De natuur van de kust

Page 1

TUSSEN AANGROEI EN AFSLAG

DE NATUUR VAN DE KUST Evert Jan Lammerts & Anton van Haperen Hoofdstukaanduiding

1


2

DE NATUUR VAN DE KUST


Hoofdstukaanduiding

3


Vorming van sikkelduinen op het strand bij Heemskerk | foto: Š Rienk Slings


DE NATUUR VAN DE KUST TUSSEN AANGROEI EN AFSLAG Evert Jan Lammerts & Anton van Haperen

Met bijdragen van Bas Arens, Ab Grootjans, Annemiek Kooijman, Cora de Leeuw, Moniek Lรถffler, Marijn Nijssen, Rienk Slings en Pieter Stuyfzand

OBN Deskundigenteam Duin- en Kustlandschap



Inhoud Voorwoord

6

Inleiding

8

1

Geschiedenis van ons kustlandschap

10

2

Sturende processen

24

3

De drie kustlandschappen in Nederland

38

4

Bouwstenen uit recent OBN-onderzoek

54

5

Veranderen met de kust mee

78

Nawoord

84

Literatuur

86

Ribbels op het strand van Schiermonnikoog | foto: Š Cynthia Borras


Voorwoord

Kruipend stalkruid, bedolven onder stuivend zand | foto: © Anton van Haperen

Kustverdediging en natuurbeheer werden vroeger beschouwd als activiteiten die niet of nauwelijks met elkaar te verenigen waren. Tegenwoordig blijken er echter goede kansen te zijn om waterveiligheid langs de Nederlandse kust te combineren met het toelaten en zelfs stimuleren van de natuurlijke werking van wind, zand en water. “De natuur van de kust” is veranderd sinds de toepassing van nieuwe vormen van kustbeheer vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw. In plaats van het voortdurend vastleggen van stuivend zand in zeerepen en achterliggende duinen wordt sindsdien zand gewonnen uit het kustfundament beneden de 20meter-dieptelijn en vervolgens gedeponeerd op de vooroever of het droge strand. Deze zandsuppleties hebben het Helm planten en het plaatsen van takken- of rietschermen bijna volledig vervangen. De natuurbeheerders willen graag meer dynamiek realiseren in de duinen en kwelders omdat de begroeiing hier de laatste tientallen jaren steeds hoger en dichter is geworden. Er hebben zich steeds meer struwelen en vooral dichte en eentonige grasmassa’s ontwikkeld waaruit geleidelijk de typische kustplanten en -dieren zijn verdreven. Door kerven in de zeereep aan te brengen en duinhellingen, duinvalleien en stuifkuilen af en uit te graven creëert men tegenwoordig kunstmatig weer kaal zand in de kust. Zo wordt meer ruimte gegeven aan de ontwikkeling van verschillende typen overgangen met hoge biodiversiteit, bijvoorbeeld van kaal naar begroeid, van zoet naar zout, van droog naar nat en van zand naar slib. Het benutten van kansen om de nieuwe strategieën van kust- en natuurbeheer te combineren is de uitdaging van deze tijd. Hiervoor is kennis nodig die deels wordt vergaard door in diverse pilotprojecten de effecten van verschillende beheer- en inrichtingsmaatregelen te bestuderen.

8

Daarnaast is ontwikkeling van nieuwe kennis over natuurlijke kustprocessen nodig, met name op het gebied van geomorfologie, waterbewegingen en ecologie. Onder auspiciën van het OBN Deskundigenteam Duinen Kustlandschap zijn en worden diverse onderzoeken uitgevoerd, onder andere naar de effecten van suppleties, de duurzaamheid van zoet-zoutgradiënten, de gevolgen van toegenomen stikstofdepositie en de effecten van begrazingsbeheer. De resultaten hiervan worden in dit boek samengevat in het licht van historische ontwikkelingen, recente veranderingen en mogelijke toekomstige strategieën voor het kustbeheer van de drie verschillende Nederlandse kustlandschappen. Ik hoop dat OBN hiermee zowel bijdraagt aan een veilige kust als aan een duurzame natuur van de kust. Teo Wams

Directeur Natuurbeheer Natuurmonumenten Voorzitter Adviescommissie OBN

DE NATUUR VAN DE KUST


Het Kennisnetwerk Ontwikkeling Beheer Natuurkwaliteit (OBN) is een onafhankelijk en innovatief platform waarin beheer, beleid en wetenschap op het gebied van natuurherstel en –beheer samenwerken. Het OBN ontwikkelt en verspreidt kennis met als doel het structureel herstel en beheer van natuurkwaliteit. Het Kennisnetwerk wordt gecoÜrdineerd door de VBNE en gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken en BIJ12.



