbod van onze overheid in gebreke blijft. In vergelijking met Vlaanderen en Wallonië haalt Brussel veel minder op via containerparken en veel meer via huis-aan-huis-ophaling. Het grote nadeel
is dat huis-aan-huis-ophaling niet selectief gebeurt. De fractie die we zo ophalen, kan dus niet dienen voor hergebruik en evenmin voor recyclage. Jammer genoeg boeken we geen vooruitgang. Het Gewest zelf blijft steken op 2 containerparken en slechts 8 gemeenten richten een containerpark in. Bovendien aanvaarden niet al deze containerparken evenveel afvalfracties. Er moeten dus nog zeker containerparken bijkomen en dat gaat moeizaam. Het aantal gronden is heel beperkt en als er dan een terrein is, wil zo goed als niemand er een containerpark op. Zonder de nood aan containerparken te minimaliseren, denken wij dat hergebruikswinkels een deel van de nood zouden kunnen invullen. Dat geldt natuurlijk niet voor steengruis of asbest ; wel voor meubels, speelgoed, textiel, keukenspullen, oud sanitair of ander bouwmateriaal. Als hergebruikwinkels minder selectief zijn bij de ophaling, is daar ongetwijfeld nog veel groeimarge. Wanneer er plaats genoeg is, kunnen we overwegen om ook glasbollen en papierof pmd-containers te installeren bij de kringloopwinkels. Waar de plaats beperkt is, kan dat ondergronds, voor de deur van de kringloopwinkel. Zo verhogen we het comfort voor de inwoners sterk en dat komt ook de inzameling ten goede. Wie z’n kelder opruimt, moet dan in het beste geval slechts op één plaats passeren.
geen straf voor goed werk Wat blijkt ? De kringloopsector zelf denkt anders over ons idee over verhoogde
Fietspomp wordt notenkraker. © Remix
inzameling. Zij staat weigerachtig tegenover een massale groei van de ophaling. Ze huivert zelfs van een associatie met de notie ‘afval’. Dat komt omdat niet selectief opgehaalde kilo’s een bijzonder grote hoeveelheid onbruikbare spullen bevatten. En op dit moment worden de kringloopcentra niet beloond maar bestraft als ze onbruikbare spullen ophalen. Alles wat niet geschikt is voor hergebruik of recyclage, gaat naar de verbrandingsoven. Voor elke ton die een hergebruikscentrum doorstuurt naar het restafval, rekent het het publiek-private ovenbedrijf hen 110 euro aan. Dat is een aanzienlijke aderlating
voor de kringloopbedrijven. En het staat in schril contrast met de 60 euro subsidie per verkochte ton. Het is dus logisch dat ze de hoeveelheid ‘brol’ die ze ophalen, zoveel mogelijk willen beperken. Is die facturering voor te verbranden afval gerechtvaardigd ? Op het kabinet van de staatssecretaris voor Netheid vindt men alvast van wel. Het stimuleert de kringloopbedrijven immers om zoveel mogelijk van hun ingezamelde producten te herverkopen. Zonder die factuur bestaat het risico dat ze selectiever worden en minder producten aanbieden voor verkoop, bijvoorbeeld om stockageruimte te besparen. Dit argument is niet onzinnig. Maar de vraag is of de kringloopbedrijven die extra stimulans echt nodig hebben om te streven naar een maximaal hergebruik ? Hun inkomsten zijn immers al afhankelijk van de hoeveelheid die ze opnieuw op de markt brengen. Ten eerste door de verkoopssom, maar ook dankzij de subsidies. Per hergebruikte ton krijgen ze immers 60 euro. Elke gerecycleerde ton levert hen 30 euro subsidie op.
en in Vlaanderen ? De Vlaamse kringloopcentra hebben er voor gekozen een dichter netwerk van winkels uit te bouwen, juist omdat het de inzameling vergemakkelijkt. Nochtans betalen zij evengoed voor hun restafval. Gemiddeld zelfs 120 euro per ton. Maar in een aantal gemeenten neemt de steun aan de kringloopcentra wel de vorm aan van een verlaagde kostprijs per ton restafval.
| zero waste in Brussel | hergebruik : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
Er is ook gewestelijk een verlaagde milieuheffing voor het storten en verbranden van de restfractie. Dat zijn maatregelen die helpen. De kringwinkel uit Vilvoorde maakt zich bijvoorbeeld ook sterk dat ze met een goed onthaal een heel deel van de ‘brol’ kunnen afblokken voor het de winkel binnen komt. Merk op dat zo’n aanpak maar gedeeltelijk tegemoet komt aan de vraag van platform Aanval op Afval. Als we meer sluikstorten willen vermijden door meer op te halen bij de kringloopwinkels, moeten we de ‘brol’ net niet afblokken. Dan moeten zoveel mogelijk mensen met hun brol naar de kringloopwinkel.
eens met de inkomsten van Net Brussel. Elk jaar kent de gewestregering een bedrag toe aan het agentschap voor haar activiteiten inzake de ophaling van afval en dergelijke. Dat bedrag wordt toegekend onafhankelijk van de prestaties die het bedrijf dat jaar zal neerzetten. In 2007 lag de gewestelijke dotatie op 108 miljoen euro. Als je weet dat ze dat jaar 500.000 ton opgehaald hebben, komt dat dus neer op een subsidie van een dikke 200 euro per ton opgehaald afval. Een duidelijke discrepantie met wat de kringloopsector dus krijgt. De voorwaarden waaronder de verenigingen moeten werken, zijn dus duidelijk anders dan die van de administratie.
2 maten en 2 gewichten
Of moeten we het anders bekijken ? Op de keper beschouwd komt de huidige situatie hier op neer : afval brengt op ! Het rendeert vandaag veel meer om afval in te zamelen dan om zorgvuldig herbruikbare spullen uit het afval te selecteren en opnieuw te koop aan te bieden. Drie keer meer zelfs ! Dat vinden wij een aberratie. Een verhoging van de subsidie aan de kringloopsector kan een eind maken aan deze absurde situatie. Maar los van de vraag of daar geld voor is, rijst er een andere bedenking. Dergelijke verhoging lost het probleem niet volledig op, het maakt het alleen minder pijnlijk. Het zou beter zijn om een mechanisme te vinden dat de kringloopbedrijven stimuleert om zoveel mogelijk op te halen. En daarna om zoveel mogelijk van die opgehaalde producten te verkopen.
