September 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
De Kraat Krant
Cor Kraat over Rotterdam
Als je hier bent opgegroeid, weet je wel wat ruimte is Die Rotterdam van vroeger kennen Die moeten aan de nieuwe stad Toch altijd weer een beetje wennen ‘t Is allemaal zo recht, zo plat De straten en de huizenblokken Als langs een liniaal getrokken Het is zo mathematisch zuiver Dat ik er af en toe van huiver Liedtekst Ansje en Steye van Brandenberg
sociale vaardigheden. In zijn nieuwe buurt ging hij niet zitten kniezen, maar vond hij al snel nieuwe speelkameraadjes, vaak uit een ander sociaal milieu. “Het is misschien wat vergezocht, maar er ontstaat dan toch een vorm waarin je makkelijk communicabel bent met mensen”, zegt hij. “Als je in Rotterdam woont, reageer je op de grijze klerezooi die het hier is. We moeten proberen de stad leefbaarder te maken. Ik ben toevallig met kleur en vorm bezig, dus ik probeer het met kleur en vorm.” (Cor Kraat in Elsevier, 25 januari 1975). (Foto: Lex de Herder, bron: Stadsarchief Rotterdam)
Rotterdam: een windtunnel met een hertenkamp Fred de Vries
We bladeren door het vierde nummer van Lijnvijg, een Rotterdams undergroundtijdschrift uit de woelige jaren zeventig. Er staat een interview met C or K r a at i n , waarin wordt gerefereerd aan zijn belangstelling voor theosofie. Theosofie? Esoterische wijsheidsbegeerte? Helena Blavatsky?
“Ja zeker, i k heb me daa r i n verdiept, en in oosterse filosofieën”, zegt hij. Stilte. Dan de punch line : “En mijn conclusie uit wat ik zoal gelezen heb en het bereiken van Satori is dat je gewoon moet zorgen dat je het naar je zin hebt in het leven. That’s it.” Dat antwoord is Cor Kraat ten voeten uit: geïnteresseerd in wat het leven allemaal te bieden heeft, om daar uiteindelijk een broodnuchtere, ja Rotterdamse conclusie uit te trekken. Maar we zijn nog niet klaar met de zelfbespiegelingen. Het is natuurlijk allemaal achteraf gepraat, vervolgt hij, maar wel-
licht heeft zijn open, onproblematische kijk op de mensheid wel te maken met het feit dat zijn vader duivenmelker was. Kraat grinnikt. Als kind leidde hij een soort nomadenbestaan. Hij werd in 1946 geboren in de Kleinstraat. Daarna volgden Spanjaardstraat, Passerelstraat, Messcher tsstraat en uiteindelijk Hondiusstraat. Allemaal in Rotterdam-West.
Je kon daar in die duisternis prachtig vlotten bouwen en spelonken verkennen Waarom West? Omdat daar de grootste duivenvereniging was. En waarom dat verhuizen? Omdat pa Kraat de duivensituatie wilde verbeteren. Groter hok, mooier hok, hok op de gunstigste windrichting, dat soort zaken. Die reeks verhuizingen had invloed op Cors vormingsjaren en
En een tweede belangrijk gevolg van dat nomadenbestaan: hij leerde Rotterdam kennen. De cirkel werd steeds wijder. Eerst was het vooral het Bospolderplein. Maar vanuit de Hondiusstraat kwam ook het centr um binnen bereik. Hij zag de stad langzaam verrijzen. De Lijnbaan, de Coolsingel, de bouwputten. Dijkzicht dat in aanbouw was, werd zijn nieuwe speelterrein. De kelders stonden nog onder water, en als je de beveiliging wist te omzeilen kon je daar in die duisternis prachtig vlotten bouwen en de spelonken verkennen. “Waanzinnig spannend was dat. Met zaklantaarns en kaarsen vaarden we daar dan rond.” Dat was Rotterdam in de jaren vijftig, tijdens de wederopbouw. Er was genoeg te beleven, maar het vereiste wel de nodige inventiviteit. En je moest ook wel een beetje vrijgevochten zijn om het allemaal waar te maken. Cor had daar weinig moeite mee. Zo kon het gebeuren dat hij en zijn vriendjes gekweekte karpers jatten uit een vijver bij het huidige Natuurhistorisch Museum, de levende vissen in ribbelkarton rolden en daarna uitzetten in de karperloze Heemraadssingel, hun visstekkie. “Je deed zelf je ding, begrijp je.” > lees verder op pag 4
Het Centrum Beeldende Kunst Rotterdam en LP2 presenteren eenmalig deze Kraat Krant en de tentoonstelling Cor Kraat,
Made in Rotterdam (28 sept – 9 dec 2012)
Artikel Hans Citroen Kunst & Vaarwerk: strategische plekken voor kunst in de haven en de stad
> lees verder op pag 14
Cor Kraat XL De Nieuwe Delftse Poort
> lees verder op pag 26
English Interview > page 39
Agenda > lees verder op pag 40
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
2
Een koektrommel met een vis
En de winnaa r
is....
De Rotterdam mer va n het jaa r is een verk iezin g va n de St ich ting Ons Rotterdam . Daar ku nnen Rotterda mmers ge nomi neerden aa ndragen, waar na met stemm en door de Rotterdam se bevolk ing wordt bepaald wie de wi nnaa r is. De eretitel is bedo eld voor perso nen, instelli ngen, clubs, verenigi ngen of andere groe pen personen die zich op vr ijw ill ige ba sis ve rd ienstelijk ma ken voor de stad Ro tterda m of voor hu n wijk, hu n bu ur t of de medemens . Wie deze tit el wi kr ijg t daarbij nt, bloemen, geld, en uiteraa rd als bekron ing ee n gla nzende trofee : ‘De Stad’, ontw or pen door Cor Kraa t en uitgereik t va n 19 90 tot 20 03 . De trofee is ontworpen in de vorm va n een schip dat vooral boeg is: het wordt im me uitgereik t aa n rs iemand die ee n boegbeeld vo or Rotterdam is, voor de havenstad , en voor waar ts gaat, zoals een schi p, onda nk s teg enslagen zijn eigen koers bepa len d. Dat deze verk iezin g breed gedrag en wordt, blijk t uit de pr ijsuit reiki ngen. Die ku nnen in middels steevast reke nen op du izend en aa nwezigen. (SS)
De vooruitgang van Nederland als levensgroot speelgoed
Wereldtentoonstellingen worden sinds de negentiende eeuw georganiseerd om te tonen welk nieuw vernuft en economische verworvenheden landen wereldw ijd te bieden hebben. Op de editie die in 1992 plaatsvond in het Spaanse Sevilla, zond Nederla nd in het licht van die traditie een moderne en multifunctionele molen in. Met één maar: het was een uitverg rote meccanomolen, gemaak t door de kunstenaars Hans Citroen en Cor Kraat. Het kleurrijke object kreeg een prominente plek in de zogeheten patentenruimte. Daar werd het omringd door oude en nieuwe befaamde Nederla ndse vindingen – Nederla ndser dan een windmolen kun je het niet vinden, dachten Citroen en Kraat. Zij waren op persoonlijke titel uitgenodigd door de organisatie om het Nederla ndse imago modern weer te geven. Hun opdracht was: ‘bouw een object
waarin water, industr ie, bouwen en milieu versmelten’.
Dat hebben ze niet erg letterlijk genomen, legde Kraat nadien uit aan de pers “Wij hebben getracht het karakteristieke ervan te verbeelden. Zonder twijfel is en blijft de Nederla ndse molen het eerstge noemde wanneer de beeldvorming van ons land ter sprake komt. (…) Dat Nederla nd tal van klinkende uitvindingen kent, zoals het pientere pookje van Van Doorne, wordt door niemand ontkend. Maar niemand kan om de molen heen. En gelukk ig maar, want het beeld zoals het is ontstaa n, werkt als een gek. Iedereen die het ziet, wil het aanraken, aan de wielen zitten, of met de raderwerkjes spelen.” Het eindresultaat was zes meter hoog, woog 1200 kilo, en was van ver af te zien want het Nederla ndse paviljoen was opgetrokken uit volledig transparante muren. Weken
werkten Citroen en Kraat aan de molen, die ze bovendien koppelden aan een waterrad en een oliepomp. Zo leek het op een oliewinvoorzie ning, wat associaties oproept met een perpetuum mobile. Daarmee hoopten de kunstenaars een autonoom beeld te hebben gemaak t dat gaat over spelen, creativ iteit, bouwen en jeugd. Na voltooi ing ontstond een rel omdat de architecten van het doorzichtige paviljoen ook wel een soort molen hadden willen maken, een type ventilator. Daarop reageerden Kraat en Citroen met de mededeling dat het profileren van Nederland als Ventilatorland vooral een eufemisme van saaiheid is, en dat een werkende ventilator zou zorgen dat het water aan de binnen kant van de doorzichtige muren naar beneden zou druipen. (SS)
3
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
Het Kraat interview > vervolg van pag 1 We zitten aan een grote tafel in zijn atelier in de voormalige dienstwoning van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij op Heijplaat. Om hem heen liggen boeken, tijdschriften en knipsels. Aan de muren hangt werk, af of nog in wording, zeefdrukken, driedimensionale projecten, tekeningen, maquettes, ontwerpen. Kraat doet nog steeds zelf zijn ding. Hij is een kunstenaar die zich niet laat definiëren en die niet vastzit aan een enkele vorm. Eigenzinnig, eigengereid en op en top Rotterdams, met duidelijke meningen over de havenstad (zie pag 25). Hij heeft Scandinavische trekjes: lang, slank en blond (inmiddels grijs). Zijn moeder was Noors. Ze ontmoette zijn vader in de oorlog, nadat die door de Duitsers was opgepakt en in Bergen moest gaan werken. Na de oorlog werd pa controleur in de haven en ma huisvrouw. Ze stuurden Cor naar een katholieke lagere school, maar daar werd hij weer vanaf gehaald na ophef over strafwerk dat hij had gekregen omdat hij met zijn pet gooide naar de godsdienstlessen. Ma vond die straf belachelijk en stapte naar de hoofdmeester. Haar zoon zou dat strafwerk niet maken. Toch wel, zei de hoofdmeester. Mooi niet, zei ma. “Dat ging zo door tot mijn moeder het strafwerk pakte, verscheurde en zo in die man zijn gezicht gooide.” Cor was niet voor school gemaakt. Op de HBS bleef hij na een jaar zitten en ging naar de Mulo. Na drie jaar had hij ook daar tabak van. Hij zou gaan varen. “Ik was heel dwingend in wat ik wilde.” Ook om te varen moest je iets kunnen. Dus ging hij ’s avonds naar de ambachtsschool en werkte hij overdag als leerling-elektricien. “Maar in de tussentijd knapte ik af op dat hele werkgebeuren. Autoriteit boven me, daar kan ik niet tegen.” We tekenen eerste helft jaren zestig, en de grote sociale en culturele veranderingen dienen zich aan: pop-art, The Beatles en lang haar. Rotterdam ving de
Engelse signalen op, en in Café Anna op het Noordereiland en in de Miramar op de ’s Gravendijkwal kwamen de jonge langharigen samen. De brave burgers spraken er schande van. Er werd daar gedronken, er gingen vreemde sigaretten rond en er zaten vrijgevochten meiden aan de bar. Kraat stortte zich in dat caféleven. Hij leerde mensen als Jules Deelder, Jan Oudenaarden en Frans Vogel kennen, lui die schijt hadden aan de burgermaatschappij (zie pag 9).
Want dat het met Rotterdam zo niet verder kon, daar was iedereen het wel over eens Met name de Miramar was een ratjetoe van mensen en meningen. Er hingen jongens en meisjes rond van het conservatorium, van de zeevaartschool en van de kunstacademie. Er kwamen verpleegsters en glazenwassers, maar ook studenten van de Economische Hogeschool. Kraat was al bevriend met de kunstzinnige Hennie Maliangkay, en in de Miramar leerde hij mannen kennen als Maarten Kemper, die zijn geld verdiende als beeldend kunstenaar. Zelf maakte hij fraaie aqua rel len. I neens v iel het kwartje: ook hij zou naar de kunstacademie gaan, die toen nog def tig de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen heette en aan de G.J. de Jonghweg zat. Daar onderkenden ze onmiddellijk het talent van de 18-jarige jongen. Het probleem was alleen dat hij zijn school niet had afgemaakt. Hij werd aangenomen op voorwaarde dat hij twee jaar lang op het Erasmiaans in de avonduren een cursus algemene ontwikkeling zou volgen. Op de academie deed hij het goed. Die avondschool kon hem gestolen worden. “Na een
jaar dacht ik: daar ga ik toch echt niet meer naar toe.” Op straat en in de kroeg viel meer te leren. De Miramar, met zijn kijkluikje en moderne interieur was zijn vaste stek. Daarnaast kwam hij veel in het kunstenaars- en schrijverscafé Pardoel op de Oude Binnenweg, dat alleen van vier tot acht open was. Daar stond de eigengereide ‘Meneer Pardoel’ achter de bar. “Die mocht je nooit een fooi geven. Er kwamen weleens vreemden en die wisten dat niet. Dan gooide hij het geld zo naar die mensen terug.” Van het hippiegebeuren op de Beurstrappen moest hij weinig hebben. “Dat hanggeraniumgedoe, daar had ik niks mee.” Eksit, dat in 1969 openging, vond hij afgezien van de bands die er speelden ook niks. “Veel te suf allemaal met die zitkuilen.” Wat hij wel fantastisch vond was de Lantaren en ’t Venster in de Gouvernestraat. Dat was actief, daar had je een kruisbestuiving van theater, film, muziek en beeldende kunst. Hij ademde liever die sfeer in van eindeloze mogelijkheden dan de hasjwalm van Eksit. “Tuurlijk heb ik ook weleens geblowd, maar het was mijn ding niet. En als vrienden zeiden dat ze het hele weekend op LSD gingen trippen dan deed ik niet mee. Later met Kunst & Vaarwerk heb ik een tijdje cocaïne gebruikt. Dan werkten we veel, ook ‘s nachts. Nou, je kan beter een kwartiertje gaan slapen, want het is niks, je moet alles overnieuw doen.”
4
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
“Zo’n opdracht krijg je natuurlijk nooit: maak es een rare lantarenpaal. Daar kom je dus als kunstenaar zélf mee. Het gaat me erom dat er iets in een omgeving gebeurt waarover men zich verbaast. Verbazing over het feit dat die lantarenpaal daar staat. Want wat moet je ermee? En dat toch bij iemand die net met de trein uit Sneek is aangekomen onmiddellijk de behoefte ontstaat die paal te fotograferen.” (In Het Vrije Volk, 23 november 1989)
Anonieme kunstkritiek? Vanmorgen ontdekte onze fotograaf dat aan de bekende lantarenpaal van Cor Kraat in de Karel Doormanstraat, ook wel de ‘Kraatpaal’ genoemd, een sigarendoosje was bevestigd met de handgeschreven tekst: ‘Ontworpen door Ine van V(een), cel 93 – Maasoord’. Of het opschrift met de verwijzing naar de psychiatrische kliniek als kunstkritiek opgevat dient te worden is onduidelijk, net als de identiteit van de schrijver. Over zijn signalement is dan ook niet meer te vermelden dan dat hij vermoedelijk een schoenveter mist.
Eind jaren zestig begon Rotterdam eindelijk een beetje bij te komen van die intense periode van wederopbouw. In de kroegen discussieerde Kraat met vrienden en bekenden over wat er nou met die rare stad moet gebeuren. Want dat het met Rotterdam zo niet verder kon, daar was iedereen het wel over eens. Te grauw, te veel beton, te onpersoonlijk. “Iedereen was wat van plan, wilde iets veranderen. Iedereen had het erover wat er moest gebeuren. Er was geen fuck.” > lees verder op pag 6
‘De Kraatpaal’, hoek Karel Doormanstraat/Van Oldenbarneveltstraat, 1978
5
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
6
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
7
“Kunst in de Kuip. Als dat geen kunst naar het publiek brengen is!” “Lantarenpalen. Niemand let er op. Totdat in 1972 een kunstenaar, de Rotterdammer Cor Kraat, op het idee komt ze van een vrolijk kleurtje te voorzien.”
(In Elsevier, 25 januari 1975)
(In ‘Schepper van het onverwachte’)
Lichtmasten Stationsplein, 1972
Rotterdam was een moeilijke stad, die wrevel opwekte bij de naoorlogse generatie. Het was, aldus Kraat, geen stad voor makkelijke belevers. Dat grootse, moderne en zakelijke waar de bestuurders mee pochten, vond geen weerklank meer. Er was behoefte aan een menselijke factor. In Amsterdam hoefde je het station maar uit te lopen of je belandde al in die Mokumse gezelligheid. In Rotterdam kwam je op het Weena, een windtunnel met een hertenkamp. ‘s Avonds dwaalde je door uitgestorven straten. In Amsterdam kon alles, in Rotterdam leek de jaren vijftig mist nog steeds niet opgetrokken. “Die verschrikkelijke burgerlijkheid. Op het Stadhuisplein zaten we op een terras en werden we niet bediend omdat we lang haar hadden”, zegt Kraat. Begrijpelijk trokken veel kunstenaars en schrijvers naar Amsterdam. Of ze gingen er zoals zijn maten Jules Deelder en Jan Oudenaarden een tijdje tussenuit, cultuur opzuigen in Londen, om later weer terug te keren naar Rotterdam. Kraat bleef. “Ik vond dat je je dingen in je eigen omgeving moet doen. Hier woon ik. En langzamerhand is de stad steeds meer datgene geworden waaruit mijn werk ontstaat. Dat had te maken met die pure ongezelligheid en het feit dat je die stad om je heen gebouwd ziet worden. Als ik in Delft had gewoond dan was ik een heel ander type kunstenaar geweest.” Op de kunstacademie kreeg hij zijn eerste openbaring: pop-art, de brutale, luidruchtige kunststroming die in de jaren vijftig in Engeland en Amerika was ontstaan en die met enige vertraging ook Rotterdam had bereikt. Pop-art gebruikte felle kleuren, citeerde naar hartenlust uit stripverhalen en advertenties. Dat Museum Boijmans Van Beuningen in die tijd nog zwaar onder de indruk was van het surrealisme was vervelend, maar geen onoverkoombare handicap. Ter inspiratie gingen Kraat en zijn kornuiten gewoon naar Amsterdam of ze bezochten in 1968 de op pop-art gerichte Documenta IV in het Duitse Kassel. Kraat was vooral onder de indruk van kunstenaars als
Andy Warhol, Robert Rauschenberg, Edward Kienholz en Peter Blake. Pop-art, dat was de oplossing voor het grauwe Rotterdam. “Het stond voor leven, voor kleur en modern. Het had een bepaalde directheid. Hoe moet ik dat omschrijven? Je voelde je er lekker bij. Het zorgde voor opluchting. Het was extravert. Wat ons stoorde was de manier waarop Rotterdam werd vormgegeven. Er was een gigantisch gebrek aan kleur. En in je onderbewuste heb je daar toch wel behoefte aan.”