Inleiding In het kustgebied liggen unieke natuurgebieden die veel soorten planten en dieren herbergen. Meer dan elders in Nederland is er ruimte voor natuurlijke processen onder invloed van wind, zand en (zee)water. In de loop der tijd zijn echter veel natuurlijke processen ingeperkt door het steeds intensievere gebruik van de kustzone en maatregelen die nodig waren ten behoeve van de kustveiligheid. Daardoor zijn een aantal onderdelen van het oorspronkelijke landschap verdwenen en nam de ecologische variatie af. Toch zijn er kansen om veiligheidsdoelen en ecologische doelen op elkaar af te stemmen. Kennis over natuurlijke processen vormt hiervoor de sleutel. Strand, duinen, kwelders en schorren behoren tot de meest natuurlijke landschappen van ons land. De wind stuift het zand vanaf het strand richting de duinen; het water zorgt voor overgangen tussen nat en droog, zout en zoet en slib en zand. Onder invloed van deze natuurlijke processen ontwikkelen zich veel verschillende standplaatsen en leefgebieden van planten en dieren. Voortdurend vestigen zich populaties van soorten en breiden deze zich uit, om even later weer in omvang af te nemen en (lokaal) uit te sterven. Sinds de Middeleeuwen beïnvloedt de mens de ecologische processen die er plaatsvinden. Eeuwenlang liet men dieren in de duinen grazen, waardoor de structuur en de soortensamenstelling van de vegetatie ingrijpend is gewijzigd. Ecologisch nog veel ingrijpender was de aanleg van pieren, dammen, dijken en kaden, het graven van sloten en greppels en het egaliseren en vastleggen van duinen. Deze beïnvloeding is in de loop der tijd steeds sterker geworden. Waar de natuur vele eeuwen lang de baas was over de mens, is de balans vanaf de tweede helft van de 18e eeuw omgeslagen. De mens kreeg steeds meer de kennis en ervaring om de natuur zijn wil op te

Inleiding

leggen door steeds grootschaliger de dynamiek van water en wind te beperken en door op bedrijfsmatige wijze drinkwater te gaan winnen. In de loop van de 20e eeuw werd het kustgebied nog intensiever gebruikt voor steeds meer doelen. Er kwamen meer mensen wonen, werken en recreëren, het kustbeheer werd geïntensiveerd, de drinkwaterwinning breidde zich uit en de transportinfrastructuur en de havens en industrieterreinen namen steeds meer ruimte in. Deze veranderingen van het landgebruik hadden tot gevolg dat langs de gehele kust een aantal onderdelen van het oorspronkelijke landschap is verdwenen. Binnenduinranden, kustvenen, natuurlijk loofbos en natuurlijke estuaria van uitstromende rivieren komen nauwelijks meer voor. Bovendien groeiden schrale, open en bloemrijke duingraslanden vanaf het midden van de 20e eeuw dicht met struwelen en bos en nam de variatie in de duinen onder andere om die reden af. Ecologen zeggen ook wel dat ‘de duinen relatief snel oud zijn geworden’. Dit boek Ook in de toekomst zal de kust intensief gebruikt blijven worden. In combinatie met een sneller stijgende zeespiegel zal de bescherming van het achterland steeds meer aandacht vragen. Toch hoeft dat niet te betekenen dat de dynamiek nog verder wordt ingeperkt: veiligheid, waterbeheer en natuur kunnen op elkaar worden afgestemd door maximaal in te spelen op de natuurlijke processen. De mogelijkheden hiervoor verschillen langs de kust. Hierover is inmiddels veel kennis beschikbaar, deels voortvloeiend uit onderzoek van het kennisnetwerk ‘Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit’ (OBN). Met dit boek wil OBN deze kennis delen en handvatten bieden voor de inzet van natuurlijke processen voor duurzaam kustbeheer.