Hoe kunnen we een en ander organiseren zonder de kringloopsector financieel te straffen ? Hoe dan ook moet de absurd grote kloof tussen de inkomsten en de uitgaven van de kringloopbedrijven dicht. Maar misschien moeten we die kloof dichten langs de ándere zijde. Niet door de facturering van restafval in vraag te stellen maar door de inkomsten te verhogen. (Ook Net Brussel moet trouwens betalen voor elke ton afval dat ze laat verbranden, weliswaar maar 75 euro. Volgens onze informatie betaalt ze dat aan het gemengde bedrijf Brussel Energie, dat de verbrandingsoven beheert en waar zij een aandeelhouder van is.) Moeten we de hergebruiksactoren meer subsidie per ton verkochte producten geven ? Dat is een piste. Vergelijk maar
afval = big business
Voor elke kringloopwinkel horen containers voor glas, papier en andere selectieve fracties. Eventueel ondergronds. Zo verhogen we de dienstverlening aan de particulier en de aantrekkingskracht van de kringloopwinkel. © Wim Didelez
samenwerking met Net Brussel Is het realistisch om hergebruiksbedrijven te erkennen als operatoren van ophaling en hen daarvoor ook te subsidiëren ? Het Gewest huivert van die gedachte. Ophaling is een publieke dienst en moet dus in handen blijven van een overheidsinstelling, klinkt het daar. En als we het monopolie van de overheid op inzameling loslaten, openen we de doos van Pandora. Dan zullen de private bedrijven de deur openwrikken, met het argument van vrije handel om deze publieke dienstverlening te privatiseren. Wat is dan een mogelijk alternatief ? Dat in bepaalde kringloopwinkels – voor zover daar fysieke ruimte voor is natuurlijk – een aparte kiosk of loket komt, beheerd door Net Brussel, waar het niet-herbruikbaar afval meteen selectief ingezameld wordt. Hier kan gewerkt worden met een gedetacheerde ploeg die zich bezighoudt met die fracties. Dat houdt het overheidsmonopolie intact en verhoogt toch de dienstverlening aan de bevolking. Het laat
bovendien een soort scheiding toe tussen de hergebruikswinkel en Net Brussel, dat zich dan toelegt op afval pur sang. Zo kan het hergebruiksbedrijf ook de associatie met de notie afval verminderen. De financiering van zo’n systeem dient onderzocht. Maar de bedoeling is duidelijk : als de verantwoordelijken van het hergebruiksbedrijf weten dat de sanctie voor ophaling van restafval wegvalt, kunnen ze zonder remmingen inspanningen leveren om meer producten in te zamelen. Dat betekent dat de financiering niet volledig voor rekening van het hergebruiksbedrijf mag zijn, want in dat geval blijft de financiële sanctie natuurlijk bestaan.
zit er alleen brol in containers ? De containerparken van Net Brussel zouden ook verzamelpunten van herbruikbare spullen kunnen zijn. Volgens de schatting van het vorige afvalplan zou 10 % van wat daar binnenkomt herbruikbaar moeten zijn. Maar wat blijkt ? Vanuit Net Brussel
sijpelt helemaal niets door naar de kringloopsector. Alles zou ofwel naar recyclage gaan ofwel naar de verbrandingsoven. De samenwerking tussen Net Brussel en de kringloopsector kan ongetwijfeld beter. Maar er is goed nieuws : men is er mee bezig ! Het agentschap heeft samen met Ressources het ecopool-project opgezet. Dat project wil met Europees geld een pool van sociale-economiebedrijven uitbouwen in Vorst. Net Brussel zou in de toekomst zijn vrachtwagens met grof vuil door werknemers van de leden van Ressources laten sorteren in die ecopool. Wat herbruikbaar is, gaat van daar dan rechtstreeks naar een van de kringloopbedrijven voor verkoop of herstelling.
ophaling met zachte hand ? Dat is een uitstekend plan, maar gezien het feit dat werknemers van Net Brussel de ophaling verzorgen (herinner je het monopolie) en die werknemers niet de gewoonte of de training hebben met >>>
� ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� hergebruik | zero waste in Brussel | p.17
strategie 4 : meer producten herstellen (A + 2B + 3C)S = X
Waarom krijgt Net Brussel een blanco cheque? We zouden hen beter financieren om herbruikbare objecten ook effectief door te spelen aan de kringloopwinkels. © Bw14, flickr.com
herbruikbare goederen om te gaan, is de vraag of veel spullen intact uit die vrachtwagens zullen komen. Bovendien lopen er hardnekkige geruchten dat werknemers van het agentschap zelf wel weg weten met de meest interessante spullen die ze tegenkomen. Volgens ons ligt de oplossing ergens anders. En we moeten er niet ver naar zoeken...
Net Brussel op de ladder van Lansink Als de kringloopbedrijven gesubsidieerd worden op basis van hun performantie, waarom kan dat dan ook niet voor Net Brussel ? Waarom zou het agentschap niet evengoed een stimulans nodig hebben om te mikken op hergebruik ? Zouden we dit bedrijf niet best belonen a rato van het aantal ton dat ze ophalen in plaats van de forfaitaire dotatie die het Gewest nu toekent ? Kunnen we het bedrijf dus niet belonen als het aandacht toont voor hergebruik ? Het zou interessant zijn om het volgende subsidiëringsmechanisme te overwegen :
p.18
waarbij : A = h oeveelheid niet-selectief opgehaald afval (in ton) B = hoeveelheid afval dat naar een recyclagecircuit gaat (in ton) C = hoeveelheid opgehaalde producten die aanvaard worden door de erkende kringloopbedrijven (in ton) S = basissubsidie per ton X = totale subsidie toegekend aan Net Brussel voor dat jaar Met andere woorden, we kennen Net Brussel een basissubsidie toe per ton nietselectief opgehaald afval plus een dubbel zo hoge subsidie per ton te recycleren afval plus drie keer de basissubsidie voor hergebruikte goederen. Dat is perfect, want het volgt de Europees aanvaarde afvalhiërarchie, de zogenaamde ladder van Lansink : hergebruik prioritair maken, recyclage minder en verbranden het minst. Zo stimuleren we Net Brussel eindelijk om meer werk te maken van selectieve ophaling en ophaling voor hergebruik. Tot nu toe heeft het bedrijf geen enkele financiële stimulans om haar ophalingssysteem aan te passen aan de afvalhiërarchie. Concreet : het valt perfect te berekenen wat de S geweest zou zijn als we in 2007 en 2008 dit subsidiemechanisme toegepast hadden. En dus kunnen we ook de ideale S berekenen voor volgend jaar. Best ligt S net ietsje lager dan het cijfer van 2008 zodat we Net Brussel extra stimuleren.
