visie op het Omgevingsdomein
concept 2.0 januari 2011
1
2
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD
4
1. INLEIDING
5
6
7
4. DE ONTWERPPRINCIPES 4.1 BELEVING 4.1A Identiteit 4.1B Sociale veiligheid 4.1C Comfort 4.2 FUNCTIONALITEIT 4.2A Veiligheid 4.2B Bereikbaarheid 4.2C Toegankelijkheid 4.2D Ketenvoorzieningen
8 9
2. DE INGREDIテ起TEN
3. DE GEWENSTE ERVARING
10
5. HET DOMEIN ALS RUIMTELIJKE EENHEID 14 6. TIJDELIJKHEID
17
7. AANBEVELINGEN
18
COLOFON 24 BIJLAGE 1. ANALYSE OMGEVINGSDOMEINEN IN DE PRAKTIJK Amsterdam centraal Apeldoorn Zwolle Culemborg Utrecht Lunetten Amsterdam Bijlmer ArenA
3
VOORWOORD Dit document beschrijft de visie op het omgevingsdomein van het station. Het omgevingsdomein is ĂŠĂŠn van de vijf stationsdomeinen zoals deze beschreven staan in het Stationsconcept (2009). Deze eerste visie is opgesteld door NS Poort door gesprekken te voeren met verschillende professionals die in dit veld werkzaam zijn, zowel bij NS Poort als bij Bureau Spoorbouwmeester (BSM) en ProRail. De aanleiding voor deze visie is de in gebruik name van het Stationsconcept. Voor het ontvangstdomein, het reisdomein, het verblijfdomein en deels de loopverbindingszone geldt dat deze allemaal binnen de muren van het stationsgebouw vallen. Het omgevingsdomein beslaat een stuk stad en is daarmee complexer van aard. Dit komt met name door het grote aantal stakeholders. In de praktijk blijkt vaak onduidelijkheid te zijn over de visie van NS en ProRail op dit domein. Dit rapport beschrijft deze visie. Het doel van de visie op het omgevingsdomein is tweeledig: 1. Het is een leidraad in de discussie met externe partijen en draagt de visie van NS, ProRail en BSM op dit stukje stad uit; 2. Intern reikt het gebieds- en stationsontwikkelaars, assetmanagers en beheerders handvatten aan bij de planvorming en het beheer van stationsgebieden. De visie op het omgevingsdomein beschrijft elementen die op elk omgevingsdomein van toepassing zijn. Bij de toepassing van de visie dienen deze elementen vertaald te worden naar een specifieke ontwerpopgave. De visie dient bij elke opgave voor het omgevingsdomein toegepast te worden. Wij zijn pas tevreden wanneer alle betrokken partijen overeenstemming hebben bereikt over het te bereiken eindbeeld. De visie zal bijdragen aan het opstellen van het gezamenlijk eindbeeld. Dit document hangt nauw samen met drie andere documenten van NS en ProRail: Het Stationsconcept (2009), het Basisstation (2005) en het Handboek Ketenmobiliteit (2001). Deze visie is een uitwerking van het Stationsconcept, een ruimtelijke vertaling en update van het Basisstation en een overkoepelende visie voor het Handboek Ketenmobiliteit.
4
1 Inleiding De noodzaak Het omgevingsdomein is de eerste aanraking van de reiziger met de trein of met de locatie waar de trein hem gebracht heeft. Vaak is dit domein puur functioneel ingericht en is het niet een gebied waar de reiziger zich graag bevindt of verblijft. Het is ook de plek waar het voor- en natransport zich bevindt. Samen met de potentie voor ontwikkeling legt dit een grote ruimtelijke claim op dit gebied. Daarnaast zijn er vele stakeholders op dit kleine stukje stad. Dit maakt de vraagstukken in dit gebied steeds complexer. Deze complexiteit vraagt om een heldere en integrale visie die het mogelijk maakt om gezamelijk gedragen keuzes te maken. Alles in het belang van de reiziger en hiermee een reizigersgroei op het station. Het omgevingsdomein De meeste stations hebben twee omgevingsdomeinen; aan allebei de zijden van het spoor één. Vaak is dit een duidelijke stedenbouwkundige ruimte waaraan de stationsentree ligt. Grote stations kunnen ook meer dan twee omgevingsdomeinen hebben. Dit is het geval als er sprake is van een zij-ingang. Het betreft hier dan wel een kleiner omgevingsdomein. De kleinste stations hebben soms maar één omgevingsdomein.
Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de ingrediënten van het omgevingsdomein omschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de gewenste ervaring in dit domein. In hoofdstuk 4 staan de aspecten en ontwerpprincipes die van belang zijn in het ontwerp van het omgevingsdomein. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten die een rol spelen in het functioneren van het omgevingsdomein en de belevingswaarde voor de reiziger. Afsluitend wordt een beeld gegeven van de ketenvoorzieningen en de gewenste hiërarchie hierin. In hoofdstuk 5 gaan we in op het creëren van een prettige stedelijke, dorpse of landschappelijke ruimte. In hoofdstuk 6 gaan we kort in op de tijdelijke situatie. Tot slot worden in hoofdstuk 7 aanbevelingen gegegeven voor vervolg. Dit hoofdstuk gaat in op de specifiekere ontwerpprincipes per type stationslocatie met inspirerende voorbeelden.