11

Paalhoofden, ook een foerageergebied voor Steenlopers | foto: © Anton van Haperen


Rottumeroog, 2006 | foto: Š Rijkswaterstaat 12

DE NATUUR VAN DE KUST


HOOFDSTUK 1

GESCHIEDENIS VAN ONS KUSTLANDSCHAP

13


Het huidige kustlandschap en de processen die daar plaatsvinden hebben hun oorsprong in het Pleistoceen, waarvan de laatste ijstijd zo’n 12.000 jaar geleden eindigde. Na deze ijstijd brak een warmer tijdperk aan: het Holoceen. Doordat het landijs smolt begon de zeespiegel te stijgen, eerst snel (60-75 centimeter per eeuw), daarna langzamer (10-20 centimeter per eeuw). Dit proces van zeespiegelstijging is van doorslaggevende invloed geweest op de ontwikkeling van de kust. Sinds de Middeleeuwen drukt de mens een steeds groter stempel op het kustgebied. Vooral in de afgelopen eeuw is de menselijke invloed sterk toegenomen.

De kust van NoordwestEuropa aan het einde van het Pleistoceen, circa 10.500 v. Chr. (Bron: Vos et al. 2011).

IJskap d an etl ls Sh euve H

Glaciale oorsprong Tijdens de laatste ijstijd lag de Noordzee grotendeels droog en was Noordwest-Europa een zeer uitgestrekte laagvlakte. Brede rivierdalen, zoals van het vervlochten Maas- en Rijnsysteem, doorsneden de Pleistocene plateaus.

Laagveenmoeras in Siberië, een landschap zoals het er circa 10.000 jaar geleden ook in Nederland uitgezien zou kunnen hebben | foto: © Ab Grootjans

Snelle zeespiegelstijging en verdrinkend land (10.000-4000 jaar v.Chr.) In het begin van het Holoceen steeg de zeespiegel ten gevolge van de smeltende ijskappen zeer snel. Zee, wind en water vervormden de in het Pleistoceen ontstane patronen en er ontstonden nieuwe landschappen langs de kust van Noordwest-Europa, tussen het huidige Nauw van Calais en het Skagerrak in Noord-Denemarken. Langs kustdelen waar de Pleistocene patronen overeenkomsten vertoonden in reliëf, bodemopbouw en oriëntatie ten opzichte van wind en stromingen, ontstonden vergelijkbare landschappen. Omstreeks 7.000 v. Chr. was Engeland (weer) een eiland geworden en na nog een millennium was de zee in Nederland opgedrongen tot ongeveer de huidige “gemiddelde” kustlijn, echter met veel meer ruimtelijke variatie dan nu. Als eerste bereikte de stijgende zeespiegel van

14

No

or

se

ge

ul

Dee IJskap

IJskap

Tweed Do

gg

er

He

u ve

ls

Elbe

Outer Silver Pit-meer

Ou

se

Rijn

Theems

lriv

ier

a 0 250km na de Noordzee K a het huidige Nederlandse grondgebied ter hoogte van Alkmaar, omdat daar een oost-west verlopend dal in het Pleistocene oppervlak onze kustlijn kruiste. De zeespiegel stond toen circa 25 m beneden NAP. In laaggelegen delen op het land ontstonden grote veenmoerassen. In de kustgebieden werden deze regelmatig bedekt met kleiafzettingen door overspoeling van de zee.

DE NATUUR VAN DE KUST


geschiedenis van ons kustlandschap

15


Legenda kaarten Holoceen (Bron: Vos & de Vries, 2013) Deze legenda geldt voor alle kaartjes van Vos & de Vries in dit hoofdstuk.

Holoc een lands Holoc c hap een lands c hap Kus tduinen

Pleis toc een lands Pleis toc c hap een lands c hap

Kus tduinen

Hoog duin: J onge Duinen, gevormd Hoog duin: na 900 J onge na Chr., Duinen, reliëfrijk. gevormd na 900 na Chr., reliëfrijk.