“Er zou veel meer moeten gebeuren om de stad leefbaarder te maken. Dit hoeft niet alleen door middel van wandschilderingen, maar ook door kleur meer in de architectuur te integreren. Op eenvoudige wijze kan men met verf een gebouw optisch veranderen. Het aanbrengen van bijvoorbeeld een schuine lijn op een blok, kan een andere vorm suggereren. Daarmee onderbreek je de eentonigheid van een omgeving, waar vaak gebouwen met dezelfde vorm staan.” (In de Havenloods, 18 maart 1975)
Wapenbroeders in de gesneefde liefde Opeens viel alles op zijn plek. De C70 manifestatie had met haar kleurige paviljoens op de Coolsingel en het Weena al een aanzetje gegeven voor een wat meer gemoedelijke beleving van de binnenstad. En net voor zijn afstuderen in 1971 hoorde Kraat dat de Rotterdamse Kunststichting (RKS) een oproep voor ideeën had gedaan om wat aan de grauwheid van de muren te doen. Hij diende vijftien voorstellen in, waarvan er vervolgens acht werden tentoongesteld in het Lijnbaancentrum. Zijn gedachtegang: “Kijk, die gebouwen staan er. Hoe kun je dat op een eenvoudige manier veranderen? Door visueel de vorm aan te tasten. Als je op dat hoekige golvende bewegingen schildert, dan krijg je restvormen. Het hoekige wordt iets anders.” Ook al bleef de RKS in gebreke wat betreft het beloofde prijzengeld, Kraats naam was gevestigd en de opdrachten begonnen binnen te komen. Een van de eerste was het beschilderen van zes lichtmasten bij het Centraal Station in 1972. Dat was meteen een les in hoe je sprankelende ideeën uiteindelijk in sterk verwaterde vorm gestalte krijgen. Kraat wilde ‘een kakofonie aan kleuren’ die je zou begroeten als je als reiziger de stad binnenkwam. A lle palen op en rond het Stationsplein wilde hij beschilderen. Uiteindelijk
Muurschilderingen utiliteitsgebouwtjes Schouwburgplein, 1972
Beschilderde lantarenpalen in de Gouvernestraat, 1972
Muurschildering op parkeergarage in de Bijlmer, Amsterdam, 1974
Triomf, glasapplicatie Feyenoordstadion, 1975
werden het er zes, met roze, geel en lichtblauw. “Dat is te weinig. Dan zie je daar zes van die dingen... Maar er werd wel gigantisch op gereageerd door de Rotterdammers. Mensen die op vakantie waren geweest en zeiden: ‘Ja, stap ik de trein uit, word ik helemaal blij!’ Het werd gedragen door de bevolking.” Daarna kwamen de utiliteitsgebouwtjes op het Schouwburgplein. Die kregen een facelift met fel gekleurde banen die zich om de hoek bewogen. Het deed denken aan het psychedelische werk van de Engelse k u nstenaa r A la n A ldr idge, vooral bekend van zijn illustraties voor The Beatles. Kraat knikt. “Er was een nieuwe manier van vrijheid ontstaan, een andere manier van denken en werken.” Kraats radius breidde zich uit. In 1974 mocht hij een glazen wand voor de eretribune van het Feyenoordstadion bedenken. Wederom koos hij voor die kleurrijke banen. “Die had ik zo ontworpen dat als je van binnen naar buiten keek, je ook die gele treinen zag. Dat wordt een horizontale beweging die in het ontwerp mee gaat. Bovendien is het helemaal op het zuiden, dus de zon laat die ruimte permanent veranderen. Alles krijgt andere kleuren. Waanzinnig.” Het jaar daarna werd een flatgebouw in de Amsterdamse Bijlmer met zijn streepwerk opgesierd en een Rotterdamse tram kreeg dankzij hem een zwierige versiering. Er was een ‘Kraatstijl’ ontstaan. Zijn vrouw komt binnen met de hond. Kraat zorgt voor een rondje koffie. Als hij weer is gaan zitten vertelt hij over ‘de doorbraak’, het resultaat van zijn eerste reis naar Amerika in 1974 (zie pag 10), waar hij danig onder de indruk was van de muurschilderingen - met name van het effect dat figuratief werk op het straatbeeld kan hebben. Zijn schildering op het Ericaplein in 1975, een reusachtige papegaai en een oranje lichtstraal, vormde daar een weerslag van en zorgde voor de omslag van abstractie naar figuratie (zie pag 11). Het plein met wat scholen lag in Bloemhof, Rotterdam-Zuid, en straalde een immense bak-
steenbr uine treurigheid uit. “Abstract en een beetje kleur zou niet genoeg zijn. Het moest die scholieren ook een beetje aanspreken. Toen dacht ik: wat is dat eigenlijk voor onzin, die ‘stijl’ van me. Dus koos ik voor het eerst voor figuratief.” Dat was ‘de doorbraak’: weg met die stijl. Het werkte bevrijdend. Hij begon verder te denken dan alleen de schilderkunst. Waarom bijvoorbeeld niet vanuit een concept werken? Waarom niet meteen het hele object aanpakken? Vanuit die gedachtegang ontstond onder meer de beroemde ‘Kraatpaal’, de als een luchtwortel geslingerde lantarenpaal op de Karel Doormanstraat, een object dat rechtstreeks uit een stripverhaal leek te zijn gekomen. Gejat, meenden de criticasters die het succes van Kraat met argusogen volgden. Hij schudt zijn hoofd. “Welnee. Ik werd midden in de nacht wakker met dat beeld en ben meteen aan de slag gegaan. En dan komen er allerlei andere ideeën: de gebroken paal, met hansaplast aan elkaar, dat soort gedoe. Ik had een stuk of acht ontwerpen.” Als kunstenaar mocht Kraat eind jaren zeventig in de lift zitten, privé ging het wat minder. Zijn huwelijk liep stuk. Maar ook dat echec had zijn eigen ‘juiste plek, juiste moment’ element. Het toeval wilde dat Lantaren/’t Venster in 1977 juist een Ongelukkige Liefde Festival organiseerde. En samen met collegakunstenaars Hans Citroen, Willem van Drunen en anderen zou hij dat vormgeven. “Dat was net toen al onze relaties eraan gingen, dus het was ook nog echt.” De drie dertigers voelden elkaar feilloos aan. Wapenbroeders in de gesneefde liefde waren ze. “We spraken dezelfde taal”, aldus Kraat. Van het een kwam het ander. Kraat had ambitieuze plannen om kunstzinnige dingen met de haven te gaan doen. Maar die ideeën waren te omvangrijk om alleen uit te voeren. “Man, die gigantonomie van die haven. Dan gingen we ’s nachts rijden en dan is het gewoon een grote lichtshow, alsof je door een raketbasis rijdt.” Zij besloten om een kunstenaarsbureau op te richten. Kunst & Vaarwerk
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
8
(In de Havenloods, 24 augustus 1972)
Vanaf 1975 gaf de Rotterdamse Kunststichting diverse Rotterdamse kunstenaars opdracht om een tram te beschilderen. De eerste die ging rondrijden was de serpentinetram van Cor Kraat. De trams wisselden maandelijks van route zodat ze door heel de stad gezien zouden worden – maar waardoor ook nog wel eens iemand de verkeerde tram pakte. Uit de mond van de kunstenaar mochten wij de volgende anekdote optekenen: “Stond een vrouw met een huilend kind bij de tramhalte, die zegt: Ik heb zo’n problemen met dat kind, die wil alleen maar in zo’n beschilderde tram rijden... Hee, fantastisch toch? Een soort mop, maar ‘t is echt! Die vrouw moest iedere keer drie trams voorbij laten gaan voordat ze dat kind meekreeg.”
9
Frans Vogel op de Lijnbaan
“Cor Kraat wil grauwe stad met verf te lijf”
Staat een vrouw bij de tramhalte
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
begon in 1978, aanvankelijk met het idee van een vijfjarig bestaan. Het zouden er dertien worden. In de tussentijd was Rotterda m weer eens d ra mat isch vera nderd. De h ippiescene was opgebrand en over vleugeld door punk. De bekendste Rotterdamse epigonen waren de Rondos, waarvan de leden op de kunstacademie zaten en daar probeerden het oude stelsel, ‘de ingeslapen, lievige kunstenaarswereld’, omver te kegelen. Kraat kende ze, en had er geen moeite mee. De toorn des punks was niet op hem gericht. Hij stond sympathiek tegenover de beweging, onderkende het als een belangrijke doorbraak, vergelijkbaar met pop-ar t. Hij zag de Sex Pistols onder aanvoering van een puisterige Johnny Rotten in januari 1977 optreden in de Lantaren, en begreep meteen dat er iets nieuws op til stond. Wat hem aansprak was de omhelzing van de buitenstaander, die punk propageerde. “Mensen konden ergens bij horen, lelijke mensen, dikke mensen, en dat werd dan ook nog versterkt. Fantastisch.”
onze vrije monumentale kunst konden we nergens terecht in subsidieland. De percentageregeling van het Rijk en de Gemeenten was altijd verbonden met een gebouw.”
Kunst & Vaarwerk ging ook tamelijk punky te werk. Er was een manifest, opgesteld door Frans Vogel. ‘Een grote muil tekst, goed arrogant’, vat Kraat het schrijven samen. En net als punk zette Kunst & Vaarwerk zich af tegen de gevestigde kunstorde, die alles wat naar geld of commercie rook met dedain van de hand wees en vond dat kunst puur moest blijven. Kraat c.s. deden het tegenovergestelde. Zij ‘speelden bedrijfje’. Het atelier noemden ze om hun politiek geëngageerde vakbroeders te zieken ‘de zaak’. “Wij liepen voorop in het benaderen van het bedrijfsleven. De meeste kunstenaars bleven bij elkaar klitten. Dat zie je ook op die openingen: geen kopers, alleen vrienden en kennissen.” Met name Kraat kon goed met de ‘colber tjes’ over weg. Hij had immers zijn opleiding sociale vaardigheden gehad in de verschillende buurten van Rotterdam-West en in de Miramar en Pardoel. Daar lulde hij met iedereen. “Mij ging het om de mensen. Iemand als Willem Scholten, ex-directeur van het Havenbedrijf, ken ik ook uit die tijd.” Delen va n de Rot terda m se kunstwereld vonden het niks, die draai van Kunst & Vaarwerk naar het bedrijfsleven. Daar ging het om autonomie en integriteit. Kraat lacht. “Wij waren commercieel geworden, niet fris meer. Fout na de oorlog, bij wijze van spreken. Maar dat wij naar het bedrijfsleven stapten had ook te maken met de RKS die in 1979 gestopt was met het programma Townpainting. Met
In 1992 was het na veertien jaar ‘gigantisch veel plezier’ en ongeveer een dozijn projecten gedaan met Kunst & Vaarwerk. Het speelse en de synergie waren weg. “Op gegeven moment bracht je dan ideeën binnen en moest je met die anderen gaan strijden om ze uitgevoerd te krijgen.” Het was een echt bedrijf geworden. Er was steeds minder sprake van gezamenlijke composities. Wat ooit ‘De Zaa k’ was, was nu echt De Zaak zonder die ironiserende aanhalingstekens. Gingen ze als vrienden uit elkaar? “Niet helemaal”, zegt Kraat. “Citroen zie ik nog wel regelmatig. Van Drunen wat minder. We zeggen elkaar gedag. Ach, zo gaat dat. We hebben een fantastische tijd gehad hoor.” Er kwam in 1990 nog een afscheidstentoonstelling in de galerie van Cokkie Snoei onder de no emer K&V P r ivé. Maar Kraat was ondertussen al begonnen aan zijn magnum opus, de Nieuwe Delftse Poort (zie pag 26).
De mannen van Kunst & Vaarwerk dachten groots: de stad Rotterdam en de Rotterdamse haven moesten nader tot elkaar komen. Niet alleen wereldhaven, maar ook wereldstad, met een duidelijke havenidentiteit. Ze wilden in en rond Rotterdam visuele ankerpunten neerzetten die de stad smoel gaven. Daartoe bedachten ze ludieke, moeilijk uitvoerbare plannen, zoals het Rijnhotel aan een boei leggen om de schaal van zo’n boei duidelijk te maken. Of het Shellgebouw omvormen tot een reusachtige benzinepomp. Andere projecten kwamen wel van de grond. Een reusachtige opslagtank in het Botlekgebied werd zodanig beschilderd dat hij op een hoedendoos leek. Er werden afgebrokkelde Dorische zuilen neergezet bij de snelweg. En bij de pier in de Nieuwe Waterweg bij Hoek van Holland kwamen ‘dobbelstenen’ van veertig ton.
*** Hij staart naar buiten, naar de Nieuwe Maas, het loodgrijze water, de voortjagende wolken, de krijsende meeuwen, de ferry naar de stad. “Als ik morgen doodga, kan ik niet zeggen dat ik de dingen niet heb gedaan die ik wilde doen. Ik ben het alleen maar verder aan het uitvoeren. Stoppen? Wat moet ik dan doen? Ik krijg die ideeën en die wil ik omzetten. Of het nou een tekening wordt of een zeefdruk of een schilderij of iets projectmatigs. That’s it.”
“Op een goede dag in 1965 liep Frans met zijn vrouw - volgens mij was hij nog getrouwd - over de Lijnbaan. Ik liep achter ze.
Het Ongelukkige Liefde Festival
“Zij liepen echt zo tuttig, heel stijf met de armen in elkaar gestrengeld, zoals je dat in de jaren vijftig wel zag. Op de Lijnbaan had je toen die vogelkooien en die perkjes met tulpen en andere planten. Zij liepen zo keuvelend dwars door die perken heen, helemaal in de lengte van de Lijnbaan. En al die mensen verontwaardigd. “En toen kwamen ze bij Ruteck’s, een restaurant daar bij de Beertjes. Daar zaten mensen bij het raam te eten. Gaan ze eerst een poosje met hun hoofden tegen het raam naar het eten staan kijken, waarna Frans een rochel op die ruit spuugde. Die gleed langzaam naar beneden, en toen likte hij het zo van onder naar boven weer helemaal op. Nou, vanaf dat moment raakte ik enorm geïnteresseerd. Daarna heb ik
Lijnbaan, omstreeks 1970
Die rochel gleed langzaam naar beneden...
hem beter leren kennen en hebben we regelmatig met hem samengewerkt, onder andere met de galerie Black Cat, Kunst & Vaarwerk en het boekje Bye Meneer Jamin. Vogel was des-
tijds een reclamejongen, die net als ik niet hield van overbodige franje en gefriemel.” (FdV)
Galerie Black Cat “Galerie Black Cat was van Hans en Anne Rothmeijer. Die kende ik uit Lantaren/’t Venster en Pardoel. Ze waren wat ouder dan wij. Hans was architect, heel erg geïnteresseerd in Rotterdam. Hij kende de stad nog van voor de oorlog. Jules Deelder, Willem Nagelkerke en Hans Rothmeijer bij Galerie Black Cat
Galerie Black Cat, Mauritsweg 56, 1961
“Hans verzamelde grafiek en wilde op een gegeven moment zijn eigen grafiekgalerietje beginnen. Hij haalde mij erbij. Ik zei: ‘Grafiek gaan we niet doen. We gaan gewoon een galerie opzetten waar alles kan en alle creatieve uitingen aan bod kunnen komen, of het nou poëzie is, architectuur of beeldende kunst.’ Het was op de Mauritsweg, nummer 56, een kleine ruimte met een gang. Hans (Citroen) en Willem (van Drunen) deden ook mee, en Hennie Maliangkay en Bob van Persie en nog wat mensen. Wij verzorgden het beleid en hielpen bij het inrichten van tentoonstellingen en andere werk zaamheden. Het was een enorm succes. Op een gegeven moment hadden we een lijst met potentiële tentoonstellingen waar je twee jaar mee kon vullen.
In 1977 werden Kraat, Citroen en Van Drunen samen met andere kunstenaars gevraagd om mee te werken het Ongelukkige Liefdefestival te organiseren in theater de Lantaren. Navrant genoeg liepen in die periode van alle drie de relaties ten einde. Ze kleedden de Lantaren aan en zorgden dat het festival zich een week la ng uitstrekte over de stad. Gebroken harten sierden een tram en Rotterdammers zagen affiches hangen met kreten als ‘De enige duurzame liefde is de ongelukkige liefde’. De verhalen zijn bewaard in het Ongelukkige Liefde boek, een publicatie met als ondertitel ‘Gegarandeerd Ongelukkig’.
“Iedereen kwam er, vanuit Boijmans, vanuit de RKS, vanuit ’t Venster. Alles liep in elkaar over. Er exposeerden voornamelijk Rotterdamse beeldende kunstenaars. Maar ook Rem Koolhaas en Jules Deelder deden er dingen. Het was een vrije ruimte. Niet dat benauwde. We organiseerden bijvoorbeeld op oudejaarsnacht een theaterstuk dat meteen een soort veiling was, compleet met een acteur als veilingmeester. De kunstwerken werden dan ook echt gekocht. En we hadden een tentoonstelling rond Frans Vogel, met al het vuil uit zijn kamers. Dan kwam je binnen en moest je langs een rekje met nat wasgoed dat dan tegen je hoofd zwabberde. Elke dag maakten we dat opnieuw nat. “In 1987 ging Black Cat dicht. Het had zes jaar bestaan. De Rothmeijers woonden boven de galerie. Zij hadden het hele pand. Het was hun privé-domein, maar iedereen kwa m daar langs. Op gegeven moment werd dat te veel en hadden ze er genoeg van. Het was ook een hoop werk. Wij organiseerden, maar de administratie en al die troep, dat moesten zij doen. En er werd ook gigantisch veel gedronken.” (FdV) Uitingen van Ongelukkige Liefde: sjabloon voor trams, krantenknipsel, boek, beschilderde tram
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
Stadsinitiatief in 1975 “De Rotterdamse binnenstad moet gezelliger en speelser, wég met de vaak steriele rechtlijnigheid van beton en glas.” Dat was de vurige wens van de vers aangetreden wethouder van Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Vervoer en Openbare Werken, Ha ns Mentink. De grote man van de kleine schaal riep met advertenties in kranten de Rotterdamse bevolking op om met ideeën te komen die het leefklimaat konden verbeteren. De Laurensplaats gold al jaren als een van de meest treurige voorbeelden van het sfeerloze centrum. ‘Wie heeft hét idee voor dit plein?’, kopte het Vrije Volk namens Mentink. Een aantal creatieve stads bewoners voelde zich zo aangesproken door deze oproep om mee te denken, dat ze zich verenigden in de Initiatiefgroep Laurensplaats, ook I.G. en Igee genoemd. De groep bestond uit de architect Hans Rothmeijer en de beeldend kunstenaars
10
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
De Igee
Henk de Boer, Wim de Boek, Hans Verschoor, Hennie Maliangkay en Cor Kraat. Ze beperkten zich in hun aanpak niet tot de Laurensplaats, maar integ reerden het hele gebied rond de kerk in hun plannen. Plannen die ervoor moesten zorgen dat wat eens een belangrijk kerngebied in de stad was, zijn oude spilfunctie weer zou terugkrijgen. Hoe? Vooral door gezéllig te zijn.
Als men hier geen lol aan beleeft, dan weten wij het ook niet meer Iedereen mocht wensen aandragen, de Initiatiefgroep zou ze waar nodig in schetsontwerpen omzetten. Het was bijna vanzelfsprekend dat veel inzendingen een nostalgisch karakter hadden; van een standbeeld voor het duivenvrouwtje tot een herplaatsing van het Calandmonument dat toch niet zo’n geschikte plek had aan de Veerkade. Meer groen, terrasjes
en markt op het plein werden ook veel genoemd. De Initiatiefgroep nam alle inzendingen serieus en smeedde ze aaneen tot een plan-ontwerp dat aan de gemeente aangeboden kon worden – namens de stadsbewoners. Om te laten zien waartoe de plannen konden leiden, organiseerde de Initiatiefgroep op 11 oktober een feestdag, onder het motto ‘Het Grote Kerkplein herleef t ’. Na een boot tocht over de Rotte en het drukbezochte feestprogramma met kramen, muziek, poppenkast, draaiorgels, demonstraties van brandweerkikvorsmannen en een schaaksimultaan werd verzucht: “Als men hier geen lol aan beleeft, weten wij het ook niet meer.” De door velen bepleite marktfunctie kreeg gestalte in de vorm van een antiekmarkt, die slechts een half jaar standhield. Een ander concreet resultaat van het burgerinitiatief was de houten brug over de Delftsevaart, die het plein via de Leeuwenstraat in verbinding met het centrum bracht. Inmiddels is die vervangen door een nieuwe brug. (HM)
Poster ‘Grote Kerkplein Herleeft’, 1975
Muurschildering Ericaplein, 1976
Papegaai Ericaplein Townpainting in New York, foto’s door Cor Kraat, 1974
Cor Kraat over Amerika “In 1974 ging ik voor het eerst naar Amerika. Ik was met muurschilderingen bezig en maakte een studiereis naar de steden waar dat gebeurde: New York, Chicago, San Francisco en Los Angeles. Het sprak me aan. Ook omdat ik in zo’n zelfde type stad woonde. Als je in Rotterdam bent opgegroeid dan weet je wel wat ruimte is.