Deze visie beschrijft elementen die voor èlk omgevingsdomein van èlk type station in meer of mindere mate van toepassing zijn. De elementen zijn gelijk, de schaal en opgave verschillen. omgevingsdomein
De ruimtelijke situatie per station verschilt; de problematieken, de ruimtelijke claims en de schaal waarop dit plaatsvindt verschillen per locatie en type station. Echter de aspecten die van belang zijn in het goed functioneren van een omgevingsdomein zijn voor ieder station identiek. De in hoofdstuk 4 weergegeven ontwerpprincipes gelden voor ieder domein en dienen dan ook bij elke opgave onderdeel te zijn van de discussie. In hoofdstuk 6 wordt verder ingegaan op de situatie per type station. Aan de basis van deze visie ligt een casestudieonderzoek naar de omgevingsdomeinen van zes verschillende type stations (Amsterdam Centraal, Apeldoorn, Zwolle, Culemborg, Utrecht Lunetten, Amsterdam Bijlmer ArenA). Deze is te vinden in de bijlage.
hoofd ingang
ontvangstdomein
loopverbindingszone
reisdomein
ontvangstdomein
neven ingang
stations omgeving
stations omgeving
verblijfdomein
Afbeelding uit stationsconcept, Bureau Spoorbouwmeester (2009)
5
2 DE ingrediënten Ieder omgevingsdomein bevat de volgende vier ingrediënten. 1. Het omgevingsdomein is de schakel tussen station en binnenstad: • hèt gezicht van de stad (visitekaartje); • hèt gezicht van het station (toegang tot treinnetwerk). Het omgevingsdomein is enerzijds de plek waar de reiziger vanuit de stad gevoelsmatig het station heeft bereikt en zich oriënteert op de treinreis. Anderzijds is het de plek waar de reiziger vanuit de trein zijn eerste ontmoeting heeft met de stad en zich oriënteert op zijn natransport (de ketenvoorzieningen) en op de stad. 2. Het omgevingsdomein is de plek waar de ketenvoorzieningen zich bevinden. Iedere vorm van voor- en natransport bevindt zich in dit domein: de fietsenstallingen (zowel bewaakt, onbewaakt, betaald als onbetaald), het bus-, tram- en metrostation, de Kiss&Ride en taxistandplaats, de Park&Ride en niet te vergeten de voetgangerszone. Zowel aankomende als vertrekkende reizigers moeten vloeiend de overgang tussen ketenvoorziening en treinreis kunnen maken. 3. Het omgevingsdomein is een wezenlijk onderdeel van de openbare ruimte van de stad. Het omgevingsdomein heeft een sterk publiek karakter. Niet alleen kent het een sterke functionele dynamiek als overstapmachine, maar het stationsplein is veelal ook een duidelijk herkenbare plek in de stad. De nadruk ligt nu nog te veel op het functionele karakter. Het omgevingsdomein is de plek waar het imago van de stad zich keer op keer aan de reiziger toont. Er liggen nog veel kansen om te werken aan de beleving van de plek en daarmee het imago van de stad. 4. In het omgevingsdomein is iedereen voetganger tussen stationentree en ketenvoorziening.
6
Het belangrijkste onderdeel van het omgevingsdomein is het voetgangersgebied. Het is van groot belang dat dit deel vanuit de beleving van de voetganger wordt ontworpen: veel aandacht dient dus besteed te worden aan de schaal en een hoge mate van detail. Hoofdstuk 4, Ontwerpprincipes wijdt hier verder over uit.
3 DE gewenste ervaring Het stationsconcept (2009, p.9) beschrijft de volgende drie gewenste ervaringen voor de reiziger:
In de totale gewenste ervaring van het omgevingsdomein door de reiziger zijn dus zowel functionaliteit (punt 1) als beleving (punt 2 en 3) van belang.
1. De reiziger kan zich zelfstandig en gemakkelijk door het station bewegen; stations zijn toegankelijk, overzichtelijk en laagdrempelig.
De visie op het omgevingsdomein pleit voor een goede balans tussen functionaliteit en beleving.
2. De reiziger ervaart het station als plek met een eigen identiteit: een plek die je verder brengt en waar je thuis komt.
Er is vaak sprake van een spanningsveld tussen functionaliteit en beleving. Enerzijds fungeert het domein als overstapmachine en nemen de ketenvoorzieningen dus een zeer belangrijk onderdeel van de beschikbare ruimte in beslag. Anderzijds wordt de voetganger en de beleving van die voetganger van de openbare ruimte vaak vergeten. Wachten vormt bijvoorbeeld een belangrijk onderdeel van het overstappen. De beleving van de reiziger wordt prettiger als de kwaliteit van de openbare ruimte hoger is.
3. Reizigers worden in het station geïnspireerd door de verschillende mogelijkheden die het station biedt. Het station nodigt uit om mensen te ontmoeten en nieuwe dingen te ontdekken (sport, kunst, cultuur, literatuur). Het stimuleert de voorpret naar de reis en naar vertrouwde en nieuwe bestemmingen. Ook nodigt het uit om te ontdekken wat de lokale omgeving en gemeenschap te bieden heeft. De vertaling van deze ervaringen naar het omgevingsdomein is als volgt: 1. De basis van het omgevingsdomein – de ruimte tussen station en ketenvoorzieningen – dient volledig op de voetganger afgestemd te zijn. Reizigers moeten snel, direct en veilig de stationsentree bereiken. Daarnaast zijn alle ketenvoorzieningen op logische wijze aangesloten op hoofdroutes in het stedelijk netwerk. Verkeersstromen worden zo veel mogelijk gebundeld, maar wel los geknipt van de hoofd voetgangersroutes.
