Monitor en advies SOS vakmanschap editie 2013

Page 1

sosvakmanschap.nl

zeldzame specialistische beroepsgroepen en kleinschalig beroepsonderwijs Monitor en advies SOS Vakmanschap editie 2013




voorwoord

Sinds ik in 2011 het boegbeeld van SOS Vakmanschap ben geworden, heb ik veel ondernemers met een zeldzaam specialistisch beroep gesproken. Het bezoek aan Andriessen Piano’s en Vleugels, samen met toenmalig onderwijsminister Marja van Bijsterveldt, staat nog helder op mijn netvlies. Wat een mooie onderneming en wat een gepassioneerde vakmensen! Deze monitor gaat over aansprekende beroepen die veel sympathie oproepen. Maar ik bekijk het ook gewoon zakelijk: Nederland heeft deze beroepen nódig. Natuurlijk hoeven we niet alle beroepen te behouden. Maar wat moeten we in de gezondheidszorg zonder orthopedisch technici die protheses maken? En hoe moet het met één van onze grootste exportsuccessen, de Nederlandse fokpaarden, zonder hoefsmeden? Bovendien is er ruimte voor goed opgeleide vakmensen op de arbeidsmarkt en dat is, gezien de groeiende werkloosheid, een niet te missen kans. Hoe meer ik zie en hoor, des te meer ik ervan overtuigd ben dat er voor deze beroepen goed onderwijs moet zijn. Dat dat niet eenvoudig is, blijkt uit de meldingen die binnenkomen bij het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen. Sinds de monitor van vorig jaar hebben wij veel vakmensen en docenten gesproken en daardoor onze expertise verder uitgebouwd. Een landelijke, specialistische beroepsopleiding voor een kleine groep leerlingen vraagt om een totaal andere aanpak dan breed, grootschalig onderwijs. Kleinschalig specialistisch onderwijs is een bijzondere groep opleidingen die aparte aandacht vraagt. Ik heb met eigen ogen gezien hoe het bedrijfsleven en het onderwijs gezamenlijk dit soort kleinschalige beroepsopleidingen hebben neergezet. Helemaal gericht op de unieke beroepsgroep en het specialisme waar het vak om vraagt. Mooie voorbeelden met mooie resultaten, maar vaak nog erg kwetsbaar. Daarom gaan we pilots neerzetten om te komen tot duurzaam kleinschalig specialistisch beroepsonderwijs. Ik wens u veel inspiratie toe bij het lezen van deze tweede editie van de Monitor SOS Vakmanschap, met dit jaar niet alleen de stand van zaken van het kleinschalig beroepsonderwijs, maar ook met advies hoe te komen tot goed onderwijs voor zeldzaam specialistisch vakmanschap.

Hans Biesheuvel Voorzitter MKB-Nederland en boegbeeld van SOS Vakmanschap

2

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


“ Het is niet te voorkomen dat er banen en beroepen verdwijnen (…) Nederland is een open economie, geen openluchtmuseum.”

Lodewijk Asscher Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

3


inhoud

4

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


i n h o u d

Inleiding

6

Kansen op de arbeidsmarkt voor zeldzaam specialistisch vakmanschap 10 Economische waarde, omzet en banen 12 (vergrijzing)3 = kans 14 Kansen voor zij-instromers 18 Ondernemerschap is kansrijk 20

Signalen uit kleinschalige specialistische beroepsopleidingen 24 Teruglopende studentenaantallen 26 Versnippering en veelvuldig starten en stoppen 30 Dreiging van verbreding en veralgemenisering 34 Onderwijstijd voor specialistische vakken onder druk 36 Beroepspraktijkvorming bij zzp’ers niet eenvoudig 38 Beperkte toegang tot O&O-fondsen 39

Veelbelovende voorbeelden Duurzame samenwerking Landelijk doelmatig onderwijs Specialisatie en branchekleuring Alternatieve onderwijsvormen Aantrekkelijk ecosysteem Duurzame financiering

40 42 44 46 48 50 52

Acties en adviezen - duurzame opleidingsarrangementen

54

Bijlage 1 – Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen Bijlage 2 – Beslisboom Bijlage 3 – Meldingen SOS Vakmanschap De Monitor in het kort

58 59 60 68

5


inleiding Sinds de lancering van het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen in 2011 door de toenmalige minister van onderwijs, Marja van Bijsterveldt, hebben 59 opleidingen en beroepen zich gemeld. Ze vrezen het stopzetten van hun opleiding, zien dat steeds meer opleidingstijd besteed wordt aan generieke vakken of kunnen geen geschoolde vakmensen vinden omdat er al jaren geen goede opleiding meer is. Het zijn docenten, ondernemers, brancheorganisaties, vakmensen, schoolleiders… allemaal bezorgd om de toekomst van hun prachtige beroep. Het zijn allemaal echte passieberoepen: er wordt gewerkt met hoofd, hart en handen. En er is langdurige inslijting van specialistische kennis en vaardigheden nodig om een dergelijk beroep te beheersen. Van alle meldingen die binnenkomen bij het meldpunt valt zo’n driekwart binnen de sector techniek. Verder zien we ook veel ‘groene’ beroepen. Typerend is dat er veel bijzondere combinaties worden gevormd met techniek: Zorg & Techniek (bijvoorbeeld de orthopedisch technicus), Creativiteit & Techniek (denk aan de zilversmid), Historie & Techniek (bijvoorbeeld de restauratiestukadoor) en Muziek & Techniek (zoals de pianotechnicus). De beroepen en opleidingen die zich melden, worden

6

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

gekenmerkt door kleinschaligheid: er zijn in Nederland maar weinig mensen werkzaam in deze beroepen. Juist omdat ze klein zijn en verspreid over verschillende sectoren, zijn ze niet goed zichtbaar. Bovendien zijn ze vaak niet professioneel georganiseerd: eventuele beroepsorganisaties worden bestuurd door vrijwilligers en zijn meestal niet aangesloten bij overkoepelende organen. Omdat elke sector wel meerdere van dit soort specialistische beroepen heeft, spreken we van een ‘sectoroverstijgende niche’. Gedegen en goed georganiseerd beroepsonderwijs is een cruciale voorwaarde om kennis, kunde en vakmanschap in stand te houden en aan volgende generaties te kunnen overdragen. Wie door een vergrootglas kijkt, ziet dat er ontwikkelingen zijn die het voortbestaan van deze toch al zeldzame beroepen in gevaar brengen. Er bestaat een reële kans dat deze kleinschalige specialistische opleidingen onbedoeld – en misschien zelfs onopgemerkt – verdwijnen. Op termijn kunnen gevolgen voor de beroepsgroepen zelf niet uitblijven. Natuurlijk, je hoeft niet alle beroepen te behouden. Sommige beroepen verdwijnen, sommige blijven hetzelfde en de meeste

veranderen. Een beroep blijft bestaan zolang er vraag is naar de dienst of het product van de beroepsbeoefenaar. Beslisboom SOS Vakmanschap gaat met iedere melder in gesprek om de redenen van diens bezorgdheid te achterhalen. En om er achter te komen in hoeverre het beroep kleinschalig en specialistisch is, of er toekomstperspectief is voor vakmensen en of de beroepsgroep en het onderwijs zich samen probleemeigenaar voelen. Hiervoor hanteert SOS Vakmanschap een beslisboom, deze is uitgewerkt in bijlage 2. Alleen wanneer op deze vijf punten positief geantwoord wordt, spreken we van ‘zeldzaam specialistisch vakmanschap’ en is het voor Nederland van belang een beroepsopleiding neer te zetten of in stand te houden. SOS Vakmanschap heeft over deze specifieke beroepen en opleidingen expertise opgebouwd. Beroepen en opleidingen die niet binnen de scope vallen kunnen uiteraard de moeite waard zijn om voor Nederland te behouden, maar die kunnen bijvoorbeeld worden opgenomen in het register van immaterieel erfgoed (bij onvoldoende toekomstperspectief) of zijn van voldoende omvang om zelf een oplossing te organiseren.


i n l e i d i n g

De beslisboom van SOS Vakmanschap

1

figuur 1

2 Zeldzaam?

Specialistisch?

3

4 Bedreigd?

Toekomstperspectief?

5 Probleemeigenaar?

7


De verhalen van onze melders inspireren ons om te vechten voor het zeldzaam specialistisch vakmanschap. In bijlage 3 vindt u een overzicht van de meldingen die zijn binnengekomen, wat hun aangedragen knelpunten zijn en wat de status is op basis van de beslisboom. De waarde van deze beroepen voor de economie, voor gezondheid en welzijn, cultuur en historie en voor de consument, maakt dat we net zolang doorgaan tot er voor deze beroepen passende, duurzame onderwijsoplossingen zijn. Passend bij de vraag op de arbeidsmarkt, het specialistisch vakmanschap en de omstandigheden in het bedrijfsleven.

In deze monitor leest u de stand van zaken van het zeldzaam specialistisch vakmanschap en de bijbehorende kleinschalige beroepsopleidingen in Nederland. Door de verhalen van onze melders, uit onderzoeken en rapporten en uit onze ervaring met het neerzetten van kleinschalige specialistische beroepsopleidingen, hebben we expertise kunnen opbouwen omtrent deze aparte groep. In de monitor leest u welke kansen er zijn op de arbeidsmarkt, wat de kleinschalige specialistische opleidingen kwetsbaar maakt en welke veelbelovende voorbeelden van (duurzame) oplossingen er al zijn.

Om de zichtbaarheid van de zeldzame specialistische beroepen en opleidingen te verbeteren, is speciale aandacht nodig. Maar daar moet het niet bij blijven. Daarom besluiten we deze monitor met een advies, zodat wij kunnen blijven bouwen aan duurzaam kleinschalig specialistisch onderwijs van goede kwaliteit. Quote pagina 3 uit: toespraak minister Asscher op het congres “Nederland nu: de sociaaleconomische staat van Nederland� van de SER op 4 maart 2013, Den Haag�

Om een goed beeld te krijgen van deze zeldzame specialistische beroepen, moeten we als het ware met een vergrootglas kijken. Wie dat doet, ziet het direct: de Nederlandse economie kan niet zonder deze beroepen.

8

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


i n l e i d i n g

8 0.000 werkzame personen 5 4z .z p0 00 ’ers 6. 674

m b o - s t u d en t en

100

zeldzame specialistische beroepsgroepen

85

kleinschalige opleidingen

70% is techniek 59

meldingen

10%

van de ambachtseconomie

1,3%

van alle mbo-studenten

1,1%

van de beroepsbevolking

omzet: â‚Ź11 miljard 9


kansen

op de arbeidsmarkt voor zeldzaam specialistisch vakmanschap

Het CBS rapporteert in april 2013: “De effecten van de krimpende economie zijn duidelijk zichtbaar op de arbeidsmarkt. Het aantal banen is verder afgenomen, de werkloosheid stijgt. In maart 2013 is het aantal werklozen met 30 duizend gestegen tot 643 duizend personen. Dat komt overeen met 8,1 procent van de beroepsbevolking.”

baanmogelijkheden die onvoldoende worden benut . Oók – of misschien wel juist – binnen de zeldzame specialistische beroepen. Deze kansen liggen er zowel voor specialistisch opgeleide jongeren als voor oudere (zij-) instromers en zogenaamde ‘crisis-switchers’. En voor zelfstandig ondernemers, die het vaak goed doen in tijden van economische crisis.

Dit zijn geen bemoedigende cijfers. Toch zijn er in economisch mindere tijden nog steeds

“ Wat opvalt is de grootschaligheid van de kleinschaligheid.” Hugo Dokter Koninklijke Metaalunie

10

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


ka n s e n

o p

d e

a r b e i d sma r k t

voo r

z e l d z aam

s p e c i a l i s t i s c h

vakma n s c h a p

“ Zonder kundigheid, zonder vakmanschap, zonder ambachtelijk werk is het heel moeilijk om kennis om te zetten in kassa.�

Berthold Leeftink

Ministerie van Economische Zaken

11


economische waarde, omzet en banen Zeldzame specialistische beroepen mogen dan individueel gezien kleinschalig zijn, gezamenlijk nemen ze een bijzonder waardevolle positie in onze arbeidsmarkt, economie en samenleving. Ze leveren een directe bijdrage aan de Nederlandse economie in de vorm van omzet en banen. Naar schatting leveren de circa 100 beroepen een jaarlijkse omzet van zo’n 11 miljard euro – circa 10% van de omzet van de ambachtseconomie. Naast omzet leveren de zeldzame specialistische beroepen circa 80.000 banen. En dat betekent werkgelegenheid, óók in economisch moeilijkere tijden. Zeldzame specialistische beroepen zijn een kleine, maar vaak onmisbare schakel in onze economie. Veel van de beroepsgroepen vormen het fundament dat noodzakelijk is voor een sector of een productieketen om te kunnen functioneren. Specialistisch vakmanschap wordt steeds meer verankerd binnen de kenniseconomie1. Het heeft een onmisbare plek in de waardeketen van ‘kennis naar kunde naar kassa’. Zo worden binnen de economische topsectoren verbindingen gelegd tussen wetenschappers, vaklieden en ondernemers. Bij de overhandiging van de SOS Monitor editie 2012 stelde de toenmalige minister van EL&I, Maxime Verhagen, dat de zorg voor

12

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

specialistisch vakmanschap niet alleen een zaak is van OCW, maar ook van Economische Zaken. Hij uitte zijn bezorgdheid over het effect dat bedreigde opleidingen en beroepsgroepen hebben op de negen topsectoren van Nederland. Te denken valt aan de beroepen in de maritieme techniek, meet- en regeltechnici en modelmakers die noodzakelijk zijn voor topsectoren als Water, Chemie en High Tech. Ook in de maakindustrie hebben zeldzame specialistische beroepen een belangrijke positie: specialistische vakmensen ‘zijn niet alleen key voor de maakindustrie zelf. Want innovatie in de sector is van wezenlijk belang voor de hele Nederlandse economie’2. Bovendien bevat zeldzaam specialistisch vakmanschap kiemen voor innovatie, mede doordat beroepen zich vaak op het snijvlak van bedrijfstakken bevinden 3. Een deel van de meldingen die bij het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen zijn binnengekomen, valt binnen de topsector creatieve industrie. De ver wachting is dat het creatief vakmanschap een grotere rol gaat spelen in de economie van de toekomst: “We verwachten een grotere economische rol, omdat creatief vakmanschap tegemoetkomt aan een toenemende vraag naar kwaliteit, creativiteit en authenticiteit”4.

De negen economische topsectoren van Nederland 1 Agro-Food 2 Tuinbouw en uitgangsmaterialen 3 High Tech materialen en systemen 4 Energie 5 Logistiek 6 Creatieve industrie 7 Life-sciences 8 Chemie 9 Water Bruining T, 2013, Vakmanschap, verlies en perspectief, in Opleiding en Ontwikkeling, nr 1, 2013 Magazine Management Team, maart 2013, Het onder- schatte succes van de maakindustrie. 3 Voncken E, Karsten S, 2008, Kansen voor Kleinschalig- heid 4 Klamer A, 2012, Creatief vakmanschap in internationaal perspectief Quote pagina 10 uit: Expertsessie SOS Vakmanschap, februari 2013 Quote pagina 11 uit: Event SOS Vakmanschap, september 2012 1

2


ka n s e n

o p

d e

a r b e i d sma r k t

voo r

z e l d z aam

s p e c i a l i s t i s c h

vakma n s c h a p

melding in beeld Hoefsmeden onmisbaar voor paardenexport De hoefsmid is een zeldzaam specialistisch beroep met een grote toegevoegde waarde voor de Nederlandse export en daarmee een onmisbare schakel in de Nederlandse economie. In oktober 2012 hebben de Nederlandse Vereniging van Hoefsmeden (NVvH) en AOC de Groene Welle de opleiding hoefsmid gemeld bij het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen. De hoefsmidopleiding is een kostbare opleiding. Materialen zijn duur en de gaskosten zijn hoog omdat ovens de hele dag moeten branden. Het studentenaantal is te laag om deze kosten te dekken. De opleiding kan op dit moment nog in de lucht gehouden worden dankzij andere, grotere opleidingen van het AOC. Dit is echter een kwetsbare constructie, die een constante druk op de opleiding geeft. Deze kwetsbaarheid zet ook het beroep van hoefsmid onder druk. Als een onderwijsinstelling besluit met de

opleiding te stoppen omdat die niet rendabel genoeg is, wordt de instroom van goed opgeleide hoefsmeden kleiner. En dat terwijl de behoefte aan goede hoefsmeden zo groot is. Nederland is een echt ‘paardenland’. Het aantal paarden dat gehuisvest is op een landbouwbedrijf is sinds 1980 meer dan verdubbeld. Daarnaast zijn er veel paarden op bedrijven buiten de landbouw. Het totale aantal paarden in Nederland ligt rond de 450.000.5 Met de toename van het aantal paarden is ook het aantal personen dat werkzaam is in de paardensport sterk gestegen. In tien jaar tijd is dat aantal zelfs verdubbeld.6 Paarden (en hun sperma) zijn een belangrijk Nederlands exportproduct. Nederlandse paardenfokkers behoren tot de wereldtop.7 Er worden per jaar 6.000 tot 8.000 paarden geëxporteerd. Voor wedstrijden gaan er zo’n 14.000 dieren de grens over. ‘Nederlandse paarden zorgen we-

reldwijd voor veel winnaars’, aldus staatssecretaris Bleker. De totale omzet in de paardensector wordt geschat op 1,2 miljard euro per jaar.8 Al deze paarden (en pony’s) moeten elke zes tot acht weken bekapt en/of beslagen worden door een hoefsmid. Zonder de hoefsmid komt het welzijn van deze paarden en pony’s in gevaar. En dat betekent ook een fors risico voor de Nederlandse export. 5 CBS, 2011, via (www.compendiumvoordeleefomgeving. nl ), en http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/09/07/ nederlandse-paarden-geliefd-in-het-buitenland.html 6 Aequor, 2011 7 www.rnw.nl 8 http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/09/07/neder- landse-paarden-geliefd-in-het-buitenland.html