“Ik begon in New York. Je had daar allerlei groepen die met muurschilderingen bezig waren, zoals de City Art Workshop. Dat wa ren de betere kunstenaars, de beroepskunstenaars. Die haalden geld bij elkaar door de eigenaar van het pand te vertellen dat de beschildering ter bescherming was tegen het vocht. Hard edge was in: abstract, vlakken met lijnen. “En dan had je andere groeperingen die zich bezighielden met de problematiek van de
wijk, de drugs, enzo. Die haalden geld op bij de buurtbewoners en winkeliers. Die hadden meer een communistische benadering. In Chicago wilde de leider van zo’n groep bijna niet met me praten, want ik zou tot de foute club behoren. “Ja, er was daar toen al volop graffiti. Ik heb foto’s gemaakt van goed werk. Maar er was ook heel veel dat alleen was gebaseerd op het gevaar van de plek. Beeldend stelde dat weinig voor. Toen ik 1986 weer in
New York was zag ik graffiti van Keith Haring, dat was wel goed. (Jean-Michel) Basquiat ook. Maar dat waren gevormde kunstenaars. Je herkent gelijk wat goed is. Het grootste gedeelte wat ik in Rotterdam op straat zie vind ik niks, rotzooi, vervuiling van de omgeving. “Eigenlijk wilde ik in New York gaan wonen, een jaartje ofzo. Maar eenmaal terug in Rotterdam was ik meteen weer continu bezig. Toen dacht ik: daar in New York is iedereen ook
maar gewoon met zijn eigen omgeving bezig. Je moet werken waar je woont. Toen werd de stad alles voor mij en ben ik me ook meer in de geschiedenis gaan verdiepen.” (FdV)
“Bij de start van het project moest ik tijdens een vergadering va n de buur tg roep een presentatie geven van mijn werk, met aansluitend een inspraaksessie over wat er eventueel in de muurschildering verwerkt moest worden. “Het leek wel of er een Europacup wedstrijd voetballen op tv was; er waren maar zeven mensen aanwezig, van wie de meesten vrouwen. De een zei dat ze graag een koe [in de muurschildering] wilde en een ander wilde weer iets anders. Dat vond ik niet serieus genoeg. Toen heb ik gewoon zelf de boel ingevuld. Dat plan werd tentoongesteld in de Kijkkist, die op het Ericaplein stond. De Huurdersvereniging Bloemhof en het Kunstenaarskollectief gingen toen actie voeren tegen het ontwerp.
“De buurt vond het plan uiteindelijk wel prima. Maar die actiegroepen... Je had toen clubs als KENml (Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland marxistisch-leninistisch), waar kunstenaars mee verbonden waren. “Dan kreeg je brieven van de Huurdersvereniging Bloemhof met zinnen als: ‘Onze huizen verkrotten steeds verder. (...) Wat doet de gemeente in plaats van dat ze zelf de huizen onderhoudt en de andere huisbazen dwingt dat ook te doen? Onze woonellende wordt verborgen achter muurschilderingen (...) ontworpen door een of andere kunstenaar (...) Muurschilderingen die niets te maken hebben met onze problemen, zoals onze strijd tegen GHB en andere huisbazen (...) Evenmin staat er iets in de schildering over het Philips pensioenfonds dat aan makelaar Verboon geld gaf voor het exploiteren van de mensenpakhuizen (...) Mensen, deze muurschilderingen mogen niet doorgaan! Als er zo nodig iets op de muur moet, dan moet dat te maken hebben met de werkelijke problemen waar
wij in onze wijk mee te maken hebben: woningnood, slecht onderhoud van de huizen, gebrek aan speelgelegenheid voor onze kinderen. (...) Zeg nee tegen dit ontwerp!’
Zeg nee tegen dit ontwerp!
“Voor mijn ontwerp ging ik uit van de belevingswereld van de gebruikers van het plein: schoolkinderen van vier tot achttien jaar. Een ander uitgangspunt was dat je vanuit de vier straten die naar het plein leiden altijd een gedeelte van de muurschildering moest zien. Dat moest een impuls zijn om het geheel te gaan bekijken. Het was ook bedoeld om kleur te brengen in het blikveld vanuit de boomloze grauwe straten. “Ik maakte een ding dat iedereen wel of niet leuk vond - en dan liefst zo veel mogelijk wel. De actievoerders vonden het een vlag op een strontschuit. Ik vond dat niet. Politieke kunst is niet mijn ding. Die is niet blijvend, de betekenis verdwijnt. In de buitenruimte gaat het om de belevingswaarde, hoe je daar langs komt en hoe je het dan ervaart.” (FdV)
11
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
12
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
13
Hoed Vroesenpark De hoed van Lou Bandy, door Kunst & Vaarwerk, ligt sinds 1985 in de vijver van het Vroesenpark. Het is een uitvergroting van de klassieke strooien hoed type Oxford 1896. Hij ligt in het water alsof hij is afgewaaid van het hoofd van iemand die liep te flaneren in het park. De hoed is verankerd aan de bodem, drijft een beetje rond, en is door de jaren heen een beetje schuin gaan liggen. Elk najaar wordt het werk door Gemeentewerken uit het water gehaald en in het voorjaar, wanneer de vorst voorbij is, teruggeplaatst. Elk najaar weer kan het Centrum Beeldende Kunst telefoontjes verwachten van verontruste burgers die zich afvragen wie het werk gestolen heeft.
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
14
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
Kunst & Vaarwerk (1978-1992): Cor Kraat, Hans Citroen, Willem van Drunen
Strategische plekken voor kunst in de haven en de stad Door Hans Citroen
“Volgens de statistiek heb je het met je ene been in de open haard en het andere in de freezer uitstekend naar je zin”, schreef Hans Wap ooit in de Eksitkrant. Cijfers zijn bedrieglijk. Op grond van de hoeveelheid overslagen goederen was Rotterdam in 1978 de grootste haven van de wereld. Klinkt goed! Maar was dat grote, dat mondiale ook te zien in de stad? Was de haven een factor bij de wederopbouw? Niet dus. Dat moet anders, vonden wij. Veertien jaar later, in 1992, stopten we met Kunst & Vaarwerk. Het nieuwe leven begon. Met mijn Poolse Barbara reed ik drie, vier keer per jaar naar Oświęcim, beter bekend als Auschwitz. “Jezus, wonen daar mensen!”, riep ik toen ze me bij onze ontmoeting vertelde waar ze vandaan kwam. Ik had me nooit gerealiseerd dat Auschwitz ook een stad kon zijn. Rotterdam en Oświęcim: dat waren geen steden, dat waren havens en kampen. Trekvogels waren Barbara en ik. Tussen tochtgaten zonder samenhang. Meer dan veertig keer reden we heen en weer. Terug van een zomer Polen waren er in Rotterdam weer een paar gebouwen bijgekomen. “Rotterdam is niet te filmen, de beelden wisselen te snel”, schreef Jules Deelder. Auschwitz in de oorlogstijd had een zelfde dynamiek. Er werd daar met de spierkracht van kampgevangenen een nieuwe stad gebouwd. Het huidige Oświęcim had ein Bollwerk des Deutschtums moeten worden.
Na 1945 werd de gedeeltelijk voltooide stad afgebouwd met Pools communistische woonkazernes. Weids van opzet. Veel onbebouwd gebied tussen de wijken. De verdichting zou in de loop van de tijd plaatsvinden, parallel aan de groei van de industrie. Maar de welvaart stokte begin jaren zeventig. Het proces stolde. De incoherentie van Oświęcim werd structureel. Merkwaardige overeenkomst tussen die steden. Beide getekend door de oorlog. We raakten er niet over uitgepraat. Barbara had stedenbouwkunde gestudeerd. Ze keek met die ogen.
De bouw van een stad. Wie maakt dat mee? “Oświęcim en Rotterdam zijn niet organisch gegroeid, maar zijn ontworpen. Eruptief, snel. Moeilijk tussentijds bij te stellen. Die twee steden waren elk verbonden aan een eveneens te bouwen industriegebied. Er was dus geld. De plannen zijn deels vanuit die industrieachtergrond bedacht, op een nieuw grid, met de doorstroming van verkeer als bepalende factor”, doceerde Barbara. “Rotterdam was een stad met gaten toen ik er in 1980 ging wonen. Het bombardement van 1940 was de oorzaak. Geen herbouw werd besloten, zoals in Warschau, maar nieuw. Een uitdaging. Een project van meerdere decennia. Rotterdam zag er halverwege de realisatie onappetijtelijk uit. De Rotterdammers verlegden hun blik naar de toekomst. Het ontbreken van stedelijke samenhang
werd een culturele kwestie. Jules Deelder schreef over de stad en die Vaandrager en Frans Vogel. Bob Visser van Neon filmde de stad voor de televisie. En jij met je vrienden Cor Kraat en Willem haakten erop in met al die stadsobjecten van Kunst & Vaarwerk. Rem Koolhaas maakte na de bouw van de Nieuwe Willemsbrug een plan voor de achtergebleven Oude Willemsbrug, zette hem overeind met een restaurant in de top. ‘Gaan eten’ werd dineren in vogelvluchtpositie. Niet uitgevoerd. Jammer. Wat allure hadden we toen wel kunnen gebruiken. “Ook de inwoners hadden voeling met de stad. Onderling scholden ze er op, maar als buitenstaander moest je heel voorzichtig zijn om er iets over te zeggen. Wijkgroeperingen ontstonden. Inspraak werd afgedwongen. Op openbare vergaderingen raakten wethouders, ambtenaren, architecten, inwoners en een kunstzinnige onderlaag, gewild of ongewild, met elkaar in discussie. Er ontstond een schijn van medezeggenschap. De diverse partijen stonden vaak tegen elkaar te schreeuwen. Plannen werden bevochten, tegengehouden, omgebogen. Emoties, betrokkenheid, elkaar betichten van vuil spel. Geen Meppel, maar Manhattan aan de Maas! Dat was toch jullie Kunst & Vaarwerk-strijdkreet tegen de kleinschalige architectuur die begin jaren tachtig de kop opstak? Rotterdam was toen behoudend, in zichzelf gekeerd, maar stond eind jaren tachtig weer open voor impulsen van buitenaf. Hoger dan drie etages mocht weer. De Kop van Zuid werd aan het centrum toegevoegd. Er werd weer groot gedacht. De maat van de haven ging een rol spelen. Architecten
Vliegtuigbanier, onderdeel van de promotiecampagnes voor de Wereldhavendagen die Kunst & Vaarwerk bedacht Kunst & Vaarwerk in de St. Jobshaven in 1986, v.l.n.r: Willem van Drunen, Cor Kraat, Hans Citroen
15
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
16
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
“Wij zeggen, je moet die tanks toch geregeld verven. Waarom dan niet een keer wat méér gedaan, ook bij wijze van promotie.”
Hoedendoos, beschilderde tank Laurenshaven, 1983
Maquette walvisfontein, niet uitgevoerd
Fotomontage Shellgebouw Hofplein als pomp, niet uitgevoerd
Polaroid, beschilderd object aan pilaar, trambaan Gordelweg/Schieweg, 1981
als Aldo Rossi werden uitgenodigd om mee te denken en om te vertellen wat zij van het nieuwe Rotterdam vonden.” “De bouw van een stad. Wie maakt dat mee? De meeste mensen in Nederland hebben hooguit een kantoorwijk zien verrijzen of een Vinex-dorpje. Maar een stad. Dat was een geschenk. Al dat zogenaamde gezeur over die bouwputten. Iedereen in Rotterdam keek zijn ogen uit. Fantastisch was het. Er waren verschillende targets. De kaalslag van het bombardement, wat te doen met oude havengebieden en ook de stadsvernieuwing. Vergeet die niet. Die was in volle gang toen ik in 1980 - kersvers uit Polen - in Rotterdam kwam wonen. Dat werd het tweede bombardement genoemd. Dat vond ik zo wonderlijk. Ironische opmerkingen over het bombardement. Daar hoef je in Warschau niet mee aan te komen. “De nieuwe stad was een serieuze zaak. Er was kritiek. Het oude havengebied bij het centrum werd kleinsteeds ingevuld. Dat was een gemiste kans. In het centrum van Rotterdam zou je op zondag een kanon kunnen afschieten zonder iemand te verwonden. En inderdaad, erg uitnodigend was het er niet. Er mankeerde veel aan het nieuwe Rotterdam, maar we waren ook trots. Die waanzinnige dynamiek gaf ons het vertrouwen dat uiteindelijk alles goed zou worden. ‘Ich bin ein Rotterdammer’ riep ik met de Berlijnse toespraak van John F. Kennedy in gedachte, tot iemand me erop wees dat de Duitse taal in combinatie met het centrum van Rotterdam nogal gevoelig lag. Met al die verhalen over Rotterdam kwam ik thuis bij mijn moeder en mijn broer. Die keken ervan op. Die vonden dat ik chauvinistisch Rotterdams was geworden. Ze dachten dat ik Oświęcim te min vond. Dat was ook zo. Niet zo zeer bouwkundig maar in cultureel opzicht. In Oświęcim sprak niemand over de stad. Niemand was er constructief mee bezig. Er was geen openbare discussie. Geen betrokkenheid.” In 1973 na de Ateliers ‘63 in Haarlem vestigde ik me als beroepskunstenaar in Rotterdam. Een jaartje later ontmoette ik Cor. Blond, Levi’s 501 XX-long met cowboylaarzen en een bloedmooi leren jack. Knap. Ongeschoren. Los, loom in zijn loop, de broer van Rowdy Yates. Relaxed, maar heel alert. We zaten op het terras bij Melief Bender. We dronken een biertje. Meer dan één. Hennie Maliangkay zat naast hem. Hij keek gemelijk. “Waarom geef jij een rondje?”, zei hij. “Om in korte tijd populair te worden”, zei ik. Cor lachte gul, keek vol verwachting naar Hennie. Ik werd getest. Ik had een verdacht Haags accent. Maar ik was niet Haags. Ik was van meet af aan een Rotterdammer met een Haags accent. Direct. Met een grote muil. Net als Cor en Hennie. Ik voelde me thuis in tochtgat Rotterdam. Met Bob van Persie, ook een Haagse Rotterdammer, die ik
al vanaf z’n veertiende ken en de vader van Robin, beheerde ik het kleinste museum van Nederland: De Keikdoos, een vitrine in de voetgangerstunnel van het Centraal Station van Rotterdam. (Google: de keikdoos). Drie weken na de oprichting huldigden we de miljoenste bezoeker. Om de week een andere inrichting. Sinaasappels bij Koninginnedag, een eitje bij Pasen. Lange ei werd korte ei. Dansende kippen in braadpannetjes rond de Kerst, een Goudse kaas met honderd muizen op dierendag, stempels van Peter van Beveren, de schoorsteenmantel van Woody van Amen, de basgitaar van Cor Vaandrager, bamboe-danseressen van Jaap Zwier, de Egofoon van Jules Deelder. De Keikdoos was in korte tijd een fenomeen geworden. Een sculptuur met wisselende inhoud. Cor en Hennie zagen De Keikdoos wel zitten. Ik werd goedgekeurd, had er twee duurzame vrienden bijgekregen. Waar ik Willem van Drunen ontmoette weet ik niet precies. Wel dat het onmiddellijk klikte tussen ons. Humor. Gevoel voor design. Wist van reclametechniek. Hij had een hele mooie vriendin. Verena. Fotografe, kunstenares. Goed. Duits. Mooie stem. Alt. Aantrekkelijk accent. Een aantrekkelijk koppel. Willem was goed gekleed, modern fifties, en opmerkelijk handig. Wat zijn oog zag vloeide naar zijn handen. Hij werkte met Henk Tas en Paul Beckman aan inrichtingen voor het theater de Lantaren en het Lijnbaancentrum.
