Warme choco en een hippe Finse muts Astrid Harrewijn
Astrid Harrewijn won in 2006 de Jill Mansell-‐schrijfwedstrijd. Sindsdien is ze één van de bekendste chicklit-‐auteurs van Nederland. In het voorjaar van 2012 verscheen het eerste deel van een drieluik over drie Utrechtse vriendinnen, Miss Communicatie. Om de donkere dagen door te komen tot de verschijning van het tweede deel, Miss Match, in januari 2013, trakteren wij je op een kort verhaal. Ter gelegenheid van kerstmis herschreef Astrid Harrewijn een eerder gepubliceerd zomerverhaal tot een kerstspecial voor Chicklit.nl. Enjoy! Kijk voor meer informatie over Astrid Harrewijn op: www.astridharrewijn.nl
‘Ik denk er niet over!’ ‘Wat heb je te verliezen, Sarah?’ Verontwaardigd kijkt Jolijn, mijn beste vriendin, me aan. ‘Niets, ik heb helemaal niets te verliezen, maar ik heb er geen zin in. Dat is alles,’ antwoord ik. ‘Luister, we hebben het hier over de broer van een collega van mij. Hij is pas verhuisd en kent hier nog niet zoveel mensen. Je moet helemaal niets met hem, maar zo’n blind date lijkt ons gewoon leuk.’ ‘Jullie zijn heel goed in het bedenken van leuke dingen, het is alleen zo jammer dat ik ze elke keer moet uitvoeren.’ Jolijn schiet onbedaarlijk in de lach. ‘Dat is nou precies waarom we jou in gedachten hebben. Die broer schijnt een vrolijke jongen te zijn en jij hebt humor.’ ‘Precies. Humor en foute vriendinnen. Nee, ik ben een rijk mens.’ Op het moment dat ik de deur uit wil lopen, roept Jolijn me terug. ‘Kom op nou, Sarah, misschien is het wel een hartstikke leuke vent.’ Ik draai me aarzelend om en besef dat ik een domme fout bega. Geef Jolijn één vinger en ze pakt meteen je hele hand en inderdaad grijpt ze mijn aarzeling met beide handen aan en trekt me terug de woonkamer in. ‘Zaterdagmiddag om halfzes. Op de ijsbaan. Goed?’ ‘Ben je besodemieterd. Ik kan niet schaatsen. Drie jaar geleden heb ik voor het laatst geschaatst. Ik hing als een kleuter achter een keukenstoel, werd vervolgens omver geschaatst door een jochie op van die snelle ijshockeydingen, en zat de rest van de dag bij de eerste hulp met een gebroken neus. Ik ga dus niet schaatsen! Heb je dat begrepen, Jolijn?’ ‘Lijkt me duidelijk, maar je hoeft ook niet te schaatsen. Ze hebben dit jaar de ijsbaan fantastisch versierd, dat is al pret genoeg, het is the place to be! Met kerstbomen vol met lichtjes en een terras waar je de heerlijkste drankjes en hapjes kunt krijgen. Het is Scheveningen in de zomer, maar dan in de winter. Snap je?’ ‘Nee.’ ‘Wat was je van plan om zaterdagmiddag om halfzes te gaan doen?’ Jolijn kijkt me streng aan. ‘De kerstboom versieren,’ lieg ik razendsnel. ‘Leuk! In je eentje?’ Ai, die deed pijn. Jolijn heeft overduidelijk besloten om zwaarder geschut in te zetten. ‘Ik kom je zondagmiddag gezellig helpen met die roze glitterkunstkerstboom van je, als jij zaterdagmiddag om halfzes met je hippe Finse muts op het terras van de ijsbaan zit.’ ‘Met mijn hippe Finse muts?’ gil ik uit. Het grof gebreide geval in de meest idiote kleuren en voorzien van wel honderd pompoenen die alle kanten op wapperen heb ik vorige week van mijn moeder gekregen nadat ze een paar dagen in een iglohotel in Finland had gelogeerd. ‘Dan ben je tenminste herkenbaar!’ Ik vervloek Jolijn en tegelijkertijd ook nog even mijn moeder omdat ze toch echt wel met een wat leuker cadeautje uit Finland terug had kunnen komen. Die Finnen staan tenslotte bekend om hun geinige designdingetjes, maar mijn moeder vond mij klaarblijkelijk niet meer waard dan een gruwelijke Finse rommelmarkt muts.
