Kennispaper: Materialenpaspoort
Hoogwaardig hergebruik van bouwelementen en -materialen
Aansprakelijkheid
Colofon
SBRCURnet en degenen die aan dit product hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het samenstellen van deze publicatie. Toch kan niet worden uitgesloten dat de inhoud onjuistheden bevat. De gebruiker van dit product aanvaardt daarvoor het risico. SBRCURnet sluit, mede ten behoeve van de auteurs, iedere aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van informatie uit dit product.
Projectmanager SBRCURnet: Wouter Huurman i.s.m. Natalie Prinsen
© SBRCURnet Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, getransformeerd tot software of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 in verbinding met het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient u zich te richten tot: SBRCURnet, Postbus 516, 2600 AM Delft.. No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm, stored in a database or retrieval system, or any other means without written permission from the SBRCURnet.
Meer informatie U vindt meer informatie over alle SBRCURnet-producten en -projecten op www.sbrcurnet.nl. Wilt u op de hoogte blijven van onze activiteiten? Meld u dan via www.sbrcurnet.nl aan voor onze gratis e-mailnieuwsbrief. Heeft u meer vragen over deze publicatie? Bel met de afdeling verkoop via (015) 303 05 00 of stuur een mail naar verkoop@sbrcurnet.nl.
Redactie: Linda van Langeveld, SBRCURnet Vormgeving: Lydia Slappendel, SBRCURnet
K704.16 Delft, mei 2016
Kennispaper: Materialenpaspoort Hoogwaardig hergebruik van bouwelementen en -materialen mei 2016
Voorwoord
Het stijgende verbruik van materialen in de bouw zorgt voor uitputting van grondstoffen. Gezocht wordt naar mogelijkheden om afval in de bouwketen te reduceren, bijvoorbeeld door middel van hergebruik of recycling van grondstoffen en materialen in gebouwen. Om bouwmaterialen op circulaire wijze te kunnen hergebruiken, is het belangrijk dat documentatie plaatsvindt. In Nederland is documentatie van de gewenste en noodzakelijke kennis over de levensloop van materialen echter (nog) niet ingebed. Ook is onduidelijk bij wie deze verantwoordelijkheid ligt. Om hergebruik in de Nederlandse bouwsector te stimuleren, richt het onderzoek in deze Kennispaper zich op de wijze waarop er gedocumenteerd dient te worden om bouwmaterialen op een circulaire manier te kunnen hergebruiken binnen de bouwketen. Het doel: het mogelijk maken om materiaalstromen te volgen en het bevorderen van end-of-life scenario’s in een gesloten kringloop. De Kennispaper Materialenpaspoort is geïnspireerd op de afstudeerscriptie ‘Documenteren in de bouwketen ten behoeve van hoogwaardig hergebruik en recycling’ van SBRCURnet-projectmanager Wouter Huurman. Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd in opdracht van SUS-Atelier en SBRCURnet en geschreven voor de Academie van Bouwkunst aan de Hogeschool Rotterdam. Het onderzoek is uitgevoerd om verdieping te vinden in het circulaire gedachtengoed en zo bij te dragen aan een duurzame oplossing voor de toekomst. Ook is geprobeerd antwoord te geven op actuele vraagstukken uit de bouwpraktijk. Het begrip duurzaamheid en de vele interpretaties ervan hebben tijdens dit onderzoek duiding gekregen. Hopelijk biedt de kennis in deze paper u handvatten om bij te dragen aan de verdere ontwikkelingen in maatschappelijk verantwoord hergebruiken en recyclen. Graag wil ik deze paper opdragen aan dhr. C. van Kranenburg, zonder zijn inspiratie en vertrouwen was dit onderzoek nooit verder gekomen dan een gedachte. Wouter Huurman Delft, 2016
4
Inhoud
Voorwoord 4
1
Inleiding 6
2
Onderzoeksvraag 7
2.1
Aanleiding afstudeeronderzoek 7
2.2
Probleemstelling 7
2.3
Doelstelling 7
3
Het kader van een circulaire bouwketen 8
3.1
De basis van circulaire economie 8
3.2
Hergebruik versus recycling 9
3.3
Belang van de bouwketen 10
3.4
Documenteren 11
4
Toelichting en beargumentatie van de parameters 14
4.1
Economische waarde (A) 14
4.2
Karakteristieke materiaaleigenschappen
4.3
Aansluitdetails en uitvoering (C) 15
4.4
Informatie management 16
5
Testcase voor toepassing van de tool 17
6
Aanbevelingen 18
(B) 14
5
Inleiding 1 In de 20ste eeuw is het gebruik van ruwe grondstoffen door de wereldbevolking vertwintigvoudigd in vergelijking met de 19de eeuw. Deze stijgende consumptie wordt veroorzaakt door een groeiende wereldbevolking en toenemende welvaart. Inzicht in materiaalstromen, om zo afval en verspilling te verminderen, is daarom van groot belang. Dit is één van de speerpunten voor beter hergebruik en recyclen. Het is een belangrijk punt op de agenda van de Europese Unie om o.a. de mondiale concurrentiepositie te verbeteren. Men zoekt naar mogelijkheden om afval in de bouwketen te reduceren. Bijvoorbeeld door middel van hergebruik of het recyclen van grondstoffen en materialen in gebouwen. In Nederland wordt de gewenste en noodzakelijke kennis over de levensloop van materialen niet gedocumenteerd. Het is onduidelijk bij wie de verantwoordelijkheid ligt. Om hergebruik in de Nederlandse bouwsector te stimuleren, focust dit onderzoek zich op de wijze waarop er gedocumenteerd dient te worden om bouwmaterialen op een circulaire manier te kunnen hergebruiken binnen de bouwketen. Het doel: het mogelijk maken om materiaalstromen te volgen in verband met het bevorderen van end-of-life scenario’s in een gesloten kringloop. Hiervoor zal een tool ontwikkeld worden, die is bediscussieerd met verschillende actoren in de bouwketen. Vervolgens worden de verzamelde literatuur en het advies van de experts afgewogen. Zo krijgt de documentatietool vorm. Het heeft de voorkeur deze tool te integreren met Building Informatie Modeling (BIM). In bouwsituaties kan de documentatietool profijt hebben van de informatie- en kennisuitwisseling die door BIM wordt bevorderd.