FUNCTIONALITEIT
2. Het omgevingsdomein vormt voor de reiziger enerzijds de eerste confrontatie met het reizen per trein en anderzijds de eerste confrontatie met de stad. Door deze plek niet alleen functionele maar ook ruimtelijke kwaliteit te geven, krijgt deze een sterkere identiteit en wordt een prettigere plek om te verblijven. De plek wordt zo een visitekaartje voor zowel stad als station. 3. Het omgevingsdomein is de plek waar de reiziger geïnspireerd kan raken. Het is een ontmoetingsplek en doordat er vaak meer ruimte is dan binnen het stationsgebouw biedt het een podium voor een groot scala aan activiteiten, vooral stedelijke activiteiten. Het is er goed kijken en bekeken worden.
BELEVING
7
Middelmatig
5 punten
Goed
10 punten
4 ONTWERPPRINCIPES AMSTERDAM CS- CENTRUM
AMSTERDAM CS- IJZIJDE
100%
EBRUIKWAARDE
0%
COMFORT
SOCIAAL VEILIG
50%
IDENTITEIT
BELEVINGSWAARDE
op belevinggebruikerswaarden na het APELDOORN en CENTRUM analyseren van het gebied. (zie casestudy 100% onderzoek in de bijlage)
8
SOCIAAL VEILIG
De beleving van de reiziger in het omgevingsdomein wordt bepaald door: 1. de identiteit van de plek 2. de sociale veiligheid 3. het comfort
100%
grafiek totaalscore Weergavevoorbeeld van de score van een omgevingsdomein
Scan Aankomstdomein
50%
VEILIIG
GEBRUIKWAARDE
TOEGANKELIJK
BEREIKBAAR
50%
In dit hoofdstuk wordt een omschrijving gegeven van de aspecten die leiden tot functionaliteit en een prettige beleving van het domein. Alle aspecten zijn hierin van belang en vormen de agenda in het ontwerp van het omgevingsdomein. In het verleden kwam de aandacht voor beleving vaak later in het proces of stond het niet of laag op de agenda. In deze visie staat het belang van een integrale aanpak voorop. Alle aspecten dienen een rol te spelen in de opgave voor dit domein en de onderling te voeren discussie. We beginnen in dit hoofdstuk dan ook met belevingsaspecten.
50%
0%
VEILIIG
GEBRUIKWAARDE
0%
In het ontwerp van het omgevingsdomein zijn zowel het functioneren als de beleving van de plek van belang. Beiden zorgen ervoor dat de reiziger graag gebruik maakt van de trein en het voor- en natransport en dat het gebied een visitekaartje is voor zowel de trein als de locatie.
BEREIKBAAR
50%
IDENTITEIT
BELEVINGSWAARDE
COMFORT
SOCIAAL VEILIG
100%
IDENTITEIT
BELEVINGSWAARDE
100%
Het functioneren van het omgevingsdomein wordt bepaald door: 1. veiligheid 2. bereikbaarheid 3. toegankelijkheid 4. ketenvoorzieningen Indien al deze aspecten goed ge誰ntegreerd zijn in het omgevingsdomein ontstaat een prettige plek met zowel reizigers- als verblijfskwaliteit. Het is raadzaam het ontwerpproces te starten met een inventarisatie van deze aspecten op de locatie. Deze worden vervolgens in beeld gebracht middels nevenstaand schema (zie ook bijlage 1). Het doel is om een compleet beeld te krijgen van de knelpunten en kansen in het gebied en een gezamelijk beeld te vormen van de ambitie. Hierna worden deze aspecten in het kort toegelicht en voorzien van ontwerpprincipes voor het omgevingsdomein.
4.1 Beleving 4.1a IDENTITEIT
cultuur historische waarde
Ontwerpstijl en kwaliteit: Als visitekaartje van de stad is uitstraling en identiteit van het omgevingsdomein van belang. De ontwerpstijl en ruimtelijke kwaliteit in een gebied dragen bij aan het geven van identiteit. Het gaat hier om stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische elementen. cultuur historische waarde
Cultuurhistorische waarde:Fysieke uitingen van cultuurhistorische waarden en lokale elementen in het gebied zorgen voor een herkenbare locatie met een eigen identiteit. Belangrijke dragers voor de identiteit van het gebied zijn: karakteristieke bebouwing (bijv. stationsgebouw) maar ook landschappelijke elementen zoals de toepassing van lokale begroeïng. Materialisatie: Levert bijdrage een sfeer en identiteit door kleur en details. Verlichting, toegepast om bijzondere elementen uit te lichten als ook de bijdrage aan sfeer in het domein.
cultuur historische waarde
cultuur historische waarde
een monumentaal stationsgebouw op Amsterdam Centraal
een monumentaal stationsgebouw in Zwolle
kunst als landmark in Apeldoorn
aandacht voor detail in Apeldoorn Praktijkvoorbeelden: identiteit
4.1b SOCIALE VEILIGHEID 24-uursbeleving: Een mix van programma en het integreren van woningen in de stationsomgeving, het matchen van de openingstijden van het programma met de openingstijden van het station (bijv. 8uurs-beleving bij een kleiner station). Aanwezigheid zichtrelaties en sociale ogen: Het concentreren van de reizigersstromen, met name in de avonduren en bundeling van programma aan de hoofdstroom. Zorgen voor overzicht. Een duidelijke relatie tussen transfer- en wachtzone. Hierdoor creëer je een omgeving van zien en gezien worden.
winkels zorgen voor een actieve plint bij busstation Bijlmer ArenA
woningen en bomen op stationsplein Apeldoorn
De plint: Het creëeren van een actieve en transparante plint aan de hoofdstromen. Menselijke maat: Het creëeren van een menselijke maat middels menselijke verhoudingen bebouwing/openbare ruimte, aandacht voor detail, ritmiek en transparantie van de gevel, aanwezigheid van elementen met menselijke maat zoals bomen, banken, kunst etc.
een overzichtelijke , hoge onderdoorgang met prettige maat bij Bijlmer ArenA
wachten langs een blinde plint in Zwolle. Praktijkvoorbeelden: sociale veiligheid
9
4.1c COMFORT Klimatologische bescherming: Ruimtes om te schuilen, wind- en regenvrij aan de randen en in de luwte van de transferzone. Bij voorkeur aan de zonzijde.
wachten op de trappartij in Apeldoorn
droog wachten bij busstation Bijlmer ArenA Praktijkvoorbeelden: comfort
rommelige stationsomgeving in Utrecht Lunetten
Meubilair: Mogelijkheden om te zitten zoals ge誰ntegreerde trappartijen, banken en randen. Groenvoorzieningen: Bomen bieden beschutting en geven je een gevoel van de seizoenen.