Uit het lood hangende bouwketen, bundels betonijzer, hopen zand, zwerfafval met wolken krijsende meeuwen, omgetrokken barricades met rood-witte planken, een stoppelig geitenweitje bij een verweesd treinstation In 1967 beleefde ik Rotterdam voor het eerst. Beeldhouwer Cor Bekker nam een groepje Haagse kunstenaars op sleeptouw na een opening in Galerie Fenna de Vries. Van café naar café gingen we over los getegelde stoepen, vlonders, stalen rijplaten, zandvlaktes met steigerspieën en betonklompen. Langs uit het lood hangende bouwketen, bundels betonijzer, hopen zand, zwerfafval met wolken krijsende meeuwen, omgetrokken barricades met rood-witte planken, een stoppelig geitenweitje bij een verweesd treinstation. We verdwaalden in wijken
17
met doodlopende straten en dichtgetimmerde ramen. Roestige noodriolen veranderden op kruispunten in lekkende poorten. Tijdelijke bruggen overspanden ravijnen, het toekomstige tracé van de metro, voorheen de Coolsingel en het Weena. Her en der verrees in opwaaiend bouwstof een cluster moderne gebouwen. Havens in schaars licht doemden op aan de andere kant van de Maas met kades van glinsterende kinderhoofdjes. We aten in restaurant Wing Wah met Sjaan, op de Kaap, nog met hoeren, en …oh… dat Zuid met die Oranjeboomstraat in dat gele kleurverterende neonlicht. “Gaat ik de tunnel onderdoor, komt ik bij de rontonde van Sjaarloos, krijgt ik weer jeugdherinneringen van vroeger”, dichtte ik tien jaar later uit de losse pols in het oor van Jan Oudenaarden die zich aan de hand van dit voorbeeld in zijn boekje Wat zeggie? Azzie val dan leggie! verwonderd afvroeg of het Rotterdams niet meer was dan een optelsom van taalfouten. “Pleur op met je gezelligheid”, riep Jules Deelder in het tv-programma Neon van de VPRO. “Amsterdammers. Ja! Gezellig. Mensen met een hart, maar dat zouden ze op hun rug moeten hangen, zodat de honden er bij kunnen”, sneerde hij. Jules was mijn held. Onze held. “Dat gesjok van die Koeman, daar krijg ik een punthoofd van, die moet op de Coolsingel door veertien matrozen in zijn reet worden genaaid”, zei Jules als studiogast in de rust van een voetbalwedstrijd van het Nederlands elftal tegen Maartje van Weegen. Ik zie nog die verschrikte konijnenkop van haar. Heerlijk! Jules was de woordvoerder van Rotterdam. 1977. We, Cor en Willem en ik, Henk Tas, Hennie Maliangkay en Bob van Persie, deden voor het theater de Lantaren het Ongelukkige Liefde Festival. Gegarandeerd ongelukkig! Keihard werken. Nachten door. Op junkfood, speed, drank en coke. Vreselijk hebben we gelachen. Relaties liepen deuken op. Maar we maakten meters. Inrichten, publiciteit, plakten streamers in de stad. ‘Ben je gelukkig? Gelukkig niet!’ of ‘Even een pakje sigaretten halen’. Het festival was een groot succes. Landelijke aandacht. Paginagroot verschenen we met theaterdirecteur Rommert Boonstra in de kranten. Niet te verwerken bezoekersaantallen stonden in de rij voor de Lantaren. Programma’s met onder andere Hauser Orkater, Paddy Fletcher, Herman Brood. Kon het ongelukkiger? Cor had toen al aanzien, stond vaak in de krant, had in de jaren voor Ongelukkige Liefde trams, elektriciteitshuisjes en lantarenpalen in kleur gezet. En een lantarenpaal verbogen, in een soort spiraal. Een zich oprichtende straatbloem. “Tegenover het terras van Capri in de Karel Doormanstraat, dan kunnen de mensen er op hun gemak naar kijken” legde Cor me uit. Geweldig vond ik dat, goed kunstwerk die paal,
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
plotselinge gekte in een rij van vormelijkheid. En iemand die bedenkt dat er ook naar moet worden gekeken, overwegingen maakt en zoekt naar de meest geschikte omgeving. Additionele kanten van het kunstenaarschap waarover ik nog nooit had nagedacht. Cor was aards en praktisch. Hij kon goed organiseren. Willem was handig, kon goed schetsen, en ik was een beetje van alles, kon een beetje schrijven, analyseren en modellen maken. Spirit, ideeën en verbeeldingskracht hadden we alle drie. We zagen er goed uit. Een driekoppig triumviraat. We hadden heel goed samengewerkt tijdens Ongelukkige Liefde. Cor had een plan en organiseerde een meeting met Willem en mij op zijn atelier. Hij wilde vooraf niks loslaten. Keek geheimzinnig. “Kijk die stad”, zei Cor op het atelier, gedempt alsof hij staatsgeheimen lekte. “Die heeft niks meer met de haven te maken. De grootste haven van de wereld ligt binnen de gemeentegrenzen! Nergens te zien. De identiteit is zoek. Die gaan wij weer aan de stad teruggeven. Rotterdam Havenstad.” “Tuurlijk”, zeiden we. “Touw, teer, matrozen op de Coolsingel. Gaat de moderne zeeman nog naar de hoeren? Die haven gaan wij laten zien! Niet letterlijk natuurlijk, maar in de geest. Een fragmentatiebom van beeld zouden we boven onze stad loslaten. Haven in de stad en stad in de haven.” De haven: groots, geweldig, werelds. Het klinkt als het intrappen van een open deur, maar toen in 1979 was de haven vies, was de haven een afstervend aanhangsel van de stad, werd er kwaadaardig over het havengebied gesproken. Vooral door politieke partijen die over elkaar buitelden om zich het milieu-gedachtegoed van voormalig provo Roel van Duijn eigen te maken. Troep was het, die haven. Kanker kreeg je ervan. Algemene afkeuring. Ook door het gros van onze collega’s. Die zagen er niks in. Die zeiden dat we in de reet van de havenbaronnen gingen zitten toen we ze van onze plannen vertelden. Van de BBK-A, de bond voor beeldende kunstenaars-arbeiders kwam rond die tijd de oekaze om de productie van kunst te staken. Dat zou ze leren, dat kapitalistische tuig. Kunst en Bedrijfsleven waren onverenigbaar. Binnen onze beroepsgroep kregen we de handen niet op elkaar. Onze schetsen verschenen in Het Rotterdams Nieuwsblad. “Kunst en Vaarwerk wil de stad versieren”, stond erboven. Wat een kutkop vonden we dat. De stad als kerstboom. Wat kon die krant ook dom zijn. In de Volkskrant verschenen we paginagroot met de kop: “Kunst maken met lachende verfkwast en opgestroopte mouwen”. Dat voelde goed. Journalist Willem Ellenbroek begreep het. Het ging om een stad die niet gelijk opging met de grootsheid van de haven. Deskundigen werden onrustig van ons verhaal. Een medewer-
ker van het Maritiem Museum legde in dagblad Het Vrije Volk uit dat Rotterdam geen havenstad was waardoor ons plan al bij voorbaat vruchteloos zou zijn. Het Maritiem Museum had zich verankerd in het teiltje van Professor Plons. De aanleg van de Maasvlakte in de jaren zeventig en nu anno 2012 de Tweede Maasvlakte, is daar niet omarmd. We zagen elkaar elke dag. Op pad. Op avontuur. De Botlek in. De Maasvlakte lonkte. De wereld in. Zo voelden we dat. De wereld lag in Rotterdam binnen de gemeentegrenzen. We schoven aan in de wijnrode Peugeot van Cor, automaat, open dak, met bruin lederen stoelen. Vreselijk moesten we om elkaar lachen. Verslaafd waren we aan elkaar. Verhalenvertellers waren we. Levenslustig, geen denkers à la Rodin, maar rock around the clock. Voetjes van de vloer. We zagen de schaal, de gigantonomie, dat internationale, we fotografeerden, constateerden dat de in- en uitvalsroutes de cruciale punten waren. Kunst op strategische plekken in de stadsplattegrond. Daar komen de inwoners en bezoekers erin en gaan ze er ook weer uit. Zo gingen we het doen. Dickie Rijneke filmde ons voor de VPRO-serie ‘Groeten uit Rotterdam’. Het eerste deel ging over de openluchttentoonstelling met de titel ‘Kunst, Koek en Koffie’ in Kralingen die werd leeggeroofd, waarna Cor en ik, op zoek naar een schilderij van Piet Gootjes, in een bingoavond met ouwe wijven verzeilden. Een hilarisch hoogtepunt. En de week daarop de uitzending met ook Willem erbij van het schilderen van De Dobbelstenen in barre winterse omstandigheden aan de Zuiderpier van Hoek van Holland. Jazeker! Ook een invalsroute. We kregen landelijke bekendheid. Aanpakken in Rotterdam. Humor. Afzien. Geen slapgelulkunst. De invalsroutes! De nieuwe stadspoorten! Geen getrut met bronzen beeldjes op rustieke pleintjes, geen flauwgom, geen namaak Serra’s of ander pseudoconstructivisme en soortgelijke verdwaalde ornamentiek, maar Kunst & Vaarwerk voor uw dagelijkse kunst langs de rijksweg, langs het water, op bus- en treinstations, op plekken waar je de stad inkomt en eruit gaat, die je vanuit de auto kan beleven. Kunst als deel van de stad en het havengebied. Mee in het ritme van de heimachines. Recht voor z’n raap. We maakten schetsen, noteerden onze gedachten. Willem vertaalde de concepten in tekeningen. Ze moesten klein of groot in de krant kunnen, dat was het stijlcriterium. Kranten zaten te springen om beeld en verhaal. We waren in de cafés waar ook de journalisten kwamen. Die dronken ook een biertje. De Jong & Van Es, een fotobureau met visie, stond paraat! In de kranten konden we terecht. De krant werd ons medium. Cor zag de reikwijdte, sleepte ons mee naar de notaris om onze samenwerking te bekrach-
“Méér dan als het grote dorp van Spido, Euromast en Diergaarde Blijdorp zien wij Rotterdam als de metropole, die op saillante lokaties met groot-visuele aanknopingspunten inspeelt op het havengebeuren. Sterk tot de verbeelding sprekende creaties, die in de gedachten van niet alleen de bewoners, maar zeker ook van de bezoekers onverbrekelijk met Rotterdam als wereldhavenstad geassocieerd worden.”
18
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
“We moeten ons zo min mogelijk spiegelen aan wat elders gebeurt. De Rotterdamse City en haar cultuur zijn altijd minderwaardig behandeld. Daardoor heb je hier een eigen cultuur gekregen. Er is een soort getto humor ontstaan, waarvan Cor Vaandrager, Jules Deelder, Frans Vogel, Dick Kornet, Dickie Rijneke en Bob den Uyl heel duidelijke vertegenwoordigers zijn.” (In Het Vrije Volk, 20 december 1980)
tigen. Met richtlijnen wanneer een van ons er tussentijds zou uitstappen, zodat er consistentie zou ontstaan. Cor was levenswijs, kende de menselijke geest. Notaris Millenaar creëerde een stichting Kunst & Vaarwerk en een maatschap Kunst & Vaarwerk. De stichting gaf de maatschap opdracht tot uitvoer. Een constructie die door de Belastingdienst werd goedgekeurd. We hadden een wettelijke basis. Onze vriend Hans Rothmeijer gaf organisatorische steun. Het één vloeide naadloos over in het ander. Wij hielpen hem met Black Cat, een fenomeen, de eerste huiskamergalerie van Nederland, drukbezocht, met tentoonstellingen van Rem Koolhaas, Hans Sleutelaar, Gerrit Lakmaaker, Hedy Gubbels, Cora van Vliet, Jules Deelder en noem maar op.
(Uit ‘mission statement’ van Kunst & Vaarwerk, 1979, geschreven door Frans Vogel)
Kunst & Vaarwerk, Schepen-verkeersbord onder brug, Parksluizen, 1981
Kunst & Vaarwerk, Auto-parkeergarage, Weena, 1987
Kunst & Vaarwerk, Mens op maan, beschilderd object in Spijkenisse, 1983
Kunst & Vaarwerk, Castor Oil, Maashaven, 1986
19
Kunst & Vaarwerk, Dia’s hal Centraal Station, 1982
September 1979. Jan Riezenkamp, wethouder Haven en Kunst, ijsbeerde om zijn bureau. Hij had verschrikkelijk de pest in. “Als er een tanker met LPG ontploft, gaat half Hoek van Holland eraan”, had men in de gemeenteraad geroepen. “Nergens op gebaseerd. Zomaar een kreet. De LPG gaat naar Antwerpen, we verliezen overslag”, had hij vergeefs gezegd. “Varen ze langs Vlissingen. Niet tegen te houden. Gaat volgens jullie uit de lucht gegrepen veronderstelling half Vlissingen eraan. Niet de lusten maar wel de lasten.” In die constellatie van politieke onwil stapten wij met grootsteedse kunstplannen en suggesties voor de haven zijn kamer binnen. “Fantastisch, gaan we doen”, zei Ries. Hij keek weer zonnig. Hij wilde ook Utopia, een leefgemeenschap in de Watertoren, met Oldewarris en Werleman, erbij. We vormden een werkgroep. De HASTA. HAvenSTAd. Hasta la vista! We zien elkaar. Het Havenbedrijf stelde op instigatie van Riezenkamp een miljoen beschikbaar. De versteende afdeling Externe Betrekkingen van het Havenbedrijf stond op zijn grondvesten te schudden. Een overval van ongeschoren infiltranten. Maar havendirecteur Henk Molenaar ontving ons met open armen. Hij stond open voor kunstzinnige impulsen. En hij zag zijn verstofte staf op Externe Betrekkingen graag wat opgeschud. De kunstinstanties waren stinkend jaloers. Die wilden dat Riezenkamp-miljoen. “Wij gaan toch ook geen havens graven”, riepen hun politieke voorposten in de gemeenteraad,
maar het tij was niet meer te keren. We noemden het geen kunst meer maar ‘havenpromotie-objecten’. In een pseudo-academisch discours over kunst met als inzet de zeggenschap hadden we geen zin. Cor gaf mij ‘De Binnenstadsbeleving en Rotterdam’ van Wentholt. Een boek dat door Vroom en Dreesman cadeau werd gedaan aan de inwoners van de stad. Geen pluimstrijkerij, zelfverheerlijking, of propaganda voor eigen parochie, maar een studieopdracht. Geen commercieel, maar een cultureel doel. De nieuw gebouwde stad werd tegen het licht gehouden. Het had op veel plekken beter gekund. Stadsontwikkeling Rotterdam kon slecht met kritiek omgaan, had de neiging om zonder om te kijken voort te denderen. Het boek werd smalend opzijgeschoven. Wentholt gaf kijkles. Een voorbeeld. De Hoogstraat was (is) met de achterkant naar de Laurenskerk gebouwd, waardoor de Laurensplaats een plein zonder pleinwand werd. Niet levensvatbaar dus. De andere kant van de Hoogstraat stond met de achterkant naar het water, eens onderdeel van de Rotte, waarnaar Rotterdam is vernoemd. Een aantrekkelijk element werd weggemoffeld. Water en pleinen, dat wil maar niet lukken in Rotterdam.
De instanties waren stinkend jaloers Vooral de taal in het boek beviel. Geen gezwollen architectenjargon, maar de stad beschreven vanuit het perspectief van gewone boerenlullen, zoals wij zelf. We voelden ons gesterkt. Straatkunstenaars waren we. Kunst niet als een toegevoegd element, geïsoleerd op een sokkel maar als dynamisch onderdeel van de stad, een voortvloeisel van de omgeving, onze omgeving. We hadden de toon te pakken. We waren enthousiast, kregen respons, genereerden budget. We maakten de Polaroid aan de Schieweg, de Dobbelstenen op de Noorderpier van Hoek van Holland, de Dia’s in het Centraal Station van Rotterdam, de Hoed in de vijver van het Vroesenpark, de BMW uit de parkeergarage op het Weena, de Vrije Volkzuil op het Zuidplein, de Hoedendoos in de Botlek, de Castortank met motorrijder aan de Brielselaan
en nog veel meer. De omgeving bepaalde. De Dobbelstenen lagen er al, die hadden een klein zetje met verf nodig. Dat gold ook voor de Hoedendoos van Paktank die jarenlang als achtergrond in het NOS-Journaal tevoorschijn popte wanneer nieuwslezer Fred Emmer de olieprijzen aankondigde. In 1992 zijn we ermee gestopt. Na veertien jaar! We vonden het genoeg. We hadden nog een heel leven voor ons. Cor, stadsfanaat, ging door met de Nieuwe Delftse Poort, een monumentale driedimensionale tekening. Willem ging zijn weg, en ik ging met Barbara op en neer naar Oświęcim. Samen met Cor maakte ik in 1992 nog de Meccanomolen voor de wereldtentoonstelling in Sevilla en twee wandschilderingen in Japan. Nieuwe paden, nieuwe rivieren. De wereld opende zich weer. Rotterdam 2012. Een paar Italianen vroegen me op de Coolsingel ter hoogte van het Churchillplein de weg naar het centrum van Rotterdam. Ik stond even met m’n mond vol tanden. “Hier en ook daar”, zei ik, wijzend naar de Witte de Withstraat. “Hier?”, zeiden ze. Het was slecht weer, rukwinden, een kapotte paraplu schoof voorbij, de Coolsingel zag er weerbarstig uit. De Koopgoot was leeg. Ze lachten, die goedgeklede Italianen. “Mooi die witte brug en dat zicht op de rivier. Mooi. Indrukwekkend. We kwamen met de watertaxi. Te gek. We slapen in Hotel New York. Nice!” (Bedacht door Daan van der Have! Lef! 5 mei 1993 opende Hotel New York zijn deuren en kreeg het Holland-Amerika-gebouw weer aanzien). “Hou je van Italiaans voetbal?” “No, boring, te defensief, maar ik ben dol op Italiaans eten en Ferrari’s en ik fiets op een Bianchi.” Ze lachten, maar keken ook een beetje beteuterd. Het EK moest toen nog worden gespeeld. Nederland bestond nog als natie. De Italiaanse glorie op Duitsland lag nog in het verschiet. “Doe een haventochtje met de Spido, weet je niet wat je ziet”, zei ik. Rotterdam in 2012 bijna af. Kop van Zuid, ziet eruit! Stad, nu, zonder gaten. Nog steeds niet toegankelijk. Dat wil gelukkig maar niet lukken. Weinig toeristen. We hebben de stad voor onszelf. “Een geschenk”, zei Barbara in de jaren negentig. “Het ontstaan van een stad, wie maakt zoiets mee?”
“New York heeft het Vrijheidsbeeld, Kopenhagen de Zeemeermin, Rotterdam de Dobbelstenen.”
De Kraat Krant - september 2012 • Éénmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
20
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
Extreem voor de hand liggend “Het is eigenlijk zoeken naar de extreem voor de hand liggende vormen. Een tank als hoedendoos, betonblokken van een golfbreker als dobbelstenen,” tekende de Volkskrant in 1983 op in een interview met Kunst & Vaarwerk. Voor de hand liggende vormen, dat zijn ook de verschillende zuilen die de grote infrastructuur van de moderne stad dragen: taps toelopend naar onder is het net een opgerolde krant (uitgevoerd bij
Zuidplein in 1981) of een glas bier (niet uitgevoerd). Slank en recht is het net een sigaret of een rolletje pepermunt (beide niet uitgevoerd). Bij het Beneluxplein veranderde een pijler in 1990 in een Dorische zuil, compleet met archeologische brokstukken in het gras naast de snelweg. Zijn faam als zuilenschilder brengt Kraat uiteindelijk tot in Japan, waar hij in de stad Kobe een betonnen zuil met klimop beschildert.
Kunst & Vaarwerk, Dorische zuil, Beneluxplein; opgerolde krant, Zuidplein, 1981; zuil als bierglas, niet uitgevoerd; Cor Kraat, beschilderde zuil in Kobe, Japan, 1992
22
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
23
Meccanomolen De vooruitgang van Nederland als levensgroot speelgoed Wereldtentoonstellingen worden sinds de negentiende eeuw georganiseerd om te tonen welk nieuw vernuft en economische verworvenheden landen wereldwijd te bieden hebben. De deelnemende landen richten elk een paviljoen in, waarvan de optelsom de universele mensheid zou moeten weerspiegelen. Op de editie die in 1992 plaatsvond in het Spaanse Sevilla, zond Nederland in het licht van die traditie een moderne en multifunctionele molen in. Met één maar: het was een uitvergrote meccanomolen, gemaakt door de kunstenaars Hans Citroen en Cor Kraat. Het kleurrijke object kreeg een prominente plek in de zogeheten patentenruimte. Daar werd het omringd door oude en nieuwe befaamde Nederlandse vindingen – Nederlandser dan een windmolen kun je het niet vinden, dachten Citroen en Kraat. Zij waren op persoonlijke titel
Bouw een object waarin water, industrie, bouwen en milieu versmelten
uitgenodigd door de organisatie om het Nederlandse imago modern weer te geven. Hun opdracht was: ‘bouw een object waarin water, industrie, bouwen en milieu versmelten’.
Kunst & Vaarwerk, zuil als rol pepermunt, niet uitgevoerd; zuil als sigaret, niet uitgevoerd
Dat hebben ze niet erg letterlijk genomen, legde Kraat nadien uit aan de pers: “Wij hebben getracht het karakteristieke ervan te verbeelden. Zonder twijfel is en blijft de Nederlandse molen het eerstgenoemde wanneer de beeldvorming van ons land ter sprake komt. (…) Dat Nederland tal van klinkende uitvindingen kent, zoals het pientere pookje van Van Doorne, wordt door niemand ontkend. Maar niemand kan om de molen heen. En gelukkig
Hans Citroen en Cor Kraat, Meccanomolen, Nederlands paviljoen Expo, Sevilla 1992
maar, want het beeld zoals het is ontstaan, werkt als een gek. Iedereen die het ziet, wil het aanraken, aan de wielen zitten, of met de raderwerkjes spelen.” Het eindresultaat was zes meter hoog, woog 1200 kilo, en was van ver af te zien want het Nederlandse paviljoen was opgetrokken uit volledig
transparante muren. Weken werkten Citroen en Kraat aan de molen, die ze bovendien koppelden aan een waterrad en een oliepomp. Zo leek het op een oliewinvoorziening, wat associaties oproept met een perpetuum mobile. Daarmee hoopten de kunstenaars een autonoom beeld te hebben
gemaakt dat gaat over spelen, creativiteit, bouwen en jeugd. Na voltooiing ontstond een rel omdat de architecten van het doorzichtige paviljoen ook wel een soort molen hadden willen maken, een type ventilator. Daarop reageerden Kraat en Citroen met de mededeling dat het profileren van Nederland
als Ventilatorland vooral een eufemisme van saaiheid is, en dat een werkende ventilator zou zorgen dat het water aan de binnenkant van de doorzichtige muren naar beneden zou druipen. (SS)
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
En de winnaar is... ‘De Rotterdammer van het Jaar’ is een verkiezing van de Stichting Ons Rotterdam. Daar kunnen Rotterdammers genomineerden aandragen, waarna met stemmen door de Rotterdamse bevolking wordt bepaald wie de winnaar is. De eretitel is bedoeld voor personen, instellingen, clubs, verenigingen of andere groepen personen die zich op vrijwillige basis verdienstelijk maken voor de stad Rotterdam of voor hun wijk, hun buurt of de medemens. Wie deze titel wint, krijgt daarbij bloemen, geld, en uiteraard als bekroning een glanzende trofee: ‘De Stad’, ontworpen door Cor Kraat en uitgereikt van 1990 tot 2003. De trofee is ontworpen in de vorm van een schip dat vooral boeg is: het wordt immers uitgereikt aan iemand die een boegbeeld voor Rotterdam is, voor de havenstad, en voorwaarts gaat, zoals een schip, ondanks tegenslagen zijn eigen koers bepalend. Dat deze verkiezing breed gedragen wordt, blijkt uit de prijsuitreikingen. Die kunnen inmiddels steevast rekenen op duizenden aanwezigen. (SS)
24
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
Een koektrommel met vis De havenindustrie, het gebied net buiten Rotterdam waar Cor Kraat zijn atelier heeft en waar de schaal van alles groter wordt, heeft niet altijd een goede naam als het gaat om milieu. Toen Kraat er op verzoek van Afvalverwerking Botlek een kunstwerk ontwierp voor een biotank, werden schaal en milieu zijn uitgangspunt. Schaal was een logische keus. Eerder maakte Kraat met zijn collega’s van Kunst & Vaarwerk er een enorme hoedendoos en bedachten ze een ontwerp om delen van de industrie in metershoge voetballen te veranderen, met een verfje. Nu ontwierp Kraat een schildering met een vis. Dat had te maken met een milieuschandaal waar het afvalverwerkingsbedrijf mee gemoeid was
geweest toen het bedrijf nog Boy Clean heette. Ter compensatie had het bedrijf een installatie neergezet waarin met olie verontreinigd water door bacteriën werd geschoond. Die bacteriën, die ze zelf kweekten, aten de olie in de tank op. Om nog meer te doen om het beschadigde imago op te vijzelen, vroeg het bedrijf Kunst & Vaarwerk of zij zo’n nieuwe biotank konden beschilderen. Kraat heeft dat verder op zich genomen. Zijn grafisch uitziende ontwerp van een vis is op de tank gezet door een schilder uit de school van schildersbedrijf Leo Mineur. Die liet hij ook biezen erop schilderen als ware de tank een reuzekoektrommel. Over de combinatie van vis en koektrommel vertelt hij in een interview in het boek Mooi van Ver: “Meteen stel je je dan de vraag wat de vorm oproept. Zo’n tank doet je denken aan een koektrommel. En dan de inhoud ervan: hoe laat je zien dat in die tank bacteriën aan het werk zijn? Wat is het symbool van schoon water? Vis dus!” (SS)
De Vis, tankbeschildering, Oude Maasweg, 1991
Kraat over Rotterdam ‘‘Ik gebruik Rotterdam nog steeds als inspiratiebron en volg de ontwikkelingen met belangstelling. Het blijft mijn stad. Iedereen vindt het hier waaien, maar daar krijg je wel een frisse kop van. “Er was een wezenlijk verschil tussen jaren vijftig-zestig en de jaren zeventig. Toen kwam er ineens veel geld, en de gemeente wilde ook meer cultuur. Alles werd gekocht en er werden bekende kunstenaars benaderd met de vraag of ze hier geen atelier wilden hebben. Soms was dat frustrerend. Dan dacht je: ze hebben wel weer wat gekocht, maar niks gedaan met wat gewoon om de hoek is.