6
Onderzoeksvraag 2 2.1
Aanleiding afstudeeronderzoek
In de 20ste eeuw verbruikte de wereldbevolking 20 keer meer materialen dan in de 19de eeuw. De volgende alarmerende prognose gemaakt door de Europese Commissie (2011): ‘Als wij ons huidige verbruik zullen voortzetten, consumeren wij omstreeks 2050 een gelijkwaardigheid van twee aardbollen om voort te kunnen bestaan. Waarbij betere kwaliteit voor de gehele wereldbevolking uitgesloten zal zijn.’ Deze stijgende consumptie wordt mede veroorzaakt door een toenemende wereldbevolking en welvaart. Verwachting is dat deze vraag zal doorzetten (Population Reference Bureau, 2011). Hierdoor kan het aanbod van grondstoffen in de toekomst schaarser worden. Als de vraag boven het aanbod uitstijgt, resulteert dat in stijgende prijzen. De essentiële ruwe materialen komen uit delen van de wereld, waar Europa weinig invloed op uit kan oefenen. Het schaarser wordende aanbod van grondstoffen is een belangrijk agendapunt voor de Europese economie.
2.2 Probleemstelling Om het probleem van verlies van materialen op te kunnen lossen, moet je het materiaal eerst inhoudelijk begrijpen. Daarvoor moet je ver teruggaan in de keten, om zo alles over het materiaal te achterhalen. Door opdrachtgevers wordt dit gezien als een bijna onmogelijke taak om binnen gestelde tijd en budget uit te zoeken. De kracht van het maken van een verantwoord materiaal komt voort uit samenwerking met actoren binnen een gehele keten, waarin kennisdeling de sleutel tot succes is. Deze kennis moet worden vastgelegd, waardoor ook de actoren aan het eind van de keten de gewenste informatie kunnen terugvinden, herkennen en controleren. De issues en problemen: •• Kennis over de levensloop van een materiaal ontbreekt; •• Financiële middelen zijn niet beschikbaar; •• Het is onduidelijk waar de verantwoordelijkheid voor het documenteren van informatie ligt.
Wanneer zij dit doen, verkrijgen eigenaren meer kennis over de eigenschappen van een materiaal en kunnen zij daar op voorhand hun eigen doelstellingen op aanpassen. Zo wordt de verantwoordelijkheid voor het reduceren van materiaalverbruik vergroot en de waarde beter inzichtelijk gemaakt.
2.3 Doelstelling Het doel van dit onderzoeksproject is het documenteren van bouwmaterialen, om zo materiaalstromen te volgen en hergebruik en recycling te bevorderen. Hiervoor is het noodzakelijk om te bepalen welke aspecten belangrijk zijn voor het bevorderen van optimaal hergebruik. Die aspecten worden samengesteld uit onderzoek van M. A. Damen (2012) en besproken en getoetst door respondenten uit de bouwketen. Zo wordt de tool bruikbaar voor de bouwsector. Vervolgens dient één product uit bouwproject CHIBB als testcase. Hiermee wordt direct de link naar de praktijk gemaakt. Hoofdvraag Wat dient gedocumenteerd te zijn om bouwmaterialen op een circulaire manier te kunnen hergebruiken binnen de bouwketen? Deelvragen 1. Wat zijn de definities van circulaire economie voor optimaal hergebruik en welke aspecten spelen daar binnen de bouwketen een belangrijke rol in? 2. Wat is relevant om te documenteren van een materiaal, om de levenscyclus inzichtelijk te verlengen binnen de bouwketen? 3. Op welke manier kan gedocumenteerd worden in de bouwketen met behulp van een documentatietool?
In de praktijk lijkt dit niet altijd even gemakkelijk, doordat partijen ieder hun eigen belangen hebben. Gesteld wordt ook: “dat de sturing vanuit overheden en grote multinationals moet komen, tot het verplichten van inzicht in de materialen”. (Damen M.A., 2012)
7
Het kader van een circulaire bouwketen 3 3.1
De basis van circulaire economie
De wet van behoud van massa zegt dat massa van een gesloten systeem constant zal blijven, ongeacht de processen die binnen het systeem plaatsvinden (Lavoisier A., 1789). Dit betekent dat bij elk proces de totale massa van de uitgangsproducten, indien sprake van een gesloten systeem, gelijk zal zijn aan de totale massa van de reactieproducten. Als ijzererts gewonnen wordt en er eerst staal, en vervolgens een auto van gemaakt wordt, verliest de aarde geen materiaal. Maar de grondstof is op een ontoegankelijke manier in een product verwerkt. Hierdoor zijn de mogelijkheden om het materiaal opnieuw te gebruiken afgenomen. Wanneer al het materiaal eindigt in een vorm waarmee we niets meer kunnen, wordt het afval en houden we steeds minder grondstoffen over. Door meer vraag en schaarser aanbod, wordt het behoud van materialen door een gesloten kringloop steeds winstgevender. Circulaire economie De circulaire economie is bedoeld als een herbruikbaar en afvalvrij systeem. De vijf kernpunten van een circulaire economie staan in tabel 3.1.
Tabel 3.1: De kernpunten van de circulaire economie. kernpunten
korte verklaring van het kernpunt
1
Materialen
alle materialen worden – in theorie – oneindig gerecycled
2
Energie
alle energie is afkomstig van hernieuwbare of anderszins duurzame bronnen
3
Waarde
grondstoffen worden gebruikt om meer dan alleen financiële waarde te creëren, bijvoorbeeld ecologische of maatschappelijke waarde
4
Ecosysteem
menselijke activiteiten ondersteunen en versterken het ecosysteem en zijn natuurlijk kapitaal
5
Gezondheid
menselijke activiteiten ondersteunen en versterken geluk en gezondheid
6
Maatschappij menselijke activiteiten dragen bij aan een diverse maatschappij
Het onderzoek wil optimaal hergebruik bevorderen en richt zich daarom alleen op kernpunt 1 ‘materialen’ en kernpunt 3 ‘waarde’. Het gaat dus om optimaal hergebruik van materiaalstromen in gebouwen door financiële stabiliteit te vergroten over de levensduur van het materiaal. Figuur 3.1 illustreert het circulaire systeem. De twee stromen zijn opgesplitst in de biotisch (biologische) kringloop en de abiotische (technische) kringloop. In het midden bevindt zich de keten: in dit onderzoek de bouwketen.