specialiteit van het huis Om nog verder te groeien, moeten we ons specialiseren, zei een van de vertegenwoordigers van de sector op de ronde tafel. Op de eerste plaats voor herstellingen, niet voor verkoop. Een bedrijf kan verkopen wat een ander heeft hersteld. Dat gebeurt al een beetje – Oxfam schuift bijvoorbeeld pc’s door naar Spullenhulp – maar te weinig. De verschillende Brusselse hergebruikbedrijven zijn nog te weinig complementair. Nochtans kunnen ze niet allemaal de know-how en de apparatuur hebben om meubels, computers of fietsen te herstellen. Een gespecialiseerd fietsenatelier heeft bijvoorbeeld meer wisselstukken dan een atelier dat voor alles moet dienen. Als we nieuwe herstellingscircuits lanceren, kan het hergebruik een sprong voorwaarts maken. De sector denkt vooral aan fietsen, gsm’s, meubels, vensters & deuren en ander bouwmateriaal, huishoud-
toestellen, etc. Het is wellicht de taak van het Gewest om die verdere specialisatie te stimuleren.
spullendokter Daarnaast kunnen we overwegen om de kringloopwinkels uit te rusten met open herstellingsateliers. In zo’n atelier zouden machines en materialen aanwezig zijn en een technisch begeleider die inwoners van Brussel advies geeft over de herstelling van hun hifitoestellen, hun meubel of hun fiets. Een soort spullendokter. Die ‘dokter’ kan hen zelfs helpen om het gebruiksvoorwerp te herstellen. Dat stimuleert de creativiteit en het ‘zelf doen’. Er kan ook een herstelatelier zijn waar werknemers van het bedrijf tegen betaling herstellingen uitvoeren voor de particulier. Misschien moet dat in de buurt van een containerpark, zodat onbruikbare spullen onmiddellijk kunnen worden weggegooid.
milieu-impact Elke fractie producten heeft haar eigen obstakels en aandachtspunten. Over bouwmateriaal lees je meer hierboven. Huishoudapparatuur is een ander verhaal : voor we extra budgetten investeren in herstelling en hergebruik van oude elektrische toestellen, is een ernstige analyse van de milieu-impact van die dingen een absolute noodzaak. Oudere toestellen verbruiken immers meer energie en vooral bij apparaten die warmte of koude produceren kan het verschil zo groot zijn, dat de milieuwinst ten opzichte van nieuwe toestellen onzeker wordt. Onderzoek moet uitwijzen of het beter is te focussen op andere apparaten. Sowieso blijven er genoeg toestellen die niet zoveel energie verbruiken. Denk maar aan kruimeldieven en stofzuigers, mixers, hifitoestellen, ventilators, etc.
Als het Gewest investeert in gespecialiseerde herstellingsateliers en ‘spullendokters’, kan hergebruik nog sterk groeien. © FaceMePLS, Flickr.com
| zero waste in Brussel | hergebruik : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
strategie 5 : kringloopwinkels als buurtcentra voor duurzame consumptie associatie met afval vermijden
Kringloopwinkels bereiken mensen die zelden of nooit brochures of websites lezen. Daardoor zijn de winkels gedroomde partners voor afvalpreventie. © oxfam
De ronde tafel zoomde ook in op de rol van kringloopwinkels in communicatie en sensibilisatie van moeilijk bereikbare groepen. Het gaat dus om een discussiepunt dat overlapt met het thema van de andere ronde tafel (meer daarover in het hoofdstuk ‘sensibilisatie en communicatie’). Kringloopwinkels zijn ingebed in een wijk. Sommige zijn goed zichtbaar en bekend. Over het algemeen bieden ze producten aan die aantrekkelijk zijn voor een publiek met weinig koopkracht, mensen met een vervangingsinkomen. Dat is ook net het publiek dat de overheid moeilijk bereikt met informatiecampagnes. Het Platform Aanval op Afval suggereert dat de kringloopwinkels zich ontpoppen tot centra waar mensen niet alleen producten
kunnen kopen maar ook informatie en tips krijgen over afvalpreventie, sorteren, ophaling van andere afvalfracties, etc. Voor de vertegenwoordigers van de kringloopbedrijven is dat niet zo evident. De mensen van de sector staan weigerachtig tegenover een te sterke associatie met het begrip ‘afval’. Dat heeft natuurlijk te maken met het perverse effect : als ze zich profileren als een soort ‘afvalhuizen’, riskeren ze veel meer onbruikbare producten op te halen, wat hun onkosten fors de hoogte in zal jagen. Bovendien kan de associatie met afval het imago van hun producten schaden. Om die redenen verkiezen de bedrijven zich te blijven profileren als verkopers van tweedehands producten.
Toch zijn er mogelijkheden. De vertegenwoordigers van de kringloopbedrijven op de ronde tafel zien zich wel nog uitgroeien tot een soort informatiecentra voor duurzame consumptie. Het zou dan gaan om sensibilisering over consumptie. Praktisch gezien kunnen we die werkingsas uitbouwen door cafetaria’s, showrooms, restaurants of vergaderzalen uit te bouwen in het hart van grote kringloopwinkels. Publiekscampagnes moeten mensen vertrouwd maken met die nieuwe functie van de winkels. En het personeel moet een opleiding krijgen om tips en begeleiding te geven. En misschien moeten we op zoek naar nieuwe, grotere locaties. Een zoektocht waar de lokale overheden bij kunnen helpen. Als de kringloopbedrijven samenwerken met andere instanties, kunnen we die rol nog versterken. Waarom zou een deel van de gemeentelijke stewards, stadswachters of preventieambtenaren geen plaats kunnen krijgen in deze centra voor duurzame consumptie ? Vaak voeren zij al taken die verband houden met properheid en sluikstorten. Ook de verenigingen van Netwerk Wonen kunnen een samenwerking met kringloopbedrijven uitbouwen om hun tips over duurzaam verbouwen tot bij mensen met lage koopkracht te brengen. Dan worden de kringloopwinkels uitvalsbasissen voor een laagdrempelig beleid voor duurzame economie. Wij roepen hierbij de gemeenten en Netwerk Wonen op om daar werk van te maken.
concrete aanbevelingen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
» onderzoeken of het positief zou zijn voor hergebruik als enkele kringloopwinkels uitgroeien tot grote, regionale vaandeldragers.