Een aantal winnaars van de verkiezing De Rotterdammer van het Jaar, tussen 1990 en 2003
25
“Maar de Rotterdamse Kunststichting haalde ook Steve Reich met zijn opera Einstein on the Beach in 1976 naar Rotterdam. Die werd in de oude Schouwburg uitgevoerd, de enige plek in Nederland waar dat toen kon, want dat podium was heel groot, diep en hoog. Ik had kaartjes voor mijn verjaardag gekregen. Het was een uniek optreden. Mensen waren er helemaal voor uit heel Europa gekomen. Dat gaf echt een werelds gevoel.
“De afgelopen twintig jaar is Rotterdam zeker grootstedelijker geworden. De architectuur is op gigantische wijze aan de gang gegaan. Heel belangrijk was de aanleg van de Koopgoot en de herbouw van het blok van C&A en HEMA, wat zorgde dat het winkelend publiek gebruik ging maken van het oostelijke gedeelte van het centrum. Waar het nu om gaat, is dat je op een organische manier contact krijgt met Kralingen, met het Oostplein. Er moet van twee kanten naartoe worden gewerkt. Het Oostplein met dat hele kroeggebeuren, dat functioneert prima. Maar van de kant van de Hoogstraat moet ook iets gebeuren. Zou het niet mooi zijn als je in Delfshaven begint en dan al keuvelend naar Kralingen loopt? “En dan heb je het probleem van de Jonker Fransstraat naar het Oude Noorden. Dat is een soort slagader, net als de Nieuwe Binnenweg. Maar daar hebben ze zulke lelijke bouw neergezet. Zodra je van de Meent bent overgestoken heb je geen zin meer om nog verder te gaan, terwijl als je een paar honderd meter door zou lopen je zo op het Noordplein komt en het Oude Noorden in kunt gaan.
“Het mooiste stukje Rotterdam is voor mij nog altijd langs de Maas, het Scheepvaartkwartier. Het voelt heel lekker daar, zo’n Westerkade, ook al zijn ze dat nu wat te netjes aan het
maken. En die Waalhaven hier, dat vind ik de mooiste haven die we hebben. Het unieke is dat er in het hele Rotterdamse havengebied geen enkele andere haven is waar je 300 graden omheen kan. De meeste zijn grotendeels afgesloten. Eigenlijk is de Waalhaven de totale Rotterdamse haven in het klein, alleen zonder olieen ertstankers. Maar wel bulk, bokken, Smit Tak, containerboten en off shore schepen. En omdat hij zo open is, kun je dat allemaal zien. Bovendien benader je hem vanaf de zuidkant, dus je kijkt met de zon mee. Dat geeft altijd een prachtig schouwspel. “Als ik wat aan de stad zou mogen veranderen dan zou ik meer vanuit inhoud en gebruik laten bouwen, minder vanuit vorm. Dan maar even geen architectuurprijzen. En ik zou langs de Maas meer levendigheid brengen. Er is nog steeds maar één terras aan het water, Zenne. En die Maasboulevard kom je gewoon niet over. De enigen die je daar ziet lopen zijn joggers en mensen die hun hond uitlaten. “De mooiste entree van Rotterdam blijft toch vanaf de ringweg via Kralingen, en dan over de Maasboulevard de stad in. Als ik mensen moet ophalen van Zestienhoven dan pak ik die route, zelfs al moet ik daarvoor flink omrijden.” (FdV)
Bouwborden in de binnenstad, 1974 (bron: Stadsarchief Rotterdam)
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
26
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
27
De Nieuwe Delftse Poort “De kunstinstanties waren tegen. Nou, dan ga ik dus door.” Het idee voor de Nieuwe Delftse Poort is nog tijdens Kunst & Vaarwerk ontstaan. Als onderdeel van de feestelijkheden rond het 650-jarig bestaan van Rotterdam in 1990 was het plan On Line bedacht, opgebouwd rond een denkbeeldige lijn door de stad. “Die zou beginnen bij het Centraal Station en eindigen op de Müllerpier. Rotterdamse architecten en beeldend kunstenaars kregen een bepaalde plek toegewezen om het publiek te confronteren met hun uitwerkingen van dat plan. Kunst & Vaarwerk kreeg het Stationsplein, het Kruisplein en de Doelen. Dat Kruisplein met zijn vijfbaanstramrails is natuurlijk verschrikkelijk, daar heb je nauwelijks ruimte om iets neer te zetten. Het loopt daar allemaal in elkaar over. En verder moesten de schetsideeën ook nog eens binnen veertien dagen worden ingeleverd.” “Afijn, wij kwamen met een aantal ontwerpen. Het viel de organisatoren een beetje tegen. Ze zeiden: jullie hebben de belangrijkste plek, de poort naar de stad als het ware. Ja ja, dacht ik, de poort naar de stad. En toen zag ik plotseling de Delftse Poort voor me. Dat vond ik een lelijk bouwwerk, zo lomp en gesloten. Als je die nou eens zou nabouwen als een lijntekening in de ruimte, en dan van staalprofielen zodat de trams er doorheen konden rijden... Dat zou alleen veel te groot worden. “Maar het idee liet me niet los. Ik ging me in de geschiedenis verdiepen en kwam erachter dat die Delftse Poort – er waren er drie geweest – het totale bestaan van Rotterdam dekte (de oudste Delftsche Poort dateert van de Middeleeuwen). Bovendien werd de ruimte op de eerste verdieping ooit gebruikt door het tekengenootschap Hierdoor tot Hooger waar de Academie van Beeldende Kunsten uit voort is gekomen. Ook harmonieorkesten konden er spelen. En er werd
ook beweerd dat Kaat Mossel er gevangen had gezeten. Het was een populair bouwwerk; mensen spraken er af. Na de oorlog had iedereen het nog steeds over die poort. Zelfs in 1972 werden er in de gemeenteraad nog vragen gesteld over eventuele herbouw. “Toen dacht ik: ja, dat is het! Dit had de potentie om het monument voor de stad Rotterdam te worden. Ik wilde hem één op één nabouwen, 19 meter hoog, 18 meter breed en 13 meter diep. Iedereen denkt bij poorten aan open, maar als verdedigingswerk zien ze er heel gesloten uit. En toen die laatste versie van de Delftse Poort was gebouwd was dat alleen nog maar voor de patserij en de sier, want ter verdediging was hij niet meer nodig. De mijne zou transparant worden. “In eerste instantie moest er een maquette worden gemaakt, en moest er geld komen om daaraan te kunnen werken. De andere twee van Kunst & Vaarwerk hadden er geen trek in. Dus toen ben ik het alleen gaan doen. Het had geen om zin geld aan het Centrum Beeldende Kunst te vragen. En de Rotterdamse Kunststichting was al met andere kunstenaars bezig voor een monument. Ik besloot toen naar Jan Laan te gaan, de wethouder die destijds stedenbouw en volkshuisvesting in zijn portefeuille had. Laan stuurde mij door naar Riek Bakker, directeur van dS+V. Die had het ontzettend druk: ontbijt, lunch en diner waren werkbesprekingen. Uiteindelijk kon ik om tien voor half een langskomen, want om half een moest ze weer weg naar een lunchbespreking. Zij kwam om half een. Ik heb haar uiteindelijk in de lift het plan kunnen voorleggen en haar een A4’tje gegeven. Toen we beneden waren zei ze: ‘Maak maar, ik wil het wel zien.’ “Maanden ben ik daarna bezig geweest met zagen en solderen van messing profieltjes. Ik wist dat ik geen andere werkzaamheden tussendoor moest gaan doen, of rustdagen moest inlassen, want dan zou ik er geen zin meer in hebben: nog honderdtwintig keer zo’n klein messing stukje zagen... “Dan ging ik ’s nachts door, en dan kom je in een raar obsessioneel gebied terecht en ben
“Ik vind het een geniale constructie” (H.J.A. Hofland in NRC Handelsblad, 7 juli 2011)
je alleen nog maar met jezelf bezig. Ook veel drinken. Ik probeerde altijd om rond de borreltijd in het café te zijn, en eventueel ’s avonds laat ook. Ik sliep weinig. Ik ben toen een beetje doorgedraaid. “Na drie maanden was het af en had ik de maquette op mijn atelier staan. Toen heb ik mogelijk geïnteresseerde partijen uitgenodigd: de wethouder, de directeur gemeentearchief, dat soort mensen. Iedereen vond het fantastisch. We hebben daarna de stichting Nieuwe Delftse Poort opgericht, met (ex-wethouder) Hans Mentink als voorzitter. Die zei dat ik ervoor moest zorgen dat de burgemeester erachter zou staan, want dan krijg je alles en iedereen mee. Dat lukte. Burgemeester Bram Peper en zijn voorgangers André van der Louw en Wim Thomassen vormden het comité van aanbeveling. Er kwamen andere partijen en sponsors, die ook weer voor sponsors zorgden. Neelie Kroes haalde baron ThyssenBornemisza erbij en binnen de kortste keren was het rond. Ik weet niet hoeveel er uiteindelijk nodig was, twee miljoen, drie miljoen? Het bestuur wilde het mij niet vertellen. Toen de bouw van de Nieuwe Delftse Poort in de gemeenteraad werd behandeld waren alle kunstinstanties die met beeldende kunst te maken hadden tegen. Maar desondanks werd de bijdrage van de gemeente goedgekeurd en kon met de bouw van de poort worden begonnen. ‘Qua symboliek zie ik mijn transparante Nieuwe Delftse Poort nu als de drager van de geschiedenis van Rotterdam.
Stofzuigeroranje
Hij vertelt iets over de stad: die poort is nooit af en de stad ook niet. Tegelijkertijd is het een museum, want de restanten van de oude poort (die tijdens het bombardement van 1940 onherstelbaar werd beschadigd) staan erin opgesteld. “Die kleur? Als iets in aanbouw is dan staat het in grondverf. En wat doe je met staal? Dat zet je in de menie. Je hebt oranjeachtige en bruinachtige menie. Ik had thuis een oude oranje stofzuiger staan van Electrolux, en ik dacht: dát is de kleur. In interviews vertelde ik daarna dat de poort stofzuigeroranje zou worden. Toen kreeg ik dat hele stichtingsbestuur over me heen, want die dachten dat hij net als de maquette bronskleurig zou worden. Een hoop gedoe daarna. Ik moest allerlei proeven maken tot zij die kleur ook zagen zitten. De poort is inmiddels drie keer geschilderd, en iedere keer heb ik de kleur een beetje bijgesteld, zodat het steeds iets verder ging naar hoe ik het wilde. Steeds iets oranjener. Ik vind hem nu fantastisch, helemaal zoals ik het wil. “Zoiets als dit lukt je misschien één keer in je leven: dat alles net klopt, met de juiste partijen en genoeg geld.” (FdV)
“Waarom is dit project eigenlijk niet bij het 650-jarig bestaan aan de bevolking geschonken? Cor Kraat moet alsnog direct, met nederige verontschuldigingen, de opdracht krijgen zijn schitterende project uit te voeren en verder geen flauwekul.” (Bob den Uyl in Rotterdams Tij, jaargang 5 #1, mei 1990)
De Nieuwe Delftse Poort, Pompenburg, 1995
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
28
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
Stadspoorten
“Geen stad kent zo veel muurschilderingen als Rotterdam. In 1992 werd het project 100 Ornamentlijsten gelanceerd, een programma dat tot de dag van vandaag in zwang is. Het doel was in onbruik geraakte reclamelijsten toe te wijzen aan de kunst – een idee dat op bescheiden schaal reeds werd geëxploreerd door kunstenaars als Mathieu Ficheroux, Bob Kemper en Cor Kraat”
Zo snel mogelijk de rivier volgen om in het hart van de stad de confrontatie met de architectuur aan te gaan
(In: ‘Mooi van Ver, Muurschilderingen in Rotterdam’)
Een gigantische polaroid onder een viaduct, een pijler van een verkeersknooppunt die in een Dorische zuil verandert – de oversized figuratie van Kunst & Vaarwerk was uitermate geschikt voor eyecatchers die zelfs de snelste automobilist moeten opvallen. Niet voor niets waren de stadspoorten, de entrees van Rotterdam, van meet af aan een aandachtspunt voor het driemanschap. Zorgen dat een bezoeker aan Rotterdam ook echt verwelkomd wordt, weet waar hij de stad betreedt. In 1997, toen Kunst & Vaarwerk al niet meer bestond, uitte de VVD-fractie van de Rotterdamse gemeenteraad de wens om de toegangswegen tot de stad te markeren. Die markeringen moesten visueel aantrekkelijk zijn en de identiteit van de stad uitstralen – een combinatie waarmee Cor Kraat en Hans Citroen inmiddels hun sporen verdiend hadden, zowel gezamenlijk als individueel. Samen besloten ze een plan te maken. Kraat maakte er zeven, Citroen vijf: twaalf entrees die in een opvallende figuratieve beeldtaal een klinkend contrast vormden met de abstracte blokken – pijlers, wegen – van de gebouwde omgeving.
De Lijst, muurschildering, oorspronkelijk 1980
In Rotterdam wordt altijd gebouwd en afgebroken. Wijken en straatbeelden veranderen en soms heeft dat gevolgen voor kunst in de openbare ruimte. Bijvoorbeeld omdat een beeld er prima bij stond in een bepaalde omgeving, maar niet tot zijn recht komt als die omgeving verandert. Zo werd in januari 2002 de ornamentschildering ‘De Lijst’ van Cor
Kraat opnieuw onthuld aan een nieuwe gevel, namelijk bij (toenmalige) Galerie Blik aan de Oostzeedijk Beneden. Bewoners hebben hiervoor gelobbyd. Met hulp van het Centrum Beeldende Kunst heeft het kunstwerk een nieuwe plek gekregen die het verdiende. De Lijst gaat over het verschijnsel ornamentlijsten: het
29
Een verzameling verschillende schilderijlijsten
is een verzameling van verschillende schilderijlijsten. Het werk werd voor het eerst onthuld in 1980 in een klassieke ornamentlijst op het woningblok tegenover Café de Pui en het daarboven gelegen restaurant De Lijst, op de hoek Oostzeedijk Beneden / Oosteinde. In 1988 kwam het werk na sloop van het blok aan de overzijde te hangen, aan de
gevel van Café de Pui zelf, ditmaal echter voorzien van een nep ornamentlijst. In 2000 moest het werk verdwijnen, omdat het in zeer slechte staat was. In 2002 is een reproductie van het werk op de gevel van Galerie Blik geplaatst. Galerie Blik is inmiddels vervangen door een uitzendbureau voor studenten.
Voor de entree vanuit het westen over de A20 ontwierp Kraat een fontein in de vorm van een grote schenkkan, om schuin op het talud te plaatsen. Deksel en tuit hebben de vorm van een cruiseschip, uit de tuit loopt water – welkom in de havenstad. Voorbij de afrit bij de kruising met de Tjalklaan, zou je kunnen zien dat het water onder het viaduct uit de schenkkan stroomt. Water leidt ook andere ontwerpen: een fontein als een scheepslift in een waterpartij, omhooggehouden door twee telescoopvormige krikken. In de waterbak ligt een containerschip met de boeg gericht
naar de ‘Fruit-port’ met op het dek fruitstukken, als een hedendaagse cornucopia, een symbool van weelde, waarbij het water over de sluisdeuren stroomt, een teken van een bloeiende haveneconomie. De noordelijke entree van de stad wordt gevormd door het Kleinpolderplein, een van de mooiste en spectaculairste verkeerspleinen van Nederland dat toegang biedt tot de woonwijken Overschie, Blijdorp en Bergpolder, en het centrum. Het ontwerp hiervoor steekt boven de hoogste van deze snelwegen uit en bestaat uit de blokken van een blokkendoos, in primaire kleuren, met meer speelgoed als een betonnen plaat in de vorm van een dierenpuzzel. De losse puzzelstukken komen afzonderlijk bij de wegen aan de rotonde te staan – iets verderop ligt immers Diergaarde Blijdorp.
De afslag missen door een wirwar van verkeersborden, rijstroken, bomen Wie vanaf het zuiden richting Rotterdam rijdt, loopt het gevaar om de afslag richting centrum te missen door een wirwar van verkeersborden, rijstroken, bomen. Dat is jammer, want de Maasboulevard confronteert je met het mooiste beeld dat de stad te bieden heeft. En wie daar de Maas ziet met het spectaculaire uitzicht op de skyline, zal de neiging krijgen om zo snel mogelijk de rivier te volgen om in het hart van de stad de confrontatie met de architectuur aan te gaan. Deze entree is ontworpen als entree naar het landgoed Rot-
Ontwerpen voor stadspoorten, niet uitgevoerd
terdam, waar het stadsbestuur zijn gasten welkom heet: een kunstwerk als een bos zonnebloemen in een rijk versierde bokaal met het wapen van de gemeente erop. Als vervolg op dit object ontwierp Kraat een kleinere bokaal om in serie te plaatsen op de middenberm van de Abraham van Rijckevorselweg vanaf de rotonde tot
het viaduct van de Kralingse Zoom. De bokaal wordt een enorme bloembak, waarin bomen geplant worden. Zo laten de fonteinen en andere kunstwerken telkens een andere kant van Rotterdam zien. Figuratieve kunst heeft het voordeel dat het niet alleen aanspreekt, maar ook verhaalt
– welkom in de moderne stad van de zakelijke bouw, in de waterstad, in een stad van een bloeiende haveneconomie, op het landgoed Rotterdam. Van een verwezenlijking is het nog niet gekomen, maar, zo stelde Kraat in een interview: “als het idee goed is, komt het vanzelf weer een keer tevoorschijn uit een bureaula.”
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
Zeemanshuizen vind je in havensteden wereldwijd, in Rotterdam kon er natuurlijk geen ontbreken. Het Rotterdamse Zeemanshuis werd in 1856 geopend aan de Westerstraat. Dit logement voor passerende zeelieden kwam tot stand met hulp van zowel kerkgenootschappen als van sociaal bewogen havenbaronnen. In de anderhalve eeuw dat deze plek matrozen een bed bood, raakte het instituut vervlochten met de geschiedenis van Rotterdam. Het zou een rol spelen in de Bootwerkersstaking van
Eeuwen geleden was de Rotte een riviertje dat in directe verbinding met grotere wateren stond. In de Middeleeuwen mondde het uit tussen de slikken en gorzen van de Merwe, de tegenwoordige Nieuwe Maas. Het was een levensader. Maar wie weet dat nog als hij door dit drooggelegde en betegelde gebied loopt, dat tegenwoordig het Zwaanshals heet?