Figuur 3.2 De illustratie van een circulair systeem (Ellen MacArthur foundation, 2013)
8
Onderstaande tabel licht de globale opzet van deze illustratie toe. Tabel 3.2 De onderdelen van figuur 3.1 die de circulaire keten illustreert. Onderdeel
Toelichting
Biological nutrients
Biologisch hernieuwbaar materiaal dat één op één (zonder bewerkingen) terug de natuur in kan.
Extraction of biocemical feedstock
Het chemische bewerken van de biotische grondstoffen.
Anaerobic digestion/ Werkwijze waarbij microben organische composting materialen afbreken, zoals etensresten, mest, zuiveringsslib in afwezigheid van zuurstof. Anaerobe vergisting produceert biogas en een vast residu. Het vaste residu
Biogas
kan worden aangebracht op de grond of compost als grondverbeteraar.
Figuur 3.2 De kracht van de cyclus (van links naar rechts
Biogas is een resultaat van Anaerobis digestion / composting en wordt gebruikt als energiebron.
cascade, pure inputs (Ellen MacArthur foundation, 2013)
Restoration
Biotisch materiaal dat terugtreed in de natuur.
Farming/collection
Oogsten van biotisch grondstoffen.
Technical nutrients
Abiotisch materiaal, zo ontworpen dat het hoogwaardig terugtreed in de keten zonder kwaliteitsverlies of eindigt in de biotisch kringloop.
Maintenance
Onderhouden van het materiaal.
Reuse/redistributie
Verlengen van de gebruiksduur, door hergebruik of re-integreren van het materiaal met behoud van de oorspronkelijke functie.
Refurbisch/ remanufacture
Het proces om het materiaal in goed werkende staat terug te laten keren. Het vervangen van componenten die aan het einde van de gebruiksduur zijn, waardoor het materiaal een cosmetische transformatie ondergaat, om zo de gewenste upgrade te maken als nieuw binnen de keten.
Recycle
en van boven naar onder) the inner circle, circling longer,
1. ‘Inner circle’ refereert naar het minimaliseren van lineair materiaal verbruik. Hoe kleiner de diameter van de cirkel, des te minder arbeid en energie is er nodig om het materiaal te herstellen of te veranderen. 2. ‘Circling longer’ is het maximaliseren van het aantal opeenvolgende cycli (repareren en hergebruik) tijdens de technische levensduur, zoals het hergebruiken van tweedehands kozijnen in nieuwe gebouwen. 3. ‘Cascaded us’ refereert naar het hergebruik in de waardeketen. Zoals wanneer katoenen kleding wordt hergebruikt als tweedehands kleding en vervolgens als thermische isolatie kan dienen in de bouwketen. De waarde neemt langzaam af. 4. ‘Pure inputs’ is een homogene en non-toxic materiaalstroom met het behoud van kwaliteit en het uitsluiten van afval of verlies.
3.2
Hergebruik versus recycling
Zie §3.2 voor toelichting down, re- & upcycle
Aan de hand van figuur 3.4 zal de basis en kracht van de ‘kringlopen’ (Ellen MacArthur foundation, 2013) nader toegelicht worden. Iedere afbeelding representeert een andere manier van de benadering van een kringloop:
In dit onderzoek wordt gekeken naar het optimaliseren van de levensduur, ongeacht de exacte herkomst en geschiedenis van een materiaal. Grafiek 3.5 geeft weer dat de aluminiumproductie energetisch intensief is. Maar als de gebruiksduur wordt vermenigvuldigd, neemt de milieu-impact af. Of zoals Rovers formuleert: ‘Door tijd toe te voegen aan de levensduur, neemt de druk af van de Embodied Land, dat nodig is om een materiaal te creëren.’ (Rovers R., 2009)
9
Zo kan het materiaal aluminium beter presteren dan een minder energie-intensief te vervaardigen materiaal, met een lineaire levensduur. Maar er is bijna altijd sprake van een composiet (samengestelde materialen).
Deze samengestelde materialen moeten eerst gescheiden worden in basismaterialen, die vervolgens rechtstreeks (of na een verdere bewerking) ingezet worden in het productieproces.
Figuur 3.3 Embodied energy for primary metal production (Norgate and Jahanshahi, 2010).
De complexiteit van recyclen Recyclen komt als begrip veel voor binnen de bouwketen met variërende betekenis in een breder spectrum. Bij ondernemen in recyclen is het daarom belangrijk de begrippen goed af te bakenen, zodat er geen verschil kan ontstaan bij het bespreken of behandelen van een materiaal (Rovers R., 2009). In dit onderzoek wordt het begrip recyclen onderverdeeld in drie verschillende standaarden, overgenomen van (McDonough W., 2002): •• Down-cycle: Gebrek aan voorzieningen en lekkage van het systeem door middel van gesubsidieerde verbranding of overmatige export naar opkomende economieën, waar materialen worden gedumpt met behulp van lage arbeidskosten en hoge verliezen. Materialen worden ingezet als secundaire brandstof in bijvoorbeeld cementovens, hoogovens en elektriciteitscentrales. Inzet van afval in deze processen vervangt veelal kolen en andere fossiele brandstoffen, maar is een vorm van down-cycle in de circulaire economie (Corsten M., 2010) •• Recycle: Een proces van terugwinning van materialen voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden, met uitzondering van terugwinning van energie. •• Up-cycle: Een proces van conversie van materialen in nieuwe materialen van hogere kwaliteit en verhoogde functies.
10
Daarnaast is er het hergebruik van materialen, te vergelijken met het begrip recycling. Het verschil is dat bij recycling de cirkel groter is (figuur 3.4 – inner circle) en meer energie wordt toegevoegd om de gebruiksduur te verlengen. Indien twee materialen hardnekkig verbonden zijn, kan het voor complicaties zorgen bij het scheidingsproces. Denk aan houtsoorten verwerkt met lijmproducten, of liggers met een coating. Dit soort informatie is belangrijk bij het recyclen van een materiaal. Wanneer sprake is van materialen die als product samengevoegd zijn, is het complex en energie-intensief om de materialen van elkaar te kunnen scheiden tot individuele elementen.
3.3
Belang van de bouwketen
Gebouwen moeten meebewegen met de bevolking en een passend aanbod bieden. Het flexibel bouwen van de constructie, producten, materialen en grondstoffen is dan essentieel. Op wereldniveau verbruikt men 60% van alle ruwe materialen in bouwkundige constructies, waarvan bijna een kwart in gebouwen (Wadel, 2009). Het kunnen herkennen en lokaliseren van leegstaande gebouwen, dan wel van gebouwen die een (grote) renovatie ondergaan, is een vereiste om materialen te kunnen terugvorderen. Dat betekent dat men gebouwen in de woning- en utiliteitsbouw ziet als materialendepots.
