Grid#01, Nieuwsblad van het Instituut voor Case Studies, februari 2009 Mellouki Cadat: ‘Je kunt een school nooit los zien van de omgeving’ Door Simon Jacobus Fotografie: Chris van Houts
Op de Amsterdamse Bos en Lommerschool, met zeventig procent Marokkaanse leerlingen, zal in 2009 een case study van start gaan om het imago van de school te verbeteren. Leerlingen zullen met ouders, leerkrachten en omwonenden een grote rol spelen. Ook worden er gesprekken gevoerd met kunstenaars en deskundigen, zoals politicoloog Mellouki Cadat. Om alvast een indruk te krijgen van de situatie in het stadsdeel West, een interview over onveiligheid, de A10 als barrière en het belang van de middenklasse. De ontmoeting met Mellouki Cadat vindt plaats in een sjieke winkelstraat in Amsterdam-Zuid, als een soort neutraal gebied tussen Amsterdam-Oost waar de politicoloog in het stadsdeel Zeeburg woont en Amsterdam-West, het stadsdeel waar de Bos en Lommerschool zetelt. De senior adviseur leefbaarheid van de stichting Movisie te Utrecht is een levendige man met een charmant accent dat zijn FransAlgerijnse wortels verraad. Met veel overgave analyseert hij de situatie van zogenaamde achterstandswijken waartoe Bos en Lommer behoort, want om situaties op scholen goed te kunnen begrijpen moet je weten in welke sociaal-economische, psychologische en maatschappelijke context zij opereren. Mellouki Cadat: “Niet alle scholen in Amsterdam West zijn hetzelfde. Sommige scholen redden zich goed, andere iets minder, maar je kunt een school nooit los zien van de omgeving, van de positie van de wijk. De positie van een wijk kun je definiëren aan de hand van een aantal basisindicatoren zoals sociaal economische omstandigheden. Je spreekt van een achterstandswijk als veel mensen een laag inkomen hebben, laag zijn opgeleid en slechte huisvesting hebben, dat wil zeggen te kleine huisvesting voor de grote gezinnen. Het stadsdeel Amsterdam West kent ‘goede buurten’ zoals de nieuwbouwwijk Nieuw-Sloten. Daarnaast heb je het vraagstuk van veiligheid. Je moet een onderscheid maken tussen objectieve onveiligheid en subjectieve onveiligheid. Objectieve onveiligheid zijn de feiten, die door de politie zijn geregistreerd. Dat staat los van het subjectieve gevoel. Je kunt in een veilige buurt leven met een onveilig gevoel, je kunt ook in een relatief onveilige buurt leven met een veilig gevoel.”
1
Grid#01, Nieuwsblad van het Instituut voor Case Studies, februari 2009 Objectieve onveiligheid is dat de politie bijvoorbeeld registreert hoeveel diefstallen en overvallen er worden gepleegd? “Ja, dat is de mate waarin men werkelijk onveilig is, gevaar loopt. De problematiek van jongeren in Overtoomse Veld kreeg landelijke bekendheid door de rellen van 1998. Er kunnen zelf bepaalde risicogebieden aangewezen worden, waar cameratoezicht kan worden ingesteld en waar preventief kan worden gefouilleerd. De politie doet dat op de plekken waar statistisch gezien het aantal delicten per duizend inwoners hoger ligt dan in de omliggende wijken of elders in het land. De Driehoek: Gemeente, Politie en het OM werken met een veiligheidsplan en houden de ontwikkeling van veiligheidsdelicten en geweldsdelicten heel goed in de gaten op buurtniveau.” En subjectieve onveiligheid? “De mate waarin men zich onveilig