13


(vergrijzing)3 = kans Nederland vergrijst. De generatie babyboomers uit de jaren vijftig van de vorige eeuw bereikt nu de pensioengerechtigde leeftijd en dat betekent een enorme uitstroom op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd is er sprake van ontgroening door lage geboortecijfers in de jaren tachtig en negentig. In de techniek slaat de vergrijzing momenteel hard toe. Volgens de verkenningscommissie MBO Techniek zal het structureel tekort aan werkenden in technische beroepen de komende jaren oplopen tot meer dan 150 duizend. 43% van de werknemers in technische bedrijven is ouder dan 45 jaar en de vergrijzing leidt de komende jaren tot een instroombehoefte van ongeveer 58.000 technisch mbo-niveau 4 opgeleiden.9 Tegelijkertijd stagneert de aanwas van jong talent in de techniek: jongeren kiezen eerder voor mavohavo dan voor mbo-techniek en zij leren langer door. Dit stelt de techniek voor een ‘dubbel ontgroeningsprobleem’. Ook de ambachtseconomie als geheel kampt – mede door de grote technische

14

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

component – met een grote vergrijzing: ongeveer de helft van de vervangingsvraag komt voort uit de uitstroom van gepensioneerden. Belangrijk is dat ‘meer dan in de meeste andere sectoren, de vergrijzing in de ambachtseconomie niet alleen gepaard gaat met een uitstroom van mensen, maar tevens met een uitstroom van kunde (en kennis)’10. Dat geldt zeker als het gaat om zelfstandig ondernemers: zodra zij met pensioen gaan, verdwijnt vaak ook hun bedrijf. Naast bovengemiddelde vergrijzing en het verlies van kennis en kunde, speelt bij de zeldzame specialistische beroepen nog een derde probleem: juist door hun geringe omvang betekent de uitstroom van vakmensen een directe bedreiging voor het voortbestaan van de beroepsgroep. Je zou kunnen zeggen dat zeldzaam specialistisch vakmanschap te maken heeft met ‘vergrijzing tot de derde macht’. Veel specialistische beroepen staan te springen om nieuwe instroom, maar doordat veel van de beroepen onvoldoende bekend zijn bij

de potentiële instromers, dreigt een structureel tekort aan (goed opgeleide) vakmensen. Voor het voortbestaan van de betrokken beroepen zijn nieuwe instromers met een toegespitste opleiding cruciaal. De arbeidsmarkt voor deze beroepen biedt de komende jaren dan ook volop kansen. Een heel andere kans die de vergrijzing biedt, zit in de groeiende vraag naar medische hulpmiddelen. De mensen worden ouder, de vraag naar gezondheidszorg en hulpmiddelen neemt toe. Die hulpmiddelen worden vervaardigd en aangemeten door zeldzame specialisten in de gezondheidstechniek.11 De verwachte groei leidt tot nieuwe kansen voor de medischtechnische beroepen en dus tot nieuwe kansen voor instromers op de arbeidsmarkt. Verkenningscommissie MBO techniek o.l.v. A.F. van der Touw, 2012, MBO en bedrijven aan zet. En Masterplan Bèta en Technologie, 2012, Naar 4 op de 10, meer technologietalent voor Nederland. 10 Ruis A, Span T, 2012, Arbeidsdynamiek in de ambachts- economie tot 2021. 11 SOS Vakmanschap, 2012, SOS Monitor editie 2012 Quote pagina 15 uit: Wim Eggenkamp en Teun van den Ende, 2012, Aandacht voor restauratieberoepen 9


ka n s e n

o p

d e

Geluiden uit het meldpunt Ervaren autorestauratoren gaan met pensioen De beroepsgroep van autorestauratoren vergrijst sterk en er bestaat geen specialistische opleiding voor het beroep. Met de pensionering van de ervaren autorestauratoren dreigt er op korte termijn al veel kennis weg te vloeien. Tegelijkertijd is er nauwelijks sprake van nieuwe aanwas in de beroepsgroep. Het voortbestaan van het beroep in Nederland is dan ook in gevaar.

a r b e i d sma r k t

voo r

z e l d z aam

s p e c i a l i s t i s c h

vakma n s c h a p

“ Bij het doorgeven van kennis moet er altijd een capabele, (liefst) jongere generatie vakmensen klaarstaan wanneer de vorige met pensioen gaat. Anders sterft, net als bij een bedreigde diersoort, een vakkunst uit.� Wim Eggenkamp & Teun van den Ende RCE - Rijksadviseur voor het Cultureel Erfgoed

15


“ De meeste mensen hebben meer praktisch talent dan ze denken. Maar door onze opvoeding worden we geconditioneerd om andere beroepen te kiezen.� Adjiedj Bakas trendwatcher

16

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


ka n s e n

o p

d e

melding in beeld Orthopedische techniek van grote waarde voor gezondheid

a r b e i d sma r k t

voo r

z e l d z aam

De orthopedische techniek draait om orthopedische hulpmiddelen: protheses die een lichaamsdeel vervangen en ortheses die een lichaamsdeel ondersteunen of corrigeren. Ook als er gebruik wordt gemaakt van halffabricaten, vraagt het samenstellen en passend maken om specialistische vaardigheden. De orthopedische techniek in Nederland is van hoge kwaliteit. Paralympische sporters hebben hierdoor een grote voorsprong. De orthopedische techniek is een heel kleinschalige beroepsgroep. In de orthopedische techniek en orthopedische schoentechniek samen werken zo’n 870 personen. Ieder jaar starten ongeveer 50 studenten met de landelijke BBL-opleiding aan de Dutch HealthTec Academy in Utrecht. Door de toegenomen eisen van algemene vakken als Nederlands en Engels is de beschikbare tijd voor vakspecifieke lessen afgenomen. Er zijn momenteel weinig leerwerkplekken beschikbaar, omdat bedrijven terughoudend zijn met het aannemen van nieuw personeel. Door de vergrijzing van de huidige orthopedisch technici groeit de druk om nieuw personeel aan te nemen. Door de onzekerheid over kosten van de zorg en vergoedingen heeft de terughoudendheid momenteel nog de overhand.

s p e c i a l i s t i s c h

vakma n s c h a p

Waarde voor gezondheid en welzijn De orthopedische techniek is een voorbeeld van een zeldzaam specialistisch beroep dat op het gebied van gezondheid en welzijn een belangrijke bijdrage levert aan de Nederlandse samenleving: Door het ontwikkelen en aanmeten van protheses, verbeteren zij de kwaliteit van leven voor veel mensen aanzienlijk. Ze kenmerken zich door een combinatie van specifieke medische kennis en technische kennis en vaardigheden. Door de vergrijzing neemt het belang van dit soort beroepen in de gezondheidstechniek steeds verder toe.

17


kansen voor zij-instromers Oudere werkenden blijven tegenwoordig langer actief op de arbeidsmarkt. Uit cijfers van het CBS blijkt dat het aandeel 60- tot 65-jarigen dat werkt de afgelopen tien jaar meer dan verdubbeld is. Daarnaast is het aandeel ouderen zonder baan dat wil werken ruim anderhalf keer zo hoog als tien jaar geleden12. Voor oudere werknemers die door de economische omstandigheden hun baan verliezen, is het niet eenvoudig een nieuwe baan te vinden in een andere sector. In veel beroepsgroepen worden zij al snel ‘te oud’ bevonden. Juist voor hen is de overstap naar een zeldzaam specialistisch beroep aantrekkelijk. In veel zeldzame specialistische beroepsgroepen zijn veel mensen die in een latere fase van hun leven een heel bewuste keuze maken voor een specialistisch beroep en zich hiervoor laten omscholen. Dat betekent dat veel mbo-studenten in zeldzame specialistische beroepen ouder zijn dan de gemiddelde mbopopulatie13. Daarnaast hebben zij ook vaak een hogere vooropleiding. In sommige beroepsgroepen in de medische techniek zijn oudere werknemers zelfs gewild, omdat zij beter bij de oudere doelgroep passen. Goede baanmogelijkheden bevinden zich in het reparatieambacht, zoals de schoenhersteller. In plaats van nieuwe schoenen te

18

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

kopen, brengen mensen in tijden van crisis hun schoenen eerder ter reparatie naar de vakman. In de praktijk zien we mensen die door de crisis hun baan hebben verloren, een carrièreswitch maken: zij laten zich omscholen tot schoenhersteller. Het vinden van een leerwerkplek blijkt voor deze mensen vaak geen eenvoudige opgave, vooral wanneer het in de branche tijdelijk economisch slecht gaat of wanneer de werkgever een zelfstandige zonder personeel (zzp’er) is. Deze zzp’er moet de mogelijkheid hebben en bereid zijn om iemand op te leiden. Het komt voor dat studenten genoegen moeten nemen met een onbetaalde leerwerkplek tot zij een eigen onderneming kunnen starten. Mogelijk met behoud van uitkering, maar dit wordt door de uitkeringsinstanties niet altijd geaccepteerd. Mensen met een WW-uitkering zijn verplicht om beschikbaar te blijven voor de arbeidsmarkt, ook als zij onbetaald vier dagen in de week bij een stagebedrijf werken. Het UWV kan oordelen dat de uitkeringsgerechtigde zich niet beschikbaar stelt voor de arbeidsmarkt en besluiten de uitkering te korten14. Dergelijke maatregelen kunnen mensen die een carrièreswitch willen maken, flink tegenwerken. Om hen toch een goede kans te bieden op de arbeidsmarkt, is het belangrijk

dat hier maatwerk wordt geleverd, zoals ook Lodewijk Asscher, minister van SZW, heeft ervaren: “Ik heb een paar weken geleden gesproken met een vijftigplusser die dat zelf had ervaren. Hij had dertig jaar bij een drukker in Groningen gewerkt. Toen kreeg hij te horen dat zijn baan zou verdwijnen. Hij moest er niet aan denken om ook maar één dag werkloos thuis te zitten en begon – met steun van de sector – aan een lasopleiding. Daarna vond hij – na een proefplaatsing van drie maanden (met behoud van WW) – een baan als pijpfitter bij een scheepswerf bij hem in de buurt. Ik vond dat een inspirerend voorbeeld. Het maakt duidelijk dat mensen, ook als het economisch tegenzit, van werk naar werk kunnen overstappen.”15 Lautenbach H, Driessen M, 2013, webmagazine CBS, 18 maart 2013 SOS Vakmanschap, 2012, SOS Monitor editie 2012 14 www.fnv.nl 15 Uit: speech minister Lodewijk Asscher (SZW) bij ‘Neder- land Nu: de sociaaleconomische staat van Nederland’, Den Haag, 4 maart 2013 Quote pagina 16 uit: Backstage, april 2013 12

13


ka n s e n

o p

d e

a r b e i d sma r k t

voo r

z e l d z aam

s p e c i a l i s t i s c h

vakma n s c h a p

Crisisswitchers Olivier Duijvesteijn (42), eerstejaars schoenhersteller, voorheen autoruithersteller

Raymond Crutzen (47), eerstejaars schoenhersteller én hoboïst

Na het behalen van zijn LTS-diploma heeft Olivier van alles gedaan. “Ik heb als kok gewerkt en een eigen schoonmaakbedrijf gehad. De laatste jaren werkte ik als autoruithersteller. Fijn werk, maar anderhalf jaar geleden werd ik helaas ontslagen. Via via hoorde ik dat er werk was voor schoenherstellers. Ik heb meteen honderd brieven verstuurd en kreeg tot mijn verbazing maar liefst vijftien positieve reacties. Ik was binnen no time weer aan de slag en het werk is het allerleukste dat ik ooit heb gedaan!”

Raymond speelt al zijn hele leven hobo. “Op mijn zevende ben ik begonnen. Ik heb hobo gestudeerd aan het Twents conservatorium. Ik heb in de Koninklijke Militaire Kapel gespeeld en toen ik daar weg moest vanwege bezuinigingen, kwam ik terecht bij het Limburgs Symfonie Orkest. Dat is recentelijk gefuseerd met het Brabants Symfonie Orkest. Mijn baan als hoboïst heb ik nog wel en ik heb een eigen hoboatelier, maar de toekomst is onzeker. Ik wil niet afwachten tot ik word ontslagen. Ik heb daarom een opleiding gezocht waarmee ik nieuwe kansen voor mezelf creëer. Schoenhersteller leek me altijd al een prachtig vak, ik hou van werk dat je met je handen moet doen. Ik heb nu een flexibele, onbetaalde, stageplaats naast mijn reguliere baan. Een lange werkweek, maar ik heb het er graag voor over.”

Olivier is nu in dienst bij een schoenhersteller die over vijf jaar met pensioen gaat. “Hij wil graag dat ik de zaak van hem overneem. Geweldig toch? Het is best zwaar werk, je moet continu scherp zijn, voor je eigen veiligheid. Maar de voldoening die het geeft, zoiets fraais dat uit je eigen handen komt, daar kan niets tegenop. Ik heb in korte tijd een heuse schoenentic ontwikkeld. Ik ben nu zelfs mijn eigen trouwschoenen aan het maken.”

19


ondernemerschap is kansrijk Twee derde (67%) van de beroepen in de ambachtseconomie wordt uitgeoefend door zzp’ers.16 Dit percentage is voor de zeldzame specialistische beroepen mogelijk zelfs wat hoger. Dat is goed nieuws, want zelfstandig ondernemers doen het over het algemeen goed in tijden van crisis: ”In slechts een halfjaar steeg de gemiddelde arbeidsduur van een zzp’er van 40,3 uur in het eerste kwartaal van dit jaar, naar 41,2 uur in het derde kwartaal”.17 Zzp’ers zijn flexibele arbeidskrachten en weten zich door goed ondernemerschap en creativiteit staande te houden in economisch moeilijkere tijden. Ondernemerschap op een hoger plan: Van exploratie naar exploitatie Betere vakmensen zijn vaak ook betere ondernemers, in die zin dat zij meer risico’s nemen en innovatiever zijn.18 Ondernemer-

20

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

schap en creativiteit liggen in elkaars verlengde. Creatieve mensen identificeren zich vaak niet direct met de term ‘ondernemerschap’. Zij voelen zich meer thuis in het creëren van kansen (exploratie) dan in het grijpen van kansen (exploitatie). Vakmensen willen goed werk leveren omwille van het werk zelf.19 Zij willen ‘een vakkundige bijdrage leveren aan hun omgeving’.20 Het werk zelf is voor deze mensen van groter belang dan het verkopen van het product en het verdienen van geld. Om te komen tot een creatieve ambachtscultuur waarin waardering van de kwaliteit van het werk en het product verankerd is, is het van belang dat vakmensen leren om te exploiteren naast het exploreren. 21 Zij moeten bekwaam worden in de hele keten van kennis naar kunde naar kassa. Daar hoort ook een

eigen identiteit van de onderneming bij en branding, zodat het vakmanschap ook daadwerkelijk zichtbaar wordt. In de opleiding meer aandacht besteden aan deze exploitatiefase zou de vakmensen kunnen helpen om hun mooie vak te kunnen blijven uitoefenen. Donker van Heel P, Volkerink B, de Wit J en Nelissen E, 2012, De sector ambachten: economie en arbeidsmarkt. 17 Financieel Dagblad, december 2011, De zzp-er vaart wel bij nieuwe crisis 18 Born van den A, 2013, De creatieve sector als inspirator. 19 Sennet R, 2008, De Ambachtsman – De mens als maker. 20 Bruining T, 2013, Vakmanschap, verlies en perspectief, in Opleiding en Ontwikkeling, nr 1, 2013 21 Klamer A, 2012, Creatief vakmanschap in internationaal perspectief 22 Bruining T, 2013, Vakmanschap, verlies en perspectief, in Opleiding en Ontwikkeling, nr 1, 2013 23 Wolf de J, Trouw, 22 maart 2013 Quote pagina 21 uit: www.ce-ondernemerschap Quote pagina 22 uit: J. Gradener, Tijdschrift voor sociale vraagstukken, maart 2013 16


K a n s e n

o p

d e

a r b e i d sma r k t

Ondernemerschap belangrijk voor Creatief Vakman De opleiding Creatief Vakman leidt ambachtelijk schoenmakers, keramisten, glazeniers, glasblazers, hoedenmakers, ontwerpend leerverwerkers en ontwerpend meubelmakers op. De opleiding heeft drie belangrijke pijlers; vormgeven, vervaardigen en ondernemen. De creatief vakman heeft deze drie pijlers nodig om een creatieve en excellente vakman te zijn, die zijn vak tot in detail beheerst en die in staat is vanuit een idee een uniek product te maken en met succes op de markt te brengen. Het ondernemerschap is een integraal onderdeel van de opleiding. Die richt zich op de ondernemershouding: hoe ontwerp je een product voor de markt, hoe zet je een bedrijf op en hoe zorg je ervoor dat je je product daadwerkelijk verkoopt?

voo r

z e l d z aam

s p e c i a l i s t i s c h

vakma n s c h a p

“ De groei van het aantal zzp’ers in Nederland zorgt voor een veerkrachtige economie. Zelfstandigen zonder personeel zorgen voor vakmanschap en innovatie op vlakken waar de markt om vraagt.” Linde Gonggrijp FNV Zelfstandigen

21


“ Hoogopgeleide werkers gaan plaatsmaken voor een meer technisch en ambachtelijk geschoolde middenklasse.� Richard Sennett Arbeidssocioloog

22

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


ka n s e n

o p

d e

melding in beeld Ambachtelijke producten van de worstmaker

a r b e i d sma r k t

voo r

z e l d z aam

s p e c i a l i s t i s c h

vakma n s c h a p

Van verschillende verrassende ingrediĂŤnten een culinair eindproduct maken. Dat is het vak van worstmaker. Een worstmaker moet over volop creativiteit en vakmanschap beschikken om zelf worst en vleeswaren te bedenken ĂŠn te bereiden. Het specialisme worst maken biedt een slagerij kansen om zich op een bijzondere manier te onderscheiden. Consumenten willen weten waar producten vandaan komen. Bij voorkeur kopen ze ambachtelijke producten, gemaakt in de winkel zelf. Heeft een slagerij een worstmaker in huis die zelf creatieve producten ontwikkelt, dan zet dat de zaak stevig op de kaart. De branche vindt het daarom belangrijk dat slagerijen hun kennis over worst maken delen, en zorgen dat dit specialisme de aandacht blijft krijgen die het verdient. Het invoeren van een meestertitel met als vast onderdeel worst en worstsoorten, onderstreept het belang van het vak. In Nederland werken 600 tot 700 gediplomeerde worstmakers. Door de vergrijzing en de daling van het aantal slagerijen dreigt de kennis van deze vakmensen weg te vloeien. SVO leidt jaarlijks vijftien tot twintig worstmakers op en wil dat blijven doen, maar de benodigde investeringen in apparatuur zijn fors. Het specialisme mag echter niet verloren gaan. Samen met de branche en met organisaties als het Worstmakersgilde probeert SVO de opleiding te behouden voor slagerijen.

