Winters wonderland

Page 1

Winters Wonderland Belinda Jones

BLOEMENDAL UITGEVERS


1

Ik lig op een bed van ijs. Letterlijk een gigantisch blok ijs, kingsize, uitgehakt in de vorm van een hemelbed en zo glad gepolijst dat het glimt en wel glas lijkt. Het plafond en de gewelfde muren zijn van dichtgepakte sneeuw gemaakt, wat het heerlijk knus maakt; iets wat ik totaal niet had verwacht. Ik adem een witte wolk uit. Het voelt alsof ik in een sprookje zit; op weg naar mijn iglokamer liep ik onder tinkelende kroonluchters van ijs en poortjes met prachtige ijskrullen, door gangen die wel door ijsberen leken te zijn uitgegraven. Ik moet de illusie dat ik een ijsprinses ben helaas doorprikken: op het bed ligt een gewoon matras, maar geloof maar niet dat het echt lekker ligt – het voelt alsof het ding een paar weken in de diepvries heeft gelegen. De weelderige nepvachten die op het bed liggen – het type waarbij het lijkt alsof de schapen wat te dicht bij het kampvuur hebben gestaan – zijn voor de show. Om het warm te houden, lig ik in een feloranje slaapzak van North Face, onder een synthetische deken van het soort materiaal waarmee je ook je zonnebril poetst. Het had erger kunnen zijn. Ik had hier ook in mijn nakie kunnen liggen, met mijn billen vastgevroren aan het ijsbed. Lijkt me echt iets voor een Bondgirl, om zo dood te gaan. Het raarste is nog dat ik aan het werk ben. Ik ben druk bezig met onderzoek. Ook al is het meer een horizontaal, bibberend, ‘waarom was dit toch een goed idee?’-onderzoek. Ik ben in Canada, in de Franssprekende provincie Quebec om precies te zijn, om een stuk te schrijven over de jaarlijkse Winterkermis. Het is de grootste en volgens veel mensen beste winterkermis ter wereld. En de mooiste. Dat is het enige dat ik weet. Gewoonlijk plan ik mijn reizen maanden van tevoren en lees ik me zo goed in dat ik bij wijze van spreken zelf groepen toeristen kan rondleiden. Maar dit keer besloten we zelf een gids te huren voor de week dat we hier zijn, omdat de plannen op het laatste moment veranderden (we besloten een artikel over het retro-skioord Cortina d’Ampezzo uit te stellen tot volgend jaar, zodat we dan ook de vijftigste verjaardag van de film De Roze Panter kunnen meepikken, die daar is opgenomen). Ik kreeg letterlijk vierentwintig uur geleden te horen dat ik hier naartoe ging en tot het moment dat ik incheckte dacht ik dat Hôtel de Glace een ijssalon was. Je snapt dat ik nogal teleurgesteld ben. Als ik nou een ijspriem en fles Blue Caraçao had meegenomen, had ik mijn eigen slushpuppies kunnen maken. Of Krista Carter Was Here in het hoofdeinde van het bed kunnen krassen. Niet dat ik zo’n kunstenaar ben als degenen die het hotel hebben gedecoreerd met prachtige ijsbeeldhouwwerken. Het thema dit jaar is ‘First Nation’, 6