voelt. Dat moet je zien in de meest brede zin wat mij betreft. Een jonge Marokkaan kan zich onveilig voelen want hij ervaart dat hij niet welkom is in de samenleving, op school, op straat. En ook een autochtone oudere kan bang zijn slachtoffer te worden omdat hij last ervaart van de hangjongeren op straat. Binding met de buren, met de buurt ontbreekt.” Is die overlast van de hangjongeren op straat niet een objectief gegeven? “Wie definieert wat overlast is en voor wie? Als iemand het vervelend vindt dat jongeren op de stoep hangen, dan heeft hij daar last van. Maar het heeft niks te maken met objectiviteit. In onze democratische samenleving mogen jongeren gaan en staan waar ze willen. Het feit dat veel mensen dat als onveilig ervaren terwijl er feitelijk niks gebeurt, betekent niet dat het een gevaarlijk situatie is, waarbij er sprake zou zijn van een aantasting van de fysieke, mentale en psychische integriteit. Gevoelsmatig kan er zeker wel sprake van overlast. Dat heeft stadsdeel Slotervaart bewogen om de mosquito te gebruiken.” (een apparaat dat irritant hoge tonen maakt die alleen jongeren tot circa 25 jaar kunnen horen/ SJ). “Een symbolische maatregel per uitstek die mogelijk inbreuk maakt op grondrechten als de onaantastbaarheid van het lichaam. Over wiens onveiligheid hebben wij het dan?”. Je bent ook van mening dat Amsterdam-West een aparte enclave is? “Een enclave in wording, ja. Bewoners van West ervaren zichzelf vaak niet als mensen die in eerste instantie Amsterdammers zijn maar als mensen die in hun eigen wereld in Amsterdam wonen: namelijk West, omsloten door Nederlands grondgebied. Een goed beeld van deze enclave-mentaliteit wordt gegeven door de documentaire van twee jaar geleden De Ghetto Girls. Deze documentaire gaat over vier moslima’s die na de Franse rellen van 2005 zich afvragen hoe het gaat met de meiden in de Amsterdamse probleemwijken. Het gaat om identiteit, loyaliteit en eigen keuzes maken. Overigens overstijgen zij de enclavegrenzen in hun zoektocht. Zij verwoorden heel mooi de gevoelens van de bewoners van Amsterdam-West; een stadsdeel met een zekere dominantie van Zuid-Mediterrane groepen. Dat geldt dus ook voor Bos en Lommer. Samenvattend kun je zeggen dat West een eenzijdige etniciteit en veel armoede kent en te maken heeft met veiligheidsvraagstukken.” Er loopt dus een denkbeeldige muur door Amsterdam? “Een grens, zeggen sommigen… Je groeit op binnen of buiten de Amsterdamse ring (A10), één van de drukste snelwegen van Nederland, zou je kunnen zeggen. Ik heb zelf een fotoproject begeleid, Mijn wereld in Amsterdam waarin socioloog Sharog Heshmat Manesh deze muur heel mooi in beeld brengt. Bij het project – een good practice van het DiversiteitsLab van Erfgoed Nederland - waren 200 jongeren van 15 tot 20 jaar van het Nova College en van Hervormd Lyceum West betrokken. Die hebben onder begeleiding foto’s gemaakt van hun belevingswereld: wat zij zien, hoe zij zichzelf zien, met thema’s in huis, buitenhuis, op school, met vrienden, hun leefomgeving in West. Ze geven heel duidelijk aan hoe West hun werk- woon-en leefgebied in Amsterdam is. Van het project is trouwens ook een boek gemaakt. West heeft nu eenmaal een eigen etnische dynamiek en identiteit die zich van de rest van Amsterdam scherp onderscheiden.”