» onderzoeken of de huidige winkelruimtes zichtbaar, aantrekkelijk en » »
» »
» » » »
»
groot genoeg zijn voor hun huidige en eventuele nieuwe functies. Als het nodig blijkt budget vrij maken om verbeteringen aan te brengen. zorgen voor een kwaliteitsbewaking bij alle kringloopwinkels en wanneer een zekere homogeniteit bereikt is, een vorm van uniformiteit invoeren : gemeenschappelijk logo of gemeenschappelijke naam. het perverse mechanisme afschaffen waarmee we kringloopbedrijven straffen als ze veel producten ophalen en vervangen door een systeem dat hen stimuleert om de dienstverlening aan de bevolking inzake inzameling op te drijven. Dat kan mogelijk via een samenwerking met Net Brussel. de promotie van hergebruik integreren in de werking van Net Brussel, de gemeenten en alle andere betrokken overheidsinstellingen. de subsidiëring van Net Brussel afhankelijk maken van de hoeveelheid goederen die het bedrijf doorgeeft voor recyclage en hergebruik. Op die manier wordt Net Brussel een echte bondgenoot in de strijd om hergebruik. de hergebruikwinkels profileren als alternatieve inzamelingsparken waar mensen met zoveel mogelijk ‘zoldergerief’ terecht kunnen. een financiële raming maken van een circuit van hergebruik van bouwafval, vooral dan van kantoormaterialen. de hergebruikbedrijven stimuleren om zich verder te specialiseren in herstelling van bepaalde fracties. onderzoeken of het zinvol is om open herstellingsateliers in te voeren. Daar kunnen particulieren advies krijgen van een technisch onderlegde werknemer over herstellingen van hun bezittingen of onder begeleiding van zo’n werknemer zelf herstellingen komen uitvoeren. de hergebruikswinkels een duidelijke rol geven inzake sensibilisatie en communicatie. Van de winkels buurtcentra voor duurzame consumptie maken. Investeren in onthaal- en begeleidingscapaciteit in de winkels.
� �������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� hergebruik | zero waste in Brussel | p.19
communicatie en sensibilisatie op maat van moeilijk bereikbare groepen
Vaak hoor je dat de Brusselaar perfect weet waar hij of zij met z’n afval naartoe moet. Deze informatie staat gedrukt in folders en is aanklikbaar op websites. Als het afval in verkeerde zakken terecht komt of op straat belandt, zou dat dus niet aan gebrekkige communicatie liggen. Neen, de Brusselaar is van slechte wil, hoor je dan. De goede of slechte wil van onze stadsgenoten laten we hier in het midden, maar we willen het wel hebben over zijn of haar kennis over onze toch vrij ingewikkelde afvalstromen.
p.20
90% gebrek aan informatie Uit een bevraging van mensen op straat die Bral vzw in 2004 gevoerd heeft, bleek dat de bestaande ophalingskanalen voor afval in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nauwelijks bekend en niet voldoende toegankelijk zijn. Slechts 10% van de ondervraagden kon spontaan vertellen dat er een gewestelijk containerpark in Neder-Over-Heembeek ligt. Niet meer dan 6% had ooit gehoord over het nieuwe gewestelijke containerpark in Vorst en 6% wist dat Net Brussel ook grof afval komt ophalen aan huis. Zowat 11% wist dat je met chemisch afval terecht kan in de ‘groene plekjes’, terwijl 41,5% in
staat was om een tweedehandswinkel op te noemen. Die resultaten strookten volledig met de analyse van het platform Aanval op Afval. Al in 2004 vroeg het Platform aan het Gewest en de gemeenten om veel meer werk te maken van communicatie en sensibilisatie. De achterliggende redenering van het Platform was dat de overheid nu alleen mensen bereikt die goed met folders en websites uit de voeten kunnen en dan nog vooral diegenen die actief op zoek gaan naar informatie. Iemand die het moeilijk heeft om de eindjes aan elkaar te knopen, staat niet open voor boodschappen op een brochure of op een site.
Het Platform vroeg dus een communicatiebeleid dat gericht is op mensen die weinig folders lezen en die niet de kans hebben om naar de website van Net Brussel te surfen wanneer ze dat nodig hebben. Zo’n beleid moet visueel zijn, aan de hand van muurpanelen met weinig tekst, veel illustraties, eventueel met ludieke acties op openbare plaatsen. En het moet lokaal gebeuren, via netwerken van vertrouwensfiguren en verenigingen. Tijdens een ronde tafel in de lente van 2007 hebben een aantal terreinwerkers zich gebogen over deze vaststellingen en mogelijke oplossingen.
u i t d a g i n g :
instrumenten en kanalen ontwikkelen om moeilijk bereikbare bevolkingsgroepen te informeren en te sensibiliseren
| zero waste in Brussel : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
© Lieven Soete
context en uitdaging
strategie 1 : lokale samenwerkingsverbanden oprichten voor communicatie over afval het voorbeeld van de brabantwijk : samenwerkingsplatform en charter De Brabantwijk op de grens van Schaarbeek en Sint-Joost is een buurt waar sluikstorten en zwerfvuil een echte plaag waren. De bewoners sorteerden er nauwelijks en van preventie of hergebruik was bijna geen sprake. Het netwerk van organisaties ‘Limiet Limite’ zocht de oplossing in een geïntegreerde aanpak. Om iedereen mee te krijgen, stelde het netwerk een charter voor waarin alle rechten en plichten van elke actor vermeld staan : de gemeente Schaarbeek, Net Brussel, handelaars, verenigingen, scholen, buurtbewoners,… Het charter is nooit als dusdanig ondertekend of geformaliseerd maar het heeft wel geleid tot een concrete gecoördineerde samenwerking op het terrein. Vandaag ligt de Brabantwijk er een stuk netter bij dan bij het begin begin van dit millenium.
het voorbeeld van Logo Logo staat voor Lokaal Gezondheidsoverleg. Het is een instrument waarmee de Vlaamse Gemeenschap de ziektepreventie en de gezondheidsbevordering in een buurt wil coördineren. Het Brussels Logo heeft enkele jaren geleden in Laag-Molenbeek een wijkgericht gezondheidsproject gelanceerd. Samenwerking van allerlei buurtorganisaties en huisartsen stond centraal in het project. Ook Bral vzw deed mee. We citeren :
‘Het project fungeerde als pilootproject en leert dat wijkgericht werken aan
gezondheid effectief is voor het bereiken van kansengroepen. (...) De sterkte van het wijkgericht werken schuilt in het betrekken van de bewoners en de verschillende lokale organisaties. Hierdoor worden de gezondheidsproblemen intersectoraal benaderd en worden acties op maat van de wijk uitgewerkt. Het bereik is groter, omdat bewoners beter gemotiveerd worden door de lokale organisaties waarmee ze reeds vertrouwd zijn.’ Een deel van het gezondheidsproject focuste op netheid. Het Logo werkte affiches uit, een doe-boek met tips, een bloemenactie, etc. Of de buurt er minder vuil door geworden is, durven we niet zeggen. Het overleg heeft volgens ons zeer veel tijd verloren door ‘het warm water’ uit te vinden. Zo hebben we ons verschillende vergaderingen lang gebogen over een set affiches die we ontwikkeld hebben om aan de ramen te hangen.