waarbij de Canadese equivalent van de indianen centraal staan. Mijn kamer heet ‘La coiffe’, wat ongeveer kan worden vertaald als ‘Het kapsel’, omdat hij wordt gedomineerd door een opperhoofd met gigantische neus en verentooi met kaketoeveren. Ook is er een prachtige (letterlijk!) sneeuwwitte duif, met gespreide vleugels. Toen ik de kamer voor het eerst zag, heb ik eerst een tijdje bij het flikkerende kaarslicht op het bed zitten kijken naar alle muurversieringen. Ik voel de kou nu wel, maar niets is zo geweldig als dat heerlijke gevoel dat je krijgt als je iets totaal nieuws doet. Ik kan niet wachten om mijn lezers erover te vertellen. Ik schrijf voor het blad Va-va-vakantie!, zonder twijfel het beste tijdschrift over reizen ter wereld. Ik zeg dit zonder aarzelen, omdat ik een van de medeoprichters ben; samen met Danielle Mitchell, die het blad opmaakt (we werkten vroeger al samen bij een ander tijdschrift), en Laurie Davis, een van de weinige voormalige reisagenten die daadwerkelijk iets doet met haar ervaring. We hebben voor die naam gekozen, omdat het een beetje doet denken aan Va-va-voom, een naam vol energie en flair, wat ook terugkomt in ons logo. Maar het was niet onze eerste keus. We wilden het eigenlijk Go Girl! noemen, maar die naam was al ingepikt – door een bedrijf dat plasgootjes verkoopt, waarmee vrouwen staand kunnen plassen. Ik wens ze veel succes. Ik doe het meeste locatiewerk voor de website en onderhoud de contacten met hotels en andere bedrijven, waarna Laurie het overneemt om leuke kortingsacties te bedenken voor onze lezers. (De vliegtarieven zijn tegenwoordig zo schandalig hoog dat we overal waar we kunnen proberen geld te besparen: niet alleen in hotels en restaurants, maar ook bij winkeltjes in de buurt, cocktailbars, musea en zelfs bij de nagelstudio….) We zien onszelf als koppelaars van de reiswereld, omdat we reizen op maat aanbieden die gebaseerd zijn op uitputtende ledenprofielen. Nog beter: je krijgt altijd een echte persoon aan de lijn (mij of Laurie) voordat je op reis gaat (en je mag ons altijd bellen). Ons motto is: het leven is te kort en reizen is te duur om je tijd en geld te verspillen aan een dure, toeristische koffiebar. Wij vertellen je waar je dat binnenpleintje kunt vinden waar de ober je een extra macaron toestopt voor bij je espresso. Gewoonlijk zou ik nog zo lang door kunnen praten over waarom wij je ideale reisgenoot zijn, dat je uit pure wanhoop op de trein of in het vliegtuig of de auto zou springen om maar bij me weg te komen, maar ik ben nu een beetje wazig. Stond ik vanochtend echt nog in de rij voor de incheckbalie op Heathrow en ben ik nu in, echt, Narnia? Zo voelde het trouwens niet toen ik aankwam: ik had het idee dat ik in het basiskamp van een Noordpoolexpeditie werd gedumpt. Toen ik uit de taxi stapte, wandelde ik regelrecht een sneeuwstorm in: de vlokken raasden me om de oren, zo mijn ogen, mond en neus in. Het sneeuwde zo erg dat ik het liefste wilde schreeuwen: ‘Stop met schudden en zet die sneeuwbol neer!’ Ik meldde me bij de receptie en ging braaf naar het welkomstpraatje in het Celsiuspaviljoen. Tot zover niets aan de hand. 7


Het was warm, droog en sneeuwvrij en ze hadden zo’n coole Keurigmachine waar je een cupje indoet, op een hendeltje drukt en... hopla, warme chocolademelk! Geweldig! Na ongeveer vijfentwintig minuten kwam het onderwerp ‘Slapen in een ijshotel’ aan de orde en realiseerde ik me dat deze reis best avontuurlijk ging worden. Katoen, zo werd verteld, is het werk van de duivel. Als je gaat zweten, blijft het nat en dan bevriest het. En jij dus ook. Gelukkig was ik zo slim geweest om mijn synthetische thermische ondergoed in de koffer te stoppen en was ik al van plan om in mijn kleren te gaan slapen – met mijn jas aan – tot de reisleider aangaf dat ik dan oververhit kon raken. Op zich leek me dat niet zo’n probleem. Hij adviseerde ons ook om voor het slapengaan eerst in de jacuzzi te springen – het idee is dat je lichaamstemperatuur zo iets stijgt, omdat ‘de slaapzak de temperatuur vasthoudt waarmee jij erin stapt – hij maakt je niet warmer.’ Het enige vervelende is dat ik geen zwemkleding heb meegenomen. Dat was nou niet echt iets waar ik aan dacht bij het inpakken. Ik overwoog een moment om dan maar gewoon in mijn ondergoed te gaan, totdat ik erachter kwam dat (a) je een eind door een halve meter sneeuw moet waden vanaf het paviljoen naar de jacuzzi, wat behoorlijk fris is en (b) als je je muts vergeet, je binnen de kortste keren een hoofd vol ijspegels hebt. Op naar de bar, dan! Al was het alleen al omdat die een gigantische openhaard herbergde. Ik holde ernaartoe en hield mijn handen tegen de glazen behuizing. Niks. ‘Het vuur is echt, maar het glas is hittewerend.’ ‘Wat?’ ‘Het is alleen voor het effect,’ legde een medereiziger uit. ‘Het is niet waar!’ jammerde ik. ‘Eh… je realiseert je toch wel dat als het warm zou zijn, dit hele hotel zou smelten?’ ‘O. Ja.’ Zelfs ik moest toegeven dat ik dat niet wilde. Het hotel is gewoon te fantastisch. Vijf minuten geleden liep ik door een witte wildernis, om nu in een bar te staan waar de discolampen van neonpink naar turkoois en smaragdgroen verspringen en de clubmuziek uit de boxen knalt. Ik deinde even mee met ‘Moves Like Jagger’. Het was gewoon vreemd om op de dansvloer te staan, waar iedereen gewoonlijk in korte jurkjes en nietsverhullende T-shirts rondloopt, en alleen maar mensen in winterkleren te zien, inclusief muts. Veel mensen stonden met een tropische mangococktail in de hand, maar dat ging me net wat te ver. We zijn niet op de Cariben, jongens! Dus, leunend tegen de blauw licht verspreidende bar, bestelde ik de specialiteit van het huis: een mix van wodka en Domaine Pinnacle-ijscider (een lokale specialiteit, gemaakt van appels die na de eerste vorst worden geplukt), geserveerd in een uitgehold ijsblok. Als ik die alcohol nou ook nog over mijn lippen kon krijgen... 8