Consumentwaarde Net als de worstmaker hebben ook andere bij het meldpunt gemelde beroepen een duidelijke consumentwaarde. In het dagelijks leven zien we overal producten en diensten van uiteenlopende specialistische vakmensen om ons heen. Dat kan variĂŤren van sieraden en horloges tot houten vloeren. Stuk voor stuk producten die zorgen voor het versterken van de kwaliteit van het leven en de samenleving. Handgemaakte producten passen bij de toenemende vraag om kwaliteit en duurzaamheid22. Ook neemt het algemene verlangen naar eerlijke, authentieke producten toe.23

23


signalen uit kleinschalige specialistische beroepsopleidingen

Bij het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen komen signalen binnen over de bedreigingen waar kleinschalige specialistische opleidingen mee te maken hebben. Bijvoorbeeld dat de kwaliteit van die opleidingen niet voldoet aan de verwachtingen van het bedrijfsleven, of dat docenten geen ruimte hebben het onderwijs te geven zoals zij dat willen doen. De bedreigingen zijn deels gerelateerd aan het karakter van deze opleidingen: voor een landelijk kleine doelgroep ĂŠn voor een specialistische beroepsgroep. Door hun specialistische karakter hebben ze vaak dure materialen en gereedschappen nodig. En door het kleine studentenaantal staan daar in de overheidsfinanciering (lumpsum) weinig inkomsten tegenover; de overheid financiert immers per student. Vrijwel alle melders noemen de hoge uitvoeringskosten in relatie tot de kleine aantallen studenten een belangrijke bedreiging.

24

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

Maar ook andere factoren spelen een rol, zoals te weinig instroom en de versnippering van het onderwijsaanbod. Ook het veelvuldig starten en stoppen van kleinschalige opleidingen heeft een negatief effect, net als de veralgemenisering van de kwalificatiestructuur. Bovendien zet de aandacht voor algemene vakken (Nederlands, rekenen en moderne vreemde talen) de beschikbare onderwijstijd voor vakspecifieke kennis en vaardigheden onder druk. Tot slot blijkt het organiseren van leerwerkplekken bij zzp’ers niet eenvoudig te zijn. In dit hoofdstuk schetsen we de signalen die we krijgen van onze melders en brengen we de achterliggende ontwikkelingen in beeld. Quote pagina 25 uit: Metaaljournaal, voorjaar 2013


s i g n a l e n

u i t

k l e i n s c h a l i g e

s p e c i a l i s t i s c h e

b e r o e p so p l e i d i n g e n

Kleinschalig specialistisch onderwijs is atypisch • Een zeer kleinschalige opleiding heeft landelijk maximaal 50 studenten • 31% van de zeer kleinschalige opleidingen heeft zich gemeld • Een kleinschalige opleiding heeft landelijk maximaal 200 studenten • 29% van de opleidingen met 51-100 studenten heeft zich gemeld • 16% van de opleidingen met 101-200 studenten heeft zich gemeld

% opleidingen dat behoort tot sector techniek

% opleidingen dat in BBL wordt uitgevoerd

% studenten dat 30 jaar of ouder is

zeer kleinschalige opleidingen

74%

66%

24%

kleinschalige opleidingen

74%

51%

17%

mbo totaal

57%

29%

10%

“ De ontwikkeling van beroepen binnen bedrijven maakt een belangrijke verandering door. In 2020 zie ik twee stromen in het beroepsonderwijs: de opleidingen gekoppeld aan kleine specialistische beroepen en een grote(re) mainstream opleidingsrichting, met een algemeen deel als start en specialisaties ter afsluiting.” André van der Leest Koninklijke Metaalunie

25


teruglopende studentenaantallen Een groot aantal van de meldingen gaat over instroomproblemen. Naast de instroomproblematiek die voor het gehele technische onderwijs geldt – er is een tekort van 58.000 technische mbo-studenten op de arbeidsmarkt tot 201624 - is de onbekendheid van de kleinschalige specialistische opleidingen en beroepen bij potentiële studenten een extra factor die de instroom van vakmensen belemmert. Dit heeft tot gevolg dat er in sommige zeldzame specialistische beroepsgroepen te weinig

vakmensen de arbeidsmarkt opkomen. De lage instroom maakt ook de uitvoering van het onderwijs moeilijker. Na jaren van groei zien we vanaf 2010-2011 in het hele mbo-onderwijs een krimp van het aantal studenten. In 2011-2012 waren er 514.771 studenten, terwijl er dit studiejaar 506.067 mbostudenten zijn. Dit is een daling van 1,7%, die deels verklaard wordt door de ontgroening van de Nederlandse bevolking. De krimp is alleen

15% van alle mbo-opleidingen is zeer kleinschalig

4%

60%

15%

21% Maximaal 50 studenten 51-200 studenten (landelijk) Meer dan 200 studenten per dossier (landelijk) Geen studenten

26

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

niet evenredig verspreid over de kwalificatiedossiers.

Masterplan Bèta en Technologie, 2012, Naar 4 op de 10, meer technologietalent voor Nederland. In de gegevens van 2012-2013 zijn tien studenten op het domein ‘Transport, Scheepvaart, Logistiek’ ingeschreven bij ROC Twente. Ten behoeve van de analyses zijn deze tien studenten toegerekend aan het kwalificatiedossier waar binnen dit domein bij ROC Twente de meeste studenten zitten, namelijk Chauffeur Personenvervoer (met landelijk 1301 leerlingen).

24

25

figuur 2

In 2012-2013 worden er in Nederland in totaal 229 verschillende mbo-opleidingen aangeboden (er zijn in totaal 229 kwalificatiedossiers gevuld met studenten25). Zo’n 37% van deze opleidingen (85 kwalificatiedossiers) noemen we kleinschalig omdat ze landelijk 200 of minder studenten tellen. Vorig jaar was dit nog 34%. Het gaat in totaal om 6.674 studenten, 1% van alle mbo-studenten. 35 kwalificatiedossiers hebben landelijk 50 studenten of minder, deze noemen wij zeer kleinschalig. Dit betreft 15% van alle mbo-opleidingen in 2012-2013. Het gaat om 924 studenten. Ook deze categorie is ten opzichte van vorig jaar gegroeid, toen was nog 13% van alle kwalificatiedossiers zeer kleinschalig.


s i g n a l e n

u i t

k l e i n s c h a l i g e

s p e c i a l i s t i s c h e

Meer dan tweederde van de zeer kleinschalige kwalificatiedossiers is de afgelopen vijf jaar gekrompen

b e r o e p so p l e i d i n g e n

figuur 3

100% 90% 80% 70%

44% 68%

60% 50% 40%

35%

30% 20%

19% 1 1

10%

21%

13% 0%

krimp groei stabiel*

Kwalificatiedossiers met max. 50 studenten

Totale kwalificatiedossiers mbo * Stabiel betekent minder dan 10% groei of krimp ten opzichte van 2008-2009

In de afgelopen vijf jaar is het aantal studenten bij 44% van alle mbo-opleidingen gekrompen. De krimp is echter extra sterk bij de kleinschalige opleidingen: van de 35 zeer kleinschalige dossiers is sinds 2008 meer dan tweederde (68%) in studentenaantal gedaald. Wat verder opvalt, is dat aandeel kleinschalige opleidingen dat wĂŠl groeit, sterk achterblijft (19%) bij datzelfde aandeel bij de grotere opleidingen (35%).

27


De teruglopende studentenaantallen hebben een stijging van het aantal zeer kleinschalige kwalificatiedossiers veroorzaakt; van 27 dossiers in 2011-201226 tot 35 dossiers dit jaar. Maar liefst tien kwalificatiedossiers die vorig jaar nog tussen de 51 en de 100 studenten hadden, en één dossier met 101-200 studenten, hebben dit jaar minder dan 50 studenten. Twee kwalificatiedossiers die vorig jaar nog gevuld waren, hebben dit jaar geen studenten meer. Dit betreft de opleidingen Gasturbines en Restauratiestukadoor. De branches van deze twee opleidingen hebben zich gemeld bij het Meldpunt Bedreigde

Opleidingen en Beroepen. Vier van de zeer kleinschalige dossiers in 2011-2012 zijn dit jaar boven de 50 studenten gegroeid (drie naar 51-100, één naar 201-500 studenten). En drie dossiers die sinds 2008-2009 geen studenten meer hadden, hebben in 2012-2013 voor het eerst weer inschrijvingen. In de Monitor 2012 zijn voor het jaar 2011-2012 geen 27, maar 29 zeer kleinschalige kwalificatiedossiers gerapporteerd. Twee van deze 29 dossiers zijn in 2012-2013 echter opgegaan in een groter dossier (als gevolg van wijzigingen in de dossier indeling), vandaar dat in deze monitor voor 2011-2012 het aantal 27 wordt gehanteerd.

26

Analyses De leerling-gegevens die we in dit hoofdstuk gebruiken, zijn afkomstig van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met peildatum 1 oktober 2012. Voor de analyses van de leerling-gegevens tot en met schooljaar 2012-2013, is gebruik gemaakt van de crebo-koppeltabel van het ministerie van OCW, de Inspectie van het onderwijs, SBB en MBO Raad. In die tabel zijn alle crebo’s waarop deelnemers zijn ingeschreven aan één van de beroepen uit 2012 - 2013 gekoppeld. Crebo’s die naar vergelijkbare beroepsopleidingen verwijzen, zijn aan elkaar gerelateerd.

28

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


s i g n a l e n

u i t

k l e i n s c h a l i g e

s p e c i a l i s t i s c h e

b e r o e p so p l e i d i n g e n

Aantal kwalificatiedossiers (2012-2013)

Afgelopen jaar meer krimp dan groei in kleinschalige kwalificatiedossiers

Van de 35 dossiers met maximaal 50 studenten in 2012-2013: • Had 1 dossier vorig jaar nog 101-200 studenten • Hadden er 10 vorig jaar nog 51-100 studenten • Hadden er 21 ook vorig jaar maximaal 50 studenten • Waren er 3 vorig jaar leeg (dit zijn nieuwe dossiers of opnieuw gevuld met studenten)

40 35

1

30

10 4

25 1 5

20

8

3

vorig jaar geen studenten

7

vorig jaar max 50 studenten vorig jaar 51-100 studenten 28

15 10

figuur 4

21 15

15

19

22

30

23

vorig jaar 101-200 studenten vorig jaar 201-500 studenten vorig jaar 501-1000 studenten vorig jaar 1001-2000 studenten

2

vorig jaar 2001-5000 studenten

5 0

vorig jaar >5000 studenten

8 3 geen studenten 0-50

3

3

51-100

101-200

1 201-500

2

1

3

501-1000 1001-2000 2001-5000

1 > 5000

Aantal studenten in kwalificatiedossiers (2012-2013)

29


versnippering en veelvuldig starten en stoppen Eén van de oorzaken van de huidige instroomproblematiek is de versnippering van het opleidingsaanbod. Een aantal meldingen geeft als kernprobleem dat er ergens een nieuwe opleiding start, terwijl de bestaande opleiding(en) al moeite hebben het hoofd boven water te houden. Van de 35 zeer kleinschalige kwalificatiedossiers worden er 21 uitgevoerd op één instelling

in Nederland en vijf op twee instellingen. Negen kwalificatiedossiers met minder dan 50 studenten worden op drie of meer locaties uitgevoerd. Deze kunnen we versnipperd noemen. Het kwalificatiedossier Waterbouwer spant de kroon: er zijn 23 studenten, verdeeld over de kwalificaties Waterbouwer en Allround Waterbouwer. Deze studenten zijn, net als vorig jaar, over zeven instellingen verdeeld. Vorig jaar was ook de opleiding Schoonmaak en Glazenwas-

sen zeer versnipperd over zes instellingen. Dit kwalificatiedossier wordt dit jaar op vier instellingen gegeven en is sinds vorig jaar gegroeid van 41 naar 209 studenten. Verder is er ten opzichte van vorig jaar niet veel veranderd in de versnippering van zeer kleinschalige opleidingen. Quote pagina 30 uit: Avoice nummer 26, maart 2013

“ Onze keramiekopleiding, de enige in Nederland, telt dertig studenten, verdeeld over drie leerjaren. Nu staat het elk ROC of vakcollege vrij om ook zo’n opleiding op te zetten. Dat kan leiden tot een inefficiënte, versnipperde situatie. Ik vind dat heel specialistische opleidingen beschermd moeten worden. Dan blijft dat bijzondere en specifieke vakonderwijs betaalbaar en organiseerbaar.” Walther Tibosch SintLucas

30

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


s i g n a l e n

u i t

k l e i n s c h a l i g e

s p e c i a l i s t i s c h e

b e r o e p so p l e i d i n g e n

Aantal kwalificatiedossiers (2012-2013)

Versnippering van mbo-opleidingen in Nederland

figuur 5

40 35

1

30

8

25 5

4

20

11

15

10

21

23

31

31

27

10

21

8 3 2

5 7

5

0 0-50

51-100

101-200

> 5 instellingen 2 2

3

2

1 1

201-500

501-1000

3 - 5 instellingen 2 instellingen 1 instelling 1001-2000

2001-5000

> 5000

Aantal studenten per kwalificatie (landelijk)

31


Er wordt veel gestart en gestopt met zeer kleinschalige opleidingen* 120 100

Hiervan zijn 8 instellingen in ‘12/’13 gestart met een opleiding

figuur 6 Starten

Hiervan zijn 14 instellingen in ‘12/’13 gestopt met een opleiding 27

80

Stoppen

41

Aantal instellingen

60 40

76 62

20 0

* van 31 kwalificatiedossiers met landelijk maximaal 50

Totaal aanbod in 2008-2009

gestart tussen 2008 en 2013

Er wordt bij mbo-instellingen veelvuldig gestart en gestopt met kleinschalige opleidingen. Kijken we naar het aantal zeer kleinschalige kwalificatiedossiers in 2012-2013 die in de afgelopen vijf jaar al bestonden (sinds 2008-2009), dan zijn dat er 31. Deze 31 dossiers werden in 20082009 op 76 locaties in Nederland uitgevoerd. In vijf jaar tijd zijn 27 instellingen gestart met het aanbieden van deze kleinschalige opleidingen, terwijl maar liefst 41 instellingen in dezelfde periode zijn gestopt met deze opleidingen. Met name in het laatste jaar is er veel gebeurd met deze kleinschalige opleidingen; van de 62 instel-

32

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

gestopt tussen 2008 en 2013

Totaal aanbod in 2012-2013

studenten, die in 2008 al bestonden

lingen die in 2012-2013 zeer kleinschalige opleidingen aanboden is 13% pas in dit jaar met de opleiding gestart. En van de instellingen die 2011-2012 nog zeer kleinschalige opleidingen aanboden is maar liefst 21% daar in 2012-2013 mee gestopt. Mogelijk is het voor de betrokken onderwijsinstellingen niet rendabel om een kleinschalige opleiding in stand te houden. Ook concurrentieoverwegingen kunnen een reden zijn om opleidingen te starten en daarna weer te stoppen als de resultaten tegenvallen. Echter, het

veelvuldig starten en stoppen van opleidingen is niet bevorderlijk voor het verduurzamen van het kleinschalig specialistisch beroepsonderwijs. Uiteindelijk is het bedrijfsleven de dupe. Voor zeldzame specialistische beroepen is het organiseren van een beroepsopleiding geen eenvoudige opgave. Lukt het wel, dan verwacht de beroepsgroep een instroom in hun beroep die voor langere tijd geborgd is. Als de opleiding dan na korte tijd weer stopt, gaat er veel tijd verloren voordat er nieuwe instromers het beroep binnenkomen.


s i g n a l e n

Geluiden uit het meldpunt Opleiding voeger / gevelbehandelaar door negen instellingen gestart en gestopt

u i t

k l e i n s c h a l i g e

s p e c i a l i s t i s c h e

b e r o e p so p l e i d i n g e n

EĂŠn van de opleidingen waarmee veelvuldig op instellingen wordt gestart en gestopt, is de opleiding voeger / gevelbehandelaar. Er is in Nederland ĂŠĂŠn instelling met een redelijk constant gevulde groep studenten, het Radius College van ROC West Brabant. Naast ROC West Brabant zijn er tussen 2008 en 2012 nog eens negen instellingen met deze opleiding gestart en/of gestopt, steeds met niet meer dan vijf studenten. De BGA, de brancheorganisatie voor de gespecialiseerde aanneming, heeft bij het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen aangegeven, dat dit veelvuldig starten en stoppen met de opleiding niet goed is voor de instroom in het bedrijfsleven. Studenten die zich inschrijven voor de opleiding voeger/gevelbehandelaar worden op veel instellingen geplaatst bij de algemenere metselopleidingen, omdat zij niet kunnen starten met een volledige klas. De studenten blijken dan na verloop van tijd te stoppen met de opleiding, omdat ze niet het vak leren waarvoor zij hebben gekozen. Bij ROC West Brabant is het aantal studenten tussen 2008 en 2012 gedaald van 86 naar 48, een ernstige bedreiging. Dat andere instellingen studenten inschrijven op deze opleiding die ze uiteindelijk niet kunnen waarmaken, is jammer en onnodig.