2
Grid#01, Nieuwsblad van het Instituut voor Case Studies, februari 2009 Je kunt je voorstellen dat dit ook geldt voor Amsterdam-Oost waar grote groepen Marokkanen en Turken wonen of voor de Schildersbuurt in Den Haag en Lombok in Utrecht? “De sociaal-economische en maatschappelijke problemen zijn inderdaad vergelijkbaar. Maar ze vallen daar binnen de ringweg. De A10 geeft tocht een extradimensie, vormt een fysieke grens. Het is belangrijk om rekening te houden met wat zo’n grens doet met mensen, met hun gevoel, met hun vermogen tot identificatie. Zij zien het als een barrière, een begrenzing ook van hun maatschappelijke mogelijkheden in Amsterdam.” ‘Bewoners van West ervaren zichzelf vaak niet als mensen die in Amsterdam wonen’ Welke gevolgen heeft die barrière? “Krachtige symbolieke gevolgen: dit is een fysieke grens tussen gewoon Amsterdam en het andere Amsterdam waar armoede en etnisch-culturele identiteit een neerwaartse spiraal vormen. Het versterkt negatieve uitingen: je hoort niet bij Amsterdam, bij de mainstream: je ontmoet elkaar niet meer, leeft langs elkaar heen, botst met elkaar. Je bekommert je niet om je leefomgeving en je maakt het kapot want je voelt je niet verantwoordelijk maar uitgesloten met als gevolg de actieve bijdrage aan de vergaande verloedering van pleinen, scholen, andere publieke gebouwen of van het trappenhuis van privé flats. Dat is een verenging van een leefwereld.” “Een ander gevolg kan zijn: de criminaliteit van met name van Marokkaanse jongeren. Ik interpreteer crimineel gedrag als een uiting van frustratie van jongeren met vaak psychiatrische of sociaal-psychologische problemen. Dan heb ik het over de situatie van armoede waarin ze leven, het gebrek aan toekomstperspectief in Nederland want ja ze hebben geen diploma’s, zijn veelal schoolverlaters die de Nederlandse taal slecht machtig zijn.” Tenslotte is er ook nog de verregaande terugtrekking in eigen kring: de radicalisering van groepen, het ontstaan van potentieel antidemocratische geweld onder sommige groepen jongeren met als symbolisch figuur Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, die in West is opgegroeid.” Wat zijn eigenlijk de positieve aspecten? “Een absoluut positieve uiting op gebied van religie en cultuur is de zogenaamde Poldermoskee in Slotervaart, in het najaar 2008 geopend door de liberale Europese Islamgeleerde Tariq Ramadan en Slotervaartstadsdeelvoorzitter Ahmed Marcouch. De Poldermoskee gaat uit van actief burgerschap van moslimjongeren in Nederland. Deze moskee – de eerste in haar soort - sluit aan bij een modern Nederland en staat voor een gemeenschapscentrum van en voor tweede- en derde generatie moslim(a)’s, ongeacht hun etnische achtergrond. Het wil een ontmoetingsplek vormen voor jongeren waar ze herkenning en erkenning vinden, binding ervaren. De Poldermoskee laat de weerbaarheid van moslimsjongeren zien die in staat zijn zich aan te sluiten bij de samenleving. Dit laat meteen de veerkracht van de groep zien, de capaciteit zich te verzetten tegen negatieve uitingen.” Ook positief is, lijkt me, dat Ahmed Marcouch voorzitter is van stadsdeelraad Slotervaart, Fatima Elatik, net gekozen is als voorzitter van stadsdeelraad Zeeburg en dat Ahmed Aboutaleb na een wethouderschap in Amsterdam, een staatssecretariaat in Den Haag, tegenwoordig burgemeester van Rotterdam is. Maar deze succesvolle allochtonen zeggen ook dat mensen een eigen verantwoordelijkheid hebben, ongeacht hun omstandigheden? “In de buurt bestaan meestal ook sociale netwerken: netwerken van bewoners, van bezoekers van moskeeën. Binnen die netwerken heb je een allochtone middenklasse die de potentie heeft om het verschil te maken en te zorgen dat de buurt verbetert. Uitingen daarvan zijn Ahmed Markouch, Fatima Elatik en Ahmed Aboutaleb. Zij vormen dus een uiting van de allochtone middenklasse die zijn verantwoordelijkheid wel neemt.” Dus het klopt niet dat er groepen zijn die hun verantwoordelijkheid niet willen nemen en die zich verschuilen achter het slachtofferschap van: we worden gediscrimineerd, we zijn arm en wonen slecht? “Jawel maar dat is niet het hele verhaal. Nederland is een open society waarin wie verantwoordelijk-
3