‘Gewoon vanaf de smalste kant nippen,’ adviseerde de barman me. Het voelde nog steeds raar en nog lang nadat ik de zoete alcohol naar binnen had gewerkt, bleef ik aan het glas likken alsof het een ijslolly was. Na de bar nam ik een kijkje in de hotelkapel, om daarna even van de ijsglijbaan te glijden. Toen een groepje giechelende feestvierders langsliep, trok ik een reuze zelfverzekerd gezicht, alsof ik heel goed wist wat ik hier deed. Maar als ik eerlijk was, moest ik toegeven dat ik geen flauw benul had wat ik nu moest gaan doen. Was Laurie er maar. Danielle is een heerlijke meid en een geweldige designer, maar Laurie is mijn alles: mijn beste vriendin, de zus die ik nooit heb gehad, mijn moederfiguur... Toen ik achttien was, zei mijn echte moeder: ‘Mijn taak zit erop. Tijd om op eigen benen te staan.’ Nou ja, dat was de strekking in elk geval. Ze wilde haar leven terug. Blijkbaar zat ik haar al jaren in de weg. Eigenlijk al sinds mijn geboorte. Ze gaf me wat eten, mijn uittreksel uit het geboorteregister en nog wat andere documenten die ik volgens haar nodig zou hebben en sindsdien heb ik haar amper gezien. En dat is eigenlijk wel prima. Het doet je ego weinig goed als je het gevoel hebt dat je iemand altijd tot last bent. Zo voel ik me bij Laurie totaal niet. Als ik op reis ben, belt ze me elke avond op om te vragen wat ik heb gedaan. Als ik thuis ben ook trouwens. Ze kan geweldig luisteren en heeft altijd goede adviezen. Vooral omdat ze zelf al zoveel heeft meegemaakt. Toen ze haar laatste ‘Ik ben alleen maar zo bezitterig omdat ik het beste met je voor heb’-vriendje de laan uit stuurde, besloot ze dat dit haar nooit meer ging overkomen: nooit meer rode vlaggen negeren, nooit meer pijnlijke lessen leren, nooit meer ‘zelfde problemen/ander overhemd’... En dus werkt ze zich nu methodisch door de sectie zelfhulpboeken in de lokale boekhandel, tot ze de code heeft gekraakt, oftewel: tot ze weet hoe je een van die zeldzame en fortuinlijke mensen wordt met een echt goede relatie. ‘Het voelt alsof ik nog één kans heb om het goed te doen,’ zei ze laatst tegen me toen we onze harten bij elkaar uitstortten boven een bord pad thai en martini’s met lychee. ‘Ik kan het echt niet nog een keer hoor, zo’n baggerrelatie en dan weer uit elkaar. Ik heb er gewoon de kracht niet meer voor.’ Inmiddels heeft ze iets beters gevonden dan een simpele man – ze heeft Manhattan. New York City, dat is haar ware passie. En omdat het zo’n populaire reisbestemming is bij onze lezers, doet zij de tweemaandelijkse updates, en gaat ze er wanneer ze maar kan naartoe, om op de hoogte te blijven van de laatste trends op het gebied van clubs, restaurants en winkels. Echt, ze heeft meer speciale adresjes in haar hoofd dan de conciërge van het Gramercy Park Hotel! Ook heeft ze een geweldige neus voor interessante onderwerpen voor onze column ‘Man van de wereld’, waarin steeds een knappe man vertelt over wat zijn woonplaats zo speciaal maakt. Laurie weet elke keer weer een ander appeltje voor de dorst te vinden in The Big Apple. Ze zegt dat ze momenteel 9