33


dreiging van verbreding en veralgemenisering Een ander signaal dat uit de meldingen naar voren komt, is dat studenten niet of onvoldoende specialistisch worden opgeleid. Soms omdat er geen gerichte opleiding bestaat, zoals bij een groot aantal van de meldingen het geval is. Maar soms ook doordat de opleiding onvoldoende aansluit bij de beroepspraktijk of doordat er een tekort is aan goede vakdocenten of leerwerkplekken. Ook een aantal ontwikkelingen in het mboonderwijs is van invloed op de kleinschalige specialistische opleidingen. De herziening van de kwalificatiestructuur die minister Bussemaker per augustus 2014 wil doorvoeren, heeft verschillende uitgangspunten.27 De belangrijkste zijn: • d e nieuwe k walificatiestructuur moet minder complex zijn dan de huidige • het aantal kwalificaties moet omlaag • de kwalificaties moeten breder worden • verwante kwalificaties zullen zoveel mogelijk worden samengevoegd om de kwalificatiestructuur in te dikken. Nederland heeft breed gekwalificeerde, flexibel inzetbare beroepskrachten nodig. Maar

34

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

we kunnen ook niet zonder specifiek gekwalificeerde, specialistische vakmensen. Om Nederland van de gewenste beroepskrachten te blijven voorzien, moeten er van beide voldoende worden opgeleid. In het Actieplan ‘Focus op Vakmanschap 20112015’ staat dat de minister van OCW “kleine, ambachtelijke opleidingen zoveel mogelijk wil behouden. We kunnen immers niet zonder horlogemakers en tandtechnici.” 28 Ook de verkenningscommissie MBO Techniek merkt op: “Breed opleiden en later specialiseren kan natuurlijk niet voor alle opleidingen en studenten gelden. Sommige studenten staat al jong een beroep voor ogen. Voor hen blijven de ambachtelijke en specialistische opleidingen via de BBL-route absoluut noodzakelijk: de arbeidsmarkt blijft nu eenmaal vragen om specifieke, specialistische vakmensen.” 29 Veel melders geven aan dat hun opleiding bedreigd wordt door de druk om te veralgemeniseren. Beroepsgroepen als modelmakers, meet- en regeltechnici, allround gasturbinemonteurs en landmeters geven aan in de problemen te komen door het verdwijnen van hun specialisatierichting. Vaak worden

deze beroepen ondergebracht bij bredere opleidingen. Het gevolg hiervan is dat gediplomeerden onvoldoende specifiek zijn opgeleid voor het beroep om aan de slag te kunnen in de specialistische branches. Ook de zilversmeden, uurwerktechnici en specialistische beroepen in de mode, interieur en textiel luiden de noodklok in een poging dit gevaar af te wenden. Ministerie van OCW, Kamerbrief antwoord op vragen wetsvoorstel doelmatige leerwegen, 12-2-2012 28 Ministerie van OCW, Actieplan Focus op Vakmanschap 2011-2015, 2012 29 Verkenningscommissie MBO techniek o.l.v. A.F. van der Touw, 2012, MBO en bedrijven aan zet. Quote pagina 35: Loek Nieuwenhuis in reactie op zijn reviewstudie ‘De Creatie van Publieke Waarde in het MBO’, 2012 27


s i g n a l e n

u i t

k l e i n s c h a l i g e

s p e c i a l i s t i s c h e

b e r o e p so p l e i d i n g e n

“ Ik constateer dat het Nederlandse stelsel dreigt te verschoolsen. Het mbo mag niet richting havo groeien. Onze overheid bepaalt veel, terwijl het bedrijfsleven zich erg afwachtend opstelt. De vraag is welke plek we nu precies voor ons mbo willen in Nederland.� Loek Nieuwenhuis hoogleraar onderwijskunde beroepsonderwijs

35


onderwijstijd voor specialistische vakken onder druk Om de doorstroom van mbo-studenten naar het hbo te bevorderen, worden er de laatste jaren steeds hogere eisen gesteld aan de vakken Nederlands, rekenen en moderne vreemde talen. Mbo-opleidingen zijn immers niet alleen bedoeld om op te leiden tot vakmensen, maar ook om studenten (niveau 4) de mogelijkheid te bieden door te stromen naar het hbo. Zeldzame specialistische beroepsgroepen zetten hun vraagtekens bij deze dubbelkwalificatie. Ook in de restauratieambachten wordt deze ontwikkeling gesignaleerd. Zij zien de noodzaak tot scholing in algemene vakken, maar ook de problemen die dit met zich mee kan brengen. Zo schrijven Wim Eggenkamp en Teun van den Ende 30: “Degenen, die met hun handen hun brood willen verdienen, zullen ook breder moeten zijn opgeleid. Zonder bijvoorbeeld een redelijke taalbeheersing kan bijna niemand functioneren en een redelijke beheersing van de Engelse taal is ook onvermijdelijk. Maar de eisen, die het regulier onderwijs stelt aan het behalen van niveau 3 en 4 buiten het eigenlijke vakgebied valt veel leerlingen (te) zwaar. Zo mag wiskunde van belang zijn voor het ontwikkelen van een zelf-

36

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

standige werkhouding, het wordt vaak als overbodige ballast ervaren door vaklui, die zich willen specialiseren met als gevolg, dat men van die opleiding afziet.”

gedrang. Dat studenten zowel via de BOL- als via de BBL-leerweg dezelfde kwalificatie kunnen behalen, wordt door het uitbreiden van de generieke eisen minder houdbaar.

Er zijn studenten die een groot talent hebben voor het uitoefenen van een vak, maar minder goed zijn in algemene vaardigheden zoals Engels. Bij het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen melden zich beroepsgroepen die het als een gemis ervaren dat zij deze talentvolle studenten mislopen, alleen omdat zij niet voldoen aan de generieke taalen rekeneisen. Een ander argument dat pleit tegen de dubbelkwalificatie is, dat de keuze voor een zeldzaam, specialistisch beroep een hele bewuste keuze is; deze studenten hebben vaak geen enkele behoefte aan een mogelijke doorstroom naar het hbo.

Een ontwikkeling die deze problematiek verzwaart, is de verkorting van de meeste vierjarige mbo-opleidingen naar drie jaar. Veel melders geven aan dat dit voor hen een groot probleem oplevert. Specialistische opleidingen hebben immers een relatief lange onderwijstijd nodig om de studenten het specialisme onder de knie te laten krijgen. Dit geluid heeft de minister van OCW ook bereikt. Naar aanleiding daarvan is er een uitzonderingenlijst samengesteld met BOL-opleidingen die vierjarig mogen blijven. In een adviesv r a a g v a n m i n i s te r B u s s e m a ke r 31 i s vergelijkbare ruimte voor BBL-opleidingen. Belangrijk, aangezien de meeste kleinschalige specialistische opleidingen BBL-opleidingen zijn op niveau 4.

Door de hogere landelijke eisen aan algemene vakken blijft er minder onderwijstijd over voor het aanleren van de voor het beroep noodzakelijke specialistische kennis en vaardigheden. Met name in BBL-opleidingen zijn deze eisen problematisch. Doordat de studenten maar weinig begeleide onderwijsuren op school hebben, komt het vakonderwijs in het

Eggenkamp W & Ende van den T, 2012, Aandacht voor restauratieambachten Brief minister OCW aan SBB - “Reactie op uw brief van 31 januari jl. m.b.t. voortgang herziening kwalificatiestructuur”, 18 maart 2013

30

31


s i g n a l e n

u i t

k l e i n s c h a l i g e

s p e c i a l i s t i s c h e

b e r o e p so p l e i d i n g e n

melding in beeld Hoge rekenen taaleisen voor restauratiestukadoors Restauratiestukadoors werken aan geornamenteerde wanden, plafonds en gevels van erfgoed. Fysiek zwaar maar ook heel precies werk. Ongeveer 2% van het nationale restauratiebudget wordt uitgegeven aan restauratiestukwerk. Ondanks de crisis is er nog steeds vraag naar restauratiestukadoors. Er werken zo’n 200 stukadoors in de restauratie, van wie er 40 erkend zijn. De meeste restauratiestukadoors zijn zzp’ers. Tot vorig jaar kon de driejarige reguliere mbo-4 opleiding Restauratiestukadoor worden gevolgd na het afronden van niveau 2 en 3. De opleiding vond plaats bij het NOA afbouwcentrum in Veenendaal en was ondergebracht bij NIMETO, maar stond on-

der verantwoordelijkheid van Savantis. Eens in de drie jaar startte er een nieuwe groep en kregen zo’n 15 studenten hun diploma.

zodra de opleiding is afgerond. Geslaagden die aan de gestelde voorwaarden voldoend zijn gerechtigd de titel “Meester Stukadoor” te voeren.

De hoge reken- en taaleisen op niveau 3F drukten zwaar op de opleiding. De leerlingen hebben er bewust voor gekozen met hun handen te werken en hebben grote moeite met het niveau rekenen en taal. Onder restauratiestukadoors leeft geen wens om door te stromen naar het hbo, ook al omdat er helemaal geen hbo-opleiding is op dit gebied.

Of de branche de opleiding gefinancierd kan houden is nog erg onzeker. Maar een mbo-opleiding zonder studenten biedt in ieder geval geen toekomst voor de branche.

Omdat de reguliere opleiding geen studenten meer kon aantrekken heeft het Neerlandsch Stucgilde de opleiding voortgezet buiten het reguliere stelsel. Deze kan op dezelfde locatie gegeven worden met dezelfde docenten, alleen zonder de hoge rekenen taaleisen. Hiervoor zijn inmiddels al 25 aanmeldingen binnen. Het Neerlandsch Stucgilde geeft de leerling een erkenning als restauratiestukadoor

Culturele en historische waarde Er zijn veel zeldzame specialistische beroepen met een belangrijke culturele en historische waarde. Bij het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen zijn vanuit deze hoek veel meldingen binnengekomen. Naast de restauratiestukadoors zijn bijvoorbeeld ook de restauratiemetselaars en –voegers en de sier-, kunst- en restauratiesmeden essentieel voor het behoud van ons erfgoed.

37


beroepspraktijkvorming bij zzp’ers niet eenvoudig Vakmensen zijn vaak enthousiast en gedreven om hun kennis en ervaring door te geven aan de volgende generatie. Dat geldt zeker ook voor de zeldzame specialistische beroepsgroepen. Toch is het moeilijk leerwerkplekken te vinden omdat het merendeel van de beroepsgroepen uit zzp’ers bestaat. Zzp’ers hebben lang niet altijd voldoende werk voor een student. Ook kunnen ze vaak geen werkplek en begeleidingstijd bieden. Bovendien is het aannemen van een student, vereist in geval van een BBL-opleiding, voor een zzp’er vaak een behoorlijke investering. En een riskante, zeker als het niet goed gaat in de branche. Daar komt bovenop dat zzp’ers die een stage of leerwerkplek ter beschikking stellen, tot en met dit jaar niet in aanmerking

38

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

komen voor een fiscale korting vanuit de WVA. Dit heeft te maken met de vormgeving van de WVA en met het feit dat bij een leerwerkplek een arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer hoort. Tegelijkertijd is er in het techniekonderwijs op dit moment een groot tekort aan leerwerkplaatsen, waardoor er te weinig studenten worden opgeleid32. Historisch gezien is er in laagconjunctuur meer instroom naar BOLopleidingen en in hoogconjunctuur meer instroom naar BBL-opleidingen. Voor kleinschalige beroepsgroepen, die vaak alleen een BBL-opleidingen hebben, biedt dit echter geen oplossing. 32 T8 samenwerkende kenniscentra in de techniek, 2013, Techniek verbindt Nederland

Wet Vermindering Afdracht Onderwijs De Wet Vermindering Afdracht Onderwijs (WVA) is bedoeld als een fiscale stimulans om leerlingen op te leiden in een bedrijf. Deze wet geldt echter niet voor zzp’ers, omdat zij geen personeel in dienst hebben en geen loonbelasting afdragen. De huidige WVA wordt per 31 december 2013 afgeschaft en vervangen door een subsidieregeling van de minister van OCW. Voorwaarde voor werkgevers om in aanmerking te komen voor een subsidie is, dat de student volledig onderwijs volgt voor een erkend kwalificerend diploma, waarbij de werkcomponent onderdeel uitmaakt van de opleiding. Bij de leerwerkplek hoort een arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer. Het blijft dus de vraag in hoeverre zzp’ers hiervan gebruik kunnen maken bij het aannemen van een BBL-student.


s i g n a l e n

u i t

k l e i n s c h a l i g e

s p e c i a l i s t i s c h e

b e r o e p so p l e i d i n g e n

beperkte toegang tot O&O-fondsen Voor het opleiden van werknemers beschikken de meeste beroepsgroepen in Nederland over Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen. Op het eerste gezicht lijkt dat dé oplossing voor de kleinschalige specialistische opleidingen, aangezien naar schatting zo’n 80% van de bij het meldpunt gemelde beroepen op papier onder een CAO en bijbehorend O&O-fonds valt. Als we met een vergrootglas kijken, blijken de fondsen maar beperkt toegankelijk te zijn voor de zeldzame specialistische beroepen. Zo wordt de CAO bepaald door de sector van het bedrijf en niet door het specifieke beroep. Een Allround Gasturbine Monteur kan bijvoorbeeld werkzaam zijn op een luchtmachtbasis, maar ook bij een luchtvaartmaatschappij of in een bedrijf dat niet onder een CAO valt. Sommige beroepen vallen wel in een sector maar zijn als kleine beroepsgroep doorgaans niet aangesloten bij de CAO. Dan is er ook meestal geen toegang tot het O&O-fonds. Bovendien wordt de weg naar een O&O-fonds bemoeilijkt doordat zeldzame specialistische

beroepen voornamelijk uit zzp’ers bestaan. Zzp’ers vallen immers niet onder een CAO, omdat er geen sprake is van loondienst. Ter vergelijking: de bestemmingsheffing die het Hoofd Bedrijfschap Ambachten aan een sector kan opleggen, is verplicht voor alle beroepsbeoefenaren (inclusief zzp en vof), niet alleen voor de bij een CAO aangesloten bedrijven. Hiermee wordt bijvoorbeeld het SFOOP opleidingsfonds van de Pianotechniek op een structurele wijze gevuld.

per student bovengemiddeld duur zijn, is een structurele bijdrage aan de opleiding nodig, die hoger is dan de bijdrage van de individuele vakmensen aan het fonds. Het Ontwikkelingsfonds voor het Orthopedisch Maatschoentechnisch bedrijf voor de schoenherstellers en de schachtenmakers is een zeldzaam voorbeeld van een O&O-fonds dat niet aan een brede sector maar aan een specifieke beroepsgroep is gekoppeld. Dit geld wordt volledig ingezet voor de opleiding.

Daarnaast is de organisatiegraad van zzp’ers doorgaans laag, waardoor zij moeilijker gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van subsidiëring. Hoewel er wel mogelijkheden zijn om zzp’ers hierin bij te staan – denk aan het in 2011 opgerichte opleidingsfonds voor zzp’ers, het OOZZP – blijkt dit (nog) niet te leiden tot structurele oplossingen. Verder zijn de mogelijkheden voor kruissubsidiëring vanuit het fonds begrensd. Dat wil zeggen dat er slechts naar rato een beroep kan worden gedaan op de beschikbare gelden. Omdat de kleinschalige opleidingen

39


veelbelovende voorbeelden Zoals eerder gezegd, het kleinschalig specialistisch onderwijs is een bijzondere groep opleidingen met een eigen problematiek. De vraag is steeds weer: hoe organiseer je duurzaam beroepsonderwijs voor zo’n kleine groep studenten? In dit hoofdstuk laten we een aantal voorbeelden zien van oplossingen (zie kaders). Veelbelovende voorbeelden, die ons laten zien welke krachten ze weten in te zetten om tot een oplossing te komen. Behalve krachten zien we ook kwetsbaarheden, die ertoe leiden dat de oplossingen nog niet voldoende duurzaam zijn. Bovendien is ieder beroep, iedere branche en iedere situatie uniek; elke oplossing is maatwerk. De voorbeelden die we hier noemen zijn een inspiratie. Ze geven ons meer inzicht in wat nodig is om kleinschalig specialistisch beroepsonderwijs duurzaam te maken: • • • • • •

40

Duurzame samenwerking Landelijk doelmatig onderwijs Specialisatie en branchekleuring Alternatieve onderwijsvormen Aantrekkelijk ecosysteem Duurzame financiering

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

De Leidse instrumentmakers School (LiS) biedt opleidingen voor precisietechnologie. De opleidingen metaalbewerking, optisch glas en optische instrumenten, micromechanica en laboratoriumglas zijn allemaal gebaseerd op de kwalificatie fijnmechanische techniek. De vakinstelling heeft nauwe banden met het bedrijfsleven.

Bij het SOMA College heeft een aantal opleidingen op het gebied van grondverzet zich verenigd: machinist grond-, water- en wegenbouw (GWW), allround monteur mobiele werktuigen, kaderfunctionaris of vakman GWW, straatmaker en landmeter. De vakinstelling werkt nauw samen met Bouwend Nederland en heeft een uitgebreid oefenterrein met materieel.

BGA organiseert ambachtelijke opleidingen voor zeven branches in de gespecialiseerde aanneming. In de opleidingsprogramma’s beschrijven ze de vereiste specialistische kennis en vaardigheden. De kleinschalige bedrijven kunnen vaak geen baangarantie geven voor de duur van de opleiding. Daarom kan het zijn dat studenten in dienst van een BGA-poule komen en zij bij leerbedrijven worden geplaatst.

Ambachtelijk schoenmakers, keramisten, glazeniers, glasblazers, hoedenmakers, lederwarenmakers en ontwerpend meubelmakers: iedere Creatief Vakman ontwerpt, maakt en vermarkt zijn eigen product. Het bundelen van opleidingen, expertise, capaciteit en financiële middelen biedt mogelijkheden om de kleinschalige, kapitaalintensieve opleidingen neer te zetten.


v e e l b e l ov e n d e

Een hoefsmid bekapt en beslaat paarden en pony’s met hoefijzers die hij zelf passend maakt. Het welzijn van de dieren hangt af van de goede zorg van een hoefsmid. Beroepsvereniging NVvH vormt samen met AOC De Groene Welle, het Groenhorst College en Helicon Opleidingen een stuurgroep, die als doel heeft de kwaliteit van de hoefsmeden te vergroten. De uitvoerbaarheid van de dure opleidingen staat onder druk.

Het Scheepvaart en Transport College (STC) is de vakinstelling voor de scheepvaart, transport en havenindustrieel complex. Het STC biedt zowel vmbo- als mbo-opleidingen aan en is onderdeel van de STC-Group. Deze onderwijsorganisatie biedt ook hbo-opleidingen (in samenwerking met Hogeschool Rotterdam) en een erkend masterprogramma aan. De STC-Group beschikt over een groot simulatorenpark, trainingscentra en een aantal opleidingsschepen.