het voorbeeld van plemobiel : samen iets doen aan de verkeersproblemen In Vlaams-Brabant schieten ze als paddenstoelen uit de grond : de mobiliteitsplatformen. Die platformen steunen steevast op vier pijlers : buurtbewoners, officiële instanties, scholen en verenigingen. Net in die mengelmoes ligt de kracht van die platformen, luidt het bij het Acv, de pleitbezorgers van deze manier van
samenwerken. In Brussel, rond het Bloemenhofplein en Sint-Goriks, richtte het Acv het mobiliteitsplatform Plemobiel op. PleMobiel staat voor Pletinckxstraat Mobiel maar pakt verkeersproblemen aan over heel het Brussels gewest. PleMobiel is ontstaan vanuit de wil van een paar mensen om het mobiliteitsvraagstuk aan te kaarten en er iets aan te doen. Het Acv heeft toen een tiental geëngageerde mensen verzameld in een stuurgroep, waaronder directie van het Acv, werknemers en politie en natuurlijk ook plaatselijke winkeliers en bewoners van om en rond het Bloemenhofplein. Het platform heeft dus een ruim draagvlak en is onafhankelijk. Deze werkgroep heeft een aantal eenvoudige, interne initiatieven opgestart. Ze maakt melding van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, doet aan bewustmaking bij het personeel en stelt ook concrete bedrijfsvervoerplannen op. Samen hebben de leden van het mobiliteitsplatform een reële macht op het verkeersprobleem. PleMobiel heeft naast douches ook een parkeerplaats voor gehandicapten voorzien bij de bedrijfsgebouwen van het Acv-Acw. En ze hebben ook een bijkomend fietsverhuurpunt aangevraagd bij Cyclocity. Hun invloed reikt zelfs verder dan de buurt. Zo is PleMobiel verantwoordelijk voor de winterse schoonmaak van de parking van metrostation Coovi en stond ze in voor de creatie van extra zebrapaden aan het centraal station. Overtuigend ! PleMobiel is een ploeg vol enthousiastelingen die van aanpakken weten en niet wachten tot anderen ageren.
Gezamenlijke sensibiliseringsacties zijn veel zichtbaarder. Op de foto een actie van Comité Het Dorp in het kader van Aanval op Afval in 2004. © Bral
de ronde tafel De terreinwerkers en andere deelnemers aan de ronde tafel die Bral over dit onderwerp georganiseerd heeft, zagen heil in een betere samenwerking tussen allerlei ‘actoren’ in de wijken : wijkcomités, Ligue des familles, jeugdbewegingen, parochies, vrouwenverenigingen, vormingsinstellingen en ‘associations en milieu ouvert’, handelaars, individuele bewoners,… Zij kunnen zich samenzetten in de sociale coördinaties. De overheid hoort daar ook bij, met name de eco-ambtenaar en de schepenen van netheid, groene ruimten en onderwijs, Net Brussel en Leefmilieu Brussel. Ook de subsidiërende overheid zou daar een rol moeten in spelen : grootstedenbeleid, bXl Gezond Stadsgewest, stichtingen, sponsors,… Maar deelnemers waarschuwen dat zulke grote samenwerkingsverbanden zeker niet in alle wijken zouden slagen. We mogen het dus niet te groot zien. De deelnemers vonden het nodig dat het Gewest : » terreinverenigingen vormt, begeleidt en financiert zodat ze sensibilisatie over afval opnemen in hun werking, op maat van hun wijk en hun publiek.
» budget ter beschikking stelt. » materiaal en instrumenten ontwikkelt voor communicatie op maat van de wijk.
» professionelen opleidt en ter beschikking stelt om die samenwerkingsverbanden te begeleiden. Zo’n omkadering kan het profiel hebben van een ombudsman, een neutraal iemand die de politieke tegenstellingen kan overstijgen. Maar volgens een andere deelnemer aan de ronde tafel is zo’n opdracht heel moeilijk en frustrerend voor een terreinwerker. Die persoon vindt dat de schepenen hun ‘overstijgende’ rol moeten behouden. » een reglement opstelt om de werking te uniformiseren Eigenlijk neigt dit naar de aanpak in het kader van de projectoproep van Leefmilieu Brussel rond duurzame wijken. We willen hier ook nog even de aanbeveling van die andere ronde tafel opfrissen (zie hoofdstuk over hergebruik) : de hergebruikwinkels uit de buurt een rol geven in de samenwerkingsverbanden. Zij staan immers in contact met een moeilijk te bereiken publiek, namelijk mensen met lage koopkracht, een vervangingsinkomen.
� ����������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� communicatie en sensibilisatie op maat van moeilijk bereikbare groepen | zero waste in Brussel | p.21
strategie 2 : eco-begeleiders leger zonder generaal Brussel is ‘dooraderd’ door een netwerk van terreinwerkers. In ons dichte veld van buurtorganisaties, dienstencentra, wijkantennes en kleine verenigingen zit een sterke troepenmacht van professionelen die in contact staan met buurtbewoners. We denken aan de verenigingen van Netwerk Wonen, gemeentelijke stewards, personeel van wijkcontracten, maatschappelijke assistenten die actief zijn binnen de sociale huisvesting, etc. Die mensen hebben elk hun opdracht en hun invalshoek, meestal los van leefmilieu. Maar wie bezig is met netheid merkt op dat velen van hen vaak acties organiseren die met afval te maken hebben. We denken aan de lenteschoonmaak, sensibiliseringsacties, wijkfeesten in het teken van netheid, leren sorteren in scholen, etc. Dat gebeurt simpelweg omdat het op een of andere manier raakt aan hun werk en aan hun bekommernis. De coördinatoren van wijkcontracten bijvoorbeeld werken aan de opwaardering van hun buurt en focussen daarom vaak ook op netheid. Mensen uit wijkgezondheidscentra of Maisons Médicales zijn dan weer bekommerd om netheid vanuit gezondheidsoverwegingen. Scholen besteden er aandacht aan vanuit een pedagogische invalshoek. En wijkcomités omdat zij geen zin hebben om te leven met de rommel. Jammer genoeg gebeurt dat allemaal zonder coördinatie of begeleiding. Leefmilieu Brussel en Net Brussel hebben geen lijst van alle mensen op het terrein die bezig zijn met afval. Ze geven hen geen didactisch materiaal of tips mee. Deze mensen hebben geen weet van al
p.22
» de eco-begeleiders zouden heel de
die andere acties die al gevoerd zijn, het bestaand materiaal en weten niet wat gewerkt heeft en wat absoluut niet. Elk van hen probeert in zijn of haar wijk telkens opnieuw het warm water uit te vinden.