Beekdal- en rivierengebied Beekdal- en rivierengebied

Duin en s tra ndwa llen: duingebied, Duin en voornamelijk s tra ndwa llen: Oude duingebied, Duinen voornamelijk Oude Duinen

Pleis toceen za ndgebied, beneden Pleis toceen 1 6 m -NAP za ndgebied, beneden 1 6 m -NAP

La ag duin: duinvalleien tus sen Lade ag sduin: tra ndwa duinvalleien llen tus sen de s tra ndwa llen en la gere delen van het duin en la gere delen van het duin

Pleis toceen za ndgebied, tus sPleis en 1 toceen 6 en 0 m za–NAP ndgebied, tus s en 1 6 en 0 m –NAP

Landduinen

Landduinen

S tuifzand gebied: za ndvers tuivingen, S tuifzand gebied: za ndvers tuivingen, hoofdzakelijk va naf 1 5 00 na Chr. hoofdzakelijk va naf 1 5 00 na Chr.

Pleis Pleis toceen za ndgebied, boven 0 toceen m –NAPza ndgebied, boven 0 m –NAP

Rivierduinen (donken)

Rivierduinen (donken)

Overs troomde gebieden Overs troomde gebieden Intergetijdengebied: wa dden Intergetijdengebied: en slikken wa dden en slikken Overs tromings vla kte: gebieden Overs in de tromings rivier- vla en kte: kus tvla gebieden kte in de rivier- en kus tvla kte die periodiek of incidenteel onder die periodiek wa ter lopen; of incidenteel riviervla kten onder wa ter lopen; riviervla kten en kwelders . en kwelders . llen:binnen relatief hoog gelegen delen binnen Kwelderwa llen: relatief hoog Kwelderwa gelegen delen de kwelders . de kwelders .

Veen gebieden

Veen gebieden

Veen

Veen

Antropogene gebiedenAntropogene gebieden

S tuwwa llen, tuwde keileemheuvels en ruggen S tuwwa llen, ges tuwde keileemheuvels enges ruggen

Löss gebied

Löss gebied

Gebieden met Tertiaire oudere afzettingen Gebieden met Tertiaire en oudere afzettingen a an ofen nabij het oppervla k a an of nabij he

S ymbolen

S ymbolen

Outline Nederla nd

Outline Nederla nd

Provinciegrens

Provinciegrens

Waterlopen

Waterlopen

S teden

S teden

Ingedijkt overs tromings gebied Ingedijkt overs tromings gebied

Droogma kerijen

Droogma kerijen

S tedelijk gebied

S tedelijk gebied

Permanent onderwaterPermanent onderwater Binnenwater: overwegend zoetwa Binnenwater: ter, rivieren overwegend en meren.zoetwa ter, rivieren en meren. Buitenwa ter: overwegend brak Buitenwa en zoutwa ter:ter, overwegend brak en zoutwa ter, Noordzee, getijdengeulen enNoordzee, la gunes . getijdengeulen en la gunes .

16

DE NATUUR VAN DE KUST


Nederland aan het begin van het Holoceen, circa 9000 v. Chr. (Bron: Vos & de Vries, 2013)

Onderscheid tussen absolute en relatieve zeespiegelstijging Absolute zeespiegelstijging is de toename van de hoogte van het zeeniveau als gevolg van smeltende ijskappen. Dit proces domineerde de eerste 6-7 millennia van het Holoceen.

Shetland

Kustlijn van NoordwestEuropa, circa 8000 v.Chr. (Bron: Vos et al., 2011)