In de versdetailhandel en versindustrie zijn naast grootschalige ook kleinschalige beroepen te vinden, zoals de worstmaker en visspecialist. Door de opleidingen waar mogelijk vorm te geven rond winkelteams combineert SVO de grootschalige met de kleinschalige specialistische kwalificaties. Hierdoor vindt er veel uitwisseling plaats tussen de beroepen en is het onderwijs kostenefficiënt.

In de gezondheidstechniek draait alles om het maken van medische hulpmiddelen en diensten die de kwaliteit van leven verbeteren. De betrokken branche- en beroepsverenigingen hebben samen met de SVGB in 2010 de Dutch HealthTec Academy opgericht. Hierin zijn de opleidingen tot opticien, technisch oogheelkundig assistent, audicien, orthopedisch (schoen)technicus, tandtechnicus en de aanverwante opleiding tot schoenhersteller vertegenwoordigd.

Pianotechnici onderhouden, stemmen en repareren piano’s en vleugels. De Stichting tot Bevordering van de Beroepsopleiding Pianotechniek, opgericht door de toenmalige brancheverenigingen, heeft samen met de SVGB een opleiding opgezet bij HMC mbo Vakschool. Een verplichte bestemmingsheffing in de branche geeft financiële ruimte.

voo r b e e l d e n

Een medewerker steriele medische hulpmiddelen (MSMH) reinigt, desinfecteert en steriliseert het instrumentarium dat gebruikt wordt in ziekenhuizen. Beroepsvereniging SVN heeft met ROC Leiden, Deltion College Zwolle en Summa College een stuurgroep gevormd om samen doelmatig onderwijs te organiseren. Ze hebben onder meer afgesproken dat twee van de drie opleidingen om de beurt met een nieuwe groep studenten starten.

De bakkerijbranche is niet kleinschalig; er zijn zo’n 41.000 bakkers in Nederland. Binnen de branche zijn er wél specialistische beroepsgroepen te vinden, namelijk de patissier en de specialist broodbakkers. De branche heeft de Nationale Bakkerij Academie opgericht om werkenden te scholen. Door de opleidingen online te ondersteunen zijn deze deels plaatsonafhankelijk.

41


duurzame samenwerking De meest opvallende succesfactor in de oplossingsvoorbeelden is de nauwe samenwerking tussen onder wijsinstelling(en), bedrijfsleven en vaak ook het betreffende kenniscentrum. De kleinschaligheid van branche en onderwijs is hierbij een voordeel: de groep direct betrokkenen is klein, wat concrete afspraken en snelle besluitvorming mogelijk maakt. • SVO Opleidingen werkt met het kenniscentrum en het bedrijfsleven samen binnen de SVO Groep. Kenniscentrum SVO speelt een belangrijke rol als schakel tussen het bedrijfsleven en de onderwijsinstelling. • In de gespecialiseerde aanneming zijn meerdere samenwerkingsverbanden ontstaan met als doel zelf opleidingen te orga-

42

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

niseren. Hieruit is onder meer de Nederlandse Stichting Praktijkopleiding Betonstaalverwerking (NSPB) voortgevloeid, opgericht door de branchevereniging voor de betonstaal, de VWN. Een aantal samenwerkingsverbanden heeft zich verenigd in BGA Nederland. • De hoefsmeden hebben een stuurgroep opgericht, waarin de beroepsgroep en de drie AOC’s werken aan goede hoefsmidopleidingen. De stuurgroep heef t gezamenlijk examens ontwikkeld en probeert eenheid te creëren in de communicatie en organisatie van de opleidingen. • In 1995 zijn ROC Amsterdam en branchevereniging NPMB met de SVGB een samenwerkingsverband aangegaan om een opleidingsce ntr um voor pia note chniek te

realiseren. Eerst werd het kwalificatiedossier opgezet, de leermiddelen en examens ontwikkeld en leerbedrijven aangetrokken. In 1997 is de opleiding naar HMC mbo Vakschool overgegaan en zijn de gemaakte afspraken meegenomen. In 2010 hebben de twee brancheverenigingen, de nieuwe onderwijslocatie HMC mbo Vakschool en het kenniscentrum een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Hierin is onder andere vastgelegd dat een maximale jaarlijkse instroom en de financiële ondersteuning van de branche noodzakelijk zijn om de opleiding te kunnen bekostigen en de gewenste kwaliteit van de branchestandaarden te kunnen hanteren. • Voor de opleiding Medewerker Steriele Medische Hulpmiddelen (MSMH) is een stuurgroep in het leven geroepen om geza-


v e e l b e l ov e n d e

voo r b e e l d e n

“ Het gaat niet vanzelf, maar we rusten niet totdat het voor elkaar is. Als het niet linksom kan, dan maar rechtsom!” Jenny Doest SVGB

menlijk examenproducten te ontwikkelen. In de stuurgroep zitten onderwijsmanagers van de drie scholen en vertegenwoordigers van de branche. Met elkaar bespreken ze niet alleen de examenproducten, maar alle aspecten van het onderwijs. • Voor de opleiding landmeten is een stuurgroep opgericht waarin zes ROC’s en het SOMA College samen met Arbeidsmarkt Geo en het bedrijfsleven vertegenwoordigd zijn. Zij geven vorm aan een landelijke opleiding landmeten. Studenten volgen eerst drie jaar de opleiding aan een ROC; in het laatste jaar bekwamen ze zich tot landmeter bij het SOMA College. Brancheverenigingen van kleinschalige beroepsgroepen zijn over het algemeen

minder georganiseerd dan grootschalige branches. Waar de laatste beschikken over een bestuur, een bureau en beleidsmedewerkers, bestaat een kleinschalige brancheorganisatie vooral uit enthousiaste vakmensen die zich in hun vrije tijd inzetten voor de branche. Eén van de grootste succesfactoren is misschien wel het handjevol bevlogen mensen die zich vol passie bekommeren om het voortbestaan en de kwaliteit van hun beroepsgroep. Om hun beschikbare tijd efficiënt te kunnen benutten, is het voor deze brancheverenigingen extra belangrijk dat de samenwerking met het onderwijs praktisch is georganiseerd.

ervaring met een dergelijke samenwerking. De bereidheid van partijen om samen te werken en initiatief te nemen is bepalend voor het resultaat. Voor het succes van de drie opleidingen MSMH is het bijvoorbeeld een vereiste dat de scholen studenten doorsturen naar een andere school, wanneer zij zelf op dat moment geen nieuwe groep starten.

De totstandkoming van een dergelijk samenwerkingsverband is niet altijd eenvoudig. Betrokkenen hebben vaak weinig tot geen

43


landelijk doelmatig onderwijs In de oplossingsvoorbeelden zien we hoe beroepsgroep en onder wijs samen een passend aantal studenten opleiden voor de beroepsgroep. Ze bespreken met elkaar hoeveel instroom er jaarlijks nodig is op de arbeidsmarkt en hoe ze kunnen voorkomen dat er te veel vakmensen instromen. Voor de studenten betekent dit dat ze een goede kans maken op een baan zodra ze klaar zijn met hun opleiding. Het bedrijfsleven en het onderwijs kunnen dit soort afspraken maken omdat zij weten hoeveel instroom er jaarlijks nodig is en hoe groot de verwachte uitval is. De pianotechnici hebben bijvoorbeeld met HMC mbo vakschool afgesproken dat er maximaal 15 studenten per jaar op de arbeidsmarkt mogen instromen. Een groter studentenaantal zou de financiering van de opleiding gemakkelijker maken, maar de arbeidsmarktkansen voor studenten verkleinen. Omdat de arbeidsmarkt klein is, wordt de opleiding landelijk aangeboden en wil de branche niet dat er een tweede opleiding start. Dergelijke afspraken hebben echter geen wettelijke basis. Iedere school mag op elk

44

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

willekeurig moment een opleiding starten. Als dat inderdaad gebeurt, heeft dat zijn weerslag op de doelmatigheid van de bestaande opleiding(en): voor studenten wordt het moeilijker een stage- of leerwerkplaats te vinden en er stromen te veel gediplomeerden de arbeidsmarkt in. Door de dialoog aan te gaan met de betreffende school en uit te leggen dat er vanwege de geringe arbeidsmarkt bewust is gekozen voor een bepaald aantal studenten, kan soms worden voorkomen dat de opleiding van start gaat. Lukt dit niet, dan kan de branchevereniging ervoor kiezen de nieuwe opleiding niet te steunen, zodat inhoudelijk en financiële samenwerking uitblijft. Zo heeft de gespecialiseerde aanneming exclusieve samenwerkingsafspraken met ROC Radius en werken de brancheverenigingen van Creatief Vakman uitsluitend samen met de opleiding ontwerpend meubelmaker van HMC mbo vakschool. Desondanks kunnen ze niet voorkomen dat nog zes ROC’s dezelfde opleiding aanbieden. Met één of slechts een paar opleidingslocaties is het een uitdaging om de opleiding bereisbaar te houden voor de studenten. Het SOMA

College heeft om die reden bij de school een campus met 350 slaapplaatsen ingericht. STC biedt faciliteiten aan om vmbo- en mbo-leerlingen begeleid te laten wonen. Binnen het samenwerkingsverband Creatief Vakman zitten vakinstellingen uit Noord-Holland en Brabant om de tafel om toch enige landelijke spreiding te realiseren. En bij de opleiding medewerker steriele medische hulpmiddelen (MSMH) is gekozen voor opleidingen in Zwolle, Leiden en Eindhoven (zie kader). Binnen de landelijke opleidingen van de DHTA wordt de reisafstand niet als een groot probleem ervaren. De studenten zijn over het algemeen ouder dan de gemiddelde mbostudent. Hierdoor beschikken zij bovengemiddeld vaak over een rijbewijs. In sommige gevallen mogen ze gebruik maken van een auto van hun leerbedrijf. Bovendien hoeven ze maar één dag per week naar school; ze zijn allemaal BBL-studenten.


v e e l b e l ov e n d e

voo r b e e l d e n

Drie scholen starten om beurten met de opleiding Medewerker Steriele Medische Hulpmiddelen In 2009 kon voor het eerst worden gestart met een mbo-opleiding Medewerker Steriele Medische Hulpmiddelen (MSMH). In overleg met de beroepsvereniging zijn drie ROC’s de BBLopleiding gaan geven, zodat een goede landelijke spreiding zou ontstaan: ROC Leiden, Deltion College Zwolle en Summa College in Eindhoven. Na twee jaar bleek de instroom bij één ROC terug te lopen. Om de landelijke spreiding toch te behouden, is toen afgesproken dat niet steeds alle drie, maar roulerend twee opleidingen starten met een nieuwe groep. Sindsdien lukt het om ieder half jaar twee nieuwe groepen te starten van minimaal 16 studenten.

45


specialisatie en branchekleuring Bedrijfsleven en onderwijs gaan samen aan de slag wanneer zij zien dat studenten niet of onvoldoende specialistisch worden opgeleid. Soms komt dit eenvoudigweg omdat er geen kwalificatie beschikbaar is, waardoor de basis voor een erkende opleiding ontbreekt. Soms sluit de opleiding niet goed aan bij de beroepspraktijk, bijvoorbeeld bij gebrek aan een goed ingericht praktijklokaal en/of goede vakdocenten. Ook hier is samenwerking tussen het bedrijfsleven en het onderwijs een voorwaarde. Het SOMA College werkt nauw samen met brancheorganisatie Bouwend Nederland en met de werknemersorganisatie. Door subsidie vanuit het O&O-fonds zorgt de bedrijfstak in

46

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

feite voor de machines en materialen waarmee de studenten moeten werken, zodat de school goede vakmensen aflevert. En dankzij nauwe samenwerking met het bedrijfsleven is STC in staat om praktijkfaciliteiten, opleidingsschepen en simulatoren te gebruiken in hun onderwijs. Dergelijke vormen van samenwerking zien we binnen alle oplossingsvoorbeelden terug. De invulling vanuit de branche kan zo ver gaan, dat er zonder afzonderlijke kwalificatie wordt opgeleid voor een specialistisch beroep. Als het de gespecialiseerde aanneming bijvoorbeeld niet lukt voor een beroepsgroep een specialistische kwalificatie te maken, gebruiken ze een algemene kwalifi-

catie. In het opleidingsprogramma beschrijft BGA de specifieke vakkennis en vakvaardigheden. Zo kunnen de kleinere opleidingen toch een plek krijgen. Op basis van hun ervaringen met het ontwikkelen van beroepscompetentieprofielen voor de verschillende beroep e n, i s B G A v a n m e n i n g d a t t w e e kwalificatiedossiers voldoende zijn: één op niveau 2 en één op niveau 3. Het opleidingsprogramma geeft invulling aan de specifieke opleidingseisen. We zien dit ook bij de Leidse Instrumentmakers School die alle specialistische opleidingen baseert op hetzelfde kwalificatiedossier (zie kader). Quote pagina 47 uit: NOS Journaal, 29 augustus 2012


v e e l b e l ov e n d e

voo r b e e l d e n

“ Mbo-leerlingen willen geïnspireerd worden door mensen uit de praktijk. Wij moeten ervoor zorgen dat het mogelijk is om goede mensen uit de praktijk voor de klas te krijgen.”

Gertrud van Erp VNO-NCW/MKB-Nederland

Vijf opleidingen en één kwalificatiedossier bij de Leidse Instrumentmakers School De opleidingen van de Leidse Instrumentmakers School (LiS) zijn gebaseerd op de uitstroom Researchinstrumentmaker van het kwalificatiedossier Fijnmechanische techniek. Er zijn twee uitstroomrichtingen: de grootste groep studenten doet de opleiding metaal en een zeer klein aantal kiest voor glas/keramiek/ optiek. Na een jaar algemene inleiding instrumentmaken kunnen studenten zich specialiseren in metaalbewerking, laboratoriumglas, micromechanica en optisch glas en optische instrumenten. De kracht van de opleiding ligt in het scholen tot excellent vakmanschap op zeer specialistische gebieden. De LiS voldoet aan de specifieke vraag op de arbeidsmarkt om zeer specialistisch op te leiden. Dat kan alleen dankzij nauwe banden met het bedrijfsleven.

47


alternatieve onderwijsvormen Een aantal oplossingsvoorbeelden laat zien hoe een aangepaste onderwijsvorm kan helpen bij het efficiënt organiseren van kleinschalig onderwijs. Zo maakt SVO voor de versdetailhandel waar mogelijk gebruik van winkelteams. Binnen dit onderwijsconcept krijgen studenten les in teams waarin verschillende disciplines vertegenwoordigd zijn. Een team bestaat uit een aantal verschillende medewerkers versdetailhandel, zoals een verkoopmedewerker slager, een slager, traiteur, visspecialist, worstenmaker, poelier en een leidinggevende. Door opleidingen met veel studenten (verkoopmedewerker, winkelslager) in de winkelteams te combineren met

48

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

kleinschalige beroepen (traiteur, worstmaker, visspecialist, poelier) blijven de specialistische kwalificaties ook bij kleine aantallen studenten nog mogelijk. Een aangepaste onderwijsvorm kan ook de opleidingsbereidheid van studenten en werkgevers vergroten. Zo is er bij de gespecialiseerde aanneming voor gekozen het onderwijs in blokken te verdelen: in plaats van één dag per week, gaat de student een aantal dagen aaneengesloten naar school en daarna een paar weken achter elkaar aan het werk in zijn bedrijf. Het uitgangspunt daarbij is, dat de werkgever moet merken dat de

student naar school is geweest; hij ziet dan direct de meerwaarde van de opleiding. Door nieuwe onderwijsvormen toe te passen, komen kleinschalige opleidingen aan de randen van de huidige regelgeving. Dit zien we bijvoorbeeld bij de Nationale Bakkerij Academie (zie kader). Zij lopen tegen de huidige urennorm in het mbo-onderwijs aan. Die is gericht op jongeren en vooral op BOLopleidingen, terwijl de NBA zich richt op werkenden. De NBA vraagt om ruimte voor passend onderwijs voor haar doelgroep en om tijd om verbeteringen door te voeren.


v e e l b e l ov e n d e

voo r b e e l d e n

Opleiden op de werkvloer bij de NBA Werkende bakkers, verkoop- en procesmedewerkers die beter willen worden in hun vak, kunnen bij de Nationale Bakkerij Academie (NBA) leertrajecten volgen, gericht op een mbo-diploma. Ze hoeven niet terug de schoolbanken in, maar volgen de opleiding op de werkvloer, via e-learning en in praktische trainingsbijeenkomsten. Hun slogan is dan ook: ‘Weer terug de schoolbanken in? Never nooit niet!’ De één- of tweejarige opleiding wordt afgerond met een examen dat goed is voor een erkend mbo-diploma. De drempel die er bij werkenden vaak bestaat om weer naar school te gaan, wordt dankzij de NBA aanzienlijk kleiner; anders gezegd: de opleidingsbereidheid neemt toe. Door online leren worden de opleidingen en trainingen bovendien deels plaatsonafhankelijk. Daarmee wordt de uitvoering een stuk eenvoudiger.