afvalproblematiek bestrijken, van consuminderen, over sorteren tot juiste aflevering van het afval. » de prioriteit zou nog meer gaan naar achtergestelde buurten.
het voorbeeld Een aantal jaar geleden had het Brussels Instituut voor Milieubeheer (Bim) een ploeg eco-gidsen onder haar vleugels. Het ging om een kleine ploeg van zes mensen, aangenomen en geleid door een extern communicatiebureau, die per wijk werkte. Die eco-gidsen sensibiliseerden mensen op evenementen, in supermarkten en bij verenigingen. Die ploeg is echter opgedoekt omdat de prioriteiten van de minister op een bepaald moment ergens anders lagen. Net Brussel had begin 2008 nog twee kleine ploegen animatoren, een duo voor animaties in scholen en een ploeg van drie animatoren voor evenementen. De communicatiedienst van Net Brussel vertelt ons dat het doorgaans mensen zijn met een diploma secundair die ervaring hebben als jeugdwerker. Interesse in leefmilieu is een pluspunt bij hun aanwerving maar geen vereiste. En intern krijgen ze nog een opleiding. Deze animatoren komen soms wel op wijkfeesten die lokale actoren organiseren maar ze vullen helemaal niet het gat dat we in de vorige alinea beschreven. Er blijft een nood aan een begeleiding voor het leger terreinwerkers die met veel goede wil proberen hun doelpubliek te sensibiliseren.
de ronde tafel Een gewestelijke begeleiding van verenigingen, wijkcomités en lokale over-
profiel
Veel terreinwerkers sensibiliseren hun doelgroep nu al over afval. Maar ze missen didactisch materiaal en coördinatie. © Lieven Soete
heidsdiensten die proberen een moeilijk bereikbaar publiek te sensibiliseren, zou zeer welkom zijn. Daarover bestaan tijdens de ronde tafel een algemene consensus.
taak Deze ploeg zou de taak hebben gemeenschappelijke communicatie-instrumenten uit te werken ten dienste van lokale actoren. Vervolgens kan ze samenwerken met diezelfde lokale actoren om hun doelpubliek te bereiken, individueel of collectief, via terugkerende acties, huisbezoeken, infosessies, etc. Daarbij zouden ze informatie over afval vulgariseren, de lokale actoren helpen om mensen warm te maken voor een goede gesorteerde ophaling en
voor preventie en problemen en kansen signaleren aan de overheid. Essentieel bij al die taken is de aandacht voor de diversiteit van het lokale publiek. Dat hangt nauw samen met de eerste strategie : eco-begeleiders moeten verenigingen helpen om lokale samenwerkingsverbanden op te zetten. De taak die de ronde tafel toekent aan deze eco-begeleiders lijkt sterk op die van de eco-gidsen van het Bim. Ook zij werkten per wijk. Maar toch zien we enkele verschillen : » onze eco-begeleiders zouden nog meer gebruik maken van het personeelskader en de inzet van de lokale actoren en zouden werkelijk samen met hen acties uitwerken.
Eco-begeleiders moeten mensen zijn die verschillende zaken kunnen combineren : ze moeten een goede dossierkennis over afval en een ecologische bekommernis hebben en ze moeten een competentie op het vlak van communicatie kunnen koppelen aan de benadering van een sociaalcultureel werker of agoog. Het moeten dus gemotiveerde en overtuigde personen zijn met een behoorlijk statuut, opleiding en salaris. Hun profiel is immers scherp, de eisen zijn hoog en de werknemers zullen blijk moeten geven van heel wat initiatief en verantwoordelijkheidszin. Eigenlijk lijkt dit voorstel op de aanpak op het vlak van natuur- en milieueducatie. Enkele aanwezigen op de ronde tafel opperden wel nog het alternatieve idee om te werken met vrijwilligers. De vraag is natuurlijk of dat te combineren valt met de ambities en of de acties dan nog gecoördineerd kunnen verlopen. Het feit dat een eco-begeleider de benadering van een sociaal-cultureel werker moet hebben, houdt nog consequenties in. Ten eerste moet het gaan om mobiele personen, geen bureauzitters. Verder moet een eco-begeleider open staan voor de lokale context. Als hij een vertrouwensrelatie kan ontwikkelen met
| zero waste in Brussel | communicatie en sensibilisatie op maat van moeilijk bereikbare groepen : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
strategie 3 : communiceren via beelden, niet via tekst de lokale actoren, is de kans op slagen zoveel groter. We denken aan een systeem waarbij een eco-begeleider gedurende een beperkte periode, bijvoorbeeld enkele maanden, herhaaldelijk terugkomt bij een lokale vereniging of dienst om samen een actieplan op te stellen. Een werkjaar van een eco-begeleider zou dan kunnen bestaan uit een opeenvolging van enkele van zulke campagnes van enkele maanden. En natuurlijk kunnen die ook gedeeltelijk overlappen. Een eco-begeleider mag, volgens de aanwezigen op de ronde tafel, zeker geen politieagent zijn. Hij of zij mag geen boetes uitdelen. Want dat zou nefast zijn voor het vertrouwen.
het warm water bestaat al Uiteindelijk vertrekken we van het idee dat we het bestaande personeelskader van verenigingen of lokale besturen beter willen benutten. Met dat als uitgangspunt hoeven we niet eens zwaar te investeren in bijkomend personeel. Als die instellingen en die mensen bereid zijn om sensibilisatie over afval in hun werking te integreren op een meer systematische manier, geformaliseerd in een of andere vorm van conventie met het Gewest, kan dat een goede formule zijn. Een light versie van deze strategie kan er in bestaan dat een heel beperkte cel bij Leefmilieu Brussel enkel instaat voor een speciale vorming en omkadering en coördinatie van de lokale actoren. Beginnen doe je altijd bij het begin. Voor ons lijkt het evidente begin dat Leefmilieu Brussel alle terreinwerkers opspoort, contacteert en samen brengt in een overleg.