De prestatie-eisen van producten worden steeds hoger, zowel vanuit de vraag van de consument als de eisen vanuit de overheid (Bouwbesluit). Hierdoor ontwikkelt en verandert een product uitzonderlijk snel, waardoor hergebruik van bouwcomponenten niet altijd even gemakkelijk is in de bouwwereld.
hier spelen de gehele bouwketen en alle bijhorende actoren een rol in. Het eindproduct betreft een dynamische tool in de vorm van een checklist. Dynamisch, omdat het noodzakelijk is op de voortdurende veranderende markt te kunnen reageren. Informatie vastleggen
De producten in een bouwwerk komen vaak van verschillende, wereldwijde fabrikanten en leveranciers. Een kozijn is bijvoorbeeld opgebouwd uit rubbertjes, schroeven, hout of aluminiumcomponenten. Deze materialen komen niet allemaal uit Nederland, maar worden hier alleen samengesteld tot een product en verkocht. Vrijwel alles dat uit een gebouw komt, kunnen recyclebedrijven recyclen. Maar er zal vrijwel altijd sprake zijn van downcycling. De recyclebedrijven investeren in machines die al het bouwpuin scheiden naar secundaire grondstoffen. Alles wat daarbuiten valt, wordt gestort als afval of verbrand voor energiewinning. Om downcycling te voorkomen, moet de eigenaar van het product de verantwoordelijkheid nemen voor het product aan het einde van zijn functionele levensduur (RAU T., 2014). Dit houdt in dat een kozijnproducent verantwoordelijk is voor het product dat gemaakt wordt: het kozijn. Nadat het product zijn ‘eerste gebruikstermijn’ heeft gehad, wordt het teuggenomen door de makers, die op hun beurt kennis en mensen in huis hebben om het product te demonteren en het materiaal te hergebruiken. Dit creëert verantwoordelijk eigenaarschap en de bijbehorende winst motiveert de kozijnproducent en bouwers materialen en producten te blijven volgen door de levensloop. Een belangrijke vraag die dan al snel opdoemt, is: ‘Wat gebeurt er als een bedrijf een faillissement aanvraagt? Wie is dan de eigenaar van het product?’ Dit vraagstuk hangt nauw samen met de beschikbare data over het product, zoals de samenstelling. De grondstof van het product kan zijn waarde behouden, ondanks de status van de eigenaar. De verantwoordelijkheid ligt daarom niet alleen bij de uiteindelijke vervaardiger, maar bij de gehele bouwketen.
3.4
Documenteren
In dit afstudeeronderzoek is gekeken naar het al eerder ontwikkelde materialenpaspoort van M. A. Damen (2012) in opdracht van de Groene Zaak, gericht op de Nederlandse industrieketen. Dit betreft een veelvoud aan verschillende sectoren. De focus ligt in dit onderzoek op het documenteren van bouwmaterialen. Doel is het bevorderen van hergebruik en recycling,
Onderstaand onderzoek is de onderlegger voor de op te zetten documentatietool: Titel:
A RESOURCES PASSPORT FOR A CIRCULAR ECONOMY An assessment of the possible content and format of a resources passport in order to successfully contribute to the achievement of the circular economy
Uitgevoerd:
Mvr. M.A. Damen
Datum onderzoek:
2012
Bedrijf:
De Groenen Zaak (www.degroenezaak.com)
Info:
Het idee om een grondstoffenpaspoort tot stand te brengen is recent opgenomen in Europese beleidstukken van het European Resource Efficiency Platform en opgepakt door de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven. (Damen M.A., 2012)
Daarna voerde Royal HaskoningDHV een haalbaarheidsonderzoek uit voor de acceptatie van een grondstoffenlabel. Uitkomst hiervan was dat de bouwketen een voor de hand liggende sector was, om op bedrijfsniveau informatie over ‘de ingrediënten van een gebouw’ met elkaar uit te wisselen. De documentatietool is vervolgens aangevuld met punten die door de EU zijn aangekaart als belangrijke parameters voor ecologisch ontwerp voor producten. Bij de vaststelling van significante milieuaspecten, wordt met name gekeken naar de volgende fasen in de levenscyclus van het product: 1. Selectie en gebruik van grondstoffen 2. Fabricage 3. Verpakking, transport en distributie 4. Installatie en onderhoud 5. Gebruik 6. Einde van de functionele levensduur Al deze aspecten tezamen, leidden tot de afweging zoals weergegeven in tabel 3.3:
11
Tabel 3.3 Aspecten uit ‘a resourcepassport for a circular economie’ afgezet tegen de argumenten voor toepassing in de bouwsector Resource passport M.A. Damen
12
Argumentatie voor aspect wel/niet opnemen in documentatietool voor de bouw
A
Scarcity-related information
A1
Material scarcity in the short/ medium / long term
v
Belang voor financiering en kosten materiaal inzichtelijk te krijgen
A2
Price and supply security/ dependence of materials
v
Om te anticiperen en in te spelen op veranderingen van prijs tijdens levensduur
A3
Current and future scarcity-related legislative requirements
x
Overheid wordt niet meegenomen in het onderzoek dus ook geen wettelijke vereisten.
B
Mining-related information
B1
Mine site/origin
x
Heeft geen invloed op hergebruik, maar is bedoeld voor andere doelstellingen vanuit de CE (zoals kernpunt 3. Mensen zijn homogeen met de natuur en versterken haar waar dit kan)
B2
Mining data
x
'' … '' (argument B1)
B3
Local circumstances/ environment at the mine site x
'' … '' (argument B1)
C
Product-related information
C1
Physical structure of the product
v
Om transportopties te kunnen organiseren tijdens levensduur
C2
Material content and composition of products
v
Bevorderd recyclemogelijkheden van materiaal
C3
Material characteristics and properties
v
Nodig voor het berekenen van de te vervullen doelen in Bouwbesluit
C4
Production processes used, plus specification on which material
v
Maakt inzichtelijk welke stappen nodig zijn om het materiaal terug te circuleren als pure input. Dit kunnen chemische processen zijn wanneer het materiaal wordt bewerkt en met het blote oog niet zichtbaar is.