verder niets nodig heeft – een korte flirt op straat om ervoor te zorgen dat ze het niet verleert, is genoeg. Maar voor mij wil ze meer. ‘We kunnen niet nog een jaar voorbij laten gaan waarin Andrew de laatste jongen was die je hebt gezoend. Daar moet verandering in komen. En ik denk dat Canada de perfecte plek daarvoor is.’ ‘Echt?’ ‘Ja, Canadezen staan erom bekend dat ze aardig zijn, toch? Ik denk dat het tijd wordt dat jij eens een aardige man gaat zoenen, Krista.’ Nou, dat zou inderdaad iets nieuws voor me zijn. Laat ik zeggen dat dit niet het koudste bed is waar ik ooit in heb gelegen. Al voordat Andrew me verliet, was de kou voelbaar. Hij lag zo ver op zijn kant dat je bijna zou denken dat hij een dubbeltje was. En ik lag daar dan, op mijn rug, terwijl de tranen over mijn wangen op het kussen drupten, me af te vragen waarom mijn leven zo vreselijk was. Het ergste was dat ik dan ging denken aan betere tijden. In het begin was hij zo teder en lief, lag hij helemaal tegen me aan, hield me stevig vast en zei dat hij me nooit meer wilde missen. Ik was belangrijk. Zijn ‘enige liefde’. En nou lag hij daar maar, de deken hoog opgetrokken. Eigenlijk snapte ik wel dat hij vertrok. Technisch gezien was het mijn schuld, ook al kon ik er niets aan doen. Er is maar één iemand die echt weet wat er is gebeurd en dat is Laurie. Vooral omdat ik alles zelf nog steeds moet verwerken. Maar ook omdat het allemaal toch nog behoorlijk taboe is – als je het hardop zegt in een gesprek, voelen mensen zich direct ongemakkelijk. Ik denk dat ze daarom de term ‘onoverkomelijke verschillen’ hebben bedacht. Dat dekt mooi de lading. Haha, dekt! De dekens! Ik begin alweer te rillen als ik eraan denk. Maar mijn voeten zijn in elk geval warm: die mohair sokken van dertig euro waren echt een geweldige aankoop. Als ik nou een megasok had waar ik helemaal in paste, zou dat nog beter zijn. Mijn neus, daar heb ik nu nog het meest last van. Het voelt alsof alle kou in heel Quebec in dat kleine roze driehoekje is gekropen. Ik blijf er maar in knijpen, om te voorkomen dat hij bevriest. Oké. Tijd om te gaan slapen. Ontspan.... handen langs je lichaam. Geef je over... En dan verandert er iets. Ik voel een warme adem over mijn gezicht strijken. De geur van aftershave – klassiek, duur, met een vleugje bergamot. Ik open mijn open en zie een verbluffend mooie man – die zo uit de Wintercollectie van Christian Dior lijkt te zijn weggelopen – boven me hangen. Ik zou zeggen dat ik verstijf, maar dat lijkt me logisch. ‘Mag ik?’ Hij schuift de capuchon van mijn slaapzak naar achteren en begint mijn haar over het kussen te verspreiden. Is dit roomservice? Want dan had ik liever een chocolaatje op mijn kussen en een kaartje met de weersvoorspelling voor morgen. 10