4.2 fuNctionaliteit 4.2a Veiligheid Verkeersveiligheid: Om de veiligheid van de reizigers te garanderen is een conflictvrije sitiuatie uitgangspunt. De voetganger heeft de hoogste prioriteit in het gebied.
heldere oversteek voor de voetgangers bij busstation Apeldoorn
Onderhoud en beheer: Om een prettige en veilige omgeving te realiseren is goed onderhoud en beheer essentieel. Dit draagt bij aan een prettige omgeving met een verzorgde uitstraling en weinig obstakels. Verlichting: De hoofdstromen en de ketenvoorzieningenen dienen met name in de avonduren goed verlicht te zijn. Verlichting kan tevens een bijdrage leveren aan de sfeer en intimiteit van het gebied.
4.2b bereikbaarheid conflictsituaties tussen voetgangers, trams en bussen in Amsterdam Centraal Praktijkvoorbeelden: veiligheid
10
Bereikbaarheid: Een goed bereikbare en multimodale stationsknoop heeft een hoge potentie voor het ontwikkelen van programma. Dit draagt bij aan de levendigheid van het gebied. Om de knoop goed te laten functioneren is een compacte overstap tussen bus, tram, metro en trein van belang. Onderlinge loopafstanden dienen kort te zijn, wel met aandacht voor de nodige transfer- en verblijfsruimte.
Inbedding in de omgeving: Het station heeft een belangrijke relatie met haar omgeving en dient zichtbaar en vindbaar te zijn vanuit haar omgeving. Het is van belang dat het omgevingsdomein aansluit op de structuren van de stad. Dit gebeurt door middel van: • aansluiting op de aanwezige loop- en fietsroutes, • aansluiting op de aanwezige landschappelijke en ruimtelijke structuren, • heldere materialisatie, • zichtlijnen vanuit de stad naar het station en vice versa, • bewegwijzeringen vanuit de stad en vice versa.
logogebruik bij Bijlmer ArenA
Vindbaarheid stationsentree: De entree van het station is zichtbaar middels: • een logo van de vervoerder(s), • de naam van het station, • verlichting, • een uitnodigende uitstraling, • een klok.
een loper markeert de route vanuit de binnenstad naar de entree in Apeldoon
4.2c Toegankelijkheid
B
B
het stedelijk weefsel loopt onder het station door en verbindt beide stadsdelen in Bijlmer Arena Praktijkvoorbeelden: bereikbaarheid
A
Toegankelijkheid: Het omgevingsdomein is toegankelijk voor alle gebruikers. Met name het transfergedeelte is vrij van obstakels. Indien er sprake is van hoogteverschillen dienen deze voor alle gebruikers te overbruggen zijn. A
klok zorgt voor een herkenbare entree in Zwolle
Oriëntatie: In het omgevingsdomein oriënteert de reiziger zich zowel op de keten als de stad. In de oriëntatie op de keten zijn van belang: • een heldere ordening van de keten, • onderling overzicht tussen de ketenvoorzieningen, • het clusteren van eenzelfde type ketenvoorzieningen, bijvoorbeeld stads- en streekbussen. • informatievoorzieningen, bewegwijzeringen. In de oriëntatie op de stad zijn van belang: • informatievoorziening in het voetgangersdomein (VVV, kaarten, infozuil etc), • de visuele aansluiting op de structuren van de stad door middel van zichtlijnen tussen de route naar de binnenstad en het omgevingsdomein en het toepassen van landmarks.