C5
Initial lifetime of the product
v
Om de gebruiks- en technische levensduur inzichtelijk te maken voor beter combinaties
C6
Product adaptations during usage
v
Veranderingsmogelijkheden kunnen meerdere functies aan een materiaal geven, waardoor het langer of intensiever geoptimaliseerd kan worden tijdens de gebruikslevensduur
C7
Life extending possibilities
v
Het verlengen van de technische levensduur optimaliseert de levensjaren van een materiaal in het algemeen en voegt toe bij een langere gebruiksduur
C8
End-of-life possibilities of the product
v
Re-integratiemogelijkheden
C9
Disassembly information
v
Demontagemogelijkheden om materialen efficiënt en goedkoop uit elkaar te kunnen halen
D
Company internal information
D1
Supply chain partners (including 2nd, 3th etc. tier)
v
Inzicht creëren in de keten om eigenaarschap te verdelen over de bouwketen, om zo te weten welk materiaal naar welke leverancier gaat
D2
Position of scarcity on a strategic level within the company (goals, staff, time, budget)
x
Is een intern agendapunt voor de bedrijfsvisie & strategie, niet bedoeld voor de documentatietool
D3
Market demand for products proactively addressing scarcity
x
Dit heeft invloed op vraag en aanbod en is moeilijk in te schatten, wordt niet meegenomen in de documentatietool
D4
Product-related information of competitors
x
Is een schaarste gerelateerd punt om concurrentiepositie te bepalen
products
en wordt niet meegenomen in de documentatietool
D5
Guidelines for dealing with trade-offs that result x from substitution or elimination of critical elements
Documentatietool is er niet om compromissen vast te leggen
D6
Where and how products are disposed of
x
Volgens de CE kan er geen afval zijn, dus hier is geen documentatie voor nodig
E
Technology-related information
E1
Best available mining technologies
E2
Best available material manufacturing technologies x
Is belangrijk om te volgen of om in te investeren als bedrijf. Wanneer nieuwe technieken ontstaan, kan men kijken of dat van toepassing is op hun materiaal
E3
Best available production technologies
x
Is belangrijk om te volgen of om in te investeren als bedrijf. Wanneer nieuwe technieken ontstaan, kan men kijken of dat van toepassing is op hun materiaal
E4
Best available technologies for end-of-life systems v
Voor optimaal hergebruik van een materiaal moet er een plan zijn voor hoe de kringloop volbracht kan worden. Dan is informatie nodig over welke best voor de hand liggende technologieën er op dat moment zijn, die kunnen bijdragen aan een succesvolle kringloop
x
Heeft invloed op de wijze waarin grondstoffen efficiënt en milieuvriendelijk gedolven kunnen worden. Dit wordt niet meegenomen in het onderzoek
Hier zijn drie hoofdaspecten uit te distilleren: A.
Economische waarde
B.
Karakteristieke materiaaleigenschappen
C.
Aansluitdetails en uitvoering
Deze hoofdaspecten vormen de basis van de documentatietool, waarmee output gegenereerd kan worden voor de end-of-life scenario’s van materialen of producten in de bouwketen.
13
Toelichting en beargumentatie van de parameters 4 De drie verschillende subaspecten worden in dit hoofdstuk nader beschreven en gedefinieerd. De (sub) onderwerpen zijn besproken met tien professionals in de bouw. De professionals vertegenwoordigen verschillende expertises binnen de sector. De hoofdvraag van de afgenomen interviews: ‘Welke informatie is noodzakelijk om bouwafval te verminderen en hergebruik te stimuleren?’ Voorafgaand aan de interviews is de documentatietool toegelicht. De criteria voor selectie van de respondenten: 1. De respondenten beschikken over kennis van de bouwketen. 2. De respondenten zijn bekend met de complexiteit van hergebruik en recycleprocessen. 3. De respondenten kennen het gedachtegoed van de circulaire economie. 4. De respondenten hebben ten minste 5 jaar praktijkervaring in de bouwsector. In het totaal zijn tien interviews afgenomen.
4.1
Economische waarde (A)
Dit hoofdaspect legt de financiële waarde van het materiaal vast, aan de hand van de volgende criteria: A1
Eigenaarschap
A2
Primaire gebruiksfunctie
A3
Levensduur
A4
Schaarste-gerelateerde informatie
Hieronder worden A1 t/m A4 nader toegelicht. Eigenaarschap (A1) Wie is de eigenaar van het materiaal? Een vraag die nu nog makkelijk te beantwoorden is in de bouw. Een opdrachtgever verleent een bouwopdracht aan een aannemer, en het bouwbedrijf benadert leveranciers die alle benodigde materialen leveren om het gebouw te realiseren. Aan het eind van het traject vindt de oplevering, en daarmee de overdracht, plaats en kan de eigenaar zich de trotse bezitter noemen van het gebouw. Dit gebouw bestaat uit producten en materialen, die daarmee ook eigendom van de gebouweigenaar zijn. De eigenaar van het bouwwerk zal niet (volledig) bekend zijn met de waarde van de afzonderlijke bou-
14
welementen. Partijen die dit wel op waarde kunnen schatten, zijn de fabrikanten en leveranciers. De discussie over de vraag of het eigenaarschap bij deze partijen zou moeten liggen, kwam hierdoor op gang. Primaire gebruiksfunctie (A2) Wat zijn de eisen die gesteld worden aan een product? Een stoel is om op te zitten en een raam is om een transparante scheiding te bieden tussen binnen en buiten. Een dak is om ons te beschermen tegen externe (weers)invloeden. En wat zijn de eigenschappen van het materiaal waar deze producten van gemaakt zijn? Deze informatie moet bekend zijn als het product of materiaal een tweede leven krijgt, om de (nieuwe) economische waarde te kunnen bepalen. Levensduur (A3) De levensduur van materialen in één bouwwerk varieert onderling van enkele jaren tot enkele eeuwen. Het is belangrijk om de verschillen tussen de functionele- en technische levensduur inzichtelijk te maken om met elk materiaal zo efficiënt mogelijk om te kunnen gaan, en om te kunnen inschatten voor welke functie het opnieuw ingezet kan worden. Schaarste gerelateerde waarde (A4) Daarnaast is de fluctuerende economische waarde van een materiaal of grondstof belangrijk. Zeker door de toename in vraag en eventuele schaarste door onbekende factoren of nieuwe ontwikkelingen. Schaarse grondstoffen bevinden zich bijvoorbeeld in opkomende economieën, ontwikkelingslanden en fragiele staten. Zulke grondstoffen worden toegepast in producten voor en in de bouw (NCDO , 2013). Wat opvalt, is dat geen enkele grondstof uit Europa zelf komt. Dit laat zien hoe afhankelijk de Europese markt is op het gebied van schaarse grondstoffen. Om de waarde in te kunnen schatten en een business model op te kunnen zetten, moet de schaarste-gerelateerde informatie bekend zijn.