Hij spreekt Frans tegen me, wat – ook al klinkt het verleidelijk – vooral betekent dat ik toch eerst een vertaling nodig heb voordat ik straks een post ‘Extra verwarming’ op mijn hotelrekening zie staan. Vooral omdat hij nu zijn hand in zijn jas steekt en in zijn kruis aan het rommelen is. ‘Excusez-moi,’ zeg ik. ‘Oui?’ Hij kijkt me vragend aan. ‘Wie ben jij?’ ‘Gilles.’ Hij zegt het op een toon van ‘maar natuurlijk ken je mij. Iedereen kent Gilles.’ ‘Gilles...?’ ‘Gilles Pelois.’ Nee, daar heb ik iets aan. Hij werpt me een ongeduldige blik toe, alsof hij wil zeggen, ‘kunnen we?’ en steekt zijn hand weer achter zijn riem. Ik wil wegkijken, maar kan het niet. Een beetje teleurgesteld ben ik wel als hij een camera tevoorschijn haalt. ‘Jij bent de fotograaf?’ ‘Evidemment!’ ‘Ik had je morgenochtend pas verwacht.’ ‘Heb je mijn bericht niet ontvangen?’ ‘Bewaar jij je camera in je onderbroek?’ werp ik tegen. ‘Om hem warm te houden, zodat de lens niet beslaat.’ ‘O,’ zeg ik. ‘En nee, ik heb geen berichtjes ontvangen. Waarschijnlijk omdat ik mijn telefoon niet heb opgeladen...’ Ik vis hem uit mijn slaapzak en de goddelijke man pakt hem direct uit mijn handen, trekt een mobiele oplader uit zijn telefoon en prikt hem in de mijne. De telefoon komt plingend tot leven. ‘Kijk maar.’ ‘Het is al goed,’ kerm ik. ‘Ik geloof je wel.’ (Ik weet dat we dit shot wilden – het is wat iedereen wil weten: ‘Hoe kun je in hemelsnaam lekker slapen in een hotel gemaakt van ijs?’ ) ‘Het was alleen fijn geweest als je even had geklopt.’ ‘Waar?’ Zit iets in. Geen deur. En hij heeft een camera op mij gericht. ‘Geef me dan even een paar tellen om mijn make-up bij te werken!’ Ik word rood. ‘Nee-nee-nee!’ Hij houdt me tegen. ‘Toe. Zo blijven liggen.’ ‘Echt?’ ‘Vertrouw me. Ik heb een speciaal filter.’ ‘Wat, het lenskapje?’ ‘Les dames,’ hij schudt zijn hoofd. Wat volgens mij zoiets betekent als: ‘Vrouwen!’ ‘Wat moet ik doen?’ vraag ik, hoewel ik weinig kán doen, omdat ik in een dikke slaapzak lig ingesnoerd. ‘Kun je je armen eruit steken? En op je buik gaan liggen? En je haar voorover laten hangen?’ Hij drapeert mijn haar nu zo dat mijn pony half over mijn rechteroog valt. 11


‘Kijk me nu aan, nee, niet lachen. Gewoon kijken alsof je wakker wordt uit een droom...’ ‘Je weet dat dit voor een reiswebsite is, toch?’ ‘Jawel, maar we kunnen het wel een beetje, eh...’ Hij zoekt naar het juiste woord. ‘Ja?’ ‘Artistieker maken!’ ‘O.’ Hij begint te klikken, maar als hij me vraagt de camera een kusje toe te blazen, heb ik er genoeg van. ‘Ik denk dat ik rechtop moet gaan zitten, met een kop chocolademelk in mijn handen.’ ‘En een gebreide muts op?’ zegt hij spottend. ‘Ja!’ Ik rol op mijn zij en begin in mijn zwarte reistas te rommelen. ‘Kijk, ik heb er eentje met een grote pompon erop!’ Zijn mond valt open. ‘Wil je er niet mooi uitzien?’ ‘Nou ja, dat is niet het doel van de foto’s.’ ‘Nee?’ Hij kijkt geschokt. ‘Nee, het moet vooral luchtig blijven.’ ‘Maar we maken reclame voor het hotel, toch?’ ‘Jawel, maar het wordt geen reclame-reclame, met modellen en zo.’ Dat moge duidelijk zijn. ‘Het gaat om echte mensen. Je weet wel, leuk! Genieten!’ Hij is even stil, alsof hij mentaal afscheid neemt van het idee dat hij kleine edelsteentjes een voor een op mijn wimpers mag leggen. ‘Ik ben modefotograaf.’ ‘Ach,’ ik kijk hem scheef aan, ‘dan wordt het nog een leuk weekje voor je.’ ‘Pardon?’ Ik ga weer op mijn zij liggen. ‘Reportage? Ken je die term?’ ‘Dat is een Frans woord.’ ‘O. Oké. Dan is het goed.’ ‘Je wilt dat ik het verhaal van je verblijf met foto’s vertel.’ ‘Ja, meer documentaire, minder mode.’ ‘Ik heb een borrel nodig.’ Hij leunt achterover, zoekt in een van de vele tassen die hij bij zich heeft en trekt een fles Domain Pinnacle-ijscider tevoorschijn. ‘Ik heb mijn glas uit de bar nog!’ roep ik opgetogen, maar als ik het ding wil pakken, merk ik dat het aan het nachtkastje is vastgevroren. ‘O.’ ‘Geen nood.’ Hij komt naast me zitten. ‘We kunnen wel delen.’ ‘Na jou,’ zeg ik, om ervoor te zorgen dat ik me niet alleen ga bezatten. ‘Salut!’ Wauw. Dat was een grote slok. ‘Kun je zo nog wel werken?’ vraag ik, een beetje bezorgd, gezien de twaalf procent in dat spul. ‘Ik stel de camera wel in op autofocus.’ Plotseling moet ik lachen – dit is zo raar. Dronken worden met een vreem12