Eén van de gevraagde kunstenaars was Cor Kraat, die de kopse kant van een gevelrij aan het Zwaanshals uitkoos en een ontwerp maakte dat niet naar de gedroomde toekomst verwees, maar naar het vergeten verleden. Hij ontwierp een driedimensionale grafische tekening van een oceaanstomer, die vanaf de Nieuwe Maas de Rotte is opgevaren en klem is komen te zitten in de Rottebocht. Omdat de wand was afgewerkt met profielplaten die met plastic bekleed waren, kon Kraat de voorstelling er niet op schilderen. Hij besloot de lijnen uit plaatmateriaal te laten zagen. Hierna zou de kunstenaar vaker in driedimensionale lijnen gaan ontwerpen, zoals in de Nieuwe Delftse Poort, The Horizon, de Toren van Nolens, en de MS Rottebocht II.
De Kraat Krant - september 2012 • Eemalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
31
The Horizon
MS Rottebocht
Juist in zo’n snelle stad waar iedereen voorwaarts kijkt, wordt het verleden snel opgeruimd en vergeten. Ook in het Zwaanshals, toen daar eind vorige eeuw ambitieuze stadsvernieuwingsplannen de verloedering tegen moesten gaan. Kunst werd ingezet om de pijn van de bouwplannen te verzachten. ‘De kunstenaar ruimt blinde muren op’, kopte het boekje ‘Kunst in het oude noorden’.
30
1889 en de beroemde predikant Jonas Dahl zou er prediken. In 1940 werd het gebouw volledig vernield, zoals zo veel panden in de stad. In 1951 startte de herbouw, nu naar een ontwerp van Harry Nefkens, een opvallend staaltje wederopbouwarchitectuur met, naar goed naoorlogs gebruik, een ontwerp van monumentale wandkunst: een mozaïek. In 2006 verscheen een boek over de roemruchte geschiedenis van deze plek, die behalve over een pand vertelt over een
stadsgeschiedenis. Het boek is verlucht met verschillende historische foto’s en met een lijntekening: een zeeman, die in de verte kijkt. Het is een tekening van Cor Kraat, de ontwerpschets voor een monumentaal kunstwerk dat twee jaar eerder op dit gebouw werd aangebracht. ‘The Horizon’, noemde Kraat dit kunstwerk. Het is een lijntekening in staal, die slechts met een paar punten in de bakstenen gevel is bevestigd – het is een gemeentelijk monument, waar dus zo min mogelijk in geboord mag worden. De dunne
MS Rottebocht I, assemblage, Zwaanshals, 1989
waar Kraats MS Rottebocht verdween toen die muur weg moest. In diezelfde tijd werd de Rotte opgeknapt. Het kreeg een nieuwe kade met een vlonder, waarop Kraat besloot actie te ondernemen. Hij stapte naar de gemeente om te kijken of zijn tijdelijke herinnering aan het verleden van de rivier opnieuw een plek kon krijgen. Zodoende ontstond MS Rottebocht II: opnieuw een oceaanstomer, nu van duurzaam staal. Het staat symbool voor de vroegere verbinding met de Nieuwe Maas, die sinds de aanleg van de metro en het Churchillplein is afgesloten.
Kunst in een stadsvernieuwingsgebied is maar een kort leven beschoren. Zodra de rotte kiezen uit de wijk zijn getrokken, verdwijnt vanzelf ook de kunst die de omstandigheden moest verzachten. Dat gold ook voor het Zwaanshals, MS Rottebocht II, stalen sculptuur, Zaagmolenkade, 2007
The Horizon, stalen wandsculptuur aan de achtergevel van het Maritime Hotel, Westerstraat, 2004
Het doel van de vaart bevindt zich altijd aan of achter de horizon lijnen zijn marineblauw gecoat vanwege de nautische referenties en ook om fel te contrasteren met de gele gevelstenen.
Deze metaalplastiek toont een bekend beeld: een zeeman die met een verrekijker richting de einder tuurt. Daar ligt immers het doel van de vaart. Maar ook is de horizon in de Nederlandse kunstgeschiedenis een vast onderdeel dat generatie op generatie terugkeert, van Ruysdael tot Mondriaan. Die lage, vlakke horizon, daar herken je veel Nederlandse kunst aan. Zo ook dit werk van Kraat, met één groot verschil: hier is de horizon uit de titel zelf niet eens aanwezig... (SS)
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
32
catalogus
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
catalogus
Opmerkelijk
Kleurige pleisters over de wonden van de stad plakken
zaal 1 cor kraat 1972 - 1978 12 Ontwerpen voor muurschilderingen, 1972
Cor Kraat zat in het laatste jaar van zijn opleiding aan de academie, toen de Kunststichting haar oproep aan de Rotterdamse kunstenaars stuurde. Onder de ideeën die Kraat inzond, waren schetsontwerpen voor kleurige muurschilderingen. Tot verwezenlijking van de ontwerpen kwam het niet.
1 t/m 8 Zwartwitfoto’s op bouwborden
Goudsesingel en omgeving vanaf molen Oostplein, 1953 Bouwplaats latere Shell-kantoorgebouw, 1957 Westblaak, 1965 Bouwplan op bord voor nieuwbouw appartementen in binnenstad, 1967 Westzeedijk, 1972 Kruisplein, 1972 Heer Bokelweg, 1974 Scheepstimmermanslaan, 1974 (Alle Stadsarchief Rotterdam)
10 Beschildering lichtmasten Stations plein, 1972
Het eerste kunstwerk dat Cor Kraat in de Rotterdamse buitenruimte uitvoerde, was de beschildering van zes lichtmasten op het stationsplein. Het Rotterdams Nieuwsblad was enthousiast over deze nieuwe kunstvorm: “Let eens op het Stationsplein: de grote lichtmasten hebben een nieuw kleurtje. Het fantasieloze, maar wel doeltreffende grijs is verdwenen. En dat alles in het kader van de actie van de Kunststichting: Rotterdam geeft zijn stad een verfje.” Het was tevens het eerste werk waartoe de Rotterdamse Kunststichting opdracht verleende in het kader van het project ‘Townpainting’.
13 Glasapplicatie Feyenoordstadion, 1975
In 1975 schonk de gemeente Rotterdam een door Kraat ontworpen glasapplicatie aan de club Feyenoord, ter ere van het winnen van de Europacup in 1970. Het raam, dat twintig bij acht meter meet, is het oudste werk van Kraat dat nog in de stad te zien is.
16 Muurschilderingen in New York en San Francisco, gefotografeerd door Cor Kraat
In 1973 reisde Cor Kraat, gefinancierd door het Ministerie van Cultuur, naar de Verenigde Staten. Hij bestudeerde muurschilderingen in New York, Chicago, San Francisco en Los Angeles. De reis bezorgde hem nieuwe inzichten over het functioneren van deze vorm van buitenkunst. Kraat leerde dat wanneer kunst voor de bevolking gemaakt wordt, herkenbaarheid van het grootste belang is. Abstract werk, zoals de Amerikaanse ‘Hard-Edge’, was dan ook minder geschikt. Maar de schilderingen die geïnspireerd waren door de Amerikaanse consumentencultuur, leenden zich prima voor een Rotterdamse vertaling.
19 ‘Kunst, Koek En Koffie’ door Dick Rijneke en Mildred van Leeuwaarden, 1980
Het eerste deel van het drieluik ‘Groeten uit Rotterdam’ brengt het kunstexperiment ‘Kunst, Koek En Koffie’ in beeld. Een muur langs het voormalig gashouderterrein aan de Oudedijk werd veranderd in een expositieruimte. Cor Kraat, Hans Citroen en Bob van Persie hingen eigen werk op, schilderijen van andere Rotterdamse kunstenaars, maar ook een anoniem portret van een zigeunermeisje, om te kijken hoe de Kralingers en andere passanten reageren. Zodra de avond was gevallen, verdween het eerste werk. Enkele dagen later was de gelegenheidsgalerie leeg. Een zoektocht naar de kunstwerken bracht Cor Kraat en Hans Citroen onder meer in een café en een bingozaal.
21 Schetsontwerpen voor lantarenpalen, 1978
(Vriendelijk ter beschikking gesteld door Rotterdam Films. Het gehele drieluik ‘Groeten uit Rotterdam’ en meer producties van Rotterdam Films zijn tegen betaling te zien op Ximon.nl)
14 Ontwerp voor lichtmasten Stations plein, 1972
9 Fragment uit: ‘t Is gewoon niet mooi meer’, Hans de Ridder en Dick Rijneke, 1976
Aan het begin van de jaren zeventig waren oude stadsdelen in verval. Inmiddels was het stadsbestuur tot het inzicht gekomen dat de grootschalige naoorlogse nieuwbouw meer kwaad dan goed had gedaan. In een poging de situatie in de oude wijken te keren, liet het vooroorlogse, soms verkrotte, woningen plaatsmaken voor kleinschaliger nieuwbouw. Maar of dat daadwerkelijk een verbetering was, werd in ieder geval door de makers van deze film betwijfeld. In het fragment geven wijkbewoners hun mening over het leefklimaat in Rotterdam in de vroege jaren zeventig. (Vriendelijk ter beschikking gesteld door Rotterdam Films. Meer producties van Rotterdam Films zijn tegen betaling te zien op Ximon.nl)
17 Muurschildering Ericaplein, 1976
De grote muurschildering die Cor Kraat in 1976 vervaardigde, kwam niet zonder slag of stoot gereed. Een organisatie die beweerde namens de buurt te spreken, vond dat de woonsituatie van de mensen aangepakt moest worden. De schildering zou maar een kleurige ‘pleister’ zijn, die de problemen van de bewoners verdoezelde. Een enquête die later gehouden werd, toonde aan dat de wijkbewoners toch tevreden waren over het kunstwerk.
11 Utiliteitsgebouwtjes Schouwburgplein, 1972
Zoals zoveel Rotterdammers ervoer Cor Kraat de stad in het begin van de jaren zeventig als grauw en kaal. De Rotterdamse Kunststichting deelde dit gevoel. Bovendien verordende de tijdgeest dat kunst voor een veel breder publiek toegankelijk moest worden dan voordien het geval was. De Rotterdamse Kunststichting (RKS) stuurde in 1971 een uitnodiging aan Rotterdamse kunstenaars om ideeën in te sturen voor werken die de stad een fleuriger aanzicht konden geven. In het kader van deze ‘stadsverfraaiing’ mocht Cor Kraat zijn ontwerp voor de beschildering van drie utiliteitsgebouwtjes op het Schouwburgplein uitvoeren. Met vloeiende vormen die ‘de hoek omgaan’ wilde Kraat het kille, hoekige van de moderne bouwwerken verzachten.
15 Trambeschildering, 1975
22 De Kraatpaal, hoek Karel Doorman straat/Van Oldenbarneveltstraat, 1978
20 Design for a Human Lamp-post, 1978
In het kader van het RKS-project ‘Townpainting’ liet de stichting ook trams beschilderen. De passagiers kwamen nogal eens op de verkeerde bestemming terecht, doordat de ‘spaghetti-tram’ op verschillende trajecten reed. In 1980 zou nog eens een door Kraat ontworpen tram door Rotterdam rijden, ditmaal met een ontwerp dat de nieuw ingevoerde strippenkaart onder de aandacht bracht.
In dezelfde periode als die waarin Kraats kronkelende lantarenpaal tot stand kwam, poseerde hij als menselijke lichtmast.
Na de beschildering van lantarens op het Stationsplein en in de Gouverne straat, kreeg Kraat het idee om iets te doen met de vorm van een lantarenpaal. De kronkelpaal werd een van de meest gefotografeerde kunstwerken in de stad. Kraat zei over zijn werk: “Mooi hoeft het niet te zijn, maar het moet wel opvallen”. Ergernis over de eentonigheid van de stad was vanaf het begin Kraats belangrijkste drijfveer.
18 Ontwerpen voor panelen
In 1973 werd het Holland Festival in Rotterdam gehouden. Op het Schouwburgplein stond een stellage met door Kraat beschilderde panelen, die het plein voor de duur van het evenement aanzienlijk opfleurde.
Cor Kraat, De ondergang van de K.S. Stolwijk, 1987
33
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
34
catalogus
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
35
catalogus
Opmerkelijk
Kunst maken met lachende verfkwast en opgestroopte mouwen
zaal 2 kunst & vaarwerk 1978 - 1992 49 Maquette Dorische Zuil Kunst & Vaarwerk
32 Ontwerp bunkerbeschildering Hoek van Holland, niet uitgevoerd
Bij dit ontwerp werd inspiratie ontleend aan de zogenaamde ‘Dazzle Painting’. Onder deze naam zijn de schilderingen bekend die vanaf de Eerste Wereldoorlog op marineschepen werden aangebracht en die tot doel hadden de vijand te verwarren. De beschildering was zo aangebracht dat het moeilijk werd om de snelheid in te schatten en te kunnen zien waar de voor- en achterkant van een schip zich bevonden. In de bunkerbeschildering zijn de contouren van de Nieuwe Maas en het logo van opdrachtgever Stena Line verwerkt.
26 Schepen-verkeersbord onder brug, Parksluizen, 1981
23
(Foto: Carel van Hees)
27 Mens op maan, beschilderd object, Grote Beerstraat/Planetenlaan, Spijke nisse, 1983
Een eerste versie van de dobbelstenen werd in 1979 op een pier van de Maasvlakte uitgevoerd, wat te zien is in de film ‘A Black And White Statement’ elders in de tentoonstelling. De blokken waren niet bestand tegen de werking van de elementen, en in 1983 werd het werk opnieuw uitgevoerd, nu op de Noorderpier te Hoek van Holland. Rijkswaterstaat stelde de blokken ter beschikking. De plaatsing was een bekroning van de verdieping van de Eurogeul. De humor en schaalvergroting die al in dit eerste project te zien zijn, groeiden uit tot handelsmerken van Kunst & Vaarwerk.
Het opgevouwen krantenvliegtuigje was jarenlang te zien aan de gevel van buurthuis ’t Ruimteschip in het Sterrenkwartier, op de hoek Grote Beerstraat/Planetenlaan. De straten in deze wijk kregen hun benamingen in een tijd dat de media veelvuldig over de ruimtevaart berichtten. Kunst & Vaarwerk besloot hiernaar te verwijzen, door de voorpagina van het Algemeen Dagblad van 21 juli 1969 tot een vliegtuigje te vouwen, op een manier dat nog juist de kop ‘Mens op maan’ te lezen is. Vervolgens fotografeerden ze het vouwwerkje, waarna ze de foto overschilderden op een paneel.
Frans Vogel
Delen uit het ‘mission statement’ van Kunst & Vaarwerk, geschreven door Frans Vogel. De volledige tekst verscheen in het boek dat Black Cat in 1988 uitbracht over Vogel: ‘Bye meneer Jamin: Met Een Teringrotgang Rotterdam Onderdoor’, samengesteld door Kunst & Vaarwerk.
(in samenwerking met Hans Werlemann)
Is het kunst of is het reclame? Volgens Kunst & Vaarwerk kan een werk best allebei zijn, als het op een goede manier geïntegreerd wordt. In een interview stelden de makers: “Je moet die tanks toch geregeld verven. Waarom dan niet een keer wat méér gedaan, ook bij wijze van promotie.” In 1999 veranderde de bedrijfsnaam van Pakhoed in Vopak, waardoor het logo op de tank ook moest veranderen. Het blauwe label dat onder de deksel vandaan komt is een kunstig gefingeerd Kunst & Vaarwerkmerkje.
Het Centrum Beeldende Kunst Rotterdam krijgt geregeld mensen aan de telefoon die informatie vragen over de rode BMW die uit de wand van een parkeergarage aan het Weena steekt. Soms zijn ze doorverwezen door de politie. Een van de bekendste werken van Kunst & Vaarwerk veroorzaakt nog steeds verbazing bij wie het voor het eerst ziet. Oorspronkelijk had Kunst & Vaarwerk de parkeergarage van de Bijenkorf op het oog voor de auto die door de muur steekt.
30
28 Polaroid, beschilderd object aan pilaar, trambaan Gordelweg/Schie weg, 1981
25 Hoedendoos, beschilderde tank Lau renshaven, 1983
Niet uitgevoerde ontwerpen
29 Auto-parkeergarage, Weena, 1987
Willem van Drunen, Cor Kraat en Hans Citroen zoeken inspiratie in de haven.
24 Dobbelstenen, 1983
35 Zuil als rol King-pepermunt, zuil als sigaret, zuil als bierglas, Griekse zuil
De plantaardige olie in de tank wordt zowel toegepast als motorolie (Castrol) als in cosmetische producten. De beschildering van de tank verwijst naar beide toepassingen. Het verzonnen logo met groene blaadjes rondom, doet denken aan huidverzorgingsproducten. De geschilderde schaduw van de motorrijdende waaghals op de reling ziet er bedrieglijk echt uit. In 2000 is de tank verplaatst naar de Botlekweg en inmiddels vernietigd.
50 Maquette Zaagdaken
Niet uitgevoerd ontwerp, Kunst & Vaarwerk, Hans Citroen
41 Shell-gebouw als pomp
Niet uitgevoerd ontwerp
45 Schetsen voor kunsttoepassingen in Rotterdam door Kunst & Vaarwerk
33 Dorische Zuil, Beneluxplein A15, 1990
Iedereen kent de plaatjes van eeuwenoude tempelruïnes in Griekenland. Maar wie verwacht ze bij een Rotterdams verkeersplein? Kraat, Citroen en Van Drunen kwamen bij het Beneluxplein terecht toen Frans Swarttouw hen vroeg om het honderdjarig bestaan van het Havenbedrijf op te luisteren met de realisatie van een kunstwerk. De grootschaligheid en zuilenformaties van het wegencomplex deden de kunstenaars denken aan de bouwwerken uit de klassieke oudheid en het gegeven dat beschavingen altijd voortbouwen op de restanten van het verleden. Zo kwamen ze op het idee om een ‘folly’ te plaatsen. Onder die naam zijn de namaakruïnes bekend die vooral in Engelse tuinen in de achttiende en negentiende eeuw werden gebouwd. Vanwege de herinrichting van het Beneluxplein is het kunstwerk momenteel opgeslagen in afwachting van herplaatsing op een meer geschikte plek. Om wellicht, net als de voorbeelden uit de klassieke oudheid, de eeuwen alsnog te kunnen trotseren.
51 Maquette Museum van het Bombar dement
Niet uitgevoerd ontwerp, Kunst & Vaarwerk, Hans Citroen
52 ‘A Black And White Statement’, Dick Rijneke en Mildred van Leeuwaarden, 1980
36 Opgerolde Krant, schildering op zuil aan het Zuidplein, 1981
Meestal was de al aanwezige vorm het uitgangspunt voor de werken van Kunst & Vaarwerk. De ronde zuilen die naar boven toe breder worden, hoefden maar beschilderd te worden om er als een enorme opgerolde krant uit te zien. Trouw aan hun missie om Rotterdam als havenstad te profileren, verwijzen alle voorpagina-artikelen naar de haven.
46 Maquette Krantenzuil Kunst & Vaarwerk
39 Tijdslinger, beeld Hekelingseweg/ Planetenweg, Spijkenisse, 1983
Voor de tijdslinger in het sterrenkwartier liet Kunst & Vaarwerk zich inspireren door de ongrijpbaarheid van tijd en ruimte. Het was dan ook zeer bewust dat de wijzerplaat van de klok in het oorspronkelijke werk ondersteboven was geplaatst. Maar na enige jaren werd de klok op last van de gemeente ‘goed’ gezet; voorbijgangers zouden het lastig vinden dat de tijd niet was af te lezen. Dit zeer tegen de zin van de bedenkers, want door deze ingreep werd het beeld van zijn betekenis ontdaan. Het besluit om het werk naar een nieuwe rotonde te verplaatsen, leverde nog meer verontwaardiging bij de kunstenaars op.
31 Ontwerp muurschildering S+B, Capelle ad IJssel
De afmetingen van een muur in het bedrijfspand van de firma S+B vroegen om een zeer langgerekt ontwerp. In de schets zijn drie langwerpige voorwerpen tot één gesmeed, waardoor een merkwaardig voorwerp ontstond. Misschien wel te merkwaardig voor de opdrachtgever, want het werk is niet uitgevoerd.