4.2
Karakteristieke materiaaleigenschappen (B)
Dit hoofdaspect gaat in op de karakteristieke waarde van een materiaal. Zo moet een duidelijke scheiding worden gemaakt tussen biotisch en abiotisch materialen:
B1
Karakteristieke materiaaleigenschappen
B2
Samenstelling en compositie van materialen
B3
Behandeling van het materiaal, chemische eigenschappen
B4
Gewicht en vorm
Hieronder worden B1 t/m B4 nader toegelicht. Karakteristieke eigenschappen (B1) Materialen en producten hebben verschillende bouwfysische, mechanische en esthetische eigenschappen. Deze waarden kunnen door de jaren heen wijzigen, dus is het belangrijk deze eigenschappen op continue basis te monitoren. Wanneer producten of materialen een nieuwe functie krijgen, zullen deze moeten voldoen aan de gestelde eisen van het op dat moment geldende Bouwbesluit.
4.3
Aansluitdetails en uitvoering (C)
De uitvoering op de bouwplaats kan veel invloed hebben op de eigenschappen van de toegepaste bouwproducten. Denk aan: beschadigingen door transport, of het ‘in het werk’ bewerken van materialen. Ook natuurlijke factoren zoals de weersomstandigheden op het moment van de bouw kunnen daarbij van invloed zijn. Het is daarom belangrijk om eventuele gebeurtenissen van de uitvoeringsfases te documenteren. C1.
Omstandigheden van uitvoering
C2.
Locatiebepaling van het materiaal
C3.
Demonteerbaarheid
Hieronder worden de deelaspecten toegelicht.
Samenstelling en compositie van materialen (B2)
Omstandigheden van uitvoering (C1)
Maken de producten deel uit van de biologische of technische kringloop? Kan het zonder problemen door de natuur afgebroken worden (composteerbaar), of moet het nog een chemisch proces ondergaan voordat het terug kan? Vaak is niet bekend wat de samenstelling van een product is en welke grondstoffen in een materiaal of product zitten, en dat is wel noodzakelijk om te bepalen hoe het proces van hergebruik of recycling moet worden volbracht.
Montagekeuzes worden gemaakt tijdens de ontwerpfase, maar in de praktijk wordt soms geïmproviseerd. Hierdoor vinden wijzigingen plaats die gedocumenteerd moeten worden, want eenmaal toegepast is het vaak moeilijk terug te zien. Werktekeningen en foto’s kunnen dan ook een manier zijn die bijdragen aan het documenteren van de daadwerkelijk gerealiseerde opbouw en de omstandigheden waaraan het product is blootgesteld.
Behandeling van materiaal chemische eigenschappen (B3)
Locatiebepaling van materiaal (C2)
Welke chemische bewerkingen heeft het materiaal ondergaan? In het geval van biobased producten (die onderdeel uitmaken van de biologische kringloop) is het zeer wenselijk om geen gebruik te maken van chemische behandelingen of deklagen als verf of epoxy, waardoor het product ‘vervuild’ raakt. Gebeurt dit wel, dan is voor de bepaling van het ‘end-of-life-scenario’ van belang om dit goed te documenteren. Gewicht en vorm (B4) Deze informatie is nuttig voor het samenstellen en organiseren van transport, en voor het in kaart brengen van nieuwe toepassingsmogelijkheden.
Aanvullend op C1, is het van belang vast te leggen waar producten zich in het bouwwerk bevinden. Wanneer alle projecten in BIM uitgewerkt worden, is hier al een belangrijke stap in gezet. Een andere vorm van lokaliseren in de bouw zijn bijvoorbeeld RFID Chips. Deze maken het mogelijk materialen te volgen door de hele bouwketen heen. Demonteerbaarheid (C3) Wat in elkaar gaat, moet ook weer uit elkaar kunnen. In gebouwen moeten producten zitten die simpel en efficiënt los te krijgen zijn. Is dit niet duidelijk en simpel opgezet, rijzen de kosten de pan uit tijdens het terugvorderen van het product uit een bouwwerk. Standaardisatie in maatvoering en scheiding tussen draagconstructie en inbouw zijn een eerste stap. De gekozen manier van bouwen moet uit de aansluitdetails te herleiden zijn.
15
4.4
Informatie management
De documentatietool heeft inhoud gekregen. Maar in welke vorm kan dit het best toegepast worden? De klassieke beheermappen die tijdens de oplevering van een bouwwerk worden geproduceerd, zijn niet meer van deze tijd. Het ligt daarom voor de hand om de documentatietool te integreren met bestaande digitale hulpmiddelen. BIM-modellen worden tijdens de levenscyclus van bouwwerken steeds verder uitgewerkt en verrijkt met informatie. Tijdens de hele levenscyclus kan deze informatie gebruikt worden. Doordat dit soort technologieën steeds goedkoper en toegankelijker worden, ontstaan allerlei nieuwe interessante toepassingsgebieden. Toepassing van de BIM-principes vraagt om een hogere mate van samenwerking, openheid en gestructureerd werken in de verschillende fasen van het bouwproces (ADRIAANSE A.M., 2014). Dit geldt ook voor een dynamische tool in de bouw voor het verbeteren van circulaire economie. Een omvangrijke en gedetailleerde virtuele omgeving van BIM is een open ICT-standaard die toegepast wordt bij het uitwisselen of delen van informatie over specifieke bouwwerken: eventueel geïmplementeerd in ‘open source’ software. Het
werken met BIM en data uitwisseling heeft vooral de laatste jaren veel aandacht gekregen in de bouwketen. Bij de toepassing van de BIM-principes, is het belangrijk data open en gestructureerd te delen met elkaar en niet de intellectuele eigendomsrechten te beschermen. (Bryde D., 2013) BIM implementeert de traditionele papieren instrumenten van de documentatie bij bouwprojecten in een virtuele omgeving. Dit resulteert in progressie van efficiency in communicatie en samenwerking. (Lee C, 2008) BIM kan het koppelstuk vormen bij het vastleggen van bouwdata en gebouwen een stap dichter bij een circulaire keten brengen. Wanneer alle bij het bouwwerk betrokken actoren (van grondstof tot eindproduct) uit het bouwwerk verworven data vastleggen, kan dit allemaal bij elkaar gevoegd worden. Dit vormt dan de basis voor de dynamische documentatietool, die daarna door de levensfasen heen gemonitord en aangevuld kan worden.
