LET GOOOOO CAESUUR schreef eerder: ‘Inhoudelijk kunnen we over het programma slechts een aantal omtrekkende bewegingen neerzetten. De reden is eenvoudig: we willen een onderzoek doen naar nieuwe presentatie- & participatievormen met de nadruk op hedendaagse kunst, onder condities die zich gaandeweg het onderzoek zullen opdringen of openbaren.’ CAESUUR wordt het denkbeeldig centrum van deze projecten en presentaties welke ontstaan zonder vooropgezette schema’s. De presentatie is in beweging en overschrijdt eventueel letterlijk en/of figuurlijk, grenzen. Presentaties kunnen lezingen, uitvoeringen, happenings, workshops, een maaltijd, het bezoeken van andere plekken etc. behelzen. De matrix waarlangs we willen loslaten: Alles moet op losse schroeven. - Inplaats van een tentoonstelling te maken gaan we het tentoonstellen zelf als onderwerp nemen. - Inplaats van een aantal reeds als “kunst” bepaalde objecten in die tentoonstelling op te nemen gaan we onderzoeken onder welke omstandigheden en vanuit welke perspectieven allerlei objecten als “kunst” gezien zouden kunnen worden. - Inplaats van dergelijke objecten de plaats te geven die ze volgens ons toekomt gaan we proberen de objecten zelf ons hun plaats te laten aanwijzen. - Inplaats van een bepaalde tentoonstellingsruimte in te richten gaan we een nog onbepaalde ruimte tot tentoonstellingsruimte bestemmen. - Inplaats van uit te gaan van een bepaalde visie op of een bepaald idee over het tentoonstellen gaan we de weg volgen waarlangs een visie op of een idee over het tentoonstellen tot stand komt. - Inplaats van uit te gaan van de tot de bestaande hiërarchie bevroren verhoudingen tussen alle betrokken personen, ideeën, objecten en plaatsen gaan we die hiërarchie ontdooien tot de wisselwerking tussen al die betrokkenen, die de geschiedenis en de mythologie ervan aan het licht brengt. - Inplaats van het publiek een tentoonstelling aan te bieden gaan we het publiek zelf betrekken bij het inrichten en aanbieden van een tentoonstelling.
- Inplaats van zelf zo’n tentoonstelling te maken gaan we een gast vragen dat te doen, volgens deze uitgangspunten. - Inplaats van een bepaalde tijdsduur af te spreken voor zo’n tentoonstelling gaan we de tijd nemen die zo’n tentoonstelling nodig blijkt te hebben. - Inplaats van aandacht te vragen voor een project waarvan van te voren aan te nemen valt dat het succes zal hebben vragen wij mee af te dalen in de chaos waaruit elke orde voortgekomen. - Inplaats van daarmee een nieuwe orde, een nieuw paradigma, een nieuw fundament te scheppen gaan we de aandacht richten op de scheppende kracht die telkens weer alles op losse schroeven durft te zetten.
Tot zover wat je een “handleiding” zou kunnen noemen. Ik noem bewust geen namen van de auteurs van de door ons bediscussieerde artikelen/boeken, niet die van Huberman, niet die van zijn inspirators, zoals Latour, Rancière, Stiegler, Foucault, Verwoert, om daarmee te voorkomen dat die namen weer gaan dienen om het volgende paradigma, stadium, fundament te vestigen en te bevestigen. Want dan zouden we weer even ver van huis zijn. En ons huis is de reis door de geschiedenis waarvan we zelf het steeds verschuivend “eindpunt” zijn. Ter toelichting: Bij het inrichten van een tentoonstelling lijkt ieder voor zich te weten hoe alles zou moeten hangen, en lijkt het de kunst is om elkaar te overtuigen of met elkaar tot overeenstemming te komen - maar de eigenlijke keuzes worden gemaakt door de ruimte zelf. Want de ruimte biedt de inrichters juist de keuzemogelijkheden en dwingt zo bepaalde keuzes af. De inrichters menen met hun opmerkingen, aanmerkingen en aanwijzingen zelf de hand te hebben in het ophangen, maar ze worden in feite gestuurd door de eisen die de objecten en de ruimte gezamenlijk stellen aan de inrichters. Zo is het inrichten te zien als een choreografie van bewegingen waarmee de werken zich gedragen door de inrichters door die ruimte bewegen totdat ruimte, objecten en inrichters tot overeenstemming zijn gekomen met elkaar.
Zo wordt een tentoonstelling een werk in uitvoering, waarin de handeling van het inrichten zelf van wezenlijk belang is, omdat die handeling de leegte van de expositieruimte betekenis geeft, een betekenis waarin de werken, ieder voor zich en in samenhang met elkaar, ook betekenis krijgen. Zo worden objecten al doende kunstwerken, niet alleen in het atelier onder de handen van de kunstenaar, maar ook in de expositieruimte onder de ogen van het publiek. Zo wordt de tentoonstelling zelf het podium waarop allerlei objecten hun betekenis als kunstwerk krijgen door de confrontatie met elkaar en met het publiek. Zo wordt het publiek overgeleverd aan de eigen verbeelding en aan de noodzaak om te kijken met eigen ogen. En omdat eenieder is ingesloten in de eigen betekeniscirkel waarin ieders voorstellingen geladen zijn met allerlei associaties, analogieÍn, herinneringen, verwachtingen en vooroordelen, vraagt dit van eenieder te zoeken naar de evidenties achter de eigen voorstellingen, en misschien werkt dat bevrijdend en maakt het ontvankelijk voor de eigen verbeelding. Š Harmen Eijzenga