49


aantrekkelijk ecosysteem Een aantal veelbelovende voorbeelden profileert zich nadrukkelijk als hét opleidingscentrum voor een cluster beroepsgroepen, niet alleen voor het mbo-onderwijs, maar ook voor bijscholingen, hbo-opleidingen en hobbymatige cursussen. Onderwijsfaciliteiten zoals lokalen, materialen en docenten, kunnen zo efficiënt worden ingezet. Het bundelen van opleidingen en cursussen onder één dak vergroot niet alleen de mogelijkheden tot samenwerking en synergie, maar ook de herkenbaarheid en de aantrekkingskracht van de opleidingen. • D e LiS heeft bijvoorbeeld nauwe banden met het hbo en de universiteit, met als resultaat dat veel hbo-opgeleiden zich bij de LiS bijscholen op technisch gebied. Nu het een Centrum voor Innovatief Vakmanschap is geworden, wil de LiS de hbo-tak uitbreiden. • SOMA College en SOMA Bedrijfsopleidingen zijn twee zelfstandige organisaties die hun oefenterrein delen, zodat dit zowel voor het regulier onderwijs als voor de bedrijfs-

50

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

opleidingen kan worden gebruikt. Ze profileren zich samen als dé plek voor continue groei in de infrasector en het verticaal transport. • B ij de Dutch HealthTec Academy zijn veel bij- en nascholingscursussen te volgen. De samenhang tussen de verschillende opleidingen en cursussen is een grote kracht van deze school. Met gezamenlijke PR wordt het imago en de aantrekkelijkheid van de beroepsgroep(en) veel krachtiger versterkt dan wanneer de opleidingen er alleen voor zouden staan, zowel voor studenten als vakdocenten. • H et Scheepvaart- en Transport College (STC) heeft verticale leerlijnen georganiseerd, van vmbo tot hbo (zie kader). We zien een vergelijkbare ontwikkeling bij een aantal ROC’s die hun focus verleggen naar een meer overzichtelijke structuur waarbij de locaties een eigen uitstraling krijgen die past bij de beroepsgroep(en). Een voorbeeld hiervan is ROC Midden Nederland (ROCMN) dat

verdeeld is in 12 vakcolleges, zoals het Beauty College en het Tech College. En ook ROC Albeda en ROC Zadkine in Rotterdam willen samen kleinere, herkenbare eenheden creëren die zich richten op specifieke sectoren op de arbeidsmarkti. Een dergelijk ecosysteem rondom een bepaald beroepencluster is qua uitstraling vergelijkbaar met een vakschool. Uit onderzoek komt naar voren dat vakscholen over ‘een eigen DNA’ beschikken. Doordat er synergie is tussen de opleidingen kunnen goede samenwerkingsverbanden ontstaan, ook wanneer opleidingen op het eerste gezicht lijken te verschillen. Om een gezamenlijk ecosysteem te vormen, hoeven de opleidingen zich niet altijd onder één dak te bevinden. Ze kunnen ook onder één naam worden gepositioneerd, zoals bij Creatief Vakman. In hun gezamenlijke promotie vinden de verschillende beroepen elkaar op het type mens achter een creatief vakman: creatief, technisch en ondernemend.


v e e l b e l ov e n d e

voo r b e e l d e n

“ Deze bijzondere beroepsopleidingen vragen om aantrekkelijke landelijke ecosystemen.” Hans Koole

SOS Vakmanschap

Verticale leerlijnen bij het Scheepvaart en Transport College Het Scheepvaart en Transport College (STC) is in Nederland de grootste opleider voor de maritieme en logistieke sector. Om voldoende aantrekkingskracht te genereren, heeft men voor enkele opleidingen een verticale leerlijn ontwikkeld. Er zijn verbindingen gelegd met vmbo en hbo. “Het is onze oplossing voor het niche-zijn.” STC voert zelf vmbo-opleidingen uit voor de bedrijfstakken Haven en Vervoer, Transport en Logistiek, Rijn- en binnenvaart, Scheeps- en Jachtbouw. De hbo-opleidingen worden uitgevoerd in samenwerking met Hogeschool Rotterdam in de zogenaamde Rotterdam Mainport University of Applied Sciences (RMU). De STC-Group stelt kennis, ervaring en leermiddelen beschikbaar in de vorm van simulatoren, practica en schepen.

51


duurzame financiering Kleinschalige specialistische opleidingen zijn duur en lastig te organiseren, vanwege de kleine studentenaantallen, het kapitaalintensieve karakter en de noodzaak de benodigde specifieke specialistische kennis en vaardighe d e n bije e n te bre ng e n. B inne n de lumpsumfinanciering vanuit de overheid wordt voor veel van deze opleidingen een hogere prijsfactor gehanteerd. Zo ontvangt de DHTA voor haar gezondheidstechnische opleidingen een prijsfactor van 1,3. Enkele kwalificaties die SOMA uitvoert, vallen onder de hoogste prijsfactor van 1,7. In de praktijk wordt deze prijsfactor echter niet altijd ten gunste van de specialistische opleiding ingezet. En wanneer dit wel gebeurt, is de overheidsbekostiging vaak nog niet toereikend voor financiering van de opleiding. Kleinschalige specialistische opleidingen blijven dus vaak nog afhankelijk van andere inkomstenbronnen. De opleiding tot hoefsmid bijvoorbeeld is duur door de hoge materiaalkosten en gaskosten van de ovens. Het lage studentenaantal per school dekt deze kosten niet. Binnen AOC De Groene Welle wordt de opleiding hoefsmid in de lucht gehouden door de grotere opleidingen. Maar dit is een kwetsbare constructie die een constante druk geeft op de opleiding. Kleinschalige opleidingen proberen hun onderwijs zo efficiënt mogelijk te organiseren.

52

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

De opleidingswerkplaatsen van de gespecialiseerde aanneming zijn bijvoorbeeld uitgerust om voor meerdere beroepen te kunnen opleiden. De ene keer maken de voegers gebruik van de werkplaatsen, de andere keer de metselaars. Door de bezettingsgraad van de gebouwen hoog te houden, besparen ze op de kosten. Zoals we al hebben gezien, levert het bedrijfsleven vaak een belangrijke bijdrage in de vorm van machines en materialen. Ook de gezondheidstechnische opleidingen zijn, in relatie tot de kleine studentenaantallen, duur in de benodigde apparatuur en de nadruk op praktijkonderwijs in de opleiding. Door de opleidingen op één locatie te bundelen, hoeven de (beperkte) financiële middelen van brancheorganisaties ook slechts op één locatie te worden geïnvesteerd. In sommige gevallen kunnen beroepsgroepen aanspraak maken op een O&O-fonds, zoals bij de gespecialiseerde aanneming. Ook de opleidingen van het SOMA College zijn afhankelijk van een bijdrage uit het O&O-fonds van de bedrijfstak bouw en infra. Momenteel trekken veel bedrijven zich helaas terug, omdat de sector onder druk staat. Op de langere termijn is dit een bedreiging voor de kleinere opleidingen. Veel kleinschalige specialistische opleidingen kunnen geen aanspraak maken op een O&O-fonds. De opleiding pianotechniek heeft een manier gevonden om

een structurele bijdrage te krijgen vanuit de branche (zie kader). Soms worden andere bronnen gevonden om de financiering rond te krijgen. Zo ontvangt de LiS tijdelijk aanvullende financiering uit de regeling Centra voor Innovatief Vakmanschap. Hun glaswerkplaats wordt beperkt aanvullend bekostigd door de Universiteit Leiden. De BGA heeft een studentenpoule opgezet, zodat ze zelf studenten kan aannemen in plaats van het leerbedrijf. De BGA plaatst de studenten vervolgens bij één van de aangesloten bedrijven. De poule maakt het voor de meestal kleinschalige bedrijven mogelijk om leerwerkplekken te realiseren. Voorheen waren zij, als zij medewerkers naar een opleiding wilden sturen, verplicht een baangarantie af te geven voor de duur van die opleiding. Voor de meeste bedrijven was dat, door hun kleinschaligheid, een onmogelijke opgave. De opleidingsbereidheid bij deze bedrijven was daardoor gering. Dankzij de poule is deze sterk toegenomen. Quote pagina 53 uit: Avoice nummer 26, maart 2013


v e e l b e l ov e n d e

voo r b e e l d e n

Bestemmingsheffing betaalt mee aan opleiding pianotechniek Binnen de pianotechniek bleek het moeilijk ondernemers vrijwillig een bijdrage te laten leveren aan de sector. Het samenwerkingsverband van de brancheverenigingen en het kenniscentrum vond een oplossing in het opleggen van een bestemmingsheffing door het bedrijfschap. Daarmee zou iedereen die werkzaam is in de pianotechniekbranche een bijdrage leveren aan de opleiding. In 2000 was de bestemmingsheffing een feit. Om ervoor te zorgen dat de middelen voor de branche beschikbaar blijven, hebben de brancheverenigingen in 2001 de Stichting Fonds Opleiding en Ontwikkeling Pianotechnische bedrijven (SFOOP) opgericht om ze te beheren. Met het extra geld wordt de opleiding voorzien van nieuwe instrumenten, stemca-

bines, oefenmateriaal en gereedschappen. Het is voor de branche zeer belangrijk dat er op school geoefend wordt op goede instrumenten. Dat garandeert een kwaliteitsstandaard die onafhankelijk is van de mogelijk wisselende kwaliteit van de leerbedrijven. Bovendien wordt met de extra bestemmingsheffing meebetaald aan de kosten per leerling in de klas, die bewust klein wordt gehouden. Meer studenten zouden de bekostiging weliswaar vereenvoudigen, maar ook een te grote instroom op de arbeidsmarkt tot gevolg hebben. Met het wegvallen van het bedrijfschap komt de bestemmingsheffing te vervallen. Zonder de heffing moet de branche over vijf jaar terugkomen op haar financiĂŤle afspraken.

“ Wij beseffen dat dergelijke opleidingen misschien wel voorgoed verdwijnen als we die nu niet steunen. Een deel van ons surplus investeren we in het in stand houden van kwetsbare opleidingen. Het is een vorm van solidariteit.�

Leonard Geluk bestuursvoorzitter ROC Midden Nederland

53


acties en adviezen duurzame opleidingsarrangementen Sinds de start in 2011 zijn 59 beroepen en ople idinge n ge me ld bij het M e ldpunt Be dre igde O ple idinge n e n Be roe pe n. Beroepsorganisaties en onderwijsinstellingen maar ook individuele bedrijven zien problemen in het kleinschalig beroepsonderwijs voor zeldzame specialistische beroepsgroepen en voelen zich probleemeigenaar. Deze organisaties zitten niet stil, maar werken ieder op hun eigen manier aan het neerzetten, in stand houden of verduurzamen van het onderwijs voor hun bijzondere beroepsgroep. Als probleemeigenaren proberen ze samenwerking te organiseren tussen het onderwijs en bedrijfsleven binnen een beroepsgroep, maar ook tussen verwante beroepsgroepen en opleidingen. De ervaring leert dat dit niet vanzelf gaat. Het realiseren van duurzame onderwijsoplossingen vraagt om een open blik en om creativiteit, want iedere situatie is anders. Het vraagt ook dat beroepsgroepen en onderwijsinstellingen over hun eigen schaduw heen stappen en kijken naar het gemeenschappelijk belang op de langere termijn. En het vraagt om expertise en ervaring met de bijzondere doelgroep van de kleinschalige

54

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

specialistische beroepsopleidingen. Het is een kwestie van lange adem die leidt tot nieuwe ideeën en aantrekkelijke ecosystemen, zoals we hebben gezien in de voorbeelden. De beroepsgroepen en onderwijsinstellingen nemen de bal op, waar nodig ondersteund door kenniscentra en SOS Vakmanschap. We adviseren de minister van OCW om ruimte te creëren, zodat we een onderwijsinfrastructuur (‘sectorplan unica’) kunnen neerzetten waarmee Nederland kan blijven profiteren van de waarde van zeldzame specialistische beroepsgroepen. Voorwaardelijk hiervoor is erkenning van het belang van zeldzaam specialistisch vakmanschap en erkenning van de specifieke vraagstukken die de familie van kleinschalige specialistische beroepsopleidingen gemeenschappelijk hebben. Erkenning van het economische en maatschappelijke belang van zeldzaam specialistisch vakmanschap. Zeldzaam specialistisch vakmanschap is van grote economische waarde voor Nederland. Ook in economisch mindere tijden biedt het

omzet en banen. De beroepen hebben een sleutelpositie in uiteenlopende sectoren en bieden veel innovatiekracht. Maar ook de waarde voor gezondheid, welzijn, consument, cultuur en historie is van groot belang voor het welvaren in Nederland. Door dit te erkennen kunnen we niet alleen authentieke kennis en vaardigheden behouden, maar deze ook doorontwikkelen om toekomstige innovaties mogelijk te maken. De afgelopen jaren zijn in deze erkenning belangrijke stappen gemaakt, als eerste in het actieplan Focus op vakmanschap 20112015 van het vorige kabinet. De huidige minister van OCW zet deze aandacht voor kleinschalige specialistische opleidingen voort. Ook de Onderwijsraad en de SBB hebben het belang van de zeldzame specialistische beroepsgroepen en -opleidingen onderstreept. En in het te verschijnen SER-advies over de toekomst van de ambachtseconomie zal aparte aandacht zijn voor de zeldzame specialistische beroepen.


A c t i e s

Erkenning van de specifieke vraagstukken die de familie van kleinschalige specialistische beroepsopleidingen gemeenschappelijk hebben. De zeldzame specialistische beroepen kenmerken zich door unieke, complexe en hoogwaardige vakkennis en vaardigheden, die langdurige oefening vereisen. Het aandeel, de kwaliteit en de diepgang van de beroepspecifieke kennis en vaardigheden in het onderwijspakket zijn bepalend voor het succes van deze opleidingen. Het landelijke (in plaats van regionale) speelveld van de kleinschalige specialistische opleidingen vraagt om landelijke afstemming tussen onderwijs en bedrijfsleven: over studentenaantallen, opleidingskwaliteit, uitvoerbaarheid én onderwijslocaties. Aangezien zeldzame specialistische beroepsgroepen een ‘sectoroverstijgende niche’ vormen, is het onmogelijk de zorg ervoor over verschillende sectoren te verdelen. Binnen hun sector zijn de beroepen klein en onzichtbaar. Dat geldt voor traditionele specialistische beroepen, maar ook voor de nieuwe varianten die momenteel en in de toekomst

e n

a d v i e z e n

d u u r z am e

ontstaan. Door de zeldzame specialistische beroepsgroepen samen te erkennen als een aparte familie wordt de weg vrijgemaakt voor een gezamenlijke aanpak die past bij de kenmerken van deze doelgroep. Het ministerie van OCW, de Onderwijsraad 33 en SBB onderschrijven die positie. Allen benadrukken dat de positie van kleinschalige specialistische opleidingen een vraagstuk is dat aparte aandacht verdient. Geïnspireerd door de geluiden uit het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen en op basis van opgebouwde expertise geven we drie adviezen over wat nodig is om kleinschalig specialistisch beroepsonderwijs te realiseren én te behouden voor de BV Nederland. Beroepsonderwijs met innovatiekracht, want alleen dan blijft het duurzaam. De scholen en beroepsgroepen zijn gedreven om oplossingen te bouwen en te verduurzamen. Wij adviseren de beleidsmakers die samen met ons mogelijk te maken. Advies 1: Verduurzaam het loket en expertisepunt voor kleinschalig specialistisch vakmanschap.

o p l e i d i n g sa r r a n g e m e n t e n

Sinds 2010 vormt de netwerkorganisatie SOS Vakmanschap, gestart op initiatief van 44 beroeps- en onderwijsorganisaties, een landelijk aanspreekpunt voor zeldzame specialistische opleidingen en beroepen. Als landelijke spin-in-het-web bundelen we kennis van en ervaring met deze beroepen en opleidingen. SBB heeft aan de minister van OCW geadviseerd dat zo’n landelijk loket- en expertisepunt noodzakelijk is34. Hier verzamelt zich kennis en organisatiekracht om problematieken in kaart te brengen en duurzame kleinschalige specialistische onderwijsoplossingen te bouwen. Net als SBB, pleiten wij ervoor dat de functie van loket en expertisepunt voor zeldzaam specialistisch vakmanschap duurzaam wordt verankerd. Kleinschalige beroepen en opleidingen die in hun voortbestaan worden bedreigd, kunnen zich dan blijven melden en het kleinschalig specialistisch onderwijs kan er pro-actief worden gemonitord. En bovenal: door concentratie van werkzaamheden, kennis en kunde kan SOS Vakmanschap samen met beroepsorganisaties en de scholen blijven bouwen aan duurzame onderwijsarrangementen.

55


Advies 2: Verplicht scholen tot het tijdig kenbaar maken van het starten en stoppen van kleinschalige specialistische opleidingen.

Advies 3: Geef kleinschalige specialistische opleidingen een eigen plek in het onderwijsbestel en onderzoek met pilots waar aangepaste voorwaarden nodig zijn.

SOS Vakmanschap is enthousiast dat de Minister van OCW onderwijsinstellingen wil verplichten om het starten en stoppen van opleidingen openbaar te maken 35. Hiermee kan worden voorkomen dat een opleiding versnippert of zelfs volledig verdwijnt, zonder dat alle belanghebbenden bij de besluitvorming betrokken zijn geweest. Door voor de kleinschalige specialistische opleidingen een landelijke invalshoek te nemen en deze taak bij het loket en expertisepunt te beleggen, kan het een vliegwiel zijn tot verbeteringen.

De atypische kenmerken van kleinschalig specialistisch beroepsonderwijs maken dat deze niet tot hun recht komen binnen de randvoorwaarden van het huidige mboonderwijs, dat regionaal is georganiseerd en waar een beweging is naar bredere opleidingen. De geluiden uit het meldpunt illustreren deze problematiek. SBB heeft de Minister van OCW dan ook geadviseerd om kleinschalige specialistische opleidingen een ‘bijzondere positie’ te verlenen in het onderwijsbestel36. Vanuit zo’n eigen positie kan beter rekening worden gehouden met het langdurig aanleren en inslijten van specialistische kennis en vaardigheden, de kleine studentenaantallen, de kleinschaligheid van de beroepsgroepen en de noodzaak van een landelijke aanpak.

Het instellen van deze verplichting kent een grote urgentie. Deze monitor laat zien dat er veelvuldig wordt gestart en gestopt met kleinschalige opleidingen en dat dit nadelig is voor de zeldzame specialistische beroepsgroepen. We kunnen dit niet laten voortduren. Door een dergelijk meldpunt neer te leggen bij het hiervoor genoemde loket en expertisepunt, ontstaat verdere bundeling van kennis en expertise.