toegankelijk plein voor alle gebruikers in Apeldoorn
geparkeerde fietsen en gebrek aan ruimte zorgen voor ontoegankelijkheid
B
A
weinig doorzicht en veel obstakels van fietsen en auto's in Zwolle
B
A
ontoereikende informatievoorziening op Amsterdam Centraal
Praktijkvoorbeelden: toegankelijkheid
11
4.2D ketenvoorzieningen Omdat de ruimte in het omgevingsdomein meerdere claims bevat is het van belang hiërarchie aan te brengen in de ketenvoorzieningen. De volgorde is gebaseerd op het voorop stellen van de zwakste gebruiker. De volgorde van belangrijkheid: 1. Voetganger 2. Fiets 3. Metro, tram, bus 4. K&R, taxi 5. Parkeren De inrichting van de keten dient te voldoen aan de normen en richtlijnen van Basisstation (ProRail 2005). 1. voetganger Belangrijkste gebruiker in het omgevingsdomein is de voetganger. Iedere reiziger komende vanuit de trein of de ketenvoorzieningen is voetganger. Het voetgangersdomein bestaat uit twee zones: 1. Transferzone: ligt tussen de entree van het station en de ketenvoorzieningen en sluit aan op de loopstructuren van de stad. 2. Verblijfszone: ligt in de luwte van de transferzone en wordt indien mogelijk gecombineerd met wachtruimtes voor andere ketenvoorzieningen. 2. de fiets • Alle fietsenstallingen bevinden zich tussen de hoofdfietsroutes en de entree van het station. • Naar verdeling van de herkomst van fietsers worden de fietsenstallingen (aan weerszijden van het station) geplaatst. • Betaalde (en bewaakte) fietsenstallingen hebben een hoog kwaliteitsniveau, die wordt bepaald door het gebouw, de service en het toezicht. • De onbewaakte stalling heeft in de meeste gevallen de grootste groep gebruikers. Een goede ligging in nabijheid van de entree en aan de hoofdfietsroute is essentieel om gebruik te stimuleren en verommeling van het voetgangersdomein te voorkomen. • Fietskluizen dienen zo geplaatst te worden dat zij geen visuele barrière vormen in het gebied. 12
3. Metro, tram, bus M • De hiërarchie van deze 3 modaliteiten is afhankelijk van het aantal reizigers. Hoe groter de groep reizigers, hoe groter de wens voor een ligging nabij de entree. • Geadviseerd wordt om het wachten in deze zone te koppelen aan de centrale verblijfszone. • De compactheid van de knoop is van belang en een korte overstap bevordert het reizigerscomfort. Bussen en trams in het omgevingsdomein dienen goed gesitueerd te worden in de ruimte en geen visuele obstakels te vormen tussen de route vanuit de stad en het station. • De uitstaphalte voor de bus ligt in nabijheid van de stationsingang. • Er dienen geen verkeersconflicten te ontstaan tussen bussen/trams en voetgangers. Een veilige, ruime oversteek dient te worden gegarandeerd. Een andere mogelijkheid is om de rijlijnen van de bussen los te koppelen van de transferzone (bijvoorbeeld busstation Apeldoorn). • Zorg voor een heldere organisatie van bussen en trams, cluster de ketenvoorzieningen en zorg voor heldere bewegwijzeringen. 4. K&R en Taxi K+R • Deze zijn gelegen tussen de hoofdroute voor auto's en de transferzone voor voetgangers. • Geadviseerd wordt om het wachten in deze zone te koppelen aan de centrale verblijfszone. • Conflictvrije situatie met de voetgangersstroom. • Zorgt in veel gevallen voor sociaal toezicht, met name in de avonduren. • Indien mogelijk combineer de ruimte voor K&R en taxiplaatsen. TAXI
5. parkeren P+R • Parkeerplaatsen op maaiveld liggen vaak aan een secundair omgevingsdomein, met een eigen entree naar het station. • Indien gelegen aan een secundair omgevingsdomein, aandacht voor sociale veiligheid (vluchtroutes, verlichting, overzicht). • Op- en afritten van parkeergarages dienen goed gesitueerd te worden in de omgeving. • Goede afwikkeling van het parkeerterrein door ligging aan de hoofdroute.
Principeschema - prioritering organisatie ketenvoorzieningen in het omgevingsdomein.
AUTO OV FIET S VOE T
GA
TREIN/METRO
NGE
R K+R
TAXI
LEGENDA
P+R
RUIMTELIJKE INDELING MODALITEITEN Nevenstaand principeschema toont de prioritering van de organisatie van de ketenvoorzieningen in het omgevingsdomein. Het schema laat duidelijk de hiĂŤrarchie zien in de inrichting van het omgevingsdomein. De meest zwakke gebruiker, de voetganger heeft hierin de hoogste prioriteit. Iedere reiziger wordt uiteindelijk voetganger in het gebied. Hoe dichter bij de stationsentree, hoe meer voetgangers er gebruik maken van het domein. De schil rondom de stationsentree is dan ook toebedeeld aan de voetgangers. Vervolgens volgt de locatie voor de fietsenstallingen. Fietsers laten zich niet dwingen tot het stallen van hun fiets op grote loopafstand van de stationsentree. Indien de stalling op te grote afstand is gelegen zoekt de fietser een "eigen" plek in nabijheid van de stationsentree. Om verrommeling van het domein te voorkomen, of de noodzaak tot handhaving zo laag mogelijk, is het goed situeren van deze functie erg van belang. De volgende schil, is de schil van het openbaar vervoer, zoals de bus en de tram. Hier is de overstaprelatie met de trein van belang voor de reizigers. Ook deze functie dient dus in nabijheid van de stationsentree te worden gesitueerd ter bevordering van het reiscomfort. Per type station is de situatie verschillend en dient een afweging te worden gemaakt voor de locatiebepaling van deze modaliteiten. Hierbij dient altijd rekening te worden gehouden met de grootste gebruikersgroep. Binnen de schillen kunnen de voorzieningen verschoven worden, van bijvoorbeeld de ene kant van het spoor naar de andere. Bij het ontbreken van een bepaalde ketenvoorziening schuift een volgende voorziening een schil dichterbij de stationsentree.
Voetganger Fiets Openbaar vervoer (Bus, Tram, evt Metro) Auto (K&R, TAXI, P&R) Entree Station/perron Aansluiting op hoofdroute van en naar de omgeving
13
5 het domein als ruimtelijke eenheid Om grip te krijgen op de ruimtelijke eenheid van het omgevingsdomein, gaan we in dit hoofdstuk verder in op de ruimtelijke entitiet van het gebied. De locatie, de stedelijkheid van de omgeving, ligging ten opzichte van het centrum zijn biojvoorbeeld van belang in de mogelijkheden voor het ontwerp van het omgevingsdomein. Om grip te krijgen op de ruimtelijke eenheid van het stationsplein, gaan we in op drie typen omgevingen: stedelijk, dorps en landelijk. De stedellijke omgeving Het omgevingsdomein wordt ook wel gezien als het stationsplein. Onderstaand plaatje laat het oorspronkelijke ontwerp van het stationsplein van Zwolle zien (afbeelding uit Ach Lieve Tijd, deel 8). Het stationsplein is een duidelijk afgesloten ‘stedenbouwkundige kamer’ met een heldere zichtas en route naar de stad.