38 Castor Oil, beschilderde olietank, oor spronkelijk Maashaven, 1986
42 Spinnenweb kabelsculptuur voor Marconiplein
Niet uitgevoerd ontwerp
47 Maquette Eeuwige rotonde Kunst & Vaarwerk, Hans Citroen
(Vriendelijk ter beschikking gesteld door Rotterdam Films. Het gehele drieluik ‘Groeten uit Rotterdam’ en meer producties van Rotterdam Films zijn tegen betaling te zien op Ximon.nl)
43 Gastank als voetbal
53 Vrij werk Cor Kraat, geënsceneerde fotografie
Niet uitgevoerd ontwerp
Ook in het vrije werk dat Kraat ten tijde van Kunst & Vaarwerk maakte, vond hij de thematiek van zijn werken dicht bij huis.
34 Portret van de Willemsbrug, stalen beeld in twee delen, Boompjes, 1985
Wie door de kijker tuurt, ziet de oude Willemsbrug precies op de plek waar ze oorspronkelijk was. Het verleden komt tot leven door de moderne schepen die er onderdoor varen.
De eerste helft van ‘A Black And White Statement’ laat zien hoe Cor Kraat, Hans Citroen en Willem van Drunen zakelijk en artistiek opereren. Na een promotiebijeenkomst op een boot met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en schrijvers als Jules Deelder en Bob den Uyl, is te zien hoe het drietal in het havengebied op zoek gaat naar plekken en vormen die zich lenen voor kunsttoepassingen. Ze trotseren de extreme kou op de Maasvlakte om drie basaltblokken in enorme dobbelstenen om te toveren, een werk dat hun roem tot ver over de grenzen zal doen reiken. De titel ‘A Black And White Statement’ is ontleend aan een nummer van de Rondos, de beroemde Rotterdamse punkband die in de tweede helft van de film te zien is.
48 Maquette Portret Willemsbrug Kunst & Vaarwerk
37 Dia’s hal Centraal Station, 1982
Kunst & Vaarwerk had een bijzondere interesse in locaties langs de toevoerwegen tot de stad. Dit beperkte zich niet tot de autowegen en de vaargeul. Ook de dagelijkse stroom mensen die met de trein in Rotterdam arriveerden, werd verwelkomd door een populair kunstwerk van het drietal. Bij de ontmanteling in het kader van de stationsverbouwing is het werk dermate beschadigd geraakt dat het als vernietigd beschouwd moest worden.
40 Hoed van Lou Bandy, object in vijver Vroesenpark, 1985
44 De Golf, stalen beeld, Voorhavenkade, Schiedam 1988
Met de plaatsing van het stalen beeld werd de voltooiing van het op hoogte brengen van de dijken bekroond.
Ontwerp voor auto in andere garage (bij Bijenkorf, niet uitgevoerd)
Parkeergarage Bijenkorf Iedereen kent het beeld van de BMW die uit de parkeergarage bij het Weena steekt. En mensen die het niet kennen, blijken nogal eens te schrikken van wat een vrij onwaarschijnlijk auto-ongeluk lijkt te zijn geweest. Voor dit vervreemdende kunstwerk uit 1987 had Kunst & Vaarwerk in eerste instantie een andere locatie voor ogen: de parkeergarage van de Bijenkorf. “Kunst & Vaarwerk kiest voor een vorm van figuratie die zich thuis voelt in het tussengebied van waarneming en vertekening van ‘wat voor de hand ligt’”, zou Hein van Haaren later schrijven over hun stijl die
destijds ook wel werd vergeleken met pop-art. Daar konden ze zich wel in vinden, toch was het vooral Rotterdam zelf waar de kunstenaars hun inspiratie uit haalden: “We moeten ons zo min mogelijk spiegelen aan wat elders gebeurt. De Rotterdamse City en haar cultuur zijn altijd minderwaardig behandeld. Daardoor heb je hier een eigen cultuur gekregen. Er is een soort getto humor ontstaan, waarvan Cor Vaandrager, Jules Deelder, Frans Vogel, Dick Kornet, Dickie Rijneke en Bob den Uyl heel duidelijke vertegenwoordigers zijn.” (In een artikel van Hennie Maliangkay in Het Vrije Volk, 20 december 1980)
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
36
catalogus
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
37
catalogus
Opmerkelijk
Een reiziger in eigen stad
DE RDM-ER
zaal 3 cor kraat 1991 - heden
61 De Lijst, muurschildering, oorspronke lijk 1980
54 Maquette Nieuwe Delftse Poort (Collectie Museum Rotterdam)
Cor Kraats Nieuwe Delftse Poort werd in 1995 onthuld. De stalen constructie staat aan het Pompenburg, vlakbij de plek waar voor de oorlog de oude Delftse Poort stond. Ten tijde van het bombardement op 14 mei 1940 was hij half afgebroken omdat hij verplaatst zou worden naar een plek waar de nieuwe verkeerswegen er geen hinder van ondervonden. Hoewel het gebouw niet reddeloos verloren was, besloot het stadsbestuur de poort niet te herbouwen. Volgens velen verdween hierdoor een van de mooiste gebouwen van Rotterdam. De poort van Cor Kraat werd geen kopie van de oude, maar een bouwsel dat de herinnering aan de oude poort levend houdt en tegelijk een monument voor de wederopbouw is. Als verwijzing naar het altijd voortdurende bouwen, ziet de noordzijde eruit alsof die nog niet af is. De opvallende oranje kleur benadrukt dit nog meer; alsof het staal net in de menie is gezet. Ook het mannetje op de maquette, bedoeld als schaalaanduiding, werd in de uitvoering meegenomen waardoor de Nieuwe Delftse Poort een maquette op ware grootte is.
58 De stad, model voor trofee Rotterdam mer van het Jaar
56 Maquette M.S. Rottebocht II, Noord plein, 2007
Cor Kraat kwam op het idee van het gebogen stoomschip door de scherpe bocht in de Rotte verderop: alsof het zich met kracht door de nauwe waterweg wringt. Tegelijk doet het beeld denken aan de voet van een balletdanseres of een springende vis. In 1989 maakte Kraat al een object op een blinde gevel aan het Zwaanshals, waar dezelfde vorm in kleurige lijnen te zien was. Het beeld van een schip dat de Rotte bevaart, is niet zo vreemd wanneer men bedenkt dat de rivier eens de Rijn aan de Merwede, nu de Nieuwe Maas, verbond. Kraats beeld is een symbool van het vroegere belang van deze verbinding, die teruggaat tot de vroegste ontstaansgeschiedenis van Rotterdam.
55 Kleurproeven Nieuwe Delftse Poort
Alsof het in de menie staat; de oranje kleur die Kraat in eerste instantie uitkoos voor de Nieuwe Delftse Poort was te fel naar de zin van de sponsors. De kleur die de poort nu heeft kan wel op ieders goedkeuring rekenen.
De robuuste vorm symboliseert het naoorlogse bouwen en de haven. Van 1990 tot 2003 ontvingen de verkozen ‘Rotterdammers van het Jaar’ de door Kraat ontworpen sculptuur.
De ornamentlijsten aan talloze Rotterdamse gevels boden in vroeger tijden ruimte aan geschilderde reclames. In zijn eerste versie van De Lijst speelde Cor Kraat met dit gegeven van omlijsting, door een compositie van schilderijlijsten te maken. De schildering was aangebracht op een muur tegenover het café De Pui, op de hoek Oostzeedijk Beneden/Oosteinde. Toen het bouwblok werd afgebroken verhuisde de schildering naar de overkant, waar het, compleet met nieuw gemaakte ornamentlijst, boven de ingang van het Café De Pui te zien was. De naam van het restaurant op de eerste verdieping werd omgedoopt tot ‘De Lijst’. In 2002 vond de schildering zijn (voorlopig) laatste plek aan de Oostzeedijk Beneden/hoek Vlinders traat. (Foto huidige situatie: Edgar Thissen)
69 Het plan Stadspoorten
63 Toren van Nolens, maquette stalen beeld Mgr Nolenslaan, Schiedam, 2004
In 2000 werd de uit 1965 daterende Sint Jan de Doperkerk aan de Mgr Nolenslaan in Schiedam afgebroken. Het gebouw was vanwege de ligging ook bekend als de Nolenskerk. De stalen toren die Cor Kraat bij de nieuwbouw liet verrijzen, roept in de vorm de herinnering aan de oude kerktoren op. Halverwege de toren is een raamwerk aangebracht met een compilatie van een adelaar, een engel, een leeuw en een os. Dit zijn de traditionele symbolen van de vier evangelisten, die in reliëf aan de gevel van de oude kerk zaten.
67 Maquette RDM-monument 65 HermesNolet, maquette voor beeld in tuin particulier, 2008
In een Schiedamse tuin staat dit in messing uitgevoerde beeld. Het profiel onttrok Cor Kraat aan een oud familieportret, in het haar is de Hermeskop verwerkt die zich boven de ingang van het pand bevindt dat in 1803 in opdracht van de jenevers toker en burgemeester van Schiedam C. Nolet gebouwd werd en dat met de achterkant aan de tuin grenst.
Een van de ontwerpen die Kraat in de afgelopen jaren op eigen initiatief maakte, is deze in staal uitgespaarde tekening van een RDM-er. Het liefst zou de kunstenaar het beeld ergens langs het water op het RDM-terrein gerealiseerd zien, op loopafstand van zijn huidige atelier. Het honderdjarig bestaan van het dorp Heijplaat in 2014 zou een passende aanleiding kunnen vormen.
Sinds het begin van zijn kunstenaarsloopbaan ziet Cor Kraat zijn werk in het licht van ruimtelijke ordening. Kunstwerk en locatie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In 1997 ontstond bij de VVD-fractie van de gemeenteraad de wens om de toegangswegen tot de stad te markeren op een manier die visueel aantrekkelijk is en de identiteit van de stad uitstraalt – iets waar Cor Kraat en Hans Citroen inmiddels hun sporen mee verdiend hadden. Zij leverden een plan met schetsen voor monumentaal werk bij vijf entrees tot de stad, als herkenningspunten voor de in- en uitgaande reizigers. Van een verwezenlijking is het nog niet gekomen, maar, zo stelde Kraat in een interview: “als het idee goed is komt het vanzelf weer een keer tevoorschijn uit een bureaula.” (De hier getoonde schetsontwerpen zijn van de hand van Cor Kraat.)
59 De Vis, tankbeschildering, Oude Maas weg, 1991
In de tank van Afvalverwerking Botlek BV wordt water gezuiverd met behulp van bacteriën. Cor Kraat ontwierp daarom een vis, als symbool van schoon water. Tegelijk vormde hij de tank om tot een koektrommel, door langs de onder- en bovenrand een bies aan te brengen en een knop bovenop te plaatsen.
70 Drieluik Nieuwe Delftse Poort Gemengde techniek, 1990
71 Nieuwe Delftse Poort Zeefdrukken, ca. 1990
62 The Horizon, maquette stalen wand sculptuur Westerstraat, 2004
Het Zeemanshuis, zoals het Maritime Hotel oorspronkelijk heette, kwam voort uit een fusie tussen de protestantse en katholieke zeemanshuizen, en is gevestigd in het gebouw van het katholieke Stella Maris. Het biedt nog steeds een overnachtingsplek aan zeelieden, een functie die na de verbouwing in 1998 is uitgebreid met die van toeristenhotel. Voor de achtergevel van het door Harry Nefkens ontworpen gemeentelijk monument, maakte Cor Kraat zijn uit stalen strips samengestelde muurapplicatie ‘The Horizon’. De vraag waar de kapitein zijn kijker op richt, wordt op een bordje aan de muur enigszins cryptisch beantwoord met de zin: ‘Het doel van de vaart bevindt zich altijd aan of achter de horizon.’
57 Maquette voor schuit bloemencorso met Westlanders ter gelegenheid van het 600-jarig bestaan van Delfshaven, 1989
Niet uitgevoerd ontwerp
60 Langs de Maas, maquette monument voor Jaap Valkhoff, Schilderstraat/ Schiedamsedijk, 1999
Het monument voor de bekende accordeonist en liedjesschrijver Jaap Valkhoff bestaat uit drie elementen, waarin het profiel van de geëerde Rotterdammer, een accordeon en een (Maas-)golf te herkennen zijn. Het beeld staat op de plek waar in de jaren dertig van de vorige eeuw het uitgaansleven zich afspeelde. Schuin aan de overkant ligt de Oase-bar, die Valkhoff in 1957 kocht en waar hij in de jaren zestig het middelpunt was van talloze met muziek gevulde avonden.
DE RDM-ER (maquette), niet uitgevoerd 66 Maquette lichtboom
72 t/m 76 Film: Emile Steginga
Niet uitgevoerd ontwerp voor object bij de entree van de wijk Zevenkamp 64 Bonsai beeldengroep, maquette voor één element, drie rotondes Vlietlaan, Ridderkerk, 2006
Door een oversized steekkaart in het plantenbed te midden van de rotonde te plaatsen, zorgde Kraat dat de begroeiing plotseling oogt als een bonsai-miniatuur; maar dan in reuzenformaat. Om naar de vlieten te verwijzen verzon Cor Kraat drie nieuwe plantensoorten: Flos Piscium (visbloem) Visvliet, Flos Molaris (molenbloem) Molenvliet en Flos Avium (vogelbloem) Vogelvliet.
68
Voor de Uitmarkt in 1993 ontwierp Cor Kraat verkeersborden die een – soms filosofisch, dan weer platvloers - loopje nemen met officiële bewegwijzering.
“Toen ik in 1958 als twaalfjarige jongen met mijn vader op de Maasboulevard in Schiedam stond, om te kijken naar de tewaterlating van het SS Rotterdam, zou ik nooit hebben geloofd dat de RDM ooit zou ophouden te bestaan. Ook had ik nooit kunnen voorspellen dat ik als beeldend kunstenaar een atelier zou krijgen op de Heijplaat, in de dienstwoning naast het oude hoofdkantoor van diezelfde grote RDM, die het SS Rotterdam en andere schepen van wereldformaat maakte.” Aldus blikt Cor Kraat terug in 2012, bijna dertig jaar na het faillissement van de RDM (De Rotterdamse Droogdok Maatschappij). In het rampjaar 1983 verloren heel veel mensen daar hun baan, enkele nog winstgevende onderdelen van het be-
drijf gingen over in de nieuwe vennootschap RDM Nederland BV. Deze werd eigendom van de overheid, waarna de Royal Begemann Group het bedrijf kocht in 1991. Uiteindelijk kwam het werfterrein met opstallen in bezit van de gemeente en tegenwoordig is er de RDMCampus gevestigd. Ter herinnering aan de glorieuze tijden van de RDM wil Cor Kraat daar een monument laten verrijzen: “Want mensen onthouden wel de schitterende schepen die er van stapel zijn gelopen. Hetzelfde geldt voor grootse werken zoals de Oosterscheldekering. Maar het waren uiteindelijk mensen die dit alles bedacht hebben. Het zijn mensen geweest die het staal vorm gaven tot een hoogtepunt in de geschiedenis van de Nederlandse scheepsbouw.
Daarom mijn voorstel voor ‘DE RDM-ER’, een monument van staal, ter herinnering aan de mensen die dit bedrijf wereldfaam bezorgden. Het staat voor alle mensen die bij de RDM gewerkt hebben, van Dokker tot Directeur.” “Het ontwerp is een portret van een man die trots de huidige gebruikers van het RDM-terrein aankijkt. Hij vereenzelvigt zich met het bedrijf, onderdelen van zijn gezicht en de pet hebben vormen van de omgeving aangenomen. Zijn pet lijkt een schip, zijn neus een scheepsboeg. De rimpels zijn als golven of rivieren en zijn pupillen worden gevormd door schepen waarvan je niet weet of ze naar je toe of van je wegvaren, van het verleden naar het heden en andersom.”
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
38
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
39
Cor Kraat Interview C
7 E
8 D 1
H
9
3 2
6 11 10 F
B
Cor Kraat en Kunst & Vaarwerk in de openbare ruimte van Rotterdam
12
On re es dolupicabore ni odit, que non porro etum harci restio. Ovide nam, acius que quiandignia et quasper spernatum qui optatquodis essinim aut et elestis sitatur empeditatae nos assitibea voluta deliquis estium, omni siminciis dendipi enihici digenihit es ne nonet fugitius et et fugiatae
G
5
A
13
COR KRAAT 1.* Beschildering lichtmasten Stationsplein, 1972 2.* Beschildering lantarenpalen Gouvernestraat, 1972 3.* Beschildering ventilatiegebouwtjes Schouwburgplein, 1972 4. Glasapplicatie Stadion Feyenoord, 1975 5.* Muurschildering Ericaplein, 1976
6. De Kraatpaal, hoek Karel Doormanstraat/Van Oldenbarneveltstraat, 1978 7.* M.S. Rottebocht I, wandapplicatie, Zwaanshals, 1989 8. M.S. Rottebocht II, beeld, Noordplein, 2007 9. Nieuwe Delftse Poort, 1995 10. Langs de Maas, monument voor Jaap Valkhoff, Schilderstraat/ Schiedamsedijk, 1999
4
KUNST & VAARWERK 11.
De Lijst, muurschildering, oorspronkelijk 1980, huidige lokatie Vlinderstraat/Oostzeedijk, 2001
12. The Horizon, stalen wandsculptuur Westerstraat, 2004 13. Muurschildering auto, Pottumstraat
A. Opgerolde Krant, schildering op zuil aan het Zuidplein, 1981
E. Hoed van Lou Bandy, object in vijver Vroesenpark, 1985
B.* Schepen-verkeersbord onder brug, Parksluizen, 1981
F. Portret van de Willems brug, stalen beeld in twee delen, Boompjes, 1985
C.