56

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

Minister Bussemaker geeft in haar brief aan de Tweede Kamer over macrodoelmatigheid aan dat zij gaat verkennen wat de mogelijkheden zijn voor het starten van pilots 37. SBB heeft geadviseerd om deze pilots door SOS

Vakmanschap uit te laten voeren. In pilots kunnen wij voor een aantal bedreigde beroepen en opleidingen concrete oplossingen bouwen of duurzaam maken. Tegelijkertijd breidt SOS Vakmanschap met deze pilots haar expertise uit, zodat we kunnen concretiseren of afwijkende afspraken nodig zijn, bijvoorbeeld op basis van een licentiesysteem, en hoe deze eruit kunnen zien. Bijvoorbeeld afspraken over kwaliteit, landelijke doelmatigheid, financiële duurzaamheid en alternatieve onderwijsvormen. In de volgende monitor berichten we over de voortgang van deze pilots. nderwijsraad, 2012, Zicht op een macrodoelmatig opleiO dingsaanbod SBB advies aan OCW – “Advies kleine, unieke opleidingen”, maart 2013 35 Kamerbrief minister OCW - “Macrodoelmatigheid mbo”, 14 april 2013 36 SBB advies aan OCW – “Advies kleine, unieke opleidingen”, maart 2013 37 Kamerbrief minister OCW - “Macrodoelmatigheid mbo”, 14 april 2013 33

34


A c t i e s

e n

a d v i e z e n

–

d u u r z am e

o p l e i d i n g sa r r a n g e m e n t e n

57


bijlage 1: meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen Sinds de lancering zijn 59 beroepsgroepen en opleidingen gemeld bij het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen van SOS Vakmanschap. Iedere melding doorloopt de vier stappen registratie, probleemanalyse, advies en vervolgactiviteiten. Stap 1 Registratie Brancheverenigingen, onderwijsinstellingen en individuele bedrijven melden zich bij het meldpunt wanneer zij vinden dat hun beroep of opleiding in hun voor tbestaan wordt bedreigd. Na aanmelding wordt bekeken in hoeverre de melding past binnen de scope van SOS Vakmanschap. Alleen wanneer het beroep zeldzaam en specialistisch is, beschikt SOS Vakmanschap over de expertise om de beroepsgroep eventueel te ondersteunen. Om dit te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de beslisboom. Stap 2 Probleemanalyse We gaan met iedere melder in gesprek om de kern van de bedreiging en de zorgen van de melder te achterhalen. Op basis van dit gesprek stellen we een casebeschrijving op. Deze beschrijving begint met: • een korte beschrijving van het beroep (werkzaamheden, ontwikkelingen) • de branche (omvang, organisatie) • de historie van de opleiding. Daarna volgt een beschrijving van de problematiek van de beroepsgroep en opleiding en wat SOS Vakmanschap voor de melder zou kunnen betekenen, zoals het geven van good practices of een advies over het organiseren

58

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

van hun kleinschalige opleiding. Sommige melders zijn zelf al actief aan de slag met hun oplossing en willen vooral gebruik maken van de communicatiekanalen en het netwerk van SOS Vakmanschap. Belangrijk onderdeel van de casebeschrijving is het SOS Kompas met daarin een gestructureerde analyse van de criteria uit de beslisboom. Aan de hand van vragen wordt bepaald in hoeverre de beroepsgroep en de opleiding kleinschalig zijn, het beroep specialistisch is en er sprake is van arbeidsmarktrelevantie. Ook geven we aan hoe groot de bedreiging is voor de beroepsgroep of de opleiding. Tot slot analyseren we in hoeverre de beroepsgroep en de opleiders zich probleemeigenaar voelen. Dit laatste is een belangrijke voorwaarde om tot resultaat te komen. Stap 3 Advies Op basis van de casebeschrijving en het SOS Kompas formuleert SOS Vakmanschap een advies aan de melder. Dit advies kan zeer uiteenlopend zijn, afhankelijk van de problemen en vragen van de melder. Soms krijgt een melder het advies zich aan te sluiten bij een lopend project van vergelijkbare zeldzaam specialistische beroepsgroepen. In een aantal gevallen krijgt de melder een werksessie aangeboden zodat alle partijen bij het vraagstuk betrokken worden. Het komt regelmatig voor dat we de melder kunnen koppelen aan een onderwijsinstelling in ons netwerk die ervaring heeft met kleinschalige specialistische opleidingen. Ook verwijzen we soms door naar het Nederlands Instituut voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed in Utrecht.

Stap 4 Vervolgactiviteiten Daarna zijn de beroepsgroep en de onderwijsinstelling zelf aan zet om een oplossing te bouwen of te verduurzamen. SOS Vakmanschap kan hierin ondersteunen door eigen expertise of expertise binnen het netwerk in te brengen. Als concreet voorbeeld heeft SOS Vakmanschap werksessies georganiseerd met vier melders. Tijdens deze werksessie zitten alle betrokken partijen aan tafel: de branchevereniging(en), onderwijsinstelling(en), het betreffende kenniscentrum en eventueel andere betrokkenen. In sommige gevallen werken deze partijen al met elkaar samen en brengt de werksessie versnelling in het proces. In sommige gevallen is de werksessie een middel om de partijen bij elkaar te brengen om gezamenlijk aan een oplossing te werken. SOS Vakmanschap gebruikt de informatie uit de meldingen in haar promotie van het zeldzaam specialistisch vakmanschap en haar adviezen naar de minister van OCW, zoals het advies een aantal pilots uit te voeren. Met deze pilots kunnen wij voor een aantal bedreigde beroepen en opleidingen concrete oplossingen bouwen of duurzaam maken. In de volgende SOS Monitor hopen we over de voortgang van deze pilots te kunnen berichten. In bijlage 2 staat de beslisboom van SOS Vakmanschap uitgewerkt. In bijlage 3 staat een overzicht van alle beroepsgroepen en opleidingen die bij het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen zijn binnengekomen.


b i j l a g e n

bijlage 2: beslisboom 1

Zeldzaam?

2

De omvang van de beroepsgroep binnen Nederland is (zeer) klein. SOS Vakmanschap hanteert hierbij als richtlijn een beroepsgroep met maximaal circa 1.000 beroepsbeoefenaren in Nederland. Dit is een richtlijn; als een grotere beroepsgroep een dalende trend laat zien richting 1.000 beroepsbeoefenaren, dan neemt SOS Vakmanschap deze ook mee in haar scope.

4

Bedreigd? B i j vo o r b e e l d: o nvo l d o e n d e i n s tro o m / uitstroom, geen opleiding/kwalificatie meer, de opleiding is te weinig specialistisch of de uitvoerbaarheid van de opleiding is in gevaar.

5

Probleemeigenaar? De beroepsgroep en onderwijs zijn samen probleemeigenaar en vinden het belangrijk dat de opleiding en het beroep blijven bestaan. Er zijn afspraken die landelijk gelden en niet alleen in specifieke regio’s. Partijen zetten zich met geld of in natura in om een opleiding mogelijk te maken.

Specialistisch? De werkzaamheden in het beroep zijn specialistisch van karakter en voor het merendeel uniek voor dit beroep – de verwantschap met andere beroepen is gering. Ook de werkomgeving is veelal kenmerkend en uniek. Het betref t met name beroepen waar voor complexe en hoogwaardige kennis en inzicht vereist zijn, of beroepen met een complexe ambachtelijke handvaardigheid die veel oefening vergt en langdurig moet ‘inslijten’. Voor het aanleren van de benodigde vakkennis en -vaardigheden is dan ook een meerjarige (mbo-)opleiding noodzakelijk.

3

Toekomstperspectief? Hoewel de omvang van de beroepsgroep klein is, is het beroep relevant voor Nederland. Er is een reëel arbeidsmarktperspectief voor afstudeerders, nu en op middellange termijn. Naast directe banen en omzet levert het beroep een zichtbare en aantoonbare bijdrage aan de Nederlandse economie en/of de maatschappij. SOS Vakmanschap onderscheidt hierbij economische waarde, gezondheidswaarde, culturele/historische waarde en consumentwaarde.

• De rode kaders betreffen criteria die betrekking hebben op de beroepsgroep. • D e blauwe kaders betreffen criteria die betrekking hebben op het onderwijs. 59


bijlage 3: meldingen SOS Vakmanschap Beroepsgroep Aangedragen knelpunten

60

Status op basis van beslisboom

1. Specialistisch Parketteurs

• Opleiding is niet duurzaam te organiseren als gevolg van onvoldoende instroom

Binnen scope SOS

2. Specialistisch Woningstoffeerders

• Teruglopende instroom in de opleiding • Tekorten op de arbeidsmarkt

Binnen scope SOS

3. Autorestauratoren

• Geen reguliere opleiding • Tekorten op de arbeidsmarkt • Vergrijzing in de branche

Binnen scope SOS

4. Glasblazers

• Geen reguliere opleiding als gevolg van lage leerlingaantallen en relatief hoge uitvoeringskosten

Binnen scope SOS

5. Hoefsmeden

• Relatief hoge uitvoeringskosten opleiding

Binnen scope SOS

6. Kopersmeden

• De opleiding is onderdeel van een opleiding voor een bredere kwalificatie. Gediplomeerden zijn onvoldoende specifiek opgeleid voor het beroep om gekwalificeerd aan de slag te kunnen.

Binnen scope SOS

7. Landmeters

• Onvoldoende instroom in de opleiding • Kwalificatie(dossier) dreigt te verdwijnen als gevolg van veralgemenisering kwalificatiestructuur

Binnen scope SOS

8. Meet- en regeltechnici

• Kwalificatie(dossier) is verdwenen als gevolg van veralgemenisering kwalificatiestructuur

Binnen scope SOS

9. Modelmakers

• Kwalificatie(dossier) is verdwenen als gevolg van veralgemenisering kwalificatiestructuur • Vergrijzing in de branche

Binnen scope SOS

10. Onderwerkmakers

• Tekorten op de arbeidsmarkt • Vergrijzing in de branche • Geen reguliere opleiding (alleen cursorisch)

Binnen scope SOS

11. Orthopedische technici

• Opleiding is niet duurzaam te organiseren als gevolg van onvoldoende instroom i.c.m. bekostigingssystematiek

Binnen scope SOS

12. Pianotechnici

• Wegvallen bestaande financieringsconstructie als gevolg van opheffing HBA

Binnen scope SOS

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


b i j l a g e n

Beroepsgroep Aangedragen knelpunten

Status op basis van beslisboom

13. Research instrumentmakers

• Hieronder vallen een tweetal specialisatierichtingen die kampen met lage leerlingaantallen en relatief hoge uitvoeringskosten.

Binnen scope SOS

14. Restauratie stukadoors

• Toegenomen druk op het vakonderwijs als gevolg van algemene vakken

Binnen scope SOS

15. Schachtenmakers

• Tekorten op de arbeidsmarkt • Vergrijzing in de branche • Geen reguliere opleiding (alleen cursorisch)

Binnen scope SOS

16. Schoenherstellers

• Versnippering opleidingsaanbod • Onvoldoende instroom in de opleiding • Relatief hoge uitvoeringskosten opleiding • Wegvallen bestaande financieringsconstructie als gevolg van opheffing HBA • Wegvallen WVA voor startkwalificatie

Binnen scope SOS

17. Sier- kunst en restauratiesmeden

• Onvoldoende instroom in de opleiding • Relatief hoge uitvoeringskosten opleiding • Lage opleidingsbereidheid in branche • Imagoprobleem beroep

Binnen scope SOS

18. Worstmakers

• Onvoldoende instroom in de opleiding • Relatief hoge uitvoeringskosten opleiding • Versnippering opleidingsaanbod

Binnen scope SOS

19. Steenzetter/ rijswerkers

• Onvoldoende instroom in de opleiding • Tekorten op de arbeidsmarkt

Binnen scope SOS

20. Uurwerkmakers

• Teruglopende instroom in de opleiding • Toenemende druk om te veralgemeniseren • Verkorting mbo 4 opleiding van 4jr naar 3jr • Relatief hoge uitvoeringskosten opleiding

Binnen scope SOS

21. Zadel- en tuigmakers

• Geen reguliere opleiding • Vergrijzing in de branche

Binnen scope SOS

22. Zilversmeden

• Teruglopende instroom in de opleiding • Toenemende druk om te veralgemeniseren • Verkorting mbo 4 opleiding van 4jr naar 3jr • Relatief hoge uitvoeringskosten opleiding

Binnen scope SOS

61


Beroepsgroep Aangedragen knelpunten

62

Status op basis van beslisboom

23. Baggermeesters

• Onvoldoende instroom in de opleiding • Tekorten op de arbeidsmarkt

Nadere informatie noodzakelijk

24. Biologisch dynamisch landbouwers

• Veralgemenisering opleiding • Verkorting mbo 4 opleiding van 4jr naar 3jr

Nadere informatie noodzakelijk

25. Graveurs

• De opleiding is onderdeel van een opleiding voor een bredere kwalificatie. Gediplomeerden zijn onvoldoende specifiek opgeleid voor het beroep om gekwalificeerd aan de slag te kunnen.

Nadere informatie noodzakelijk

26. Handboekbinders

• Geen reguliere opleiding (enkel cursus)

Nadere informatie noodzakelijk

27. Maritiem Waterbouwers

• Onvoldoende instroom in de opleiding • Tekorten op de arbeidsmarkt

Nadere informatie noodzakelijk

28. Meester coupeurs

• Onvoldoende instroom in de opleiding • Relatief hoge uitvoeringkosten opleiding • Tekorten op de arbeidsmarkt

Nadere informatie noodzakelijk

29. Restauratie metselaars/-voegers

• Specialisatierichting na metselen of voegen ontbreekt in opleiding • Kwaliteit restauratie vakmanschap onder druk • Imagoprobleem beroep

Nadere informatie noodzakelijk

30. Scheeps- en jachtbouwkundigen

• Onvoldoende instroom in de opleiding • Tekorten op de arbeidsmarkt

Nadere informatie noodzakelijk

31. Visserij Officieren

• Opleiding is niet duurzaam te organiseren als gevolg van onvoldoende instroom • Tekorten op de arbeidsmarkt

Nadere informatie noodzakelijk

32. Caravanherstellers

• Onvoldoende instroom in de opleiding

Nadere informatie noodzakelijk

Mode, interieur, tapijt en textiel: 33. Kwaliteitscontroleurs 34. Medewerkers interieurtextiel 35. Ploegleiders textiel

• Onvoldoende instroom in de opleiding • Kwalificatie(dossier) dreigt te verdwijnen als gevolg van veralgemenisering kwalificatiestructuur

Nadere informatie noodzakelijk

Watersport: 36. Jachtschilders 37. Scheepsinterieurbouwers 38. Scheepsmetaalbewerkers

• Onvoldoende instroom in de opleidingen • Versnippering opleidingsaanbod • Verkorting mbo 4 opleiding van 4jr naar 3jr • Vergrijzing in de branche

Nadere informatie noodzakelijk

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


b i j l a g e n

Beroepsgroep Aangedragen knelpunten

Status op basis van beslisboom

39. Carrosseriebouwers

• Versnippering opleidingsaanbod • Relatief hoge uitvoeringskosten opleiding

Buiten scope SOS

40. Goudsmeden

• Teruglopende instroom in de opleiding • Toenemende druk om te veralgemeniseren • Verkorting mbo 4 opleiding van 4jr naar 3jr • Relatief hoge uitvoeringskosten opleiding

Buiten scope SOS

41. Handspinners

• Geen reguliere opleiding (alleen cursus) • Vergrijzing in de branche

Buiten scope SOS

42. Juweliers

• Teruglopende instroom in de opleiding • Toenemende druk om te veralgemeniseren • Verkorting mbo 4 opleiding van 4jr naar 3jr

Buiten scope SOS

43. Monteurs mobiele werktuigen

• Teruglopende instroom in de opleiding • Versnippering opleidingsaanbod

Buiten scope SOS

44. Opticiens

• Versnippering opleidingsaanbod

Buiten scope SOS

45. Tandtechnici

• Versnippering opleidingsaanbod

Buiten scope SOS

46. Vlechters

• Geen reguliere opleiding • Nauwelijks vakkundige beroepsvlechters in Nederland

Buiten scope SOS

Legenda

Binnen scope SOS

Binnen scope SOS. Voldoet aan alle criteria van de Beslisboom van SOS Vakmanschap

Nadere informatie noodzakelijk

Nadere informatie noodzakelijk. Voldoet waarschijnlijk aan alle criteria van de Beslisboom van SOS Vakmanschap

Nadere informatie noodzakelijk

Nadere informatie noodzakelijk. Voldoet waarschijnlijk niet aan alle criteria van de Beslisboom van SOS Vakmanschap

Buiten scope SOS

Buiten scope SOS. Voldoet niet aan één of meerdere criteria van de Beslisboom van SOS Vakmanschap

63


Recente meldingen – in behandeling

Beroepsgroep 47. Eerst Monteurs Gasturbines 48. Bekleders (auto) 49. Bloemisten 50. Funderingsmedewerkers 51. Allround grimeurs Isolatietechniek: 52. Isolatiemonteurs 53. Isolatieplaatwerkers 54. Opmeters 55. Werkvoorbereiders 56. Machinisten mobiele kranen 57. Machinisten kleine en grote funderingsmachines 58. Medewerkers Recycling 59. Molenaars/Molenmakers

64

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


b i j l a g e n

65


> lees verder voor de monitor in het kort 66

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


in het kort… Nederland telt 100 zeldzame specialistische beroepsgroepen, met ongeveer 80.000 beroepsbeoefenaren (1% van de Nederlandse beroepsbevolking) en een gezamenlijke jaarlijkse omzet van 11 miljard euro. Tot de scope van SOS Vakmanschap behoren alle zeldzame specialistische beroepen en hun (mbo-)opleidingen in Nederland met een: • zeer kleine omvang van de beroepsgroep (zeldzaam), • u nieke, complexe en hoogwaardige vakkennis en vaardigheden, die langdurige training vereisen (specialistisch), • reëel arbeidsmarktperspectief nu en op de middellange termijn (toekomstperspectief).

De beslisboom van SOS Vakmanschap 1

2 Zeldzaam?

Specialistisch?

3

4 Bedreigd?

Bedreigde Opleidingen en Beroepen valt binnen de techniek. Opvallend is dat er veel bijzondere combinaties worden gevormd met techniek. Zeldzame specialistische beroepen hebben gezamenlijk een bijzonder waardevolle positie in onze arbeidsmarkt, economie en samenleving: • Zeldzaam specialistisch vakmanschap is vertegenwoordigd in alle negen economische topsectoren van Nederland en vormt daarmee een kleine, maar vaak onmisbare schakel in onze economie. • O ok in de maakindustrie hebben deze beroepen een belangrijke positie. • Z eldzaam specialistisch vakmanschap bevat bovendien kiemen voor innovatie, mede doordat beroepen zich vaak op het snijvlak van bedrijfstakken bevinden. • D e beroepen zijn van grote waarde voor gezondheid en welzijn, cultuur en historie en voor de consument.

Toekomstperspectief?

kansen op de arbeidsmarkt 5 Probleemeigenaar?