Hoe anders is de situatie nu. Zowel de bebouwing als de inrichting van het voorplein maken dat het geenszins als plein voelt; de ruimte loopt weg (de bebouwing en het groen vormen geen stedenbouwkundige kamer) en daarnaast is het hele plein en de Oosterlaan vol gebouwd met ketenvoorzieningen (busstation, fietsparkeerplekken, taxistandplaats enzovoort). Ook knippen de drukke weg en de grote verkeersrotonde het plein gevoelsmatig los van de bebouwing aan de overzijde. De ruimte voor de voetganger is minimaal. Het stationsplein voelt totaal niet als een plein: het is gewoon een straat met allerlei functies eraan vast die voor het station langs loopt.
14
Oost erlaa
n
Pavil jo
enpl
ein Stati
onsp
lein
Dit alles vormt een groot contrast met het omgevingsdomein aan de Lübeckzijde. Hier zien we wel een duidelijk afgebakend, leesbaar plein. Op een paar fietsparkeerplekken na is het gebied alleen toegankelijk voor voetgangers. Aan één zijde van het plein kan autoverkeer komen (Koggelaan). De plek heeft een prettige, menselijke maat en mensen kunnen er verblijven op de zitelementen en in de café’tjes.
Koggelaan
Ditzelfde geldt voor een deel van het omgevingsdomein van Amsterdam Bijlmer ArenA. Ook hier is het plein duidelijk afgebakend, heeft het een prettige maat en is de ruimte alleen toegankelijk voor voetgangers. Een groot minpunt zijn de blinde plinten en gesloten gevels langs het plein. Opvallend is dat één café veel doet voor de levendigheid van het plein.
De andere zijde van het omgevingsdomein van Amsterdam Bijlmer ArenA voelt weer totaal niet besloten. Positief is dat de ruimte alleen voor de voetganger is, negatief is dat net als bij het stationsplein van Zwolle de ruimte weg loopt. De ruimte wordt opgeknipt in twee looproutes doordat er een paviljoen van twee lagen midden op het plein staat. Het gebouw ontneemt je het zicht en maakt de ruimte ongedefinieerd. De voetgangersruimte aan deze zijde van het station voelt hier meer als straat dan als een plein.
Café
Het omgevingsdomein aan de centrumzijde van station Apeldoorn voelt ook als een prettig plein met een menselijke maat. Het is zorgvuldig ontworpen, met aandacht voor detail, en het grootste deel is alleen voor de voetganger. De bussen zijn aan de zijkant gesitueerd, maar staan wel direct in relatie met het plein. Nadeel is dat het lager gelegen deel van het plein los is geknipt van de loopstromen door het hoogteverschil en dat de functies in de plint van de bebouwing aan het plein los geknipt zijn door de Spoorstraat. Dit maakt het deel in het midden vrij verlaten.
Spoorstraat
erschil Niveauv
15
Dorpse omgeving Bij een klein station zoals bijvoorbeeld Utrecht Lunetten of Culemborg gelden ook de eerder vermelde aspecten, maar dan op een kleiner schaalniveau. Een uitgebreide analyse van deze pleinen is te vinden in de bijlage. De ruimte van het omgevingsdomein in Culemborg heeft een dorps karakter en bevat menselijke maat. De vier wanden die deze stedenbouwkundige kamer omsluiten bestaan uit de inpandige fietsenstalling, de bomen, de woningen en het stationsgebouw. Het geheel is overzichtelijk en vormt een leesbare ruimte. De eenheid in het plein ontbreekt hier wel grotendeels. Door het gebruik van verschillende materialen, het grote aandeel van asfalt en de vele centraal gelegen verkeersfuncties, krijgt het gebied een versnipperd en somber beeld.
16
Daarnaast zijn de wanden die de kamer vormen erg gesloten. Met name de inpandige fietsenstalling zorgt voor een deels blinde plint:
Landelijke omgeving Het creĂŤren van een stedenbouwkundige kamer met wanden is niet op iedere locatie mogelijk of noodzakelijk. Het is een pleintypologie die vaak toepasbaar is in een centrummilieu (dit kan zowel een stad als een dorp zijn). Belangrijk voor de gebruiker is dat de ruimte niet wegloopt, maar een leesbare ruimte vormt, waar het prettig is om te verblijven. In een meer landelijke omgeving, zijn er andere ruimtelijke oplossingen die zorgdragen voor een prettige, leesbare ruimte. Een ruimte waar de beleving- en verblijfswaarde voor de gebruiker hoog is.
6 tijdelijkheid Zo is bij het stationsplein van Breukelen een duidelijk leesbare en prettige plek gecreëerd. Dit wordt onder andere bewerkstelligd door de eenheid in materialen. Het gele tapijtje geeft duidelijk aan wat het plein en het voetgangersdomein is. Door het toepassen van landschappelijke elementen in de omgeving als riet, water en bomen en het vormgeven van duidelijke randen ontstaat er ook zonder bebouwing een prettige plek. Daarnaast zorgt de molen voor een gevoel van maat en schaal. Samenvattend zijn de volgende zaken dus van belang in het ontwerp van het stationsplein: • • •
Veel Nederlandse stations zijn momenteel in verbouwing. Ook in deze tijdelijke situatie is het van belang dat de reiziger het omgevingsdomein als prettige plek ervaart. De ontwerpprincipes uit Hoofdstuk 4 gelden ook in deze situatie. Middels een creatieve interpretatie van de uitgangspunten kan met relatief lage kosten toch een prettige en goed functionerende plek worden gerealiseerd. Het Opera systeem is een voorbeeld van zo'n creatieve oplossing. Het is een modulair systeem voor stations in verbouwing:
Een leesbare ruimte, met een prettige, menselijke maat, - van belang is dat de ruimte niet "wegloopt" ; - afhankelijk van de omgeving kan een stedenbouwkundige kamer met duidelijke wanden een prettige ruimte vormen; - in een meer landelijke omgeving, kunnen lanschappelijke elementen voor menselijke maat en of wandwerking zorgen; - eenduidige bestrating draagt bij aan een prettige, leesbare ruimte. Ruimte voor de voetganger, aandacht voor: - overzicht; - verblijfsruimte; - ketenvoorzieningen dus aan de kant! Actieve plinten, die in relatie staan met haar omgeving: - Geen barrières tussen deze stedenbouwkundige wanden (actieve plinten) en het plein.