Figuur 4.1 BIM modellen: database gestuurde 3D-modellen die informatie over het bouwwerk verschaffen.
16
Testcase voor toepassing van de tool 5 Al snel bleek de documentatietool niet (volledig) ingevuld te kunnen worden. Niet door tekortkoming van het project, maar door gebrek aan vastlegging en transparantie in de keten. Informatie over (de uitvoering van) het bouwwerk was moeilijk te vinden. Bouwtekeningen maakten het mogelijk om aspect C2 (locatiebepaling van materiaal) te documenteren, maar voor de overige aspecten was het noodzakelijk om uit te wijken naar de fabrikant van het product: Kerto-Q houten liggers. Ook werden betrokken projectleden benaderd en geïnterviewd. Dit onderschrijft het belang van documentatie tijdens de ontwerp- en uitvoeringsfase.
wanneer het een abiotisch (niet-hergroeibaar) materiaal betreft. Materiaaleigenschappen De karakteristieke waarden waren niet terug te vinden in het beheersysteem van CHIBB zelf. Hiervoor moest contact op worden genomen met de producent. In de declaration of performance werd dit overzichtelijk gepresenteerd. Over de samenstelling van het product was de fabrikant minder transparant. Het bestaat voor een heel groot aandeel uit vurenhout, maar er is ook gebruik gemaakt bruine fenolstructuurlijm. De fabrikant geeft aan dat verbranding van de kolommen voor energieproductie mogelijk is. Maar het materiaal heeft een technische levensduur van ≥100 jaar, dus verbranding zou een vorm van waardevernietiging zijn. Bovendien blijkt de houten constructie een behandeling te hebben ondergaan. Op locatie is het materiaal geschuurd en gelakt met een hardwaxolie. Welke invloed dit heeft voor eventueel hergebruik van de kolommen, is onbekend.
Figuur 5.1 Eindresultaat Concept House IBB (bron: website van CHIBB)
De belangrijkste bevindingen die zijn voortkomen uit de testcase: Levensduur en demontage De levensduur van een product als Kerto-Q houten liggers is op te delen in een functionele- en technische levensduur. De technische levensduur is volgens producent MetsäWood eeuwigdurend (≥100 jaar). Het gebouw CHIBB is ontworpen met demontabele aansluitdetails. In theorie betekent dit, dat de kolommen van CHIBB eenvoudig een tweede toepassing kunnen krijgen wanneer CHIBB wordt afgebroken. Wat de tweede toepassing zal zijn, is onbekend. Hierover zijn geen afspraken gemaakt met de fabrikant. De eigenaar van het gebouw moet dit product zelf doorverkopen. De biologische kringloop en schaarste-gerelateerde informatie Het hout waar Kerto-Q uit bestaat, is hergroeibaar. Het is mogelijk dat het materiaal in waarde zal toenemen, maar deze informatie is niet te herleiden uit de verzamelde informatie. Hier zijn ook geen afspraken over gemaakt met de fabrikant. Het is aannemelijk dat de kans op prijsstijging in de toekomst groter zou zijn,
Informatie over de uitvoering Projectleden van CHIBB hebben veel foto’s gemaakt van de bouw, maar dit is niet doelgericht uitgevoerd. Notitie van datum, tijd en locatie ontbreken. De foto’s zijn niet gemaakt ter bevordering van circulair hergebruik. Zo gaven de projectleden aan dat de houten constructie tijdens de uitvoering nat geworden is. Maar dit is nergens gedocumenteerd. De producent vertelde dat het materiaal niet nat mag worden. Welke invloed dit heeft op toekomstig hergebruik, is onbekend. Theorie versus praktijk Een belangrijk uitgangspunt bij de ontwikkeling van CHIBB, was de mogelijkheid van demontage en hergebruik in de toekomst. Maar de informatie die de projectleden gedurende het proces vastgelegd hebben, is niet voldoende om hergebruik te stimuleren. Een product zoals Kerto-Q, met een theoretische levensduur van meer dan 100 jaar, zal vermoedelijk op materiaalniveau gerecycled worden. Hergebruik van het complete product is mogelijk, maar een potentiele nieuwe eigenaar zal over meer informatie willen beschikken dan nu voorhanden is.
17
Aanbevelingen 6 Het materiaalgebruik zal over de hele wereld toenemen. Grondstoffen raken uitgeput, waardoor schaarste kan ontstaan. De bouw is grootverbruiker van deze materialen en het is nodig dat men zich actief richt op hergebruik en recycling. De beweegreden om deze weg in te slaan, kunnen voortkomen uit financiële overwegingen of uit het besef dat maatschappelijk verantwoord ondernemen een taak is voor iedereen. Wat de beweegredenen ook zijn, het is belangrijk dat alle schakels in de keten hiermee aan de slag gaan om een toekomstige bouwsector te creëren. Om het hergebruik te stimuleren, moet inzichtelijk zijn welke producten ‘voorradig zijn’ om een nieuwe gebruiksfunctie te geven. De documentatietool is een eerste opzet om bouwmaterialen vanuit het oogpunt van de circulaire economie te documenteren. Het gaat om verandering in het beheersysteem van bouwwerken en bouwproducten, en de daarbij horende verantwoordelijkheden. Verantwoordelijkheden Wie is verantwoordelijk voor welk stukje informatie, om zo de documentatiepuzzel compleet te krijgen? Producten bestaan uit meerdere materialen en grondstoffen, elk met een eigen leverancier of producent. Wie legt de noodzakelijke informatie vast? Is een transitie in eigenaarschap de oplossing? Zodat een partij met kennis van de producten eindverantwoordelijk blijft? Omdat een gebouw uit een veelvoud van producten bestaat, zal het in dat geval ook meerdere eigenaren kennen. Deze eigenaren hebben een eigen wijze van documenteren. Dit roept vragen op als: ‘Wie is verantwoordelijk voor welk deel?’, ‘Wat moet er ingevuld worden, met welke middelen?’ en ‘Wanneer moet informatie bijgewerkt worden?’ Informatie vastleggen en delen BIM biedt een mogelijkheid om eenheid te creëren in de hoeveelheid informatie die gedocumenteerd dient te worden. Het heeft nog (veel) tijd nodig om deze processen allemaal te stroomlijnen. Een aanbeveling is om verder onderzoek te doen naar de mogelijkheden en het implementeren van de documentatietool in digitale middelen zoals BIM. Wees niet terughoudend in het delen van informatie met stakeholders in de keten. De verschillende disciplines en expertises hebben elkaar nodig om de transitie te kunnen waarmaken.