Grid#01, Nieuwsblad van het Instituut voor Case Studies, februari 2009 heid neemt en kwaliteiten bezit, kansen krijgt en pakt. Je kunt als Marokkaanse vrouw met hoofddoek stadsdeelvoorzitter worden, je kunt als moslimse Marokkaan burgemeester van een grote stad worden of van een stadsdeel dat neigt een etnisch-culturele enclave te worden zoals in West. Dat kan in Nederland. Ahmed Aboutaleb, Ahmed Marcouch en Fatima Elatik zijn daar de eerste historische voorbeelden van. Dat is heel belangrijk voor een geradicaliseerde angry young moslim die tot voor kort in de machtspositie alleen maar Nederlanders zag. Uiteraard dragen de nieuwe etnisch-culturele leiders een grote verantwoordelijkheid: bouwen zij aan bindingen tussen groepen of versterken zij de institutionalisering van het enclave-denken? Daar ligt de challenge.” Anders is er aanleiding om te radicaliseren? “Ja, een gesloten lokale samenleving die zich in eigen kring ontwikkelt, werkt polarisatie in de hand. Het is natuurlijk veel makkelijker voor radicale recruiteurs die de Jihad aanhangen de Nederlandse samenleving te discrediteren als mensen geen gevoel van contact met de Nederlandse samenleving hebben. Vanaf het moment dat Marcouch voorzitter is geworden, heeft hij een boodschap gegeven: het glazen plafond is gebroken, het kan ook anders. Het is niet zo dat eerst het kalifaat moet worden uitgeroepen voordat wij iets gaan doen. Zie daar een Obama-effect.” “Het is dus heel belangrijk dat je laat zien dat je de enclave kunt doorbreken als er binnen de eigen groep een dialoog wordt gehouden tussen mensen met een verschillende interpretatie van de islam. Net zo belangrijk is de dialoog met de buitenwereld. Dat men buiten de groep, buiten de enclave, kennis maakt met een andere zienswijze. Daarmee laat je zien dat in de democratie verschillende zienswijze besproken kunnen worden.” “Als je kijkt naar de arme klasse in die wijken dan zie je dat de eerste generatie allochtonen als groep niet de capaciteit heeft om in een open society te leven omdat ze afkomstig zijn uit het RIF Gebergte, uit Marokko, een monarchie die niet democratisch is. Ze hebben Middeleeuwse waarden, hebben de opkomst van de arbeidersklasse en de emancipatie van de vrouw niet meegemaakt. Daarnaast heb je een jongere generatie, die weinig leert op school, die ontspoort. Die worden een gevaar als je niks doet. ” Wat is jouw oplossing? “Integrale ontwikkeling van de buurt ten aanzien van de economie en huisvesting, waarbij centraal staat dat de onzichtbare buurtbewoner zichtbaar wordt gemaakt. De onzichtbare Marokkaanse ouder die iets voor kinderen wil doen, moet je aanspreken. We moeten zorgen dat de nieuwe generatie middenklasse niet verhuist naar Almere of een andere stad wanneer men het economisch beter krijgt. Je moet zorgen dat ze een wooncarrière in de buurt kunnen maken, je moet ze betrekken bij de ontwikkeling van de wijk, en het gevoel geven dat ze mee kunnen doen. Pas dan heb je de kans dat men zich bindt aan de wijk en dat men blijft. Zoals mijn Movisie-collega’s Matthijs Uyterlinde en Vasco Lub hebben geanalyseerd in hun onderzoek Kiezen voor de Stad over de stedelijke binding van de allochtone middenklasse. Geef ze verantwoordelijkheid. Dat betekent concreet dat je een mechanisme ontwikkelt waarbij het bestuur kantelt naar de burger. Daarnaast is er heel duidelijk een rol weggelegd voor de woningcorporaties: ze moeten huizen bouwen voor de nieuwe middenklasse, een wijk waar ze zich kunnen ontplooien. ” Wat betekent dat voor de buurt Bos en Lommer en de Bos en Lommerschool? “Een school kan opbloeien vanaf het moment dat er een goede interactie ontstaat tussen verschillende groepen: de leerlingen, de leerkrachten, de ouders en de buitenwereld zoals professionals, bijvoorbeeld de welzijnswerkers.” “Heel belangrijk voor het evenwicht is de kwaliteit van de ouders. En die kwaliteit hangt af van de capaciteit van de ouders – kennis, vaardigheid, interesse - om zich te kunnen aansluiten bij het Nederlandse democratische schoolsysteem, de ouderraad, de medezeggenschapsraad etc. Er wordt tegenwoordig nogal wat gevraagd van ouders. Als ouders die aansluiting missen dan doen ze maar een ding: ze brengen hun kind naar school omdat het moet en verder doen ze niks.”