Noordzee

Dee

IJskap

Tweed

Do

gg

er

Elbe

He

u ve

ls

Elbe

Ou

se

Rijn

Theems

250km

Kanaal

geschiedenis van ons kustlandschap

0

250km

Relatieve zeespiegelstijging is een optelsom van de toename van het zeeniveau en de (veel tragere) daling van de bodem. Bodemdaling heeft in het kustgebied verschillende oorzaken: • In de eerste plaats daalt de bodem als gevolg van veranderingen in de belasting van de aardkorst. Tijdens de laatste ijstijd zakte de bodem van Noord-Europa in door het enorme gewicht van het aangroeiende ijs. Door een soort golfbeweging in de aardkorst kwam de bodem in onze streken juist omhoog (forebulge). Sinds het smelten van het ijs is het proces omgekeerd: de bodem in Noord-Europa veert weer op en bij ons zakt de bodem juist in. Dit proces werkt tot op heden nog door. • Ook daalt het kustgebied door tektoniek (bewegingen in de aardkorst). Geologisch gezien heeft de Noordzee het karakter van een overgangsgebied. Aan de noordkant, ter hoogte van de Noorse kust bevindt zich een diepe trog, die min of meer aansluit op het breukengebied dat diagonaal door Nederland loopt en zich doorzet tot in de middenloop van de Rijn in Duitsland. Aan de zuidzijde bevindt zich in de ondergrond het oude London-Brabantmassief, dat een kantelende beweging maakt. Langs onze kust is daarom sprake van een gedifferentieerde tektonische situatie. Langs de Kanaalkust is er sprake van een opwaartse beweging en langs de Hollandse kust is er juist sprake van een daling. • Verder speelt bodemdaling door inklinking van kleimaar vooral veenpakketten soms een grote rol. Vanaf omstreeks 500 v.Chr. is de mens daarvoor mede verantwoordelijk door de toenemende intensiteit van grondbewerking en drainage. • Tegenwoordig veroorzaakt ook delfstofwinning lokaal enige bodemdaling. 17


Begrazing door paarden en koeien in een geplagde duinvallei op Terschelling | foto: Š Freek Zwart 56

DE NATUUR VAN DE KUST


HOOFDSTUK 4

BOUWSTENEN UIT RECENT OBN-ONDERZOEK

Hoofdstukaanduiding

57


Er is in het kustbeheer behoefte aan de ontwikkeling van nieuwe kennis om de accentverschuiving van patroongericht naar procesgericht natuurbeheer in de kustzone te ondersteunen. Daarbij gaat het om kennis over menselijke invloeden (toegenomen stikstofdepositie, grootschalig kustbeheer, regulier actief beheer) op natuurlijke processen. Maar ook is onderzoek gewenst om meer inzicht te krijgen in ongestoorde relaties tussen abiotische en biotische natuurlijke processen op verschillende schaalniveaus in ruimte en tijd. In dit hoofdstuk worden enkele recente OBN-onderzoeken samengevat die bouwstenen zijn bij het leggen van een inhoudelijke basis voor een verversing van de bestaande beheerstrategieën. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde: • Effecten van de sinds halverwege de vorige eeuw sterk verhoogde atmosferische depositie van stikstof op gestabiliseerde duinlandschappen. • Effecten van veranderend kustbeheer sinds de 90-er jaren van de vorige eeuw, toegespitst op de effecten van uitgevoerde suppleties op achterliggende duingebieden. • Perspectieven voor de ontwikkeling van zoet-zoutgradiënten onder invloed van natuurlijke dynamiek van zand- en slibbewegingen en stroming van zoet tot zout oppervlakte- en grondwater. • Effecten van begrazingsregimes in de Nederlandse duinen op flora en fauna.

Vergraste duinvegetatie door overmatige depositie van stikstof | foto: © Anton van Haperen

Effecten van atmosferische depositie van stikstof De afname van dynamiek is één van de oorzaken dat veel schrale, open en bloemrijke duingraslanden snel dichtgroeien en veranderen in een dicht begroeid landschap. Veel kenmerkende plant- en diersoorten van het open duinlandschap verdwijnen daarbij. Een andere belangrijke oorzaak van het dichtgroeien van het duingebied is de uitstoot van grote hoeveelheden stikstof in de atmosfeer, die vervolgens via de neerslag als meststoffen en verzurende stoffen neerdalen op duinen, kwelders en schorren (zie kader 1). In combinatie met de relatief milde klimatologische omstandigheden van de afgelopen decennia heeft dit geleid tot een snelle en vergrote plantaardige produktie. Ook het sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw door epidemische ziekten periodiek decimeren van de eens zo grote konijnenenpopulaties in de duinen heeft “bijgedragen” aan het versneld dichtgroeien van de duinen.