het voorbeeld van de Anneessenswijk : een drager voor visuele communicatie De Buurtwinkel vzw werkt in het kader van het wijkcontract ‘Van Artevelde’ aan twee nieuwe communicatiemiddelen op maat van de wijk. Dat is nodig, vindt de Buurtwinkel, omdat de bewoners van de Anneessenswijk en zeker de doelgroep van de Buurtwinkel moeilijk te bereiken is met websites of folders. De nieuwe alternatieven die zij uitwerkte : » een metalen paneel dat gemakkelijk vervoerd en geplaatst kan worden (op feesten of gewoon op een straathoek, met animatie er bij) en waarop gemakkelijk allerlei papieren kunnen bevestigd worden. » een infozuil die permanent op het plein staat en waarop boodschappen geafficheerd kunnen worden. Verschillende verenigingen spreken in hun wijk over gelijkaardige systemen. Die nemen soms andere vormen aan, maar hebben allemaal gemeenschappelijk dat ze eigen zijn aan een wijk, visuele communicatie kunnen dragen en dat ze op die manier de drempel zo laag mogelijk willen houden om het publiek van de wijk te informeren. We spreken hier gemakshalve van ‘wijkvalvas’.
het voorbeeld van de infokolom in Anderlecht In Anderlecht heeft het BlijdschapsComitedelaGaité, met financiering van de gemeentelijke ‘wijkenveloppe’, een ‘wijkkolom’ ingevoerd. Dat is een permanent
Het Gewest zou een dragende infrastructuur kunnen aanbieden waarop lokale coördinatoren in de wijken visueel sensibiliseringsmateriaal kunnen aanbrengen. Op de foto de infokolom van het Blijdschapscomitédelagaité uit Anderlecht. © gemeente Anderlecht
communicatie-instrument voor de buurt. Het gaat om een zuil met zes vitrines waar het comité alle informatie in omhoog hangt. Het comité doet dat met een eigen budget. In theorie moet ze daarvoor telkens de goedkeuring van de gemeente krijgen maar in praktijk is dat ondoenbaar en krijgt ze vrije baan. Meestal gaat het om nieuwtjes en aankondigingen over activiteiten in de buurt. Het Huis voor Participatie van Anderlecht denkt er nu aan om ook in enkele andere wijken zo’n kolom te plaatsen. Groepen die een kolom willen beheren, kunnen als het nodig is zelfs hun aankondigingen printen bij het Huis, horen we.
de ronde tafel het nut van wijkvalvas De aanwezigen op de ronde tafel staan terughoudend tegenover het idee van wijk-
valvas maar onder bepaalde voorwaarden kan het volgens hen nuttig zijn : » het moet echt op maat zijn van de wijk, aangepast aan de specifieke context. » het moet staan op een doorgangsplaats, waar voldoende mensen passeren. » en het moet zeer visueel zijn, met pictogrammen bijvoorbeeld. » geschreven tekst moet vertaald worden in andere talen. » de verantwoordelijke groep moet begeleiding krijgen van een animator (zie vorige paragraaf : eco-begeleiders).
een gemeenschappelijke structuur en vormgeving Hoewel zo’n ad valvas-systeem een instrument van en voor een bepaalde wijk zou zijn, kunnen ze in heel Brussel een aantal elementen gemeenschappelijk hebben. Ten eerste om de herkenbaarheid te vergroten. Ten tweede omdat een aantal bekommernissen nu eenmaal dezelfde zijn.
Die uniformiteit mag zeker niet te ver gaan, om te vermijden dat het routinewerk wordt. Ze staat immers haaks op wijkgerichtheid en op creativiteit. Er moet dus nog voldoende ruimte zijn voor lokale beheerders om hun eigen accenten te leggen. Volgens de ronde tafel gaan we toch best naar valvas met een zelfde structuur, een zelfde formaat, logo en kleur. Uit de brainstorm kwam een idee over een structuur met een drietal onderdelen, elk met een andere achtergrondkleur : » Op een eerste onderdeel zou algemene gewestelijke informatie komen. Leefmilieu Brussel en Net Brussel kunnen die leveren. Het gaat dan waarschijnlijk vaak over doorverwijzen naar de juiste instanties. Zo kunnen beide instellingen hun groen nummer of vormingsmomenten afficheren, hun info over het containerpark of de hergebruikwinkels in de buurt, etc. Ook de hoogte van de boetes kan een terugkerend punt zijn. » Daarnaast kan er een gedeelte voorzien zijn voor vaste lokale info, vanuit de gemeente, met bijvoorbeeld de ophalingsuren, de kringloopcentra, etc. » En ten slotte : het wijkgerichte deel, min of meer interactief, waar bijvoorbeeld een wijkkrant en brochures op kunnen. Dit gedeelte zou dan ook meer creatief en ludiek zijn. Om tegemoet te komen aan de eerder vermelde bekommernis over wijkgerichtheid en creativiteit, lijkt het belangrijk dat dit stuk van de valvas groot genoeg is. De ronde tafel geeft ook nog deze twee aanbevelingen mee : ten eerste geven we >>>
� ���������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� communicatie en sensibilisatie op maat van moeilijk bereikbare groepen | zero waste in Brussel | p.23
concrete aanbevelingen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
» Allereerst een inventaris opmaken van terreinwerkers die in best aandacht aan vorderingen. We denken aan foto’s voor en na een opkuisactie bijvoorbeeld. En ten tweede moet elke wijkvalvas goede materialen en een kwaliteitsvolle structuur meekrijgen evenals een bescherming tegen vandalisme. Het systeem moet dus lang mee gaan.
» »
een lokaal beheer De lijst met mogelijke lokale beheerders is lang : sociale coördinatoren van wijkcontracten en dergelijke, lokale wijkcomités en buurtverenigingen die al een direct contact hebben met de bewoners (liefst in samenwerkingsverband), de overheid, etc. Als we kiezen voor een wijkgericht systeem lijkt het vloeken in de kerk om een vaste verantwoordelijke aan te duiden. Elke wijk heeft zijn eigenheid. In sommige wijken zal een lokale vereniging dit werk graag op zich nemen, in een andere kan een lokaal ‘redactiecomite’ opstaan van bewoners, eventueel onder begeleiding van terreinwerkers uit het middenveld of van de gemeente. Dit denkwerk is dus zeker nog niet af. Het is waarschijnlijk nodig dat het Gewest dit verder zet maar dan wel in contact met terreinwerkers in de volksbuurten van Brussel. Zij zijn de deskundigen op het vlak van contact met moeilijk bereikbare groepen.
p.24
» »
De inbreng van ecobegeleiders blijft belangrijk om te komen tot kwalitatief sensibiliseringsmateriaal. Een soort valvesysteem alleen is niet voldoende. © Bral
Om er voor te zorgen dat een zo breed mogelijk publiek de boodschap op zo’n valven bekijkt en begrijpt, moet het Gewest… » doelstellingen duidelijk formuleren ; » een aantrekkelijk concept uitwerken ; » een ‘kit’ ter beschikking stellen van de lokale beheerders : de valva, de manier van werken, regelmatige info, een animator,…
» »
» waken over de boodschap : het visuele » » » »
en ludieke karakter (niet moraliseren), de herhaling van de boodschap ; de locatie en het moment van plaatsing goed uitkiezen ; waken over de meertaligheid ; het systeem onderhouden ; de lange termijn in het oog houden : er over waken dat het geen one shot wordt.