‘Kom op nou, Sarah. Lekker even op een terrasje met elkaar kletsen, dat is alles! Zo ingewikkeld is dat toch niet?’ Ik kijk mijn vriendin aan en zie de onuitgesproken woorden in haar ogen. En daarna kruip je fijn samen onder de warme wol en leef je de komende vijftig jaar nog lang en gelukkig verder. Ik probeer nog wat argumenten te bedenken waarom ik niet ga, maar langzaam voel ik mijn strijdlust verdwijnen, en ik besluit dat ik maar beter op kan geven. ‘En hoe herken ik deze megafantastische broer van een collega van jou?’ vraag ik spottend. ‘Hij herkent jou wel aan je muts, maar ik zal zeggen dat hij twee verschillende handschoenen aan moet trekken.’ Zuchtend loop ik het huis uit. Hier ben ik weer mooi in getrapt! Het is waterkoud als ik die zaterdag om kwart over vijf een plekje zoek op het overvolle terras van de ijsbaan. Het is er hartstikke druk met gezinnen met kinderen die enthousiast gillend hun eerste meters maken op het gladde ijs. Op het terras kijken de ouders toe, terwijl ze zich laven aan hete alcoholische dranken. En er zijn pubers, een heleboel lange slungelige pubers die de hele tijd rondjes om elkaar heen schaatsten en elkaar af en toe een duwtje geven. Ik voel allerlei ogen op me gericht en hier en daar zelfs wat gemurmel en zacht gegrinnik. Maar ja, wat wil je met zo’n muts! Ik kijk om me heen naar een plek en wurm me een weg door de drukte. Even verderop is nog een klein plekje, aan een tafel met twee afgepeigerde ouders en drie kleine kinderen. De tafel is een uitstalling van wanten, oorwarmers en mutsen, overgoten met een saus van vermoeid kindergejengel. Er gaat een cola omver en het is duidelijk dat de vader verlangend uitkijkt naar de maandagochtend. Ik bestel een warme chocolademelk zonder slagroom en bekijk de schaatsers. Het is al donker. De lichtjes in de bomen en het geluid van knapperend hout dat uit de vuurkorven komt, maakt het geheel tot een feeëriek gebeuren. Uit de boxen knalt Chris Rea, die alweer een afslag heeft gemist en nog steeds niet thuis is. De warmte van de chocolademelk doet zijn werking en ik doezel een beetje weg. ‘Eh, mag ik even wat vragen?’ Ik kijk op. Voor me staat een slanke knul met blonde krullen en prachtige blauwe ogen. ‘Stoor ik?’ Terwijl hij het zegt, ademt hij kleine wolkjes uit en slaat zijn handen tegen elkaar om zichzelf warm te houden. Pas op dat moment valt bij mij het kwartje. Mijn blind date. Mijn ijsbaanafspraakje. Jolijn, ik houd van je! ‘Nee, natuurlijk stoor je niet. Ga zitten. Wat goed dat je me kon vinden in die drukte. Wil je ook een warme chocolademelk?’ De knul kijkt me verbaasd aan en gaat bedeesd naast me zitten, dicht tegen me aan want zoveel ruimte is er niet. ‘Ik ben Sarah. Weet je dat ik hier eigenlijk helemaal geen zin in had,’ ratel ik achter elkaar door, overweldigd als ik ben door het indrukwekkende uiterlijk van deze knul. ‘Eh, ik zit eigenlijk met mijn vriendin daar verderop. Ik heb nog geen kerstcadeautje voor haar en ze moest enorm lachen om die muts van jou.’
‘Mijn muts?’ ‘Ja, dat hysterische gebreide geval dat je op je hoofd hebt. Weet je waar ik die kan kopen?’ ‘In een boetiekje in Finland,’ zeg ik op bedeesde toon. ‘Oké, dat gaat dus niet meer lukken. Dan maar weer een kookboek van Jamie Oliver.’ De jongen maakt zich zo snel mogelijk uit de voeten. Met een rood hoofd kijk ik hem na. Ik haat Jolijn en ik zou het liefst drie meter door het ijs zakken. Ik weet de neiging om op te staan en snel weg te lopen te onderdrukken en bestel nog een warme chocolademelk met een hoop slagroom en een dubbele hoeveelheid rum. Op het ijs zwiert een ouder echtpaar ouderwets over het ijs op de klanken van Why Couldn’t It Be Christmas Everyday. Ik moet er niet aan denken, elke dag Kerstmis! En terwijl ik zit te peinzen over 365 dagen kerst met kalkoen, rode wijn en mijn roze glitterboom in de hoek van de kamer, staat er plotseling een man voor me. Hij is tenger, maar heeft de mooiste en vrolijkste ogen die ik ooit heb gezien. ‘Eh, mag ik even wat vragen? Die muts?’ Pfff, nee hè, niet weer! Weer zo’n ongelofelijk lekker exemplaar dat mijn muts onder de kerstboom wil leggen voor zijn liefste. ‘Het is Fins design, met de hand gemaakt en niet te betalen. Als je ook zo’n gebreid geval met pompoenen aan je vriendin wilt geven, moet je eerst drie dagen op een rendier gaan zitten. Dat beest brengt je naar een afgelegen houten hut waar acht Finse dames ploegendiensten draaien en deze mutsen breien. Het is even reizen, maar dan heb je ook wat.’ Ik zie de knul naar me kijken alsof ik niet goed bij mijn hoofd ben en ik kijk verder niet op of om als hij gehaast wegloopt. Naast mij begint een meisje van vier onbedaarlijk hard te lachen. ‘Mam, die meneer! Kijk nou, die meneer heeft een rode en een gele handschoen aan!’