Middelburg anno 2024, gezien vanuit de hallen van haar woningen en gangen van haar (semi)openbare gebouwen . . .
Een project van Hans Overvliet in het kader van de “Subsidie Makersregeling Middelburg 2023”
Foto voorblad: ©2024 E.&L. S. september 2024 | hansovervliet.com
hal (zn) :
gang, portaal, vestibule, voorzaal, voorportaal
toegang (zn) :
poort, mond, deur, deuropening, oprit, oprijlaan, portaal, inrit, toegangspoort, toegangsdeur
gang (zn) :
hal, overloop, portaal, galerij, corridor, vestibule
portiek (zn) :
portaal, voorhuis
Uit mijn dagboek
Vrijdag 9 mei 2008 – Korte Noordstraat 1
Een vriendje van A. - 12 jaar- komt voor de eerste keer bij ons spelen. Als ik hem binnenlaat kijkt hij onze hal in en zegt: ‘Goh, jullie hal is groter dan ons halve huis.’
Johan de Koning tussen
Wie zich verdiept in de ingang kan natuurlijk niet heen om Ianus, de Romeinse god van begin en eind. Meestal afgebeeld als die met de twee gezichten. Die uitdrukking alleen al geeft hem een dubieuze reputatie, die hem in de Romeinse tijd zeker niet aankleefde. Als god van het begin stond hij in hoog aanzien. De naam van de maand Ianuarie herinnert ons er nog aan. Ianus heeft geen equivalent in de Griekse godenwereld; hij komt uit Etruskische mythologie, als de zoon van Terra en Caelus, aarde en hemel. Hij is de verbindingen tussen die twee en functioneert als bewaker van de hemelpoort: einde en begin. Hem kon je maar beter te vriend houden. Een Janus-kop sierde dan ook menige voordeur.
Des te opvallender wellicht dat het Latijnse woord voor deur, Ianua, in vrijwel geen enkele Europese taal meer meeklinkt. Onze deur komt van het oud-Saksiche woord duru. Dualisme is ons dan weer heel vertrouwd. Het woord verwijst naar het kozijn of misschien nog beter naar twee deurposten, waar waarschijnlijk in de oudheid helemaal geen deuren in hingen. Misschien is dat ook wel de reden waarom de meeste omschrijvingen van deuren (van Van Dale tot wikipedia) de nadruk leggen op wat ik maar noem de negatieve kant van de deur: de mogelijkheid tot afsluiten. Terwijl – zou ik denken – het toegang geven tot, een veel positievere blik is. Veelzeggend is dat de meeste lemma’s gewag maken van het feit dat een voordeur van een niet publieke ruimte altijd naar binnen open moet gaan: ingeval van nood kan deze dan ingeramd worden. Wat – ik noem het voor de volledigheid maar – dan bij toiletten in Nederland niet mag, want als iemand op de wc-pot onwel wordt en voorover glijdt, ingeklemd tussen pot en deur, kan er niemand te hulp schieten. Je kan dan zelfs niet meer bij de scharnieren om de deur er uit te lichten.
Het dilemma tussen in en uit is na Ianus alleen maar groter geworden. Als jonge architekuur student leerde ik dat de voordeur en de stoep als ook het tochtportaal of hal, een overgangsruimte is.
Overgang tussen publiek en privaat, de straat (de stad) en het huis.
Je kunt nauwelijks genoeg benadrukken hoe belangrijk die overgangsruimte is en tegelijkertijd kan je je verbazing nauwelijks de baas wanneer je opmerkt dat die cruciale overgang in liefst 1 m2 buiten en hooguit 2 m2 binnen gerealiseerd moet worden. Ons eeuwenlange streven naar efficiëntie zal hier wel de oorzaak van zijn. Evengoed ons eeuwige verzet tegen ‘zweverige’ opvattingen die niet cijferhard te maken zijn. Maar overgang van sfeer, voorbereiding op hetzij de interieure ruimte van het huis ofwel de publieke ruimte van de straat, heeft niets uit te staan met m2, met alles met wat je voelt, een emotionele ruimte dus. Die verdient aandacht, op welke wijze geuit ook.
In veel situaties was het in de vroege Middeleeuwen zo dat de begane grond van een gebouw een grote transitieruimte was. Daar bevond zich namelijk de opslagplek en de werkplaats van een ambachtsman of handelaar. Via een kleine trap kwam je dan in het privédomein. Die begane grond was in feite nog straat, maar dan af te scheiden met een hek of pui. De trap is de transitieruimte, waar je – omdat je moet opletten waar je loopt – de overgang vaak niet eens doorhebt, totdat je boven in een totaal andere sfeer terecht komt. We kennen dat uit kastelen, kloosters en uit (heel bewust zo ingestoken) de negentiende-eeuwse panorama’s: om bezoekers vanuit de barre, stinkende en rauwe werkelijkheid van de straat letterlijk op te tillen naar een hemelse, ongestoorde . . .
De Engelsen komt de eer toe om de trap deel te laten uitmaken van de begane grond. Daartoe is een hal dan wel noodzakelijk: een ruim, aangekleed domein rondom de opgang naar boven. Vanuit die hal werden gangen aangelegd naar de vertrekken, die nu niet meer louter via elkaar te betreden waren, maar slechts via die gang. Wat uiteraard ook de bediening vergemakkelijkte: geen geheime trapjes, nisjes en corridors meer, die voor bezoek niet toegankelijk waren. Nu werd de hal het centrum van een huis, en verkreeg die in feite puur utilitaire ruimte bovenmatige esthetische aandacht om het bezoek te imponeren. Belangrijke vertrekken bleven op de verdieping gesitueerd, dat verandert pas in de twintigste eeuw. Tegelijkertijd wordt die hal nu de plek om de sferische stemming van straat naar interieur vorm te geven. Dat lukt uiteraard de ene keer beter dan de andere.
Wie zich ooit vergaapte aan een art nouveau huis (bijvoorbeeld een ontworpen door Victor Horta in Brussel) ziet een culminatie van de trappenhal. Omdat het in de Brusselse binnenstad lastig was om daglicht binnen te krijgen wordt er boven de trap een grote lichtkoepel aangebracht, die via het trappenhuis ook de aan het trappenhuis grenzende vertrekken moest voorzien van daglicht. Om die reden wordt die grens gemaakt van glazen wanden en daarmee beslaat het trappenhuis in feite het hele huis. In een artnouveau huis ben je dus continue in transitie, waar je ook in het huis bent: niet langer buiten ben je ook nooit ergens aangekomen, binnen. Je blijft in een tussenzone. Konden we zo maar naar alle overgangen tussen hemel een aarde kijken.
Johan de Koning | februari 2024
Dank aan: alle buitengewoon vriendelijke mensen van Middelburg die hun voordeur voor me openden en vervolgens contact maakten met een familielid, vriendin of vage kennis waarvan zij zeker wisten dat die mee zouden gaan doen en die dat vervolgens ook inderdaad deden . . .
Willy van Houtum
Gemeente Middelburg | Eduard Smit, Renske Brandhoff Wij Zijn De Stad | Edwin Mijnsbergen
de mensen die hun vriendenkring openden: Jan, Johan, Huibert-Jan, Harrie&Jolanda en Robbert-Jan
de mensen die de overheidsgebouwen voor me ‘openden’: Robbert-Jan, Peter, Manon, Rebecca, Huibert-Jan, Hans, Chris, Lia, Trudy en Ramon.
Johan de Koning die op mijn verzoek een dicht bij zijn wezen fijne tekst schreef.