Elke sector heeft wel enkele van dit soort zeldzame specialistische beroepen, daarom spreken we van een ‘sectoroverstijgende niche’. Zo’n driekwart van de beroepen en opleidingen die zich melden bij het Meldpunt

Ondanks de krimpende economie zijn er baanmogelijkheden binnen de zeldzame specialistische beroepen: • De waarde van deze beroepen voor economie en samenleving betekent werkgelegenheid, ook in economisch moeilijkere tijden. • B eroepen als schoenherstellers of kleermakers profiteren juist van een economische recessie.

• D e vraag naar hulpmiddelen in de gezondheidstechniek groeit als gevolg van de vergrijzing. • D e verwachting is dat creatief vakmanschap een grotere rol gaat spelen in de economie van de toekomst. • Veel specialistische beroepen zijn op zoek naar nieuwe instroom ter vervanging van vakmensen die met pensioen gaan. • D oor de hoge vergrijzing zijn er binnen de zeldzame specialistische beroepen kansen op de arbeidsmarkt, ook voor zij-instromers. • M eer dan tweederde van de zeldzame specialistische beroepsbeoefenaren is zzp’er. Zzp’ers zijn flexibele arbeidskrachten en weten zich door goed ondernemerschap en creativiteit staande te houden in economisch moeilijkere tijden.

Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen • Registratie: Sinds de lancering zijn 59 beroepsgroepen en opleidingen gemeld. • Probleemanalyse: Over iedere melding wordt een casebeschrijving geschreven. • Advies: Op basis van de casebeschrijving krijgt iedere melder een advies. • Vervolgactiviteiten: De beroepsgroepen en onderwijsinstellingen zijn zelf aan zet. SOS Vakmanschap heeft werksessies georganiseerd voor vier meldingen. Een aantal meldingen krijgt een vervolg in pilots.

67


signalen

uit kleinschalige specialistische beroepsopleidingen Goed beroepsonder wijs is cruciaal om kennis, kunde en vakmanschap in stand te houden en aan volgende generaties over te dragen. Kleinschalig, specialistisch onderwijs heeft andere kenmerken dan het totale mbo. Uit de meldingen blijkt een reële kans dat kleinschalige specialistische opleidingen onbedoeld – en onopgemerkt – verdwijnen. Voor mbo-instellingen zijn dergelijke opleidingen vaak duur en lastig te organiseren, vanwege de kleine studentenaantallen, het kapitaalintensieve karakter en het bijeenbrengen van de benodigde specifieke specialistische kennis en vaardigheden. Dit maakt de kleinschalige specialistische opleidingen kwetsbaar. Op termijn kunnen gevolgen voor de beroepsgroepen niet uitblijven.

15%

signaal: versnippering en veelvuldig starten en stoppen

Na jaren van groei zien we sinds 2010 een krimp van het aantal mbo-studenten. In 20112012 waren er nog 514.771 mbo-studenten, in 2012-2013 zijn dit er 506.067. In de afgelopen vijf jaar is het aantal mbo-studenten bij 44% van alle opleidingen gekrompen. Deze daling wordt deels verklaard door de ontgroening van de Nederlandse bevolking. De krimp is echter sterker bij de kleinschalige opleidingen: van de zeer kleinschalige kwalificatiedossiers is sinds 2008 68% in studentenaantal gedaald. Het aantal kleinschalige opleidingen dat groeit (19%), blijft sterk achter bij het aantal grotere opleidingen dat groeit (35%).

Een deel van de zeer kleinschalige opleidingen is versnipperd: Negen van de 35 dossiers met maximaal 50 studenten worden op drie of meer locaties uitgevoerd. Ook wordt er door mbo-instellingen veelvuldig gestart en gestopt met kleinschalige opleidingen: In vier jaar tijd zijn 27 instellingen gestart met het aanbieden van 31 kleinschalige opleidingen terwijl maar liefst 41 instellingen in dezelfde periode zijn gestopt met deze opleidingen. Lage studentenaantallen en versnippering van het aanbod zetten opleidingen onder druk. Een aantal meldingen geeft als kernprobleem dat er ergens een nieuwe opleiding start, terwijl de bestaande opleiding(en) al moeite hebben het hoofd boven water te houden.

meer dan tweederde van de zeer kleinschalige kwalificatiedossiers is de afgelopen vijf jaar gekrompen

15% van alle mbo-opleidingen is zeer kleinschalig

4%

signaal: teruglopende studentenaantallen

120

100% 90%

100

80% 70%

Er wordt veel gestart en gestopt met zeer kleinschalige opleidingen Hiervan zijn 8 instellingen in ‘12/’13 gestart met een opleiding

44%

Hiervan zijn 14 instellingen in ‘12/’13 gestopt met een opleiding 27

80

68%

60%

41

60

50% 40%

21%

60%

35%

20%

51-200 studenten (landelijk) Meer dan 200 studenten per dossier (landelijk) Geen studenten

19% 21% 13%

0% Kwalificatiedossiers met max. 50 studenten

Totale kwalificatiedossiers mbo

krimp groei stabiel*

68

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

76

20

10%

Maximaal 50 studenten

40

62

30%

0

Totaal aanbod in

gestart tussen

gestopt tussen

Totaal aanbod in

2008-2009

2008 en 2013

2008 en 2013

2012-2013 Starten Stoppen


signaal: dreiging van verbreding en veralgemenisering Studenten worden soms niet of onvoldoende specialistisch opgeleid. Bijvoorbeeld omdat er geen gerichte opleiding bestaat, omdat de opleiding onvoldoende aansluit bij de beroepspraktijk of omdat er een tekort is aan goede vakdocenten of leerwerkplekken. Met de herziening van de kwalificatiestructuur wil de minister van OCW de complexiteit verminderen, het aantal kwalificaties omlaag brengen, kwalificaties verbreden en verwante kwalificaties samenvoegen. Veel melders geven aan dat hun opleiding bedreigd wordt door deze druk om te veralgemeniseren. Specialisatierichtingen verdwijnen en beroepen worden ondergebracht bij bredere opleidingen. Nederland heeft breed gekwalificeerde, flexibel inzetbare beroepskrachten nodig. Maar we kunnen ook niet zonder specifiek gekwalificeerde, specialistische vakmensen. Om Nederland van de gewenste beroepskrachten te blijven voorzien, moeten er van beide voldoende worden opgeleid. signaal: onderwijstijd voor specialistische vakken onder druk Zeldzame specialistische beroepsgroepen zetten hun vraagtekens bij de dubbelkwalificatie van het mbo. Door de hogere eisen aan de vakken Nederlands, rekenen en moderne vreemde talen blijft er minder onderwijstijd

over voor het aanleren van noodzakelijke specialistische kennis en vaardigheden. Met name in BBL-opleidingen, met maar één opleidingsdag per week, is dit zeer problematisch. Opleidingen voor zeldzame specialistische beroepen hebben veel onderwijstijd nodig om de studenten het specialisme onder de knie te laten krijgen. Beroepsgroepen lopen talentvolle studenten mis, omdat zij niet voldoen aan de generieke taal- en rekeneisen. Terwijl deze studenten vaak geen behoefte hebben aan doorstroom naar het hbo en voor de uitoefening van het beroep vaak niet het hoge taal- en rekenniveau nodig is. signaal: beroeps-praktijkvorming bij zzp’ers niet eenvoudig Vakmensen zijn vaak enthousiast en gedreven om hun kennis en ervaring door te geven aan de volgende generatie. Toch is het moeilijk leerwerkplekken te vinden, omdat het merendeel van de beroepsgroepen uit zzp’ers bestaat. • Z zp’ers hebben niet altijd werk voor een student. • Z zp’ers kunnen vaak geen werkplek en begeleidingstijd bieden. • Voor een zzp’er is het een behoorlijke investering om een BBL-student aan te nemen. • Z zp’ers komen tot op heden niet in aanmerking voor een fiscale korting vanuit de WVA.

Historisch gezien is er in laagconjunctuur meer instroom naar BOL-opleidingen en in hoogconjunctuur meer instroom naar BBLopleidingen. Voor kleinschalige beroepsgroepen, die vaak alleen een BBL-opleiding hebben, biedt dit geen oplossing. signaal: beperkte toegang tot o&ofondsen Ruim 80% van meldingen valt onder een CAO en bijbehorend O&O-fonds. Toch zijn deze fondsen beperkt toegankelijk voor zeldzame specialistische beroepen: • CAO’s zijn gericht op een sector, niet op een specifiek beroep. • K leinschalige beroepsgroepen zijn doorgaans niet aangesloten bij de CAO. • Z zp’ers vallen niet onder een CAO, omdat er geen sprake is van loondienst. • D oor de lage organisatiegraad van zzp’ers kunnen zij moeilijker aanspraak maken op een O&O-fonds. • E r kan slechts naar rato een beroep kan worden gedaan op de beschikbare gelden terwijl een bovengemiddelde bijdrage nodig is.

69


veelbelovende

voorbeelden

SOS Vakmanschap ziet veelbelovende voorbeelden van succesvolle kleinschalige specialistische opleidingen. We zien krachten en kwetsbaarheden, waardoor de oplossingen vaak niet duurzaam zijn. We krijgen zo meer inzicht in wat nodig is om het kleinschalig specialistisch beroepsonderwijs duurzaam te maken.

kracht: duurzame samenwerking Succesvolle voorbeelden laten allen zien dat de belangrijkste voorwaarde voor resultaat nauwe en duurzame samenwerking tussen beroepsgroep, onderwijsinstelling en kenniscentrum is. De totstandkoming van een dergelijk samenwerkingsverband is echter niet eenvoudig.

kracht: landelijk doelmatig onderwijs Beroepsgroep en onderwijs bespreken met elkaar hoeveel instroom er jaarlijks nodig is op de arbeidsmarkt en hoe ze kunnen voorkomen dat er te veel vakmensen instromen. Voor de studenten betekent dit een goede kans op een baan. Dergelijke afspraken hebben geen wettelijke basis. Iedere school mag op elk willekeurig moment een opleiding starten. Als dat inderdaad gebeurt, heeft dat zijn weerslag op de doelmatigheid van de bestaande opleidingen.

70

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013

kracht: specialisatie en branchekleuring

kracht: aantrekkelijk ecosysteem

Soms wordt er niet of onvoldoende specialistisch opgeleid. Er is dan bijvoorbeeld geen kwalificatie beschikbaar, de opleiding sluit niet goed aan bij de beroepspraktijk of er is een gebrek aan een goed ingericht praktijklokaal en/of goede vakdocenten. Wanneer het bedrijfsleven en de scholen zich beide probleemeigenaar voelen, zoeken ze samen naar oplossingen. Vaak zorgt de beroepsgroep met aanvullende financiering of in natura voor praktijkfaciliteiten. Soms gaat de invulling vanuit de branche zo ver, dat er zonder een specifieke kwalificatie wordt opgeleid voor een specialistisch beroep.

Het bundelen van bij elkaar passende opleidingen en cursussen onder één dak vergroot de mogelijkheden tot samenwerking en synergie, de herkenbaarheid en de aantrekkingskracht. Andersom verlegt een aantal ROC’s de focus naar een meer overzichtelijke structuur waarbij de locaties een eigen uitstraling krijgen die past bij de beroepsgroep(en). In beide gevallen ontstaan ecosystemen rondom een bepaald beroepencluster die qua uitstraling vergelijkbaar is met een vakschool.

kracht: alternatieve onderwijsvormen Door buiten de kaders te denken, worden met creativiteit passende onder wijsvormen ontwikkeld. Een aangepaste onderwijsvorm kan helpen bij het efficiënt organiseren van kleinschalig onderwijs en bij het vergroten van de opleidingsbereidheid van studenten en werkgevers. Door nieuwe onderwijsvormen toe te passen, verkennen kleinschalige opleidingen mogelijkheden en grenzen van de huidige regelgeving en benutten zij de beschikbare regelruimte maximaal.

kracht: duurzame financiering Kleinschalige specialistische opleidingen zijn voor onderwijsinstellingen meestal duur en lastig te organiseren, vanwege de kleine studentenaantallen, het kapitaalintensieve karakter en het bijeenbrengen van de benodigde specifieke specialistische kennis en vaardigheden. Soms worden alternatieve inkomstenbronnen gevonden, maar deze zijn zelden duurzaam.


acties en adviezen duurzame opleidingsarrangementen De scholen en beroepsgroepen zijn gedreven om oplossingen te bouwen en te verduurzamen, ondersteund door de kenniscentra en SOS Vakmanschap. We adviseren de minister van OCW om ruimte te creëren, zodat we een onderwijsinfrastructuur (‘sectorplan’) kunnen neerzetten waarmee Nederland kan blijven profiteren van de waarde van zeldzame specialistische beroepsgroepen. Voorwaardelijk hiervoor is erkenning van het economische en maatschappelijke belang van zeldzaam specialistisch vakmanschap en erkenning van de specifieke vraagstukken die de familie van kleinschalige specialistische opleidingen gemeenschappelijk hebben. De afgelopen jaren zijn hierin belangrijke stappen gemaakt. advies 1: verduurzaam het loket en expertisepunt voor kleinschalig specialistisch vakmanschap. Sinds 2010 vormt de netwerkorganisatie SOS Vakmanschap een landelijk aanspreekpunt voor zeldzame specialistische opleidingen en beroepen. SBB heeft aan de minister van OCW geadviseerd dat zo’n landelijk loket- en expertisepunt noodzakelijk is. Hier verzamelt zich kennis en organisatiekracht om problematieken in kaart te brengen en duurzame kleinschalige specialistische onderwijsoplossingen

te bouwen. Net als SBB, pleiten wij ervoor dat de functie van loket en expertisepunt voor zeldzaam specialistisch vakmanschap duurzaam wordt verankerd. Kleinschalige beroepen en opleidingen die in hun voortbestaan worden bedreigd, kunnen zich dan blijven melden en het kleinschalig specialistisch onderwijs kan er pro-actief worden gemonitord. En bovenal: door concentratie van werkzaamheden, kennis en kunde kan SOS Vakmanschap samen met beroepsorganisaties en de scholen blijven bouwen aan duurzame onderwijsarrangementen. advies 2: verplicht scholen tot het tijdig kenbaar maken van het starten en stoppen van kleinschalige specialistische opleidingen. SOS Vakmanschap is enthousiast dat de Minister van OCW onderwijsinstellingen wil verplichten om het starten en stoppen van opleidingen openbaar te maken. Hiermee kan worden voorkomen dat een opleiding versnippert of zelfs volledig verdwijnt, zonder dat alle belanghebbenden bij de besluitvorming betrokken zijn geweest. Door een dergelijk meldpunt neer te leggen bij het loket en expertisepunt, ontstaat verdere bundeling van kennis en expertise.

advies 3: geef kleinschalige specialistische opleidingen een eigen plek in het onderwijsbestel en onderzoek met pilots waar aangepaste voorwaarden nodig zijn. De atypische kenmerken van kleinschalig specialistisch beroepsonderwijs maken dat deze niet tot hun recht komen binnen de randvoorwaarden van het huidige mbo-onderwijs, dat regionaal is georganiseerd en waar een beweging is naar bredere opleidingen. SBB heeft de Minister van OCW geadviseerd om kleinschalige specialistische opleidingen een ‘bijzondere positie’ te verlenen in het onderwijsbestel. Vanuit zo’n eigen positie kan beter rekening worden gehouden met het langdurig aanleren en inslijten van specialistische kennis en vaardigheden, de kleine studentenaantallen, de kleinschaligheid van de beroepsgroepen en de noodzaak van een landelijke aanpak. Minister Bussemaker geeft in haar brief aan de Tweede Kamer over macrodoelmatigheid aan dat zij gaat verkennen wat de mogelijkheden zijn voor het starten van pilots. SBB heeft geadviseerd om deze pilots door SOS Vakmanschap uit te laten voeren. In pilots kunnen wij voor een aantal bedreigde beroepen en opleidingen concrete oplossingen bouwen en duurzaam maken.

71


Deze monitor 2013 wordt u aangeboden door Samenwerkende Organisaties Specialistisch Vakmanschap. SOS Vakmanschap is een samenwerkingsverband van organisaties uit bedrijfsleven en onderwijs die zich inzetten om het zeldzaam specialistisch vakmanschap in Nederland voor de toekomst veilig te stellen, door behoud en versterking van specialistisch beroepsonderwijs. SOS Vakmanschap heeft drie doelstellingen: 1. Kleinschalig, specialistisch vakmanschap een gezamenlijke stem geven. 2. Expertise bieden op het gebied van specialistisch en kleinschalig beroepsonderwijs. 3. Met bedrijfsleven en onderwijsveld gezamenlijk doelmatige en duurzame oplossingen uitwerken voor kleinschalige specialistische beroepsopleidingen. Om aandacht te vragen voor de problemen van deze beroepen en opleidingen en proactief oplossingen te zoeken, hebben in oktober 2010 44 organisaties uit onderwijs en bedrijfsleven zich verenigd in de ‘Samenwerkende Organisaties Specialistisch Vakmanschap’. Als antwoord op de oproep van de minister van OCW in 2011 heeft SOS Vakmanschap het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen ingericht: meldpunt@sosvakmanschap.nl.

72

Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


Beroepsgroepen die zich in hun voortbestaan bedreigd voelen kunnen zich hier melden. Maar ook mbo-instellingen die specialistische vakopleidingen moeten sluiten of die zien dat een opleiding voor Nederland dreigt te verdwijnen, worden opgeroepen zich te melden. Sinds de lancering van het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen zijn 59 beroepen en opleidingen gemeld. De inhoudelijke richting en activiteiten van SOS Vakmanschap worden uitgezet door een begeleidingsgroep. Deze bestaat uit VNO-NCW/MKB-Nederland, MBO Raad, Koninklijke Metaalunie, Hoofdbedrijfschap Ambachten en de SVGB. De ministeries van OCW en EZ steunen de initiatieven van SOS Vakmanschap en nemen als toehoorder aan de begeleidingsgroep deel. Meer informatie over onze activiteiten kunt u vinden op www.sosvakmanschap.nl

73


Bezoekadres p/a SVGB St. Laurensdreef 22 3565 AK Utrecht Postadres Postbus 9907 3506 GX Utrecht 030 603 67 56 info@sosvakmanschap.nl sosvakmanschap.nl Monitor en advies SOS Vakmanschap - editie 2013


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.