de in wat ik niet anders kan omschrijven dan een iglo met stijl. ‘Ben jij avontuurlijk?’ vraagt hij. ‘Wat ben je van plan?’ vraag ik meewarig. Was die grote slok wel zo’n goed idee? ‘We hoeven deze foto’s niet te gebruiken voor de website, maar ik had een paar ideetjes voor ik hoorde dat...’ ‘Voor je wat hoorde?’ ‘Dat jullie iets anders zochten.’ ‘Ah...’ Hij loopt naar zijn grootste tas en trekt er een gigantisch wit dekbed uit en een hele stapel kussens. ‘Je hebt je eigen beddengoed meegenomen?’ sputter ik. ‘Ik dacht dat het er zo uit zou zien alsof je onder de sneeuw ligt te slapen.’ ‘Is dit zijde?’ Hij knikt. ‘Ze hadden gezegd dat katoen hier een lelijk woord is.’ Ik moet even giechelen. ‘We zouden dit kunnen gebruiken om het contrast aan te geven tussen de fantasie van slapen in een ijshotel en de werkelijkheid.’ Geen slecht idee: meer IJsprinses, minder oranje Raketje. ‘Bij reizen gaat het om fantasie, nietwaar?’ zegt hij terwijl hij het bed opmaakt. ‘Ontsnappen aan de werkelijkheid. Of op zijn minst een nieuwe werkelijkheid.’ ‘Ja, dat klopt,’ verzucht ik, verrast dat we op dezelfde golflengte zitten. Moet ik nog zeggen dat hij met een zwaar Frans accent spreekt? Het moet de combinatie zijn van jetlag, ijscider en Gilles’ nogal warmbloedige bedgewoonten, omdat ik me, terwijl ik voor hem poseer, net een jonge Brigitte Bardot voel, met warrige haren en zwoele lippen. Ik heb zelfs een spleetje tussen mijn tanden. Waar ik altijd een hekel aan had, totdat ik een aflevering zag van America’s Next Top Model, waarin Tyra een van de modellen naar de tandarts stuurde om het spleetje juist breder te maken. Ik begin weer te rillen. ‘Koud?’ Hij legt direct zijn arm om mijn schouder en trekt de slaapzak weer om mijn nek. ‘Zal ik even wrijven?’ ‘Mmm-hmm.’ Hij trekt mijn zijdewormvormige lichaam tegen zich aan, slaat zijn armen om me heen en begint me nu warm te wrijven. Het helpt, ook al heb ik nu een heel ander probleem – als hij me zou willen kussen, zou ik hem niet tegen kunnen houden. Maar zou ik dat überhaupt willen? Ik draai mijn hoofd, zodat ik hem beter kan bekijken. ‘Leuke neus.’ Elegant, met een klein lief kuiltje bij de punt. Hij kijkt me vragend aan. ‘Nou ja, ik zou hem leuk vinden als ik foto’s van jou stond te maken. Maar dat doe ik niet. Jij maakt foto’s van mij.’ 13