17
7 aanbevelingen In eerdere hoofdstukken is ingegaan op de algemene uitgangspunten en ontwerpprincipes voor alle omgevingsdomeinen. In principe gelden alle in hoofdstuk 4 vermelde aspecten voor het omgevingsdomein van ieder station. De ruimtelijke en functionele vraagstukken en de hiermee gepaard gaande oplossingsrichtingen verschillen echter per locatie en per type station. Vandaar dat het raadzaam is deze aspecten voor verschillende type stations ook verschillend te behandelen. In de volgende tabellen is een aanzet gegeven voor de oplossingsrichtingen per stationscategorie. We onderscheiden hier drie categorieĂŤn stations: de kathedraal, het (middel)grote station en het kleine station. Breukelen: door het betrekken van het landschap in het ontwerp ontstaat er een herkenbare en prettige omgeving.
Bijlmer ArenA: een foodkraam zorgt voor levendigheid op het plein.
18
TOT SLOT We beogen met deze visie een handvat te reiken voor de discussie tussen de vele stakeholders in het gebied en zijn ervan overtuigd dat deze visie zal bijdragen aan het opstellen van het gezamenlijk eindbeeld. Deze visie geeft geen direct antwoord, maar is een leidraad in de discussie over dit domein. Laat deze visie je inspireren om het omgevingsdomein voor de reiziger, niet alleen een functionele plek te laten zijn -waar hij zo snel mogelijk weer weg wil- maar ook een prettige plek met kwaliteit en betekenis voor zowel reiziger als de omgeving.
OMSCHRIJVING SITUATIE Aspect
Kathedraal
(Middel)groot station
Klein station/halte
Type station
75.000-175.000 reizigers per dag
10.000-75.000 reizigers per dag
0 -10.000 reizigers per dag
Centraal Station van een grote stad
Centraal station van middelgrote stad
Station in buitengebied
Station aan de rand van een grote stad.
Station in dorpse omgeving
Groots en veelal imponerend stationsgebouw.
Vaak een monumentaal stationsgebouw, wordt niet altijd gebruikt als entree
Vaak is er geen sprake van een gebouw als stationsentree
Gelegen in stedelijke omgeving
Gelegen in stedelijke omgeving
Gelegen in landelijke omgeving
Als hoofdstation belangrijk visitekaartje voor de stad
Belangrijk visitekaartje voor de omgeving
De reiziger heeft vaak geen idee in welk gebied hij zich bevindt
Veel reizigers: 24 uurs- bele-ving en gebruik
Veel reizigers: 12-24 uurs- beleving en gebruik
Weinig reizigers: 8 uurs-beleving, grote aandacht voor sociale veiligheid
De situatie vanuit beleving
OPLOSSINGSRICHTINGEN BELEVING Aspect
Kathedraal
(Middel)groot station
Klein station/halte
Identiteit:
Het stationsgebouw is belangrijke identiteitsdrager in gebied
Het stationsgebouw is belangrijke identiteitsdrager in gebied, maar vaak niet meer als zodanig in gebruik
De wachtruimtes op het perron zijn veelal de enige gebouwen die het station als dusdanig duiden. De vormgeving van de stationskappen is dus erg belangrijk als drager van de identiteit. Daarnaast kan het landschap identiteitsdrager zijn in het ontwerp
Stationsgebouw
Hergebruik/ nieuwe bestemming voor stationsgebouw.
Het landschap, landschappelijke elementen in ontwerp integreren.
Ontwerpstijl en kwaliteit
Identiteit: Cultuurhistorische waarde
Het landschap, landschappelijke elementen in ontwerp integreren.
Aandacht voor genius loci
Aandacht voor genius loci Sociale veiligheid:
Grote mix van functies in gehele omgeving mogelijk.
24-uursbeleving
Mix van functies, geconcentreerd op bewust gekozen locaties
Bewust nadenken over functies naar stationsomgeving halen. Niet altijd mogelijk functies te integreren in omgeving, aandacht voor sociale veiligheid, bundeling van reizigers in hoofdstromen
Sociale veiligheid:
Sociale ogen aanwezig
Integreren van woningen in omgeving
zichtrelaties en sociale ogen
Nadruk op zichtrelaties i.v.m. grote drukte en ruimteclaim
Overzicht
Omgeving van zien en gezien worden op gekozen plekGroot aantal reizigers, mogelijk om omgeving te creĂŤren ken. van zien en gezien worden
Weinig sociale ogen, nadruk op bundeling van loopstromen Toevoegen functies/woningen
19
Breukelen: overzichtelijke situatie, herkenbaarheid door logo en zitelementen aan het water maken het een prettige plek.
's Hertogenbosch: Levendigheid door terassen op het stationsplein en woningen (balkons) rondom het plein.
Zutphen: het ondergronds brengen van de fietsenstalling geeft ruimte voor groenvoorzieningen en zitelementen.