» »
aanraking komen met de problematiek van afval en die bereid zijn initiatieven te nemen om hun doelpubliek te infomeren en te sensibiliseren. Al deze mensen samenbrengen in een overleg om te komen tot een meer gestroomlijnde aanpak en minder verspilling van tijd en geld. Samen met deze terreinwerkers een concept uitwerken en starten van eco-begeleiders. Mensen die gespecialiseerd zijn in sensibilisatie van moeilijk bereikbare groepen en die lokale actoren helpen om hun doelpubliek te sensibiliseren. Dit kan door didactisch materiaal uit te werken, actieplannen met de lokale actoren op te stellen, visuele communicatie te stimuleren, lokale samenwerkingsverbanden te stimuleren, etc. In een aantal wijken kleine samenwerkingsprojecten opzetten tussen terreinverenigingen en publieke actoren en die angzaam uitbreiden. De eco-begeleiders moeten hier een belangrijke rol in spelen. Binnen het overleg met terreinwerkers het concept van wijkvalvas verder uitwerken en nadenken over een systeem van lokaal beheer. Een herkenbare structuur en zeer visuele vormgeving ontwikkelen voor het systeem. Dat concept aanbieden en promoten bij lokale actoren in de buurten van het Brussels gewest, volgens de aanbevelingen van de werkgroep. De lokale beheerders moeten het instrument kunnen invullen volgens de eigenheid van de wijk. Goede afspraken maken met de lokale beheerders. Het systeem blijven opvolgen en begeleiden : gewestelijke informatie doorspelen aan de lokale beheerders of zelf aanbrengen op de valvas, waken over de meertaligheid, waken over de boodschap, etc.
| zero waste in Brussel | communicatie en sensibilisatie op maat van moeilijk bereikbare groepen : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
en verder : selectieve inzameling
strategie : statiegeld op het meest schadelijke afval
In particular, separation effort will be higher the more time is involved in sorting and separating. This is likely to be the case the more complex it is to get rid of one’s separated waste stream. (…) For instance, the policies just mentioned that aim to keep small chemical waste separate are likely to require too much effort from households. In particular, a drop-off program such as a chemo-car that shows up only at a few places once a week is very demanding of households in terms of effort. Such a program is likely to fail even if households are highly motivated to join the program.
De chemo-car waarover zij spreken, doet meteen denken aan ons systeem van mobiele of vaste ‘groene plekjes’, de ophaalpunten waar je chemisch huishoudelijk afval kan afgeven. Als alternatief schuiven zij en andere wetenschappers een systeem van statiegeld naar voren, de combinatie van een aankoopbelasting op het product met een terugbetaling bij inlevering van het product na gebruik. Volgens hen werkt zo’n systeem heel goed om gedrag te sturen. Zeker voor gevaarlijk afval is het aan te bevelen.
Possible pricing measures include adding a purchase tax to hazardous good such as paint thinners and batteries, which is (partly) refunded when properly disposed of at a recycling facility (idem). Thus the tax on consumption is fully returned when waste is recycled and partially returned – i.e. after being corrected for the environmental externality – when it is landfilled.
© Wim Didelez
Diverse wetenschappers wijzen op de obstakels die gezinnen ontmoeten in hun pogingen om afval te sorteren. Volgens Aalbers & Vollebergh van de universiteit van Amsterdam neemt het succes van sorteren af naarmate het moeilijker en complexer wordt :
� ����������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������
zero waste in Brussel | p.25
een greep uit de diverse aanbevelingen van het terrein afvalpreventie
ophaling afval
veralgemening statiegeld op alle drankverpakking, blikjes inbegrepen
» soepelheid betreffende groter huis-
publiek dat gebruik wil maken van containerpark e.d. niet ontmoedigen
collectieve vuilnisbakken ondergronds (cfr. Amsterdam) voor appartementsbewoners (exclusief niet algemeen toegankelijk) die thuis weinig of geen ruimte hebben voor opslaan / sorteren + verplichting tot deelname voor appartementen / huizen die niet over een eigen plek beschikken + subsidies Het systeem van selectieve inzameling staat niet complementair maar werkt tegen de afvalpreventie. Het moet instaan voor afvalproducten die NIET of moeilijk te voorkomen zijn. De verpakkingen waarvoor GEEN hervulbare alternatieven bestaan en waarvoor selectieve inzameling en recyclage essentieel zijn, worden NIET gerecycleerd. Voor dit restafval draaien de consument en de lokale besturen op. Vlooitjes, blisters,… OPLOSSING : Biologisch afbreekbare en composteerbare verpakking voor levensmiddelen; ecologisch alternatief voor schaaltjes en kunststof folies.
» » » »
houdelijk afval onder bepaalde voorwaarden (gewicht, volume) snelle ophaling ‘groot vuil’ toegankelijkheid en wachttijd containerparken en realistische regels voor het scheiden van afval aandacht voor reinigen van straten controles op sluikstort en hondenpoep
Il faut mettre des containers à disposition des marchands sur place (jaunebleu) pour que les exposants puissent jeter en triant leurs déchets et ne pas tout abandonner sur la place du marché. Cela serait une demande au civisme des marchands. Overal langs de wegen liggen blikjes. Kunnen er niet meer blikvangers geplaatst worden of blauwe afvalbakjes. Kleine buurtwinkels hebben dikwijls hopen afval die ze niet sorteren. Blauwe en gele zakken zijn er toch ook voor hen en ze kunnen ook samen werken met een compostmeester.
In snackbars en ook op het werk staat dikwijls een blikjesautomaat, daar zou een blauwe afvalcontainer moeten bijstaan om het aluminium te recycleren, op scholen is dat meestal in orde, maar ook daar doet communicatie alles.
© Wim Didelez
Mensen bewust maken dat aluminium een heel kostbaar metaal is (duur om te maken en super om te hergebruiken) en al wat je verbrand is verloren.
p.26
| zero waste in Brussel : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :
vzw Brusselse Raad voor het Leefmilieu federatie voor actieve bXlaars Zaterdagplein 13 (1ste verdieping) 1000 Brussel T 02 217 56 33 F 02 217 06 11 bral@bralvzw.be
www.bralvzw.be