18
• Adema B. (2014, 11 06). Directeur Corparate Facility Partners. (T. v. Belzen, Interviewer) Cobouw. • ADRIAANSE A.M. (2014, 10 9). PROF. DR. IR. Bruggen bouwen met ICT . TWENTE, Nederland: Universiteit Twente. • Bouwwereld, Recyclebaar appartementencomplex (2014, 10 20). • Bryde D., B. M. (2013). The project benefits of Building Information Modelling (BIM) David. International Journal of Project Management 31 , 971–980. • Chao-Duivis, M. &. (2013). Juridische aspecten van ketensamenwerking: Naar een multidiscuolinaure benadering. Instituut voor Bouwrecht. • Corsten M., e. a. (2010). Saving Materials. Universiteit Utrecht. Utrecht: Universiteit Utrecht. • Damen M.A. (2012, 10 1). A RESOURCES PASSPORT FOR A CIRCULAR ECONOMY “What. (W. Huurman, Interviewer) • Ellen MacArthur foundation. (2013). TOWARDS THE CIRCULAR ECONOMY [deel 2]. Engeland: Ellen MacArthur foundation. • Ellen MacArthur foundation. (2011, 01 01). (Phillips, Producent) • EUROPEAN COMMISSION. (2014, 07 2). EUROPEAN COMMISSION. EUROPEAN COMMISSION. (2011). Roadmap to a Resource Efficient Europe. Brussel: EUROPEAN COMMISSION. • European Environment Agency . (2013). Towards a green economy in Europe EU environmental policy targets and objectives 2010–2050 . Copenhagen: European Environment Agency. • Frans E. (2014, 10 21). Interview. (W. Huurman, Interviewer) • Friebel P. (2014). • Hoek M. (2013, 05 01). Het grondstoffen- paspoort. (onbekend, Interviewer) • International Resource Panel. (2014). Environmental Risks and Challenges of AnthropogenicMetals Flows and Cycles*. International Resource Panel. UNEP. • Izelaar I. (2014). • Kats C. (2014, 11 01). (W. Huurman, Interviewer) • Klein. (2014, 10 01). Wheels of Metals: Urban Mining for a Circular Economy. Leiden, Netherland.Lee C, .. (2008). BIM: Changing the AEC Industry. Project Management Institute , 111-116. • Leefomgeving, R. (2014, 10 1). Lap2. • Mansveld W.J. (2013, juni 20). Rijksoverheid. Ministerie van Infrastructuur en Milieu • McDonough W., B. M. (2002). Remaking The Way We Make Things. In M. W., Cradle To Cradle: Remaking The Way We Make Things (p. 208). Amerika. • Minister Ploumen L. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. (2014, 07 17). • Ministerie van Infrastructuur en Milieu. (2014). Haalbaarheid Grondstoffenlabel. Nederland: Ministerie van Infrastructuur en Milieu. • Ministerie van Infrastructuur en Milieu. (2015, 01 01). Rijksoverheid. • Molengraaf P. (2013, 10 28). CEO Alliander. (P. Pronk, Interviewer) • MVO Nederland. (2014, 02 01). • NCDO . (2013). Grondstoffen. In R. Kamphof, Grondstoffen. Amsterdam: minesterie BZ. • NSI. (2014, 11 01). • Olatunji, O. (2011). Modelling the costs of corporate implementation of building information modelling. Financial Management of Property and Construction 16 (3) , 211-231. • Population Reference Bureau. (2011). World Population Growth, 1950-2050. • Post, J. (2014, 10 1). Professor TUDelft. (W. Huurman, Interviewer) • ptable. (2015). • RAU T. (2014, 11 10). Architect. (W. Huurman, Interviewer) • Rijksoverheid. (2014). • Rovers R. (2009). Evaluation of 0-materials house design. Research Institute Built environment of Tomorrow, RiBuilT/Zuyd university Heerlen The Netherlands , 1-6. • SBRCURnet. (2014, 03 12). Kennispaper: Kansrijke toepassingen van RFID-chips bij beheer en onderhoud van bouwwerken. SBRCURNET, 30. • Schoumans O., W. J. (2008). Wageningen UR. (2015, 01 01). http://nl.swewe.net/word_show. htm/?67244_3&Phenolic_Hars. • The Global Enabling Trade Report. (2014, 04 01).
19
• TNO. (2014, 9 25). Regels duurzaambouwen gebaseerd op oude doelen. COBOUW, pp. 1, 3. • USP. (2012). Monitor Vernieuwing Bouwsector; Fundamenten voor ketensamenwerking, levensduurdenken en vernieuwend leiderschap. USP MArketing Concultancy. • Vissering, C. (2013, juni 4). Cradle to cradle of circulaire economie. (W. Huurman, Interviewer) • Wadel, G. (2009). Sustainability in industrialized architecture: Modular lightweight construction applied to housing . Italie: Architectural Constructions;. • Westerloo B. (2014, 10 01). Expo LAB. (W. Huurman, Interviewer)
20
SBRCURnet SBRCURnet is een onafhankelijk kennisnetwerk voor de gehele bouwsector. Wij zorgen er voor dat professionals in de Burgerlijke en Utiliteitsbouw en in de Grond-, Weg- en Waterbouw hun werk beter kunnen doen. Wij brengen partijen uit de bouwsector met elkaar in contact voor het ontwikkelen van nieuwe vakkennis over actuele vraagstukken. Wij voorzien de sector van betrouwbare, bruikbare vakkennis. Dat doen we door kennis uit te geven in een breed scala aan producten en diensten. Bovendien helpen we bij het implementeren van kennis.
ARTIKELNUMMER K704.16
SBRCURnet Postbus 516 2600 AM Delft
De Bouwcampus Van der Burghweg 1 2628 CS Delft
T 015 - 303 0500 info@sbrcurnet.nl www.sbrcurnet.nl