20
Apeldoorn: toepassing van kunst.
Maarssen: integratie van kantoren aan de stationsentree.
Sociale veiligheid:
Levendigheid in gebied door een continue actieve plint
de plint
Verblijfsfuncties vanuit plint naar plein
Sociale veiligheid:
Menselijke verhouding bebouwd/onbebouwd
Menselijke verhouding bebouwd/onbebouwd
menselijke maat
Open, transparante gevel.
Open, transparante gevel.
Aandacht voor het niet verloren voelen in omgeving, kan middels bebouwing, maar ook landschappelijke ingrepen.
Integreren van kunst
Integreren van kunst
Integreren van kunst
Meerdere ruimtes om te schuilen aan de randen van de transferzone voor alle modaliteiten.
Ruimtes om te schuilen
Ruimtes om te schuilen voor alle modaliteiten zoveel mogelijk concentreren en integreren met elkaar
Comfort: klimatologische bescherming
Beschutting vooral belangrijk voor bus en tramreizigers Comfort: Groenvoorziening
Door grote ruimteclaim ook aandacht voor landschappelijke elementen zoals bomen
Actieve plint aan hoofdloopstromen
Transparantie plint in omgeving of gebruik van groene taluds. Gebruik van blinde muren in omgeving voorkomen
aan de randen van transferzone Beschutting vooral belangrijk voor bus (en tram)reiziger Inzetten voor creĂŤren stedenbouwkundige kamer
Inzetten voor creĂŤren stedenbouwkundige kamer
21
Groningen: door een verdiepte ligging van de fietsenstalling is er ruimte voor de voetganger op maaiveld.
Groningen fietsenstalling: lichtinval via vides
22
Utrecht Zuilen: de naam van de halte is goed zichtbaar vanuit de omgeving en de trein en ge誰ntegreerd in de centrale overkapping.
Alphen aan de Rijn: fietsenstalling met een bijzondere vormgeving; open gevels langs de onderdoorgang.
OMSCHRIJVING SITUATIE Aspect
Kathedraal
(Middel)groot station
Klein station/halte
Type station
75.000-175.000 reizigers per dag
10.000-75.000 reizigers per dag
0 -10.000 reizigers per dag
Centraal Station van een grote stad
Centraal station van middelgrote stad
Station in buitengebied
Station aan de rand van een grote stad
Station in dorpse omgeving
(Inter)nationaal georiënteerd
Nationaal georiënteerd
Regionaal/lokaal georiënteerd
Trein (inter)nationaal)
Trein (nationaal)
Trein (regionaal)
Metro
Metro (soms)
Bus
Tram
Tram (soms)
Fiets
Bus
Bus
K&R
Fiets
Fiets
P&R
K&R
K&R
P&R (soms)
P&R
Zeer groot aantal treinreizigers, grote voetgangersstroom
Grote voetgangersstroom
Kleine voetgangersstroom
Moeilijke autobereikbaarheid
Redelijke autobereikbaarheid
Goede autobereikbaarheid Aandeel P&R hoog
Grote druk op de ruimte
Druk op de ruimte
Weinig ruimtedruk
(Middel)groot station
Klein station/halte
Fietsopgave is groot
Vaak sterk autogericht, ontwerpen vanuit de voetganger
De situatie vanuit gebruik
OPLOSSINGSRICHTINGEN FUNCTIONALITEIT Aspect
Kathedraal
Veiligheid: Verkeersveiligheid Fietsopgave is groot Het inpandig en ondergronds brengen kan een oplossing bieden.
Het inpandig en ondergronds brengen kan een oplossing bieden.
Vermijden van conflictpunten tussen voetganger en rest Vermijden van conflictpunten tussen voetganger en rest van de keten van de keten Duidelijke brede strook voor voetgangersstroom Bereikbaarheid:
Internationaal
Bereikbaarheid
Goede en korte overstaprelatie tussen modaliteiten van belang
Bereikbaarheid: Inbedding in de omgeving
Nationaal
Regionaal
Uitgangspunt zijn belangrijkste looproutes en bestemmingen in de omgeving en hoofdroutes infrastructuur
Uitgangspunt zijn belangrijkste looproutes en bestemmingen in de omgeving en hoofdroutes infrastructuur
Kracht van de plek is vaak het landschap
Gebouw goed zichtbaar
Gebouw goed zichtbaar
Toegankelijkheid:
Ruimtebeslag van voor-en natransport is groot.
Ruimtebeslag van voor-en natransport is groot.
Oriëntatie
Belangrijk om overzicht te creëren
Belangrijk om overzicht te creëren
23
Colofon Dit document is tot stand gekomen met medewerking van: William Graat Carla van Heijzen Irma Winkenius Kaj Mook Wim van den Oudenalder Jildou van der Sluis Harry van Noord Kees Miedema Earde Jepma Do van Elferen Peter Krumm Lidwien van Kessel Wouter Visser Sebastiaan de Wilde Arjan Bleeker Bert Vaessens Jos van den Hende Evelien de Munck Mortier Tekst en afbeeldingen: Inoek Brouwer Marloes Huijsmans Bronnen Gehl J. 1996, Life between buildings Gehl J. en Gemzoe L. 2009, New City Life Jacobs J. 1961, The death and life of american cities Whyte W. 1980, City: rediscovering te city. www.PPS.org ProRail 2005, Basisstation Bureau Spoorbouwmeester 2009, Het stationsconcept NS 2006, Handboek ketenmobiliteit Deze visie en het casestudy onderzoek is tot stand gekomen middels het toepassen van de LeefbaarheidscanŠ, Marloes Huijsmans, Movares NL. NS Poort, Asset Development, januari 2011
24