Ik kijk naar de grond, zowel om het oogcontact te verbreken als om mijn blozende wangen te verbergen, maar per ongeluk stop ik dus nu mijn gezicht in zijn nek. En dan merk ik dat zijn bewegingen vertragen en zijn grip langzaam zwakker wordt, tot hij me alleen maar vasthoudt en over mijn rug streelt. Ondanks alle lagen tussen ons in, voelt het ongelooflijk intiem. Dat is even geleden. Maar dan leunt hij achterover en kijkt hij me onderzoekend aan. Ik zou me ongemakkelijk moeten voelen, alsof hij al mijn foutjes kan zien, maar in plaats daarvan kijkt hij me aan alsof... hij alleen maar het mooie in mij ziet. Hoe doen mannen dat toch? ‘Klaar voor meer foto’s?’ Ik knik, maar eigenlijk is dat niet waar. Ik heb heel wat anders in gedachten. Ik reik achter mijn hoofd en pak het kussen vast. ‘Eendendons?’ Hij knikt bevestigend. ‘Kussengevecht?’ Hij fronst, alsof hij niet snapt wat ik bedoel. Maar voor ik het kan uitleggen, heeft hij zelf het dichtstbijzijnde kussen gepakt en begint hij ermee te zwiepen, terwijl hij met de andere hand de camera vasthoudt en druk aan het klikken is. ‘Gemenerik!’ roep ik uit. Ik zin op wraak en begin met mijn eigen zachte wapen te gooien. Ik geef hem zo’n klap om zijn oren dat zijn fleecemuts door de kamer vliegt en zijn warrige tweekleurige haardos wordt vrijgelaten. Hij kijkt me aan alsof dit een probleem zou kunnen worden. ‘Wacht even!’ Hij steekt zijn hand op. Snel zet hij zijn statief neer, zet de camera op de zelfontspanner en begint weer op me in te beuken. Dit keer reageer ik door te gaan gillen als een speenvarken. Ik spring uit bed en mijn slaapzak valt op mijn enkels. Ook mijn benen, knieën en uiteindelijk billen moeten het nu ontgelden. Hij staat hard te lachen – waarschijnlijk omdat ik hier in mijn thermische ondergoed sta, maar ook omdat hij blijkbaar in tijden niet zoveel plezier heeft gehad. Dat was vast voordat hij erachter kwam hoe knap en cool hij is. We blijven op elkaar in beuken, slaan, gooien en zwiepen tot alles om ons heen wit is. Het lijkt wel te sneeuwen. ‘C’est magnifique!’ hijgt hij, grijpend naar de veertjes. Dan stopt hij er een paar tussen mijn haren, veegt wat veertjes weg bij mijn mond en strijkt met de zijdezachte haartjes over mijn onderlip. Ik word me ineens enorm bewust van mijn zwoegende borstkas. We ademen elkaars adem in – die naar appeltjes ruikt... Ik weet niet of hij me om artistieke redenen zo staat aan te staren, om te bepalen welk volgend shot hij gaat kiezen, of dat hij echt iets van plan is. Ik kan mezelf amper bedwingen. Maar dan voel ik zijn lippen op de mijne en begint de kamer te draaien, om me heen te tollen, terwijl ik me overgeef. 14


Onze bewegingen worden onderbroken door een ssssss-klik van de camera. ‘We moeten stoppen!’ Hij rukt zich plotseling los. ‘Moet dat?’ hijg ik. ‘Natuurlijk. Vreselijk onprofessioneel. Dat bedoel je toch?’ Ik kan zijn gezicht niet lezen. Zeker niet nu hij zich heeft omgedraaid en zijn spullen weer inpakt. ‘Ik kan dit niet.’ Is dat een ‘ik-heb-een-vriendin’-ik-kan-dit-niet? Ik doe mijn mond open om opheldering te vragen, maar kan niets uitbrengen. Ik kijk werkloos toe terwijl hij zijn statief inklapt, het beddengoed weer in de tas propt en zijn camera in zijn broek stopt. ‘Ik zie je morgenochtend. In Quebec.’ ‘Oké,’ mompel ik terwijl hij wegloopt. En dan ben ik weer alleen. In de kamer. In de stilte. Maar ik kan zijn lichaam nog tegen het mijne voelen, zijn kus nog proeven. En als ik nu uitadem, zie ik niet mijn adem – omdat hij de lucht heeft verwarmd. En mij. ‘O, hemel!’ Ik laat me op het bed vallen en besef veel te laat dat het gemaakt is van ijs.

15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.