58

Uit de resultaten van het OBN-onderzoek naar de effecten van een overmatige depositie van stikstof valt af te leiden dat in gestabiliseerde duingebieden de natuurlijke successie een grote tempoversnelling ondergaat. Voor verschillende karakteristieke soorten zijn de geschikte stadia van de successie om zich te vestigen, vermenigvuldigen en verspreiden (de zgn. “windows of opportunity”) te snel voorbij. Ze verdwijnen dan niet alleen van hun lokale standplaats maar ook uit het hele gebied en voor de langere termijn. Daarom is het uitvoeren van relatief kleinschalige beheermaatregelen in gestabiliseerde duinen (zie kader 1) uit het oogpunt van behoud van de diversiteit van karakteristieke duinsoorten van schrale standplaatsen een goede zaak. Dergelijke maatregelen moeten echter wel afgewogen worden tegen de mogelijke gevolgen van het verstoren van de natuurlijke successie. Struweel- en bosontwikkeling horen immers ook in gestabiliseerde duinen thuis.

DE NATUUR VAN DE KUST


KADER 1

Luchtverontreiniging verstoort bodemchemie in het duinlandschap (Kooijman et al., 2005, 2009, 2014).

De grote verandering die het duinlandschap sinds het begin van de vorige eeuw heeft doorgemaakt heeft behalve met het planten van Helm en bos en het verdwijnen van de konijnen vooral te maken met de verandering in de bodemchemie onder invloed van luchtverontreiniging. Daarbij spelen vooral het nitraat- en fosfaatgehalte van de bodem een rol. Stikstof wordt vooral via de neerslag toegevoegd. Van nature daalt er met de regen elk jaar zo’n 1-5 kilogram stikstof per hectare op het Nederlandse duinlandschap neer. In de tweede helft van de vorige eeuw is deze hoeveelheid door verontreiniging van de lucht toegenomen tot ongeveer 4050 kilogram. Als gevolg van diverse maatregelen is de gemiddelde stikstofdepositie in Nederland inmiddels weer gedaald tot ongeveer 15-25 kg per hectare per jaar. Daarbij gaat het deels om ammoniak, voor 90% afkomstig uit de landbouw, en deels om stikstofoxiden, vooral afkomstig van verkeer en industrie. Voor het duinlandschap komt daar nog een zekere hoeveelheid ammoniak bij, die door de brandingszone van de zee wordt afgegeven en vandaar oostwaarts wordt geblazen. Bij de verstoring van de nutriÍntenhuishouding van duingrasland- en duinvalleibodems speelt behalve stikstof ook fosfaat een belangrijke rol. Beide voedingstoffen, maar ook bijvoorbeeld kali, zijn belangrijk voor de groei van planten. Als er veel stikstof beschikbaar is, maar geen fosfaat, kunnen planten de aanwezige stikstof niet of maar beperkt opnemen. Fosfaat kan in duinbodems gemakkelijk worden vastgelegd door kalk (onder vorming van calciumfosfaat) of ijzer (ijzerfosfaat). In bodems met kalk en/of ijzer in de bovenste bodemlagen is fosfaat dus minder beschikbaar voor de planten en is de depositie van stikstof een minder groot probleem. Onder invloed van verzuring en ophoping van organische stof lost kalk op en spoelt het uit naar diepere bodemlagen. Zodra in ontkalkte bodems de zuurgraad beneden de 6,5

bouwstenen uit recent OBN-onderzoek

zakt, gaat het calciumfosfaat, waarin het fosfaat eerder was vastgelegd, in oplossing. Er is dan opeens niet alleen stikstof, maar ook volop fosfaat beschikbaar en de plantengroei krijgt een krachtige impuls. In veel ontkalkende duinlandschappen uit zich dit in een sterke vergrassing en verruiging, met Duinriet als een dominante soort. Door dit effect zijn de kalkrijke duinen minder gevoelig voor zowel stikstof als fosfaatdeposities dan de kalkarme (en zuurdere) duinen. Europese wetenschappers hebben op basis van experimenten en modelberekeningen voor verschillende habitattypen zogenaamde kritische depositiewaarden (KDW) ingeschat. In het duinlandschap zijn met name duingraslanden het meest kritisch. Voor de kalkrijke duingraslanden is een KDW aangenomen van 15 kg N per hectare per jaar; voor kalkarme en heischrale duingraslanden ligt die lager (10 kg N per hectare per jaar). Zolang de depositie van stikstof nog hoger is dan de kritische depositiewaarden is gericht beheer van duingraslanden en duinvalleien essentieel voor het behoud van de karakteristieke planten- en diersoorten van deze habitattypen. De kern van dat beheer moet bestaan uit het afvoeren van de bovengrondse vegetatie door maaien en begrazen en het verwijderen van struweel. Deze maatregelen mogen echter niet los gezien worden van het herstel van kleinschalige dynamiek, waardoor weer kalkhoudend zand afgezet gaat worden in de bovenste bodemlagen. Met name in duinvalleien, maar ook in kalkarme duingraslanden met een dikke, sterk verzuurde organische toplaag is plaggen een mogelijke maatregel. Ervaringen uit de afgelopen jaren hebben geleerd dat zeker in duinvalleien dit een zeer succesvolle maatregel is. In duingraslanden is diep afplaggen problematischer omdat hierbij ook veel kleinere bodemdieren verwijderd worden. Herstel van soortenrijke duingraslanden vergt bovendien lange tijd, circa 30 – 40 jaar (Aggenbach et al., 2013).