G.* Castor Oil, beschilderde olietank, oorspronkelijk Maashaven, 1986
Polaroid, beschilderd object aan pilaar, trambaan Gordelweg/ Schieweg, 1981
D.* Dia’s hal Centraal Station, 1982
H. Auto-parkeergarage, Weena, 1987
buiten het bereik van deze kaart De Vis, tankbeschildering, Oude Maasweg, 1991
Hoedendoos, beschilderde tank Laurenshaven, 1983
Toren van Nolens, stalen beeld Mgr Nolenslaan, Schiedam, 2004
De Golf, stalen beeld, Voorhavenkade Schiedam, 1988
Bonsai beeldengroep, drie rotondes Vlietlaan, Ridderkerk, 2006 Tijdslinger, beeld Hekelingseweg/Planetenweg, Spijkenisse, 1983
* object is inmiddels verwijderd
take the religion classes seriously. Ma We browse through the fourth issue thought this punishment was ridicuof Lijnvijg, a Rotterdam underground lous and went to see the headmaster. magazine from the turbulent sevenHer son won’t do those impositions. ties. An interview with Cor Kraat Yes he will, said the headmaster. No mentions his interest in theosophy. way, said Ma. “That went on until my Theosophy? Esoteric philosophy? Hemother grabbed the imposition, tore lena Blavatsky? “Sure, I’ve immersed it up and threw it in the man’s face.” myself in it, and in Eastern philosoCor was not made for school. At HBS phies,” he says. Silence. Then the (secondary school) he was held back punch line: “And my conclusion from after a year and so he went to Mulo what I’ve read and achieving Satori is (extended primary education). After that you just need to make sure you’re three years he had had enough of it. having fun in life. That’s it.” He would go to sea. “I was very headThat answer typifies Cor Kraat: instrong about what I wanted.” Also, terested in what life has to offer, and you had to have skills if you were to then drawing a conclusion in a dry, go to sea. So in the evening he attendRotterdam-esque manner. ed trade school and during the day he But we’re not done with introspecworked as an apprentice electrician. tion. Of course it’s all talk in hind“But in the meantime I became disensight, he continues, but perhaps his chanted with the whole work thing. open, unproblematic view of humanI can’t stand having any authority ity might have to do with the fact that above me.” his father was a pigeon fancier. We are now in the first half of the Kraat chuckles. As a child, he led a sixties, and the great social and culkind of nomadic existence. He was tural changes are emerging: pop art, born in 1946, in the Kleinstraat. Then The Beatles, and long hair. Rottermoved to the Spanjaardstraat, the dam caught the British signals, and Passerelstraat, the Messchertsstraat, in Café Anna on the Noordereiland and ultimately the Hondiusstraat. (North Island) and in the Miramar All of them in Rotterdam-West. Why on the ‘s Gravendijkwal, the young West? Because that’s where the larglong-haired came together. The good est pigeon association was. And why citizens thought it was scandalous. all those moves? Because father There was drinking, strange cigaKraat wanted to improve the pigeon rettes were being shared and there situation. Bigger pigeon loft, more were feisty, independent girls at the beautiful pigeon loft, pigeon loft with bar. Kraat threw himself into the café the most favourable wind direction, life. He met people like Jules Deelder, that sort of thing. Jan Oudenaarden and Frans Vogel, That series of moves greatly influpeople who didn’t give a toss about enced Cor’s formative years and sobourgeois society. cial skills. In his new neighbourhood, The Miramar in particular was a he wouldn’t sit around moping, but mishmash of people and opinions. would quickly find new playmates, Boys and girls from the Conservatooften from a different social environry, from the Naval Academy, and the ment. “It might be a bit far-fetched, Art Academy were hanging around. but somehow this form gets created There were nurses and window in which you can become very comcleaners, but also students from the municable with people,” he says. School of Economics. Kraat was alAnd a second important consequence ready friends with the artistic Hennie of this nomadic existence: he got Maliangkay, and in the Miramar he to know Rotterdam. The circle begot to know people like Martin Kemcame ever wider. First it was mainly per, who made his living as an artist. the Bospolderplein. But the HondiHe himself made beautiful watercolusstraat also brought the centre withours. Suddenly the penny dropped: in reach. He saw the city slowly rise. he would go to art school, which was The Lijnbaan, Coolsingel, the buildat that time still dignifiedly called the ing sites. Dijkzicht, which was then Academy of Fine Arts and Technical under construction, became his new Sciences, and was located on the G.J. playground. The cellars were still unde Jonghweg. der water, and if you managed to get There, the talent of the 18-year-old past security it was perfect for buildboy was immediately recognised. ing rafts and exploring the caves in The only problem was that he had not the darkness. “That was insanely completed school. He was accepted exciting. We would just sail around on the condition that he would take in there with flashlights and candles.” evening courses in general developThat was Rotterdam in the fifties, ment for two years at the Erasmiduring the reconstruction. There was anum. He did well at the academy, but plenty to do, but it did require the neche couldn’t care less about the evenessary inventiveness. And you had to ing courses. “After a year, I thought, be a little unconventional to make it I’m not going there anymore.” all work out. Cor had no trouble with There was more to learn on the street that. So one time, he and his friends and in the pub. The Miramar, with stole cultured carp from a pond at its viewing hatch and modern intethe current Museum of Natural Hisrior became his permanent home. He tory, rolled the live fish in ribbed also frequented the artist and writer cardboard and then set it free in the café Pardoel on the Oude Binnenweg carp-less Heemraadssingel, their which was only open from four to fishing spot. “You did your own thing, eight. The rather singular ‘Mr. Paryou see.” doel’ manned the bar. “You were not supposed to tip him, ever. But some*** times there were strangers who didn’t We sit at a large table in his studio in know this. Then he would throw the the former official residence of the money right back at those people. Rotterdam Drydock Company on “He wasn’t much into the hippie thing Heijplaat. There are books, magaon the stairs of the Beurs. “All that zines, and clippings all around him. hanging geranium stuff, it wasn’t my Works are hanging on the walls, finthing.” Eksit, which opened in 1969, ished or still in the making, screen wasn’t much to his liking either, apart prints, three-dimensional projects, from the bands. “Far too dull with drawings, models, designs. Kraat those conversation pits.” What he did is still doing his own thing. He is an think was fantastic were the Lantarartist who refuses to be defined and en and ‘t Venster on Gouvernestraat. is not attached to any one particular There was action; there was a crossform. Singular, headstrong, and a full pollination of theatre, film, music and blooded Rotterdammer, with clear visual arts. He preferred to breathe in opinions on the harbour. the atmosphere of endless possibiliHe has Nordic traits: tall, slim and ties rather than the hashish fumes at blonde (now grey). His mother was Eksit. “Sure, I’ve smoked cannabis Norwegian. She met his father in sometimes, but it wasn’t my thing. the war, after he was arrested by the And when friends told me they’d be Germans and forced into labour in tripping on LSD the whole weekend, Bergen. After the war, Dad became a I wouldn’t join in. Later, with Kunst harbour inspector and ma settled into & Vaarwerk, I did some cocaine for being a housewife. They sent Cor to a while. That’s when we did a lot of a Catholic elementary school, but he work, even at night. Well, you’re betwas taken off again after some fuss ter off taking a nap for fifteen minover impositions because he wouldn’t
utes, because it’s worthless, you have to do everything over again. “ In the late sixties, Rotterdam finally began to recover from this intense period of reconstruction. In the pubs, Kraat talked with friends and acquaintances about what to do with this strange city. Because everyone agreed that, in Rotterdam, things could not stay the way they were. Too grey, too much concrete, too impersonal. “Everyone was planning something, wanted to change something. Everyone was talking about what to do. There was nothing.” Rotterdam was a difficult city, which aroused resentment in the post-war generation. It was, according to Kraat, no city for easy living. That grand modern and business-like flair city administrators would boast about was no longer widely applauded. There was a need for a human factor. In Amsterdam you could just walk out of the station and step right into the cosy Mokum atmosphere. In Rotterdam you’d end up at Weena, a wind tunnel with a deer park. In the evening you would wander through deserted streets. In Amsterdam everything seemed possible, in Rotterdam, the haze of the fifties had still not cleared. “That terrible pettiness. We would sit at a terrace on Stadhuisplein and not be served because we had long hair,” says Kraat. Understandably, many artists and writers moved to Amsterdam. Or would just leave for a while, like his buddies Deelder and Jan Oudenaarden, to go soak up the culture in London. Only to return to Rotterdam later on. Kraat stayed. “I thought you should do things in your own environment. I live here. And gradually the city became the base of my work. This had to do with the sheer unpleasantness and the fact that you experience this city being built around you. If I had lived in Delft, then I would have become a completely different type of artist.” At the academy, he had his first revelation: pop art, the noisy art movement that emerged in England and America in the fifties and later also reached Rotterdam, albeit with some delay. Pop Art used bright colours, eagerly took inspiration from comics and advertisements. The fact that the Museum Boijmans Van Beuningen was still under the impression of surrealism in those days was annoying, but not an insurmountable handicap. To find inspiration, Kraat and his cronies would just go to Amsterdam or visited the pop art-oriented Documenta IV in Kassel, Germany in 1968. Kraat was especially impressed with artists such as Andy Warhol, Robert Rauschenberg, Edward Kienholz and Peter Blake. Pop Art was the solution for dreary Rotterdam. “It stood for life, colour and modernity. It had a sense of immediacy. How can I describe it? It made you feel good. It provided relief. It was extroverted. What bothered us was the way Rotterdam was being designed. There was a huge lack of colour. And in your subconscious you do feel a need for it.” Suddenly everything fell into place. The C70 manifestation with its colourful pavilions on Coolsingel and Weena had already given an impulse toward a more pleasant experience of the inner city. And just before his graduation in 1971, Kraat heard that the Rotterdam Art Foundation (RKS) had made a call for ideas to tackle the greyness of the walls. He submitted fifteen proposals, of which eight were subsequently exhibited at the Lijnbaancentrum. His reasoning: “Look, those buildings are there. How can you change that in an easy way? By visually altering their form. If you paint undulating movements on those angular forms, you get residual forms. The angularity becomes something else.” Even though the RKS defaulted on the promised prize money, Kraat’s name was established and the assignments started coming. One of the first was the painting of six light poles in front
of the Central Station in 1972. Right away, that was a lesson in how sparkling ideas ultimately get realised in a highly diluted form. Kraat wanted “a cacophony of colours” that would welcome the traveller entering the city. He wanted to paint all the poles in and around the railway station. In the end there were just six, with pink, yellow and blue. “That’s not enough. Then all you see is six of those things ... But there was massive response from the locals. People who had been on holiday and said: ‘So I get off of the train, and I feel happy right away!’ It was supported by the people.” Then came the utility buildings on Schouwburgplein. These were given a facelift with brightly coloured strips that ran around the corner. It was reminiscent of the psychedelic work of the English artist Alan Aldridge, best known for the illustrations he did for the Beatles. Kraat nods. “A new kind of freedom was born, a different way of thinking and working.” Kraat’s scope expanded. In 1974 he was asked to design a glass wall for the grandstand of the Feyenoord Stadium. Again he opted for those colourful strips. “I had designed them so that when you looked from the inside out, you saw those yellow trains as well. So that becomes a horizontal movement in the very design. Moreover, it’s all south facing, so the sun permanently changes that space. Everything gets different colours. It’s insane.” The following year, a building on the Amsterdam Bijlmer was adorned with his striped work and a Rotterdam tram was given a flamboyant ornamentation after his design. A “Kraat Style” had emerged. His wife enters with the dog. Kraat gets a round of coffee. When he sits down again, he talks about the ‘breakthrough’, the result of his first trip to America in 1974, where he became very impressed by the murals - in particular the effect figurative work can have on the streetscape. His painting on the Ericaplein in 1975, a giant parrot and an orange light beam, reflected this and caused the shift from abstraction to figuration. The square surrounded by a number of schools was situated in the Bloemhof area of South Rotterdam, and emanated an immense brick-brown sadness. “Abstract and a little colour wouldn’t do. It had to also appeal to the schoolchildren. Then I thought: what kind of nonsense is that, that ‘style’ of mine. So for the first time, I opted for figurative.” That was the ‘breakthrough’: out with that style. It was liberating. He began to think beyond just painting. Why not work from a concept for example? Why not take on the whole object right away? From that train of thought came the famous ‘Kraatpaal’, the lamppost that swayed through the air like an aerial root on the Karel Doormanstraat, an object that seemed to have been taken directly from a comic strip. Stolen, said the critics who watched Kraat’s success with keen interest. He shakes his head. “Of course not. I woke up in the middle of the night with that image and I immediately set to work. And then all sorts of different ideas kept coming: the broken pole, taped together with Hansaplast (self-adhesive bandages), that sort of thing. I had about eight designs. “ Even if, as an artist, Kraat was doing great in the late seventies, things were a little less smooth in his private life. His marriage broke up. But even that failure had its own feeling of “right place, right time”. It so happened that precisely in 1977, Lantaren /’t Venster organized an Ongelukkige Liefde Festival (Unhappy Love Festival). And he was to design it, together with fellow artists Hans Citroen, Willem van Drunen and others. “That was just when all our relationships broke up, so it was real, even.” The three thirtysomethings were instinctively attuned to each other. They were brothers in arms in failed love. “We spoke the same language,”
says Kraat. One thing led to another. Kraat had ambitious plans to do artistic things with the port. But these ideas were too big to be realised by just one person. “Man, the giganticness of that port. We’d go driving at night and then it’s just one big light show, like you’re driving through a missile base. “They decided to set up an artists’ bureau. Kunst & Vaarwerk started in 1978, initially planned as a five-year undertaking. In the end, it would take thirteen. In the meantime, Rotterdam had again undergone some dramatic changes. The hippie scene had fizzled out, and was largely overtaken by punk. The most famous Rotterdam epigones were the Rondos, whose members were all at the academy where they tried to bowl over “the sleepy, sweetish artists’ world”. Kraat knew them, and had no qualms with them. The wrath of the punks was not aimed at him. He was sympathetic to the movement, identified it as a major breakthrough, similar to pop art. He saw the Sex Pistols, fronted by a pimply Johnny Rotten, perform live in De Lantaren, and immediately understood that something new was afoot. What appealed to him was the embrace of the outsider, as propagated by the punk movement. “People could be part of something, ugly people, fat people, and this idea was then amplified. Fantastic.” Kunst & Vaarwerk had a rather punklike approach. There was a manifesto, drafted by Frank Vogel. “A big mouthed text, nicely arrogant”, is how Kraat sums it up. And like punk, Kunst & Vaarwerk turned against the established art order that treated everything that even slightly smelled of money or commerce with disdain and thought that art should remain pure. Kraat and company did exactly the opposite. They played ‘pretendcompany’. They called their studio ‘the office’, just to vex their politically committed professional colleagues. “We led the way in contacting the business world. Most artists just huddled together. You can see that at openings: no buyers, just friends and acquaintances.” Kraat, especially, had a way with the ‘suits’. For he had had social skills training in the various neighbourhoods of Rotterdam-West and in the Miramar and Pardoel. There he would be making small talk with everyone. “For me, it was about the people. Willem Scholten, for instance, the former director of the Havenbedrijf (Port Company), is also someone I know from that time.” Parts of the Rotterdam art world couldn’t appreciate Kunst & Vaarwerk’s approach to the business world. They were all about autonomy and integrity. Kraat laughs. “We had become commercialized, we were no longer fresh. On the wrong side after the war, so to speak. But the reason why we approached the business world also had to do with the fact that the RKS had terminated the Townpainting programme in 1979. With our free monumental art there was nowhere for us to go in the land of subsidy. The Percent for Art programme of the State and the Municipalities was always connected to a building.” The men of Kunst & Vaarwerk thought big: the city of Rotterdam and the Port of Rotterdam had to be brought closer together. Not just be an international port, but also a cosmopolitan city, with a clear port identity. They wanted to place visual anchors in and around Rotterdam to give the city a face. To this end they devised fun, difficult to implement plans, such as fixing the Rijnhotel to a buoy to show the exact scale of such a buoy. Or transform the Shell Building into a giant gas pump. Other projects did get realised. A huge tank in the Botlek area was painted to look like a hatbox. There were crumbling Doric columns put down near the highway. And at the pier on the Nieuwe Waterweg (New Waterway) at Hoek van
Holland they put three forty ton ‘dice’. In 1992, after thirteen years of ‘tons of fun’ and about a dozen projects with Kunst & Vaarwerk, it was over. The playfulness and synergy were gone. “At one point you would suggest ideas and then you had to fight the others to get them realised.” It had become a real business. There was less and less talk of joint designs. What was once ‘The Office’, had now really become The Office without the ironic quotation marks. Did they part as friends? “Not quite,” says Kraat. “Citroen I still see regularly. Van Drunen less. We still greet each other. Ah, that’s how it goes. We had a great time though.” In 1990 There was a farewell exhibition at the Cokkie Snoei’s gallery under the title K & V Privé. But Kraat had already started on his magnum opus, the Nieuwe Delftse Poort (New Delft Gate). *** He stares out into the Nieuwe Maas, the leaden water, the chasing clouds, the screeching seagulls, the ferry to the city. “If I die tomorrow, I can’t say I didn’t do the things I wanted to do. I just keep realizing them. Stop? What am I to do then? I get these ideas that I want to turn into something. Whether it is a drawing or a silkscreen or a painting or something project-like. That’s it.”
Rotterdam has always been the inspiration for the work of Dutch artist Cor Kraat (Rotterdam, 1946). From 1965 to 1971 he studied at the Rotterdam Academy of Fine Arts, and soon he developed his own style with colourful organic lines, as a response to the grey portuary city. He brought colour into that city scenery with murals in his organic style, introducing Townpainting after the American example. In around 1970 and after, he creates designs for trams, colourful lampposts, and a winding pole that is still standing in the city centre on Karel Doormanstraat. In 1978, together with Hans Citroen and Willem van Drunen, Kraat sets up Kunst & Vaarwerk: a Dutch Pop Art version that countered the hard urbanity with humour and irony. Ever since, a car is protruding from a parking garage of the Weena, industrial tanks in the Botlek are showing signs of an artsy treatment, and a straw hat is floating in a park pond. The scale of the port city required a large-scale and brutal art. To make sure this city would not forget its history, Kraat rebuilt the Delft gate, but in bright orange steel. Kraat has always combined artistry and entrepreneurship, long before current generations of artists were pointed in this direction. Kunst & Vaarwerk was dissolved in 1992, Kraat continued solo and has to this day been creating artworks that respond to the often almost forgotten history that has shaped the presentday city of Rotterdam.
De Kraat Krant - september 2012 • Eenmalige uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling Cor Kraat, Made in Rotterdam
Over Cor Kraat Rotterdam is altijd de inspiratie geweest voor het werk van de Nederlandse beeldend kunstenaar Cor Kraat (Rotterdam, 1946). Van 1965 tot 1971 doorliep hij de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten waarna hij al gauw een eigen stijl ontwikkelde met kleurige organische lijnen, een reactie op de grijze havenstad. Met muurschilderingen in zijn organische stijl bracht hij kleur aan in dat stadsdecor, door naar Amerikaans voorbeeld Townpainting te introduceren. Rond en na 1970 maakte hij ontwerpen voor beschilderde trams, kleurige lantarenpalen en een kronkelende paal die nog altijd in de Karel Doormanstraat in het centrum staat. In 1979 richtte Kraat met Hans Citroen en Willem van Drunen Kunst & Vaarwerk op: een Nederlandse Pop Art variant die met humor
40
en ironie terugsloeg naar die harde stedelijkheid. Sindsdien steekt een auto uit een parkeergarage van het Weena, werden industriële tanks in het Botlekgebied onder handen genomen en staat een matroos met zijn gezicht naar een blinde muur op de uitkijk. De schaal van de havenstad vroeg om een kunst van formaat en brutaliteit. Om die stad niet zijn geschiedenis te laten vergeten, herbouwde Kraat de Delftse poort, maar dan wel in knaloranje staal. Kraat combineerde altijd kunstenaarschap en ondernemerschap, lang voordat huidige generaties kunstenaars daarop gewezen moesten worden. Kunst & Vaarwerk werd in 1992 opgeheven, Kraat ging solo verder en ontwikkelt tot op de dag van vandaag kunstwerken die reageren op de vaak bijna vergeten geschiedenis die het Rotterdam van nu gevormd heeft.
Kraatcafé Praten met Cor Kraat? Dat kan op vier zondagen tijdens de expositie in het Kraat Café van 14.00 tot 17.00 uur in LP2. zondag 30 september
De lege stad
Exclusief interview met Cor Kraat door Fred de Vries (journalist) zondag 21 oktober
Stadsvernieuwing en stadsverfraaiing
Lezing Siebe Thissen. Nico Haasbroek (journalist) in gesprek met Cor Kraat, Paul van der Laar en Gyz la Rivière zondag 11 november
Kunst & Vaarwerk
Lezing Hans Citroen. Hans Walgenbach (directeur Museum Rotterdam) in gesprek met Patricia van Ulzen, Hans Citroen en Cor Kraat zondag 2 december
What’s Next
Lezing Gyz la Rivière en speciaal programma Muziek: Dj Tin Tin en DJ Blue Flamingo Kijk voor meer informatie over de expositie en het Kraat Café op www.cbkrotterdam.nl of www.lp2.nl Colofon Initiatiefnemers Siebe Thissen (CBK) Gérard Steenbergen (LP2) Tentoonstelling Herbert Mattie Rens Muis (75B) Projectorganisatie Marieke Müller (LP2) Marjolijn van der Meijden (CBK) Uitvoering Klief BV Vorm en Decor Rocka Reprografie b.v.
Met dank aan Cor Kraat, Hans Citroen, Willem van Drunen, dienst Kunst en Cultuur, RET, Veenman+, Men At Work TV Produkties, RTV Rijnmond, Kernkamp Advocaten, Union Investments Real Estate GmbH en alle betrokken Rotterdammers die financiële steun hebben verleend aan deze tentoonstelling.
LOGO CBK
Redactie krant Sandra Smets, Herbert Mattie, Marjolijn van der Meijden, Cor Kraat, Nienke Post Met bijdragen van: Fred de Vries en Hans Citroen Vertaling door: Michael Meert Grafisch ontwerp 75B Druk Veenman+ Oplage 15.000 Copyright: Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt door druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder schriftelijke toestemming van het Centrum Beeldende Kunst Rotterdam. Getracht is de rechthebbenden van de afbeeldingen te achterhalen. Zij die menen alsnog aanspraak te kunnen maken op zekere rechten, wordt verzocht contact op te nemen met het Centrum Beeldende Kunst Rotterdam.
Toren van Nolens, Mgr Nolenslaan, Schiedam, 2004