4
Grid#01, Nieuwsblad van het Instituut voor Case Studies, februari 2009 Dus op het moment dat je al die groepen weet te mobiliseren, zal het beter gaan met een school? Met als resultaat betere leerprestaties en minder criminaliteit en gevoel van onveiligheid? “Ja, zowel in de buurt als op school. En het imago van de school wordt verbeterd. Als de samenleving om de school heen in een staat van ontbinding verkeert, heeft dat meteen een vertaling op de situatie op school. Als er criminaliteit op straat is, dan is er meestal ook criminaliteit op school. We weten uit allerlei onderzoek dat de sociale klasse vooral het succes op school bepaalt. Als je uit een arbeidersklasse komt waar ouders niet in staat zijn om de kinderen te ondersteunen heb je een grote kans dat het niet goed gaat op school. Dat is een sociologisch gegeven.” Een oplossing is dus niet om- zoals onlangs werd geopperd vanuit de Amsterdamse PvdA witte ouders te dwingen hun kind op een zwarte school te doen? “Dat is een fenomeen dat uit Amerika komt, en bussing wordt genoemd. Als middel tegen de segregatie door zwarte kinderen met de bus naar witte wijken te brengen om daar naar school te gaan. 40 jaar Civil Right Movement. Het heeft allemaal veel wrijvingen veroorzaakt. En het heeft niet geholpen.” Nog even terug naar de nieuwe middenklasse. Wat kunnen zij concreet doen om de situatie in bijvoorbeeld Bos en Lommer te verbeteren? “De middenklasse is al voor een deel bezig in de wijk, heeft zijn eigen netwerk, verenigingen, moskeeën. Als het gaat om de school moet je kijken in hoeverre de middenklasse betrokken is bij de school.“ “Een voorbeeld kan zijn de Stichting Integratie en Participatie (SIPI) van Esma Salama in een deels vergelijkbare wijk als de Czaar Peterbuurt in Amsterdam- Oost. Zij is een moeder uit de middenklasse, een ambtenaar met ook een Marokkaanse achtergrond. SIPI zorgt ervoor dat Marokkaanse vrouwen als intermediair optreden tussen bijvoorbeeld een school en de ouders en de buurt. Een welgestelde buurtbewoner met hart voor sociale cohesie heeft een pand ter beschikking gesteld waar kan worden vergaderd en gewerkt.” “Dat betekent concreet dat een Marokkaanse moeder met hoofddoek niet alleen kinderen naar school brengt maar ook blijft om koffie te drinken, inmiddels Nederlands op die school aan het leren is en meedoet aan activiteiten en het beleid van school.” Dat zou ook bij Bos en Lommerschool kunnen? “Ja, dat wil zeggen: men moet op zoek gaan naar de onzichtbare buurtbewoners. Je zegt tegen ze: ‘je hebt een verantwoordelijkheid. Wil je die nemen? Ik zorg ook dat het kan’.” “Voor de case study Bos en Lommer is het de meest doelmatige manier om de tijd voor de buurt en de school in de buurt te nemen: loop door de wijk en praat met mensen. Ga op zoek naar de Marokkaanse kruidenier, de Turkse slager, de oudere autochtoon uit het bejaardenhuis, de nieuwe middenklasse. Probeer een beeld van binnenuit te vormen. Laat de mensen zien dat je oprecht belangstelling hebt. Pas dan heb je een kans van slagen om iets te bereiken.” Mellouki Cadat in het kort Hij is in 1958 geboren uit een moslim vader uit de Sahara die onder bezieling van Sint Charles de Foucauld in 1910 tot het katholicisme overging en een katholieke moeder uit Bretagne die in de jaren vijftig van de vorige eeuw naar Noord-Afrika reisde om onderwijs te geven. Mellouki Cadat groeide op in Algerije en Frankrijk en studeerde o.a. in Parijs waar hij in 1986 zijn doctoraal politicologische en juridische wetenschappen behaalde. Vanwege de liefde belandde hij in1989 in Nederland waar hij zijn doctoraal politicologie cum laude haalde aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2007 werkt hij voor Movisie in Utrecht als senior medewerker bij de afdeling leefbaarheid. Daarvoor werkte hij bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn en bij de Universiteit van Amsterdam. Mellouki Cadat woont in Amsterdam-Zeeburg en heeft een zoon van 13 jaar. ]
5