59


OBN-rapporten duin- en kustonderzoek (te downloaden via www.natuurkennis.nl)

Begrazingsbeheer in relatie tot herstel van faunagemeenschappen in droge duingraslanden (OBN190-DK) Stikstofkringloop in kalkrijke en kalkarme duinbodems en de implicaties daarvan voor de effectiviteit van plaggen (OBN189-DK) Verkenning mogelijkheden duindynamiek Westduinen (Schouwen) (OBN184-DK) Vegetatietrends van N depositie gevoelige duinhabitats op de Waddeneilanden (OBN180-DK) Geochemische effecten van zandsuppleties in Nederland langs de kust van Ameland tot Walcheren (OBN167-DK) Ecologische effecten van zandsuppletie op de duinen langs de Nederlandse kust (OBN166-DK) Begrazingsbeheer in relatie tot herstel van faunagemeenschappen in de duinen, Eindrapportage 1e fase (OBN163-DK) Lange-termijneffecten van een invasie van Grijs kronkelsteeltje in kustduin en stuifzand (OBN156-DKDZ) Effecten van suppleties op duinontwikkeling, rapportage geomorfologie (OBN142-DK) EGM tegen verdroging, verzuring en stikstofdepositie in beekdalen en natte duinvalleien (dk280-O) Gevolgen van verzuring, vermesting en verdroging en invloed van herstelbeheer op duinfauna (dk153-O) Knelpunten voor duinfauna (dk129-O) Effectiviteit van herstelbeheer in vennen en duinplassen op de middellange termijn (dk126-O) Preadvies Duin- en Kustlandschap (dk113-O) Evaluatie effecten van ondiep plaggen in verruigde duingraslanden in de AWD (dk069-O) Effectgerichte maatregelen tegen verzuring en eutrofiĂŤring in open droge duinen (dk008-O) Beheeradvies Schoorlse Duinen, 2013 Damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen, 2013 Advies beheeringrepen Oerderduinen Ameland, 2014

92

DE NATUUR VAN DE KUST


Colofon DE NATUUR VAN DE KUST Redactie: Evert Jan Lammerts Anton van Haperen (voorzitters van het OBN Deskundigenteam Duin- en Kustlandschap)

Vormgeving: Buro Klaas Huizenga, Zuidwolde Foto omslag: Rob de Wind Foto schutblad: Klaas Huizenga

Met medewerking van: Bas Arens Ab Grootjans Annemiek Kooijman Cora de Leeuw Moniek Lรถffler Marijn Nijssen Rienk Slings Pieter Stuyfzand

Druk: Zalsman, Groningen Uitgave: Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE) Uitgeverij Natuurmedia Oplage: 1500 November 2014

Produktie: Stichting Ecological Research Advice (ERA)

ISBN 978-90-820436-8-6 Bestellen: Online: webshop www.natuurmedia.nl/winkel Boekwinkels: vraag naar ISBN 978-90-820436-8-6 Inlichtingen: postbus@natuurmedia.nl

Eerder in deze serie verscheen: Eilanden Natuurlijk over Natuurlijke dynamiek en veerkracht op de Waddeneilanden. Te bestellen via de boekhandel (ISBN 978-90-70322-30-4) of via www.kolstein.nl.

93


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.